KV drukregelaars regelen de lage- en de
hogedrukzijde van het systeem bij wisselende
belastingen:
KVP wordt als verdamperdrukregelaar gebruikt.
KVR wordt als condensordrukregelaar gebruikt.
KVL wordt als startregelaar gebruikt.
KVC wordt als capaciteitsregelaar gebruikt.
NRD wordt als drukverschilregelaar gebruikt
en tevens als tankdrukregelaar.
KVD wordt als tankdrukregelaar gebruikt.
CPCE wordt als capaciteitsregelaar gebruikt.
De verdamperdrukregelaar wordt na de
verdamper in de zuigleiding geplaatst om de
verdamperdruk te regelen in koelsystemen met
een of meer verdampers en één compressor.
In dergelijke koelsystemen die met verschillende
verdamperdrukken werken, wordt de KVP na
de verdamper met de hoogste verdamperdruk
gemonteerd.
Elke verdamper wordt geactiveerd door
een magneetventiel in de vloeistoeiding.
De compressor wordt geregeld door een
drukschakelaar met ‘pumpdown’-functie.
De maximumdruk aan de zuigzijde komt overeen
met de laagste temperatuur in de ruimte.
Ak0_0031
Drukregelaars
Ak0_0025
In koelsystemen met parallel gekoppelde
verdampers en een gemeenschappelijke
compressor, waarbij dezelfde verdamperdruk is
vereist, moet de KVP in de gemeenschappelijke
zuigleiding worden gemonteerd.
De KVP verdamperdrukregelaar heeft een
manometeraansluiting die gebruikt kan worden
bij het instellen van de verdamperdruk. De KVP
zorgt voor een constante druk in de verdamper.
De KVP gaat open als de inlaatdruk
(verdamperdruk) stijgt.
De KVR wordt gewoonlijk tussen de luchtgekoelde
condensor en het vloeistofvat gemonteerd.
De KVR zorgt voor een constante druk in
luchtgekoelde condensors.
Hij gaat open als de inlaatdruk (condensatiedruk)
stijgt.
De KVR zorgt er samen met een KVD of een NRD
voor dat de druk in het vloeistofvat hoog genoeg
blijft tijdens wisselende bedrijfscondities.
De KVR condensordrukregelaar heeft een
manometeraansluiting die gebruikt wordt bij het
instellen van de condensatiedruk.
Ak0_0026
Als de luchtgekoelde condensor en het
vloeistofvat allebei buiten geplaatst zijn in een
bijzonder koude omgeving kan het moeilijk zijn
om het koelsysteem weer te starten na een lange
periode van stilstand.
In dergelijke gevallen wordt een KVR vóór de
luchtgekoelde condensor gemonteerd met een
NRD in een omloopleiding om de condensor
heen.
De NRV voorkomt terugstroming tijdens het
opstartproces.
Ak0_0027
De KVR wordt ook gebruikt bij warmteterugwinning. Voor dit doel wordt de KVR tussen
de warmteterugwintank en de condensor
gemonteerd.
Het is noodzakelijk om een NRV tussen de
condensor en het vloeistofvat te monteren
om terugcondenseren van de vloeistof in de
condensor te voorkomen.
Ak0_0028
De KVR kan als ontlastklep worden gebruikt in
koelsystemen met automatische ontdooiing. De
KVR wordt in dat geval tussen de uitlaatleiding
van de verdamper en het vloeistofvat gemonteerd.
NB!
De KVR mag nooit nooitworden gebruikt als
veiligheidsklep.
Ak0_0029
KVL startdrukregelaar
De KVL startregelaar moet voorkomen dat
de compressor werkt of start bij een te hoge
zuigdruk.
Hij wordt net voor de compressor in de
zuigleiding van het koelsysteem gemonteerd.
De KVL wordt vaak gebruikt in koelsystemen
met hermetische of semi-hermetische
compressoren die ontworpen zijn voor lage
temperatuurbereiken.
De KVL gaat open als de uitlaatdruk (zuigdruk)
daalt.
De KVC wordt gebruikt voor het regelen van
de capaciteit van koelsystemen waar lage
belastingen kunnen voorkomen en waar het
noodzakelijk is om een te lage zuigdruk en
pendelen van de compressor te voorkomen.
Een te lage zuigdruk veroorzaakt tevens
onderdruk in het koelsysteem, waardoor mogelijk
vocht kan binnendringen in koelsystemen met
een open compressor. De KVC wordt gewoonlijk
gemonteerd in een omloopleiding tussen de
persleiding en de zuigleiding van de compressor.
De KVC gaat open als de uitlaatdruk (zuigdruk)
daalt.
Ak0_0030
In plaats van een KVC kan ook een CPCE
capaciteitsregelaar worden toegepast in
gevallen waar een nauwkeuriger regeling van
de zuigdruk of een lage zuigdruk vereist is, of
als de drukval tussen de CPCE-uitlaat en de
zuigdruk groter is.
Drukregelaars
KVD tankdrukregelaar
Ak0_0002
De KVC kan ook worden gemonteerd in een
omloopleiding vanaf de persleiding van de
compressor, waarbij de uitlaat wordt aangesloten
tussen het expansieventiel en de verdamper.
Deze opstelling kan worden gebruikt op
een vloeistofkoeler met meerdere parallel
gekoppelde compressoren waarbij geen
vloeistofverdeler wordt gebruikt.
Ak0_0003
De KVD wordt gebruikt om in koelsystemen
met of zonder warmteterugwinning een
tankdruk te handhaven die hoog genoeg is.
De KVD wordt toegepast in combinatie met
een KVR condensordrukregelaar.
De KVD tankdrukregelaar heeft een
manometeraansluiting die kan worden
gebruikt bij het instellen van de tankdruk.
De KVD gaat open als de uitlaatdruk
(tankdruk) daalt.
Alle KV drukregelaars zijn voorzien van een
plaatje dat de functie en het type klep aangeeft,
bijv. CRANKCASE PRESS. REGULATOR type KVL
(startregelaar, type KVL).
Het plaatje geeft eveneens het werkbereik en de
maximaal toegestane werkdruk (PS/MWP) aan.
Onderaan op het plaatje staat een dubbele pijl
met een ’+’ en een ’-’. De plusrichting (+) betekent
een hogere druk en de minrichting (-) betekent
een lagere druk.
De KV drukregelaars kunnen worden gebruikt
voor alle bestaande koelmiddelen behalve
ammoniak (NH3), op voorwaarde dat de
toegestane drukbereiken worden aangehouden.
Op het klephuis staat de grootte van de klep
ingeslagen, bijv. KVP 15, en een pijl die de
stromingsrichting van de klep aangeeft.
Ak0_0032
Ak0_0005
Montage
Solderen/hardsolderen
Zorg ervoor dat de leidingen rond de KV-kleppen
schoon zijn en goed vastzitten. Hierdoor worden
de kleppen beschermd tegen trillingen.
Voor alle KV drukregelaars geldt dat ze altijd
zodanig gemonteerd moeten worden dat de
stroming in de richting van de pijl plaatsvindt.
De KV drukregelaars kunnen verder in elke stand
gemonteerd worden, op voorwaarde dat ze geen
olie- of vloeistofslot kunnen veroorzaken.
Ak0_0006
Tijdens het solderen moet er een natte doek rond
de klep gewikkeld zijn.
Richt de vlam altijd van de klep af, zodat de klep
niet rechtstreeks verhit wordt. Let er tijdens het
solderen op dat er geen soldeermateriaal in de
klep achterblijft, omdat dit een goede werking
kan belemmeren.
Voordat u met het solderen van KV-kleppen
begint, moet u controleren of het binnenwerk
van een eventuele manometeraansluiting is
verwijderd. Gebruik voor het solderen van KVkleppen altijd edelgas.
Ak0_0007
Waarschuwing!
Legeringen in soldeermaterialen en
vloeimiddel geven damp af
die schadelijk kunnen zijn voor
de gezondheid. Lees de instructies van de
leveranciers en neem de veiligheidsvoorschriften
in acht. Houd uw hoofd weg van de damp tijdens
het solderen. Zorg voor goede ventilatie en/of
afzuiging bij de vlam zodat u de damp en gassen
niet inademt. Het dragen van een veiligheidsbril
wordt aangeraden. Het wordt afgeraden om
soldeerwerkzaamheden uit te voeren terwijl er
koelmiddel in het koelsysteem zit.
Er kunnen zich agressieve gassen ontwikkelen die
bijvoorbeeld de balg in de KV-kleppen of andere
delen van het koelsysteem kunnen beschadigen.
KV drukregelaars kunnen op druk worden
getest nadat ze in het koelsysteem zijn
gemonteerd, op voorwaarde dat de testdruk
niet hoger is dan de maximumdruk waaraan
de kleppen mogen worden blootgesteld.
De maximale druk waaraan de KV-kleppen
tijdens het testen mogen worden blootgesteld,
staat in de tabel aangegeven.
Tijdens het vacumeren van het koelsysteem
moeten alle KV-kleppen openstaan.
In de fabriek ingestelde KV-kleppen staan bij
levering in de volgende stand:
KVP, gesloten
KVR, gesloten
KVL, open
KVC, open
KVD, open
De instelspindel van de KVP en de KVR moet dus
volledig linksom zijn gedraaid bij het vacumeren
van het koelsysteem.
In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om
zowel vanaf de hoge- als lagedrukzijde van het
koelsysteem te vacumeren.
Het wordt afgeraden om te vacumeren via de
manometeraansluitingen op de KVP, KVR en KVD,
aangezien deze aansluitingen slechts een kleine
doorlaat hebben.
Bij het instellen van KV drukregelaars in
koelsystemen is het een goed idee om de
fabrieksinstelling als uitgangspunt te nemen.
De fabrieksinstelling van elke drukregelaar
is terug te vinden door de afstand tussen de
top van de klep en de top van de stelschroef
te meten.
In de tabel staat voor alle typen KV
de fabrieksinstelling aangegeven met
vermelding van de afstand ’X’, evenals de
drukverandering per slag van de stelschroef.
De KVP verdamperdrukregelaar wordt altijd
geleverd met een fabrieksinstelling van 2 bar.
Rechtsom draaien verhoogt de druk en linksom
draaien verlaagt de druk.
Nadat het systeem enige tijd in normaal bedrijf
heeft gewerkt, is een jnafstelling nodig. Bij een
jnafstelling moet altijd een manometer worden
gebruikt.
Als de KVP als vorstbeveiliging wordt gebruikt,
moet de jnafstelling van de KVP plaatsvinden
terwijl het koelsysteem met een minimale
belasting werkt.
Vergeet niet om na het instellen het beschermkapje
van de stelschroef weer te monteren.
TypeFabr.
instell.
KVP 12 - 15 - 222 bar130,45
KVP 28 - 352 bar190,30
KVL 12 - 15 - 222 bar220,45
KVL 28 - 352 bar320,30
KVR 12 - 15 - 2210 bar132,5
KVR 28 - 3510 bar151,5
KVD 12 - 1510 bar212,5
KVC 12 - 15 - 222 bar130,45
Ak0_0010
Ak0_0011
X mmbar/slag
KVL startdrukregelaars
KVR + NRD condensordrukregelaars
De KVL startregelaar wordt altijd geleverd met
een fabrieksinstelling van 2 bar.
Rechtsom draaien verhoogt de druk en linksom
draaien verlaagt de druk.
De fabrieksinstelling is het punt waarbij de
KVL begint te openen, of waarbij hij net sluit.
Aangezien de compressor moet worden
beschermd, moet de KVL worden ingesteld
op de maximaal toegestane zuigdruk van de
compressor.
Het instellen gebeurt met de zuigmanometer van
de compressor.
Ak0_0012
In koelsystemen met KVR + NRD moet de KVR
zo worden ingesteld dat er een juiste tankdruk
ontstaat.
De druk in de condensor moet 1,4 tot 3,0 bar
(drukval over de NRD) hoger kunnen zijn dan
de druk in het vloeistofvat. Als dit niet mogelijk
is, moet een combinatie van KVR + KVD worden
gebruikt.
Deze instelling kan het best plaatsvinden tijdens
bedrijf in de winterperiode.
In koelsystemen met KVR + KVD wordt de
condensatiedruk eerst ingesteld met behulp van
de KVR terwijl de KVD gesloten is (de stelschroef
is volledig linksom gedraaid).
Vervolgens moet de KVD worden ingesteld op
een tankdruk die bijv. circa 1 bar lager ligt dan de
condensatiedruk.
Bij het instellen wordt een manometer gebruikt,
en de instelling kan het best plaatsvinden tijdens
bedrijf in de winterperiode.
Als de condensatiedruk in de zomerperiode
wordt ingesteld, kan een van de twee volgende
procedures worden gevolgd.
1) In een nieuw geïnstalleerd koelsysteem
met een KVR/KVD-instelling van 10 bar als
uitgangswaarde kan het systeem worden
ingesteld door het aantal slagen van de
stelschroef te tellen.
Ak0_0014
2) In een bestaand koelsysteem waarbij de KVR/
KVD-instelling niet bekend is, moet eerst het
uitgangspunt worden bepaald. Vervolgens kunt
u het aantal slagen van de stelschroef tellen.
Danfoss drukregelaars
ProductToepassingOpentDrukbereik
KVPVerdamperdrukregelaarbij stijging van de druk aan de inlaatzijde0 - 5,5 bar
Drukregelaars
KVRCondensordrukregelaarbij stijging van de druk aan de inlaatzijde5 - 17,5 bar
KVLStartregelaarbij daling van de druk aan de uitlaatzijde0,2 - 6 bar
KVCCapaciteitsregelaarbij daling van de druk aan de uitlaatzijde0,2 - 6 bar
CPCECapaciteitsregelaarbij daling van de druk aan de uitlaatzijde0 - 6 bar
NRDDrukverschilregelaarlangzaam bij een drukval in de regelaar van 1,4
3 - 20 bar
bar en is volledig geopend wanneer de
drukval 3 bar is.
KVDTankdrukregelaarbij daling van de druk aan de uitlaatzijde3 - 20 bar