Daikin FHQ35CBVEB, FHQ100CBVEB, FHQ50CBVEB, FHQ125CBVEB, FHQ60CBVEB Installation manuals [nl]

...
Page 1
INSTALLATION MANUAL
SPLIT SYSTEM Air Conditioners
English
Deutsch
MODELS
(Ceiling Suspended type)
FHQ35CBVEB FHQ100CBVEB FHQ50CBVEB FHQ125CBVEB FHQ60CBVEB FHQ140CBVEB FHQ71CBVEB
CAREFULLY READ THESE INSTRUCTIONS BEFORE INSTALLATION. KEEP THIS MANUAL IN A HANDY PLACE FOR FUTURE REFERENCE.
LESEN SIE DIESE HINWEISE VOR DER INSTALLATION SORGFÄLTIG DURCH. BEWAHREN SIE DIESE ANLEITUNG AN EINEM LEICHT ZUGÄNGLICHEN ORT FÜR SPÄTERES NACHSCHLAGEN AUF.
VEUILLEZ LIRE ATTENTIVEMENT CES INSTRUCTIONS AVANT L'INSTALLATION. CONSERVEZ CE MANUEL EN LIEU SÛR POUR POUVOIR VOUS Y REPORTER ULTÉRI­EUREMENT.
LEA DETENIDAMENTE ESTAS INSTRUCCIONES ANTES DE LA INSTALACIÓN. CONSERVE ESTE MANUAL PARA POSIBLES CONSULTAS FUTURAS.
PRIMA DELL'INSTALLAZIONE, LEGGERE ATTENTAMENTE LE PRESENTI ISTRUZIONI. CONSERVARE IL PRESENTE MANUALE IN UN LUOGO FACILMENTE ACCESSIBILE PER RIFERIMENTO FUTURO.
ΔΙΑΒΑΣΤΕ ΠΡΟΣΕΚΤΙΚΑ ΑΥΤΕΣ ΤΙΣ ΟΔΗΓΙΕΣ ΠΡΙΝ ΤΗΝ ΕΓΚΑΤΑΣΤΑΣΗ. ΦΥΛΑΞΤΕ ΑΥΤΟ ΤΟ ΕΓΧΕΙΡΙΔΙΟ ΣΕ ΒΟΛΙΚΟ ΜΕΡΟΣ ΓΙΑ ΜΕΛΛΟΝΤΙΚΗ ΑΝΑΦΟΡΑ.
LEES DEZE INSTRUCTIES ZOGVULDIG DOOR VOORDAT MET DE INSTALLATIE WORDT BEGONNEN. BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK OP EEN GESCHIKTE PLAATS ONDER HANDBEREIK.
Français
Español
Italiano
Nederlands
Português
Русский
LEIA ATENTAMENTE ESTAS INSTRUÇÕES ANTES DA INSTALAÇÃO. MANTENHA ESTE MANUAL NUM LOCAL DE FÁCIL ACESSO PARA CONSULTA.
ПЕРЕД УСТАНОВКОЙ ВНИМАТЕЛЬНО ПРОЧИТАЙТЕ ДАННЫЕ ИНСТРУКЦИИ. ХРАНИТЕ ДАННОЕ РУКОВОДСТВО В ЛЕГКО ДОСТУПНОМ МЕСТЕ ДЛЯ ЕГО ПОСЛЕДУЮЩЕГО ИСПОЛЬЗОВАНИЯ.
MONTAJDAN ÖNCE BU YÖNERGELERİ DİKKATLİCE OKUYUN. GELECEKTE BAŞVURMAK ÜZERE BU ELKİTABINI KOLAY ULAŞABİLECEĞİNİZ BİR YERDE MUHAFAZA EDİN.
Page 2
FHQ35CBVEB
WAARSCHUWING
FHQ50CBVEB FHQ60CBVEB FHQ71CBVEB
FHQ100CBVEB FHQ125CBVEB FHQ140CBVEB
SPLIT SYSTEM Airconditioner Installatiehandleiding
INHOUD
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN........................................1
2. VOOR INSTALLATIE........................................................2
3. KEUZE VAN DE PLAATSINGSLOCATIE.........................3
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE...................4
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT ..............................6
6. DE KOELMIDDELLEIDING..............................................6
7. DE AFVOERLEIDING......................................................9
8. ELEKTRISCHE BEDRADINGSWERKZAAMHEDEN ....11
9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN
VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING......12
10. AANBRENGEN VAN HET
AANZUIGROOSTER AFDEKPANEEL.........................15
11. LOKALE INSTELLING ...................................................15
12. TESTEN.........................................................................17
13. BEDRADINGSSCHEMA ................................................20
De oorspronkelijke instructies zijn geschreven in het Engels. Alle andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instruc­ties.
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Volg deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” altijd op. Dit product is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor algemeen gebruik”.
• In deze handleiding wordt onderscheid gemaakt tussen WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN. Volg altijd onderstaande veiligheidsaanwijzingen: deze zijn allemaal belangrijk om de veiligheid te waarborgen.
WAARSCHUWING ...... geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan die, indien deze niet wordt vermeden, kan leiden tot ernstig of dodelijk let­sel.
VOORZORGSMAATREGELEN ......
geeft een mogelijk gevaarlijke situatie aan die, indien deze niet wordt vermeden, kan leiden tot licht of gemiddeld letsel. Deze aanduiding wordt ook gebruikt om de aandacht te vestigen op onveilige werkwijzen.
• Na de installatie moet de airconditioner worden getest, om te controleren of de airconditioner volgens voorschrift werkt. Geef de gebruiker duidelijke instructies over het gebruik en het schoonmaken van de binnenunit, overeenkomstig de Bedieningshandleiding. De gebruiker moet deze gebruiksaa­nwijzing samen met de handleiding zorgvuldig bewaren als naslagwerk voor toekomstig gebruik.
• Laat de installatie door uw plaatselijke dealer of door vakbe­kwaam personeel uitvoeren. Fouten tijdens de installatie kunnen waterlekkage, elek­trische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Voer de installatiewerkzaamheden uit overeenkomstig de installatiehandleiding. Fouten tijdens de installatie kunnen waterlekkage, elek­trische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Neem bij lekkage van koelmiddel contact op met uw dealer. Wanneer de airconditioner in een kleine ruimte wordt geïn­stalleerd, moeten de nodige stappen worden genomen om te voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te hoog wordt. Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt, kunnen er gebreken door zuurstofgebrek ontstaan.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven onderdelen en acces­soires om het toestel te installeren. Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de airconditioner, waterlekkage, elektrische schokken, brand, enz. tot gevolg hebben.
• Installeer de airconditioner op een ondergrond die geschikt is voor het betreffende gewicht. Door een onvoldoende sterke ondergrond kan de aircondi­tioner kantelen en daardoor letsel veroorzaken. Bovendien kan het leiden tot trillingen van andere apparaten en een vervelende trilgeluiden veroorzaken.
• Houd bij de aangegeven installatie rekening met harde wind, tropische stormen en aardbevingen. Een ondeskundige installatie kan tot ongevallen leiden, bijvoorbeeld omdat de airconditioner kantelt.
• Zorg ervoor, dat alle elektrische werkzaamheden door gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wetgeving (opmerking 1) en deze installatiehandleiding worden uitgevo­erd en dat een apart circuit wordt gebruikt. Bovendien moet voor een geschikte bedrading met de juiste lengte worden gezorgd; de bedrading in geen geval verlen­gen tot de vereiste lengte. Een onjuiste voedingsspanning en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken en brand tot gevolg hebben. (opmerking 1) betreffende wetgeving wil zeggen “Alle inter-
nationale, nationale en plaatselijke richtli­jnen, wetten, regels en/;of andere codes die relevant en van toepassing zijn voor een bepaald product of bepaalde omgeving”.
• Aard de airconditioner. Sluit de aardebedrading niet aan op gas- of waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardebedrading. Onvoldoende aarding kan kortsluiting of brand veroorzaken.
• Plaats een aardlekschakelaar. Het negeren van deze aanwijzing kan kortsluiting of brand veroorzaken.
• Koppel de elektrische voeding los voordat de elektrische componenten worden aangeraakt. Wanneer u onderdelen aanraakt die onder spanning staan, kunt u een elektrische schok krijgen.
• Zorg voor een veilige bedrading; gebruik daarvoor de gespecificeerde kabels en voorkom dat externe krachten op de aansluitingen of bedrading kunnen worden uitgeoefend. Een ondeskundige aansluiting of bevestiging kan oververhit­ting of brand veroorzaken.
1 Nederlands
Page 3
• De bedrading tussen de units binnen en buiten en de bedrad-
VOORZORGSMAATREGELEN
ing naar de voedingsspanning moet correct worden aange­legd, zodat het deksel van de schakeldoos veilig kan worden afgesloten. Als het deksel niet goed op zijn plaats zit, raken de terminals oververhit, hetgeen een elektrische schok of brand kan veroorzaken.
• Als er tijdens installatiewerkzaamheden koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te wor­den. Als het koelmiddelgas tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
• Na beëindiging van de installatiewerkzaamheden moet wor­den gecontroleerd of er nergens koelmiddelgas naar buiten komt. Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen. Vermijd iedere rechtstreekse aanraking met weggelekt
• koelmiddel. Dit van tot ernstige verwondingen door bevriez­ingsverschijnselen leiden.
• Installeer de afvoerleiding overeenkomstig deze installatie­handleiding, zodat een goede afvoer wordt gegarandeerd, en isoleer de leiding om condensvorming te vermijden. Een onjuist geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage veroorzaken, waardoor het meubilair nat wordt.
• Installeer de airconditioner, voedingskabel, bedrading van de afstandsbediening en transmissiebedrading op tenminste tenminste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen signaal niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlicht­ing. Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snel­starter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Installeer de airconditioner niet op onderstaande plaatsen:
1. In een omgeving met olienevel, oliespray of oliedampen,
bijvoorbeeld een keuken. Kunststof onderdelen kunnen worden aangetast waar­door onderdelen kunnen losraken en waterlekkage kan ontstaan.
2. Waar bijtende gassen zoals zwavelzuurgas worden
geproduceerd. Koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kunnen aangetast worden wat lekkage van koelmiddel tot gevolg kan hebben.
3. Als er machines zijn die elektromagnetische golven uits-
tralen. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssys­teem verstoren en een defect aan de apparatuur veroorzaken.
4. Waar brandbare gassen kunnen lekken, waar kool-
stofvezel of ontvlambaar stof in de lucht hangt, of waar vluchtig brandbare stoffen zoals verdunningsmiddelen of benzine worden verwerkt. Als er gas lekt en rond de airconditioner blijft hangen, kan dat tot ontbranding leiden.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een poten­tieel explosieve atmosfeer.
2. VOOR INSTALLATIE
Wanneer de binnenunit uitgepakt en na het uitpakken ver­plaatst wordt, mag geen kracht op de leidingen (koelmid­del- en afvoerleidingen) en kunststof onderdelen worden uitgeoefend.
• Controleer vooraf of het koelmiddel dat voor de installatie wordt gebruikt, wel degelijk R410A is. (De airconditioner zal niet goed werken als er een verkeerd koelmiddel is gebruikt.)
• Zie voor de installatie van de buitenunit, de installatiehandle­iding van de buitenunit.
• Gooi de accessoires niet weg voordat het installatiewerk is voltooid.
• Neem maatregelen om te voorkomen dat de binnenunit wordt beschadigd nadat de binnenunit in de kamer is gedra­gen, door de binnenunit te beschermen met verpakkingsma­teriaal. (1) Bepaal de route die moet worden afgelegd om de unit in
de kamer te dragen.
(2) Pak de unit niet uit voordat deze naar de installatieplaats
is gedragen. Wanneer uitpakken onvermijdelijk is, moet, in combina­tie met touw, een band van zacht materiaal of bescher­mende platen worden gebruikt, om beschadigingen aan of krassen op de binnenunits te voorkomen.
• Laat de klant de airconditioner met behulp van de handle­iding bedienen. Leg de klant uit hoe hij de airconditioner moet bedienen (in het bijzonder het reinigen van de luchtfilters, bedieningspro­cedures, en temperatuur instellen).
• Maak gebruik van de installatiesjabloon als referentie bij de keuze van de plaatsingslocatie (zit in de verpakking).
• Gebruik de airconditioner niet in een zoutachtige omgeving zoals in kustgebieden, voertuigen, schepen of waar de voed­ingsspanning regelmatig schommelt, zoals in fabrieken.
• Vermijd statische elektriciteit van de body als de bedrading wordt aangelegd en het deksel van de schakeldoos is verwi­jderd. Elektrische onderdelen kunnen beschadigen.
2-1 ACCESSOIRES
Controleer of de onderstaande accessoires aan de bin­nenunit zijn bevestigd.
Naam
Hoeveelheid 1 stuks 1 stuks 8 stuks 7 stuks
Vor m
Naam
Hoeveelheid 1 vel 1 elk 1 elk 1 stuks
Vor m
(1) Afvoer-
slang
(5)
Installat-
iesjabloon
(2) Metalen
klem
Verbind­ingsstuk
isolatie-
materiaal
(6) Voor
gasleidingen
(7) Voor vloeisto-
fleidingen
(3) Ring (4) Klem
Afdichtmateri-
aal
(8) Groot
(9) Klein
(10) Kunst-
stof bussen
Nederlands 2
Page 4
Naam
Hoeveelheid 2 stuks 2 stuks
Vor m
(11) Kabel-
binder
(12) Schroef
voor kabel-
binder
M4 × 12
(gemengd)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
• Conformiteitsverklaring
2-2 OPTIONELE ACCESSOIRES
• Voor deze binnenunit moet de afstandbediening apart wor­den aangeschaft.
• Er zijn 2 soorten afstandsbedieningen; draadgebonden en draadloos. Installeer de afstandsbediening op de door de klant aange­geven plaats. Raadpleeg de catalogus voor het geschikte model. (Raadpleeg de installatiehandleiding van de afstandsbedien­ing voor de installatie.)
LET OP DE VOLGENDE ITEMS BIJ HET UITVOEREN VAN HET WERK EN CONTROLEER DEZE ITEMS OPNIEUW NA VOLTOOIING VAN HET WERK.
1. Items die moeten worden gecontroleerd nadat het installatiewerk is voltooid
Inspectiepunt
Zijn de binnen- en buitenunit correct gemonteerd?
Zijn de installatiewerkzaamheden van de buiten- en binnenunits voltooid?
Hebt u een lektest uitgevoerd met de testdruk zoals gespecificeerd in de installatie­handleiding van de buitenunit?
Zijn de koelmiddelleiding en afvoerleiding volledig en cor­rect geïsoleerd?
Stroomt de afvoer goed door? Waterlekkage Is de voedingsspanning gelijk
aan de voedingsspanning op het typeplaatje van de aircon­ditioner?
Weet u zeker dat de bedrading en leidingen in orde zijn en geen sprake is van losse draden?
Is de aarding in orde?
Zijn de afmetingen van de ele­ktrische bedrading conform de specificatie?
Worden de luchtuitlaten of ­inlaten van de binnen- en buitenunit geblokkeerd door obstakels? (Obstakels kunnen de ventila­torsnelheid verminderen of storingen aan de apparaten veroorzaken.)
In geval van een defect
Lekkage · trilling · geluid
Werkt niet · doorge­brand
Koelt niet / Verwarmt niet
Waterlekkage
Werkt niet · doorge­brand
Werkt niet · doorge­brand
Gevaar in geval van lekkage
Werkt niet · doorge­brand
Koelt niet / Verwarmt niet
Con-
troleer
kolom
Hebt u de lengte van de koelmiddelleidingen en de toe­gevoegde hoeveelheid koelmiddel genoteerd?
Het volume van het koelmiddel is niet duidelijk
*Controleer de punten van de “VEILIGHEIDSMAATREGELEN”
nogmaals
2. Items die bij aflevering moeten worden gecontroleerd
Inspectiepunt
Hebt u de lokale instellingen uitgevoerd? (indien nodig) Zijn het deksel van de schakeldoos, het luchtfilter en het aan-
zuigrooster aangebracht? Wordt tijdens het koelen koude lucht en tijdens het verwar-
men warme lucht uitgeblazen? Hebt u de bediening van de airconditioner aan de hand
van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de klant? Hebt u het koelen, het verwarmen, de programma's
koelen en automatisch (koelen/verwarmen) aan de hand van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de klant?
Als u de ventilatorsnelheid op de thermostaat op OFF zet, hebt u de instelling van de ventilatorsnelheid dan uitgelegd aan de klant?
Hebt u de bedieningshandleiding en installatiehandle­iding aan de klant overhandigd?
Con­troleer kolom
Punten voor uitleg van de bediening
In aanvulling op het algemeen gebruik, aangezien het aannemelijk is dat de items in de bedieningshandleiding met de markeringen WAARSCHUWING en VOOR­ZORGSMAATREGELEN lichamelijk letsel en materiële schade tot gevolg kunnen hebben, is het niet alleen noodzakelijk dat deze items aan de klant worden uit­gelegd, maar dat deze ook door de klant worden gelezen. Het is dus absoluut noodzakelijk om de punten vermeld als “GEEN STORING VAN DE AIRCONDITIONER” aan de klant uit te leggen en deze zorgvuldig door de klant te laten lezen.
3. KEUZE VAN DE PLAATSINGSLOCATIE
Wanneer de binnenunit uitgepakt en na het uitpakken ver­plaatst wordt, mag geen kracht op de leidingen (koelmid­del- en afvoerleidingen) en kunststof onderdelen worden uitgeoefend. (1) Kies voor de installatie van de units een plaats die aan
de onderstaande eisen voldoet en de goedkeuring van de klant heeft.
• Waar koude en warme lucht gelijkmatig in de kamer wordt verspreid.
• Waar de luchtstroom niet wordt gehinderd door obstakels.
• Waar een correcte afvoer wordt gegarandeerd.
• Waar het plafond aan de onderzijde niet schuin loopt.
• Waar er voldoende stevigheid is om bestand te zijn tegen het gewicht van de binnenunit (als de stevigheid onvoldo­ende is, kan de binnenunit gaan trillen en in aanraking komen met het plafond en een onaangenaam klapperend geluid veroorzaken).
• Waar voldoende ruimte voor de installatie en het onder­houd is gegarandeerd. (Zie Afb. 1 en Afb. 2)
3 Nederlands
Page 5
• Waar de leidinglengten tussen binnen- en buitenunits
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Afb. 1
[ Vereiste installatieruimte (mm) ]
*30 of meer *30 of meer
Afb. 2
Uitblaasopening
Obstakels
2.500 of meer vanaf vloerniveau
Voor hoge installatie
Vloerniveau
300 of meer
Luchtaanzuiging
GH
J
5
175
200
Vooraanzicht
Linker uitgangsgat van de afvoerleidingen
Gat in de muur van de afvoerleiding aan de achterkant
(φ100-gat)
Plaats van de bedradingsuitgang aan de achterkant
Afb. 3
F
690 Afmetingen van de unit
210
D
A Afmetingen van de unit
B Hangende locatie
Zicht vanaf
het plafond
260
30
163
E
189
87
C
Uitblaasopening
Maateenheid: mm
Aansluitpositie van de afvoerleidingen op het bovenpaneel
Aansluitpositie van de gasleidingen op het bovenpaneel
Aansluitposities van de vloeistofzijleidingen op het bovenpaneel
Positie van de bedradingsuitgang op het bovenpaneel
Bevestigingsbout (4 stuks)
Hangende locatie
worden gegarandeerd en zo mogelijk binnen de toeges­tane afmetingen ligt. (Raadpleeg de installatiehandle­iding van de buitenunit.)
• Waar geen gevaar voor lekkage van ontvlambare gassen bestaat.
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
(1) Voor de locaties van de ophangbouten voor de bin-
nenunit, uitlaatgaten van de leidingen, uitlaatgat van de afvoerleiding en inlaatgat van de elektrische bedrad­ing. (Zie Afb. 3)
• Als extra ruimte is vereist voor het * gedeelte, kan het onder­houd gemakkelijker worden uitgevoerd indien een ruimte van 200 mm of meer is gegarandeerd.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel, bedrading van de afstandsbediening en transmissie op ten­minste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen signaal niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlicht­ing. Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met ele­ktronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Het geluidsdrukniveau is lager dan 70 dBA.
(2) Gebruik van bevestigingsbouten voor de installatie.
Controleer of de plaatsingslocatie het gewicht van de bin­nenunit kan dragen. Hang de binnenunit zo nodig op met bouten nadat deze is verstevigd met balken enz. (raadpleeg de installatiesjabloon (5) voor de bevestigingspunten.)
(3) Hoogte van het plafond
De binnenunit kan aan plafonds tot een hoogte van 4,3 m (voor model 35-71, 3,5 m) worden geïnstalleerd.
Modelnaam (FHQ-) A B C D E F G H J
Type 35 · 50 960 920 378 324 270 375 398 377 260 Type 60 · 71
Type 100 · 125 · 140
1270 1230 1590 1550
533 479 425 530 553 532 415 693 639 585 690 713 692 575
(2) Breng de opening voor de ophangbouten, leidinguit-
gang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische bedrading aan.
• Gebruik daarvoor de installatiesjabloon (5).
• Bepaal de plaatsen van de ophangbouten, leidinguit­gang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische bedrading. En maak het gat.
(3) Verwijder de onderdelen van de binnenunit.
1) Verwijder het aanzuigrooster.
• Schuif de bevestigingsknoppen van het aanzuigrooster
(type 35, 50: 2 plaatsen voor elk, type 60~140: 3 plaat­sen voor elk) naar achteren (zoals aangegeven door de pijl) om het aanzuigrooster zo ver mogelijk te openen.
(Zie Afb. 4)
Nederlands 4
Page 6
• Houd het aanzuigrooster open, houd de knop aan de
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
OPMERKING
Afb. 4
Afb. 5
Bevestigingsknop
Aanzuigrooster
Achterste knop
Kunststof bussen (10)
(accessoire)
Los onderdeel (om vanaf de bovenkant binnen te brengen)
Kunststof bussen (10)
(accessoire)
Los onderdeel (om vanaf de achterkant binnen te brengen)
Afb. 6
Bevestigingsschroef voor zijsierpaneel
(M4)
Zijsierpaneel
Accessoires
Afb. 7
Bout (M8)
Binnenunit
Bevestigingsbeugel
10 mm losdraaien
Afb. 8
Bevestigingsbout voor beugel (M5)
Hangermontagebout (M8)
Bevestigingsbeugel
Losdraaien
Afb. 9
Plafondoppervlak
Bevestigingsbout
Funderingsbout
Plafondplaat
25 - 55 mm
achterzijde van het aanzuigrooster vast en trek het aanzuigrooster tegelijk naar voren om het te verwij­deren. (Zie Afb. 5)
2) Verwijder de afdekpanelen aan de zijkanten (links, rechts).
• Verwijder de bevestigingsschroef van het afdekpaneel (één aan elke zijde), en trek het paneel naar voren (richting van de pijl) om het te verwijderen. (Zie Afb. 6)
• Verwijder de accessoires. (Zie Afb. 6)
• Open de opening aan de ingangszijde voor de bedrad­ing aan de achter- of bovenkant en breng de meege­leverde kunststof bus (10) aan.
• Verwijder de bevestigingsbout (M5) van de bevestig­ingsbeugel aan de achterzijde en trek de beugel naar achteren (richting van de pijl) om deze te verwijderen.
(Zie Afb. 8)
De tape (melkwit) aan de buitenkant van de binnenunit niet verwijderen. Dit kan elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
(4) Monteer de bouten van bevestigingsbeugel
• Gebruik M8 of M10 bouten om de binnenunit op te han­gen.
• Stel de lengte van de bout voor de bevestigingsbeugel vooraf af ten opzichte van het plafond. (Zie Afb. 9)
• Gebruik verankeringsbouten voor de bestaande bouten en verzonken inzetstukken of funderingsbouten voor nieuwe bouten en monteer de unit stevig aan het gebouw, zodat het bestand is tegen het gewicht van de unit. Pas bovendien van tevoren de afstand vanaf het plafond aan.
3) Bevestigingsbeugels verwijderen.
• Draai de 2 bouten (M8) voor het monteren van de bev­estigingsbeugel aan beide kanten 10 mm los (4 plaat­sen links en rechts). (Zie Afb. 7 en Afb. 8)
5 Nederlands
Als de bevestigingsbout te lang is, kan de binnenunit of kun­nen andere materialen hierdoor beschadigd raken of breken.
• De onderdelen uit afb. 9 worden ter plaatse beschikbaar gesteld.
Page 7
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
Bevestigingsbeugel
Moer (uit voorraad ter plaatse)
Bevestigingsbout
Ring voor bevestigingsbeugel (3) (accessoire)
Dubbele moeren
Afb. 10
Bevestigingsbout voor beugel (M5)
Bevestigingsdeel
Bevestigingsbeugel
Verstevigingsplaat (links/rechts) Bij het dragen van de binnenunit mogen niet de verstevigingsplaten worden vastgepakt.
Bout voor bevestigingsbeugel (M8)
Afb. 11
De als optie verkrijgbare onderdelen kunnen heel een­voudig voorafgaand aan het installeren van de binnenunit worden bevestigd. Zie ook de installatiehandleiding van de als optie verkrijgbare onderdelen. Gebruik de reeds bevestigde en gespecificeerde onderdelen voor de installatie. (1) Bevestig de beugel met de bevestigingsbout. (Zie Afb. 10)
Gebruik, in verband met de veiligheid, een ring voor de beu­gel (3) (accessoire) en draai de dubbele moeren stevig vast.
(2) Til de binnenunit op, schuif hem vanaf de voorkant in de
bevestigingsbeugel en draai de bevestigingsbout (M8) pro­visorisch vast. (Zie Afb. 11)
(3) Draai de bevestigingsbouten (M5) op 2 plaatsen vast, d.w.z.
op die plaatsen waar ze voorheen ook zaten.
(Zie Afb. 11)
Het is absoluut noodzakelijk om de binnenunit correct uit te lijnen.
(4) Draai de bevestigingsbouten (M8) van de beugel op alle 4
plaatsen stevig vast. (Zie Afb. 11)
A
≤ 1°
B
≤ 1°
A.B
≤ 1°
Afb. 12
A. Als de afvoerleiding rechts, of aan de rechter- en
achterzijde iets overhelt. Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar rechts of naar achteren. (minder dan 1°)
Als de afvoerleiding links, of aan de linker- en achterzi-
B.
jde iets overhelt. Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar links of naar achteren. (minder dan 1°)
De binnenunit moet stevig worden bevestigd op een plaats die geschikt is voor het gewicht.
Als de sterkte onvoldoende is, kan de binnenunit vallen en lichamelijk letsel veroorzaken.
(5) Als de binnenunit wordt opgehangen, gebruik dan een
waterpas voor een correcte uitlijning i.v.m. een betere afvoer en exacte installatie. Of, indien dit bij de installatie ter plaatse mogelijk is, monteer de afvoerzijde iets lager.
(Zie Afb. 12)
• Als de binnenunit aan de andere kant iets lager hangt, kan dat waterlekkage veroorzaken.
Steek geen materialen in de ruimte tussen de beves-
tigingsbeugel en de ring (3) anders dan gespecificeerd.
De bevestigingsbouten kunnen uit de beugel komen, ten­zij de ringen correct zijn aangebracht.
Nederlands 6
6. DE KOELMIDDELLEIDING
• Raadpleeg voor de installatie van de koelmiddelleiding van de buitenunit, de installatiehandleiding van de buitenunit.
• Voer de isolatie van zowel de gas- als koelmiddelleiding zorgvuldig uit. Als de isolatie ontbreekt, kan dat tot waterlek­kage leiden. Gebruik voor de gasleiding isolatiemateriaal dat geschikt is voor temperaturen tot ten minste 120°C. Voor gebruik bij een zeer hoge luchtvochtigheid moet het isolatie­materiaal van de koelmiddelleiding worden versterkt. Als deze niet is versterkt, kan het oppervlak van het isolatiema­teriaal gaan zweten.
• Controleer voor de installatie of koelmiddel R410A beschik­baar is. (tenzij koelmiddel R410A wordt gebruikt, is geen nor­male werking mogelijk.)
Deze airconditioner is een model dat gebruik maakt van nieuw koelmiddel R410A. Zorg dat het aan de rechts sta­ande eisen voldoet en voer de installatiewerkzaamheden uit.
• Gebruik de juiste pijpsnijder en het juiste felsgereedschap
voor R410A.
• Als een felsverbinding wordt gemaakt moet het binnenste
oppervlak van de fels alleen met olie of esterolie worden ingevet.
• Gebruik alleen de bij de airconditioner geleverde felsmo-
eren. Als andere felsmoeren worden gebruikt, kan dat tot lekkage van koelmiddel leiden.
Page 8
• Om verontreinigingen of vocht binnen in de leidingen te
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Bedek het binnenste flensoppervlak alleen met etherolie of esterolie.
Afb. 14
voorkomen, moeten klembeugels of tape voor de leidin-
gen worden gebruikt. Voeg geen andere media dan het gespecificeerde koelmid­del, zoals bijvoorbeeld lucht, toe aan het koelmiddelcircuit. Als tijdens het gebruik koelmiddel weglekt, ventileer de ruimte dan.
• Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering (ver­sterkingsplaat) voordat de werkzaamheden voor de koelmid­delleidingen worden uitgevoerd. (Zie Afb. 18)
• Het koelmiddel is vooraf bijgevuld in de buitenunit. Wanneer u leidingen vastmaakt aan de airconditioner, zorg er
• dan voor dat u een schroefsleutel en een moersleutel
afb. 13
gebruikt, zoals getoond in
.
Raadpleeg tabel 1 voor de afmetingen van het felsgedeelte.
Momentsleutel
Steeksleutel
Felsmoer
Verbindingspunt
Afb. 13
• Als een momentsleutel ontbreekt, gebruik dan tabel 2 als vuistregel. Wanneer een flare-moer met een moersleutel harder en harder wordt aangedraaid, komt er een moment dat het aanhaalmoment plotseling toeneemt. Vanaf dat punt moet de moer tevens onder de hoek, zoals aangegeven in tabel 2, worden vastgedraaid. Controleer na de werkzaam­heden zorgvuldig of nergens een gaslek is. Als de moer niet volgens voorschrift wordt vastgedraaid, kan langzaam koelmiddel weglekken en zo tot storingen leiden (bijv. geen koeling of verwarming).
Tabel 2
Afmetingen
van de leidin-
gen (mm)
6,4 60° – 90° Circa 150mm
9,5 60° – 90° Circa 200mm 12,7 30° – 60° Circa 250mm 15,9 30° – 60° Circa 300mm
Aandraaihoek
Aanbevolen armlengte van
gereedschap
De isolatie van de leidingen moet ter plaatse tot aan de aansluitingen in de behuizing worden uitgevoerd. Als de leiding aan de buitenlucht wordt blootgesteld, kan dit zweten of brandwonden door aanraken van de leiding, ele­ktrische schokken of brand door het aanraken van de bedrading van de leiding veroorzaken.
Als een felsverbinding wordt gemaakt moet het binnenste oppervlak van de fels alleen met olie of esterolie worden inge­vet.
(Zie Afb. 14)
Draai de felsmoer 3 tot 4 omwentelingen met
de hand in de moer.
• Raadpleeg tabel 1 voor het betreffende aanhaalmoment.
Tab el 1
Afmetingen
van de
leidingen
(mm)
6,4 15,7 ± 1,5 8,9 ± 0,2
9,5 36,3 ± 3,6 13,0 ± 0,2
12,7 54,9 ± 5,4 16,4 ± 0,2
15,9 68,6 ± 6,8 19,5 ± 0,2
Aanhaalmo-
ment (N·m)
Afmeting voor
uitvoering fels A
(mm)
Felsvorm
A
90°±2°
45°±2°
R0,4-0,8
• Raadpleeg na de lektest Afb. 15, isoleer zowel de gas- als vloeistofleidingverbinding met het bijgevoegde isolatiemate­riaal voor verbindingsstukken (6) en (7) om te voorkomen dat de leiding blootligt. Zet de beide uiteinden van het isolatiema­teriaal vast met de klem (4).
• Wikkel het afdichtmateriaal (klein) (9) alleen aan de zijde van de gasleiding, rond het gezamenlijke isolatiemateriaal (6) (felsmoergedeelte).
• Let daarbij op dat de naad van het isolatiemateriaal (6) en (7) aan de bovenkant zit.
Zorg dat geen olieresten op het schroefgedeelte van de
kunststof onderdelen achterblijven.
Door olieresten kan het schroefgedeelte verzwakken.
Draai de felsmoeren niet te strak vast. Als een felsmoer breekt, kan koelmiddel weglekken.
7 Nederlands
Page 9
Isolatiemateriaal voor bevestigingspunt (6) (accessoire)
Isolatiemethode voor gaszijleidingen
Isolatiemateriaal voor leidingen (binnenkant unit)
Laat geen speling over
Wikkel vanaf de bovenkant van de unit
Afdichtmateriaal (klein) (9) (accessoire)
Breng de zoom naar de bovenkant
Felsmoerver­binding
Isolatiemateriaal voor leidingen (vanuit voorraad ter plaatse)
Om zweten te voorkomen mag de leiding niet aan de buitenlucht worden blootgesteld
Klem (4) (accessoire)
Zet het isolatiemateriaal van de leidingen vast
Isolatiemethode voor vloeistofzijleidingen
Isolatiemateriaal voor bevestigingspunt (7) (accessoire)
Felsmoerver­binding
Isolatiemateriaal voor leidingen (vanuit voorraad ter plaatse)
Om zweten te voorkomen mag de leiding niet aan de buitenlucht worden blootgesteld
Afb. 15
Gasleidingen
Vloeistofleiding
Binnenunit
Breng de zoom naar de bovenkant
Isolatiemateriaal voor leidingen (binnenkant unit)
Laat geen speling over
Klem (4) (accessoire)
Zet het isolatiemateriaal van de leidingen vast
Bovenwaartse koelmiddelleidingen L-vormige aftakkingsleidingkit (optioneel accessoire)
Afb. 17
(1) Voor leidingen aan de achterkant
• Verwijder het doorvoerpaneel aan de achterkant en sluit de leidingen aan. (Zie Afb. 16 en Afb. 18)
(2) Voor opgaande leidingen
• Voor opgaande leidingen is de L-vormige leidingaanslui­tset (als optie verkrijgbare accessoire) vereist.
• Verwijder het doorvoerpaneel en gebruik de L-vormige leidingaansluitset (als optie verkrijgbare accessoire) voor het aansluiten van de leidingen. (Zie Afb. 16 en Afb. 17)
(3) Voor leidingen aan de rechterzijde
• Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat) van de rechterzijde, en draai de schroef weer in de originele positie in de unit.
(Zie Afb. 18)
• Snijd een gat in het afdekpaneel (rechterzijde) en sluit de leidingen aan. (Zie Afb. 18)
Doorvoerdeksel voor achterste leidingen
Bovenpaneel
Aanzicht vanaf luchtinlaatzijde
Afgezaagd
Afdekking bovenkant
Afgezaagd
Zaag op deze plaat af, waarbij het knopgedeelte van de afdekking niet mag worden geraakt
Afb. 16
Schroef (terugplaatsen in de binnenunit)
Koelmiddelleidingen achterkant
Afvoerleidingen achterkant
Koelmiddelleiding rechterkant
Afvoerleiding rechterkant
Versteviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat)
Afdekpaneel (rechts) Scheidingsonderdelen
Als de afvoerleiding alleen aan de rechterkant wordt aangelegd, zaag dan alleen dit gedeelte.
Afb. 18
Nederlands 8
Page 10
• Nadat de leidingen zijn aangebracht moet de verwijderde
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Thermistorkabel
Kabel van horizontale bladmotor
Klemgedeelte van afdekking aan de bovenkant
Afb. 19
Aanzicht vanaf luchtinlaatzijde
Drukregelklep
Soldeerplaats
Tape
Stopklep
Stikstof
Stikstof
Koelmiddelleiding
Afb. 20
Beschermrooster
Bevestigingsschroef voor beschermrooster
Afb. 22
afdekking langs de vorm van de leidingen gezaagd en gemonteerd worden. Ook voor het bovenste afdekpaneel, dat eerder was ver­wijderd, geldt dat de leiding naar de horizontale motor en thermistor via de klem van de bovenste afdekking moet lopen en vastgezet moet worden.
(Zie Afb. 16 en Afb. 19)
Let er daarbij op dat iedere opening tussen de leidingen en het deksel wordt afgedicht om te voorkomen dat stof in de binnenunit komt.
* Voor het solderen van de koelmiddelleiding eerst stikstof door
de koelmiddelleidingen laten stromen, zodat de lucht door stikstof wordt vervangen. Pas daarna solderen (OPMERK­ING 2). (Zie Afb. 20) Nadat de soldeerwerkzaamheden zijn voltooid moet de felsverbinding met de binnenunit worden gemaakt.
7. DE AFVOERLEIDING
(1) Installeer een afvoerleiding.
• Breng de afvoerleiding aan, zodat een correcte afvoer wordt gegarandeerd.
• Afvoerleidingen moeten conform onderstaande aanwijz­ingen worden aangesloten: Raadpleeg voor de rechter achter-/rechterzijde afb. 18 van ‘‘6. DE KOELMIDDEL- LEIDING’’, en voor de linker achter-/linkerzijde afb. 21.
• Als de afvoerleiding links achter-/aan de linkerzijde wor­den aangebracht, verwijder dan het veiligheidsnet. Verwi­jder daarna de dop van de afvoeraansluiting en het isolatiemateriaal dat op de afvoeraansluiting aan de link­erzijde is aangebracht en breng dit aan op de afvoeraan­sluiting aan de rechterzijde. Steek daarbij de dop van de afvoeraansluiting helemaal naar binnen om waterlekkage te vermijden. Breng het veiligheidsscherm na de installatie van de afvoerleiding (1) (toebehoren), in omgekeerde volgorde weer aan. (Zie Afb. 22)
• Kies een vergelijkbare of grotere leidingdiameter dan die van de aansluitleiding (1) (toebehoren) (PVC-leiding, nominale diameter 20 mm, uitwendige diameter 26 mm).
• Monteer de afvoerleidingen zo kort mogelijk onder een neerwaartse hoek van 1/100, zodat stilstaande lucht wordt vermeden. (Zie Afb. 23 en Afb. 24) (Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid veroorzaken.)
1. De juiste druk om stikstof door de leiding te laten stromen is
circa 0,02 MPA, een druk dat voelt als een briesje en kan worden verkregen door middel van een drukreductieventiel.
2. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen
soldeert. Gebruik fosforkopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/ B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel nodig is. (Als vloeimiddel op chloorbasis wordt gebruikt, zullen de leidingen corroderen en als het middel fluor bevat zal het de koelmiddelolie aantasten en het koelmiddelcircuit aanzienlijk beschadigen.)
3. Als een lektest van de koelmiddelleidingen en de bin-
nenunit wordt uitgevoerd, nadat de installatie van de bin­nenunit is voltooid, moet de installatiehandleiding van de buitenunit worden geraadpleegd voor de testdruk. Raad­pleeg ook de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische documentatie voor de koelmiddelleidingen.
4. Bij een tekort aan koelmiddel omdat werd vergeten
koelmiddel bij te vullen enz., zal de unit niet meer naar behoren werken, dus niet koelen of verwarmen. Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische documentatie voor de koelmiddelleidingen.
Achterzijde links Afvoerpijp
Achterzijde (metaalplaat) Te verwijderen onderdelen
Stopverf of isolatie
(ter plaatse aanleveren)
Linkerzijde Afvoerpijp
Linkerzijde Te verwijderen onderdelen
Afb. 21
Gebruik geen antioxidant wanneer u koelmiddelleidin­gen soldeert.
Dit kan storingen aan componenten en verstopping van de leidingen veroorzaken.
9 Nederlands
Page 11
VOORZORGSMAATREGELEN
Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Goed
Fout
Steunen
1-1,5m
Neerwaartse hoek van 1/100 of meer
Niet optillen
Zorg dat hij niet slap hangt
Zorg dat hij niet in het water hangt
Afb. 23
Afb. 24
Afdichtmateriaal (groot) (8) (accessoire)
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afb. 25
Maak geen opening om condensvorming te vermijden.
leiding verstopt raken.
• Maak gebruik van de meegeleverde afvoerslang (1) en metalen klem (2). Steek de afvoerslang (1) in de onder­kant van de afvoeraansluiting en draai de metalen klem (2) aan de onderkant van de afvoeraansluiting goed vast.
(Zie Afb. 25 en Afb. 26)
(Monteer de metalen klem (2) zodat het vastgezette deel een hoek van ca. 45° heeft, zoals weergegeven in afb. 26.) (Bind de afvoeraansluiting en afvoerslang niet aan elkaar. In dat geval kan geen onderhoud en inspectie van de warmtewisselaar e.d. worden uitgevoerd.)
Metalen klem (2)
(accessoire)
Afvoerslang (1)
(accessoire)
Afdichtma­teriaal (groot) (8) (accessoire)
(Voor rechter achterzijde/ rechterzijde)
Bevestigingsdeel
ongeveer 45°
Buig het uiteinde zonder het afdichtmateriaal te scheuren (groot) (8)
Afdichtmateriaal (groot) (8) Aanbrengrichting
ongeveer 45°
Insteekrichting voor de schroevendraaier
ongeveer 45°
(Voor linker achterzijde/linkerzijde)
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afb. 26
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afdichtmateriaal (groot) (8) (accessoire)
• Zorg dat alle afvoerleiding worden geïsoleerd, die naar binnen gaan.
• De afvoerslang (1) binnenin de binnenunit niet doorbui­gen. (Zie Afb. 27) (Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid veroorzaken.) (Als de afvoerslang (1) doorbuigt, kan het aanzuigrooster beschadigd raken.)
Niet doorbuigen
Als een oude afvoerslang of een bocht of een klem wordt gebruikt, kan waterlekkage worden veroorzaakt.
• Buig het uiteinde van de metalen klem (2) zodanig, dat het afdichtmateriaal niet uitpuilt. (Zie Afb. 26)
• Wikkel, bij het aanbrengen van de isolatie, het grote afdichtmateriaal (groot) (8) in de richting van de pijl, beginnend bij de onderkant van de metalen klem (2) en afvoerslang (1). (Zie Afb. 25 en Afb. 26)
Afb. 27
• Monteer steunen op een afstand van 1 tot 1,5 m, zodat de leiding niet door kan buigen. (Zie Afb. 23)
Om de voorkomen dat stof in de binnenunit komt, moet de opening van de afvoerleiding worden afgedicht met stopverf of isolatiemateriaal (ter plaatse aan te leveren), zodat er geen enkele opening meer overblijft. Mochten de leidingen en bedrading van de afstandsbedien­ing door dezelfde opening worden aangelegd, dicht de opening tussen de afdekking en leidingen dan af nadat ‘‘8. ELEKTRISCHE BEDRADINGSWERKZAAMHEDEN’’
is voltooid.
< VOORZORGSMAATREGELEN >
• Om extreme kracht op de afvoerslang (1) te vermijden, mag deze niet bekneld of gedraaid zijn. (Dit kan waterle­kkage veroorzaken.)
• Volg de instructies in afb. 28 voor het aanleggen van de centrale afvoerleiding. Kies voor de diameter van de cen­trale afvoerleiding een diameter die overeen komt met de capaciteit van binnenunit. (Zie de technische handle­iding.)
Nederlands 10
Page 12
• Afvoerleidingen aansluiten.
Centrale afvoerleiding Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de leiding verstopt raken.
100 mm
of meer
Monteren met neerwaartse hoek van 1/100 of meer, zodat de lucht niet stilstaat.
Afb. 28
Plastic container voor water (daarvoor is een buis van 100 mm nodig)
100 mm of meer
Luchtuitblaasopening
Afb. 29
Schroef
Steun voor pakking en toevoer
(verstevigingsplaat)
Afb. 30
Sluit de afvoerleiding niet direct aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het riool kan door de afvoerleiding gaan en de warmtewisselaar van de bin­nenunit aantasten.
• Raadpleeg tevens de installatiehandleiding die met de pompset is meegeleverd als een pompset (als optie ver­krijgbare accessoire) gemonteerd wordt.
(2) Controleer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstal-
leerd, of deze gemakkelijk doorstroomt.
• Giet ter controle van de afvoer voorzichtig ca. 0,6 liter water in de afvoerbak van de luchtuitlaat. (Zie Afb. 29)
• Zorg ervoor, dat er overeenkomstig de desbetreffende wet­geving een aardlekschakelaar wordt gemonteerd. Het neg­eren van deze aanwijzing kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Zet de stroom (naar de binnenunit) niet aan tot de installatie volledig is voltooid.
• De airconditioner moet geaard worden. De aardingsweerstand moet voldoen aan de plaatselijke wet­geving.
• Sluit de aardebedrading niet aan op gas- of waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardebedrading.
• Gasleiding ............Door lekkend gas kan een ontsteking
of explosie optreden.
• Waterleiding .........Harde vinylbuizen zijn niet geschikt
voor aarding.
• Bliksemafleiders of telefoonaardingskabels ......................
De elektrische spanning kan enorm oplopen wanneer de bliksem inslaat.
• Raadpleeg voor het aanleggen van de elektrische bedrading ook het “BEDRADINGSSCHEMA” op het deksel van de schakeldoos.
• Sluit de voedingsdraad nooit aan op het klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbediening. Dit kan het hele sys­teem beschadigen.
• Installeer en bedraad de afstandsbediening overeenkomstig de “installatiehandleiding” die op de afstandsbediening is bevestigd.
• Raak de printplaat nooit aan tijdens het aanleggen van de bedrading. Anders kan ze beschadigd raken.
• Monteer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstalleerd, de versteviging voor verpakking en aflevering (versterking­splaat), die was verwijderd conform de aanwijzingen in hoofdstuk ‘‘6. DE KOELMIDDELLEIDING’’. Aan de rechterzijde hoeft de versteviging voor verpakking en aflevering niet perse gemonteerd te worden (versterk­ingsplaat). (Zie Afb. 30)
8. ELEKTRISCHE BEDRADING­SWERKZAAMHEDEN
8-1 ALGEMENE INFORMATIE
• Zorg ervoor, dat alle elektrische bedradingswerkzaamheden door gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wet­geving en deze installatiehandleiding worden uitgevoerd en dat een apart circuit wordt gebruikt. Een onjuiste voedingss­panning en fouten in de bedrading kunnen elektrische schok­ken en brand tot gevolg hebben.
8-2 Specificaties voor ter plaatse verkregen
bedrading
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehan­dleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
• De bedrading van de afstandbediening en de transmissiebe­drading worden ter plaatse beschikbaar gesteld.
(Zie Tabel 3)
Tabel 3
Draad-
Draad
Transmissiebedrad-
ing
Bedrading afstands-
bediening
H05VV-U4G
(OPMERKING 1)
Vinylkabel met
mantel of kabel
(2-draads)
(OPMERKING 2)
* Dit is de totale lengte in het systeem in het geval van groeps-
besturing. De getoonde bedradingsspecificaties gelden op voorwaarde dat de bedrading een spanningsval van 2% heeft.
1. Toont het geval waarin doorvoerleidingen worden gebruikt.
Als de doorvoerleidingen niet worden gebruikt, gebruik dan H07RN-F.
2. Bemantelde vinylleiding of -kabel (isolatiedikte: 1 mm of
meer)
dikte
2
)
(mm
2,5
0,75 - 1,25
Lengte
Maximum
500 m*
11 Nederlands
Page 13
9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN
Geïsoleerde huls
Krimpringaansluitingen
Bedrading
Aansluiting van 2 draden met dezelfde afmetingen dient aan beide zijden plaats te vinden.
Aansluiting van draden met verschillende afmetingen is verboden.
Aansluiting van 2 draden aan één zijde is verboden.
Inkeping
Ring-type draadoog-aansluitingen
Cupring
VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING
Bedradingsmethode
Waarschuwing voor het bedraden
• De binnenunits in hetzelfde systeem kunnen op de voed­ingsspanning van één hoofdschakelaar worden aangeslo­ten. De hoofdschakelaar, de overspanningsschakelaar en de bedrading moeten echter voldoen aan de desbetreffende wetgeving.
• Gebruik voor aansluiting op het aansluitblok het ringtype krimpaansluitingen met isolatiekous of voorzie de bedrading van isolatie.
• Wanneer het bovenstaande niet aanwezig is, moet het onderstaande in acht worden genomen.
• Het is verboden om een 2-draads bedrading met twee ver­schillende afmetingen naar het klemmenblok voor de voed­ingsspanning te gebruiken.
(Hierdoor kan een abnormale verhitting ontstaan wanneer de bedrading niet goed is vastgezet.)
• Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan en bevestig deze zodanig dat een externe kracht, die op de aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluit­ingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een verkeerde schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop besch­adigd raken en kan de schroef niet goed vast worden gedraaid.
• Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan deze beschadigd raken. Raadpleeg onderstaande tabel voor het aanhaalmoment van de aansluitingen.
• Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
9-1 Aansluiten van transmissiebedrading, aardle-
iders en voor de bedrading van de afstands­bediening
(1) Draai de twee bevestingsschroeven (2 st.) los terwijl het
deksel van de besturingskast wordt vastgehouden, en ver­wijder daarna het deksel van de besturingskast.
(2) Zaag het gat uit en plaats de kunststof bus (10) (acces-
soire) aan de achterkant (metaalplaat).
(3) Sluit de transmissiebedrading door de kunststof buis (10)
(accessoire) heen aan op het klemmenblok (X2M: 3P) waarbij de nummers (1 tot 3) met elkaar overeen moeten komen en sluit de aardleider daarna aan op de aardleider­aansluiting. Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uit­geoefend, worden opgebonden.
(4) Sluit de bedrading van de afstandsbediening aan die vanaf
het gat naar de aansluitingen (P1 en P2) van het klemmen­blok (X1M: 4P) loopt. (Er is geen polariteit.) Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uit­geoefend, worden opgebonden.
Aansluitblok voor bedrading van afstandsbediening en transmissiebedrading
Klemmenblok voor de voedingsspanning
Aardklem 1,69 ± 0,25
• Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het andere geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het aardingseffect verloren gaan.)
Nederlands 12
Aanhaalmoment (N·m)
0,88 ± 0,08
1,47 ± 0,14
Page 14
WAARSCHUWING
Bedrading van afstandsbediening
R10 of meer
Aansluitingenblok (X2M)
R10 of meer
Aansluitmethode voor besturings- en aardingsbedrading
R10 of meer
Aardklem
Buitenunit Binnenunit
Aansluitingenblok Aansluitingenblok
De nummers van de aansluitpunten van de buiten-
en binnenunits moeten met elkaar overeenkomen
Aansluitmethode voor besturingsbedrading
Aansluitmethode voor bedrading van de afstandsbediening
Doorvoergat voor bedrading
Doorvoerdeksel voor achterste leidingen
Bedrading van de afstandsbediening
Snijd de uitdrukopening weg en breng de kunststofbus (10) (accessoire) aan
Printplaat
Schakeldoos
Bedradingsschemalabel (achter)
Bevestigingsschroeven deksel schakeldoos (2 stuks)
Deksel van schakeldoos
Besturings­bedrading en aardings­bedrading
Besturingsbedrading en aardingsbedrading
Aansluitingenblok (X1M)
Verboden
• Nooit de bedrading voor de voedingsspanning aansluiten.
• Niet solderen.
Verboden
• Niet solderen.
(geen polariteit)
Stopverf of isolatie (ter plaatse aanleveren)
Koelmiddelleidingen
Bedrading van de afstandsbediening
Bedrading voor lage spanning
Afvoerleidingen
Tussenruimte van 50 mm
Bedrading voor hoge spanning
Kunststof bussen (10) (accessoire)
Besturingsbedrading en aardingsbedrading
Vorm de bedrading tijdens het bedraden zodanig dat het deksel van de schakeldoos op een veilige manier kan wor­den afgesloten. Wanneer het deksel van de schakeldoos niet goed vastzit, kan de bedrading onder water komen te staan of tussen de doos en het paneel vast komen te zitten en een elektrische schok of brand het gevolg kan zijn.
Bedrading van de afstandsbediening
Bedradingsklem (11) (accessoire)
(1) Monteer de kabelbinder aan de ingangszijde.
Bedrading voor voedingsspanning en aarding
DETAIL
Klem (4) (accessoire)
(2) Zet de bedrading vast
met klemmen, zodat er geen spanning op de aansluiting komt te staan.
Klem (4) (accessoire)
(3) Bind de bedrading voor
de voedingsspanning en aarding samen en zet ze met de klemmen vast aan het klemmenblok.
• Wanneer het paneel van de leidingdoorvoer is afgesneden en wordt gebruikt als een doorvoergat voor de bedrading, nadat de bedrading is aangesloten, moet het paneel worden gerepareerd.
• Sluit de opening rond de bedrading af met behulp van stopverf en isolerende materiaal (ter plaatse aan te leveren). (Wanneer insecten en kleine dieren in de binnenunit terecht­komen, kan dit kortsluiting in de schakeldoos veroorzaken.)
• Wanneer de bedrading voor lage spanning (bedrading voor afstandsbediening) en de bedrading voor hoge spanning (transmissiebedrading, aardleider) vanaf dezelfde plaats bij de binnenunit binnenkomen, kan elektrische ruis (ruis van buitenaf) ontstaan, waardoor storingen worden veroorzaakt.
• Houd buiten de unit een tussenruimte van minimaal 50 mm aan tussen de bedrading voor lage spanning (bedrading voor afstandsbediening) en de bedrading voor hoge spanning (transmissiebedrading, aardleider). Wanneer beide bedradingen samen worden verlegd, kan elektrische ruis (ruis van buitenaf) ontstaan, waardoor storingen kunnen wor­den veroorzaakt.
13 Nederlands
Page 15
9-2 VOORBEELD VAN BEDRADING
VOORZORGSMAATREGELEN
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
P1P2
123
P1 P2
123
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Aardlekschakelaar
Buitenunit
OPMERKING 1)
Binnenunit
Afstandsbediening (optioneel accessoire)
Dubbel type
Afb. 31
123
P1P2
P1P2
P1 P2
123
123
Buitenunit
Binnenunit (Master)
Binnenunit (Slave)
Afstandsbediening (optioneel accessoire)
Systeem met simultane werking
Aardlekschakelaar
OPMERKING 1)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
OPMERKING 2)
Afb. 32
P1P2
123
123 123
P1 P2 P1 P2 P1 P2
123
123
123
Buitenunit
Binnenunit (Master)
Buitenunit
Binnenunit Binnenunit
Buitenunit
Afstandsbediening voor groepsregeling (Optioneel accessoire)
AardlekschakelaarAardlekschakelaar
Aardlekschakelaar
OPMERKING) OPMERKING)
OPMERKING)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Groepsbesturing
Afb. 33
Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de buitenunit. Die dient om elektrische schokken en brand te voorkomen.
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehan­dleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd. Het sys­teemmodel bevestigen.
Paarmodel: 1 afstandsbediening regelt 1 binnenunit (standaardmodel).
(Zie Afb. 31)
Simultaan werken model: 1 afstandsbediening regelt 2 binnenunits (2 binnenunits werken gelijk). (Zie Afb 32)
Groepsbesturing: 1 afstandsbediening regelt maximaal 16 binnenunits (Alle binnenunits werken overeenkomstig de afstandbediening). (Zie Afb. 33)
Besturing met behulp van 2 afstandsbedieningen: 2 afstandsbedieningen voor de besturing van 1 binnenunit.
(Zie Afb. 36)
1. De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en
buitenunits moeten overeenstemmen.
2-1. Sluit de afstandsbediening uitsluitend aan op de master-
unit.
2-2. De afstandsbediening mag uitsluitend op de masterunit
worden aangesloten; de afstandsbediening hoeft niet door middel van transmissiebedrading op de slave-units te worden aangesloten. (Sluit de slave-units niet aan.)
2-3. De binnenthermostaat is enkel effectief voor de bin-
nenunits waarmee de afstandsbediening verbonden is.
2-4. De lengte van de bedrading tussen de binnenunit en de
buitenunit is afhankelijk van het aangesloten model, het aantal aangesloten units en de maximale lengte van de leidingen. Raadpleeg de technische documenten voor meer infor­matie.
Nederlands 14
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
Bij het implementeren van groepsbesturing
• Bij gebruik als een paar-unit of als master-unit in een simul­taan besturingssysteem, kunt u via de afstandsbediening gelijktijdige start/stop-(groeps)besturing uitvoeren op tot 16 units. (Zie Afb. 34)
• In dit geval zullen alle binnenunits in de groep werken vol­gens de groepsbesturende afstandsbediening.
• Selecteer een afstandsbediening die zoveel mogelijk van de functies (richting van de luchtstroom enz.) in de groep kan uitvoeren.
Buitenunit 1
Binnenunit 1
Binnenunit 2
(Slave)
Afstandsbediening voor groepsregeling
Afb. 34
Buitenunit 2 Buitenunit 16
Binnenunit 2
(Master) Binnenunit 16
Page 16
Bedradingswijze
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Afb. 35
Aansluiting voor bedrading afstandsbediening (P1, P2)
Crossover-bedrading
Binnenunit 1
Binnenunit 2 (Master)
Aansluitingenblok (X1M)
Aansluitingenblok (X1M)
naar volgende unit
P2P1 F1 F2
P2P1 F1 F2
P1 P2
P1P2 P1 P2
123
123
Buitenunit
Binnenunit
Afstands­bediening (optioneel accessoire)
Afstandsbediening (optioneel accessoire)
Bediening met 2 afstandsbedieningen
Aardlekschakelaar
Buitenunit
Binnenunit (Slave)
Binnenunit (Master)
Afstands-
bediening 2
(optioneel
accessoire)
Afstands-
bediening 1
(optioneel
accessoire)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
OPMERKING)
Afb. 36
Afb. 37
Afstands­bediening 1 (Hoofd)
Afstands­bediening 2 (Hulp)
Aansluitingenblok (X1M) (
Master*)
Extra afstandsbediening
* Bij het systeem met simultane werking moet de
afstandsbediening met de master-unit worden verbonden.
P1 P2 F1 F2
(1) Verwijder het deksel van de regelkast. (Zie ‘‘9. ZO SLUIT U
DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN ELEK­TRISCHE AANSLUITING’’.)
(2) Sluit een cross-over aan tussen de klemmen (P1, P2) in de
regelkast voor de afstandsbediening. (Er is geen polariteit.)
(Zie Afb. 34 en Tabel 3)
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
10. AANBRENGEN VAN HET AANZUIGROOSTER AFDEKPANEEL
Monteer het afdekpaneel en het aanzuigrooster voorzichtig in omgekeerde volgorde wanneer deze waren verwijderd.
• Wanneer het aanzuigrooster wordt gemonteerd, moet de lip van het aanzuigrooster in het ophanggedeelte van de bin­nenunit wordt opgehangen zoals in afb. 38 is weergegeven.
Wanneer het aanzuigrooster wordt gesloten, kan de riem misschien klem komen te zitten tussen rooster en bin­nenunit. Als het aanzuigrooster wordt gesloten mag de riem niet aan de zijkant uitsteken.
Besturing via twee afstandsbedieningen (Besturing van 1 binnenunit via 2 afstandsbedieningen).
• Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen dient één afstands­bediening te worden ingesteld op “HOOFD” en de andere op “HULP”.
HOOFD/HULP-OMSCHAKELING
• Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening.
Bedradingswijze (1) Verwijder het deksel van de regelkast. (2) Leg de bedrading tussen afstandsbediening 2 (hulpbedien-
ing) en de klem (P1, P2) van het klemmenblok (X1M) voor de afstandsbediening in de regelkast. (Er is geen polariteit.)
15 Nederlands
Rond gat
Riem
Binnenunit
Aanzuigrooster
Rond gat
Haak
Kruisgat
Afb. 38
Haak
Riem
11. LOKALE INSTELLING
<<Zie ook de installatiehandleiding die aan de buitenunit is bevestigd.>>
Voordat de instellingen ter plaatse worden uitgevoerd, moeten de onderdelen worden gecontroleerd die zijn ver­meld bij hoofdstuk 2 “1. Items die moeten worden gecon- troleerd nadat het installatiewerk is voltooid” op pagina
3.
• Controleer of de installatie en leidingen van de aircondi­tioner volledig en correct zijn afgewerkt.
• Controleer of de deksels van de besturingskast van de air­conditioner gesloten zijn.
<INSTELLING TER PLAATSE>
<Nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, dient overeenkom­stig de installatiestatus de instelling van de afstandsbediening ter plaatse worden ingesteld.>
• Voer de instelling door de 3 waarden, “Functienr.”, “EERSTE CODENR.” en “TWEEDE CODENR.” in te stellen.
De instellingen zoals die in “ ” in de tabel zijn weerge­geven geven de fabrieksinstellingen aan.
• De wijze waarop de instellingen moeten worden uitgevoerd wordt vermeld in de installatiehandleiding die met de afstandsbediening wordt meegeleverd. (Opmerking) Hoewel de instelling van de mogelijkheid “Func-
tienr.” als groep is uitgevoerd, moet u, wanneer u van plan bent de individuele instellingen met elke binnenunit uit te voeren of dit te bevestigen nadat de instelling is uitgevoerd, moet de instel­ling met behulp van “Functienr.” worden uitge­voerd zoals in de parenthesis ( ) is aangegeven.
Page 17
• Wanneer gebruik wordt gemaakt van een afstandsbediening voor het wijzigen van de invoer van de modus Geforceerd uit of Aan/Uit. [1] Open met behulp van de afstandsbediening de modus
Lokale instelling. [2] Kies Functienr. “12”. [3] Stel de EERSTE CODENR. in op “1”. [4-1] Stel voor Geforceerd uit de TWEEDE CODENR. in op
“01”. [4-2] Stel voor Aan/uit de TWEEDE CODENR. in op “02”.
(Af fabriek ingesteld op Geforceerd uit.)
• Vraag uw klant om de handleiding samen met de bediening­shandleiding aan de afstandsbediening vast kan blijven zit­ten.
• Voer geen andere instellingen uit dan in de tabel worden weergegeven.
11-1 INSTELLING WANNEER EEN OPTIONELE
ACCESSOIRE IS AANGESLOTEN
• Raadpleeg wanneer een als optie verkrijgbare accessoire is aangesloten, de installatiehandleiding van de als optie ver­krijgbare accessoire voor de instelling.
11-2 BIJ GEBRUIK VAN DE DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING
• Bij het gebruik van een draadloze afstandsbediening moet het adres van de draadloze afstandsbediening worden ingesteld. Raadpleeg de installatiehandleiding van de draadloze afstandsbediening.
11-3 Plafondhoogte instellen (type 100 of lager)
• Wanneer de binnenunit van het type 35 - 100 wordt gemon­teerd, moet de TWEEDE CODENR. overeenkomstig de pla­fondhoogte worden ingesteld.
Tab el 4
Plafondhoogte (m)
Standaard
Hoog
plafond
Type
35,50
2,7 of
minder
2,7 -
3,5
Type
60,71
2,7 of
minder
2,7 -
3,5
Type
100
3,8 of
minder
3,8 -
4,3
Func-
tienr.
13 (23) 0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
02
11-4 INSTELLING FILTERAANDUIDING
• Op de afstandsbediening wordt een melding uitgegeven omtrent de luchtfilterreinigingstijd.
• Stel het TWEEDE CODENR. in Tabel 5 in overeenkomstig de hoeveelheid stof of vervuiling in de kamer.
• Hoewel de binnenunit is voorzien van een filter met een lange levensduur, is het noodzakelijk om het filter, om verstopping van het filter te voorkomen, periodiek te reinigen. Leg dit a.u.b. ook uit aan de klant.
• De periodieke filterreinigingstijd kan afhankelijk van de omgeving korter worden.
Tabel 5
Filteruren
Vervuiling
Normaal Ca. 2500 uur
Sterker vervuild Ca. 1250 uur 02
Met aanduiding
Geen aanduiding 02
(type lange
levensduur)
Functienr.
10 (20)
EERSTE
CODENR.
0
3
TWEEDE
CODENR.
01
01
* Gebruik de instelling “Geen aanduiding” wanneer de reinig-
ingsaanduiding niet noodzakelijke is omdat het filter periodiek wordt gereinigd.
11-5 De ventilatorsnelheid instellen wanneer de
thermostaat uit is
• Stel de ventilatorsnelheid na overleg met de klant in op de gebruiksomgeving.
Tabel 6
Instelling Functienr.
De ventilator draait/
stopt wanneer de thermostaat in de
stand Uit staat
(Koelen ·
verwarmen)
Ventilatorsnelheid
tijdens koelen
thermostaat UIT
Ventilatorsnelheid tijdens verwarmen
thermostaat UIT
EERSTE
CODENR.
Werkt
11 (21) 2
Stopt 02
(Extra
laag)
Instelling 02
(Extra
laag)
Instelling 02
12 (22) 6
12 (22) 3
TWEEDE
CODENR.
01
01
01
11-6 Het aantal aangesloten binnenunits instellen
als een simultaan besturingssysteem
• In een simultaan werkend systeem stelt u de TWEEDE CODENR. volgens tabel 7 in.
• Zie “INDIVIDUELE INSTELLING VAN SYSTEEM VOOR SIMULTANE WERKING” voor details over het afzonderlijk instellen van de master- en slave-units.
Tabel 7
Instelling Functienr.
Paarsysteem (1 unit)
Simultaan werkend
systeem (2 units)
Simultaan werkend
systeem (3 units)
Tweedubbele multi
(4-units)
EERSTE
CODENR.
11 (21) 0
TWEEDE
CODENR.
01
02
03
04
11-7 INDIVIDUELE INSTELLING VAN SYSTEEM
VOOR SIMULTANE WERKING
Het is eenvoudiger een optionele afstandsbediening te gebrui­ken voor het instellen van de slave-unit.
< Procedure >
• Voer de volgende procedures uit bij het apart instellen van de master- en slave-unit.
• “ ” in de tabellen geeft de fabrieksinstellingen aan. (Opmerking) Het “Functienr.” is ingesteld op basis van een
groep. Om een Functienr. voor elke binnenunit afzonderlijk in te kunnen stellen of de instellin­gen te bevestigen, moet het Functienr. in de parenthesis worden ingesteld.
Nederlands 16
Page 18
(1) Verander de TWEEDE CODENR. in “02”, individuele instel-
NOTE
OPMERKING
P1P2
P1P2
123
P1P2
123
P1P2
P1 P2
P1 P2
123
123
123
123
Buitenunit
Buitenunit
OPMERKING)
OPMERKING)
Binnenunit (Master)
Binnenunit (Master)
Binnenunit (Slave)
Binnenunit (Slave)
Afstandsbediening
Afstandsbediening
( 3 ) ( 7 )
( 1 ) ( 2 )
( 4 ) ( 9 )
( 5 ) ( 6 )
Aardleks­chakelaar
Aardleks­chakelaar
Afb. 39
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
ling, zodat de slave-unit apart kan worden ingesteld.
Tab el 8
Instelling Functienr.
Groepsinstelling
Individuele instelling 02
11 (21) 1
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
(2) Maak de lokale instelling (Zie 11-1 tot en met 11-5) voor de
master.
(3) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (2) is voltooid. (4) De afstandsbediening verwijderen van de master-unit en
aansluiten op de slave-unit.
(5) De hoofdvoedingschakelaar opnieuw aanzetten en, zoals
in (1), de TWEEDE CODENR. wijzigen in “02”, individuele instelling.
(6) Maak de lokale instelling (Zie 11-1 tot en met 11-4) voor de
master.
(7) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (6) is voltooid. (8) Wanneer er meerdere slave-units in het systeem worden
gebruikt, herhaalt u de stappen (4) – (7).
(9) Na de instelling de afstandsbediening verwijderen van de
slave-unit en opnieuw aansluiten op de masterunit. de instelling is nu voltooid. * U hoeft de afstandsbediening van de master-unit niet
opnieuw te bedraden als de als optie verkrijgbare afstandsbediening van de slave-unit wordt gebruikt. (Maak echter wel de bedrading van het klemmenblok voor de afstandsbediening van de master-unit los.) Na instelling van de slave-unit verwijdert u de bedrading van de afstandsbediening en bedraadt u de afstandsbedien­ing van de master-unit opnieuw. (De binnenunit werkt niet goed als er twee of meer afstandsbedieningen op de unit zijn aangesloten in een simultaan werkend sys­teem.)
12. TESTEN
Voltooi alle “1. Items die moeten worden gecontroleerd nadat het installatiewerk is voltooid” op pagina 3. Zie ook de installatiehandleiding die bij de buitenunit wordt geleverd. (1) De instellingen van de draadgebonden afstandsbediening
moeten worden ingesteld in overeenstemming met de han­dleiding van de afstandsbediening.
(2) De instellingen van de andere afstandsbediening moeten
worden ingesteld in overeenstemming met de volgende procedure.
• Zorg dat de installatie voor de binnen- en buitenunits volledig voltooid is.
• Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel van de regelkast van de binnenunit en het buitenste bord en het kabeldeksel van de buitenunit. Reinig de binnenkant van de binnenunit en het frontpa-
• neel nadat de koelmiddelleiding, afvoerleiding en elek­trische bekabeling aangelegd zijn. Voer vervolgens een werkingstest uit in overeenstemming met de installatie­handleiding van de buitenunit om de unit te bescher­men. (Het is aanbevolen dat de test wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een erkend elektricien of ingenieur.)
• Tijdens het testen moet worden gecontroleerd of de richting van de luchtstroom en de ventilatorsnelheid overeenkomstig de instellingen kunnen worden gere­aliseerd.
• Als de binnenwerkzaamheden nog niet klaar zijn na uit­voering van de test, leg dan uit aan de klant dat de air­conditioner niet mag worden gebruikt tot die werkzaamheden klaar zijn, met name om de bin­nenunits te beschermen. (Als de binnenunit onder deze omstandigheden wordt gebruikt, zullen verf, lijm en andere afwerkingsmateri­alen de binnenunit verontreinigen. Dit kan waterspat­ten of lekken veroorzaken.)
• Als er een storing ontstaat en de unit werkt niet, raad­pleeg dan “12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk, nadat de test is uitgevoerd, eenmaal op de toets Inspectie/testen om de binnenunit in de inspectiemo­dus te schakelen en controleer of de storingscode “00” (=normaal) wordt weergegeven. Als er een andere code dan “00” wordt weergegeven, raadpleeg dan “12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk viermaal op de INSPECTIE/TESTEN toets om terug te keren naar de normale werking.
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
17 Nederlands
[Omschakelen van de modus]
BRC1C, BRC1D, Draadloze afstandsbediening
Normale
bedrijfsmodus
Eenmaal (4 seconden of langer indrukken)
Veldinstelling
* Na langer dan
10 seconden in deze stand keert de modus terug naar de normale bedrijfsmodus.
Eenmaal
Eenmaal
*
"Foutcode"
display
Eenmaal
**
"Binnenunit-
typecode"
Eenmaal Eenmaal
display
Inspectiemodus
Proefdra-
aimodus
Eenmaal
Eenmaal
"Buitenunit-
typecode"
display
Page 19
12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBL-
NOTE
OPMERKING
EEM VAST
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, kunnen proble­men gecontroleerd worden via de afstandsbediening.
Voor het bepalen van de storing bij afstandsbediening model BRC1E moet u de installatiehandleiding van de afstandsbediening raadplegen. Voor andere afstandsbedi­eningen verloopt de diagnose van storingen via de vol­gende procedure.
Probleemoplossing via het LCD van de afstandsbedi-
ening.
1 Bij de aangesloten afstandsbediening.
(OPMERKING 1) Wanneer de werking van het systeem uitvalt door een storing, gaat het werkingslampje knipperen en
toont het LCD-scherm “ ” samen met de stor­ingscode. De diagnose kan worden uitgevoerd door de gegeven storingscode op te zoeken op de stor­ingscodelijst. Bij groepsbesturing wordt bovendien het unitnr. aangegeven, zodat duidelijk wordt welke unit moet worden gereset. Om de storing op te heffen, zie (OPMERKING 2).
2 Met de draadloze afstandsbediening.
(Zie ook de bedieningshandleiding van de draad­loze afstandsbediening.) Wanneer het apparaat stopt als gevolg van een storing, zal het display op de binnenunit knipperen. In dat geval kunt u de aard van de storing vaststel­len met behulp van de tabel met de Lijst met fout­codes door de weergegeven foutcode op te zoeken, die u op de volgende manier zichtbaar maakt. (OPMERKING 2)
(1) Druk op de toets INSPECTIE / TESTEN, “
wordt weergegeven en “0” knippert.
(2) Druk op de toets PROGRAMMEERTIJD en lees
het apparaatnummer af waarbij de storing is opget­reden. Aantal pieptonen 3 korte pieptonen
.................Voer de volgende stappen allemaal uit
1 korte pieptoon
.................Voer de stappen (3) en (6) uit
1 lange pieptoon
.................Geen storing
(3) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het bovenste
getal van de storingscode knippert. Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot
(4)
het apparaat 2 korte pieptonen geeft en zoek de bovenste code.
(5) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het onderste
getal van de storingscode knippert.
(6)
Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot het apparaat een lange pieptoon geeft en zoek de bovenste code.
• Een lange pieptoon geeft aan dat de storing­scode wordt weergegeven.
1. Wanneer de INSPECTIE/WERKING knop op de afstands-
bediening wordt ingedrukt, begint de “ ” indicatie te knipperen.
2. Wanneer de AAN/UIT knop 5 seconden of langer wordt ingedrukt tijdens de inspectiemodus, verdwijnt de bovengenoemde storingindicatie. Nadat in dit geval de indi­catie van de storingscode tweemaal heeft geknipperd, wordt de code-indicatie “00” (normaal) en wordt het unitnr. “0”. Daarna schakelt het display automatisch om van de inspectiemodus naar de normale modus.
12-2 STORINGSCODE
• Hoewel het systeem blijft werken wordt er geen storingscode of de melding “ ” weergegeven. Hoewel het systeem in
die gevallen wel zal werken, moet het och worden gecon­troleerd en gerepareerd worden.
• Afhankelijk van het type binnen- of buitenunit wordt de fout­code al dan niet weergegeven.
Storing-
scode
A1
A3 Niveau afvoer abnormaal
A5
A6
A7
AF
AJ
C1
C4
C5
C9
CC
CJ
Omschrijvingen en
maatregelen
Storing printplaat binnenunit
Antivriesbeveiliging of gestopt door de hogedrukbesturing (OPMERKING 1)
Ventilatormotor binnenunit overbelast, te hoge spanning of geblokkeerd.
Storing verbinding printplaat binnenunit
Horizontale motor is vergrendeld
Alleen de richting van de luchtstroom kan niet worden geregeld.
Storing bevochtigersys­teem
Storing capaciteitsinstelling
Fout in de transmissie tus­sen de (master) printplaat van de binnenunit en de (slave) printplaat van de binnenunit.
Storing temperatuursen­sor vloeistofleiding warmtewisselaar bin­nenunit
Storing temperatuursen­sor condensator/ verdamper warmtewisse­laar binnenunit
Storing aanzuigluchtthermistor
Vochtigheidssensor abnormaal
Fout luchtthermistor afstandsbediening
Opmerkingen
Probleem met de adapter voor capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens, of loskoppeling van de adapter voor capaciteitsinstelling, probleem bij de aansluiting van de adapter, of de capaciteit is niet ingesteld op de datachip.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
De thermostaat afstandsbedi­ening werkt niet, maar werk­ing behuizingsthermostaat is actief.
Nederlands 18
Page 20
Beveiliging geactiveerd
E0
(buitenunit) Storing printplaat buiten
E1
(buitenunit) Storing hoge druk
E3
(buitenunit) Storing lage druk
E4
(buitenunit) Storing bij blokkeren com-
E5
pressormotor (buitenunit) Compressormotor is ver-
grendeld als gevolg van te
E6
hoge belasting (buitenunit) Storing bij blokkeren motor
buitenventilator (buitenunit) Storing door momentane
E7
overspanning op de buitenventilator (buitenunit)
Overspanning ingang
E8
(buitenunit) Storing elektrische expan-
E9
sieklep (buitenunit) Storing in de schakelaar
EA
voor koelen/verwarmen (buitenunit)
Storing temperatuur afvo-
F3
erleiding (buitenunit) Hogedrukbesturing
F6
(in koeling) (buitenunit) Sensorstoring voor
H0
inverter (buitenunit) (OPMERKING 1)
Storing hogedrukschake-
H3
laar (buitenunit) Storing lagedrukschake-
H4
laar (buitenunit) Sensor voor detectie van
H6
verkeerde stand (buite­nunit) (OPMERKING 1)
Storing positiesignaal
H7
motor buitenventilator (buitenunit)
CT-abnormaliteit (buite-
H8
nunit) (OPMERKING 1) Storing systeem buiten-
H9
luchtthermistor (buitenunit)
Storing druksensorsys-
J1
teem (groep) (buitenunit) Stroomstoring van het
J2
sensorsysteem (buitenunit)
Storing thermistor afvoer-
J3
leiding (buitenunit)
Storing thermistorsys-
J5
teem aanzuigleiding (buitenunit)
Storing thermistor vloeistofverdeelleiding
J6
buitenwarmtewisselaar (buitenunit)
Storing thermistor condensator/ verdamper
J7
buitenwarmtewisselaar (buitenunit)
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Storing thermistorsys-
J8
teem vloeistofleiding (buitenunit)
Thermistor in gasleiding
J9
defect (koelen) (buitenunit)
Storing druksensorsys-
JA
teem afvoerleiding (buitenunit)
Storing druksensorsys-
JC
teem aanzuigleiding (buitenunit)
Storing invertersysteem
L1
(buitenunit) Storing thermistor
L3
reactor (buitenunit) Oververhit koelelement
L4
(buitenunit)
Plotselinge te hoge
L5
stroomsterkte (buitenunit)
Thermische beveiliging
L8
(buitenunit)
Afslagbeveiliging
L9
(buitenunit) Storing transmissie tus-
LC
sen inverter en regelkast buitenunit
P1 Open fase (buitenunit)
Storing DCL-sensorsys-
P3
teem (buitenunit)
Storing thermistor
P4
koelelement (buitenunit)
Storing in de uitgangs-
P6
gelijkstroom van het sen­sorsysteem (buitenunit)
Storing capaciteitsinstell-
PJ
ing (buitenunit)
Temperatuur aanzuiglei-
U0
ding abnormaal (buitenunit)
Omgekeerde fase
U1
(buitenunit)
Storing voedingsspanning
U2
(buitenunit)
U4UFTransmissiefout (tussen
binnen- en buitenunits)
Transmissiefout (tussen
U5
binnen- en afstandsbedi­eningunits)
Transmissiestoring van de
U7
invertermodule
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Storing koeling inverter.
De compressormotoren en
-turbines kunnen af te rek­enen hebben met een storing in de aarding of kortsluiting.
De compressormotoren en
-turbines kunnen overbelast en afgesloten zijn.
De compressor kan geblokkeerd zijn.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Probleem met de adapter voor capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens, of los­koppeling van de adapter voor capaciteitsinstelling, probleem bij de aansluiting van de adapter, of de capaciteit is niet ingesteld op de datachip.
Hoeveelheid koelmiddel mogelijk onvoldoende. Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Verwissel twee van de fase­draden L1, L2 en L3.
De open fase van de inverter of hoofdkringcondensator werkt mogelijk niet goed. Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Bedradingsfout tussen bin­nen- en buitenunit. Of storing printplaat binnen- en buite­nunit.
De transmissie tussen de bin­nenunit en de afstandsbedi­ening verloopt niet correct.
19 Nederlands
Page 21
VOORZORGSMAATREGELEN
Voor de installateur die het testproces uitvoert
Transmissiefout tussen hoofd- en sub-afstands-
U8
bediening (storing sub­afstandsbediening)
Fout systeeminstelling of
UA Fout lokale instelling
Transmissiefout (tussen
UE
binnenunit en centrale afstandsbediening)
Fout adresinstelling
UC
afstandsbediening
Transmissiefout in toebe-
UJ
horenapparatuur
simultaan AAN/UIT multi-split type.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Nadat de testbediening is voltooid, controleer de items die staan vermeld in de clausule 2 “2. Items die bij aflevering moeten worden gecontroleerd” op pagina 3. Wanneer de afsluitende werkzaamheden in het interieur nog niet klaar zijn, terwijl de testprocedure volledig is doorlopen, moet de klant ter bescherming van de airconditioner worden gevraagd om de airconditioner nog niet te gebruiken totdat de werkzaamheden in het interieur zijn afgerond. Wanneer het airconditioner werkt kunnen binnenunits aan de binnenkant worden verontreinigd door deeltjes die vrijkomen uit de coating en de lijm die is gebruikt voor het afwerken van het interieur, hetgeen waterspatten en lekkage kan veroorzaken.
Zorg er na het doorlopen van de testprocedure voor dat het deksel van de besturingskast goed is afgesloten voordat het air­conditioner aan de klant geleverd wordt. Leg in aanvulling hierop de status van de voedingsspanning (voedingsspanning AAN/UIT) aan de klant uit.
13. BEDRADINGSSCHEMA
(Zie Afb. 40)
(OPMERKING 9)
1
3
Binnenunit
5
(OPMERKING 5)
Draadgebonden afstandsbedi­ening (als optie verkrijgbare
7
accessoire) (OPMERKING 7)
In geval van een gelijktijdig
9
werkend besturingssysteem (OPMERKING 6)
11
BINNENUNIT (HULPUNIT)
13
NAAR BUITENUNIT
15
Klasse
Naar buitenunit
2
(OPMERKING 3)
4
(OPMERKING 5) Centrale afstandsbediening
6
(OPMERKING 4) Draadloze afstandsbediening
(ontvanger display-unit)
8
(als optie verkrijgbare acces­soires)
10
BINNENUNIT (HOOFDUNIT)
12
AFSTANDSBEDIENING
14
SCHAKELDOOS
Nederlands 20
Page 22
14
6
11 11
BEDRADINGSSCHEMA
9
10
12
7
8
5
4
: AANSLUITSTEKKER : VELDBEDRADING
3
15
15
CONTROLELAMPJE
(ONTDOOIEN-ORANJE)
KEUZESCHAKELAAR
(HOOFD/HULP)
KEUZESCHAKELAAR
(ADRESINSTELLING DRAADLOZE
H4P
SS1
SS2
BINNENUNIT
LICHTDIODE (ONDERHOUDS-
PRINTPLAAT
CONDENSATOR (M1F)
A1P
C105
CONTROLE GROEN)
ZEKERING (F, 5A, 250V)
F1U
HAP
13
ONDERDELEN
AANSLUITSTEKKER
(VLOTTER-SCHAKELAA)
AANSLUITSTEKKER
(DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING)
AFSTANDSBEDIENING)
CONNECTOR VOOR OPTIONELE
X15A
X24A
(DRAAIKLEP)
MOTOR (BINNENVENTILATOR)
MOTOR
THERMISTOR (LUCHT)
MAGNETISCH RELAIS
(AFVOERPOMP)
KPR
M1F
THERMISTOR (WIKKELING)
M1S
R1T
R2T·R3T
AANSLUITSTEKKER
X25A
KEUZESCHAKELAAR
(NOODFUNCTIE)
DIODEBRUG
SS1
V1R
2
1
(AFVOERPOMP)
AANSLUITSTEKKER
(ADAPTER VOOR BEKABELING)
AANSLUITSTEKKER
(VOEDING VOOR ADAPTER)
X33A
X35A
VOEDINGSSPANNINGSCHAKELING
AANSLUITINGENBLOK
AANSLUITINGENBLOK
RUISFILTER
FERRIETKERN
X1M
X2M
Z1F
Z1CPSRC
SIGNAALONTVANGSTCIRCUIT
(RUISFILTER)
: AANSLUITINGENBLOK
: KORTSLUITSTEKKER
1.
OPMERKINGEN
PRINTPLAAT
PRINTPLAAT
SIGNAALZENDCIRCUIT
(ONTVANGER DISPLAY-UNIT)
DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING
TC
DRUKTOETS (AAN/UIT)
A2P
A3P
BS1
ZIE ALLEEN BEDRADING VAN BINNENUNIT.
2. IN GEVAL VAN BINNENUNITSYSTEEM MET SIMULTANE WERKING.
3. VOOR DETAILS, ZIE HET BEDRADINGSSCHEMA DAT BIJ DE BUITENUNIT IS GEVOEGD.
4. INDIEN GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN CENTRALE AFSTANDSBEDIENING DIENT DEZE CONFORM DE BIJGEVOEGDE
CONTROLELAMPJE
(AAN-ROOD)
CONTROLELAMPJE
(TIMER-GROEN)
H1P
H2P
IN GEVAL VAN SYSTEEM MET SIMULTANE WERKING VERSCHILT HET AANTAL AANSLUITINGEN VAN DE BINNENUNITS OVEREENKOMSTIG
INSTRUCTIEHANDLEIDING OP DE UNIT TE WORDEN AANGESLOTEN.
OVEREENKOMSTIG DE BIJGEVOEGDE INSTALLATIEHANDLEIDING.
DE AANSLUITING VAN DE BUITENUNIT; RAADPLEEG DE TECHNISCHE GIDS EN CATALOGI ENZ. ALVORENS AAN TE SLUITEN.
5. X15A, X25A ZIJN AANGESLOTEN WANNEER DE AFVOERKIT WORDT GEBRUIKT.
6.
CONTROLELAMPJE
(FILTERSIGNAAL-ROOD)
H3P
ORG: ORANJE BRN: BRUIN
ZIE DE INSTALLATIEHANDLEIDING DIE BIJ DE AFSTANDSBEDIENING IS GEVOEGD.
7. IN GEVAL VAN HOOFD/HULP-OMSCHAKELING.
8. SYMBOLEN VERSCHIJNEN ALS VOLGT: BLK: ZWART RED: ROOD BLU: BLAUW WHT: WIT YLW: GEEL GRN: GROEN
9. ALLEEN IN GEVAL VAN BESCHERMDE LEIDINGEN. GEBRUIK H07RN-F BIJ GEEN BESCHERMING.
3D101522-1 FHQ35 • 50 • 60 • 71 • 100 • 125 • 140CBVEB
Afb. 40
21 Nederlands
Page 23
3P368557-3B EM15A027A
(1604) HT
Loading...