Opmerkingen, voorzorgsmaatregelen, en
waarschuwingen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING: EEN WAARSCHUWING duidt potentiële schade aan hardware of potentieel
gegevensverlies aan en vertelt u hoe het probleem kan worden vermeden.
GEVAAR: Een GEVAAR-KENNISGEVING duidt op een risico op schade aan eigendommen,
lichamelijk letsel of overlijden.
auteursrecht en intellectueel eigendom binnen en buiten de VS. Dell™ en het Dell-logo zijn handelsmerken van Dell
Inc. in de Verenigde Staten en/of andere jurisdicties. Alle overige merken en namen in dit documenten kunnen
handelsmerken van hun respectieve eigenaren zijn.
2015 - 03
Ver. A00
Page 3
Inhoudsopgave
1 Aan de computer werken.................................................................................... 5
Voordat u aan de computer gaat werken............................................................................................ 5
6 Contact opnemen met Dell.............................................................................. 52
4
Page 5
1
Aan de computer werken
Voordat u aan de computer gaat werken
Volg de onderstaande veiligheidsrichtlijnen om uw eigen veiligheid te garanderen en de computer tegen
mogelijke schade te beschermen. Tenzij anders aangegeven, wordt er bij elke procedure in dit document
van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
•U hebt de veiligheidsinformatie geraadpleegd die bij uw computer is geleverd.
•Een onderdeel kan worden vervangen of, indien afzonderlijk aangeschaft, worden geïnstalleerd door
de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren.
GEVAAR: Koppel alle voedingsbronnen los voordat u de computerbehuizing of -panelen opent.
Zodra u klaar bent met de werkzaamheden binnen de computer, plaatst u de behuizing en alle
panelen en schroeven terug voordat u de computer weer aansluit op de voedingsbron.
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u
werkzaamheden binnen de computer uitvoert. Raadpleeg voor meer informatie over
veiligheidsrichtlijnen onze webpagina over wet- en regelgeving op
regulatory_compliance .
WAARSCHUWING: Een groot aantal reparaties mag alleen door een erkend servicemonteur
worden uitgevoerd. U mag alleen probleemoplossing en eenvoudige reparaties uitvoeren zoals
toegestaan volgens de documentatie bij uw product of zoals geïnstrueerd door het on line of
telefonische team voor service en ondersteuning. Schade die het gevolg is van onderhoud dat
niet door Dell is geautoriseerd, wordt niet gedekt door uw garantie. Lees de veiligheidsinstructies
die bij het product zijn geleverd en leef deze na.
WAARSCHUWING: Voorkom elektrostatische ontlading door uzelf te aarden met een
aardingspolsbandje of door regelmatig een ongeverfd metalen oppervlak aan te raken, zoals een
connector aan de achterkant van de computer.
WAARSCHUWING: Ga voorzichtig met componenten en kaarten om. Raak de componenten en
de contacten op kaarten niet aan. Pak kaarten vast bij de uiteinden of bij de metalen
bevestigingsbeugel. Houd een component, zoals een processor, vast aan de uiteinden, niet aan
de pinnen.
WAARSCHUWING: Verwijder kabels door aan de stekker of aan de kabelontlastingslus te trekken
en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels zijn voorzien van een connector met borglippen. Als u
dit type kabel loskoppelt, moet u de borglippen ingedrukt houden voordat u de kabel verwijdert.
Trek connectoren in een rechte lijn uit elkaar om te voorkomen dat connectorpinnen verbuigen.
Ook moet u voordat u een kabel verbindt, controleren of beide connectoren op juiste wijze zijn
opgesteld en uitgelijnd.
OPMERKING: De kleur van uw computer en bepaalde onderdelen kunnen verschillen van de kleur
die in dit document is afgebeeld.
www.dell.com/
5
Page 6
Om schade aan de computer te voorkomen, moet u de volgende instructies opvolgen voordat u in de
computer gaat werken.
1.Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak en schoon is, om te voorkomen dat de computerkap bekrast
raakt.
2.Schakel uw computer uit (zie Uw computer uitschakelen).
3.Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los.
WAARSCHUWING: Wanneer u een netwerkkabel wilt verwijderen, moet u eerst de connector
van de netwerkkabel uit de computer verwijderen en daarna de netwerkkabel loskoppelen
van het netwerkapparaat.
4.Verwijder alle stekkers van netwerkkabels uit de computer.
5.Haal de stekker van de computer en van alle aangesloten apparaten uit het stopcontact.
6.Sluit het beeldscherm en zet de computer ondersteboven op een plat werkoppervlak neer.
OPMERKING: U voorkomt schade aan het moederbord door de hoofdbatterij te verwijderen
voordat u de computer een onderhoudsbeurt geeft.
7.Verwijder de onderplaat.
8.Verwijder de hoofdbatterij.
9.Zet de computer met de bovenzijde omhoog.
10. Klap het beeldscherm open.
11. Houd de aan-uitknop een aantal seconden ingedrukt om het moederbord te aarden.
WAARSCHUWING: U beschermt zich tegen elektrische schokken door altijd eerst de stekker
uit het stopcontact te halen voordat u de computerbehuizing opent.
WAARSCHUWING: Raak onderdelen pas aan nadat u zich hebt geaard door een ongeverfd
metalen oppervlak van de behuizing aan te raken, zoals het metaal rondom de openingen
voor de kaarten aan de achterkant van de computer. Raak tijdens het werken aan uw
computer af en toe een ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische
elektriciteit, die schadelijk kan zijn voor interne componenten, te ontladen.
12. Verwijder eventueel geïnstalleerde ExpressCards of smartcards uit de sleuven.
Uw computer uitschakelen
WAARSCHUWING: U voorkomt gegevensverlies door alle gegevens in geopende bestanden op te
slaan en de bestanden te sluiten. Sluit vervolgens alle geopende programma's voordat u de
computer uitzet.
1.Sluit het besturingssysteem af:
•In Windows 8.1:
– Het gebruik van een apparaat met aanraakfunctie:
a.Beweeg vanaf de rechterrand van het scherm om het Charms-menu te openen en
selecteer Settings (Instellingen).
b.Selecteer het en selecteer vervolgens Shut down (Afsluiten).
Of
*Tik op het Startscherm op en selecteer vervolgens Shut down (Afsluiten).
6
Page 7
– Het gebruik van een muis:
a.Wijs naar de hoek rechtsboven in het scherm en klik op Settings.(Instellingen).
b.Klik op het en selecteer Shut down (Afsluiten).
Of
*Klik op het Startscherm op en selecteer vervolgens Shut down (Afsluiten).
•In Windows 7:
1.
Klik op Start.
2.Klik op Shutdown (Afsluiten).
of
1.Klik op Start.
2.Klik op de pijl in de rechteronderhoek van het menu Start, zoals hieronder wordt getoond,
en klik vervolgens op Shutdown (Afsluiten)..
2.Controleer of alle op de computer aangesloten apparaten uitgeschakeld zijn. Houd de aan-uitknop
zes seconden ingedrukt, indien uw computer en aangesloten apparaten niet automatisch worden
uitgeschakeld wanneer u het besturingssysteem afsluit.
Nadat u aan de computer heeft gewerkt
Nadat u de onderdelen hebt vervangen of teruggeplaatst, moet u controleren of u alle externe apparaten,
kaarten, kabels etc. hebt aangesloten voordat u de computer inschakelt.
WAARSCHUWING: U voorkomt schade aan de computer door alleen de batterij te gebruiken die
voor deze specifieke Dell-computer is ontworpen. Gebruik geen batterijen die voor andere Dellcomputer zijn ontworpen.
1.Sluit externe apparaten, zoals een poortreplicator of een mediastation aan en plaats alle kaarten,
zoals een ExpressCard, terug.
2.Sluit alle telefoon- of netwerkkabels aan op uw computer.
WAARSCHUWING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het
netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
3.Plaats de batterij terug.
4.Plaats de onderplaat terug.
5.Sluit uw computer en alle aangesloten apparaten aan op het stopcontact.
6.Zet de computer aan.
7
Page 8
Het verwijderen en installeren van
onderdelen
Deze paragraaf beschrijft gedetailleerd hoe de onderdelen moeten worden verwijderd uit, of worden
geïnstalleerd in uw computer.
Aanbevolen hulpmiddelen
Bij de procedures in dit document heeft u mogelijk de volgende hulpmiddelen nodig:
•Kleine sleufkopschroevendraaier
•#0 kruiskopschroevendraaier
•#1 kruiskopschroevendraaier
•Klein plastic pennetje
De onderplaat verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Voer de volgende stappen uit om de onderplaat uit de computer te verwijderen:
a. Verwijder de schroeven waarmee de onderplaat aan de computer is bevestigd.
b. Wrik de onderplaat los van de computer.
2
OPMERKING: Het kan zijn dat u de onderplaat met een scherp hulpmiddel vanaf de randen
moet loswrikken.
3.Verwijder de onderplaat van de computer.
8
Page 9
De onderplaat plaatsen
1.Plaats de onderplaat op de schroefgaten op de computer.
2.Draai de schroeven vast waarmee de onderplaat aan de computer wordt bevestigd.
3.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De batterij verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de onderplaat.
3.De batterij verwijderen uit de computer:
a. Verwijder de tape waarmee de batterij is vastgemaakt [1].
b. Koppel de batterijkabel los van de aansluiting op het moederbord [2].
4.Voer de volgende stappen uit:
a. Verwijder de schroeven waarmee de batterij aan de computer vastzit [1].
b. Verwijder de batterij uit de computer [2].
9
Page 10
De batterij plaatsen
1.Plaats de batterij op zijn locatie in de computer.
2.Sluit de batterijkabel aan op de connector op het moederbord.
3.Plak de tape vast om de batterijkabel te bevestigen.
4.Draai de schroeven aan waarmee de batterij aan de systeemkast vastzit.
5.Plaats de onderplaat.
6.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De audiokaart verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Koppel de kabel van de audiokaart los van de connector op het moederbord [1].
b. Verwijder de schroef waarmee de geluidskaart aan de computer is bevestigd [2].
c. Verwijder de audiokaart uit de computer [3].
10
Page 11
De audiokaart installeren
1.Plaats de audiokaart op zijn locatie in de computer.
2.Draai de schroef vast waarmee de geluidskaart aan de computer wordt bevestigd.
3.Sluit de kabel van de audiokaart aan op de bijbehorende connector op het moederbord.
4.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het beeldscherm verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.Het beeldscherm verwijderen uit de computer:
a. Koppel de netwerkkabel los van de connector op het moederbord [1].
b. Verwijder de schroeven waarmee de metalen beugel aan het moederbord is bevestigd [2].
c. Verwijder de metalen beugel om toegang te krijgen tot de beeldschermkabel [3].
d. Koppel de beeldschermkabel los van de connector op het moederbord [4].
11
Page 12
4.Verwijder de schroeven waarmee de scharnieren van het beeldscherm aan de computer zijn
bevestigd [1] en open het beeldscherm [2].
5.Trek de toetsenbordbasis weg van het beeldscherm om ze te scheiden.
12
Page 13
Het beeldscherm plaatsen
1.Plaats het beeldscherm op de computer.
2.Plaats de scharnieren van het beeldscherm precies op de schroefgaten op de computer.
3.Draai de schroeven vast om het beeldscherm te bevestigen op de computer.
4.Sluit de beeldschermkabel aan op de connector op het moederbord.
5.Plaats de metalen beugel om de beeldschermkabel te bevestigen en draai de schroeven aan om de
metalen beugel vast te zetten.
6.Sluit de netwerkkabel aan op de connector op het moederbord.
7.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
8.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het montagekader van het beeldscherm verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. beeldscherm
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Trek de plastic tape los om toegang te krijgen tot de schroeven van het montagekader [1].
b. Verwijder de schroeven waarmee het montagekader aan het beeldscherm is bevestigd [2].
13
Page 14
4.Wrik de randen los om het montagekader los te maken [1] en verwijder het montagekader van het
beeldscherm [2].
Het montagekader van het beeldscherm plaatsen
1.Plaats het montagekader van het beeldscherm op het beeldscherm.
2.Druk op het montagekader van het beeldscherm, beginnend boven in de hoek, en werk om het
beeldscherm heen totdat het kader vastklikt.
3.Draai de schroeven vast waarmee het montagekader op het beeldscherm wordt bevestigd.
4.Bevestig de plastic tape om de schroeven van het montagekader vast te zetten.
5.Plaats:
a. beeldscherm
14
Page 15
b. batterij
c. onderplaat
6.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het beeldschermpaneel verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. beeldscherm
d. montagekader van het beeldscherm
3.Het beeldschermpaneel losmaken van het beeldscherm:
a. Verwijder de schroeven waarmee het beeldschermpaneel aan het beeldscherm is bevestigd [1].
b. Til het beeldschermpaneel en draai het om zodat u bij de eDP-kabel kunt komen [2].
4.Trek het plakband [1] los om bij de eDP-kabel te komen [2].
15
Page 16
5.Koppel de eDP-kabel los van de connector [1] en verwijder het beeldschermpaneel van het
beeldscherm [2].
Het beeldschermpaneel plaatsen
1.Sluit de eDP-kabel aan op de connector en bevestig het plakband.
2.Plaats het beeldschermpaneel precies op de schroefgaten van het beeldscherm.
3.Draai de schroeven vast waarmee het beeldschermpaneel op het beeldscherm wordt bevestigd.
4.Plaats:
a. montagekader van het beeldscherm
b. beeldscherm
c. batterij
d. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De camera verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. beeldscherm
d. montagekader van het beeldscherm
3.De camera verwijderen van het beldscherm:
a. Koppel de camerakabel los van de connector op het beeldscherm [1].
b. Wrik de camera los en verwijder deze uit het beeldscherm [2].
16
Page 17
De camera plaatsen
1.Monteer de camera op zijn plaats op het beeldscherm.
2.Sluit de beeldschermkabel aan op de connector op het beeldschermpaneel.
3.Plaats:
a. montagekader van het beeldscherm
b. beeldscherm
c. batterij
d. onderplaat
4.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De voedingsconnectorpoort verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. beeldscherm
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Koppel de kabel van de voedingsconnectorpoort los van de connector op het moederbord [1].
b. Verwijder de stroomconnectorpoort uit de computer [2].
17
Page 18
De voedingsconnectorpoort installeren
1.Plaats de voedingsconnectorpoort op zijn locatie in de computer.
2.Sluit de kabel van de voedingsconnectorpoort aan op de connector op het moederbord.
3.Plaats:
a. beeldscherm
b. batterij
c. onderplaat
4.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De vaste schijf verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Koppel de kabel van de vaste schijf los van de bijbehorende connector op het moederbord [1].
b. Verwijder de schroeven waarmee de vaste schijf aan de computer vastzit [2].
18
Page 19
4.Verwijder de vaste schijf uit de computer.
5.Trek de kabel van de harde schijf los uit de connector op de vaste schijf.
19
Page 20
6.Verwijder de schroeven waarmee de beugel van de vaste schijf aan de vaste schijf [1] vastzit en
verwijder de vaste schijf van de beugel van de vaste schijf [2].
De vaste schijf plaatsen
1.Plaats de vaste schijf in de assemblage en zorg dat de schroefgaten op de juiste plek zitten, zodat de
schroeven kunnen worden aangedraaid en de beugel van de vaste schijf vastzit.
2.Sluit de kabel van de vaste schijf aan op de bijbehorende connector op de vaste schijf.
3.Plaats de vaste schijf in de betreffende sleuf in de computer.
4.Sluit de kabel van de vaste schijf aan op de bijbehorende connector op het moederbord.
5.Draai de schroeven aan waarmee de vaste schijf in de computer vastzit.
6.Plaats:
20
Page 21
a. batterij
b. onderplaat
7.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De LED-kaart verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. Steun voor vaste schijf
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Koppel de kabel van de LED-kaart los van de connector op het moederbord [1] [2].
b. Verwijder de schroef waarmee de LED-kaart aan in de computer is bevestigd [3].
c. Verwijder de LED-kaart uit de computer [4].
De LED-kaart plaatsen
1.Plaats de LED-kaart op zijn locatie in de computer.
2.Draai de schroef vast om de LED-kaart aan de computer te bevestigen.
3.Sluit de kabel van de LED-kaart aan op de bijbehorende connector op het moederbord.
4.Plaats:
a. Steun voor vaste schijf
b. batterij
c. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het geheugen verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
21
Page 22
b. batterij
3.Wrik de klemmen los waarmee de geheugenmodule vastzit totdat het geheugen los schiet en
verwijder het geheugen vervolgens van het moederbord.
Het geheugen installeren
1.Steek het geheugen in de geheugenhouder totdat de klemmen het geheugen vastklemmen.
2.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
3.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De knoopbatterij verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Koppel de kabel van de knoopbatterij los van de bijbehorende connector op het moederbord [1].
b. Trek het plakband los om de kabel van de knoopcelbatterij los te maken [ 2].
c. Maak de kabel van de knoopcelbatterij los uit de geleiders [3].
d. Wrik de knoopbatterij los om deze uit de computer te verwijderen [4].
22
Page 23
De knoopbatterij plaatsen
1.Plaats de knoopbatterij op de juiste plek in de systeemkast.
2.Leid de kabel van de knoopbatterij langs de geleidekanalen.
3.Plak de kabel van de knoopbatterij vast met plakband.
4.Sluit de kabel van de knoopbatterij aan op de bijbehorende connector op het moederbord.
5.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
6.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De rand van het toetsenbord verwijderen
1.Volg de stappen in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Wrik de rand van het toetsenbord langs de hele rand los.
OPMERKING: Het kan zijn dat u de rand met een scherp hulpmiddel rondom van het
toetsenbord moet loswrikken.
3.Verwijder de toetsenbordrand van het toetsenbord.
23
Page 24
De toetsenbordrand plaatsen
1.Druk de toetsenbordrand op het toetsenbord totdat deze vastklikt.
2.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het toetsenbord verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. batterij
b. onderplaat
c. rand van het toetsenbord
OPMERKING: Na het verwijderen van de rand van het toetsenbord, draait u de computer om
voor toegang tot de toetsenbordkabel.
3.Koppel de toetsenbordkabel los van de connector op het moederbord [1] [2].
4.Draai de computer om en verwijder de schroeven waarmee het toetsenbord aan de computer is
bevestigd.
24
Page 25
5.Voer de volgende stappen uit:
a. Wrik het toetsenbord los om deze uit de computer te verwijderen [1].
b. Verwijder het toetsenbord uit de computer [2].
Het toetsenbord plaatsen
1.Plaats het toetsenbord precies op de schroefgaten op de computer.
2.Draai de computer om en sluit de toetsenbordkabel aan op de connector op het moederbord.
3.Draai de schroeven vast om het toetsenbord te bevestigen aan de computer.
4.Plaats:
a. rand van het toetsenbord
b. batterij
c. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
25
Page 26
De WLAN-kaart verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Verwijder de schroef waarmee de metalen beugel is vastgezet op de WLAN-kaart [1].
b. Verwijder de metalen beugel om toegang te krijgen tot de WLAN-kabels [2].
c. Koppel de WLAN-kabels los van de connectors op de WLAN-kaart [3].
d. Verwijder de WLAN-kaart uit de connector op het moederbord [4].
De WLAN-kaart plaatsen
1.Plaats de WLAN-kaart in de betreffende connector op het moederbord.
2.Sluit de WLAN-kabels aan op de connectors op de WLAN-kaart.
3.Plaats de metalen beugel om de WLAN-kabels te bevestigen.
4.Draai de schroef vast om de WLAN-kaart te bevestigen op het moederbord.
5.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
6.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De warmteafleider verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
3.De warmteafleider losmaken van het moederbord:
a. Verwijder de schroeven waarmee de warmteafleider is bevestigd uit de metalen beugel [1].
b. Verwijder de metalen beugel uit het moederbord [2].
c. Verwijder de schroef waarmee de warmteafleider aan het moederbord vastzit [3].
26
Page 27
4.Voer de volgende stappen uit:
a. Verwijder de schroeven waarmee de warmteafleider aan het moederbord is bevestigd [1] [2] [3].
b. Verwijder de warmteafleider van het moederbord [4].
De warmteafleider plaatsen
1.Plaats de warmteafleider in de juiste positie op het moederbord.
2.Plaats de metalen beugel en draai de schroeven aan zodat de metalen beugel is bevestigd op het
moederbord.
3.Draai de schroeven vast waarmee de warmteafleider aan het moederbord vastzit.
4.Plaats:
a. batterij
b. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
27
Page 28
Het moederbord verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. geheugen
d. warmteafleider
3.Koppel de volgende kabels los van de systeemkaart [1] [2]:
a. toetsenbord
b. touchpad
c. LED-kaart
d. netwerk en luidspreker [3]
e. steun voor vaste schijf [4]
f. knoopbatterij en de stroomconnectorpoort [5]
g. beeldscherm [6]
4.Voer de volgende stappen uit om het moederbord uit de computer te verwijderen:
a. Verwijder de schroeven waarmee het moederbord op de computer is bevestigd [1].
b. Verwijder het moederbord uit de computer [2].
28
Page 29
Het moederbord plaatsen
1.Plaats het moederbord op de juiste plek in de computer.
2.Draai de schroeven vast om het moederbord te bevestigen aan de computer.
3.Sluit de volgende kabels aan op de connectoren op het moederbord:
a. beeldscherm
b. knoopbatterij en de stroomconnectorpoort
c. Steun voor vaste schijf
d. netwerk en luidspreker
e. LED-kaart
f. touchpad
g. toetsenbord
4.Plaats:
a. warmteafleider
b. geheugen
c. batterij
d. onderplaat
5.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De luidspreker verwijderen
1.Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2.Verwijder de volgende onderdelen:
a. onderplaat
b. batterij
c. geheugen
d. warmteafleider
e. moederbord
3.Voer de volgende stappen uit:
a. Verwijder de schroeven waarmee de luidspreker aan de computer vastzit [1].
b. Verwijder de luidspreker uit de computer [2].
29
Page 30
De luidspreker plaatsen
1.Plaats de luidspreker op de juiste plek in de computer.
2.Draai de schroeven aan om de luidspreker aan de computer te bevestigen.
3.Plaats:
a. moederbord
b. warmteafleider
c. geheugen
d. batterij
e. onderplaat
4.Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
30
Page 31
3
Installatie van het systeem
Met systeeminstallatie kunt u de hardware van uw computer beheren en de opties voor het BIOS‐niveau
opgeven. Vanaf de systeeminstallatie kunt u:
•de NVRAM-instellingen wijzigingen na het toevoegen of verwijderen van hardware
•de configuratie van de systeemhardware bekijken
•geïntegreerde apparaten in- of uitschakelen
•grenswaarden voor performance en stroombeheer instellen
•de computerbeveiliging beheren
Bootsequence (Opstartvolgorde)
Met Opstartvolgorde kunt u het opstartapparaat dat in de systeeminstallatie gespecificeerd staat,
omzeilen en rechtstreeks vanaf een specifiek apparaat opstarten (bijvoorbeeld: optische schijf of vaste
schijf). Tijdens de Power-on Self Test (POST), wanneer het logo van Dell verschijnt, kunt u:
•de systeeminstallatie openen door op <F2> te drukken
•het eenmalige opstartmenu openen door op <F12> te drukken
In het eenmalige opstartmenu staat het apparaat waar het systeem vanaf kan opstarten en de optie voor
diagnostiek. De opties van het opstartmenu zijn:
•Verwijderbare schijf (mits beschikbaar)
•STXXXX schijf
OPMERKING: XXX staat voor het nummer van de SATA-schijf.
•Optische schijf
•Diagnostiek
OPMERKING: Na het selecteren van Diagnostiek wordt het scherm ePSA-diagnostiek geopend.
In het scherm voor de opstartvolgorde wordt ook de optie weergegeven voor het openen van het
scherm systeeminstallatie.
Navigatietoetsen
De volgende tabel geeft de navigatietoetsen weer voor het installeren van het systeem.
OPMERKING: Voor de meeste system setup-opties geldt dat de door u aangebrachte wijzigingen
wel worden opgeslagen, maar pas worden geëffectueerd nadat het systeem opnieuw is opgestart.
31
Page 32
Tabel 1. Navigatietoetsen
ToetsenNavigatie
Pijl OmhoogGaat naar het vorige veld.
Pijl OmlaagGaat naar het volgende veld.
<Enter>Hiermee kunt u een waarde in het geselecteerde veld invullen (mits van toepassing)
of de verwijzing in het veld volgen.
SpatiebalkVergroot of verkleint een vervolgkeuzelijst, Mits van toepassing).
<Tab>Gaat naar het focusveld.
OPMERKING: Alleen voor de standaard grafische browser.
<Esc>Gaat naar de vorige pagina totdat u het hoofdscherm bekijkt. Door in het
hoofdscherm op <Esc> te drukken, verschijnt een melding om de niet opgeslagen
wijzigingen op te slaan en het systeem opnieuw op te starten.
<F1>Hiermee wordt het hulpbestand voor de systeeminstallatie geopend.
Opties voor Systeeminstallatie
OPMERKING: Afhankelijk van uw computer en de geïnstalleerde apparaten kunnen de onderdelen
die in dit gedeelte worden vermeld wel of niet worden weergegeven.
Tabel 2. General (Algemeen)
OptieBeschrijving
System InformationDit gedeelte bevat de belangrijkste
hardwarefuncties van de computer.
•System Information
(Systeemgegevens)
•Memory Information
(Geheugengegevens)
•Processor Information
(Processorgegevens)
•Device Information
(Apparaatgegevens)
Battery InformationGeeft de oplaadstatus van de batterij
aan.
Boot SequenceHiermee kunt u de volgorde instellen
waarin de computer een
besturingssysteem probeert te vinden.
Alle opties zijn geselecteerd:
•Diskette Drive (Diskettestation)
•Internal HDD (Interne harde schijf)
•USB Storage Device (USBopslagapparaat)
•CD/DVD/CD-RW Drive (Cd/dvd/cdrw-station)
•Onboard NIC (NIC op kaart)
32
Page 33
OptieBeschrijving
U kunt ook de optie Boot List
(Opstartlijst) kiezen. De opties zijn:
•Legacy
•UEFI
Advanced Boot OptionsHiermee kunt u de Legacy-optie ROM's
inschakelen tijdens de UEFIopstartmodus. Deze optie is standaard
ingeschakeld.
Date/TimeHiermee kunt u de datum en tijd
wijzigen.
Tabel 3. System Configuration (Systeemconfiguratie)
•Enabled w/PXE (Ingeschakeld met
PXE) (Standaardinstelling)
OPMERKING: Deze optie is
standaard uitgeschakeld. Als u deze
optie inschakelt, worden de
beschikbare UEFInetwerkprotocollen geïnstalleerd,
zodat de ingeschakelde
geïntegreerde netwerkkaarten (NIC)
door de pre-OS en de OSnetwerkfuncties kunnen worden
gebruikt. U moet
Enabled w/PXE
(Ingeschakeld met PXE)
uitschakelen om deze optie te
kunnen gebruiken.
SATA Operation
Hiermee kunt u de interne SATA-vasteschijfcontroller configureren. De opties
zijn:
•Disabled (Uitgeschakeld)
•AHCI (Standaardinstelling)
OPMERKING: SATA is
geconfigureerd om de AHCImodus te ondersteunen.
DrivesHiermee kunt u de SATA-stations
configureren. De optie is:
•SATA-0
33
Page 34
OptieBeschrijving
•SATA-1
Standaardinstelling: beide schijven zijn
ingeschakeld.
SMART ReportingMet dit veld wordt bepaald of fouten
met de harde schijf voor de
geïntegreerde apparaten tijdens het
opstarten worden gerapporteerd. Deze
technologie is onderdeel van de
specificatie SMART (Self Monitoring
Analysis en Reporting Technology).
•Enable SMART Reporting (SMARTrapportage inschakelen): deze optie
is standaard uitgeschakeld.
USB ConfigurationHiermee kunt u de USB-configuratie
definiëren. De opties zijn:
•Enable Boot Support
(Opstartondersteuning inschakelen)
•Enable External USB Port (Externe
USB-poort inschakelen)
•Enable USB 3.0 Controller (USB 3.0controller inschakelen)
Standaardinstelling: alle opties zijn
ingeschakeld.
USB PowerShareHiermee configureert u het gedrag van
de functie USB PowerShare voor het
opladen van USB-apparaten wanneer de
computer is uitgeschakeld of in de
slaapstand staat. Deze optie is standaard
uitgeschakeld.
•Enable USB PowerShare (USB
PowerShare inschakelen)
Miscellaneous DevicesHiermee kunt u de verschillende
geïntegreerde apparaten in- of
uitschakelen. De opties zijn:
•Enable Microphone (Microfoon
inschakelen)
•Enable Hard Drive Free Fall
Protection (Bescherming van de
harde schijf bij vallen inschakelen)
•Enable Camera (Camera
inschakelen)
•Enable Media Card (Mediakaart
inschakelen)
34
Page 35
OptieBeschrijving
•Disable Media Card (Mediakaart
uitschakelen)
Standaardinstelling: All devices are
enabled (Alle apparaten zijn
ingeschakeld).
Tabel 4. Video
OptieBeschrijving
LCD BrightnessHiermee kunt u de helderheid van het beeldscherm instellen wanneer de
omgevingssensor is uitgeschakeld.
Tabel 5. Security (Beveiliging)
OptieBeschrijving
Admin PasswordHiermee kunt u het beheerderswachtwoord (admin) instellen, wijzigen of
wissen.
OPMERKING: U moet eerst het beheerderswachtwoord instellen als
een beheerderswachtwoord wordt gebruikt met een
systeemwachtwoord en/of een harde-schijfwachtwoord.
OPMERKING: Wijzigingen in wachtwoorden worden onmiddellijk
effectief.
OPMERKING: Wanneer u het beheerderswachtwoord wist, wist u
automatisch ook het systeemwachtwoord en het hardeschijfwachtwoord.
OPMERKING: Wijzigingen in wachtwoorden worden onmiddellijk
effectief.
Standaardinstelling: Not set (Niet ingesteld)
System Password
Hiermee kunt u het systeemwachtwoord instellen, wijzigen of wissen.
OPMERKING: Wijzigingen in wachtwoorden worden onmiddellijk
effectief.
Standaardinstelling: Not set (Niet ingesteld)
Internal HDD-0 Password Hiermee kunt u het beheerderswachtwoord (admin) instellen, wijzigen of
wissen.
Standaardinstelling: Not set (Niet ingesteld)
Strong PasswordHiermee kunt de optie forceren om altijd veilige wachtwoorden in te stellen.
Standaardinstelling: Enable Strong Password (Sterk wachtwoord
inschakelen) is uitgeschakeld.
Password ConfigurationHier kunt u de lengte van uw wachtwoord instellen. Min = 4, max = 32
Password BypassHiermee kunt u de toestemming in- of uitschakelen voor het omzeilen van
het systeem- of interne HDD-wachtwoord, wanneer deze zijn ingesteld. De
opties zijn:
•Disabled (Uitgeschakeld) (Standaardinstelling)
35
Page 36
OptieBeschrijving
•Reboot bypass (Opnieuw opstarten omzeilen)
Password ChangeHiermee kunt u de wachtwoorden voor het systeem en de harde schijf
wijzigen wanneer het beheerderswachtwoord is ingesteld.
Standaardinstelling: Allow Non-Admin Password Changes (Wijzigingen op
niet-beheerderswachtwoorden toestaan) is geselecteerd
Non-Admin Setup
Changes
Hiermee bepaalt u of wijzigingen in de installatieopties zijn toegestaan
wanneer er een administratorwachtwoord is ingesteld. Deze optie is
uitgeschakeld.
•Allows Wireless Switch Changes (Wijzigingen schakelaar voor draadloos
netwerk toestaan)
TPM SecurityHiermee kunt u instellen of de TPM (Trusted Platform Module) in de
computer is ingeschakeld en zichtbaar is in het besturingssysteem. Als u
deze optie uitschakelt, zal de TPM niet worden ingeschakeld in de BIOS
tijdens de POST, en werkt de TPM niet en is deze niet zichtbaar voor het
besturingssysteem. Wanneer u deze optie inschakelt, wordt de TPM
ingeschakeld in de BIOS tijdens de POST en is de TPM functioneel in het
besturingssysteem.
Standaardinstelling: TPM Security (TPM-beveiliging) is niet geselecteerd.
Computrace Hiermee kunt u de optionele software Computrace in- en uitschakelen. De
opties zijn:
•Deactivate (Deactiveren) (Standaardinstelling)
•Disable (Uitschakelen)
•Activate (Activeren)
OPMERKING: Met de opties Activate (Activeren) en Disable
(Uitschakelen) wordt de functie permanent geactiveerd of
uitgeschakeld en zijn er geen andere wijzigingen meer toegestaan.
CPU XD SupportHiermee kunt u de modus Execute Disable (Uitvoeren uitschakelen) van de
processor inschakelen.
Standaardinstelling: Enable CPU XD Support (CPU XD-ondersteuning
inschakelen)
Admin Setup LockoutHiermee kunt u voorkomen dat gebruikers de Setup openen wanneer er
een administratorwachtwoord is ingesteld.
Standaardinstelling: Disabled (Uitgeschakeld)
Tabel 6. Secure Boot (Beveiligd opstarten)
OptieBeschrijving
Secure Boot EnableHiermee kunt u de Beveiligd opstarten
in- of uitschakelen. De opties zijn:
•Disabled (Uitgeschakeld)
36
Page 37
OptieBeschrijving
•Enabled (Ingeschakeld)
(Standaardinstelling)
Expert Key ManagementHiermee kunt u de
beveiligingssleuteldatabases
manipuleren alleen als het systeem in de
Aangepaste modus is. De optie Enable
Custom Mode (Aangepaste modus
inschakelen)
is standaard uitgeschakeld.
De opties zijn:
•PK
•KEK
•db
•dbx
Als u de Custom mode (Aangepaste
modus) inschakelt, verschijnen de
relevante opties voor
dbx. De opties zijn:
•Save to File (Opslaan naar bestand):
hiermee wordt de sleutel opgeslagen
in een door de gebruiker
geselecteerd bestand.
•Replace from File (Vervangen uit
bestand): hiermee wordt de huidige
sleutel vervangen door een sleutel
uit een door de gebruiker
geselecteerd bestand.
•Append from File (Toevoegen vanuit
een bestand): hiermee wordt een
sleutel toegevoegd aan een huidige
database uit een door de gebruiker
geselecteerd bestand.
•Delete (Verwijderen): hiermee wordt
de geselecteerde sleutel verwijderd.
•Reset All Keys (Alle sleutels resetten):
hiermee wordt gereset naar de
standaardinstelling.
•Delete All Keys (Alle sleutels
verwijderen): hiermee worden alle
sleutels verwijderd.
PK, KEK, db en
OPMERKING: Als u de Custom
Mode uitschakelt, worden alle
wijzigingen gewist en de sleutels
worden hersteld naar de
standaardinstellingen.
Tabel 7. Performance (Prestaties)
OptieBeschrijving
C-States ControlHiermee kunt u de aanvullende
slaapstanden van de processor in- of
uitschakelen:
37
Page 38
OptieBeschrijving
Standaardinstelling: Enable C states (Cstaat inschakelen).
Tabel 8. Power Management (Energiebeheer)
OptieBeschrijving
AC BehaviorHiermee kan de computer automatisch worden ingeschakeld wanneer de
netadapter wordt aangesloten. Deze optie is uitgeschakeld.
•Wake on AC
Auto On TimeHiermee kunt u de tijd instellen waarop de computer automatisch moet
worden ingeschakeld. De opties zijn:
•Disabled (Uitgeschakeld) (Standaardinstelling)
•Every Day (Elke dag)
•Weekdays (Op werkdagen)
•Select Days (Dagen selecteren)
USB Wake SupportHiermee kunt u instellen of USB-apparaten de computer uit de stand-
bystand mogen halen. Deze optie is uitgeschakeld.
•Enable USB Wake Support (Uit stand-by door USB inschakelen)
Wireless Radio ControlHiermee kunt u de WLAN-radio bedienen.
•Control WLAN Radio (WLAN-radio bedienen)
Standaardinstelling: De optie is uitgeschakeld.
Wake on LAN/WLANMet deze optie kan de computer opstarten vanuit de uit-stand wanneer hij
door een speciaal LAN-signaal wordt getriggerd. Inschakelen vanuit standby wordt niet beïnvloed door deze instelling en moet worden ingeschakeld
in het besturingssysteem. Deze functie werkt alleen wanneer de computer
is aangesloten op netvoeding.
•Disabled - (Uitgeschakeld) (Standaardinstelling)
•LAN Only (Alleen LAN)
•WLAN Only (Alleen WLAN)
•LAN or WLAN (LAN of WLAN)
Block SleepHiermee kunt u voorkomen dat de computer in de slaapstand gaat. Deze
optie is standaard uitgeschakeld.
•Block Sleep (S3) (Slaapstand blokkeren (S3))
Peak ShiftPeak Shift (Piekverschuiving) minimaliseert het netstroomverbruik in tijden
van piekbehoefte. Optie is standaard uitgeschakeld.
Advance Battery Charge
Configuration
Met Advance Battery Charge Configuration (Geavanceerde
batterijladingconfiguratie) wordt de batterijstatus geminimaliseerd terwijl
zwaar gebruik nog steeds wordt ondersteund gedurende de werkdag. Optie
is standaard uitgeschakeld.
Primary Battery Charge
Configuration
Hiermee kunt u de configuratie van de batterijlading wijzigen.
•Adaptive (Adaptief) (Standaardinstelling)
•Standard (Standaard)
38
Page 39
OptieBeschrijving
•ExpressCharge
•Primarily AC Use (Primair gebruik wisselstroom)
•Custom (Aangepast)
OPMERKING: Batterijinstellingen zijn niet beschikbaar voor alle
batterijtypen. Als u deze optie wilt inschakelen, moet u de
geavanceerde batterijoplaadmodus uitschakelen.
Tabel 9. POST Behavior (Gedrag POST)
OptieBeschrijving
Adapter WarningsHiermee kunt u de waarschuwingsberichten voor adapters activeren bij het
gebruik van bepaalde stroomadapters. Deze optie is standaard
ingeschakeld.
Wireless SwitchHiermee kunt u bepalen welk draadloos apparaat met de schakelaar voor
draadloze verbindingen kan worden beheerd. De opties zijn:
•Bluetooth
•WLAN
Alle opties zijn standaard ingeschakeld.
OPMERKING: In het geval van het Windows 8.1 besturingssysteem
wordt de optie Wireless Switch (Schakelaar voor draadloos
netwerkverkeer) rechtstreeks geregeld door het stuurprogramma van
het besturingssyssteem. Deze instelling beïnvloed hier dus niet het
Wireless gedrag van de schakelaar voor draadloos netwerkverkeer.
Wireless Device EnableHiermee kunt u de interne draadloze apparaten in- of uitschakelen. De
opties zijn:
•Bluetooth
•WLAN
Alle opties zijn standaard ingeschakeld.
Lid-Mounted Wireless
Activity LED
Met dit veld kunt u het in de klep van het systeem gemonteerde ledlampje
voor draadloze activiteit bedienen.
Service TagHier wordt het servicelabel van uw computer weergegeven.
Asset TagHier kunt u een inventaristag voor de computer maken als er nog geen
inventaristag is ingesteld. Deze optie is standaard niet ingesteld.
BIOS DowngradeHiermee kunt u eerdere revisies van de systeemfirmware installeren. Deze
optie is standaard ingeschakeld.
•Allow BIOS Downgrade
OPMERKING: Als u deze optie uitschakelt, wordt het installeren van een
eerdere revisie van de systeemfirmware geblokkeerd.
40
Page 41
Tabel 13. System Logs (Systeemlogboeken)
OptieBeschrijving
BIOS EventsDit laat de BIOS-log zien en geeft u de mogelijkheid de log te wissen.
•Clear Log (Logboek wissen)
Thermal EventsHiermee wordt het logboek voor thermische gebeurtenissen weergegeven
en heeft u de mogelijkheid het logboek te wissen.
•Clear Log (Logboek wissen)
Power EventsHiermee wordt het logboek voor energiegebeurtenissen weergegeven en
heeft u de mogelijkheid het logboek te wissen.
•Clear Log (Logboek wissen)
Het BIOS updaten
Het wordt aanbevolen om uw BIOS (systeeminstallatie) te updaten, tijdens het vervangen van het
moederbord, of wanneer een update beschikbaar is. Bij laptops dient ervoor te worden gezorgd dat de
accu volledig is opgeladen en de notebook op de reguliere stroomvoorziening is aangesloten.
1.Start de computer opnieuw op.
2.Ga naar dell.com/support.
3.Vul de Service Tag of Express Service Code in en klik op Submit (Verzenden).
OPMERKING: Als u de servicetag wilt vinden, klik dan op Waar is mijn servicetag?
OPMERKING: Als u uw servicetag niet kunt vinden, klik dan op Mijn product detecteren. Ga
verder met de instructies op het scherm.
4.Als u het serviceplaatje niet kunt vinden, klik dan op de productcategorie van uw computer.
5.Kies in de lijst het producttype.
6.Selecteer uw computermodel en de Productondersteuningspagina van uw computer verschijnt.
7.Klik op Stuurprogramma's ophalen en klik op Alle stuurprogramma's tonen.
De pagina met de stuurprogramma's en downloads verschijnt.
8.Selecteer op het scherm voor applicaties en stuurprogramma's, onder de vervolgkeuzelijst
Besturingssysteem, BIOS.
9.Bepaal het nieuwste BIOS-bestand en klik op Download File (Bestand downloaden).
U kunt ook controleren voor welke stuurprogramma's een update nodig is. Als u dit voor uw product
wilt doen, klikt u op Systeem analiseren voor updates en volgt u de instructies op het scherm.
10. Selecteer uw voorkeursmethode voor het downloaden in het venster Selecteer hieronder uw
voorkeursmethode voor downloaden; klik op Download File (Bestand downloaden).
Het venster File Download (Bestand downloaden) wordt weergegeven.
11. Klik op Save (Opslaan) om het bestand op uw computer op te slaan.
12. Klik op Run (Uitvoeren) om de bijgewerkte BIOS-instellingen te installeren op uw computer.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
Systeem- en installatiewachtwoord
U kunt ter beveiliging van uw computer een wachtwoord voor het systeem en de installatie aanmaken.
41
Page 42
Type wachtwoordBeschrijving
System Password
(Systeemwachtwo
ord)
Installatiewachtwo
ord
WAARSCHUWING: De wachtwoordfunctie zorgt voor een basisbeveiliging van de gegevens in uw
computer.
WAARSCHUWING: Iedereen heeft toegang tot de gegevens op uw computer als deze onbeheerd
en niet vergrendeld wordt achtergelaten.
OPMERKING: De wachtwoordfunctie is bij levering van uw computer uitgeschakeld.
Wachtwoord dat moet worden ingevuld om aan uw systeem in te loggen.
Wachtwoord dat moet worden ingevuld voor toegang en het aanbrengen van
wijzigingen aan de BIOS-instellingen van uw computer.
Een systeem- en installatiewachtwoord toewijzen
U kunt een nieuw Systeemwachtwoord en/of Installatiewachtwoord toewijzen, of een bestaand
Systeemwachtwoord en/of Installatiewachtwoord alleen wijzigen wanneer
WachtwoordstatusOntgrendeld is. Als de wachtwoordstatus Vergrendeld is, kunt u het
systeemwachtwoord niet wijzigen.
OPMERKING: Als de wachtwoord-jumper is uitgeschakeld, worden de bestaande wachtwoorden
voor systeem en installatie verwijderd en heeft u geen systeemwachtwoord nodig om op de
computer in te loggen.
Druk voor het openen van een system setup na het aanzetten of opnieuw opstarten van de computer
meteen op <F2>.
1.Selecteer in het scherm System BIOS (Systeem BIOS), of System Setup (Systeeminstallatie) System
Security (Systeembeveiliging) en druk op <Enter>.
Het scherm Systeembeveiliging wordt geopend.
2.Controleer in het scherm Systeembeveiliging of de Wachtwoordstatus ontgrendeld is.
3.Selecteer Systeemwachtwoord, wijzig of verwijder het huidige systeemwachtwoord en druk op
<Enter> of <Tab>.
Hanteer de volgende richtlijnen om het systeemwachtwoord toe te kennen:
•Een wachtwoord mag bestaan uit maximaal 32 tekens.
•Het wachtwoord mag de nummers 0 t/m 9 bevatten.
•Er mogen alleen kleine letters worden gebruikt.
•Alleen de volgende speciale tekens zijn toegestaan: spatie, (”), (+), (,), (-), (.), (/), (;), ([), (\), (]), (`).
Vul het systeemwachtwoord op aangeven nogmaals in.
4.Vul hetzelfde systeemwachtwoord als daarvoor in en klik op OK.
5.Selecteer Installatiewachtwoord, vul het systeemwachtwoord in en druk op <Enter> of <Tab>.
Er verschijnt een melding om het installatiewachtwoord nogmaals in te vullen.
6.Vul hetzelfde wachtwoord als daarvoor in en klik op OK.
7.Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
8.Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
42
Page 43
Verwijderen of wijzigen van een bestaand wachtwoord voor het systeem
en/of de installatie
Zorg dat de Password Status (Wachtwoordstatus) in de systeeminstallatie ontgrendeld is voordat het
wachtoord voor het systeem en/of de installatie gewijzigd wordt. U kunt geen van beide wachtwoorden
verwijderen of wijzigen als de
Druk na het aanzetten of opnieuw opstarten van de computer meteen op <F2>.
1.Selecteer in het scherm System BIOS (Systeem BIOS), of System Setup (Systeeminstallatie) System
Security
Het scherm System Security (Systeembeveiliging) wordt geopend.
2.Controleer in het scherm System Security (Systeembeveiliging), of de Password Status ontgrendeld
is
3.Selecteer System Password (Systeemwachtwoord), wijzig of verwijder het huidige
systeemwachtwoord en druk op <Enter> of <Tab>.
4.Selecteer Setup Password (Installatiewachtwoord), wijzig of verwijder het huidige
installatiewachtwoord en druk op <Enter> of <Tab>.
5.Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
6.Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan en de systeeminstallatie te verlaten.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
(Systeembeveiliging) en druk op <Enter>.
.
OPMERKING: Vul bij het wijzigen van het systeem- en/of installatiewachtwoord het nieuwe
wachtwoord in wanneer de melding daarvoor verschijnt. Als een van beide of beide
wachtwoorden wordt verwijderd, dient de melding daarover ook te worden bevestigd.
Password Status (Wachtwoordstatus) geblokkeerd is.
43
Page 44
Technische specificaties
OPMERKING: Aanbiedingen kunnen per regio verschillen. De volgende specificaties worden in
naleving van de wet bij de computer meegeleverd. Ga voor meer informatie over de configuratie
van uw computer naar Help en ondersteuning in uw Windows-besturingssysteem en selecteer de
optie om informatie over uw computer te bekijken.
Systeemgegevens
ChipsetIntel Bay Trail-M (geïntegreerd met de processor)
Processor
Type
Video
Type videoGeïntegreerd in moederbord
GegevensbusGeïntegreerde video
Videocontroller:
Intel Pentium
Intel Celeron
•Intel Pentium
•Intel Celeron
Intel Integrated HD Graphics
4
Geheugen
GeheugenconnectorEén SODIMM-sleuf
Geheugencapaciteit2 GB, 4 GB en 8 GB
Type geheugen1333 MHz DDR3L
Minimumgeheugen2 GB
Maximumgeheugen8 GB
Audio
TypeTweekanaals high-definition audio
ControllerRealtek ALC3234-CG controller
Stereoconversie24-bit (analoog-naar-digitaal en digitaal-naar-
analoog)
Interface:
InternHigh-definition audio
44
Page 45
Audio
ExternGecombineerde connnector voor microfooningang/
stereohoofdtelefoon
LuidsprekersTwee (2W per kanaal)
Ingebouwde luidsprekerversterkerTwee (2W per kanaal)
GeluidsregelaarsSoftwareprogrammamenu's, mediatoetsen en
functietoetsen toetsenbord
Communicatie
Netwerkadapter10/100/1000 Mbps Ethernet LAN
Wireless (Draadloos)
Poorten en connectoren
AudioEén gecombineerde connector voor audio-ingang/
VideoEén 19-pins HDMI-connector
NetwerkadapterEén rj-45-netwerkadapter
USB
•Intel Dual Band Wireless - 7265 802.11AC Wi-Fi +
BT 4.0 LE draadloze kaart (2x2)
•Intel Dual Band Wireless - 7265 802.11AGN Wi-Fi +
BT 4.0 LE draadloze kaart (2x2)
uitgang
•Eén USB 2.0-compatibele connector
•Eén USB 3.0 PowerShare-connector
GeheugenkaartlezerSD 3.0 geheugenkaartlezer
Camera
Resolutie1280 x 720 pixels
Videoresolutie (maximum)1280 x 720 pixels
Diagonale kijkhoek74 graden
Beeldscherm
Type
Niet-touchHD antischittering
Grootte11,60 inch
Actieve gedeelte (X/Y)256,12 mm x 144,00 mm (10,08 inch x 5,67 inch)
Afmetingen:
Hoogte168,50 mm (6,63 inch)
Breedte268,50 mm (10,57 inch)
Maximale resolutie1366 x 768 pixels bij 262K kleuren
Maximale helderheid220 nits
45
Page 46
Beeldscherm
Vernieuwingssnelheid60 Hz
Werkhoek0° (gesloten) tot 187,5°
Minimale gezichtshoeken:
HorizontaalHD +40/-40 graden
VerticaalHD +10/-30 graden
Pixel pitch0,2148 mm x 0,2148 mm
Toetsenbord
Aantal toetsen
Touchpad
Actieve gedeelte:
X-as102,40 mm (4,03 inch)
Y-as57,40 mm (2,26 inch)
Batterij
TypeLi-polymeer 3-cels (3,43 Ah) (38 wattuur)
Afmetingen:
Diepte233,00 mm (9,17 inch)
Hoogte7,05 mm (0,28 inch)
Breedte94,80 mm (3,73 inch)
Gewicht265,00 g (0,58 lb)
Spanning11,1 VDC
Verwachte oplaadtijd met computer uit
(ExpressCharge)
•0~15 °C: 4 uur
•16~45 °C: 2 uur
•46~60 °C: 3 uur
•Verenigde Staten en Canada: 82 toetsen
•Europa en Brazilië: 83 toetsen
•Japan: 86 toetsen
Temperatuurbereik:
Operationeel0 °C tot 35 °C (32 °F tot 95 °F)
Niet in bedrijf-40 °C tot 65 °C (-40 °F tot 149 °F)
KnoopbatterijCR2032-lithium-ionbatterij van 3 V
46
Page 47
AC Adapter
Type65 W65W HF-vrij / niet HF-
Ingangsspanning100 V wisselstroom tot
240 V wisselstroom
Ingangsstroom
(maximum)
Ingangsfrequentie50 Hz tot 60 Hz50 Hz tot 60 Hz50 Hz tot 60 Hz
Uitgangsstroom3,34 A (constant)3,34 A (constant)4,62 A (constant)
Nominale
uitgangsspanning
Afmetingen:
Hoogte22,00 mm (0,87 inch)28,00 mm (1,10 inch)32,00 mm (1,30 inch)
Breedte66,00 mm (2,60 inch)47,00 mm (1,90 inch)52,00 mm (2,00 inch)
Diepte106,00 mm (4,17 inch)108,00 mm (4,30 inch)128,00 mm (5,00 inch)
Temperatuurbereik:
Operationeel0 °C tot 40 °C (32 °F tot 104 °F)
Niet in bedrijf-40 °C tot 70 °C (-40 °F tot 158 °F)
Fysiek
Hoogte (met een WLED-paneel)22,90 mm (0,90 inch)
Breedte301,00 mm (11,85 inch)
Diepte212,00 mm (8,35 inch)
Gewicht (minimum)1,68 kg (3,70 lb)
1,70 A1,70 A2,5 A
19,50 VDC19,50 VDC19,5 VDC
100 V wisselstroom tot
240 V wisselstroom
vrij
90 W (alleen India)
100 V wisselstroom tot
240 V wisselstroom
Omgeving
Temperatuurbereik:
Operationeel5 °C tot 60 °C (41 °F tot 140 °F)
Opslag-40 °C tot 65 °C (–40 °F tot 149 °F)
Relatieve vochtigheid
(maximum):
Operationeel10% tot 90% (niet-condenserend)
Opslag5% tot 95% (niet-condenserend)
Hoogte (maximum):
Operationeel
Niet in bedrijf-15,20 m tot 10.668 m (-50 ft tot 35.000 ft)
Maximumvibratie:
–15,2 m tot 3048 m (–50 ft tot 10.000 ft)
0 °C tot 35 °C
47
Page 48
Omgeving
Operationeel0,66 Grms (2 Hz - 600 Hz)
Opslag1,30 Grms (2 Hz - 600 Hz)
Maximale schokbestendigheid:
Operationeel110 G
Opslag160 G
Mate van luchtvervuilingG1 of lager, zoals gedefinieerd in ISA-S71.04-1985
48
Page 49
5
Diagnostiek
Start bij problemen met uw computer eerst de ePSA diagnosefuncties voordat u met Dell contact
opneemt voor technische assistentie. Het doel van het starten van deze diagnostische functies is het
testen van de hardware van uw computer zonder extra apparatuur nodig te hebben of de kans te lopen
om gegevens te verliezen. Als u het probleem niet zelf kunt oplossen, kunnen de medewerkers u op basis
van de diagnosefuncties verder helpen om het probleem op te lossen.
Enhanced Pre-Boot System Assessment (ePSA)
Het diagnostische ePSA (ook bekend als systeemdiagnose) voert een volledige controle van de hardware
van uw computer uit. Het ePSA maakt deel uit van het BIOS en wordt door het BIOS gestart. Deze
diagnosefunctie biedt een reeks mogelijkheden voor specifieke apparaten of groepen apparaten
waarmee u:
•automatische tests kunt laten uitvoeren of in interactieve modus
•tests herhalen
•testresultaten weergeven of opslaan
•grondige testen kunt laten uitvoeren voor extra testmogelijkheden voor nog meer informatie over
het/de defecte apparaat/apparaten
•statusmeldingen bekijken waarin staat of de tests goed verlopen zijn
•foutmeldingen bekijken waarin staat of er tijdens het testen problemen zijn opgetreden
WAARSCHUWING: de systeemdiagnose kunt gebruiken om alleen uw computer te testen. Het
gebruik van dit programma op meerdere computers kan leiden tot ongeldige resultaten of
foutmeldingen.
OPMERKING: Sommige testen voor specifieke apparaten moeten interactie worden doorlopen.
Zorg er daarom voor dat u altijd zicht op het beeldscherm heeft wanneer de tests worden
uitgevoerd
U kunt de systeemdiagnose op twee manieren activeren:
1.Start de computer op.
2.Druk tijdens het opstarten van de computer op <F12> wanneer het logo van Dell verschijnt.
3.Selecteer in het opstartmenu de optie Diagnostics (Diagnose).
Het venster Enhanced Pre-boot System Assessment (ePSA) wordt geopend met alle apparaten die
de computer heeft gedetecteerd. Het diagnoseprogramma start de tests voor al deze gedetecteerde
apparaten.
4.Als u alleen een test voor een specifiek apparaat wilt laten uitvoeren, drukt u op <Esc> en klikt u op
Yes (Ja) om de diagnosetest te stoppen.
5.Selecteer het apparaat in het linkervenster en klik op Run Tests (Tests starten).
6.Van eventuele problemen worden foutcodes weergegeven.
49
Page 50
Noteer de foutcode(s) en neem contact op met Dell.
OF
1.Sluit de computer af.
2.Houd de toets <fn> gelijktijdig ingedrukt met de aan-uitknop en laat beide daarna los.
Het venster Enhanced Pre-boot System Assessment (ePSA) wordt geopend met alle apparaten die
de computer heeft gedetecteerd. Het diagnoseprogramma start de tests voor al deze gedetecteerde
apparaten.
3.Selecteer in het opstartmenu de optie Diagnostics (Diagnose).
Het venster Enhanced Pre-boot System Assessment (ePSA) wordt geopend met alle apparaten die
de computer heeft gedetecteerd. Het diagnoseprogramma start de tests voor al deze gedetecteerde
apparaten.
4.Als u alleen een test voor een specifiek apparaat wilt laten uitvoeren, drukt u op <Esc> en klikt u op
Yes (Ja) om de diagnosetest te stoppen.
5.Selecteer het apparaat in het linkervenster en klik op Run Tests (Tests starten).
6.Van eventuele problemen worden foutcodes weergegeven.
Noteer de foutcode(s) en neem contact op met Dell.
Statuslampjes van apparaat
Tabel 14. Statuslampjes van apparaat
Gaat branden wanneer u de computer inschakelt en knippert wanneer de computer zich in de
energiebeheermodus bevindt.
Gaat branden wanneer de computer gegevens leest of schrijft.
Gaat branden of knippert om de batterijstatus aan te geven.
Gaat branden wanneer het draadloze netwerk is ingeschakeld.
De LED-statuslampjes van het apparaat bevinden zich meestal boven of links van het toetsenbord. Ze
worden gebruikt om de verbindings- en activiteitstatus van de opslag-, batterij- en draadloze apparaten
aan te geven. Ook zijn de statuslampjes handig bij het stellen van een diagnose als er mogelijk een
probleem is met het systeem.
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van LED-codes die worden weergegeven bij mogelijke
problemen.
Tabel 15. LED-lampjes
LED voor
opslag
KnipperendOnonderbro
Ononderbroken KnipperendOnonderbrokenDe geheugenmodules zijn gedetecteerd, maar er is
KnipperendKnipperendKnipperendEr is een fout in het moederbord opgetreden.
LED-lampje
aan/uit
ken
LED voor
draadloos
OnonderbrokenEr heeft zich mogelijk een fout in de processor
Foutbeschrijving
voorgedaan.
een fout opgetreden.
50
Page 51
LED voor
opslag
KnipperendKnipperendOnonderbrokenEr is mogelijk een fout opgetreden met een grafische
KnipperendKnipperendUitSysteem werkt niet na initialisatie van vaste schijf OF
KnipperendUitKnipperendDe USB-controller heeft een probleem ontdekt tijdens
Ononderbroken KnipperendKnipperendEr zijn geen geheugenmodules geïnstalleerd/
LED-lampje
aan/uit
LED voor
draadloos
Foutbeschrijving
of videokaart.
Systeem werkt niet na Option ROM-initialisatie.
initialisatie.
gedetecteerd.
KnipperendOnonderbro
ken
UitKnipperendKnipperendDe modem voorkomt dat het systeem POST kan
UitKnipperendUitHet geheugen wordt niet geïnitialiseerd of wordt niet
KnipperendEr is een probleem opgetreden met het beeldscherm
tijdens initialisatie.
voltooien.
ondersteund.
Batterijstatuslampjes
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, werkt het batterijlampje als volgt:
Afwisselend
oranje en wit
knipperend
Afwisselend
oranje
knipperend en
ononderbroken
wit
Continu
knipperend
oranje lampje
Een niet-geauthenticeerde of niet ondersteunde, niet van Dell afkomstige
netadapter is op de laptop aangesloten.
Tijdelijke batterijstoring bij aangesloten netadapter.
Fatale batterijstoring bij aangesloten netadapter.
Lampje uitBatterij opgeladen bij aangesloten netadapter.
Wit lampje aanBatterij in oplaadmodus bij aangesloten netadapter.
51
Page 52
6
Contact opnemen met Dell
OPMERKING: Als u geen actieve internetverbinding hebt, kunt u de contactgegevens vinden op de
factuur, de pakbon of in de productcatalogus van Dell.
Dell biedt diverse online en telefonische ondersteunings- en servicemogelijkheden. De beschikbaarheid
verschilt per land en product en sommige services zijn mogelijk niet beschikbaar in uw regio. Wanneer u
met Dell contact wilt opnemen voor vragen over de verkoop, technische ondersteuning of de
klantenservice:
1.Ga naar dell.com/support.
2.Selecteer uw ondersteuningscategorie.
3.Zoek naar uw land of regio in het vervolgkeuzemenu Choose a Country/Region (Kies een land/regio)
onderaan de pagina.
4.Selecteer de gewenste service- of ondersteuningslink.
52
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.