De Engelse tekst is de oorspronkelijke versie. Andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
1.VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Lees deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” zorgvuldig door voordat u de airconditioner installeert
en zorg ervoor dat u het toestel op de juiste wijze installeert.
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen.
Beide bevatten belangrijke veiligheidsinstructies. U dient ze dan ook altijd op te volgen.
WAARSCHUWING ......
VOORZORGSMAATREGELEN Het niet correct opvolgen van deze instructies kan schade aan
Voer nadat de installatie is voltooid, een werkingstest uit om te bevestigen dat de apparatuur probleemloos
werkt. Leg daarna aan de cliënt uit hoe hij de apparatuur moet bedienen wijs hem erop dat hij de
bedieningshandleiding moet volgen. Vraag de cliënt de installatiehandleiding en de bedieningshandleiding
bij elkaar te bewaren, zodat deze later opnieuw kunnen worden nagelezen.
Deze airconditioner is ingedeeld in de categorie “apparaten geschikt voor algemeen gebruik”.
Het niet correct opvolgen van deze instructies kan ernstig lichamelijk letsel
of een dodelijk ongeval veroorzaken.
eigendommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig
kan zijn al naar gelang de omstandigheden.
• Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren.
Probeer de airconditioner niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische
schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner conform de instructies van deze installatiehandleiding.
Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Bij installatie van de unit in een kleine ruimte, moeten de nodige voorzorgen worden genomen
om te voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te hoog wordt.
Nederlands1
Page 3
Neem contact op met uw verdeler voor meer informatie. Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt,
VOORZORGSMAATREGELEN
kan dit leiden tot zuurstofgebrek.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderdelen om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit,
waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner op een fundering die sterk genoeg is om het gewicht van de unit te kunnen
hebben.
Als de fundering niet sterk genoeg is, kan de apparatuur vallen en verwondingen veroorzaken.
• Houd bij de installatie rekening met harde wind, tropische stormen en aardbevingen.
Als de installatie niet correct is uitgevoerd, kan de unit vallen en ongevallen veroorzaken.
• Elektrische werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkend elektricien conform de lokale
wetten en regelgeving, en met inachtneming van deze installatiehandleiding. Gebruik altijd een afzonderlijk
voedingscircuit en sluit in geen geval bijkomende bedrading aan op het bestaande circuit.
Onvoldoende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken
en brand tot gevolg hebben.
• De airconditioner moet geaard worden.
Gebruik hiervoor geen gas- of waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel.
Onvoldoende aarding kan kortsluiting of brand veroorzaken.
Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de airconditioner beschadigen.
• Plaats een aardlekschakelaar.
Het niet plaatsen van een aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand
tot gevolg hebben.
• Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
Het aanraken van onderdelen onder spanning kan elektrische schokken tot gevolg hebben.
Gebruik voor de bedrading de voorgeschreven draden en sluit ze stevig en vast aan zodanig er geen
•
externe kracht van de draden kan worden uitgeoefend op de klemaansluitingen.
Als de draden niet stevig zijn aangesloten en vastgemaakt, kan dit oververhitting, brand of dergelijke
tot gevolg hebben.
• De bedrading voor de elektrische voeding en tussen de binnen- en buitenunits moet correct gelegd
en gevormd worden, en het deksel van de regelkast moet stevig worden vastgemaakt zodat de bedrading
de structuuronderdelen zoals het deksel niet omhoog kan duwen.
Als het deksel niet goed is vastgemaakt, kan dit elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden.
Als het koelmiddel tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage van koelmiddelgas is.
Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen,
zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
• Raak koelmiddel dat uit de koelmiddelleiding of andere plaatsen is gelekt niet rechtstreeks aan aangezien
gevaar van bevriezing bestaat.
• Leg de afvoerleiding correct aan volgens deze installatiehandleiding en isoleer de leiding om condensatie
te voorkomen.
Een slecht geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage binnen en beschadiging van eigendom
tot gevolg hebben.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de bedrading op tenminste 1 meter afstand
van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen.
(Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn
om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlichting.
Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter
of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Installeer de airconditioner niet in de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of stoom (zoals bijv. in een keuken).
De kwaliteit van plastic onderdelen kan verminderen waardoor ze uit het toestel kunnen vallen
of waterlekkage veroorzaken.
2Nederlands
Page 4
2. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
Er kan corrosie van koperen leidingen of gesoldeerde onderdelen optreden, wat lekkage
van het koelmiddel tot gevolg kan hebben.
3. Waar er machines zijn die elektromagnetische golven genereren en waar er vaak
spanningsschommelingen optreden, zoals in fabrieken.
Het besturingssysteem kan slecht gaan functioneren waardoor de unit mogelijk niet meer correct
zal werken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of ontvlambare stoffen in de lucht hangen,
of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine.
Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
2.VOOR INSTALLATIE
Zorg ervoor dat de kunststof onderdelen van het apparaat niet belast worden wanneer het apparaat
wordt geopend of wanneer deze wordt verplaatst nadat deze is geopend.
Controleer vooraf of het koelmiddel dat voor de installatie wordt gebruikt, wel degelijk R410A is.
(wanneer de installatie met een verkeerd koelmiddel wordt geladen, zal de unit niet correct werken)
• Zie voor de installatie van een buitenunit, de installatiehandleiding bij de buitenunit.
• Bewaar alle eventueel overtollige onderdelen totdat de gehele installatie gereed is.
• Bepaal via welke route u de unit naar de plaats van installatie zult brengen.
• Wanneer de unit bij verplaatsing moet worden opgehesen, moet een draagriem van zacht materiaal (doek,
nylon, enz.) worden gebruikt, zoals hieronder getoond. (Zie Afb. 1)
2-1VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik voor het kiezen van een installatieplaats de papieren pasmal (deel van de verpakking).
• Gebruik de unit niet in ruimten met een hoog zoutgehalte in de lucht, zoals vlakbij de zee,
waar er spanningsschommelingen optreden, zoals in fabrieken, of waar het grondvlak trilt,
zoals in voertuigen of schepen.
• Ontlaad voor het openen van het deksel van de regelkast en het leggen van de bedrading, alle statische
elektriciteit van uw lichaam. Anders kunnen elektrische onderdelen beschadigd raken.
Nederlands3
Page 5
2-2ACCESSOIRES
OPMERKING
Bewaar alle eventueel overtollige onderdelen totdat de gehele installatie gereed is.
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd.
Naam(1) Installatiebeugel
Hoeveelheid1 set *1)2 stuks1 stuks1 elk
Vorm
(2) Schroef (M4 × 10), 1
stuks
Naam(7) Deksel(8) Klem(9) Installatiepatroon
Hoeveelheid1 stuks *2)5 stuks1 stuks1 stuks
Vorm
(3) Doorvoer
beschermrubber
(4) BusFittingisolatie
(5) Voor gasleidingen
(6) Voor waterleidingen
(10) Dauwbestendig
materiaal
(12)
Naam
Hoeveelhei
d
Vorm
(11) Schroeven
(M4 × 10)
3 stuks *2)2 stuks1 stuks *2)
Schroeve
n
(M5 × 12)
(13) Bekabeling voor de
afstandsbediening
2-3OPTIONELE ACCESSOIRES
• Voor deze binnenunit is de optionele afstandsbediening vereist.
Selecteer een afstandsbediening uit Tabel 1 naargelang de vraag van de cliënt en installeer
•
ze op een geschikte plaats.
(Volg voor de installatie de installatiehandleiding die bij de afstandsbedieningen zit.)
Tabel 1
Afstandsbediening
Met draadBRC1E52A7/BRC1E51A7/BRC1D528
(Overige)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
*1) De installatiebeugel
wordt op de hoofdunit
vastgeschroefd
(bovenplaat).
*2) Deze onderdelen
worden gebruikt
wanneer de
afstandsbediening
in de hoofdunit wordt
geïnstalleerd.
• Als de cliënt een afstandsbediening wenst die niet in bovenstaande tabel wordt vermeld,
dient u een geschikte
afstandsbediening te selecteren na de catalogi en de technische handleidingen te hebben geraadpleegd.
4Nederlands
Page 6
BESTEED TIJDENS INSTALLATIE EXTRA AANDACHT AAN DE VOLGENDE PUNTEN EN
INSPECTEER NA INSTALLATIE.
1. Inspectiepunt na voltooiing van installatie.
InspectiepuntWat kan gebeuren als het niet goed is uitgevoerd
Zijn de binnen- en buitenunit stevig
gemonteerd?
Is de installatie van de binnenen de buitenunit voltooid?
Werd de unit getest op gaslekken
en werd de lektestdruk genoteerd in
de installatiehandleiding die bij de
buitenunit zit?
Is de unit goed geïsoleerd?
(Koelmiddelleiding, afvoerleiding)
Stroomt de afvoer goed door?Er kan condenswater gaan druppen.
Komt de voedingsspanning overeen met
de spanning die op de kenplaat staat?
Zijn de bedrading en de buizen goed
aangelegd?
Is de unit goed geaard?
Voldoet de bedrading aan
de specificaties?
Worden de luchtinlaat of de luchtuitlaat
van binnen- of buitennuit geblokkeerd?
Is de lengte van de koelleidingen
en de lading van het aanvullende
koelmiddel genoteerd?
Als de apparaten loskomen, kunnen ze trillingen
of lawaai veroorzaken.
Er kunnen storingen optreden of componenten
doorbranden.
Een lek kan onvoldoende koeling of verwarming
tot gevolg hebben.
Er kan condenswater gaan druppen.
Er kunnen storingen optreden of componenten
doorbranden.
Er kunnen storingen optreden of componenten
doorbranden.
Indien niet, kan dit elektrische schokken
tot gevolg hebben.
Er kunnen storingen optreden of componenten
doorbranden.
Blokkeringen kunnen onvoldoende koeling
of verwarming tot gevolg hebben.
(Dit kan leiden tot storingen of afnemende
prestaties ten gevolge van een kleiner
luchtvolume.)
De lading van het koelmiddel in het systeem
kan niet goed bepaald worden.
Inspectie-
punt
2. Punten die moeten worden geïnspecteerd bij levering aan de cliënt.
* Herbekijk ook de “1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN’’
Inspectiepunt
Is de lokale instelling gebeurd (zoals noodzakelijk)?
Heeft u het deksel van de regelkast, het luchtfilter en het aanzuigrooster vastgemaakt?
Wordt de koude (warme) lucht tijdens het koelen (verwarmen) goed uitgeblazen?
Heeft u de cliënt de werking van het systeem uitgelegd en de bedieningshandleiding laten
zien?
Heeft u de in de bedieningshandleiding beschreven koel-, verwarmings-, droog-
en automatische koeling/verwarmingsfuncties uitgelegd?
Heeft u uitgelegd wat de ingestelde luchtstroom is toen u de luchtstroom instelde
op de thermostaat van de cliënt?
Staat de noodschakelaar (EMG.) op de printplaat AAN? Bij levering uit de fabriek staat
hij ingesteld op normaal (NORM).
Is de aanzuigthermistor geïnstalleerd op zijn originele positie (geluiddemper) wanneer
het optionele adapter montagekastje is geïnstalleerd?
Heeft u de cliënt de bedieningshandleiding overhandigd?
(Gelieve ook de installatiehandleiding af te geven.)
Inspectie-
punt
Nederlands5
Page 7
Items die uitleg behoeven
De items met de markering WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN in
de bedieningshandleiding kunnen verwondingen en/of materiële schade tot gevolg hebben
wanneer ze niet worden nageleefd. Bijgevolg moeten ook die worden uitgelegd aan de cliënt
(naast het algemene gebruik van het systeem) en moet de cliënt worden gevraagd om ze allemaal
grondig door te lezen. Het is van belang dat u de cliënt een volledige beschrijving geeft van
de werking van het systeem en hem aanbeveelt om de bedieningshandleiding goed te lezen.
2-4OPMERKINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
Geef uw cliënten uitgebreide instructies (in het bijzonder wat betreft het reinigen van filters, bedienen van
de verschillende functies en het instellen van de temperatuur) door hen zelf het apparaat te laten bedienen
terwijl ze de handleiding lezen.
3.HET SELECTEREN VAN DE PLAATS
Zorg ervoor dat de kunststof onderdelen van het apparaat niet belast worden wanneer het apparaat
wordt geopend of wanneer deze wordt verplaatst nadat deze is geopend.
(1) Kies voor de installatie een plaats die aan de volgende voorwaarden voldoet en die tevens
de goedkeuring van uw cliënt draagt.
• Waar de lucht optimaal kan circuleren.
• Waar de vloer stevig genoeg is om het gewicht
van de binnenunit te dragen en de trillingen ervan
op te vangen.
• Zorg ervoor dat de vloer goed horizontaal is.
(Er kunnen trillingen en abnormale geluiden
ontstaan).
• Waar de luchtinlaat en -uitlaat niet geblokkeerd
worden en waar er voldoende ruimte voor
onderhoud en reparatie is. (Zie Afb. 2)
(Als dit niet het geval is, kan de capaciteit
afnemen ten gevolge van kortsluiting.)
• Waar condens goed kan worden afgevoerd.
• Waar het buizenwerk tussen de binnen- en
buitenunits binnen de voorgeschreven limiet blijft. (Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.)
• Waar geen gevaar voor lekkage van gevaarlijke gassen bestaat.
(2) Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de bedrading op tenminste 1 meter
afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen.
(Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn
om de storing te elimineren.)
(3) Ga na of de plaats van de installatie (zoals de vloer en de muur) het gewicht van de unit kan dragen
en verstevig de plaats indien nodig met balken alvorens met de installatie te beginnen. Verstevig
de plaats alvorens met de installatie te beginnen, om trillingen en abnormale geluiden
te voorkomen.
6Nederlands
Page 8
4.INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
Gebruik tijdens installatie alleen de bijgeleverde accessoires en de voorgeschreven materialen.
〈Bevestigingsprocedure 〉
• Aangezien de binnenunit hoog is wanneer hij verticaal staat, moeten de volgende maatregelen worden
genomen om te voorkomen dat de unit gaat vallen.
1. Zet de houder van het rooster omhoog.
2. Maak het aanzuigrooster los.
Verwijder de schroeven (R & L, totaal 2) waarmee de roosteraanslag bevestigd is. (1) Kantel het rooster
daarna naar voren, en (2) til het omhoog.
Nederlands7
Page 9
3. Voor normale installatie.
Verwijder de schroef (2) die de installatiebeugel (1) vasthoudt aan het bovenpaneel. Verander
de montagerichting van de beugel zoals getoond in de onderstaande afbeelding en zet hem met
de bevestigingsschroeven (12) vast op het bovenpaneel. Bevestig de beugel daarna aan de muur
met de gepaste schroeven (niet meegeleverd).
• Schroeven (2) worden niet gebruik
t.
4. Wanneer de unit wordt geïnstalleerd op een plaats waar hij bestand moet zijn tegen
aardbevingen.
Voer de bevestigingsmethode links uit en zet daarnaast het bodemframe met ankerbouten (niet
meegeleverd) vast op de fundering. Er zijn vier gaten voor ankerbouten voorzien in de bodemplaat.
•
Gebruik de plaatsen aangegeven op het installatiepatroon (9) (onderdeel van het verpakkingsmateriaal)
5. Verwijder het beschermingsmateriaal van de ventilator.
Er kunnen storingen ontstaan wanneer het systeem werkt met het beschermingsmateriaal nog
geïnstalleerd op de ventilator. (4 plaatsen).
.
8Nederlands
Page 10
〈Aanbrengen van dauwbestendig materiaal (enkel bij aansluiting met de RZQSG71L)〉
VOORZORGSMAATREGELEN
• Om het werk gemakkelijker te maken zet u de bovenste 5 horizontale jaloezieën naar boven en
de 3 onderste jaloezieën naar beneden. Maak daarna het voorziene dauwbestendige materiaal (10)
vast aan derde horizontale jaloezie van onderaan zoals getoond in Afb. 8. Als het materiaal niet
op de correcte plaats is aangebracht, kan condensatiewater gaan druppelen.
5.DE KOELMIDDELLEIDING
〈Meer informatie voor de koelmiddelleiding voor de buitenunit vindt u in de installatiehandleiding bij
de buitenunit.〉
〈Zorg ervoor dat u zowel de gas- als waterleidingen thermisch isoleert. Een onvolledige isolatie kan
waterlekkage tot gevolg hebben. De thermische weerstand van de isolatie voor de gasleiding moet
120°C of meer bedragen.
Zorg voor meer isolatie van de koelmiddelleiding in omgevingen met een hoge vochtigheid.
Bij onvoldoende isolatie kan er zich condensatie vormen op het isolatie-oppervlak.
Controleer zeker dat R410A als koelmiddel wordt gebruikt alvorens met het werk te beginnen.
(Als er ander koelmiddel wordt gebruikt, is een normale werking niet mogelijk.)〉
Dit product is een model dat gebruik maakt van nieuw koelmiddel (R410A). Neem bij de installatie
de volgende voorzorgsmaatregel in acht.
• Gebruik in het geval van een verbreding via een flareverbinding de juiste pijpsnijder en tromp
voor R410A.
• Breng, voordat u de flareverbinding aandraait, esterolie of etherolie binnenin de tromp aan.
• Gebruik alleen de met de unit meegeleverde flaremoeren. Gebruik geen flaremoer van klasse 1.
Anders kan het koelmiddel gaan lekken.
• Knijp de leiding dicht of plak het uiteinde af met tape om te voorkomen dat vuil, vocht of andere
stoffen de leiding binnendringen.
Voorkom dat lucht of andere stoffen dan het koelmiddel in de koelmiddelleiding terecht kunnen komen.
•
Ventileer de ruimte onmiddellijk wanneer gasvormig koelmiddel ontsnapt tijdens de
installatiewerkzaamheden.
Nederlands9
Page 11
• De buitenunit is gevuld met koelmiddel.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Indien u geen momentsleutel heeft, gebruik dan tabel 2 als vuistregel.
• De koelmiddelleiding kan langs de volgende zijde uit de unit
worden genomen.
Linkerzijde, rechterzijde, achterzijde, onderzijde
U moet zelf beslissen via welke zijde u de koelmiddelleiding
uit de unit wil nemen.
• Maak de verbindingen altijd met een steeksleutel en een
momentsleutel, zoals is weergegeven in de afbeelding,
wanneer de leiding worden bevestigd op/losgekoppeld van het
apparaat. (Zie Afb. 9)
*Wanneer u een ander instrument dan een steeksleutel
gebruikt, kan de kop van de flaremoer beschadigd raken
wat tot gaslekken kan leiden ten gevolge van een slechte
afdichting.
• Zie “Tabel 2” voor de afmetingen voor verbreding.
• Breng bij het aansluiten van de flaremoer esterolie of etherolie
aan binnenin de tromp en draai de moer 3 – 4 keer aan met de
hand alvorens ze vast te schroeven. (Zie Afb. 10)
Let op dat u de tromp niet beschadigt.
Tabel 2
LeidingdiameterDraaimomentFlaremaat A (mm)Flare
φ9,5 (3/8”) 32,7 – 39,9 N·m12,8 – 13,2
φ15,9 (5/8”)61,8 – 75,4 N·m19,3 – 19,7
• Zie “Tabel 2” voor het juiste aanhaalmoment.
Wanneer de verbinding te strak wordt aangedraaid, kan deze beschadigen en lekkage van koelmiddel
veroorzaken.
Wanneer u de flaremoer blijft aandraaien met een steeksleutel, is er een punt waarop
het aandraaimoment plots toeneemt.
Draai de flaremoer vanaf dat punt verder aan onder de onderstaande hoek. (Zie Tabel 3)
Controleer na het werk altijd of er geen lekken zijn.
Wanneer u de moer niet aandraait volgens de vermelde instructies (wanneer ze te los is aangedraaid),
kan het koelmiddel gaan lekken (trage lekken) en met een mogelijke slechte werking van het systeem
tot gevolg (zoals onvoldoende koeling of verwarming).
Tabel 3
LeidingdiameterAantal graden doordraaienAanbevolen armlengte van gereedschap
φ9,5 (3/8”)60 à 90 gradenCirca 200 mm
φ15,9 (5/8”)30 à 60 gradenCirca 300 mm
10Nederlands
Page 12
1. Aanleggen van de koelmiddelleiding.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
• Maak de leidingopsluitplaat los. (Zie Afb. 12)
〈 In het geval van linker of rechter leidingen 〉
1. Open de gaten in het rechter (linker) zijpaneel. (Zie Afb. 11)
2. Breng de leidingen (koelmiddel en afvoer) en de bedrading (aansluiting buiten- en binnenunits)
aan via de gaten in het zijpaneel.
(Zie afmetingen in Afb. 15 voor het dimensioneren van de koelmiddelleiding.)
〈 In het geval van leidingen achteraan 〉
1. Open de gaten in het achterpaneel. (Zie Afb. 14)
2. Breng de leidingen (koelmiddel en afvoer) en de bedrading (aansluiting buiten- en binnenunits)
aan via de gaten in het achterpaneel.
(Zie afmetingen in Afb. 15 voor het dimensioneren van de koelmiddelleiding.)
Zorg er bij het aanbrengen van een leiding via de achterzijde voor dat u de stroomdraad
van de ventilatormotor niet beschadigt.
Let er bij het openen van het gat op dat de staalplaat de stroomdraad van de ventilator niet beschadigt.
(Zie Afb. 16).
〈 In het geval van naar beneden lopende leidingen 〉
1. Snijd gaten uit op het aangegeven gedeelte van het bodemframe. (Zie Afb. 14)
2. Breng de leidingen (koelmiddel en afvoer) en de bedrading (aansluiting buiten- en binnenunits)
aan via de gaten in het bodemframe.
Let op dat u de ventilatorbehuizing niet beschadigt bij het aanbrengen van de leidingen.
De ventilatorbehuizing is gemaakt van polyethyleenschuim.
Let op dat u de ventilatorbehuizing niet beschadigt met het leidinguiteinde wanneer u de binnenunit
installeert.
Nederlands11
Page 13
• Nadat de koelmiddelleiding en elektrische bedrading zijn gelegd, vergrendelt u de koelmiddelleiding,
VOORZORGSMAATREGELEN
de afvoerslang van de binnenunit, de besturingsbedrading van binnen- en buitenunit en de
aardingskabel in de leidingopsluitplaat (Zie Afb. 12). Tijdens dit werk kan de koelmiddelleiding die in
de binnenunit binnenkomt, in contact komen met het aanzuigrooster. Zorg er bijgevolg voor dat u de
koelmiddelleiding vanaf de leidingopsluitplaat niet verlengt.
(Voor elektrische bedrading, zie “8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING”.)
• Voer de thermische isolatie uit nadat de lektest op de leidingaansluitingen is voltooid. (Zie Afb. 13)
• Voer de thermische isolatie van zowel de water- als gasleidingen uit met de meegeleverde
fittingisolatie (5) en (6). (Zet beide uiteinden van de fittingisolatie (5) en (6) vast met de klem (8).
Let op dat u alle lokale leidingen isoleert tot aan de leidingaansluiting binnenin de unit.
Bloot liggende leidingen kunnen condensatie of brandwonden bij aanraking veroorzaken,
of elektrische schokken of brand tot gevolg hebben als de bedrading wordt aangeraakt.
12Nederlands
Page 14
VOORZORGSMAATREGELEN
• LET OP DE VOLGENDE PUNTEN BIJ HET MAKEN VAN SOLDEERVERBINDINGEN
VOORZORGSMAATREGELEN
• Soldeer niet binnenin de unit.
De bodemplaat en de ventilatorbehuizing zijn gemaakt van kunststof. Ze kunnen smelten of brand
veroorzaken door wegspattende vonken.
• Soldeer de koelmiddelleiding enkel nadat er stikstof door de leiding is gelopen en stikstof in de plaats
komt van lucht (Zie Afb. 17). Sluit de binnenunit aan met flares zodra dit is voltooid (Zie Afb. 13).
1. Bij solderen nadat er stikstof door de leiding is gestroomd en de stikstof in de plaats is gekomen van lucht,
is het gepast om de stikstofdruk via een drukregelklep in te stellen op ongeveer 0,02MPa. (Zie Afb. 17)
2. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen soldeert. Gebruik daarvoor in de plaats fosfor-
kopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel nodig is.
(Vloeimiddel op chloorbasis is uitermate schadelijk voor koelmiddelleidingen. De leidingen zullen gaan
corroderen en als het middel fluor bevat zal het de koelmiddelolie aantasten.)
3. Raadpleeg bij het uitvoeren van de lektest voor de binnenunit en de leidingen tussen units nadat
de binnenunit is geïnstalleerd de installatiehandleiding voor de binnenunit of de technische handleiding
voor de lektestdruk en de koelmiddelleidinginstallatie.
4. Bij een tekort aan koelmiddel door een ontluchting of wanneer wordt vergeten extra koelmiddel te laden,
zal de unit niet meer naar behoren werken (hij zal niet voldoende koelen of verwarmen).
Raadpleeg voor de installatie van de koelmiddelleiding de installatiehandleiding van de buitenunit
of de technische handleiding.
• Gebruik geen oxidatieremmer of dergelijke bij het solderen. (Achterblijvende resten kunnen de leidingen
blokkeren of onderdelen beschadigen.)
6.DE AFVOERLEIDING
1. Leg de afvoerleiding aan.
Let bij het aanleggen van de afvoerleiding op een juiste afvoer. Let ook op de volgende punten
om lekkage te voorkomen.
Nederlands13
Page 15
VOORZORGSMAATREGELEN
•
VOORZORGSMAATREGELEN
Om te voorkomen dat de binnenunit kracht gaat uitoefenen op de afvoerleiding, dient u deze zodanig te
bevestigen dat ze is gekoppeld aan de koelmiddelleiding zoals getoond in Afb. 18. Op die manier vermijdt
u dat de afvoerleiding loskomt en/of voorkomt u een slechte isolatie. De afvoerleiding moet naar beneden
aflopen met een helling van 1/100 vanaf de aansluiting van de leiding in de unit.
• Door opgehoopt water in de afvoerleiding kan de afvoerleiding verstopt raken.
• Er kan condensatie optreden op de leiding, wat waterlekkage tot gevolg kan hebben.
Zorg er dus voor dat de leiding op de volgende twee plaatsen is geïsoleerd.
(1) De hele leiding in de ruimte en binnenin de unit.
(2) Bij de aansluiting tussen de afvoerslang van de binnenunit en de lokale afvoerleiding.
2. Controleer na het aanleggen van de leiding of de afvoer goed afvloeit en er geen water
lekt uit de verbindingen.
• Giet voorzichtig ongeveer 1 liter
water door de luchtuitlaat naar
binnen zodat dit direct onder
een hoek en zonder te spatten
op de warmtewisselaar valt.
(Zie Afb. 19)
* Als het water te snel wordt
gegoten of als de waterdruk
te hoog is, loopt het water
door de warmtewisselaar
heen en druipt dit op de
ventilatormotor eronder.
* Als water op de binnenste
voorwand terecht komt,
zal dit op de vloer lekken.
• Om te voorkomen dat kleine dieren in de unit binnendringen, dicht u het doorvoergat van de leidingen
af met stopverf of warmte-isolatiemateriaal (niet meegeleverd).
• Aansluitingen voor de afvoerleiding
Sluit de afvoerleiding niet direct aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het riool kan
dan de binnenunit binnendringen via de afvoerleiding, waardoor de warmtewisselaar gaat corroderen.
14Nederlands
Page 16
7.WANNEER DE OPTIONELE AFSTANDSBEDIENING (model BRC1E)
VOORZORGSMAATREGELEN
WORDT GEBRUIKT ALS BEDIENINGSPANEEL
(met uitzondering van de optionele BRC1E kunnen er geen
afstandsbedieningen worden geïntegreerd in de hoofdunit.)
• De optionele afstandsbediening (BRC1E) kan in deze unit worden geïntegreerd en gebruikt worden
als bedieningspaneel.
1. Open de afstandsbediening en bevestig de afstandsbedieningskabel
(niet meegeleverd).
Raadpleeg de “installatiehandleiding van de afstandsbediening”
voor de bedradingsprocedures.
(er is geen polariteit voor de bedrading van de afstandsbediening).
1) Verwijder de bovenste afdekplaat.
Stop een platte schroevendraaier in het holle gedeelte van de onderste afdekplaat (op 2 posities),
en verwijder zo de bovenste afdekplaat.
• De printplaat van de afstandsbediening zit vast aan de bovenste afdekplaat. Let op dat u de printplaat
niet krast met de schroevendraaier.
• Let op dat er geen stof of vloeistof op de printplaat van de afdekplaat terechtkomt wanneer
die is verwijderd.
Nederlands15
Page 17
2) Snij het gearceerdeel van de onderste afdekplaat weg en bevestig de afdekplaat daarna met
schroeven (11) aan het deksel (7).
3) Maak de bedrading van de afstandsbediening vast (toebehoren (13)).
16Nederlands
Page 18
4) Zet de bovenste afdekplaat op de onderste afdekplaat door de lipjes (6 posities) uit te lijnen
op de onderste afdekplaat.
• Let op dat de bedrading niet vast komt te zitten.
• Verwijder de beschermende film die aan de bovenste afdekplaat is vastgemaakt.
2. Verwijder eerst het frontpaneel en daarna de rugplaat die aan de achterzijde
is vastgemaakt.
• Let op dat u het frontpaneel bij het verwijderen niet laat vallen. Hou het stevig vast tijdens
het verwijderen.
Deksel regelkast
Kabelbundel voor de
bewegingsmotor
Nederlands17
Page 19
OPMERKING
• Als de houder van het rooster loskomt bij
het verwijderen van het frontpaneel, maak
hem dan vast zoals hieronder getoond.
1. Installeer de houder van het rooster
en breng daarbij de inkeping op één
lijn met de rib van het frontpaneel.
2. Laat de houder van het rooster zakken.
3. Bevestig het bedieningspaneel aan de achterzijde van het frontpaneel.
4. Klik de draad van de afstandsbediening in de geleider en de inkeping. (Zie Afb. 27)
18Nederlands
Page 20
5. Zet het frontpaneel weer op zijn oorspronkelijke installatiepositie.
Verwijder het deksel van de regelkast en sluit de draad van de afstandsbediening aan op
6.
klemmen P1 en P2 (geen polariteit) van het klemmenblok (X1M).
8.HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
8-1ALGEMENE INFORMATIE
• Het aanleggen van de elektrische bedrading moet worden gedaan door een erkend elektricien
(Enkel een bevoegd elektricien mag elektrische draden en aardaansluitingen aanleggen).
• Laat de aanleg van de elektrische bedrading uitsluitend door erkende elektriciens uitvoeren.
• Er dient een circuitonderbreker te worden geïnstalleerd waarmee de stroomtoevoer van het
gehele systeem kan worden onderbroken.
• Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de buitenunit.
(Installeer de aardlekschakelaar om elektrische schokken en brand te voorkomen).
• De opgegeven spanning voor de bedrading tussen de binnen- en buitenunits en tussen
de binnenunits onderling, bedraagt 220 – 240V.
• Zet de stroom (naar de binnenunit) niet aan tot de installatie volledig is voltooid.
• De airconditioner moet geaard worden.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor informatie over de draaddikte
van de stroomkabel naar de buitenunit, de capaciteit van de circuitonderbreker en -schakelaar
en instructies voor het aanleggen van de bedrading.
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardingskabels.
• Gasleidingen: kunnen explosies of brand tot gevolg hebben als er een gaslek ontstaat.
• Waterleidingen: geen aardingseffect als harde plastic leidingen worden gebruikt.
• Telefoonaardingskabels of bliksemafleiders: kunnen bij onweer een abnormaal hoge elektrische
lading in de aarding genereren.
• Raadpleeg voor het aanleggen van de elektrische bedrading ook het “BEDRADINGSSCHEMA”
aan de achterzijde van het deksel van de regelkast.
• Sluit de voedingsdraad nooit aan op het klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbediening.
Dit kan het hele systeem beschadigen.
• Meer informatie over het aansluiten van de bedrading van de afstandsbediening vindt
u in de installatiehandleiding die bij de afstandsbediening werd meegeleverd.
• Raak de printplaatinrichting nooit aan tijdens het aanleggen van de bedrading.
Anders kan ze beschadigd raken.
Nederlands19
Page 21
8-2SPECIFICATIES VOOR TER PLAATSE VERKREGEN BEDRADING
OPMERKING
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit
is geleverd.
Afstandbediening en transmissiebedrading zijn ter plaatse te voorzien. (Zie Tabel 4)
De getoonde bedradingsspecificaties gelden op voorwaarde dat de bedrading een spanningsval van 2% heeft.
Tabel 4
Draad
Bedrading van de units
Kabel van de
afstandsbediening
*Dit is de totale lengte in het systeem in het geval van groepsbesturing.
1. Toont het geval waarin doorvoerleidingen worden gebruikt. Als de doorvoerleidingen niet worden
gebruikt, gebruik dan H07RN-F.
2. Bemantelde vinylleiding of -kabel (isolatiedikte: 1 mm of meer)
Vinylsnoer met mantel of kabel
(2-draads) (OPMERKING 2)
H05VV-U4G
(OPMERKING 1)
Draaddikte
0,75 – 1,25
2
(mm
)
2,5–
Lengte
Maximum
500 m*
9.ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE
AANSLUITING
9-1ZO SLUIT U DE ELEKTRISCHE BEKABELING AAN
20Nederlands
Page 22
〈 Methodes om de bedrading tussen binnen- en buitenunits, aarding, en bedrading
VOORZORGSMAATREGELEN
van de afstandsbediening aan te sluiten 〉
• Maak het deksel van de regelkast en de leidingopsluitplaat los zoals getoond in Afb. 29 en sluit de draden
van overeenkomstige nummers aan op het klemmenblok (X2M: 3P) aan de rechterzijde van de unit. Klem
de aardingskabel stevig vast op de aardingsklem. Voer de draad daarbij in de unit via het daartoe
voorziene gat, en breng samen met de aardingskabel via de klem (8).
• Sluit de bedrading van de afstandsbediening (ter plaatse te voorzien) aan op de klemmen P
1 en P2 (geen
polariteit) van het klemmenblok (X1M: 4P) en voer de bedrading uit de unit via de weg getoond in Afb. 31.
• Breng de draad van de afstandsbediening aan in de leidingopsluitplaat.
• Leg de laagspanningsdraden (bedrading afstandsbediening) minstens 50 mm weg van
de hoogspanningsdraden (verbindingsbekabeling tussen de binnen- en buitenunits)
en de aardingskabel zodanig dat ze niet door dezelfde plaats lopen. (Zie Afb. 31)
• Breng de elektrische draden zodanig aan dat ze het deksel van de regelkast niet omhoog kunnen duwen.
Let ook op dat de draden niet gaan klemmen tussen de eenheid en het deksel wanneer u het deksel
vastmaakt.
(Als de elektrische draden gaan klemmen of het deksel komt omhoog, dan kan dit elektrische schokken
of brand tot gevolg hebben.)
• Voer de onderlinge verbindingsbekabeling en de aardingskabels via de binnenkant van
de leidingopsluitplaat. Vergrendel de verbindingsbekabeling tussen de units en de aardingskabel aan
de leidingopsluitplaat. Hou de extra draden mooi op hun plaats zoals getoond in Afb. 30. Anders kunnen
de draden in contact komen met andere onderdelen zoals de ventilator en kan de binnenunit beschadigd
raken.
• Om te voorkomen dat kleine dieren naar binnen dringen, sluit u het doorvoergat van de leidingen
af met stopverf of warmte-isolatiemateriaal (niet meegeleverd) zodat er geen opening achterblijft.
(Als kleine dieren, zoals insecten, in de unit binnendringen, kunnen ze kortsluiting in de controleeenheid veroorzaken.)
Gebruik ronde aansluitklemmen voor aansluiting op het klemmenblok van de voedingsbedrading.
(Zie Afb. 32)
Volg onderstaande instructies in het geval dit om onvermijdelijke redenen niet gebruikt kan worden.
•
Sluit geen kabels met verschillende kabeldiktes op dezelfde voedingsaansluiting aan.
(Loszittende draden in een aansluitklem kunnen oververhitting veroorzaken.)
(Zie Afb. 33)
Nederlands21
Page 23
•
VOORZORGSMAATREGELEN
Afb. 34
Zorg er bij het bedraden voor dat de voorgeschreven draden worden gebruikt. Zet de draden
ook vast zodat er geen externe kracht op de klemmen kan worden uitgeoefend.
•
Gebruik een geschikte schroevendraaier om de klemschroeven vast te draaien. Kleine schroevendraaiers
beschadigen de kop van de schroeven en kunnen de schroeven niet voldoende aandraaien.
•
Als de aansluitschroeven te strak worden aangedraaid
kunnen de schroeven beschadigen.
•
Het aandraaimoment van iedere klemschroef wordt
in tabel 5 vermeld.
•
Wanneer gevlochten draden worden gebruikt, mogen
die niet worden gesoldeerd.
9-2VOORBEELD VAN BEDRADING
Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de buitenunit.
Die dient om elektrische schokken en brand te voorkomen.
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
• Bij gebruik als een paar-unit kunt u via de afstandsbediening gelijktijdige start/stop-(groeps)besturing
uitvoeren op tot 16 units. (Zie Afb. 36)
In dit geval zullen alle binnenunits in de groep werken volgens de groepsbesturende afstandsbediening.
•
•
De behuizingsthermostaat is enkel effectief voor de binnenunit waarmee de afstandsbediening
verbonden is.
Bedradingswijze
(1) Verwijder het deksel van de regelkast. (Zie ‘‘9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD
VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING’’.)
(2) Werk met een cross-over tussen de klemmen (P1, P2) in de regelkast voor de afstandsbediening. (Er is
geen polariteit). (Zie Afb. 35 en Tabel 4)
Nederlands23
Page 25
OPMERKING
Bediening 2 afstandsbedieningen
Hoofdvoeding
Aardlekschakelaar
Buitenunit
Binnenunit
Afstandsbediening
(Optionele
accessoires)
Afstandsbediening
(Optionele
accessoires)
Afb. 37
Besturing via twee afstandsbedieningen (Besturing van 1 binnenunit via 2 afstandsbedieningen).
• Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen dient één afstandsbediening te worden ingesteld op “HOOFD”
en de andere op “HULP”.
HOOFD/HULP-OMSCHAKELING
• Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening, als een afstandsbediening van het type BRC1E
wordt gebruikt.
Als het gaat om een bedrade afstandsbediening, moet de instelling van de schakelaar als volgt worden
gewijzigd:
(1) Steek een platte schroevendraaier in de uitsparing tussen de bovenste afdekplaat en de holle uitsparing
van de onderste afdekplaat, en verwijder de bovenste plaat. (2 plaatsen) (De printplaat zit vast aan het
bovenste gedeelte van de afstandsbediening.) (Zie Afb. 38)
(2) Zet de hoofd/hulp-omschakeling op de printplaat van een van de twee afstandsbedieningen
in de stand “S”. (Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening op “M” staan.) (Zie Afb. 39)
Bedradingswijze
(3) Verwijder het deksel van de regelkast(Zie “9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD
VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING”.)
(4)
Leg de bedrading tussen afstandsbediening 2 (slave) en de klem (P1, P2) van het klemmenblok
(X1M) voor de afstandsbediening in de regelkast. (Er is geen polariteit). (Zie Afb. 37 en Tabel 4)
1.
Alle transmissieleidingen met uitzondering van die van de afstandsbediening zijn gepolariseerd en moeten
overeenkomen met het symbool op het klemmenbord.
2. Gebruik bij groepsbesturing de afstandsbediening voor de binnenunit met de meeste mogelijkheden
(zoals bijv. met de jaloeziemotor).
24Nederlands
Page 26
10. INSTALLATIE VAN HET AANZUIGROOSTER
1. Haak het aanzuigrooster in de gleuf op het bodemframe van de unit in de volgorde
van (1) → (2). (Zie Afb. 40)
2. Pas de roosteraanslag (voorpaneel) in de gleuf op het aanzuigrooster en schroef
het rooster op zijn oorspronkelijke plaats vast. (Zie Afb. 41)
* Let erop de schroeven niet te vast te draaien.
3. Controleer of de houder van het rooster omhoog staat en sluit daarna het
aanzuigrooster. Zet de houder na het sluiten van het rooster naar beneden. (Zie Afb.
41)
Nederlands25
Page 27
11. LOKALE INSTELLING
OPMERKING
〈
Controleer al de “1. Inspectiepunt na voltooiing van installatie.” op pagina 5.
• Zorg dat de installatie en de bekabeling voor de binnen- en buitenunits volledig voltooid zijn.
• Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel van de regelkast van de binnenunit en het buitenste
bord en het kabeldeksel van de buitenunit.
<De lokale instelling dient te gebeuren via de afstandsbediening en in overeenstemming met
de installatievoorwaarden.>
• De instelling kan gebeuren door het “Functienr.”, “EERSTE CODENR.” en “TWEEDE CODENR.”
te wijzigen.
• Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening voor de installatieprocedures en -instructies.
• Het “Functienr.” wordt gewoonlijk collectief ingesteld voor een groep. Om elke binnenunit individueel in
te stellen en controles uit te voeren na de instelling, specificeert u het Functienr. tussen ronde haakjes.
• Voer geen instellingen uit die niet in de tabel staan vermeld.
11-1 INSTELLING VAN DE LUCHTFILTERAANDUIDING
• De aanduiding die u erop attent maakt dat het luchtfilter moet worden gereinigd, wordt getoond
op het LCD-scherm van de afstandsbediening.
• Wijzig het TWEEDE CODENR. hieronder afhankelijk van de hoeveelheid vuil of stof in de ruimte.
(Bij de fabrieksinstelling is het EERSTE CODENR. 1 ingesteld op het TWEEDE CODENR. “01” voor
de lange duur, en het EERSTE CODENR. 0 ingesteld op het TWEEDE CODENR.“01”,
verontreiniging luchtfilter- licht.)
Leg uit aan de cliënt dat filters regelmatig moeten worden gereinigd om verstopping te voorkomen,
en geef de ingestelde tijd mee.
• De tijdspanne tussen periodieke reinigingen kan worden verkort afhankelijk van de omgeving waarin
het systeem wordt gebruikt.
Tabel 6
(Zie Tabel 6)
〉
InstellingFunctienr.
Reinigingstijd
Verontreiniging
luchtfilter:
licht/sterk
EERSTE
CODENR.
1Lange duur—Korte duur
Lange duur
Korte duurCa. 200 urenCa. 100 uren—
10 (20)
0
Ca. 2500 urenCa. 1250 uren—
TWEEDE CODENR.
010204
11-2 LUCHTSTROOMINSTELLINGEN BIJ THERMOSTAAT “UIT”
• Stel de luchtstroom na overleg met de cliënt in op de vereisten van de omgeving.
(Zie Tabel 7)
• Wanneer u de luchtstroom wijzigt, leg deze instelling dan uit aan de cliënt.
Tabel 7
Instelling
Ventilatorwerking wanneer
thermostaat UIT staat
(Koelen/Verwarmen)
Luchtstroom bij thermostaat
koelen “UIT”
Luchtstroom bij thermostaat
verwarmen “UIT”
Normaal
Stop02
LL luchtstroom
Instelling
luchtstroom
LL luchtstroom
Instelling
luchtstroom
Functienr
.
11 (21)2
12 (22)6
12 (22)3
CODENR.
zijn de fabrieksinstellingen.
EERSTE
TWEEDE
CODENR.
01
01
02
01
02
26Nederlands
Page 28
11-3 INSTELLING VAN DE LUCHTSTROOM VERHOGEN (klasse 71 - 100)
• De ingestelde luchtstroom (HH, H en L) kan op vraag van de klant of naargelang
de installatieomstandigheden worden verhoogd. Stel het TWEEDE CODENR. in dit geval
in zoals getoond in Tabel 8.
Tabel 8
InstellingFunctienr.EERSTE CODENR.TWEEDE CODENR.
Standaard
Licht hoger02
Hoger03
13 (23)0
01
12. TESTEN
〈
Controleer al de “1. Inspectiepunt na voltooiing van installatie.” op pagina 5.
installatiehandleiding van de buitenunit.〉
< Voorzorgsmaatregelen voor het testen >
1. Controleer of de afsluitkleppen van de buitenunit volledig open zijn.
2. Hou de carterverwarming ten minste 6 uur actief.
3. Zorg ervoor dat zeker de koelfunctie wordt getest.
4. Zorg ervoor dat alle beschermingsmaterialen van de ventilator verwijderd zijn. (Zie pagina 8)
De instellingen van de afstandsbediening model BRC1E moeten worden ingesteld in overeenstemming
met de handleiding van de afstandsbediening.
De instellingen van de andere afstandsbediening moeten worden ingesteld in overeenstemming met
de volgende procedure.
• Zorg dat de installatie voor de binnen- en buitenunits volledig voltooid is.
• Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel van de regelkast van de binnenunit en het buitenste
bord en het kabeldeksel van de buitenunit.
• Reinig de binnenkant van de binnenunit en het frontpaneel nadat de koelmiddelleiding, afvoerleiding
en elektrische bekabeling aangelegd zijn. Voer vervolgens een werkingstest uit in overeenstemming met
de installatiehandleiding van de buitenunit om de unit te beschermen. (Het is aanbevolen dat de test wordt
uitgevoerd in aanwezigheid van een erkend elektricien of ingenieur).
• Als de binnenwerkzaamheden nog niet klaar zijn na uitvoering van de test, leg dan uit aan de klant dat
de airconditioner niet mag worden gebruikt tot die werkzaamheden klaar zijn, met name om de binnenunits
te beschermen. (Als de unit onder deze omstandigheden wordt gebruikt, zullen verf, lijm en andere
afwerkingsmaterialen de binnenunit verontreinigen. Dit kan waterspatten of lekken veroorzaken.)
• Als er zich een storing voordoet en de unit werkt niet, raadpleeg dan “12-1 ZO STELT U DE OORZAAK
VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk, nadat de test is uitgevoerd, eenmaal op de toets INSPECTIE/TESTEN om het apparaat
in de inspectiemodus te schakelen en controleer of de code “00” (=normaal) wordt weergegeven.
Als er een andere code dan “00” wordt weergegeven, raadpleeg dan “12-1 ZO STELT
U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk viermaal op de INSPECTIE/TESTEN toets om terug te keren naar de normale werking.
Raadpleeg ook de
Nederlands27
Page 29
12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST
OPMERKING
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, Problemen kunnen worden gecontroleerd
via de
Voor het bepalen van de storing bij afstandsbediening model BRC1E moet u de installatiehandleiding
van de afstandsbediening raadplegen. Voor andere afstandsbedieningen verloopt de diagnose
van storingen via de volgende procedure.
■ Probleemoplossing via het LCD van de afstandsbediening.
afstandsbediening
1 Met de afstandsbediening. (OPMERKING 1)
Wanneer de werking van het systeem uitvalt door een storing, gaat het werkingslampje knipperen
en toont het LCD-scherm “” samen met de storingscode. De diagnose kan worden uitgevoerd
door de gegeven storingscode op te zoeken op de storingscodelijst.
Bij groepsbesturing wordt bovendien het unitnr. aangegeven, zodat duidelijk wordt welke
unit moet worden gereset om de storing op te heffen zie (OPMERKING 2).
1. Wanneer de INSPECTIE/WERKING knop op de afstandsbediening wordt ingedrukt,
begint de “” indicatie te knipperen.
2. Wanneer de AAN/UIT knop 5 seconden of langer wordt ingedrukt tijdens de inspectiemodus,
verdwijnt de bovengenoemde storingindicatie. Nadat in dit geval de indicatie van de storingscode
tweemaal heeft geknipperd, wordt de code-indicatie “00” (normaal) en wordt het unitnr. “0”.
Daarna schakelt het display automatisch om van de inspectiemodus naar de normale modus.
.
12-2 STORINGSCODE
• Hoewel het systeem blijft werken wordt er geen storingscode of de melding “” weergegeven.
Hoewel het systeem in die gevallen wel zal werken, moet het och worden gecontroleerd
en gerepareerd worden.
• Afhankelijk van het type binnen- of buitenunit wordt de foutcode al dan niet weergegeven.
StoringscodeOmschrijvingen en maatregelenOpmerkingen
Enkel de luchtreinigingsunit (stofopvanging,
ontgeuring) werkt niet. Er volgt een
abnormale stop, afhankelijk van het model
of de toestand.
Probleem met de adapter voor
capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens,
of loskoppeling van de adapter voor
capaciteitsinstelling, probleem bij de
aansluiting van de adapter, of de capaciteit
is niet ingesteld op de datachip.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
Transmissiefout tussen hoofd- en subafstandsbediening (storing subafstandsbediening)
Transmissiefout (tussen binnenunit en
centrale afstandsbediening)
Fout adresinstelling afstandsbediening
Transmissiefout in
toebehorenapparatuur
kunnen af te rekenen hebben met een
storing in de aarding of kortsluiting.
De compressormotoren en -turbines kunnen
overbelast en afgesloten zijn.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
Probleem met de adapter voor
capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens,
of loskoppeling van de adapter voor
capaciteitsinstelling, probleem bij de
aansluiting van de adapter, of de capaciteit
is niet ingesteld op de datachip.
Hoeveelheid koelmiddel mogelijk
onvoldoende.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van
het model of de toestand.
Verwissel twee van de fasedraden L1, L2
en L3.
De open fase van de inverter of
hoofdkringcondensator werkt mogelijk niet
goed.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
Bedradingsfout tussen binnen- en buitenunit.
Of storing printplaat binnen- en buitenunit.
De transmissie tussen de binnenunit en de
afstandsbediening verloopt niet correct.
Fout systeeminstelling of simultaan AAN/UIT
multi-split type.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk
van het model of de toestand.
30Nederlands
Page 32
VOORZORGSMAATREGELEN
• Raadpleeg “2. Punten die moeten worden geïnspecteerd bij levering aan de cliënt.” op pagina5
Voor Aannemers werkingstest
nadat de werkingstest is uitgevoerd en zorg dat alle elementen worden gecontroleerd.
• Als de binnenwerkzaamheden bij de klant nog niet klaar zijn na uitvoering van de test,
leg dan uit aan de klant dat hij de airconditioner niet mag gebruiken.
Substanties afkomstig van verf en kleefstoffen die worden gebruikt bij die werkzaamheden kunnen
het product verontreinigen als de unit wordt gebruikt.
Bij levering van het product aan de klant nadat de werkingstest is uitgevoerd, moet worden gecontroleerd
of het deksel van de regelkast, het luchtfilter en het aanzuigrooster gemonteerd zijn. Geef verder uitleg
aan de klant over de stand (AAN/UIT) van de stroomonderbreker.
13. BEDRADINGSSCHEMA
(Zie Afb. 43)
1(OPMERKING 7)2
3(OPMERKING 3)4
5VENTILATORWERKING6COMPRESSORWERKING
NAAR BUITENUNIT
KLEM VOOR
WERKINGSDISPLAY
7
9
11
ADAPTER VOOR BEDRADING
(OPTIONEEL ACCESSOIRE)
BEDRADE
AFSTANDSBEDIENING
(OPTIONEEL ACCESSOIRE)
TRANSMISSIE BEDRADING
CENTRALE
AFSTANDSBEDIENING
8SCHAKELDOOS
10(OPMERKING 5)
12(OPMERKING 4)
Nederlands31
Page 33
Afb. 43
32Nederlands
Page 34
3P249378-4F EM11A038A
(1201) HT
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.