Daikin RVLQ05 08CA, RHYHBH05AA, RHYHBH/X08AA, RHYKOMB33AA Installer reference guide [nl]

+
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
ROTEX HPU hybrid
Uitgebreide handleiding voor de installateur
ROTEX HPU hybrid
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 23
6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 23
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Water .......................................................................... 6
1.2.5 Elektrisch .................................................................... 6
1.2.6 Gas ............................................................................. 7
1.2.7 Gasuitlaatbuis ............................................................. 7
1.2.8 Lokale wetgeving ........................................................ 7
2 Over het product 8
3 Over de documentatie 8
3.1 Over dit document ..................................................................... 8
3.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 8
4 Over de doos 9
4.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 9
4.2 Buitenunit .................................................................................. 9
4.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 9
4.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 9
4.3 Binnenunit ................................................................................. 10
4.3.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 10
4.3.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen ............. 10
4.4 Gasketel .................................................................................... 11
4.4.1 De gasketel uitpakken................................................. 11
4.4.2 De toebehoren van de gasketel uitnemen .................. 11
5 Over de units en opties 11
5.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 11
5.2 Identificatie ................................................................................ 12
5.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 12
5.2.2 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 12
5.2.3 Identificatielabel: gasketel........................................... 12
5.3 Units en opties combineren....................................................... 13
5.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 13
5.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 13
5.3.3 Mogelijke opties voor de gasboiler.............................. 14
5.3.4 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit... 16
5.3.5 Mogelijke combinaties van binnenunit en tank voor
warm tapwater ............................................................ 16
6 Voorbereiding 16
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 16
6.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 16
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 17
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 17
6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 18
6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 18
6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 18
6.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 19
6.4 De waterleidingen voorbereiden................................................ 19
6.4.1 Vereisten voor de watercircuits................................... 19
6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen ................................................................... 20
6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren ............. 20
6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen.................. 21
6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................ 22
6.5 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 22
6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 22
6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief 22
7 Installatie 24
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 24
7.2 De units openen ......................................................................... 24
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 24
7.2.2 De buitenunit openen................................................... 24
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ......................................................................... 24
7.2.4 De gasketel openen..................................................... 25
7.2.5 Het deksel van de schakelkast van de gasketel
openen ......................................................................... 25
7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 25
7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 25
7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit ..................................................................... 26
7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 26
7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 27
7.3.5 Afvoer voorzien............................................................ 27
7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 28
7.4 De binnenunit monteren ............................................................. 28
7.4.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 28
7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 28
7.4.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 28
7.5 De gasketel bevestigen .............................................................. 29
7.5.1 De gasketel installeren................................................. 29
7.5.2 De condensatieopvangbak installeren......................... 29
7.6 Condensatieleidingen................................................................. 30
7.6.1 Interne aansluitingen.................................................... 30
7.6.2 Externe aansluitingen .................................................. 31
7.7 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 31
7.7.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 31
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 31
7.7.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 32
7.7.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 32
7.7.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 32
7.7.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 32
7.7.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 33
7.7.8 De koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten............. 33
7.7.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........ 34
7.8 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 34
7.8.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 34
7.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
koelmiddelleidingen ..................................................... 34
7.8.3 Op lekkages controleren.............................................. 34
7.8.4 Vacuümdrogen............................................................. 35
7.9 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 35
7.9.1 Over koelmiddel bijvullen............................................. 35
7.9.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
koelmiddel.................................................................... 35
7.9.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 35
7.9.4 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
vullen............................................................................ 36
7.9.5 Koelmiddel toevoegen ................................................. 36
7.9.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 36
7.10 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 36
7.10.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 36
7.10.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 36
7.10.3 De waterleiding op de binnenunit aansluiten ............... 36
7.10.4 De waterleiding op de gasketel aansluiten .................. 37
7.10.5 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ............................ 38
7.10.6 Het watercircuit van de gasketel openen ..................... 38
7.10.7 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 38
7.10.8 De waterleidingen isoleren........................................... 38
7.11 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 39
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
Inhoudsopgave
7.11.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 39
7.11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 39
7.11.3 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische
bedrading .................................................................... 39
7.11.4 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten.................................................................... 40
7.11.5 De elektrische bekabeling op de binnenunit
aansluiten.................................................................... 40
7.11.6 De hoofdschakelaar van de binnenunit aansluiten ..... 41
7.11.7 De hoofdschakelaar van de gasketel aansluiten ........ 41
7.11.8 De communicatiekabel tussen gasboiler en
binnenunit aansluiten .................................................. 42
7.11.9 De gebruikersinterface aansluiten .............................. 43
7.11.10 De afsluiter aansluiten ................................................ 43
7.11.11 De elektrische meter aansluiten.................................. 44
7.11.12 De gasmeter aansluiten .............................................. 44
7.11.13 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 44
7.11.14 De alarm-output aansluiten ......................................... 44
7.11.15 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................ 45
7.11.16 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 45
7.12 De gasleidingen aansluiten ....................................................... 45
7.12.1 De gasleiding aansluiten............................................. 45
7.13 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem ................. 45
7.13.1 De gasketel veranderen naar een 80/125
concentrische aansluiting............................................ 46
7.13.2 De 60/100 concentrische aansluiting veranderen
naar een dubbele pijpaansluiting ................................ 46
7.13.3 De totale pijplengte berekenen ................................... 47
7.13.4 Apparaatcategorieën en pijplengtes ........................... 47
7.13.5 Relevante materialen .................................................. 49
7.13.6 Schoorsteenpijppositie................................................ 49
7.13.7 Isolatie van de gasuitlaat en luchtinlaat ...................... 50
7.13.8 Een horizontaal schoorsteensysteem plaatsen .......... 50
7.13.9 Een verticaal schoorsteensysteem plaatsen............... 50
7.13.10 Rookpluimbeheerkit .................................................... 50
7.13.11 Schoorstenen in kruipruimten ..................................... 50
7.14 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 51
7.14.1 De installatie van de buitenunit voltooien.................... 51
7.14.2 De buitenunit sluiten ................................................... 51
7.15 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 51
7.15.1 De binnenunit sluiten .................................................. 51
7.16 Voltooien van de gasketelinstallatie .......................................... 51
7.16.1 De gastoevoer ontluchten ........................................... 51
7.16.2 De gasketel sluiten...................................................... 51
7.16.3 De afdekplaat installeren ............................................ 52
8 Configuratie 52
8.1 Binnenunit ................................................................................. 52
8.1.1 Overzicht: Configuratie ............................................... 52
8.1.2 Basisconfiguratie......................................................... 54
8.1.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie............... 64
8.1.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen........ 75
8.1.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen ....... 77
8.2 Gasketel .................................................................................... 78
8.2.1 Overzicht: Configuratie ............................................... 78
8.2.2 Basisconfiguratie......................................................... 78
9 Bediening 83
9.1 Overzicht: Bediening ................................................................. 83
9.2 Verwarming ............................................................................... 83
9.3 Warm tapwater .......................................................................... 83
9.3.1 Stromingsweerstandgrafiek voor warm
tapwatercircuit apparaat.............................................. 84
9.4 Bedrijfsmodi............................................................................... 84
10 Inbedrijfstelling 84
10.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 84
10.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 85
10.3 Checklist vóór inbedrijfstelling ................................................... 85
10.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 85
10.4.1 Het minimum debiet controleren .................................. 85
10.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 86
10.4.3 Proefdraaien ................................................................ 87
10.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 87
10.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 87
10.4.6 Een ontluchting van de gasaanvoer uitvoeren............. 89
10.4.7 De gasketel laten proefdraaien .................................... 89
11 Aan de gebruiker overhandigen 90
12 Onderhoud en service 90
12.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 90
12.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 90
12.2.1 De binnenunit openen.................................................. 90
12.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 90
12.4 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit .......... 90
12.5 De gasketel demonteren ............................................................ 91
12.6 De binnenkant van de gasketel reinigen .................................... 92
12.7 De gasketel monteren ................................................................ 92
13 Opsporen en verhelpen van storingen 93
13.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 93
13.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 93
13.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 93
13.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 93
13.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming) ...................................................... 94
13.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 94
13.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 94
13.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 95
13.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 95
13.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 95
13.3.8 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 95
13.3.9 Symptoom: abnormaliteit in boiler gedetecteerd
(storing HJ-11) ............................................................. 95
13.3.10 Symptoom: abnormaliteit in combinatie boiler/
hydrobox (storing UA-52)............................................. 96
13.3.11 Symptoom: de brander ontsteekt NIET........................ 96
13.3.12 Symptoom: de brander ontsteekt met veel lawaai ....... 96
13.3.13 Symptoom: de brander trilt........................................... 96
13.3.14 Symptoom: Geen ruimteverwarming door de
gasboiler ...................................................................... 96
13.3.15 Symptoom: het vermogen is verminderd ..................... 96
13.3.16 Symptoom: ruimteverwarming bereikt de
temperatuur NIET ........................................................ 96
13.3.17 Symptoom: warm water bereikt de temperatuur NIET
(geen tank geïnstalleerd) ............................................. 97
13.3.18 Symptoom: warm water bereikt de temperatuur NIET
(tank geïnstalleerd) ...................................................... 97
13.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 97
13.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 97
14 Als afval verwijderen 100
14.1 Overzicht: Als afval verwijderen .................................................100
14.2 Het koelmiddel verwijderen ........................................................100
14.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen ..............................100
15 Technische gegevens 100
15.1 Overzicht: Technische gegevens ...............................................101
15.2 Afmetingen en ruimte voor service .............................................101
15.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Buitenunit ............101
15.2.2 Afmetingen en ruimte voor service: Binnenunit ...........102
15.3 Zwaartepunt ............................................................................... 104
15.3.1 Zwaartepunt: Buitenunit ...............................................104
15.4 Onderdelen.................................................................................105
15.4.1 Onderdelen: Buitenunit ................................................105
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

15.4.2 Onderdelen: Schakelkast (Buitenunit) ........................ 105
15.4.3 Onderdelen: binnenunit............................................... 105
15.4.4 Onderdelen: Schakelkast (binnenunit)........................ 106
15.4.5 Onderdelen: gasketel.................................................. 107
15.5 Schema van de leidingen .......................................................... 108
15.5.1 Schema van de leidingen: Buitenunit.......................... 108
15.5.2 Schema van de leidingen: Binnenunit......................... 109
15.6 Bedradingsschema.................................................................... 110
15.6.1 Bedradingsschema: Buitenunit ................................... 110
15.6.2 Bedradingsschema: Binnenunit .................................. 113
15.6.3 Bedradingsschema: Gasboiler.................................... 117
15.7 Technische specificaties ........................................................... 118
15.7.1 Technische specificaties: gasketel.............................. 119
15.8 ESP-curve ................................................................................. 120
15.8.1 ESP-curve: binnenunit ................................................ 120
16 Verklarende woordenlijst 122
17 Tabel lokale instellingen 123
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Duidt op een situatie die een vergiftiging kan veroorzaken.
WAARSCHUWING: BESCHERMEN TEGEN VORST
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door ROTEX gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de ROTEX-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood ▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de installatie moet komen bestand
is tegen het totaal gewicht en de trillingen van de installatie.
Module Gewicht
Hybrid-module 30kg Gasmodule 36kg Gedeelte voor binnen (Hybrid-
module + gasmodule)
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. ▪ Zorg ervoor dat de hittegevoelige muren (bijv. hout) met geschikte
isolatie beschermd worden. ▪ Laat de gasboiler ALLEEN werken als voldoende
verbrandingslucht aangevoerd wordt. Indien de grootte van het
concentrisch gasinstallatie met schoorsteenpijp/rookkanaal aan de
hand van de specificaties van deze handleiding wordt bepaald,
wordt hieraan automatisch voldaan en zijn er geen verdere
voorwaarden waaraan de kamer moet voldoen waar het toestel
moet worden geplaatst. Deze werkwijze is de enige toegestane. ▪ Deze gasboiler is NIET bedoeld om afhankelijk te zijn van de lucht
in de kamer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken. ▪ In badkamers. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Totaal gewicht: 66kg

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.2.4 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
Vermijd schade door bezinksels en corrosie. Om corrosieve producten en bezinksels te vermijden dienen de geldende technologische voorschriften te worden nageleefd.
Indien het vul- en aanvulwater hard is (>3 mmol/l–som van de calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat), dienen er metingen uitgevoerd te worden voor het ontzouten en om de hardheid te stabiliseren.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat NIET aan de vereiste kwaliteit voldoet, kan de levensduur van het toestel aanzienlijk verkorten. De gebruiker is in dat geval alleen verantwoordelijk.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.

1.2.5 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.

1.2.6 Gas

De gasboiler is standaard ingesteld voor: ▪ het gastype vermeld op het identificatieplaatje, ▪ de gasdruk vermeld op het identificatieplaatje. Laat de unit ALLEEN werken als het gastype en de gasdruk
overeenstemmen met deze vermeld op de identificatieplaatjes. De gasinstallatie en het aanpassen van de gasinstallatie MOETEN
uitgevoerd worden: ▪ door voor dit soort werk bevoegd personeel, ▪ conform de geldende voorschriften voor gasinstallaties, ▪ conform de geldende voorschriften van de gasleverancier, ▪ conform de van kracht zijnde lokale en nationale voorschriften.
De boilers die aardgas gebruiken MOETEN op een afgeregelde meter worden aangesloten.
De boilers die vloeibaar gas (LPG) gebruiken MOETEN op een regelaar worden aangesloten.
De grootte van de gastoevoerleiding mag in geen geval minder dan 22mm bedragen.
De meter of regelaar en de leiding naar de meter MOETEN door de gasleverancier gecontroleerd worden. Dit om te garanderen dat het toestel goed werkt en voldoet aan de vereisten inzake gasdebiet en gasdruk.
GEVAAR
Indien u gas ruikt:
▪ bel onmiddellijk uw lokale gasleverancier en uw
installateur,
▪ bel (indien van toepassing) het nummer van de
leverancier op de zijkant van de LPG-tank, ▪ draai de noodkraan dicht op de meter/regelaar, ▪ schakel GEEN elektriciteitschakelaars AAN of UIT, ▪ rook NIET en strijk GEEN lucifers aan, ▪ doof alle open vuren, ▪ open onmiddellijk alle deuren en ramen, ▪ zorg ervoor dat niemand de betreffende zone kan
betreden.

1.2.7 Gasuitlaatbuis

De afvoerinstallaties MOETEN worden geïnstalleerd of gewijzigd zoals beschreven in de fittinginstructies. Elk misbruik van of niet toegestane wijziging op het toestel, de afvoer/schoorsteenpijp/
rookkanaal of op bijhorende onderdelen en systemen kunnen de garantie doen vervallen. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van dergelijke handelingen, buiten de rechten voorzien door de wet.
De onderdelen voor afvoersystemen (schoorsteenpijp/rookkanaal) die bij verschillende leveranciers werden gekocht, mogen NIET worden gecombineerd.

1.2.8 Lokale wetgeving

Raadpleeg de lokale en nationale reglementeringen.
Lokale voorschriften voor Nederland
Algemeen: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ Deze installatievoorschriften. ▪ NEN 1087: Ventilatie van woongebouwen. ▪ NEN 3215: Binnenriolering in woningen en woongebouwen. ▪ Het bouwbesluit. ▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven. ▪ NPR 1088: Toelichting op NEN 1087. CV-installatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ NEN 3028: Veiligheidseisen voor CV-installaties. Gasinstallatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ NEN 8078: 2004 NL: Prestatie eisen gas. ▪ NEN 1078: 2004 NL: Voorschriften voor aardgasinstallaties. ▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078. Elektrische installatie: ▪ De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: NEN 1010. Drinkwaterinstallatie: ▪ NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater installaties. Rookgasafvoer en luchttoevoer: De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan: ▪ NEN 2757: Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rook
verbrandingstoestellen in gebouwen. ▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078. ▪ NEN 8757: Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in
gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande bouw.
Lokale voorschriften voor België
Voordat u het systeem kunt opstarten, moeten de gas-gerelateerde onderdelen goedgekeurd zijn door een CERGA-gecertificeerde installateur of instelling.
De verdeler aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of letsel veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de veiligheidsvoorschriften en -instructies, dan wel door onachtzaamheid tijdens het installeren van de gaswandketel en de eventueel bijhorende accessoires.
Voor de verschillende disciplines zijn de voorschriften vermeld. Het is ten strengste verboden om ter plaatse belasting te regelen in
functie van de verdeelde gassoort. Algemeen:
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

2 Over het product

a b
De installatie van deze verwarmingsketel moet door een bevoegde installateur worden uitgevoerd en voldoen aan de van kracht zijnde officiële teksten en reglementeringen:
▪ NBN D51-003 ▪ NBN B D61-002 ▪ NBN D51.004 ▪ NBN 61-001 ▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven. ▪ Het Algemene Reglement op de Elektrische Installatie (AREI) Gasinstallatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in NBN D51-003. Elektrische installatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in AREI. Rookgasafvoer en luchttoevoer: De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan NBN
B 61-002.
2 Over het product
Het product (hybridsysteem) bestaat uit twee modules: ▪ warmtepompmodule, ▪ gasboilermodule. Deze modules MOETEN altijd samen geïnstalleerd en gebruikt
worden.

3 Over de documentatie

3.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding voor de warmtepompmodule:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding voor de gasboilermodule:
▪ Aanwijzingen voor installatie en bediening ▪ Formaat: Papier (in de doos van de gasboilerunit)
Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Formaat: Digitale bestanden op de ROTEX-startpagina
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op de ROTEX-startpagina
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale ROTEX-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
a Warmtepompmodule b Gasboilermodule
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8

3.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over het product Vereiste combinatie van
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
warmtepompmodule en gasboilermodule
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02

4 Over de doos

1
2
Hoofdstuk Beschrijving
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Bediening Bedrijfsmodi van de gasboilermodule Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Probleemoplossing Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.

4.2 Buitenunit

4.2.1 De buitenunit uitpakken

4 Over de doos

4.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de dozen met de buitenunit, de binnenunit en de gasketel ter plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ De units uitpakken en hanteren ▪ De accessoires van de units verwijderen Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.

4.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Hef de buitenunit op.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
4 Over de doos
57kg
a db c
a
b
a b c d e
f g
VOORZICHTIG
Hanteer de buitenunit enkel op de volgende manier:
2 Neem de toebehoren op de bodem van de verpakking.
a Installatiehandleiding van de buitenunit b Label over de gefluoreerde broeikasgassen c Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen d Montageplaat van de unit

4.3 Binnenunit

4.3.1 De binnenunit uitpakken

a Installatiehandleiding, gebruiksaanwijzing, bijlageboek voor
optionele apparatuur, beknopte installatiegeleiding, algemene veiligheidsmaatregelen, ketelcommunicatiekabel
b Aansluitstukken voor de gasketel
INFORMATIE
Gooi het bovenste kartonnen deksel NIET weg. Het installatieschema staat afgedrukt op de buitenzijde van dit kartonnen deksel.

4.3.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen

De installatiehandleiding, de gebruiksaanwijzing, het bijlageboek voor optionele apparatuur, de algemene veiligheidsmaatregelen, de beknopte installatiegeleiding, en de ketelcommunicatiekabel bevinden zich in het bovenste gedeelte van de doos. De aansluitstukken voor de gasketel zijn bevestigd aan de waterleiding.
1 Verwijder de accessoires zoals beschreven in "4.3.1 De
binnenunit uitpakken"op pagina10.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
a Algemene veiligheidsmaatregelen
1
2
a
b
c
a b c
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding van de binnenunit d Gebruiksaanwijzing e Beknopte installatiegeleiding
f Aansluitstukken voor gasketel
g Communicatiekabel ketel

4.4 Gasketel

4.4.1 De gasketel uitpakken

Plaats de gasboiler zo dicht mogelijk bij de installatiepositie voor u deze uitpakt.

5 Over de units en opties

WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.

4.4.2 De toebehoren van de gasketel uitnemen

1 Neem de toebehoren eruit.
a Bevestigingsstrook b Condensatieopvangbak c Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
5 Over de units en opties

5.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De buitenunit identificeren ▪ De binnenunit identificeren ▪ De gasketel identificeren
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Over de units en opties
No: Anno:
Type: NOx classe: PIN: G.C.:
Qnw(net)
PMW
kW
kW kW bar
Qn (net)
Pn
PMS
bar
°C
0063 2013
Tmax
Condensing boiler
b
i
j
a
c
d e
f
k
l
m
n o p
q
r
g
h
▪ Buiten- en binnenunits combineren ▪ De buitenunit combineren met opties ▪ De binnenunit combineren met opties ▪ De gasketel combineren met opties

5.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

5.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Code Beschrijving
05 Capaciteitklasse AA Modelserie V3 Elektrische voeding

5.2.3 Identificatielabel: gasketel

Plaats
Modelidentificatie
Modelidentificatie Voorbeeld: RVLQ05CAV3
Code Uitleg
RV Warmtepomp split buitenpaar L Lage watertemperatuur –omgevingszone: −10~
−20°C Q Koelmiddel R410A 05 Capaciteitklasse CA Modelserie V3 Elektrische voeding

5.2.2 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: RHYHBH05AAV3
Code Beschrijving
R ROTEX-model HY Hybrid-binnenunit HBH HBH=Hydrobox enkel verwarming
Uitgebreide handleiding voor de installateur
HBX=Hydrobox verwarming en koeling
12
a Model
b Serienummer
c Productiejaar
d Apparaattype
e NOx-klasse
f PIN-nummer: aangegeven kastreferentie g Land van bestemming h Gastype
i Gasaanvoerdruk (mbar) j Apparaatcategorie
k Uitgang warmtepomp voor warm tapwater (kW)
l Maximale druk voor warm tapwater (bar)
m Warmte-uitgang (verwarmen van ruimten) (kW)
n Nominaal vermogen (kW) o Maximale druk voor verwarmen van ruimten (bar) p Maximale stromingstemperatuur (°C) q Elektrische voeding
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
5 Over de units en opties
r GCN (Gas Council)-nummer

5.3 Units en opties combineren

5.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit

Lekbak (EKDP008CA)
De lekbak is nodig om de buitenunit af te laten. De lekbakkit bevat: ▪ Lekbak ▪ Installatiearmen Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbak.
Lekbakverwarming (EKDPH008CA)
De lekbakverwarming is nodig om te beletten dat de lekbak bevriest. Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken
met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
lekbakverwarming.
INFORMATIE
Als de lekbakverwarming gebruikt wordt, MOET de jumper JP_DP op de service-printplaat op de buitenunit doorgesneden worden.
Nadat u de jumper hebt doorgesneden, MOET u de buitenunit resetten om deze functie in te schakelen.
U-profielen (EKFT008CA)
De U-profielen zijn installatiearmen waarop de buitenunit kan worden geplaatst.
Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de buitenunit.

5.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit

Gebruikersinterface (RKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. ▪ Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ RKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ RKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ RKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ RKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ RKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ RKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ RKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.11.9 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina43.
Kamerthermostaat (RKRTWA, RKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (RKRTWA) of draadloos (RKRTR1en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (RKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarmuitgang ▪ Uitgang ruimteverwarming/koeling AAN/UIT Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op de startpagina van ROTEX.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina52.
Warmtepompconvector (RFWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (RFWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Solarkit (EKSRPS3)
De solarkit is vereist om de zontoepassing op de warmtapwatertank aan te sluiten.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Over de units en opties
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de solarkit en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H)
Gebruik de aansluitkit om de warmtapwatertank op de binnenunit aan te sluiten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de aansluitkit.
Lekbakkit (EKHYDP1)
De lekbakkit is vereist voor de units met verwarming/koeling. Deze kit moet NIET gebruikt worden voor de units met enkel verwarming.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de lekbakkit.
Bevestigingskit (EKHYMNT1A, EKHYMNT2A, EKHYMNT3A)
Bevestiging voor eenvoudige installatie van het hybridsysteem (warmtepompmodule + gasboilermodule). Voor de selectie van de juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de bevestigingskit.
Vulluskit (EKFL1A)
Vullus voor eenvoudig vullen van het watercircuit. Deze kit kan alleen in combinatie met de bevestigingskit worden gebruikt EKHYMNT1A.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vulluskit.
Klepkit (EKVK1A, EKVK2A, EKVK3A)
Een set van kleppen om de lokale leidingen gemakkelijk aan te kunnen sluiten. Voor de aansluiting van de juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de klepkit.
Hercirculatiethermistor (EKTH2)
Kit voor hercirculatie van het water in de gasboiler. Gebruik deze kit alleen wanneer er geen tank voor warm tapwater is geïnstalleerd.
Aansluitkit voor tank van derden (EKHY3PART)
Gebruik de aansluitkit om een tank van derden aan te sluiten op het systeem. De aansluitkit bestaat uit een thermistor en een 3-wegklep.
Aansluitkit voor tank van derden met ingebouwde thermostaat (EKHY3PART2)
Kit voor de aansluiting van een tank van derden met ingebouwde thermostaat op het systeem. De kit zet een thermostaatverzoek van de tank om in een warmtapwaterverzoek voor de binnenunit.

5.3.3 Mogelijke opties voor de gasboiler

Voornaamste opties
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de dubbele-pijpconversiekit.
80/125 concentrische aansluitkit (EKHY090717)
Kit voor conversie van 60/100 concentrische rookgasaansluitingen naar 80/125 concentrische rookgasaansluitingen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de concentrische aansluitkit.
Rookgasklepafsluiter (EKFGF1A)
Terugslagklep voor gebruik in rookgassystemen met meerdere boilers. Deze klep kan alleen worden gebruikt in systemen die gebruikmaken van aardgas (G20, G25) en kan NIET worden gebruikt in systemen die gebruikmaken van propaan (G31).
Andere opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6837 Dakeindstuk PP/GLV 60/100
AR460
EKFGS0518 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 18°-22°
EKFGS0519 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 23°-17°
EKFGP7910 Regenplaatje steil PF 60/100
25°-45°
EKFGS0523 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 43°-47°
EKFGS0524 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 48°-52°
EKFGS0525 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 53°-57°
EKFGP1296 Regenplaatje vlak aluminium
60/100 0°-15°
EKFGP6940 Regenplaatje vlak aluminium
60/100
EKFGP2978 Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP2977 Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP4651 Verlengstuk PP/GLV
60/100×500mm
EKFGP4652 Verlengstuk PP/GLV
60/100×1000mm
EKFGP4664 Bochtstuk PP/GLV 60/100 30°
Schermplaat boiler (EKHY093467)
Schermplaat om de leidingen en kleppen van de gasboiler te beschermen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de schermplaat.
Gasconversiekit G25 (EKPS076227)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G25.
Gasconversiekit G31 (EKHY075787)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G31 (propaan).
Dubbele-pijpconversiekit (EKHY090707)
Kit voor conversie van een concentrisch rookgassysteem naar een dubbele-pijpsysteem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EKFGP4661 Bochtstuk PP/GLV 60/100 45°
EKFGP4660 Bochtstuk PP/GLV 60/100 90°
EKFGP4667 Meet-T-stuk met
inspectiepaneel PP/GLV 60/100
EKFGP4631 Muurbeugel Ø100
EKFGP1292 Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP1293 Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
5 Over de units en opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP1294 Rookpluimbeheerkit 60 (enkel
UK)
EKFGP1295 Schoorsteenschot 60 (enkel
UK)
EKFGP1284 PMK bochtstuk 60 90 (enkel
UK)
EKFGP1285 PMK bochtstuk 60 45°
(2stukken) (enkel UK)
EKFGP1286 PMK verlengstuk 60 L=1000
omvat beugel (enkel UK)
EKFGW5333 Regenplaatje vlak aluminium
80/125
EKFGW6359 Kit met muureindstuk PP/GLV
80/125
EKFGP4801 Verlengstuk PP/GLV
80/125×500mm
EKFGP4802 Verlengstuk PP/GLV
80/125×1000mm
EKFGP4814 Bochtstuk PP/GLV 80/125 30°
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6368 T-flex 100 boileraansluiting set
1
EKFGP6354 Flex 100-60 + steunbochtstuk
EKFGP6215 T-flex 130 boileraansluiting set
1
EKFGS0257 Flex 130-60 + steunbochtstuk
EKFGP4678 Schoorsteenaansluiting 60/100
EKFGP5461 Verlengstuk PP 60×500
EKFGP5497 Bovenste stuk voor schoorsteen
PP 100 met schoorsteenpijp
EKFGP4811 Bochtstuk PP/ALU 80/125 45°
EKFGP4810 Bochtstuk PP/ALU 80/125 90°
EKFGP4820 Inspectiebochtstuk Plus PP/
ALU 80/125 90° EPDM
EKFGP6864 Dakeindstuk PP/GLV 80/125
AR300 RAL9011
EKFGT6300 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 18°-22°
EKFGT6301 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 23°-27°
EKFGP7909 Regenplaatje steil PF 80/125
25°-45° RAL9011
EKFGT6305 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 43°-47°
EKFGT6306 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 48°-52°
EKFGT6307 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 53°-57°
EKFGP1297 Regenplaatje vlak aluminum
80/125 0°-15°
EKFGP6316 Adapter flex-vast PP 100
EKFGP6337 Steunbeugel bovenkant
roestvrij staal Ø100
EKFGP6346 Verlengflex PP100 L=10m
EKFGP6349 Verlengflex PP100 L=15m
EKFGP6347 Verlengflex PP100 L=25m
EKFGP6325 Connector flex-flex PP100
EKFGP5197 Bovenste stuk voor schoorsteen
PP 130 met schoorsteenpijp
EKFGS0252 Adapter flex-vast PP130
EKFGP6353 Steunbeugel bovenkant
roestvrij staal Ø130
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15

6 Voorbereiding

Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGS0250 Verlengflex PP130 L=130m
EKFGP6366 Connector flex-flex PP130
EKFGP1856 Flex-kit PPØ60-80
EKFGP4678 Schoorsteenaansluiting 60/100
EKFGP2520 Flex-kit PPØ80
EKFGP4828 Schoorsteenaansluiting 80/125
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGW4002 ExtensiePBM-Lucht 80×1000
EKFGW4004 ExtensiePBM-Lucht 80×2000
EKFGW4085 BochtstukPPBM-Lucht8090°
EKFGW4086 BochtstukPPBM-Lucht8045°
INFORMATIE
Voor extra configuratie-opties voor het rookgassysteem, ga naar http://fluegas.rotex-heating.com/.

5.3.4 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit

Buitenunit Binnenunit
RHYHBH05 RHYHBH08 RHYHBX08
RVLQ05CAV3 O — RVLQ08CAV3 O O
EKFGP6340 Verlengflex PP80 L=10m
EKFGP6344 Verlengflex PP80 L=15m
EKFGP6341 Verlengflex PP80 L=25m
EKFGP6342 Verlengflex PP80 L=50m
EKFGP6324 Connector flex-flex PP80
EKFGP6333 Afstandsstuk PP80-100
EKFGP4481 Bevestiging Ø100
EKFGV1101 Schoorsteenaansluiting 60/10
luchtinlaat Dn.80 C83
EKFGV1102 Set aansluiting 60/10-60 Rook-/
Luchtinlaat Dn.80 C53

5.3.5 Mogelijke combinaties van binnenunit en tank voor warm tapwater

Binnenunit Tank voor warm tapwater
HYC 343/19/0-DB + HYC 544/32/0-DB
RHYHBH05 O RHYHBH08 O RHYHBX08 O
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over: ▪ De installatieplaats voorbereiden ▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden ▪ De waterleidingen voorbereiden ▪ De elektrische bedrading voorbereiden

6.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
EKFGW4001 ExtensiePBM-Lucht 80×500
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
≤1200
>250
>250
>250
>350
>350
(mm)(mm)
a
b
b
a
b
a
b
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat
Zie "15.2 Afmetingen en ruimte voor service" op pagina 101 voor meer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake de benodigde ruimte.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op. ▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken). Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is. Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de koelstand en van – 25~25°C in de verwarmingstand.

6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
c Luchtuitlaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
6 Voorbereiding
a
b
c
c
d
>500
200
200
10 350 500
(mm)
t
Ø
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
▪ Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina25 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.

6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximale equivalente leidinglengte tussen de 3­wegklep en de binnenunit (voor installaties met warmtapwatertank)
Maximale equivalente leidinglengte tussen de warmtapwatertank en de binnenunit (voor installaties met warmtapwatertank)
(a) Leidingdiameter 0,75".
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
3m
20m
3m
10m
(a)
(a)
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden bij omgevingstemperaturen van 5~35°C in de koelstand en van 5~30°C in de verwarmingstand.

6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Diameter van de leidingen:
Vloeistofleiding Ø6,4mm (1/4") Gasleiding Ø15,9mm (5/8")
Temperingsgraad en dikte van de leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad Dikte (t)
(Ø)
6,4mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,8mm 15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥1,0mm
(a) In functie van de toepasselijke wetgeving en de maximale
werkdruk van de unit (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit) kunnen dikkere leidingen nodig zijn.
(a)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
ØiØ
i
t
ØpØ
p
M
89°C
RAD1 RAD2 RAD3
95°C
65°C
a b d e
j k
i
c f g
FCU1
FCU2
FCU3
hg

6.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter van
de buizen (Øp)
Binnendiameter van
de isolatie (Øi)
Isolatiedikte (t)
6,4mm (1/4") 8~10mm 10mm 15,9mm (5/8") 16~20mm 13mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.

6.4 De waterleidingen voorbereiden

6.4.1 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het watercircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"15Technische gegevens"op pagina 100 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de binnenunit.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de
werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing7H geven.
Minimum nodig waterdebiet
05 modellen 7l/min 08 modellen 8l/min
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Watertemperatuur Warmtepompconvectoren. Indien
warmtepompconvectoren worden aangesloten, mag de temperatuur van het water in de convectoren NIET hoger worden dan 65°C. Plaats zo nodig een thermostatisch geregelde klep.
Watertemperatuur Vloerverwarmingslussen. Indien
vloerverwarmingslussen worden aangesloten, plaats een mengstation om te beletten dat het water te warm in het vloerverwarmingcircuit binnen zou komen.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Ketel e Omloopklep
f Pomp g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Gemotoriseerde 3-wegklep (in optieskit)
i Verdeelstuk
j Tank voor warm tapwater (optie) k Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
c d
a b
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in contact komt met elektrische onderdelen.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Vuilafscheider – Oude verwarmingsinstallaties. In geval van
oude verwarmingsinstallaties, wordt er geadviseerd om een vuilafscheider te gebruiken. Vuil of bezinksel van de verwarmingsinstallatie kan de unit beschadigen en de levensduur ervan verkorten. Het circuit van het warm tapwater kan ook met een filter worden beveiligd om storingen tijdens het bereiden van warm tapwater te voorkomen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "Het warm tapwater regelen:
geavanceerd"op pagina69.
Warmtapwatertank – Installatie van een tank van derden.
Wanneer u een tank van derden installeert, moet u rekening houden met de volgende vereisten:
▪ convectorformaat moet ≥0,45m2 zijn, ▪ waterleiding is ≥3/4" om hoge drukvallen te voorkomen, ▪ op de juiste plaats (boven de verwarmingsconvector) is een
sensorzak voorzien. De sensor van de tank mag niet in contact
komen met water. ▪ maximaal tankinstelpunt voor een tank van derden is 60°C, ▪ in geval van een elektrische verwarming in de tank moet u
ervoor zorgen dat deze correct is geïnstalleerd (boven de
verwarmingsconvector). Raadpleeg de installatiehandleiding van EKHY3PART voor meer informatie.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp

6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ moet u het minimum en het maximum watervolume controleren; ▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 13,5liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
RAD1 RAD2 RAD3
T
95°C
a b d e
hg
c f
g i
50
0.3
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
2.2
2.4
2.6
100 150 200 250 300 350 400 4500
a
b
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum watervolume en voordruk in expansievat wanneer 55°C
Hoogteversc
installatie
≤7m De voordruk moet niet
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Ketel
e Omloopklep
f Pomp g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 55°C voor vloerverwarmingstoepassingen
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 80°C voor radiatortoepassingen
Watervolume
hil
(a)
≤280l >280l
Doe het volgende:
bijgeregeld worden.
▪ Verlaag de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤280l >280l
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het
Watervolume
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum watervolume en voordruk in expansievat wanneer 80°C
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤140l >140l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
Minimum nodig waterdebiet
05 modellen 7l/min 08 modellen 8l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "10.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina85.

6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
a
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
a Schräderklep

6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn geen acties of aanpassingen nodig voor vloerverwarmingslussen of radiatoren.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350l. Er zijn radiatoren geplaatst, gebruik dus de grafiek voor 80°C.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (140 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 205l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 205l, is het expansievat te klein voor de
installatie. Monteer daarom een extra vat buiten de installatie.

6.5 De elektrische bedrading voorbereiden

6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken; ▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Dan kan de gasboiler nog steeds verwarming leveren, maar de compressor van de buitenunit zal NIET werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
6 Voorbereiding
1
5
8
0
1
5
0
0
0
2
a
3
1
4
5
8
0
1
5
0
0
0
2
b
3
5 3
a
b
14
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0 1
5
0
0
0
2
M
6 10
11 12 13 14 18 20
15
2
7
8
16
c
a
d
b
17 19
3
1 4 5
9

6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische voeding wordt
onderbroken

6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren

De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Wanneer de Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. De buitenunit wordt uitgezet door de bediening. De gasboiler kan nog steeds werken.
Opmerking: De elektriciteitsmaatscha ppij moet altijd zorgen dat de binnenunit elektriciteit kan verbruiken.
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Elektrische voeding voor buitenunit 2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor gasboiler 4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de
printplaat van de binnenunit te voeden in geval van stroomonderbreking van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief)
Het volgende geldt ALLEEN voor de Franse markt: “prijs blauwe dagen”
In Frankrijk is er een voorkeur kWh-tarief: “prijs blauwe dagen”. Deze prijs verdeelt de dagen van het jaar in:
▪ blauwe dagen (voorkeurelektriciteitsprijs, ideaal om de
warmtepomp te laten werken), ▪ witte dagen (ideaal om warmtepomp en hybrid te laten werken), ▪ en rode dagen (hoge elektriciteitsprijs, verkiesbaar om de boiler te
laten werken). Aan te bevelen: gebruik contact (4) voor elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief om de boiler te verplichten tijdens rode dagen te werken. Merk op dat het soms nodig is de meter zo in te stellen dat deze het contact alleen op rode dagen sluit. Raadpleeg hiervoor best de handleiding van de gebruikte meter.
De binnenunit en de gasboiler zijn NIET compatibel met andere combinaties van contacten (bijv. gesloten contacten op witte/blauwe dagen). Sluit de binnenunit en de gasboiler als volgt aan: zie de afbeelding in kolom “NIET onderbroken elektrische voeding” in de tabel hierboven.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding onmiddellijk of na een tijdje door de elektriciteitsmaatscha ppij onderbroken. In dat geval moet de binnenunit door een afzonderlijke normale elektrische voeding gevoed worden. De buitenunit KAN NIET werken, maar de gasboiler kan werken.
a Buitenunit b Binnenunit c Gasboiler d Warmtapwatertank
Onderde
el
Beschrijving Draden Maximumstr
oom in functie
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1 Elektrische voeding
2+GND
(a)
voor buitenunit
2 Elektrische voeding en
3+GND
(g)
doorverbindingskabel naar binnenunit
3 Elektrische voeding
2+GND
(c)
gasketel
4 Elektrische voeding
2
(e)
met voorkeur kWh­tarief (spanningsvrij contact)
5 Elektrische voeding
2 6,3A
met normaal kWh-tarief
Gebruikersinterface
6 Gebruikersinterface 2
(f)
Optionele uitrustingen
7 3‑wegsklep 3 100mA 8 Thermistortank voor
2
(d)
warm tapwater
9 Elektrische voeding
2
(b)
voor bodemplaatverwarming
10 Kamerthermostaat/
3 of 4 100mA
warmtepompconvector
11 Buitenomgevingstempe
2
(b)
ratuursensor
12 Binnenomgevingstemp
2
(b)
eratuursensor
Ter plaatse te voorziene onderdelen
13 Afsluiter 2 100mA
Uitgebreide handleiding voor de installateur
(b)
(b)
(b)
23

7 Installatie

1
2
2
Onderde
Beschrijving Draden Maximumstr
el
14 Elektriciteitsmeter 2 15 Pomp voor warm
2
tapwater 16 Alarmuitgang 2 17 Omschakeling naar
2 externe warmtebronregeling
18 Bediening
2 ruimtekoeling/ verwarming
19 Digitale ingangen
energieverbruik
2 (per
ingangssignaal)
20 Gasmeter 2
(a) Zie naamplaatje op buitenunit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (c) Gebruik de bij de ketel meegeleverde kabel. (d) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(g) Kabeldoorsnede 1,5mm2; maximumlengte: 50m.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
oom in functie

7.2 De units openen

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

7.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
7 Installatie

7.1 Overzicht: Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit monteren. 3 De gasketel bevestigen. 4 De condensaatleiding aansluiten. 5 De koelmiddelleiding aansluiten. 6 De koelmiddelleiding controleren. 7 Koelmiddel bijvullen. 8 De waterleidingen aansluiten. 9 De elektrische bedrading aansluiten. 10 De gasleidingen aansluiten. 11 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem. 12 De installatie van de buitenunit voltooien. 13 De installatie van de binnenunit voltooien. 14 De installatie van de gasketel voltooien.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.

7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit openen

1 Verwijder het zijpaneel aan de rechterkant van de binnenunit.
Het zijpaneel is vastgemaakt aan de onderkant met 1 schroef.
2 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
3 Het rechterpaneel van de schakelkast gaat open. 4 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het voorpaneel
van de schakelkast.
5 Het voorpaneel van de schakelkast gaat open.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
2
4
5
3
6
6
7
8

7.2.4 De gasketel openen

1
2
7 Installatie
Wanneer de ketel is geïnstalleerd en er toegang tot de schakelkast vereist is, volg dan de onderstaande stappen.
6 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
7 Verwijder de schakelkast van de unit. 8 Haak de schakelkast aan de zijkant van de unit met de
voorziene haken op de schakelkast.
1 Open de afdekking van het display. 2 Schroef beide schroeven vast. 3 Hef het frontpaneel naar u toe op en verwijder het voorpaneel.

7.2.5 Het deksel van de schakelkast van de gasketel openen

1 Open de gasketel, zie "7.2.4 De gasketel openen" op
pagina25.
2 Trek de ketelcontrollerunit naar voren. De ketelcontroller zal
naar beneden kantelen om toegang te verschaffen.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02

7.3 De buitenunit monteren

7.3.1 Over de montage van de buitenunit

Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Installatie
a
283
580
<100
(mm)
<100
>300
283
580
<150
<150
(mm)
>300
100
a
b
>250
>300
>250
(mm)
a
b
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Afvoer voorzien. 4 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen. 5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "6Voorbereiding"op pagina16.

7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Indien de unit rechtstreeks op de vloer wordt geïnstalleerd, maak dan als volgt 4sets klaar van M8 of M10 ankerbouten, moeren en sluitringen (ter plaatse te voorzien):
Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit. Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat. In dit geval is het aan te bevelen om een voetstuk te bouwen en op dit voetstuk de EKFT008CA-optiekit te installeren.
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008CA-optiekit
Indien de unit op draagarmen tegen de muur geïnstalleerd wordt, is het aangewezen de EKFT008CA-optie te gebruiken en de unit op de volgende manier te installeren:
INFORMATIE
De maximumhoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 15mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
a Maximale sneeuwhoogte
b EKFT008CA-optiekit
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02

7.3.4 De buitenunit installeren

2
a a
1
b
a
a
b
VOORZICHTIG
Verwijder het beschermend stuk karton NIET vooraleer de unit goed geïnstalleerd is.
1 Hef de buitenunit op zoals beschreven in "4.2.2 Om de
toebehoren van de buitenunit uit te nemen"op pagina9.
2 Installeer de buitenunit op de volgende manier:
7 Installatie
a Beschermend stuk karton b Montage-instructies

7.3.5 Afvoer voorzien

▪ Vermijd installatieplaatsen waar water dat uit de unit lekt door een
verstopte lekbak, de plaats van beschadigen. ▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen. ▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om het
overtollig water rond de unit af te voeren. ▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoor
te zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen. ▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de
unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en
afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Indien de afvoergaten van de buitenunit geblokkeerd worden, voorzie dan een ruimte van minstens 300 mm onder de buitenunit.
Door een additionele lekbakkit (EKDP008CA) te gebruiken, kan het afgevoerd water opgevangen worden. De lekbakkit bevat:
a Luchtuitlaat
OPMERKING
Het voetstuk MOET gelijk komen met de achterkant van het U-profiel.
3 Verwijder het beschermend stuk karton en het blad met de
montage-instructies.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02
a Lekbak b U-profielen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
283 mm
580 mm
21 3

7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen: 1 De binnenunit installeren.

7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.4.3 De binnenunit plaatsen

1 Plaats de installatiemal (zie doos) tegen de muur en volg
onderstaande stappen zoals geïllustreerd.
2 Bevestig de muurbeugel aan de muur met 2 M8-bouten.

7.4 De binnenunit monteren

7.4.1 Over het monteren van de binnenunit

Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
3 Hef de unit op.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
30kg
4 Kantel het bovenste gedeelte van de unit tegen de muur op de
36kg
plaats van de muurbeugel.
5 Schuif de beugel op de achterkant van de unit over de
muurbeugel. Controleer of de unit goed vastzit. U kunt de onderkant van de unit extra vastmaken met 2 M8-bouten.
6 De unit is bevestigd aan de muur.
7 Installatie
2 Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit. 3 De beugel om de ketel te bevestigen op de
warmtepompmodule is reeds bevestigd op de achterzijde van de gasboiler.
4 Hef de ketel op. Een persoon heft de gasboiler op aan de
linkerkant (linkerkant bovenaan en rechterkant onderaan) en een andere persoon heft de gasboiler op aan de rechterkant (linkerkant onderaan en rechterkant bovenaan).
5 Kantel de bovenzijde van de unit bij de positie van de
bevestigingsbeugel van de binnenunit.

7.5 De gasketel bevestigen

INFORMATIE
Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit om de gasboiler gemakkelijker te kunnen installeren.

7.5.1 De gasketel installeren

1 Til de unit uit de verpakking.
6 Schuif de ketel naar beneden om de ketelbeugel op de
bevestigingsbeugel van de binnenunit te plaatsen.
7 Zorg dat de gasboiler correct is bevestigd en correct uitgelijnd
met de binnenunit.
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA + RHYKOMB33AA ROTEX HPU hybrid 4P355635-1A – 2016.02

7.5.2 De condensatieopvangbak installeren

INFORMATIE
De ketel is voorzien van een flexibele leiding van 25 mm op de condensatieopvangbak.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
Ø22 mm
a
b
c
a
b
c
d
≥75 mm
Ø22 mm
100 mm
Voorwaarde: De boiler MOET eerst worden geopend vooraleer de condentatieopvangbak te plaatsen.
1 Plaats de flexibele leiding (toebehoren) op de uitlaat van de
condensatieopvangbak.
2 Vul de condensatieopvangbak met water. 3 Schuif de condensatieopvangbak zo ver mogelijk omhoog op
de condensatieafvoerconnector onder de gasketel.
4 Sluit de flexibele buis (indien van toepassing met de
overloopleiding van de drukveiligheidsklep) aan op de afvoer via een open aansluiting.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd eventuele externe condensatieleidingen te isoleren en te vergroten tot Ø32mm om te voorkomen dat het condenswater bevriest.

7.6 Condensatieleidingen

INFORMATIE
Het condensatieafvoersysteem MOET van plastic gemaakt zijn; er mogen geen andere materialen worden gebruikt. De afvoerbuis MOET een minimale gradiënt van 5~20mm/ m hebben. Condensatieafvoer via de goot is NIET toegelaten vanwege het risico van bevriezing en de mogelijke schade aan de materialen.

7.6.1 Interne aansluitingen

Indien mogelijk moet de condensatieafvoerleiding zo worden geleid en eindigen dat het condenswater door de zwaartekracht weg van de ketel stroomt naar een geschikt intern afvoerpunt voor afvalwater, zoals een interne goot- en ontluchtingspijp. Een geschikte permanente aansluiting op de afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
WAARSCHUWING
▪ Vul de condensatieopvangbak ALTIJD met water en
plaats deze op de ketel alvorens de ketel op te starten. Zie de onderstaande illustratie.
▪ Door de condensatieopvangbak NIET te plaatsen of te
vullen, kunnen schoorsteengassen in de installatiekamer terechtkomen en gevaarlijke situaties ontstaan!
▪ Om de condensatieopvangbak te plaatsen MOET het
voorste deksel naar voren worden getrokken of volledig verwijderd.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Minimum 450 mm en tot 3 verdiepingen
Als de eerste optie NIET mogelijk is, kan er een interne keuken- of badkamerafvalleiding, wasmachineleiding worden gebruikt. Zorg dat de condensatieafvoerleiding stroomafwaarts van de afvalopvangbak is aangesloten.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met geïntegreerde overloop
d 75 mm afvalopvangbak en luchtstop
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
RVLQ05+08CAV4 + RHYHBH05AA + RHYHBH/X08AA +
RHYKOMB33AA
ROTEX HPU hybrid
4P355635-1A – 2016.02
Loading...
+ 102 hidden pages