▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de
installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd
worden.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Duidt op een situatie die een vergiftiging kan veroorzaken.
WAARSCHUWING: BESCHERMEN TEGEN VORST
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door ROTEX gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
ROTEX-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de installatie moet komen bestand
is tegen het totaal gewicht en de trillingen van de installatie.
ModuleGewicht
Hybrid-module30kg
Gasmodule36kg
Gedeelte voor binnen (Hybrid-
module + gasmodule)
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Zorg ervoor dat de hittegevoelige muren (bijv. hout) met geschikte
isolatie beschermd worden.
▪ Laat de gasboiler ALLEEN werken als voldoende
verbrandingslucht aangevoerd wordt. Indien de grootte van het
concentrisch gasinstallatie met schoorsteenpijp/rookkanaal aan de
hand van de specificaties van deze handleiding wordt bepaald,
wordt hieraan automatisch voldaan en zijn er geen verdere
voorwaarden waaraan de kamer moet voldoen waar het toestel
moet worden geplaatst. Deze werkwijze is de enige toegestane.
▪ Deze gasboiler is NIET bedoeld om afhankelijk te zijn van de lucht
in de kamer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ In badkamers.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Totaal gewicht: 66kg
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.2.4Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
Vermijd schade door bezinksels en corrosie. Om corrosieve
producten en bezinksels te vermijden dienen de geldende
technologische voorschriften te worden nageleefd.
Indien het vul- en aanvulwater hard is (>3 mmol/l–som van de
calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als
calciumcarbonaat), dienen er metingen uitgevoerd te worden voor
het ontzouten en om de hardheid te stabiliseren.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat NIET aan de vereiste
kwaliteit voldoet, kan de levensduur van het toestel aanzienlijk
verkorten. De gebruiker is in dat geval alleen verantwoordelijk.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
1.2.5Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
1.2.6Gas
De gasboiler is standaard ingesteld voor:
▪ het gastype vermeld op het identificatieplaatje,
▪ de gasdruk vermeld op het identificatieplaatje.
Laat de unit ALLEEN werken als het gastype en de gasdruk
overeenstemmen met deze vermeld op de identificatieplaatjes.
De gasinstallatie en het aanpassen van de gasinstallatie MOETEN
uitgevoerd worden:
▪ door voor dit soort werk bevoegd personeel,
▪ conform de geldende voorschriften voor gasinstallaties,
▪ conform de geldende voorschriften van de gasleverancier,
▪ conform de van kracht zijnde lokale en nationale voorschriften.
De boilers die aardgas gebruiken MOETEN op een afgeregelde
meter worden aangesloten.
De boilers die vloeibaar gas (LPG) gebruiken MOETEN op een
regelaar worden aangesloten.
De grootte van de gastoevoerleiding mag in geen geval minder dan
22mm bedragen.
De meter of regelaar en de leiding naar de meter MOETEN door de
gasleverancier gecontroleerd worden. Dit om te garanderen dat het
toestel goed werkt en voldoet aan de vereisten inzake gasdebiet en
gasdruk.
GEVAAR
Indien u gas ruikt:
▪ bel onmiddellijk uw lokale gasleverancier en uw
installateur,
▪ bel (indien van toepassing) het nummer van de
leverancier op de zijkant van de LPG-tank,
▪ draai de noodkraan dicht op de meter/regelaar,
▪ schakel GEEN elektriciteitschakelaars AAN of UIT,
▪ rook NIET en strijk GEEN lucifers aan,
▪ doof alle open vuren,
▪ open onmiddellijk alle deuren en ramen,
▪ zorg ervoor dat niemand de betreffende zone kan
betreden.
1.2.7Gasuitlaatbuis
De afvoerinstallaties MOETEN worden geïnstalleerd of gewijzigd
zoals beschreven in de fittinginstructies. Elk misbruik van of niet
toegestane wijziging op het toestel, de afvoer/schoorsteenpijp/
rookkanaal of op bijhorende onderdelen en systemen kunnen de
garantie doen vervallen. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor de gevolgen van dergelijke handelingen, buiten de
rechten voorzien door de wet.
De onderdelen voor afvoersystemen (schoorsteenpijp/rookkanaal)
die bij verschillende leveranciers werden gekocht, mogen NIET
worden gecombineerd.
1.2.8Lokale wetgeving
Raadpleeg de lokale en nationale reglementeringen.
Lokale voorschriften voor Nederland
Algemeen:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ Deze installatievoorschriften.
▪ NEN 1087: Ventilatie van woongebouwen.
▪ NEN 3215: Binnenriolering in woningen en woongebouwen.
▪ Het bouwbesluit.
▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven.
▪ NPR 1088: Toelichting op NEN 1087.
CV-installatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ NEN 3028: Veiligheidseisen voor CV-installaties.
Gasinstallatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ NEN 8078: 2004 NL: Prestatie eisen gas.
▪ NEN 1078: 2004 NL: Voorschriften voor aardgasinstallaties.
▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078.
Elektrische installatie:
▪ De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: NEN 1010.
Drinkwaterinstallatie:
▪ NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater installaties.
Rookgasafvoer en luchttoevoer:
De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan:
▪ NEN 2757: Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rook
verbrandingstoestellen in gebouwen.
▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078.
▪ NEN 8757: Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in
gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande bouw.
Lokale voorschriften voor België
Voordat u het systeem kunt opstarten, moeten de gas-gerelateerde
onderdelen goedgekeurd zijn door een CERGA-gecertificeerde
installateur of instelling.
De verdeler aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of letsel
veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de
veiligheidsvoorschriften en -instructies, dan wel door
onachtzaamheid tijdens het installeren van de gaswandketel en de
eventueel bijhorende accessoires.
Voor de verschillende disciplines zijn de voorschriften vermeld.
Het is ten strengste verboden om ter plaatse belasting te regelen in
De installatie van deze verwarmingsketel moet door een bevoegde
installateur worden uitgevoerd en voldoen aan de van kracht zijnde
officiële teksten en reglementeringen:
▪ NBN D51-003
▪ NBN B D61-002
▪ NBN D51.004
▪ NBN 61-001
▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven.
▪ Het Algemene Reglement op de Elektrische Installatie (AREI)
Gasinstallatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in NBN D51-003.
Elektrische installatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in AREI.
Rookgasafvoer en luchttoevoer:
De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan NBN
B 61-002.
2Over het product
Het product (hybridsysteem) bestaat uit twee modules:
▪ warmtepompmodule,
▪ gasboilermodule.
Deze modules MOETEN altijd samen geïnstalleerd en gebruikt
worden.
3Over de documentatie
3.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding voor de warmtepompmodule:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding voor de gasboilermodule:
▪ Aanwijzingen voor installatie en bediening
▪ Formaat: Papier (in de doos van de gasboilerunit)
▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Formaat: Digitale bestanden op de ROTEX-startpagina
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op de ROTEX-startpagina
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale ROTEX-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
a Warmtepompmodule
b Gasboilermodule
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
3.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over het productVereiste combinatie van
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
warmtepompmodule en
gasboilermodule
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
4 Over de doos
1
2
HoofdstukBeschrijving
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
BedieningBedrijfsmodi van de gasboilermodule
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
ProbleemoplossingDit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding
voor de gebruiker bevat tevens een
tabel met installateurinstellingen. Deze
tabel moet door de installateur worden
ingevuld en aan de gebruiker worden
overhandigd.
4.2Buitenunit
4.2.1De buitenunit uitpakken
4Over de doos
4.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de dozen met de buitenunit, de binnenunit en de gasketel ter
plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ De units uitpakken en hanteren
▪ De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
4.2.2Om de toebehoren van de buitenunit uit te
nemen
Hanteer de buitenunit enkel op de volgende manier:
2 Neem de toebehoren op de bodem van de verpakking.
a Installatiehandleiding van de buitenunit
b Label over de gefluoreerde broeikasgassen
c Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen
d Montageplaat van de unit
4.3Binnenunit
4.3.1De binnenunit uitpakken
a Installatiehandleiding, gebruiksaanwijzing, bijlageboek voor
Gooi het bovenste kartonnen deksel NIET weg. Het
installatieschema staat afgedrukt op de buitenzijde van dit
kartonnen deksel.
4.3.2De toebehoren uit de binnenunit
verwijderen
De installatiehandleiding, de gebruiksaanwijzing, het bijlageboek
voor optionele apparatuur, de algemene veiligheidsmaatregelen, de
beknopte installatiegeleiding, en de ketelcommunicatiekabel
bevinden zich in het bovenste gedeelte van de doos. De
aansluitstukken voor de gasketel zijn bevestigd aan de waterleiding.
1 Verwijder de accessoires zoals beschreven in "4.3.1 De
binnenunit uitpakken"op pagina10.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
a Algemene veiligheidsmaatregelen
1
2
a
b
c
abc
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de binnenunit
d Gebruiksaanwijzing
e Beknopte installatiegeleiding
f Aansluitstukken voor gasketel
g Communicatiekabel ketel
4.4Gasketel
4.4.1De gasketel uitpakken
Plaats de gasboiler zo dicht mogelijk bij de installatiepositie voor u
deze uitpakt.
5 Over de units en opties
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
4.4.2De toebehoren van de gasketel uitnemen
1 Neem de toebehoren eruit.
a Bevestigingsstrook
b Condensatieopvangbak
c Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
f PIN-nummer: aangegeven kastreferentie
g Land van bestemming
h Gastype
i Gasaanvoerdruk (mbar)
j Apparaatcategorie
k Uitgang warmtepomp voor warm tapwater (kW)
l Maximale druk voor warm tapwater (bar)
m Warmte-uitgang (verwarmen van ruimten) (kW)
n Nominaal vermogen (kW)
o Maximale druk voor verwarmen van ruimten (bar)
p Maximale stromingstemperatuur (°C)
q Elektrische voeding
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
5 Over de units en opties
r GCN (Gas Council)-nummer
5.3Units en opties combineren
5.3.1Mogelijke opties voor de buitenunit
Lekbak (EKDP008CA)
De lekbak is nodig om de buitenunit af te laten. De lekbakkit bevat:
▪ Lekbak
▪ Installatiearmen
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbak.
Lekbakverwarming (EKDPH008CA)
De lekbakverwarming is nodig om te beletten dat de lekbak bevriest.
Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken
met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbakverwarming.
INFORMATIE
Als de lekbakverwarming gebruikt wordt, MOET de jumper
JP_DP op de service-printplaat op de buitenunit
doorgesneden worden.
Nadat u de jumper hebt doorgesneden, MOET u de
buitenunit resetten om deze functie in te schakelen.
U-profielen (EKFT008CA)
De U-profielen zijn installatiearmen waarop de buitenunit kan
worden geplaatst.
Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken
met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
buitenunit.
5.3.2Mogelijke opties voor de binnenunit
Gebruikersinterface (RKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ RKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ RKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ RKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ RKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ RKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ RKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ RKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.11.9 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina43.
Kamerthermostaat (RKRTWA, RKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten.
Deze thermostaat kan met draad zijn (RKRTWA) of draadloos
(RKRTR1en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden
gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (RKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te
leveren:
▪ Alarmuitgang
▪ Uitgang ruimteverwarming/koeling AAN/UIT
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de
buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de
buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen
direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te
hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende
taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en
binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare
taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
de startpagina van ROTEX.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de
installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina52.
Warmtepompconvector (RFWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (RFWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Solarkit (EKSRPS3)
De solarkit is vereist om de zontoepassing op de warmtapwatertank
aan te sluiten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de solarkit
en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H)
Gebruik de aansluitkit om de warmtapwatertank op de binnenunit
aan te sluiten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
aansluitkit.
Lekbakkit (EKHYDP1)
De lekbakkit is vereist voor de units met verwarming/koeling. Deze
kit moet NIET gebruikt worden voor de units met enkel verwarming.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbakkit.
Bevestigingskit (EKHYMNT1A, EKHYMNT2A, EKHYMNT3A)
Bevestiging voor eenvoudige installatie van het hybridsysteem
(warmtepompmodule + gasboilermodule). Voor de selectie van de
juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
bevestigingskit.
Vulluskit (EKFL1A)
Vullus voor eenvoudig vullen van het watercircuit. Deze kit kan
alleen in combinatie met de bevestigingskit worden gebruikt
EKHYMNT1A.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vulluskit.
Klepkit (EKVK1A, EKVK2A, EKVK3A)
Een set van kleppen om de lokale leidingen gemakkelijk aan te
kunnen sluiten. Voor de aansluiting van de juiste kit, zie de
combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
klepkit.
Hercirculatiethermistor (EKTH2)
Kit voor hercirculatie van het water in de gasboiler. Gebruik deze kit
alleen wanneer er geen tank voor warm tapwater is geïnstalleerd.
Aansluitkit voor tank van derden (EKHY3PART)
Gebruik de aansluitkit om een tank van derden aan te sluiten op het
systeem. De aansluitkit bestaat uit een thermistor en een 3-wegklep.
Aansluitkit voor tank van derden met ingebouwde thermostaat
(EKHY3PART2)
Kit voor de aansluiting van een tank van derden met ingebouwde
thermostaat op het systeem. De kit zet een thermostaatverzoek van
de tank om in een warmtapwaterverzoek voor de binnenunit.
5.3.3Mogelijke opties voor de gasboiler
Voornaamste opties
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
dubbele-pijpconversiekit.
80/125 concentrische aansluitkit (EKHY090717)
Kit voor conversie van 60/100 concentrische rookgasaansluitingen
naar 80/125 concentrische rookgasaansluitingen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
concentrische aansluitkit.
Rookgasklepafsluiter (EKFGF1A)
Terugslagklep voor gebruik in rookgassystemen met meerdere
boilers. Deze klep kan alleen worden gebruikt in systemen die
gebruikmaken van aardgas (G20, G25) en kan NIET worden
gebruikt in systemen die gebruikmaken van propaan (G31).
Andere opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6837Dakeindstuk PP/GLV 60/100
AR460
EKFGS0518Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 18°-22°
EKFGS0519Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 23°-17°
EKFGP7910Regenplaatje steil PF 60/100
25°-45°
EKFGS0523Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 43°-47°
EKFGS0524Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 48°-52°
EKFGS0525Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 53°-57°
EKFGP1296Regenplaatje vlak aluminium
60/100 0°-15°
EKFGP6940Regenplaatje vlak aluminium
60/100
EKFGP2978Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP2977Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP4651Verlengstuk PP/GLV
60/100×500mm
EKFGP4652Verlengstuk PP/GLV
60/100×1000mm
EKFGP4664Bochtstuk PP/GLV 60/100 30°
Schermplaat boiler (EKHY093467)
Schermplaat om de leidingen en kleppen van de gasboiler te
beschermen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
schermplaat.
Gasconversiekit G25 (EKPS076227)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G25.
Gasconversiekit G31 (EKHY075787)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G31
(propaan).
Dubbele-pijpconversiekit (EKHY090707)
Kit voor conversie van een concentrisch rookgassysteem naar een
dubbele-pijpsysteem.
Voor extra configuratie-opties voor het rookgassysteem, ga
naar http://fluegas.rotex-heating.com/.
5.3.4Mogelijke combinaties van binnenunit en
buitenunit
BuitenunitBinnenunit
RHYHBH05RHYHBH08RHYHBX08
RVLQ05CAV3O——
RVLQ08CAV3—OO
EKFGP6340Verlengflex PP80 L=10m
EKFGP6344Verlengflex PP80 L=15m
EKFGP6341Verlengflex PP80 L=25m
EKFGP6342Verlengflex PP80 L=50m
EKFGP6324Connector flex-flex PP80
EKFGP6333Afstandsstuk PP80-100
EKFGP4481Bevestiging Ø100
EKFGV1101Schoorsteenaansluiting 60/10
luchtinlaat Dn.80 C83
EKFGV1102Set aansluiting 60/10-60 Rook-/
Luchtinlaat Dn.80 C53
5.3.5Mogelijke combinaties van binnenunit en
tank voor warm tapwater
BinnenunitTank voor warm tapwater
HYC 343/19/0-DB + HYC 544/32/0-DB
RHYHBH05O
RHYHBH08O
RHYHBX08O
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter
plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ De installatieplaats voorbereiden
▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden
▪ De waterleidingen voorbereiden
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
6.2De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
EKFGW4001ExtensiePBM-Lucht 80×500
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
≤1200
>250
>250
>250
>350
>350
(mm)(mm)
a
b
b
a
b
a
b
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de
voorbereiding.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat
Zie "15.2 Afmetingen en ruimte voor service" op pagina 101 voor
meer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake de
benodigde ruimte.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de koelstand en van –
25~25°C in de verwarmingstand.
6.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
▪ Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de
maximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina25 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
6.2.3Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de
binnenunit en de buitenunit
Maximale equivalente leidinglengte tussen de 3wegklep en de binnenunit (voor installaties met
warmtapwatertank)
Maximale equivalente leidinglengte tussen de
warmtapwatertank en de binnenunit (voor
installaties met warmtapwatertank)
(a) Leidingdiameter 0,75".
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
3m
20m
3m
10m
(a)
(a)
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle
tank voor warm tapwater.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden bij omgevingstemperaturen van 5~35°C in de koelstand
en van 5~30°C in de verwarmingstand.
6.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
6.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
6.4De waterleidingen voorbereiden
6.4.1Vereisten voor de watercircuits
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het watercircuit toe te voegen.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"15Technische gegevens"op pagina 100 voor de grafieken voor
▪ Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de
werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet
moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet
lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing7H geven.
Minimum nodig waterdebiet
05 modellen7l/min
08 modellen8l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
▪ Watertemperatuur – Warmtepompconvectoren.Indien
warmtepompconvectoren worden aangesloten, mag de
temperatuur van het water in de convectoren NIET hoger worden
dan 65°C. Plaats zo nodig een thermostatisch geregelde klep.
vloerverwarmingslussen worden aangesloten, plaats een
mengstation om te beletten dat het water te warm in het
vloerverwarmingcircuit binnen zou komen.
▪ Watertemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Ketel
e Omloopklep
f Pomp
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Gemotoriseerde 3-wegklep (in optieskit)
i Verdeelstuk
j Tank voor warm tapwater (optie)
k Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
c
d
ab
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in
contact komt met elektrische onderdelen.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een
automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep
NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch
ontlucht kan worden.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de
unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie
optreden.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het
warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig
gescheiden zijn.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd
van de klep minder dan 60seconden bedragen.
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
▪ Vuilafscheider – Oude verwarmingsinstallaties. In geval van
oude verwarmingsinstallaties, wordt er geadviseerd om een
vuilafscheider te gebruiken. Vuil of bezinksel van de
verwarmingsinstallatie kan de unit beschadigen en de levensduur
ervan verkorten. Het circuit van het warm tapwater kan ook met
een filter worden beveiligd om storingen tijdens het bereiden van
warm tapwater te voorkomen.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "Het warm tapwater regelen:
geavanceerd"op pagina69.
▪ Warmtapwatertank – Installatie van een tank van derden.
Wanneer u een tank van derden installeert, moet u rekening
houden met de volgende vereisten:
▪ convectorformaat moet ≥0,45m2 zijn,
▪ waterleiding is ≥3/4" om hoge drukvallen te voorkomen,
▪ op de juiste plaats (boven de verwarmingsconvector) is een
sensorzak voorzien. De sensor van de tank mag niet in contact
komen met water.
▪ maximaal tankinstelpunt voor een tank van derden is 60°C,
▪ in geval van een elektrische verwarming in de tank moet u
ervoor zorgen dat deze correct is geïnstalleerd (boven de
verwarmingsconvector).
Raadpleeg de installatiehandleiding van EKHY3PART voor meer
informatie.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
6.4.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.4.3Het watervolume en waterdebiet
controleren
De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf
ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ moet u het minimum en het maximum watervolume controleren;
▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum
13,5liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET
inbegrepen is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus
geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het
belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft,
zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
RAD1 RAD2 RAD3
T
95°C
abd e
hg
cf
gi
50
0.3
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
2.2
2.4
2.6
1001502002503003504004500
a
b
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum
watervolume en voordruk in expansievat wanneer 55°C
f Pomp
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 55°C voor
vloerverwarmingstoepassingen
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 80°C voor
radiatortoepassingen
Watervolume
hil
(a)
≤280l>280l
Doe het volgende:
bijgeregeld worden.
▪ Verlaag de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤280l>280l
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
Watervolume
Het expansievat van de
binnenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum
watervolume en voordruk in expansievat wanneer 80°C
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤140l>140l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
Het expansievat van de
binnenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum nodig waterdebiet
05 modellen7l/min
08 modellen8l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "10.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina85.
6.4.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
a
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
a Schräderklep
6.4.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn geen acties of aanpassingen nodig voor
vloerverwarmingslussen of radiatoren.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
350l. Er zijn radiatoren geplaatst, gebruik dus de grafiek voor 80°C.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (140 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 205l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 205l, is het expansievat te klein voor de
installatie. Monteer daarom een extra vat buiten de installatie.
6.5De elektrische bedrading
voorbereiden
6.5.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
6.5.2Over de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best
om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een
concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een
voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven,
seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen
met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als
leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden
geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden
aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur
kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de
unit in de stand gedwongen uit zet. Dan kan de gasboiler nog steeds
verwarming leveren, maar de compressor van de buitenunit zal NIET
werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische
voeding al dan niet onderbroken wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
1
5
8
0
1
5
0
0
0
2
a
3
1
4
5
8
0
1
5
0
0
0
2
b
3
5 3
a
b
14
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
2
M
6
10
11
12
13
14
18
20
15
2
7
8
16
c
a
d
b
17
19
3
1
4
5
9
6.5.3Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
6.5.4Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Wanneer de
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
NIET onderbroken.
De buitenunit wordt
uitgezet door de
bediening. De
gasboiler kan nog
steeds werken.
Opmerking: De
elektriciteitsmaatscha
ppij moet altijd zorgen
dat de binnenunit
elektriciteit kan
verbruiken.
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Elektrische voeding voor buitenunit
2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor gasboiler
4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de
printplaat van de binnenunit te voeden in geval van
stroomonderbreking van de elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief)
Het volgende geldt ALLEEN voor de Franse markt: “prijs
blauwe dagen”
In Frankrijk is er een voorkeur kWh-tarief: “prijs blauwe dagen”.
Deze prijs verdeelt de dagen van het jaar in:
▪ blauwe dagen (voorkeurelektriciteitsprijs, ideaal om de
warmtepomp te laten werken),
▪ witte dagen (ideaal om warmtepomp en hybrid te laten werken),
▪ en rode dagen (hoge elektriciteitsprijs, verkiesbaar om de boiler te
laten werken).
Aan te bevelen: gebruik contact (4) voor elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief om de boiler te verplichten tijdens rode dagen te
werken. Merk op dat het soms nodig is de meter zo in te stellen dat
deze het contact alleen op rode dagen sluit. Raadpleeg hiervoor
best de handleiding van de gebruikte meter.
De binnenunit en de gasboiler zijn NIET compatibel met andere
combinaties van contacten (bijv. gesloten contacten op witte/blauwe
dagen). Sluit de binnenunit en de gasboiler als volgt aan: zie de
afbeelding in kolom “NIET onderbroken elektrische voeding” in de
tabel hierboven.
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dat geval moet de
binnenunit door een
afzonderlijke normale
elektrische voeding
gevoed worden. De
buitenunit KAN NIET
werken, maar de
gasboiler kan werken.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Gasboiler
d Warmtapwatertank
Onderde
el
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1Elektrische voeding
2+GND
(a)
voor buitenunit
2Elektrische voeding en
3+GND
(g)
doorverbindingskabel
naar binnenunit
3Elektrische voeding
2+GND
(c)
gasketel
4Elektrische voeding
2
(e)
met voorkeur kWhtarief (spanningsvrij
contact)
5Elektrische voeding
26,3A
met normaal kWh-tarief
Gebruikersinterface
6Gebruikersinterface2
(f)
Optionele uitrustingen
73‑wegsklep3100mA
8Thermistortank voor
2
(d)
warm tapwater
9Elektrische voeding
2
(b)
voor
bodemplaatverwarming
10Kamerthermostaat/
3 of 4100mA
warmtepompconvector
11Buitenomgevingstempe
2
(b)
ratuursensor
12Binnenomgevingstemp
2
(b)
eratuursensor
Ter plaatse te voorziene onderdelen
13Afsluiter2100mA
Uitgebreide handleiding voor de installateur
(b)
(b)
(b)
23
7 Installatie
1×
1
2
2
Onderde
BeschrijvingDradenMaximumstr
el
14Elektriciteitsmeter2
15Pomp voor warm
2
tapwater
16Alarmuitgang2
17Omschakeling naar
2
externe
warmtebronregeling
18Bediening
2
ruimtekoeling/
verwarming
19Digitale ingangen
energieverbruik
2 (per
ingangssignaal)
20Gasmeter2
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(c) Gebruik de bij de ketel meegeleverde kabel.
(d) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(g) Kabeldoorsnede 1,5mm2; maximumlengte: 50m.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de
binnenunit.
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
oom in
functie
7.2De units openen
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
7Installatie
7.1Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om
het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
1De buitenunit monteren.
2De binnenunit monteren.
3De gasketel bevestigen.
4De condensaatleiding aansluiten.
5De koelmiddelleiding aansluiten.
6De koelmiddelleiding controleren.
7Koelmiddel bijvullen.
8De waterleidingen aansluiten.
9De elektrische bedrading aansluiten.
10 De gasleidingen aansluiten.
11 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem.
12 De installatie van de buitenunit voltooien.
13 De installatie van de binnenunit voltooien.
14 De installatie van de gasketel voltooien.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de
installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn
alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
7.2.3Het deksel van de schakelkast van de
binnenunit openen
1 Verwijder het zijpaneel aan de rechterkant van de binnenunit.
Het zijpaneel is vastgemaakt aan de onderkant met 1 schroef.
2 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
3 Het rechterpaneel van de schakelkast gaat open.
4 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het voorpaneel
van de schakelkast.
5 Het voorpaneel van de schakelkast gaat open.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
2×
2×
2
4
5
3
6
6
7
8
7.2.4De gasketel openen
1
2
7 Installatie
Wanneer de ketel is geïnstalleerd en er toegang tot de schakelkast
vereist is, volg dan de onderstaande stappen.
6 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
7 Verwijder de schakelkast van de unit.
8 Haak de schakelkast aan de zijkant van de unit met de
voorziene haken op de schakelkast.
1 Open de afdekking van het display.
2 Schroef beide schroeven vast.
3 Hef het frontpaneel naar u toe op en verwijder het voorpaneel.
7.2.5Het deksel van de schakelkast van de
gasketel openen
1 Open de gasketel, zie "7.2.4 De gasketel openen" op
pagina25.
2 Trek de ketelcontrollerunit naar voren. De ketelcontroller zal
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Installatie
a
283
580
<100
(mm)
<100
>300
283
580
<150
<150
(mm)
>300
100
a
b
>250
>300
>250
(mm)
a
b
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De buitenunit installeren.
3Afvoer voorzien.
4Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen.
5De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats
voorbereiden" in "6Voorbereiding"op pagina16.
7.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de buitenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.3.3De installatiestructuur voorzien
Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de
unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai
maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het
schema van de fundering.
Indien de unit rechtstreeks op de vloer wordt geïnstalleerd, maak
dan als volgt 4sets klaar van M8 of M10 ankerbouten, moeren en
sluitringen (ter plaatse te voorzien):
Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de
maximale sneeuwhoogte staat. In dit geval is het aan te bevelen om
een voetstuk te bouwen en op dit voetstuk de EKFT008CA-optiekit
te installeren.
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008CA-optiekit
Indien de unit op draagarmen tegen de muur geïnstalleerd wordt, is
het aangewezen de EKFT008CA-optie te gebruiken en de unit op de
volgende manier te installeren:
INFORMATIE
De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel van
de bouten bedraagt 15mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast
op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats
waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of
loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008CA-optiekit
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
7.3.4De buitenunit installeren
2×
2
aa
1
b
a
a
b
VOORZICHTIG
Verwijder het beschermend stuk karton NIET vooraleer de
unit goed geïnstalleerd is.
1 Hef de buitenunit op zoals beschreven in "4.2.2 Om de
toebehoren van de buitenunit uit te nemen"op pagina9.
2 Installeer de buitenunit op de volgende manier:
7 Installatie
a Beschermend stuk karton
b Montage-instructies
7.3.5Afvoer voorzien
▪ Vermijd installatieplaatsen waar water dat uit de unit lekt door een
verstopte lekbak, de plaats van beschadigen.
▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om het
overtollig water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoor
te zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de
unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en
afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Indien de afvoergaten van de buitenunit geblokkeerd
worden, voorzie dan een ruimte van minstens 300 mm
onder de buitenunit.
Door een additionele lekbakkit (EKDP008CA) te gebruiken, kan het
afgevoerd water opgevangen worden. De lekbakkit bevat:
a Luchtuitlaat
OPMERKING
Het voetstuk MOET gelijk komen met de achterkant van
het U-profiel.
3 Verwijder het beschermend stuk karton en het blad met de
7.3.6Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen
overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te
voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
1De binnenunit installeren.
7.4.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.4.3De binnenunit plaatsen
1 Plaats de installatiemal (zie doos) tegen de muur en volg
onderstaande stappen zoals geïllustreerd.
2 Bevestig de muurbeugel aan de muur met 2 M8-bouten.
7.4De binnenunit monteren
7.4.1Over het monteren van de binnenunit
Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
3 Hef de unit op.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
30kg
4 Kantel het bovenste gedeelte van de unit tegen de muur op de
36kg
plaats van de muurbeugel.
5 Schuif de beugel op de achterkant van de unit over de
muurbeugel. Controleer of de unit goed vastzit. U kunt de
onderkant van de unit extra vastmaken met 2 M8-bouten.
6 De unit is bevestigd aan de muur.
7 Installatie
2 Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit.
3 De beugel om de ketel te bevestigen op de
warmtepompmodule is reeds bevestigd op de achterzijde van
de gasboiler.
4 Hef de ketel op. Een persoon heft de gasboiler op aan de
linkerkant (linkerkant bovenaan en rechterkant onderaan) en
een andere persoon heft de gasboiler op aan de rechterkant
(linkerkant onderaan en rechterkant bovenaan).
5 Kantel de bovenzijde van de unit bij de positie van de
bevestigingsbeugel van de binnenunit.
7.5De gasketel bevestigen
INFORMATIE
Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit om de
gasboiler gemakkelijker te kunnen installeren.
7.5.1De gasketel installeren
1 Til de unit uit de verpakking.
6 Schuif de ketel naar beneden om de ketelbeugel op de
bevestigingsbeugel van de binnenunit te plaatsen.
7 Zorg dat de gasboiler correct is bevestigd en correct uitgelijnd
De ketel is voorzien van een flexibele leiding van 25 mm
op de condensatieopvangbak.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
Ø22 mm
a
b
c
a
b
c
d
≥75 mm
Ø22 mm
100 mm
Voorwaarde: De boiler MOET eerst worden geopend vooraleer de
condentatieopvangbak te plaatsen.
1 Plaats de flexibele leiding (toebehoren) op de uitlaat van de
condensatieopvangbak.
2 Vul de condensatieopvangbak met water.
3 Schuif de condensatieopvangbak zo ver mogelijk omhoog op
de condensatieafvoerconnector onder de gasketel.
4 Sluit de flexibele buis (indien van toepassing met de
overloopleiding van de drukveiligheidsklep) aan op de afvoer
via een open aansluiting.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd eventuele externe
condensatieleidingen te isoleren en te vergroten tot
Ø32mm om te voorkomen dat het condenswater bevriest.
7.6Condensatieleidingen
INFORMATIE
Het condensatieafvoersysteem MOET van plastic gemaakt
zijn; er mogen geen andere materialen worden gebruikt.
De afvoerbuis MOET een minimale gradiënt van 5~20mm/
m hebben. Condensatieafvoer via de goot is NIET
toegelaten vanwege het risico van bevriezing en de
mogelijke schade aan de materialen.
7.6.1Interne aansluitingen
Indien mogelijk moet de condensatieafvoerleiding zo worden geleid
en eindigen dat het condenswater door de zwaartekracht weg van
de ketel stroomt naar een geschikt intern afvoerpunt voor afvalwater,
zoals een interne goot- en ontluchtingspijp. Een geschikte
permanente aansluiting op de afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
WAARSCHUWING
▪ Vul de condensatieopvangbak ALTIJD met water en
plaats deze op de ketel alvorens de ketel op te starten.
Zie de onderstaande illustratie.
▪ Door de condensatieopvangbak NIET te plaatsen of te
vullen, kunnen schoorsteengassen in de
installatiekamer terechtkomen en gevaarlijke situaties
ontstaan!
▪ Om de condensatieopvangbak te plaatsen MOET het
voorste deksel naar voren worden getrokken of volledig
verwijderd.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Minimum 450 mm en tot 3 verdiepingen
Als de eerste optie NIET mogelijk is, kan er een interne keuken- of
badkamerafvalleiding, wasmachineleiding worden gebruikt. Zorg dat
de condensatieafvoerleiding stroomafwaarts van de afvalopvangbak
is aangesloten.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met geïntegreerde overloop
d 75 mm afvalopvangbak en luchtstop
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
Loading...
+ 102 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.