CAREFULLY READ THESE INSTRUCTIONS BEFORE INSTALLATION.
KEEP THIS MANUAL IN A HANDY PLACE FOR FUTURE REFERENCE.
LESEN SIE DIESE HINWEISE VOR DER INSTALLATION SORGFÄLTIG DURCH.
BEWAHREN SIE DIESE ANLEITUNG AN EINEM LEICHT ZUGÄNGLICHEN ORT FÜR
SPÄTERES NACHSCHLAGEN AUF.
VEUILLEZ LIRE ATTENTIVEMENT CES INSTRUCTIONS AVANT L'INSTALLATION.
CONSERVEZ CE MANUEL EN LIEU SÛR POUR POUVOIR VOUS Y REPORTER ULTÉRIEUREMENT.
LEA DETENIDAMENTE ESTAS INSTRUCCIONES ANTES DE LA INSTALACIÓN.
CONSERVE ESTE MANUAL PARA POSIBLES CONSULTAS FUTURAS.
PRIMA DELL'INSTALLAZIONE, LEGGERE ATTENTAMENTE LE PRESENTI ISTRUZIONI.
CONSERVARE IL PRESENTE MANUALE IN UN LUOGO FACILMENTE ACCESSIBILE PER
RIFERIMENTO FUTURO.
ΔΙΑΒΑΣΤΕ ΠΡΟΣΕΚΤΙΚΑ ΑΥΤΕΣ ΤΙΣ ΟΔΗΓΙΕΣ ΠΡΙΝ ΤΗΝ ΕΓΚΑΤΑΣΤΑΣΗ.
ΦΥΛΑΞΤΕ ΑΥΤΟ ΤΟ ΕΓΧΕΙΡΙΔΙΟ ΣΕ ΒΟΛΙΚΟ ΜΕΡΟΣ ΓΙΑ ΜΕΛΛΟΝΤΙΚΗ ΑΝΑΦΟΡΑ.
LEES DEZE INSTRUCTIES ZOGVULDIG DOOR VOORDAT MET DE INSTALLATIE WORDT
BEGONNEN.
BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK OP EEN GESCHIKTE
PLAATS ONDER HANDBEREIK.
Français
Español
Italiano
Ελληνικά
Nederlands
Português
Русский
LEIA ATENTAMENTE ESTAS INSTRUÇÕES ANTES DA INSTALAÇÃO.
MANTENHA ESTE MANUAL NUM LOCAL DE FÁCIL ACESSO PARA CONSULTA.
ПЕРЕД УСТАНОВКОЙ ВНИМАТЕЛЬНО ПРОЧИТАЙТЕ ДАННЫЕ ИНСТРУКЦИИ.
ХРАНИТЕ ДАННОЕ РУКОВОДСТВО В ЛЕГКО ДОСТУПНОМ МЕСТЕ ДЛЯ ЕГО
ПОСЛЕДУЮЩЕГО ИСПОЛЬЗОВАНИЯ.
MONTAJDAN ÖNCE BU YÖNERGELERİ DİKKATLİCE OKUYUN.
GELECEKTE BAŞVURMAK ÜZERE BU ELKİTABINI KOLAY ULAŞABİLECEĞİNİZ BİR YERDE
MUHAFAZA EDİN.
De oorspronkelijke instructies zijn geschreven in het Engels.
Alle andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
1.VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Volg deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” altijd op.
Dit product is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor
algemeen gebruik”.
• In deze handleiding wordt onderscheid gemaakt tussen
WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN.
Volg altijd onderstaande veiligheidsaanwijzingen: deze zijn
allemaal belangrijk om de veiligheid te waarborgen.
WAARSCHUWING ...... geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan die, indien deze
niet wordt vermeden, kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZORGSMAATREGELEN ......
geeft een mogelijk gevaarlijke
situatie aan die, indien deze
niet wordt vermeden, kan
leiden tot licht of gemiddeld
letsel.
Deze aanduiding wordt ook
gebruikt om de aandacht te
vestigen op onveilige
werkwijzen.
• Na de installatie moet de airconditioner worden getest, om te
controleren of de airconditioner volgens voorschrift werkt.
Geef de gebruiker duidelijke instructies over het gebruik en
het schoonmaken van de binnenunit, overeenkomstig de
Bedieningshandleiding. De gebruiker moet deze gebruiksaanwijzing samen met de handleiding zorgvuldig bewaren als
naslagwerk voor toekomstig gebruik.
• Laat de installatie door uw plaatselijke dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren.
Fouten tijdens de installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Voer de installatiewerkzaamheden uit overeenkomstig de
installatiehandleiding.
Fouten tijdens de installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
• Neem bij lekkage van koelmiddel contact op met uw dealer.
Wanneer de airconditioner in een kleine ruimte wordt geïnstalleerd, moeten de nodige stappen worden genomen om te
voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te
hoog wordt.
Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt, kunnen er
gebreken door zuurstofgebrek ontstaan.
• Gebruik uitsluitend de voorgeschreven onderdelen en accessoires om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen
tijdens installatie kan het omvallen van de airconditioner,
waterlekkage, elektrische schokken, brand, enz. tot gevolg
hebben.
• Installeer de airconditioner op een ondergrond die geschikt is
voor het betreffende gewicht.
Door een onvoldoende sterke ondergrond kan de airconditioner kantelen en daardoor letsel veroorzaken.
Bovendien kan het leiden tot trillingen van andere apparaten
en een vervelende trilgeluiden veroorzaken.
• Houd bij de aangegeven installatie rekening met harde wind,
tropische stormen en aardbevingen.
Een ondeskundige installatie kan tot ongevallen leiden,
bijvoorbeeld omdat de airconditioner kantelt.
• Zorg ervoor, dat alle elektrische werkzaamheden door
gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wetgeving
(opmerking 1) en deze installatiehandleiding worden uitgevoerd en dat een apart circuit wordt gebruikt.
Bovendien moet voor een geschikte bedrading met de juiste
lengte worden gezorgd; de bedrading in geen geval verlengen tot de vereiste lengte.
Een onjuiste voedingsspanning en fouten in de bedrading
kunnen elektrische schokken en brand tot gevolg hebben.
(opmerking 1) betreffende wetgeving wil zeggen “Alle inter-
nationale, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, regels en/;of andere codes die
relevant en van toepassing zijn voor een
bepaald product of bepaalde omgeving”.
• Aard de airconditioner.
Sluit de aardebedrading niet aan op gas- of waterleidingen,
bliksemafleiders of telefoonaardebedrading.
Onvoldoende aarding kan kortsluiting of brand veroorzaken.
• Plaats een aardlekschakelaar.
Het negeren van deze aanwijzing kan kortsluiting of brand
veroorzaken.
• Koppel de elektrische voeding los voordat de elektrische
componenten worden aangeraakt.
Wanneer u onderdelen aanraakt die onder spanning staan,
kunt u een elektrische schok krijgen.
• Zorg voor een veilige bedrading; gebruik daarvoor de
gespecificeerde kabels en voorkom dat externe krachten op
de aansluitingen of bedrading kunnen worden uitgeoefend.
Een ondeskundige aansluiting of bevestiging kan oververhitting of brand veroorzaken.
1Nederlands
Page 3
• De bedrading tussen de units binnen en buiten en de bedrad-
VOORZORGSMAATREGELEN
ing naar de voedingsspanning moet correct worden aangelegd, zodat het deksel van de schakeldoos veilig kan worden
afgesloten.
Als het deksel niet goed op zijn plaats zit, raken de terminals
oververhit, hetgeen een elektrische schok of brand kan
veroorzaken.
• Als er tijdens installatiewerkzaamheden koelmiddelgas
ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden.
Als het koelmiddelgas tot ontbranding komt, kunnen er giftige
gassen vrijkomen.
• Na beëindiging van de installatiewerkzaamheden moet worden gecontroleerd of er nergens koelmiddelgas naar buiten
komt.
Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas
weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals
gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met
warmtespiralen.
Vermijd iedere rechtstreekse aanraking met weggelekt
•
koelmiddel. Dit van tot ernstige verwondingen door bevriezingsverschijnselen leiden.
• Installeer de afvoerleiding overeenkomstig deze installatiehandleiding, zodat een goede afvoer wordt gegarandeerd,
en isoleer de leiding om condensvorming te vermijden.
Een onjuist geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage
veroorzaken, waardoor het meubilair nat wordt.
• Installeer de airconditioner, voedingskabel, bedrading van de
afstandsbediening en transmissiebedrading op tenminste
tenminste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s
om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen.
(Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen
signaal niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlichting.
Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met
elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Installeer de airconditioner niet op onderstaande plaatsen:
1. In een omgeving met olienevel, oliespray of oliedampen,
bijvoorbeeld een keuken.
Kunststof onderdelen kunnen worden aangetast waardoor onderdelen kunnen losraken en waterlekkage kan
ontstaan.
2. Waar bijtende gassen zoals zwavelzuurgas worden
geproduceerd.
Koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kunnen
aangetast worden wat lekkage van koelmiddel tot gevolg
kan hebben.
3. Als er machines zijn die elektromagnetische golven uits-
tralen.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem verstoren en een defect aan de apparatuur
veroorzaken.
4. Waar brandbare gassen kunnen lekken, waar kool-
stofvezel of ontvlambaar stof in de lucht hangt, of waar
vluchtig brandbare stoffen zoals verdunningsmiddelen of
benzine worden verwerkt.
Als er gas lekt en rond de airconditioner blijft hangen, kan
dat tot ontbranding leiden.
• De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
2.VOOR INSTALLATIE
Wanneer de binnenunit uitgepakt en na het uitpakken verplaatst wordt, mag geen kracht op de leidingen (koelmiddel- en afvoerleidingen) en kunststof onderdelen worden
uitgeoefend.
• Controleer vooraf of het koelmiddel dat voor de installatie
wordt gebruikt, wel degelijk R410A is.
(De airconditioner zal niet goed werken als er een verkeerd
koelmiddel is gebruikt.)
• Zie voor de installatie van de buitenunit, de installatiehandleiding van de buitenunit.
• Gooi de accessoires niet weg voordat het installatiewerk is
voltooid.
• Neem maatregelen om te voorkomen dat de binnenunit
wordt beschadigd nadat de binnenunit in de kamer is gedragen, door de binnenunit te beschermen met verpakkingsmateriaal.
(1) Bepaal de route die moet worden afgelegd om de unit in
de kamer te dragen.
(2) Pak de unit niet uit voordat deze naar de installatieplaats
is gedragen.
Wanneer uitpakken onvermijdelijk is, moet, in combinatie met touw, een band van zacht materiaal of beschermende platen worden gebruikt, om beschadigingen aan
of krassen op de binnenunits te voorkomen.
• Laat de klant de airconditioner met behulp van de handleiding bedienen.
Leg de klant uit hoe hij de airconditioner moet bedienen (in
het bijzonder het reinigen van de luchtfilters, bedieningsprocedures, en temperatuur instellen).
• Maak gebruik van de installatiesjabloon als referentie bij de
keuze van de plaatsingslocatie (zit in de verpakking).
• Gebruik de airconditioner niet in een zoutachtige omgeving
zoals in kustgebieden, voertuigen, schepen of waar de voedingsspanning regelmatig schommelt, zoals in fabrieken.
• Vermijd statische elektriciteit van de body als de bedrading
wordt aangelegd en het deksel van de schakeldoos is verwijderd.
Elektrische onderdelen kunnen beschadigen.
2-1ACCESSOIRES
Controleer of de onderstaande accessoires aan de binnenunit zijn bevestigd.
Naam
Hoeveelheid1 stuks1 stuks8 stuks7 stuks
Vor m
Naam
Hoeveelheid1 vel1 elk1 elk1 stuks
Vor m
(1) Afvoer-
slang
(5)
Installat-
iesjabloon
(2) Metalen
klem
Verbindingsstuk
isolatie-
materiaal
(6) Voor
gasleidingen
(7) Voor
vloeisto-
fleidingen
(3) Ring(4) Klem
Afdichtmateri-
aal
(8) Groot
(9) Klein
(10) Kunst-
stof bussen
Nederlands2
Page 4
Naam
Hoeveelheid2 stuks2 stuks
Vor m
(11) Kabel-
binder
(12) Schroef
voor kabel-
binder
M4 × 12
(gemengd)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
• Conformiteitsverklaring
2-2OPTIONELE ACCESSOIRES
• Voor deze binnenunit moet de afstandbediening apart worden aangeschaft.
• Er zijn 2 soorten afstandsbedieningen; draadgebonden en
draadloos.
Installeer de afstandsbediening op de door de klant aangegeven plaats.
Raadpleeg de catalogus voor het geschikte model.
(Raadpleeg de installatiehandleiding van de afstandsbediening voor de installatie.)
LET OP DE VOLGENDE ITEMS BIJ HET UITVOEREN
VAN HET WERK EN CONTROLEER DEZE ITEMS
OPNIEUW NA VOLTOOIING VAN HET WERK.
1. Items die moeten worden gecontroleerd nadat het
installatiewerk is voltooid
Inspectiepunt
Zijn de binnen- en buitenunit
correct gemonteerd?
Zijn de installatiewerkzaamheden
van de buiten- en binnenunits
voltooid?
Hebt u een lektest uitgevoerd
met de testdruk zoals
gespecificeerd in de installatiehandleiding van de buitenunit?
Zijn de koelmiddelleiding en
afvoerleiding volledig en correct geïsoleerd?
Stroomt de afvoer goed door?Waterlekkage
Is de voedingsspanning gelijk
aan de voedingsspanning op
het typeplaatje van de airconditioner?
Weet u zeker dat de bedrading
en leidingen in orde zijn en
geen sprake is van losse
draden?
Is de aarding in orde?
Zijn de afmetingen van de elektrische bedrading conform de
specificatie?
Worden de luchtuitlaten of inlaten van de binnen- en
buitenunit geblokkeerd door
obstakels?
(Obstakels kunnen de ventilatorsnelheid verminderen of
storingen aan de apparaten
veroorzaken.)
In geval van een
defect
Lekkage · trilling ·
geluid
Werkt niet · doorgebrand
Koelt niet / Verwarmt
niet
Waterlekkage
Werkt niet · doorgebrand
Werkt niet · doorgebrand
Gevaar in geval van
lekkage
Werkt niet · doorgebrand
Koelt niet / Verwarmt
niet
Con-
troleer
kolom
Hebt u de lengte van de
koelmiddelleidingen en de toegevoegde hoeveelheid
koelmiddel genoteerd?
Het volume van het
koelmiddel is niet
duidelijk
*Controleer de punten van de “VEILIGHEIDSMAATREGELEN”
nogmaals
2. Items die bij aflevering moeten worden gecontroleerd
Inspectiepunt
Hebt u de lokale instellingen uitgevoerd? (indien nodig)
Zijn het deksel van de schakeldoos, het luchtfilter en het aan-
zuigrooster aangebracht?
Wordt tijdens het koelen koude lucht en tijdens het verwar-
men warme lucht uitgeblazen?
Hebt u de bediening van de airconditioner aan de hand
van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de klant?
Hebt u het koelen, het verwarmen, de programma's
koelen en automatisch (koelen/verwarmen) aan de
hand van de bedieningshandleiding uitgelegd aan de
klant?
Als u de ventilatorsnelheid op de thermostaat op OFF
zet, hebt u de instelling van de ventilatorsnelheid dan
uitgelegd aan de klant?
Hebt u de bedieningshandleiding en installatiehandleiding aan de klant overhandigd?
Controleer
kolom
Punten voor uitleg van de bediening
In aanvulling op het algemeen gebruik, aangezien het
aannemelijk is dat de items in de bedieningshandleiding
met de markeringen WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN lichamelijk letsel en materiële
schade tot gevolg kunnen hebben, is het niet alleen
noodzakelijk dat deze items aan de klant worden uitgelegd, maar dat deze ook door de klant worden
gelezen.
Het is dus absoluut noodzakelijk om de punten vermeld
als “GEEN STORING VAN DE AIRCONDITIONER” aan de
klant uit te leggen en deze zorgvuldig door de klant te
laten lezen.
3.KEUZE VAN DE PLAATSINGSLOCATIE
Wanneer de binnenunit uitgepakt en na het uitpakken verplaatst wordt, mag geen kracht op de leidingen (koelmiddel- en afvoerleidingen) en kunststof onderdelen worden
uitgeoefend.
(1) Kies voor de installatie van de units een plaats die aan
de onderstaande eisen voldoet en de goedkeuring van
de klant heeft.
• Waar koude en warme lucht gelijkmatig in de kamer
wordt verspreid.
• Waar de luchtstroom niet wordt gehinderd door
obstakels.
• Waar een correcte afvoer wordt gegarandeerd.
• Waar het plafond aan de onderzijde niet schuin loopt.
• Waar er voldoende stevigheid is om bestand te zijn tegen
het gewicht van de binnenunit (als de stevigheid onvoldoende is, kan de binnenunit gaan trillen en in aanraking
komen met het plafond en een onaangenaam klapperend
geluid veroorzaken).
• Waar voldoende ruimte voor de installatie en het onderhoud is gegarandeerd. (Zie Afb. 1 en Afb. 2)
3Nederlands
Page 5
• Waar de leidinglengten tussen binnen- en buitenunits
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Afb. 1
[ Vereiste installatieruimte (mm) ]
*30 of meer*30 of meer
Afb. 2
Uitblaasopening
Obstakels
2.500 of meer
vanaf vloerniveau
Voor hoge
installatie
Vloerniveau
300 of meer
Luchtaanzuiging
GH
J
5
175
200
Vooraanzicht
Linker uitgangsgat
van de afvoerleidingen
Gat in de muur van de
afvoerleiding aan de achterkant
(φ100-gat)
Plaats van de bedradingsuitgang
aan de achterkant
Afb. 3
F
690 Afmetingen van de unit
210
D
A Afmetingen van de unit
B Hangende locatie
Zicht vanaf
het plafond
260
30
163
E
189
87
C
Uitblaasopening
Maateenheid: mm
Aansluitpositie van de
afvoerleidingen op
het bovenpaneel
Aansluitpositie van
de gasleidingen op
het bovenpaneel
Aansluitposities van de
vloeistofzijleidingen op het bovenpaneel
Positie van de bedradingsuitgang op het bovenpaneel
Bevestigingsbout (4 stuks)
Hangende locatie
worden gegarandeerd en zo mogelijk binnen de toegestane afmetingen ligt. (Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit.)
• Waar geen gevaar voor lekkage van ontvlambare gassen
bestaat.
4.VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
(1) Voor de locaties van de ophangbouten voor de bin-
nenunit, uitlaatgaten van de leidingen, uitlaatgat van de
afvoerleiding en inlaatgat van de elektrische bedrading. (Zie Afb. 3)
• Als extra ruimte is vereist voor het * gedeelte, kan het onderhoud gemakkelijker worden uitgevoerd indien een ruimte van
200 mm of meer is gegarandeerd.
• Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel,
bedrading van de afstandsbediening en transmissie op tenminste 1 meter afstand van televisietoestellen of radio’s om
beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen.
(Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van het ontvangen
signaal niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
• Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlichting.
Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter),
kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
• Het geluidsdrukniveau is lager dan 70 dBA.
(2) Gebruik van bevestigingsbouten voor de installatie.
Controleer of de plaatsingslocatie het gewicht van de binnenunit kan dragen. Hang de binnenunit zo nodig op met
bouten nadat deze is verstevigd met balken enz. (raadpleeg
de installatiesjabloon (5) voor de bevestigingspunten.)
(3) Hoogte van het plafond
De binnenunit kan aan plafonds tot een hoogte van 4,3 m
(voor model 35-71, 3,5 m) worden geïnstalleerd.
Modelnaam (FHQ-)ABCDEFGHJ
Type 35 · 50960 920 378 324 270 375 398 377 260
Type 60 · 71
(2) Breng de opening voor de ophangbouten, leidinguit-
gang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische
bedrading aan.
• Gebruik daarvoor de installatiesjabloon (5).
• Bepaal de plaatsen van de ophangbouten, leidinguitgang, afvoerleiding en ingang voor de elektrische
bedrading. En maak het gat.
(3) Verwijder de onderdelen van de binnenunit.
1) Verwijder het aanzuigrooster.
• Schuif de bevestigingsknoppen van het aanzuigrooster
(type 35, 50: 2 plaatsen voor elk, type 60~140: 3 plaatsen voor elk) naar achteren (zoals aangegeven door de
pijl) om het aanzuigrooster zo ver mogelijk te openen.
(Zie Afb. 4)
Nederlands4
Page 6
• Houd het aanzuigrooster open, houd de knop aan de
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
OPMERKING
Afb. 4
Afb. 5
Bevestigingsknop
Aanzuigrooster
Achterste knop
Kunststof bussen (10)
(accessoire)
Los onderdeel (om vanaf de
bovenkant binnen te brengen)
Kunststof bussen (10)
(accessoire)
Los onderdeel (om vanaf de
achterkant binnen te brengen)
Afb. 6
Bevestigingsschroef voor zijsierpaneel
(M4)
Zijsierpaneel
Accessoires
Afb. 7
Bout (M8)
Binnenunit
Bevestigingsbeugel
10 mm
losdraaien
Afb. 8
Bevestigingsbout
voor beugel (M5)
Hangermontagebout (M8)
Bevestigingsbeugel
Losdraaien
Afb. 9
Plafondoppervlak
Bevestigingsbout
Funderingsbout
Plafondplaat
25 - 55 mm
achterzijde van het aanzuigrooster vast en trek het
aanzuigrooster tegelijk naar voren om het te verwijderen. (Zie Afb. 5)
2) Verwijder de afdekpanelen aan de zijkanten (links,
rechts).
• Verwijder de bevestigingsschroef van het afdekpaneel
(één aan elke zijde), en trek het paneel naar voren
(richting van de pijl) om het te verwijderen. (Zie Afb. 6)
• Verwijder de accessoires. (Zie Afb. 6)
• Open de opening aan de ingangszijde voor de bedrading aan de achter- of bovenkant en breng de meegeleverde kunststof bus (10) aan.
• Verwijder de bevestigingsbout (M5) van de bevestigingsbeugel aan de achterzijde en trek de beugel naar
achteren (richting van de pijl) om deze te verwijderen.
(Zie Afb. 8)
De tape (melkwit) aan de buitenkant van de binnenunit niet
verwijderen. Dit kan elektrische schokken of brand tot
gevolg hebben.
(4) Monteer de bouten van bevestigingsbeugel
• Gebruik M8 of M10 bouten om de binnenunit op te hangen.
• Stel de lengte van de bout voor de bevestigingsbeugel
vooraf af ten opzichte van het plafond. (Zie Afb. 9)
• Gebruik verankeringsbouten voor de bestaande bouten
en verzonken inzetstukken of funderingsbouten voor
nieuwe bouten en monteer de unit stevig aan het
gebouw, zodat het bestand is tegen het gewicht van de
unit.
Pas bovendien van tevoren de afstand vanaf het plafond
aan.
3) Bevestigingsbeugels verwijderen.
• Draai de 2 bouten (M8) voor het monteren van de bevestigingsbeugel aan beide kanten 10 mm los (4 plaatsen links en rechts). (Zie Afb. 7 en Afb. 8)
5Nederlands
Als de bevestigingsbout te lang is, kan de binnenunit of kunnen andere materialen hierdoor beschadigd raken of
breken.
• De onderdelen uit afb. 9 worden ter plaatse beschikbaar
gesteld.
Page 7
5.INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
Bevestigingsbeugel
Moer (uit voorraad ter plaatse)
Bevestigingsbout
Ring voor bevestigingsbeugel (3)
(accessoire)
Dubbele moeren
Afb. 10
Bevestigingsbout
voor beugel
(M5)
Bevestigingsdeel
Bevestigingsbeugel
Verstevigingsplaat (links/rechts)
Bij het dragen van de binnenunit
mogen niet de verstevigingsplaten
worden vastgepakt.
Bout voor
bevestigingsbeugel
(M8)
Afb. 11
De als optie verkrijgbare onderdelen kunnen heel eenvoudig voorafgaand aan het installeren van de binnenunit
worden bevestigd. Zie ook de installatiehandleiding van de
als optie verkrijgbare onderdelen.
Gebruik de reeds bevestigde en gespecificeerde
onderdelen voor de installatie.
(1) Bevestig de beugel met de bevestigingsbout. (Zie Afb. 10)
Gebruik, in verband met de veiligheid, een ring voor de beugel (3) (accessoire) en draai de dubbele moeren stevig
vast.
(2) Til de binnenunit op, schuif hem vanaf de voorkant in de
bevestigingsbeugel en draai de bevestigingsbout (M8) provisorisch vast. (Zie Afb. 11)
(3) Draai de bevestigingsbouten (M5) op 2 plaatsen vast, d.w.z.
op die plaatsen waar ze voorheen ook zaten.
(Zie Afb. 11)
Het is absoluut noodzakelijk om de binnenunit correct uit te
lijnen.
(4) Draai de bevestigingsbouten (M8) van de beugel op alle 4
plaatsen stevig vast. (Zie Afb. 11)
A
≤ 1°
B
≤ 1°
A.B
≤ 1°
Afb. 12
A. Als de afvoerleiding rechts, of aan de rechter- en
achterzijde iets overhelt.
Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar
rechts of naar achteren. (minder dan 1°)
Als de afvoerleiding links, of aan de linker- en achterzi-
B.
jde iets overhelt.
Zet hem waterpas, of laat hem iets overhellen naar links
of naar achteren. (minder dan 1°)
De binnenunit moet stevig worden bevestigd op een
plaats die geschikt is voor het gewicht.
Als de sterkte onvoldoende is, kan de binnenunit vallen en
lichamelijk letsel veroorzaken.
(5) Als de binnenunit wordt opgehangen, gebruik dan een
waterpas voor een correcte uitlijning i.v.m. een betere
afvoer en exacte installatie. Of, indien dit bij de installatie ter
plaatse mogelijk is, monteer de afvoerzijde iets lager.
(Zie Afb. 12)
• Als de binnenunit aan de andere kant iets lager hangt, kan
dat waterlekkage veroorzaken.
• Steek geen materialen in de ruimte tussen de beves-
tigingsbeugel en de ring (3) anders dan
gespecificeerd.
De bevestigingsbouten kunnen uit de beugel komen, tenzij de ringen correct zijn aangebracht.
Nederlands6
6.DE KOELMIDDELLEIDING
• Raadpleeg voor de installatie van de koelmiddelleiding van
de buitenunit, de installatiehandleiding van de buitenunit.
• Voer de isolatie van zowel de gas- als koelmiddelleiding
zorgvuldig uit. Als de isolatie ontbreekt, kan dat tot waterlekkage leiden. Gebruik voor de gasleiding isolatiemateriaal dat
geschikt is voor temperaturen tot ten minste 120°C. Voor
gebruik bij een zeer hoge luchtvochtigheid moet het isolatiemateriaal van de koelmiddelleiding worden versterkt. Als
deze niet is versterkt, kan het oppervlak van het isolatiemateriaal gaan zweten.
• Controleer voor de installatie of koelmiddel R410A beschikbaar is. (tenzij koelmiddel R410A wordt gebruikt, is geen normale werking mogelijk.)
Deze airconditioner is een model dat gebruik maakt van
nieuw koelmiddel R410A. Zorg dat het aan de rechts staande eisen voldoet en voer de installatiewerkzaamheden
uit.
• Gebruik de juiste pijpsnijder en het juiste felsgereedschap
voor R410A.
• Als een felsverbinding wordt gemaakt moet het binnenste
oppervlak van de fels alleen met olie of esterolie worden
ingevet.
• Gebruik alleen de bij de airconditioner geleverde felsmo-
eren. Als andere felsmoeren worden gebruikt, kan dat tot
lekkage van koelmiddel leiden.
Page 8
• Om verontreinigingen of vocht binnen in de leidingen te
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Bedek het binnenste flensoppervlak
alleen met etherolie of esterolie.
Afb. 14
voorkomen, moeten klembeugels of tape voor de leidin-
gen worden gebruikt.
Voeg geen andere media dan het gespecificeerde koelmiddel, zoals bijvoorbeeld lucht, toe aan het koelmiddelcircuit.
Als tijdens het gebruik koelmiddel weglekt, ventileer de ruimte
dan.
• Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat) voordat de werkzaamheden voor de koelmiddelleidingen worden uitgevoerd. (Zie Afb. 18)
• Het koelmiddel is vooraf bijgevuld in de buitenunit.
Wanneer u leidingen vastmaakt aan de airconditioner, zorg er
•
dan voor dat u een schroefsleutel en een moersleutel
afb. 13
gebruikt, zoals getoond in
.
Raadpleeg tabel 1 voor de afmetingen van het felsgedeelte.
Momentsleutel
Steeksleutel
Felsmoer
Verbindingspunt
Afb. 13
• Als een momentsleutel ontbreekt, gebruik dan tabel 2 als
vuistregel. Wanneer een flare-moer met een moersleutel
harder en harder wordt aangedraaid, komt er een moment
dat het aanhaalmoment plotseling toeneemt. Vanaf dat punt
moet de moer tevens onder de hoek, zoals aangegeven in
tabel 2, worden vastgedraaid. Controleer na de werkzaamheden zorgvuldig of nergens een gaslek is. Als de moer niet
volgens voorschrift wordt vastgedraaid, kan langzaam
koelmiddel weglekken en zo tot storingen leiden (bijv. geen
koeling of verwarming).
De isolatie van de leidingen moet ter plaatse tot aan de
aansluitingen in de behuizing worden uitgevoerd. Als de
leiding aan de buitenlucht wordt blootgesteld, kan dit
zweten of brandwonden door aanraken van de leiding, elektrische schokken of brand door het aanraken van de
bedrading van de leiding veroorzaken.
•
Als een felsverbinding wordt gemaakt moet het binnenste
oppervlak van de fels alleen met olie of esterolie worden ingevet.
(Zie Afb. 14)
Draai de felsmoer 3 tot 4 omwentelingen met
de hand in de moer.
• Raadpleeg tabel 1 voor het betreffende aanhaalmoment.
Tab el 1
Afmetingen
van de
leidingen
(mm)
6,415,7 ± 1,58,9 ± 0,2
9,536,3 ± 3,613,0 ± 0,2
12,754,9 ± 5,416,4 ± 0,2
15,968,6 ± 6,819,5 ± 0,2
Aanhaalmo-
ment (N·m)
Afmeting voor
uitvoering fels A
(mm)
Felsvorm
A
90°±2°
45°±2°
R0,4-0,8
• Raadpleeg na de lektest Afb. 15, isoleer zowel de gas- als
vloeistofleidingverbinding met het bijgevoegde isolatiemateriaal voor verbindingsstukken (6) en (7) om te voorkomen dat
de leiding blootligt. Zet de beide uiteinden van het isolatiemateriaal vast met de klem (4).
• Wikkel het afdichtmateriaal (klein) (9) alleen aan de zijde van
de gasleiding, rond het gezamenlijke isolatiemateriaal (6)
(felsmoergedeelte).
• Let daarbij op dat de naad van het isolatiemateriaal (6) en (7)
aan de bovenkant zit.
• Zorg dat geen olieresten op het schroefgedeelte van de
kunststof onderdelen achterblijven.
Door olieresten kan het schroefgedeelte verzwakken.
• Draai de felsmoeren niet te strak vast.
Als een felsmoer breekt, kan koelmiddel weglekken.
7Nederlands
Page 9
Isolatiemateriaal voor bevestigingspunt (6) (accessoire)
Isolatiemethode voor gaszijleidingen
Isolatiemateriaal voor leidingen (binnenkant unit)
Laat geen
speling over
Wikkel vanaf de
bovenkant van de unit
Afdichtmateriaal (klein) (9)
(accessoire)
Breng de zoom
naar de bovenkant
Felsmoerverbinding
Isolatiemateriaal voor leidingen
(vanuit voorraad ter plaatse)
Om zweten te voorkomen
mag de leiding niet aan de
buitenlucht worden blootgesteld
Klem (4) (accessoire)
Zet het isolatiemateriaal
van de leidingen vast
Isolatiemethode voor vloeistofzijleidingen
Isolatiemateriaal voor
bevestigingspunt (7) (accessoire)
Felsmoerverbinding
Isolatiemateriaal
voor leidingen
(vanuit voorraad
ter plaatse)
Om zweten te voorkomen
mag de leiding niet aan de
buitenlucht worden blootgesteld
Afb. 15
Gasleidingen
Vloeistofleiding
Binnenunit
Breng de zoom
naar de bovenkant
Isolatiemateriaal voor leidingen
(binnenkant unit)
• Verwijder het doorvoerpaneel aan de achterkant en sluit
de leidingen aan. (Zie Afb. 16 en Afb. 18)
(2) Voor opgaande leidingen
• Voor opgaande leidingen is de L-vormige leidingaansluitset (als optie verkrijgbare accessoire) vereist.
• Verwijder het doorvoerpaneel en gebruik de L-vormige
leidingaansluitset (als optie verkrijgbare accessoire) voor
het aansluiten van de leidingen. (Zie Afb. 16 en Afb. 17)
(3) Voor leidingen aan de rechterzijde
• Verwijder de versteviging voor verpakking en aflevering
(versterkingsplaat) van de rechterzijde, en draai de
schroef weer in de originele positie in de unit.
(Zie Afb. 18)
• Snijd een gat in het afdekpaneel (rechterzijde) en sluit de
leidingen aan. (Zie Afb. 18)
Doorvoerdeksel voor
achterste leidingen
Bovenpaneel
Aanzicht vanaf
luchtinlaatzijde
Afgezaagd
Afdekking bovenkant
Afgezaagd
Zaag op deze plaat af,
waarbij het knopgedeelte
van de afdekking niet mag
worden geraakt
Afb. 16
Schroef
(terugplaatsen in de binnenunit)
Koelmiddelleidingen
achterkant
Afvoerleidingen achterkant
Koelmiddelleiding rechterkant
Afvoerleiding rechterkant
Versteviging voor verpakking en aflevering
(versterkingsplaat)
Afdekpaneel (rechts)
Scheidingsonderdelen
Als de afvoerleiding alleen aan de rechterkant
wordt aangelegd, zaag dan alleen dit gedeelte.
Afb. 18
Nederlands8
Page 10
• Nadat de leidingen zijn aangebracht moet de verwijderde
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
Thermistorkabel
Kabel van horizontale bladmotor
Klemgedeelte van afdekking
aan de bovenkant
Afb. 19
Aanzicht vanaf
luchtinlaatzijde
Drukregelklep
Soldeerplaats
Tape
Stopklep
Stikstof
Stikstof
Koelmiddelleiding
Afb. 20
Beschermrooster
Bevestigingsschroef
voor beschermrooster
Afb. 22
afdekking langs de vorm van de leidingen gezaagd en
gemonteerd worden.
Ook voor het bovenste afdekpaneel, dat eerder was verwijderd, geldt dat de leiding naar de horizontale motor en
thermistor via de klem van de bovenste afdekking moet
lopen en vastgezet moet worden.
(Zie Afb. 16 en Afb. 19)
Let er daarbij op dat iedere opening tussen de leidingen
en het deksel wordt afgedicht om te voorkomen dat stof in
de binnenunit komt.
* Voor het solderen van de koelmiddelleiding eerst stikstof door
de koelmiddelleidingen laten stromen, zodat de lucht door
stikstof wordt vervangen. Pas daarna solderen (OPMERKING 2). (Zie Afb. 20) Nadat de soldeerwerkzaamheden zijn
voltooid moet de felsverbinding met de binnenunit worden
gemaakt.
7.DE AFVOERLEIDING
(1) Installeer een afvoerleiding.
• Breng de afvoerleiding aan, zodat een correcte afvoer
wordt gegarandeerd.
• Afvoerleidingen moeten conform onderstaande aanwijzingen worden aangesloten: Raadpleeg voor de rechter
achter-/rechterzijde afb. 18 van ‘‘6. DE KOELMIDDEL-LEIDING’’, en voor de linker achter-/linkerzijde afb. 21.
• Als de afvoerleiding links achter-/aan de linkerzijde worden aangebracht, verwijder dan het veiligheidsnet. Verwijder daarna de dop van de afvoeraansluiting en het
isolatiemateriaal dat op de afvoeraansluiting aan de linkerzijde is aangebracht en breng dit aan op de afvoeraansluiting aan de rechterzijde. Steek daarbij de dop van de
afvoeraansluiting helemaal naar binnen om waterlekkage
te vermijden.
Breng het veiligheidsscherm na de installatie van de
afvoerleiding (1) (toebehoren), in omgekeerde volgorde
weer aan. (Zie Afb. 22)
• Kies een vergelijkbare of grotere leidingdiameter dan die
van de aansluitleiding (1) (toebehoren) (PVC-leiding,
nominale diameter 20 mm, uitwendige diameter 26 mm).
• Monteer de afvoerleidingen zo kort mogelijk onder een
neerwaartse hoek van 1/100, zodat stilstaande lucht
wordt vermeden. (Zie Afb. 23 en Afb. 24)
(Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid
veroorzaken.)
1. De juiste druk om stikstof door de leiding te laten stromen is
circa 0,02 MPA, een druk dat voelt als een briesje en kan
worden verkregen door middel van een drukreductieventiel.
2. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen
soldeert. Gebruik fosforkopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/
B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel
nodig is. (Als vloeimiddel op chloorbasis wordt gebruikt,
zullen de leidingen corroderen en als het middel fluor bevat
zal het de koelmiddelolie aantasten en het koelmiddelcircuit
aanzienlijk beschadigen.)
3. Als een lektest van de koelmiddelleidingen en de bin-
nenunit wordt uitgevoerd, nadat de installatie van de binnenunit is voltooid, moet de installatiehandleiding van de
buitenunit worden geraadpleegd voor de testdruk. Raadpleeg ook de installatiehandleiding van de buitenunit of de
technische documentatie voor de koelmiddelleidingen.
4. Bij een tekort aan koelmiddel omdat werd vergeten
koelmiddel bij te vullen enz., zal de unit niet meer naar
behoren werken, dus niet koelen of verwarmen. Raadpleeg
de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische
documentatie voor de koelmiddelleidingen.
Achterzijde links
Afvoerpijp
Achterzijde (metaalplaat)
Te verwijderen onderdelen
Stopverf of isolatie
(ter plaatse aanleveren)
Linkerzijde
Afvoerpijp
Linkerzijde
Te verwijderen
onderdelen
Afb. 21
Gebruik geen antioxidant wanneer u koelmiddelleidingen soldeert.
Dit kan storingen aan componenten en verstopping van de
leidingen veroorzaken.
9Nederlands
Page 11
VOORZORGSMAATREGELEN
Als het afvoerwater stilstaat in de afvoerleiding, kan de
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Goed
Fout
Steunen
1-1,5m
Neerwaartse hoek van 1/100 of meer
Niet optillen
Zorg dat hij niet slap hangt
Zorg dat hij niet in het water hangt
Afb. 23
Afb. 24
Afdichtmateriaal (groot) (8)
(accessoire)
Metalen klem (2)
(accessoire)
Afvoerslang (1)
(accessoire)
Afb. 25
Maak geen opening om
condensvorming te vermijden.
leiding verstopt raken.
• Maak gebruik van de meegeleverde afvoerslang (1) en
metalen klem (2). Steek de afvoerslang (1) in de onderkant van de afvoeraansluiting en draai de metalen klem
(2) aan de onderkant van de afvoeraansluiting goed vast.
(Zie Afb. 25 en Afb. 26)
(Monteer de metalen klem (2) zodat het vastgezette deel
een hoek van ca. 45° heeft, zoals weergegeven in
afb. 26.)
(Bind de afvoeraansluiting en afvoerslang niet aan elkaar.
In dat geval kan geen onderhoud en inspectie van de
warmtewisselaar e.d. worden uitgevoerd.)
Metalen klem (2)
(accessoire)
Afvoerslang (1)
(accessoire)
Afdichtmateriaal
(groot) (8)
(accessoire)
(Voor rechter
achterzijde/
rechterzijde)
Bevestigingsdeel
ongeveer 45°
Buig het uiteinde zonder
het afdichtmateriaal te
scheuren (groot) (8)
Afdichtmateriaal
(groot) (8)
Aanbrengrichting
ongeveer 45°
Insteekrichting voor
de schroevendraaier
ongeveer 45°
(Voor linker
achterzijde/linkerzijde)
Metalen klem (2) (accessoire)
Afvoerslang (1) (accessoire)
Afb. 26
Metalen klem (2)
(accessoire)
Afvoerslang (1)
(accessoire)
Afdichtmateriaal
(groot) (8)
(accessoire)
• Zorg dat alle afvoerleiding worden geïsoleerd, die naar
binnen gaan.
• De afvoerslang (1) binnenin de binnenunit niet doorbuigen. (Zie Afb. 27)
(Dit kan abnormale geluiden zoals een borrelend geluid
veroorzaken.)
(Als de afvoerslang (1) doorbuigt, kan het aanzuigrooster
beschadigd raken.)
Niet doorbuigen
Als een oude afvoerslang of een bocht of een klem wordt
gebruikt, kan waterlekkage worden veroorzaakt.
• Buig het uiteinde van de metalen klem (2) zodanig, dat
het afdichtmateriaal niet uitpuilt. (Zie Afb. 26)
• Wikkel, bij het aanbrengen van de isolatie, het grote
afdichtmateriaal (groot) (8) in de richting van de pijl,
beginnend bij de onderkant van de metalen klem (2) en
afvoerslang (1). (Zie Afb. 25 en Afb. 26)
Afb. 27
• Monteer steunen op een afstand van 1 tot 1,5 m, zodat de
leiding niet door kan buigen. (Zie Afb. 23)
Om de voorkomen dat stof in de binnenunit komt, moet de
opening van de afvoerleiding worden afgedicht met
stopverf of isolatiemateriaal (ter plaatse aan te leveren),
zodat er geen enkele opening meer overblijft.
Mochten de leidingen en bedrading van de afstandsbediening door dezelfde opening worden aangelegd, dicht de
opening tussen de afdekking en leidingen dan af nadat
‘‘8. ELEKTRISCHE BEDRADINGSWERKZAAMHEDEN’’
is voltooid.
< VOORZORGSMAATREGELEN >
• Om extreme kracht op de afvoerslang (1) te vermijden,
mag deze niet bekneld of gedraaid zijn. (Dit kan waterlekkage veroorzaken.)
• Volg de instructies in afb. 28 voor het aanleggen van de
centrale afvoerleiding. Kies voor de diameter van de centrale afvoerleiding een diameter die overeen komt met de
capaciteit van binnenunit. (Zie de technische handleiding.)
Nederlands10
Page 12
• Afvoerleidingen aansluiten.
Centrale afvoerleiding
Als het afvoerwater stilstaat
in de afvoerleiding, kan de
leiding verstopt raken.
100 mm
of meer
Monteren met neerwaartse
hoek van 1/100 of meer,
zodat de lucht niet stilstaat.
Afb. 28
Plastic container voor water
(daarvoor is een buis van 100 mm nodig)
100 mm
of meer
Luchtuitblaasopening
Afb. 29
Schroef
Steun voor pakking en toevoer
(verstevigingsplaat)
Afb. 30
Sluit de afvoerleiding niet direct aan op een riool dat ruikt
naar ammoniak. De ammoniak in het riool kan door de
afvoerleiding gaan en de warmtewisselaar van de binnenunit aantasten.
• Raadpleeg tevens de installatiehandleiding die met de
pompset is meegeleverd als een pompset (als optie verkrijgbare accessoire) gemonteerd wordt.
(2) Controleer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstal-
leerd, of deze gemakkelijk doorstroomt.
• Giet ter controle van de afvoer voorzichtig ca. 0,6 liter
water in de afvoerbak van de luchtuitlaat. (Zie Afb. 29)
• Zorg ervoor, dat er overeenkomstig de desbetreffende wetgeving een aardlekschakelaar wordt gemonteerd. Het negeren van deze aanwijzing kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
• Zet de stroom (naar de binnenunit) niet aan tot de installatie
volledig is voltooid.
• De airconditioner moet geaard worden.
De aardingsweerstand moet voldoen aan de plaatselijke wetgeving.
• Sluit de aardebedrading niet aan op gas- of waterleidingen,
bliksemafleiders of telefoonaardebedrading.
• Gasleiding ............Door lekkend gas kan een ontsteking
of explosie optreden.
• Waterleiding .........Harde vinylbuizen zijn niet geschikt
voor aarding.
• Bliksemafleiders of telefoonaardingskabels ......................
De elektrische spanning kan enorm oplopen wanneer de
bliksem inslaat.
• Raadpleeg voor het aanleggen van de elektrische bedrading
ook het “BEDRADINGSSCHEMA” op het deksel van de
schakeldoos.
• Sluit de voedingsdraad nooit aan op het klemmenblok voor
de bedrading van de afstandsbediening. Dit kan het hele systeem beschadigen.
• Installeer en bedraad de afstandsbediening overeenkomstig
de “installatiehandleiding” die op de afstandsbediening is
bevestigd.
• Raak de printplaat nooit aan tijdens het aanleggen van de
bedrading. Anders kan ze beschadigd raken.
• Monteer, nadat u de afvoerleiding heeft geïnstalleerd, de
versteviging voor verpakking en aflevering (versterkingsplaat), die was verwijderd conform de aanwijzingen in
hoofdstuk ‘‘6. DE KOELMIDDELLEIDING’’.
Aan de rechterzijde hoeft de versteviging voor verpakking
en aflevering niet perse gemonteerd te worden (versterkingsplaat). (Zie Afb. 30)
8.ELEKTRISCHE BEDRADINGSWERKZAAMHEDEN
8-1ALGEMENE INFORMATIE
• Zorg ervoor, dat alle elektrische bedradingswerkzaamheden
door gekwalificeerd personeel, conform de betreffende wetgeving en deze installatiehandleiding worden uitgevoerd en
dat een apart circuit wordt gebruikt. Een onjuiste voedingsspanning en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken en brand tot gevolg hebben.
8-2Specificaties voor ter plaatse verkregen
bedrading
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
• De bedrading van de afstandbediening en de transmissiebedrading worden ter plaatse beschikbaar gesteld.
(Zie Tabel 3)
Tabel 3
Draad-
Draad
Transmissiebedrad-
ing
Bedrading afstands-
bediening
H05VV-U4G
(OPMERKING 1)
Vinylkabel met
mantel of kabel
(2-draads)
(OPMERKING 2)
* Dit is de totale lengte in het systeem in het geval van groeps-
besturing.
De getoonde bedradingsspecificaties gelden op voorwaarde dat
de bedrading een spanningsval van 2% heeft.
1. Toont het geval waarin doorvoerleidingen worden gebruikt.
Als de doorvoerleidingen niet worden gebruikt, gebruik dan
H07RN-F.
2. Bemantelde vinylleiding of -kabel (isolatiedikte: 1 mm of
meer)
dikte
2
)
(mm
2,5–
0,75 - 1,25
Lengte
Maximum
500 m*
11Nederlands
Page 13
9.ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN
Geïsoleerde huls
Krimpringaansluitingen
Bedrading
Aansluiting van 2 draden
met dezelfde afmetingen
dient aan beide zijden
plaats te vinden.
Aansluiting van draden
met verschillende
afmetingen is verboden.
Aansluiting van 2
draden aan één
zijde is verboden.
Inkeping
Ring-type draadoog-aansluitingen
Cupring
VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE
AANSLUITING
Bedradingsmethode
Waarschuwing voor het bedraden
• De binnenunits in hetzelfde systeem kunnen op de voedingsspanning van één hoofdschakelaar worden aangesloten. De hoofdschakelaar, de overspanningsschakelaar en de
bedrading moeten echter voldoen aan de desbetreffende
wetgeving.
• Gebruik voor aansluiting op het aansluitblok het ringtype
krimpaansluitingen met isolatiekous of voorzie de bedrading
van isolatie.
• Wanneer het bovenstaande niet aanwezig is, moet het
onderstaande in acht worden genomen.
• Het is verboden om een 2-draads bedrading met twee verschillende afmetingen naar het klemmenblok voor de voedingsspanning te gebruiken.
(Hierdoor kan een abnormale verhitting ontstaan wanneer de
bedrading niet goed is vastgezet.)
• Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan
en bevestig deze zodanig dat een externe kracht, die op de
aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluitingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een verkeerde
schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop beschadigd raken en kan de schroef niet goed vast worden
gedraaid.
• Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan
deze beschadigd raken. Raadpleeg onderstaande tabel voor
het aanhaalmoment van de aansluitingen.
• Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
9-1 Aansluiten van transmissiebedrading, aardle-
iders en voor de bedrading van de afstandsbediening
(1) Draai de twee bevestingsschroeven (2 st.) los terwijl het
deksel van de besturingskast wordt vastgehouden, en verwijder daarna het deksel van de besturingskast.
(2) Zaag het gat uit en plaats de kunststof bus (10) (acces-
soire) aan de achterkant (metaalplaat).
(3) Sluit de transmissiebedrading door de kunststof buis (10)
(accessoire) heen aan op het klemmenblok (X2M: 3P)
waarbij de nummers (1 tot 3) met elkaar overeen moeten
komen en sluit de aardleider daarna aan op de aardleideraansluiting.
Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde
kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat
kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uitgeoefend, worden opgebonden.
(4) Sluit de bedrading van de afstandsbediening aan die vanaf
het gat naar de aansluitingen (P1 en P2) van het klemmenblok (X1M: 4P) loopt. (Er is geen polariteit.)
Nadat dit is gedaan, moet met behulp van de meegeleverde
kabelbinder (11) en klem (4) de bedrading, zonder dat
kracht op de aansluitingen van de bedrading wordt uitgeoefend, worden opgebonden.
Aansluitblok voor bedrading van
afstandsbediening en
transmissiebedrading
Klemmenblok voor de
voedingsspanning
Aardklem1,69 ± 0,25
• Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de
inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het andere
geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het
aardingseffect verloren gaan.)
Nederlands12
Aanhaalmoment (N·m)
0,88 ± 0,08
1,47 ± 0,14
Page 14
WAARSCHUWING
Bedrading van
afstandsbediening
R10 of meer
Aansluitingenblok (X2M)
R10 of meer
Aansluitmethode voor besturings- en aardingsbedrading
R10 of meer
Aardklem
BuitenunitBinnenunit
AansluitingenblokAansluitingenblok
De nummers van de aansluitpunten van de buiten-
en binnenunits moeten met elkaar overeenkomen
Aansluitmethode voor besturingsbedrading
Aansluitmethode voor bedrading
van de afstandsbediening
Doorvoergat voor
bedrading
Doorvoerdeksel
voor achterste
leidingen
Bedrading van de
afstandsbediening
Snijd de uitdrukopening
weg en breng de
kunststofbus
(10) (accessoire) aan
• Nooit de bedrading voor de
voedingsspanning aansluiten.
• Niet solderen.
Verboden
• Niet solderen.
(geen polariteit)
Stopverf of isolatie
(ter plaatse aanleveren)
Koelmiddelleidingen
Bedrading van de
afstandsbediening
Bedrading voor
lage spanning
Afvoerleidingen
Tussenruimte van 50 mm
Bedrading voor hoge spanning
Kunststof bussen
(10) (accessoire)
Besturingsbedrading
en aardingsbedrading
Vorm de bedrading tijdens het bedraden zodanig dat het
deksel van de schakeldoos op een veilige manier kan worden afgesloten. Wanneer het deksel van de schakeldoos
niet goed vastzit, kan de bedrading onder water komen te
staan of tussen de doos en het paneel vast komen te zitten
en een elektrische schok of brand het gevolg kan zijn.
Bedrading van de
afstandsbediening
Bedradingsklem
(11) (accessoire)
(1) Monteer de
kabelbinder aan
de ingangszijde.
Bedrading voor
voedingsspanning
en aarding
DETAIL
Klem (4) (accessoire)
(2) Zet de bedrading vast
met klemmen, zodat er
geen spanning op de
aansluiting komt te
staan.
Klem (4) (accessoire)
(3) Bind de bedrading voor
de voedingsspanning
en aarding samen en
zet ze met de klemmen
vast aan het
klemmenblok.
• Wanneer het paneel van de leidingdoorvoer is afgesneden
en wordt gebruikt als een doorvoergat voor de bedrading,
nadat de bedrading is aangesloten, moet het paneel worden
gerepareerd.
• Sluit de opening rond de bedrading af met behulp van
stopverf en isolerende materiaal (ter plaatse aan te leveren).
(Wanneer insecten en kleine dieren in de binnenunit terechtkomen, kan dit kortsluiting in de schakeldoos veroorzaken.)
• Wanneer de bedrading voor lage spanning (bedrading voor
afstandsbediening) en de bedrading voor hoge spanning
(transmissiebedrading, aardleider) vanaf dezelfde plaats bij
de binnenunit binnenkomen, kan elektrische ruis (ruis van
buitenaf) ontstaan, waardoor storingen worden veroorzaakt.
• Houd buiten de unit een tussenruimte van minimaal 50 mm
aan tussen de bedrading voor lage spanning (bedrading voor
afstandsbediening) en de bedrading voor hoge spanning
(transmissiebedrading, aardleider). Wanneer beide
bedradingen samen worden verlegd, kan elektrische ruis
(ruis van buitenaf) ontstaan, waardoor storingen kunnen worden veroorzaakt.
13Nederlands
Page 15
9-2VOORBEELD VAN BEDRADING
VOORZORGSMAATREGELEN
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
P1P2
123
P1 P2
123
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Aardlekschakelaar
Buitenunit
OPMERKING 1)
Binnenunit
Afstandsbediening
(optioneel accessoire)
Dubbel type
Afb. 31
123
P1P2
P1P2
P1 P2
123
123
Buitenunit
Binnenunit (Master)
Binnenunit (Slave)
Afstandsbediening
(optioneel accessoire)
Systeem met simultane werking
Aardlekschakelaar
OPMERKING 1)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
OPMERKING 2)
Afb. 32
P1P2
123
123123
P1 P2P1 P2P1 P2
123
123
123
Buitenunit
Binnenunit
(Master)
Buitenunit
BinnenunitBinnenunit
Buitenunit
Afstandsbediening voor groepsregeling
(Optioneel accessoire)
AardlekschakelaarAardlekschakelaar
Aardlekschakelaar
OPMERKING)OPMERKING)
OPMERKING)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Groepsbesturing
Afb. 33
Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de
buitenunit.
Die dient om elektrische schokken en brand te voorkomen.
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd. Het systeemmodel bevestigen.
• Besturing met behulp van 2 afstandsbedieningen:
2 afstandsbedieningen voor de besturing van 1 binnenunit.
(Zie Afb. 36)
1. De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en
buitenunits moeten overeenstemmen.
2-1. Sluit de afstandsbediening uitsluitend aan op de master-
unit.
2-2. De afstandsbediening mag uitsluitend op de masterunit
worden aangesloten; de afstandsbediening hoeft niet
door middel van transmissiebedrading op de slave-units
te worden aangesloten. (Sluit de slave-units niet aan.)
2-3. De binnenthermostaat is enkel effectief voor de bin-
nenunits waarmee de afstandsbediening verbonden is.
2-4. De lengte van de bedrading tussen de binnenunit en de
buitenunit is afhankelijk van het aangesloten model, het
aantal aangesloten units en de maximale lengte van de
leidingen.
Raadpleeg de technische documenten voor meer informatie.
Nederlands14
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en
buitenunits moeten overeenstemmen.
Bij het implementeren van groepsbesturing
• Bij gebruik als een paar-unit of als master-unit in een simultaan besturingssysteem, kunt u via de afstandsbediening
gelijktijdige start/stop-(groeps)besturing uitvoeren op tot 16
units. (Zie Afb. 34)
• In dit geval zullen alle binnenunits in de groep werken volgens de groepsbesturende afstandsbediening.
• Selecteer een afstandsbediening die zoveel mogelijk van de
functies (richting van de luchtstroom enz.) in de groep kan
uitvoeren.
Buitenunit 1
Binnenunit 1
Binnenunit 2
(Slave)
Afstandsbediening voor groepsregeling
Afb. 34
Buitenunit 2 Buitenunit 16
Binnenunit 2
(Master)Binnenunit 16
Page 16
Bedradingswijze
NOTE
OPMERKING
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
Afb. 35
Aansluiting voor bedrading
afstandsbediening (P1, P2)
Crossover-bedrading
Binnenunit 1
Binnenunit 2
(Master)
Aansluitingenblok
(X1M)
Aansluitingenblok
(X1M)
naar volgende
unit
P2P1F1 F2
P2P1F1 F2
P1 P2
P1P2P1 P2
123
123
Buitenunit
Binnenunit
Afstandsbediening
(optioneel
accessoire)
Afstandsbediening
(optioneel
accessoire)
Bediening met 2 afstandsbedieningen
Aardlekschakelaar
Buitenunit
Binnenunit
(Slave)
Binnenunit
(Master)
Afstands-
bediening 2
(optioneel
accessoire)
Afstands-
bediening 1
(optioneel
accessoire)
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
OPMERKING)
Afb. 36
Afb. 37
Afstandsbediening 1
(Hoofd)
Afstandsbediening 2
(Hulp)
Aansluitingenblok
(X1M)
(
Master*)
Extra
afstandsbediening
* Bij het systeem met simultane werking moet de
afstandsbediening met de master-unit worden
verbonden.
P1 P2 F1 F2
(1) Verwijder het deksel van de regelkast. (Zie ‘‘9. ZO SLUIT U
DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING’’.)
(2) Sluit een cross-over aan tussen de klemmen (P1, P2) in de
regelkast voor de afstandsbediening. (Er is geen polariteit.)
(Zie Afb. 34 en Tabel 3)
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en
buitenunits moeten overeenstemmen.
10. AANBRENGEN VAN HET
AANZUIGROOSTER AFDEKPANEEL
Monteer het afdekpaneel en het aanzuigrooster voorzichtig in
omgekeerde volgorde wanneer deze waren verwijderd.
• Wanneer het aanzuigrooster wordt gemonteerd, moet de lip
van het aanzuigrooster in het ophanggedeelte van de binnenunit wordt opgehangen zoals in afb. 38 is weergegeven.
Wanneer het aanzuigrooster wordt gesloten, kan de riem
misschien klem komen te zitten tussen rooster en binnenunit. Als het aanzuigrooster wordt gesloten mag de riem
niet aan de zijkant uitsteken.
Besturing via twee afstandsbedieningen (Besturing van 1
binnenunit via 2 afstandsbedieningen).
• Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen dient één afstandsbediening te worden ingesteld op “HOOFD” en de andere op
“HULP”.
HOOFD/HULP-OMSCHAKELING
• Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening.
Bedradingswijze
(1) Verwijder het deksel van de regelkast.
(2) Leg de bedrading tussen afstandsbediening 2 (hulpbedien-
ing) en de klem (P1, P2) van het klemmenblok (X1M) voor
de afstandsbediening in de regelkast. (Er is geen polariteit.)
15Nederlands
Rond gat
Riem
Binnenunit
Aanzuigrooster
Rond gat
Haak
Kruisgat
Afb. 38
Haak
Riem
11. LOKALE INSTELLING
<<Zie ook de installatiehandleiding die aan de buitenunit is
bevestigd.>>
Voordat de instellingen ter plaatse worden uitgevoerd,
moeten de onderdelen worden gecontroleerd die zijn vermeld bij hoofdstuk 2 “1. Items die moeten worden gecon-troleerd nadat het installatiewerk is voltooid” op pagina
3.
• Controleer of de installatie en leidingen van de airconditioner volledig en correct zijn afgewerkt.
• Controleer of de deksels van de besturingskast van de airconditioner gesloten zijn.
<INSTELLING TER PLAATSE>
<Nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, dient overeenkomstig de installatiestatus de instelling van de afstandsbediening
ter plaatse worden ingesteld.>
• Voer de instelling door de 3 waarden, “Functienr.”, “EERSTE
CODENR.” en “TWEEDE CODENR.” in te stellen.
De instellingen zoals die in “” in de tabel zijn weergegeven geven de fabrieksinstellingen aan.
• De wijze waarop de instellingen moeten worden uitgevoerd
wordt vermeld in de installatiehandleiding die met de
afstandsbediening wordt meegeleverd.
(Opmerking) Hoewel de instelling van de mogelijkheid “Func-
tienr.” als groep is uitgevoerd, moet u, wanneer
u van plan bent de individuele instellingen met
elke binnenunit uit te voeren of dit te bevestigen
nadat de instelling is uitgevoerd, moet de instelling met behulp van “Functienr.” worden uitgevoerd zoals in de parenthesis ( ) is aangegeven.
Page 17
• Wanneer gebruik wordt gemaakt van een afstandsbediening
voor het wijzigen van de invoer van de modus Geforceerd uit
of Aan/Uit.
[1] Open met behulp van de afstandsbediening de modus
Lokale instelling.
[2] Kies Functienr. “12”.
[3] Stel de EERSTE CODENR. in op “1”.
[4-1] Stel voor Geforceerd uit de TWEEDE CODENR. in op
“01”.
[4-2] Stel voor Aan/uit de TWEEDE CODENR. in op “02”.
(Af fabriek ingesteld op Geforceerd uit.)
• Vraag uw klant om de handleiding samen met de bedieningshandleiding aan de afstandsbediening vast kan blijven zitten.
• Voer geen andere instellingen uit dan in de tabel worden
weergegeven.
11-1 INSTELLING WANNEER EEN OPTIONELE
ACCESSOIRE IS AANGESLOTEN
• Raadpleeg wanneer een als optie verkrijgbare accessoire is
aangesloten, de installatiehandleiding van de als optie verkrijgbare accessoire voor de instelling.
11-2 BIJ GEBRUIK VAN DE DRAADLOZE
AFSTANDSBEDIENING
• Bij het gebruik van een draadloze afstandsbediening moet
het adres van de draadloze afstandsbediening worden
ingesteld.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de draadloze
afstandsbediening.
11-3 Plafondhoogte instellen (type 100 of lager)
• Wanneer de binnenunit van het type 35 - 100 wordt gemonteerd, moet de TWEEDE CODENR. overeenkomstig de plafondhoogte worden ingesteld.
Tab el 4
Plafondhoogte (m)
Standaard
Hoog
plafond
Type
35,50
2,7 of
minder
2,7 -
3,5
Type
60,71
2,7 of
minder
2,7 -
3,5
Type
100
3,8 of
minder
3,8 -
4,3
Func-
tienr.
13 (23)0
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
02
11-4 INSTELLING FILTERAANDUIDING
• Op de afstandsbediening wordt een melding uitgegeven
omtrent de luchtfilterreinigingstijd.
• Stel het TWEEDE CODENR. in Tabel 5 in overeenkomstig de
hoeveelheid stof of vervuiling in de kamer.
• Hoewel de binnenunit is voorzien van een filter met een lange
levensduur, is het noodzakelijk om het filter, om verstopping
van het filter te voorkomen, periodiek te reinigen. Leg dit
a.u.b. ook uit aan de klant.
• De periodieke filterreinigingstijd kan afhankelijk van de
omgeving korter worden.
Tabel 5
Filteruren
Vervuiling
NormaalCa. 2500 uur
Sterker vervuildCa. 1250 uur02
Met aanduiding
Geen aanduiding02
(type lange
levensduur)
Functienr.
10 (20)
EERSTE
CODENR.
0
3
TWEEDE
CODENR.
01
01
* Gebruik de instelling “Geen aanduiding” wanneer de reinig-
ingsaanduiding niet noodzakelijke is omdat het filter periodiek
wordt gereinigd.
11-5 De ventilatorsnelheid instellen wanneer de
thermostaat uit is
• Stel de ventilatorsnelheid na overleg met de klant in op de
gebruiksomgeving.
Tabel 6
InstellingFunctienr.
De ventilator draait/
stopt wanneer de
thermostaat in de
stand Uit staat
(Koelen ·
verwarmen)
Ventilatorsnelheid
tijdens koelen
thermostaat UIT
Ventilatorsnelheid
tijdens verwarmen
thermostaat UIT
EERSTE
CODENR.
Werkt
11 (21)2
Stopt02
(Extra
laag)
Instelling02
(Extra
laag)
Instelling02
12 (22)6
12 (22)3
TWEEDE
CODENR.
01
01
01
11-6 Het aantal aangesloten binnenunits instellen
als een simultaan besturingssysteem
• In een simultaan werkend systeem stelt u de TWEEDE
CODENR. volgens tabel 7 in.
• Zie “INDIVIDUELE INSTELLING VAN SYSTEEM VOOR
SIMULTANE WERKING” voor details over het afzonderlijk
instellen van de master- en slave-units.
Tabel 7
InstellingFunctienr.
Paarsysteem (1 unit)
Simultaan werkend
systeem (2 units)
Simultaan werkend
systeem (3 units)
Tweedubbele multi
(4-units)
EERSTE
CODENR.
11 (21)0
TWEEDE
CODENR.
01
02
03
04
11-7 INDIVIDUELE INSTELLING VAN SYSTEEM
VOOR SIMULTANE WERKING
Het is eenvoudiger een optionele afstandsbediening te gebruiken voor het instellen van de slave-unit.
< Procedure >
• Voer de volgende procedures uit bij het apart instellen van de
master- en slave-unit.
• “ ” in de tabellen geeft de fabrieksinstellingen aan.
(Opmerking) Het “Functienr.” is ingesteld op basis van een
groep. Om een Functienr. voor elke binnenunit
afzonderlijk in te kunnen stellen of de instellingen te bevestigen, moet het Functienr. in de
parenthesis worden ingesteld.
Nederlands16
Page 18
(1) Verander de TWEEDE CODENR. in “02”, individuele instel-
NOTE
OPMERKING
P1P2
P1P2
123
P1P2
123
P1P2
P1 P2
P1 P2
123
123
123
123
Buitenunit
Buitenunit
OPMERKING)
OPMERKING)
Binnenunit
(Master)
Binnenunit
(Master)
Binnenunit
(Slave)
Binnenunit
(Slave)
Afstandsbediening
Afstandsbediening
( 3 ) ( 7 )
( 1 )
( 2 )
( 4 )
( 9 )
( 5 )
( 6 )
Aardlekschakelaar
Aardlekschakelaar
Afb. 39
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
Voeding
220 - 240V
~
50Hz
ling, zodat de slave-unit apart kan worden ingesteld.
Tab el 8
InstellingFunctienr.
Groepsinstelling
Individuele instelling02
11 (21)1
EERSTE
CODENR.
TWEEDE
CODENR.
01
(2) Maak de lokale instelling (Zie 11-1 tot en met 11-5) voor de
master.
(3) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (2) is voltooid.
(4) De afstandsbediening verwijderen van de master-unit en
aansluiten op de slave-unit.
(5) De hoofdvoedingschakelaar opnieuw aanzetten en, zoals
in (1), de TWEEDE CODENR. wijzigen in “02”, individuele
instelling.
(6) Maak de lokale instelling (Zie 11-1 tot en met 11-4) voor de
master.
(7) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (6) is voltooid.
(8) Wanneer er meerdere slave-units in het systeem worden
gebruikt, herhaalt u de stappen (4) – (7).
(9) Na de instelling de afstandsbediening verwijderen van de
slave-unit en opnieuw aansluiten op de masterunit. de
instelling is nu voltooid.
* U hoeft de afstandsbediening van de master-unit niet
opnieuw te bedraden als de als optie verkrijgbare
afstandsbediening van de slave-unit wordt gebruikt.
(Maak echter wel de bedrading van het klemmenblok
voor de afstandsbediening van de master-unit los.) Na
instelling van de slave-unit verwijdert u de bedrading van
de afstandsbediening en bedraadt u de afstandsbediening van de master-unit opnieuw. (De binnenunit werkt
niet goed als er twee of meer afstandsbedieningen op de
unit zijn aangesloten in een simultaan werkend systeem.)
12. TESTEN
Voltooi alle “1. Items die moeten worden gecontroleerd
nadat het installatiewerk is voltooid” op pagina 3. Zie ook
de installatiehandleiding die bij de buitenunit wordt
geleverd.
(1) De instellingen van de draadgebonden afstandsbediening
moeten worden ingesteld in overeenstemming met de handleiding van de afstandsbediening.
(2) De instellingen van de andere afstandsbediening moeten
worden ingesteld in overeenstemming met de volgende
procedure.
• Zorg dat de installatie voor de binnen- en buitenunits
volledig voltooid is.
• Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel
van de regelkast van de binnenunit en het buitenste
bord en het kabeldeksel van de buitenunit.
Reinig de binnenkant van de binnenunit en het frontpa-
•
neel nadat de koelmiddelleiding, afvoerleiding en elektrische bekabeling aangelegd zijn. Voer vervolgens een
werkingstest uit in overeenstemming met de installatiehandleiding van de buitenunit om de unit te beschermen. (Het is aanbevolen dat de test wordt uitgevoerd in
aanwezigheid van een erkend elektricien of ingenieur.)
• Tijdens het testen moet worden gecontroleerd of de
richting van de luchtstroom en de ventilatorsnelheid
overeenkomstig de instellingen kunnen worden gerealiseerd.
• Als de binnenwerkzaamheden nog niet klaar zijn na uitvoering van de test, leg dan uit aan de klant dat de airconditioner niet mag worden gebruikt tot die
werkzaamheden klaar zijn, met name om de binnenunits te beschermen.
(Als de binnenunit onder deze omstandigheden wordt
gebruikt, zullen verf, lijm en andere afwerkingsmaterialen de binnenunit verontreinigen. Dit kan waterspatten of lekken veroorzaken.)
• Als er een storing ontstaat en de unit werkt niet, raadpleeg dan “12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk, nadat de test is uitgevoerd, eenmaal op de toets
Inspectie/testen om de binnenunit in de inspectiemodus te schakelen en controleer of de storingscode “00”
(=normaal) wordt weergegeven.
Als er een andere code dan “00” wordt weergegeven,
raadpleeg dan “12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
• Druk viermaal op de INSPECTIE/TESTEN toets om
terug te keren naar de normale werking.
• De nummers van de aansluitklemmen van de binnen- en
buitenunits moeten overeenstemmen.
17Nederlands
[Omschakelen van de modus]
BRC1C, BRC1D,Draadloze afstandsbediening
Normale
bedrijfsmodus
Eenmaal
(4 seconden
of langer
indrukken)
Veldinstelling
* Na langer dan
10 seconden in
deze stand keert
de modus terug
naar de normale
bedrijfsmodus.
Eenmaal
Eenmaal
*
"Foutcode"
display
Eenmaal
**
"Binnenunit-
typecode"
EenmaalEenmaal
display
Inspectiemodus
Proefdra-
aimodus
Eenmaal
Eenmaal
"Buitenunit-
typecode"
display
Page 19
12-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBL-
NOTE
OPMERKING
EEM VAST
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, kunnen problemen gecontroleerd worden via de afstandsbediening.
Voor het bepalen van de storing bij afstandsbediening
model BRC1E moet u de installatiehandleiding van de
afstandsbediening raadplegen. Voor andere afstandsbedieningen verloopt de diagnose van storingen via de volgende procedure.
Probleemoplossing via het LCD van de afstandsbedi-
ening.
1 Bij de aangesloten afstandsbediening.
(OPMERKING 1)
Wanneer de werking van het systeem uitvalt door
een storing, gaat het werkingslampje knipperen en
toont het LCD-scherm “ ” samen met de storingscode. De diagnose kan worden uitgevoerd door
de gegeven storingscode op te zoeken op de storingscodelijst.
Bij groepsbesturing wordt bovendien het unitnr.
aangegeven, zodat duidelijk wordt welke unit moet
worden gereset. Om de storing op te heffen, zie
(OPMERKING 2).
2 Met de draadloze afstandsbediening.
(Zie ook de bedieningshandleiding van de draadloze afstandsbediening.)
Wanneer het apparaat stopt als gevolg van een
storing, zal het display op de binnenunit knipperen.
In dat geval kunt u de aard van de storing vaststellen met behulp van de tabel met de Lijst met foutcodes door de weergegeven foutcode op te
zoeken, die u op de volgende manier zichtbaar
maakt. (OPMERKING 2)
(1) Druk op de toets INSPECTIE / TESTEN, “ ”
wordt weergegeven en “0” knippert.
(2) Druk op de toets PROGRAMMEERTIJD en lees
het apparaatnummer af waarbij de storing is opgetreden.
Aantal pieptonen 3 korte pieptonen
.................Voer de volgende stappen allemaal uit
1 korte pieptoon
.................Voer de stappen (3) en (6) uit
1 lange pieptoon
.................Geen storing
(3) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het bovenste
getal van de storingscode knippert.
Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot
(4)
het apparaat 2 korte pieptonen geeft en zoek de
bovenste code.
(5) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het onderste
getal van de storingscode knippert.
(6)
Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot
het apparaat een lange pieptoon geeft en zoek de
bovenste code.
• Een lange pieptoon geeft aan dat de storingscode wordt weergegeven.
1. Wanneer de INSPECTIE/WERKING knop op de afstands-
bediening wordt ingedrukt, begint de “ ” indicatie te
knipperen.
2. Wanneer de AAN/UIT knop 5 seconden of langer wordt
ingedrukt tijdens de inspectiemodus, verdwijnt de
bovengenoemde storingindicatie. Nadat in dit geval de indicatie van de storingscode tweemaal heeft geknipperd,
wordt de code-indicatie “00” (normaal) en wordt het unitnr.
“0”. Daarna schakelt het display automatisch om van de
inspectiemodus naar de normale modus.
12-2 STORINGSCODE
• Hoewel het systeem blijft werken wordt er geen storingscode
of de melding “” weergegeven. Hoewel het systeem in
die gevallen wel zal werken, moet het och worden gecontroleerd en gerepareerd worden.
• Afhankelijk van het type binnen- of buitenunit wordt de foutcode al dan niet weergegeven.
Storing-
scode
A1
A3Niveau afvoer abnormaal
A5
A6
A7
AF
AJ
C1
C4
C5
C9
CC
CJ
Omschrijvingen en
maatregelen
Storing printplaat
binnenunit
Antivriesbeveiliging of
gestopt door de
hogedrukbesturing
(OPMERKING 1)
Ventilatormotor
binnenunit overbelast, te
hoge spanning of
geblokkeerd.
Storing verbinding
printplaat binnenunit
Horizontale motor is
vergrendeld
Alleen de richting van de
luchtstroom kan niet
worden geregeld.
Storing bevochtigersysteem
Storing
capaciteitsinstelling
Fout in de transmissie tussen de (master) printplaat
van de binnenunit en de
(slave) printplaat van de
binnenunit.
Probleem met de adapter
voor capaciteitsinstelling of
capaciteitsgegevens, of
loskoppeling van de adapter
voor capaciteitsinstelling,
probleem bij de aansluiting
van de adapter, of de
capaciteit is niet ingesteld op
de datachip.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
De thermostaat afstandsbediening werkt niet, maar werking behuizingsthermostaat is
actief.
Nederlands18
Page 20
Beveiliging geactiveerd
E0
(buitenunit)
Storing printplaat buiten
E1
(buitenunit)
Storing hoge druk
E3
(buitenunit)
Storing lage druk
E4
(buitenunit)
Storing bij blokkeren com-
E5
pressormotor (buitenunit)
Compressormotor is ver-
grendeld als gevolg van te
E6
hoge belasting (buitenunit)
Storing bij blokkeren motor
buitenventilator (buitenunit)
Storing door momentane
E7
overspanning op de
buitenventilator
(buitenunit)
Overspanning ingang
E8
(buitenunit)
Storing elektrische expan-
E9
sieklep (buitenunit)
Storing in de schakelaar
EA
voor koelen/verwarmen
(buitenunit)
Storing temperatuur afvo-
F3
erleiding (buitenunit)
Hogedrukbesturing
F6
(in koeling) (buitenunit)
Sensorstoring voor
H0
inverter (buitenunit)
(OPMERKING 1)
Storing hogedrukschake-
H3
laar (buitenunit)
Storing lagedrukschake-
H4
laar (buitenunit)
Sensor voor detectie van
H6
verkeerde stand (buitenunit) (OPMERKING 1)
Storing positiesignaal
H7
motor buitenventilator
(buitenunit)
CT-abnormaliteit (buite-
H8
nunit) (OPMERKING 1)
Storing systeem buiten-
H9
luchtthermistor
(buitenunit)
Storing druksensorsys-
J1
teem (groep) (buitenunit)
Stroomstoring van het
J2
sensorsysteem
(buitenunit)
Storing thermistor afvoer-
J3
leiding (buitenunit)
Storing thermistorsys-
J5
teem aanzuigleiding
(buitenunit)
Storing thermistor
vloeistofverdeelleiding
J6
buitenwarmtewisselaar
(buitenunit)
Storing thermistor
condensator/ verdamper
J7
buitenwarmtewisselaar
(buitenunit)
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Storing thermistorsys-
J8
teem vloeistofleiding
(buitenunit)
Thermistor in gasleiding
J9
defect (koelen)
(buitenunit)
Storing druksensorsys-
JA
teem afvoerleiding
(buitenunit)
Storing druksensorsys-
JC
teem aanzuigleiding
(buitenunit)
Storing invertersysteem
L1
(buitenunit)
Storing thermistor
L3
reactor (buitenunit)
Oververhit koelelement
L4
(buitenunit)
Plotselinge te hoge
L5
stroomsterkte
(buitenunit)
Thermische beveiliging
L8
(buitenunit)
Afslagbeveiliging
L9
(buitenunit)
Storing transmissie tus-
LC
sen inverter en regelkast
buitenunit
P1Open fase (buitenunit)
Storing DCL-sensorsys-
P3
teem (buitenunit)
Storing thermistor
P4
koelelement (buitenunit)
Storing in de uitgangs-
P6
gelijkstroom van het sensorsysteem (buitenunit)
Storing capaciteitsinstell-
PJ
ing (buitenunit)
Temperatuur aanzuiglei-
U0
ding abnormaal
(buitenunit)
Omgekeerde fase
U1
(buitenunit)
Storing voedingsspanning
U2
(buitenunit)
U4UFTransmissiefout (tussen
binnen- en buitenunits)
Transmissiefout (tussen
U5
binnen- en afstandsbedieningunits)
Transmissiestoring van de
U7
invertermodule
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Storing koeling inverter.
De compressormotoren en
-turbines kunnen af te rekenen hebben met een storing
in de aarding of kortsluiting.
De compressormotoren en
-turbines kunnen overbelast
en afgesloten zijn.
De compressor kan
geblokkeerd zijn.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Probleem met de adapter
voor capaciteitsinstelling of
capaciteitsgegevens, of loskoppeling van de adapter voor
capaciteitsinstelling, probleem
bij de aansluiting van de
adapter, of de capaciteit is
niet ingesteld op de datachip.
Hoeveelheid koelmiddel mogelijk
onvoldoende.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of de
toestand.
Verwissel twee van de fasedraden L1, L2 en L3.
De open fase van de inverter
of hoofdkringcondensator
werkt mogelijk niet goed.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Bedradingsfout tussen binnen- en buitenunit. Of storing
printplaat binnen- en buitenunit.
De transmissie tussen de binnenunit en de afstandsbediening verloopt niet correct.
19Nederlands
Page 21
VOORZORGSMAATREGELEN
Voor de installateur die het testproces uitvoert
Transmissiefout tussen
hoofd- en sub-afstands-
U8
bediening (storing subafstandsbediening)
Fout systeeminstelling of
UAFout lokale instelling
Transmissiefout (tussen
UE
binnenunit en centrale
afstandsbediening)
Fout adresinstelling
UC
afstandsbediening
Transmissiefout in toebe-
UJ
horenapparatuur
simultaan AAN/UIT multi-split
type.
Er volgt een abnormale stop,
afhankelijk van het model of
de toestand.
Nadat de testbediening is voltooid, controleer de items die staan
vermeld in de clausule 2 “2. Items die bij aflevering moeten worden gecontroleerd” op pagina 3.
Wanneer de afsluitende werkzaamheden in het interieur nog
niet klaar zijn, terwijl de testprocedure volledig is doorlopen,
moet de klant ter bescherming van de airconditioner worden
gevraagd om de airconditioner nog niet te gebruiken totdat de
werkzaamheden in het interieur zijn afgerond.
Wanneer het airconditioner werkt kunnen binnenunits aan de
binnenkant worden verontreinigd door deeltjes die vrijkomen uit
de coating en de lijm die is gebruikt voor het afwerken van het
interieur, hetgeen waterspatten en lekkage kan veroorzaken.
Zorg er na het doorlopen van de testprocedure voor dat het
deksel van de besturingskast goed is afgesloten voordat het airconditioner aan de klant geleverd wordt.
Leg in aanvulling hierop de status van de voedingsspanning
(voedingsspanning AAN/UIT) aan de klant uit.