Deze handleiding is een technisch hulpmiddel en vertegenwoordigt geen bindend aanbod voor Daikin.
Daikin heeft deze handleiding naar zijn beste weten opgesteld. De inhoud mag niet beschouwd worden
als een expliciete of impliciete garantie van volledigheid, nauwkeurigheid of betrouwbaarheid.
Alle gegevens en specificaties in deze handleiding kunnen zonder kennisgeving gewijzigd worden. De
gegevens die meegedeeld zijn op het moment van de bestelling zijn van kracht.
Daikin is niet verantwoordelijk voor om het even welke rechtstreekse of onrechtstreekse schade, in de
breedste zin van het woord, die voortvloeit uit of verbonden is aan het gebruik en/of de interpretatie van
deze handleiding.
De volledige inhoud is beschermd door Daikin copyright.
WAARSCHUWING
Lees deze handleiding grondig alvorens u begint met de installatie van de unit. Het is ten strengste
verboden de unit op te starten indien alle instructies in deze handleiding niet duidelijk zijn.
Beschrijving van de labels op het elektrisch paneel
Labelidentificatie
– Gegevens naamplaatje unit
– Hijsinstructies
– Symbool onbrandbaar gas
– Logo van de fabrikant
– Gastype
Elke unit is volledig geassembleerd, bedraad, gevacumeerd, gevuld met koelmiddel en getest, en is klaar voor
installatie. De hoofdcomponenten zijn luchtgekoelde condensors met geïntegreerde onderkoelerdelen,
toegankelijke semi-hermetische compressoren met enkele schroef, verdampers met pijpenbundel, watergekoelde
warmteterugwinningscondensors met pijpenbundel (optie), olieafscheiders, complete koelmiddelleidingen en
elektrisch paneel (inclusief besturings- en voedingsdelen). De componenten van de vloeistofleiding zijn afsluiters,
vulkleppen, drogingsfilters, kijkglas/vochtigheidsindicatoren, elektronische expansiekleppen, vloeistofreservoirs
(alleen met optie voor totale warmteterugwinning). Andere kenmerken zijn compressorverwarming,
verdamperverwarming voor vorstbeveiliging van het water bij lage omgevingstemperatuur, automatisch afpompen
bij uitschakelen van het circuit en volledig geïntegreerd besturingssysteem met microprocessor.
De koeler werkt met R134a-koelmiddel en met positieve drukwaarden.
Bedoeling van de handleiding
De handleiding helpt de installateur en de operator om alle vereiste handelingen voor een correcte installatie en
onderhoud uit te voeren en voorkomt schade aan de koeler of verwondingen van bevoegd personeel.
De installatie en het onderhoud dient uitsluitend uitgevoerd te worden door gekwalificeerd en specifiek
getraind personeel.
Correct onderhoud van de unit is onontbeerlijk voor de veiligheid en de betrouwbaarheid. Alleen de servicecentra van de
fabrikant beschikken over de gepaste technische bekwaamheden om onderhoudswerken te verrichten.
Benaming
Machinetype
ERA: Luchtgekoelde condensorunit
EWW: Watergekoelde bedrijfsklare waterkoeler
EWL: Condensor-waterkoeler op afstand
EWA: Luchtgekoelde koeler, alleen koelen
EWY: Luchtgekoelde koeler, warmtepomp
EWC: Luchtgekoelde koeler, alleen koelen met centrifugaalventilator
EWT: Luchtgekoelde koeler, alleen koelen met warmteterugwinning
Koelmiddel
D: R-134a
P: R-407C
Q: R-410A
Capaciteitsklasse in kW (koelen)
Altijd een code met 3 cijfers
Cap < 50 kW: niet afgerond: voorbeeld: 37 kW => 037
50 < Cap < 999 kW: afgerond 0/5: 536 kW => 535
Cap > 999 kW gebruik C-symbool (C=100): voorbeeld: 2578 kW => C26
Modelreeks
eerste karakter : letter A, B,…: belangrijke wijziging
tweede karakter : letter A,B,... : kleine wijziging DENV
letter J-W… : kleine wijziging Nieuwe Reeks
Spanning
V1: ~ / 220 - 240 V / 50 Hz
V3: 1~ / 230 V / 50 Hz
T1: 3~ / 230 V / 50 Hz
W1: 3N~ / 400 V / 50 Hz
Y1: 3~ / 380-415 V / 50 Hz
YN: 3~ / 400 V / 50 Hz
Hydraulische module/Versie met warmteterugwinning/Pomp & elektrische
opties (Raadpleeg Selectie-software)
N: Geen hydraulische componenten
M: Modulair
A-V: Combinatie van specifieke opties
Optiecode (Raadpleeg Selectie-software)
****: 4 cijfers
Optie versie met betrekking tot rendement en geluid
/H: Versie voor hoge omgevingstemperatuur
/A: Versie met hoog rendement
/Q: Extra geluidsarme versie
/Z: Extra geluidsarme versie met hoog rendement
EWA D 600 BJ YN N **** /Z
D - KIMAC00411-09NL - 4/56
Page 5
BELANGRIJK
Deze handleiding biedt informatie over de kenmerken en standaardprocedure voor de volledige reeks.
Alle units worden geleverd uit de fabriek compleet met bedradingsschema’s en maattekeningen met voor elk model de
afmetingen en het gewicht.
BEDRADINGSSCHEMA’S EN MAATTEKENINGEN MOETEN WORDEN BESCHOUWD
ALS ESSENTIËLE DOCUMENTEN VAN DEZE HANDLEIDING
In geval van verschillen tussen deze handleiding en het document van de apparatuur, verwijzen wij u naar het
bedradingsschema en de maattekeningen.
Installatie
Ontvangst en behandeling
Controleer de unit onmiddellijk na ontvangst op eventuele schade.
Controleer alle items op de vrachtbrief zorgvuldig om te zien of de levering compleet is. Controleer de unit
zorgvuldig en rapporteer transportschade aan de transportfirma. Controleer op het serieplaatje van de unit of de
voeding de juiste is alvorens de unit uit te laden. DAIKIN is niet aansprakeljik voor fysieke schade aan de unit na
aanvaarding.
Verantwoordelijkheid
DAIKIN kan nu noch in de toekomst aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan personen en schade aan
voorwerpen en de unit die zijn veroorzaakt door onachtzaamheid van de operator of het niet-naleven van de
installatie-/onderhoudsgegevens in deze handleiding, het niet-naleven van de actuele voorschriften met betrekking
tot de veiligheid van zowel de apparatuur als het bevoegd personeel dat verantwoordelijk is voor de installatie en
het onderhoud.
Service- en onderhoudspersoneel
De service- en onderhoudswerkzaamheden van de unit moeten worden uitgevoerd door ervaren personeel met
een specifieke opleiding op het vlak van koeling. De veiligheidsvoorzieningen moeten regelmatig worden
gecontroleerd, en routine-onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de lijst met aanbevelingen in het hoofddeel.
Het eenvoudige ontwerp van het koelcircuit beperkt potentiële problemen tot een minimum bij normaal gebruik van
de unit.
Veiligheid
De unit moet op de juiste manier op de grond worden bevestigd.
Volg deze punten en waarschuwingen altijd op.
- Hijs de unit alleen op met het gepaste gereedschap dat het gewicht van de unit kan dragen, en dit alleen via de
gele openingen in het basisframe.
- Geen toegang voor niet-bevoegd personeel.
- Schakel de voeding uit alvorens werken uit te voeren aan de elektrische componenten.
- Gebruik altijd een geïsoleerd platform bij het uitvoeren van werken aan de elektrische componenten; er mag
geen water of vocht aanwezig zijn.
- Werkzaamheden aan het koelmiddelcircuit en componenten onder druk mogen alleen door bevoegd personeel
worden uitgevoerd.
- Alleen bevoegd personeel mag de compressor vervangen of olie bijvullen.
- Scherpe randen en het oppervlak van de pijpenbundel kunnen letsels veroorzaken. Voorkom ze aan te raken.
- Schakel alle elektrische stroom naar de unit uit bij service aan de ventilatormotoren van de condensor. Anders
bestaat het risico op letsels.
- Voorkom dat vreemde voorwerpen in de waterleiding terechtkomen bij het aansluiten van de unit op het
watersysteem.
- Plaats een mechanisch filter op de leiding die is aangesloten op de verdamperinlaat.
- De unit is uitgerust met veiligheidskleppen op de zowel de hoge- als de lagedrukzijde van het koelmiddelcircuit.
D - KIMAC00411-09NL - 5/56
Page 6
Indien de unit plots stopt, volg de instructies op de Handleiding bedieningspaneel die deel uitmaakt van de
boorddocumentatie die samen met deze handleiding afgeleverd wordt aan de gebruiker.
Het is raadzaam de installatie en het onderhoud met andere mensen uit te voeren. In geval van toevallig letsel of
ongemak is het noodzakelijk:
- kalm te blijven
- op de alarmknop te drukken indien die aanwezig is
- de gewonde persoon naar een warme plaats verplaatsen, ver van de unit en in rustpositie
- onmiddellijk contact op de nemen met het reddingspersoneel van het gebouw of de hulpdiensten
- te wachten totdat de hulpdiensten aankomen zonder de gewonde persoon alleen achter te laten
- alle mogelijke nuttige informatie te geven aan de hulpdiensten
Waarschuwing
Controleer de instructies voor gebruik alvorens u de unit in gebruik neemt.
De installatie en het onderhoud mogen alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel met de vereiste kennis
over koelers, de lokale reglementering en voorschriften. De unit mag niet worden geïnstalleerd op plaatsen die
gevaarlijk kunnen zijn voor het onderhoud.
Transport
Voor transport in containers bestaat er een containerkit in optie op aanvraag. Deze kit helpt te voorkomen dat het
toestel wordt beschadigd en maakt het gemakkelijker om de koeler in de container te schuiven bij het naar binnen
duwen en naar buiten trekken.
De kit omvat:
- beugels voor het basisframe plus twee hijsringen die erop bevestigd zijn;
- houten planken bevestigd onder het basisframe van de unit.
De bijkomende hijsringen zitten aan dezelfde kant van het bedieningspaneel. Dit betekent dat de koeler met het
bedieningspaneel aan de kant van de containerdeuren in de container moet worden geladen.
Behandeling en ophijsen
Ga voorzichtig om met de unit en voorkom schokken, zodat ze niet valt. Wanneer u trekt of duwt aan de unit, mag
dit alleen aan de basis. Blokkeer het voertuig om schade aan de metalen behuizing en het frame van de unit te
voorkomen.
Laat nooit delen van de unit vallen bij het uitladen of verplaatsen; anders kan dit schade veroorzaken.
In de basis van de unit zijn openingen voorzien voor het ophijsen van de unit. Gebruik spreiders en kabels om te
voorkomen dat de pijpenbundels van de condensor of de behuizing schade oplopen.
Suggestie voor hijsopstelling voor units met 2 compressoren
D - KIMAC00411-09NL - 6/56
Page 7
schade aan de unit te
Gebruik spreiders om
Suggestie voor hijsopstelling voor units met 3 & 4 compressoren
Plaats
Deze units zijn voorzien voor installatie buiten op het dak of onder de begane grond op voorwaarde dat de
luchtstroom van de condensor niet geblokkeerd wordt. De unit moet worden geplaatst op een stevige fundering die
perfect waterpas is; in het geval van installatie op een dak of een vloer, kan het aangewezen zijn om balken voor
een gepaste gewichtsverdeling te voorzien. Wanneer de unit op de grond wordt geïnstalleerd, moet een betonnen
basis worden gegoten die minstens 250 mm breder en langer is dan de basis van de unit. Bovendien moet deze
basis het gewicht van de unit zoals vermeld in de tabel met technische gegevens kunnen dragen. Wanneer de unit
op een plaats staat die gemakkelijk toegankelijk is voor personen of dieren, is het raadzaam om de pijpenbundel
van de condensor af te schermen, en, indien nodig, hetzelfde te doen voor het verdamperdeel.
Voor optimale prestaties op de installatieplaats, zorg ervoor dat aan de volgende punten is voldaan:
− Voorkom dat de lucht terugstroomt binnen een beperkte ruimte.
− Zorg ervoor dat de luchtstroom niet wordt gehinderd door voorwerpen.
− Een harde vloer zorgt voor minder lawaai en trillingen.
− Voorkom stoffige omgevingen om de condensor schoon te houden.
− Het koelerwater moet zuiver zijn; er mogen geen sporen van olie of roestdeeltjes in voorkomen. Monteer een
waterfilter op de waterinlaatleidingen.
Ruimtelijke vereisten
Aangezien deze units luchtgekoeld zijn, is het belangrijk dat er voldoende lucht over de pijpenbundels van de
condensor stroomt.
Voor optimale prestaties moeten twee omstandigheden zeker worden voorkomen: recirculatie van warme lucht en
luchtgebrek in de pijpenbundel.
Deze twee omstandigheden leiden tot een hogere condensatiedruk, waardoor rendement en capaciteit afnemen.
Na de installatie moet de unit aan alle kanten toegankelijk zijn voor periodieke service. Op afbeelding 3 ziet u de
minimale afstandsvereisten.
De lucht moet onbelemmerd verticaal uit de condensor moeten kunnen worden geblazen. Anders dalen
rendement en capaciteit van de unit drastisch.
Als de unit omgeven is door muren of hindernissen die even hoog zijn als de unit, moet de unit zich op minstens
2500 mm van de muur of het voorwerp bevinden (afbeelding 4). Als de hindernissen hoger zijn dan de unit, moet
de unit er zich op minstens 3000 mm van bevinden (afbeelding 5). Units die dichter bij een muur of andere
verticale hindernissen staan, kunnen lijden onder een combinatie van luchtgebrek over de pijpenbundel en
recirculatie van warme lucht, waardoor hun capaciteit en rendement afneemt.
Wanneer twee of meer units naast elkaar staan, moet er minstens 3600 mm ruimte zijn tussen de pijpenbundels
van de condensor van elke unit (afbeelding 6).
Vraag technici van DAIKIN om raad voor andere installatie-oplossingen.
D - KIMAC00411-09NL - 7/56
Page 8
Afbeelding 5
Afbeelding 6
Afbeelding 4
Afbeelding 3
Akoestische bescherming
Wanneer het geluidsniveau aan speciale vereisten moet voldoen, moet extra aandacht worden geschonken aan
een perfecte isolatie van de unit op de installatiebasis. Dit kan door de gepaste trillingsdempende voorzieningen
aan te brengen en trillingsdempende bevestigingen te voorzien op de waterleidingen en de elektrische
aansluitingen.
Waterleiding
Door de grote verscheidenheid aan methodes is het raadzaam om de aanbevelingen van de plaatselijke overheid
op te volgen. Zij kunnen de installateur informatie verschaffen over de juiste bouw- en veiligheidsvoorschriften
voor een veilige en correcte installatie.
Het komt er op neer dat de leidingen zo weinig mogelijk bochten en hoogteverschillen mogen bevatten om de
kosten voor het systeem te beperken en optimale prestaties te bereiken. De volgende elementen moeten worden
voorzien:
1. Trillingsdempers om de overdracht van trillingen en geluid op het gebouw te beperken.
2. Afsluiters om de unit bij servicewerkzaamheden af te sluiten van het leidingsysteem.
3. Handbediende of automatische ontluchtingskleppen op de hoogste punten van het systeem. Aftapkranen op
de laagste punten van het systeem. De verdamper en warmteterugwinningscondensors mogen niet op het
hoogste punt van het leidingsysteem staan.
4. Voorzieningen die de waterdruk in het system op peil houden (bijv. expansietank of regelkep).
5. Indicatoren van de watertemperatuur en waterdruk bij de unit voor hulp bij service.
6. Een filter of voorzieningen om vreemde materialen te verwijderen uit het water voordat het in de pomp
stroomt. Het filter moet ver genoeg vóór de pomp staan om cavitatie aan de pompinlaat te voorkomen (vraag
de fabrikant van de pomp om aanbevelingen). Een filter zal de levensduur van de pomp verlengen en helpt de
prestaties van het systeem hoog te houden.
7. Een filter moet in de toevoerwaterlijn worden geplaatst net vóór de inlaat van de verdamper en de
warmteterugwinningscondensors. Dit helpt te voorkomen dat vreemde materialen in het systeem
terechtkomen en de prestaties van de warmtewisselaars negatief beïnvloeden.
D - KIMAC00411-09NL - 8/56
Page 9
8. De verdamper met pijpenbundel is uitgerust met een thermostaat en een elektrische verwarming om
Schroefverbinding stromingsschakelaar
T-stuk
bevriezing tot -28°C te voorkomen. Waterleidingen di e worden aangesloten op de unit moeten worden
beschermd tegen bevriezing.
9. Het water in de warmteterugwinningscondensors met pijpenbundel moet worden verwijderd vóór de winter. U
kunt als alternatief eventueel het watercircuit vullen met ethyleenglycol.
10. Als de unit een andere koeler vervangt in een reeds bestaand leidingsysteem, moet het systeem vóór de
installatie van de unit grondig worden doorgespoeld. Analyseer het gekoeld water regelmatig en behandel het
met chemische producten onmiddellijk na het opstarten van de apparatuur.
11. Ingeval glycol is toegevoegd aan het watersysteem om het systeem te beschermen tegen de vorst, mag u niet
vergeten dat dit de aanzuigdruk van het koelmiddel doet dalen, de koelprestaties doet afnemen en de
waterzijdige drukval doet toenemen. Reset de veiligheidsvoorzieningen van het systeem, zoals
vorstbeveiliging en lagedrukbeveiliging.
Controleer het system op lekken voordat de leidingen worden geïsoleerd en het systeem wordt gevuld.
Vorstbescherming van de verdamper/warmteterugwinningscondensor
Alle verdampers zijn voorzien van een elektrische verwarming met thermostaatregeling die beschermen tegen
vorst tot een temperatuur van -28°C. Dit mag echter n iet de enige vorstbescherming zijn. Tenzij de verdamper en
warmteterugwinningscondensors worden doorgespoeld en afgetapt zoals beschreven in punt 4, moet u twee of
meer van de overige drie aanbevelingen opvolgen als onderdeel van het systeemontwerp:
1. Het water moet continu circuleren in de leidingen en de warmtewisselaar.
2. Giet een oplossing met glycol in het circuit met gekoeld water.
3. Voorzie bijkomende isolatie en verwarming van de blootliggende leidingen.
4. Tap het koelervat af en spoel het door met lucht in de winter.
De installateur en/of het on-site onderhoudspersoneel zijn verantwoordelijk voor deze bijkomende bescherming.
Controleer regelmatig of de vorstbescherming nog volstaat.
Anders kunnen de componenten van de unit schade oplopen. De waarborg dekt geen vorstschade.
Stromingsschakelaar
Een waterstromingsschakelaar moet worden geïnstalleerd op de inlaat- of uitlaatwaterlijn om voor een juiste
waterstroom door de verdamper te zorgen voordat de unit wordt opgestart. Dit voorkomt propstroming in de
compressoren bij het opstarten. De stromingsschakelaar schakelt de unit uit wanneer de waterstroom wordt
onderbroken en beschermt zo de verdamper tegen de vorst. Units met warmteterugwinningscondensors moeten
worden uitgerust met een waterstromingsschakelaar op de inlaat- of uitlaatwaterlijn om voor voldoende
waterstroom te zorgen voordat de unit in de “Warmteterugwinningsstand” wordt ingeschakeld. Dit voorkomt dat de
unit wordt uitgeschakeld wegens hoge condensatiedruk.
Een stromingsschakelaar is verkrijgbaar bij DAIKIN; deze schoepenschakelaar kan worden aangepast aan alle
leidingen met een nominale diameter van 5" (127 mm) tot 8" (203 mm).
De schakelaar wordt gesloten bij bepaalde minimum debietwaarden (Tabel 1).
Tabel 1
Stroomrichting aangegeven op de schakelaar
NOMINALE LEIDINGMAAT IN INCH (MM) MINIMUM VEREIST DEBIET VOOR ACTIVERING
Versie van de unit BJYNN
Max. omgevingstemperatuur
Min. omgevingstemperatuur °C
Max. watertemperatuur verdamperuitlaat °C
glycol)
glycol)
Max.
Tverdamper
Min.
Tverdamper
Opmerkingen:
(1)
Wanneer de luchttemperatuur hoger is dan +32°C stel t de besturing van de ventilatorsnelheid (OPFS) (standaard
op BJYNN/Q-units) een hoge draaisnelheid in, met een grotere koelcapaciteit en een hoger geluidsdrukniveau tot
gevolg.
(2)
Bij een luchttemperatuur van minder dan +10°C is de besturing van de ventilatorsnelheid (OPFS) vereist. Hiermee
kan de unit werken bij een luchttemperatuur tot –10°C. Werking bij lage omgevingstemperatuur (OPLA) kan tot bij –
18°C.
(3)
De besturing van de ventilatorsnelheid (OPFS) is standaard voorzien bij de BJYNN/Q-units.
Max. omgevingstemperatuur
Min. omgevingstemperatuur °C
Max. watertemperatuur verdamperuitlaat °C
glycol)
glycol)
Max.
T-verdamper
Min.
T-verdamper
Opmerkingen:
(2)
Bij een luchttemperatuur van minder dan +10°C is de besturing van de ventilatorsnelheid (OPFS) vereist. Hiermee
kan de unit werken bij een luchttemperatuur tot –10°C. Werking bij lage omgevingstemperatuur (OPLA) kan tot bij –
18°C.
(3)
De besturing van de ventilatorsnelheid (OPFS) is standaard voorzien bij de BJYNN/Z-units.
Grootte unit Opmerking (2) 950 C10 C11 C12 C13
Koelcapaciteit (1) kW
Opgenomen vermogen (1) kW
Koelrendement (COP)
Schroefcompressoren N°
Koelmiddelcircuits N°
Hoeveelheid koelmiddel R-134a kg
Hoeveelheid olie kg
Min. % capaciteitsvermindering %
Condensorventilatoren
kW
Ventilatorsnelheid rpm
Diameter mm
Totale luchtstroom m3/s
Verdamper
Verdampers / watervolume N°/l
Max. bedrijfsdruk bar
Diameter wateraansluiting mm
Pijpenbundel condensator
Type pijpenbundel
Gewicht en afmetingen
Verzendingsgewicht standaard unit kg
Bedrijfsgewicht standaard unit kg
Lengte unit mm
Breedte unit mm
Hoogte unit mm
(1)
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 886 kW en 988 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 1322 kW en 1520 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN R-134a
Grootte unit
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Grootte unit C13 C14 C15 C16 C18
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 44°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
Lamellen met gleuven - intern spiraalgewonden buizen
7557830 7830 8420 8420
2232230 2230 2230 2230
(1)
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 868 kW en 945 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 1296 kW en 1457 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN met optie OPRN R-134a
Grootte unit 650 700 750 850
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Grootte unit C13 C14 C15 C16 C18
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 40°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7 °C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 868 kW en 945 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
2520 2520 2520 2520 2520
D - KIMAC00411-09NL - 15/56
Page 16
Fysieke gegevens EWAD-BJYNN met optie OPLN R-134a
Grootte unit
C14 Opmerking
C15 C16 C18
Koelcapaciteit (1)
Opgenomen vermogen (1)
456
546 573 610
Koelrendement (COP)
Schroefcompressoren
3 4 4 4
Koelmiddelcircuits
Hoeveelheid koelmiddel R
-
134a
186
228 248 248
Hoeveelheid olie
60 80 80 80
Min. % capaciteitsvermindering
Condensorventilatoren
Aantal ventilatoren / nominaal
Ventilatorsnelheid
680
680 680 680
Diameter
800
800 800 800
Totale luchtstroom
Verdamper
Verdampers / watervolume
Max. bedrijfsdruk
10,5
10,5 10,5 10,5
Diameter wateraansluiting
Pijpenbundel condensator
Type pijpenbundel
Lamellen met gleuven
- intern
spiraalgewonden buizen
Gewicht en afmetingen
Verzendingsgewicht standaard unit
9080
10032
11112
11312
Bedrijfsgewicht standaard unit
Lengte unit
9200
11000
11900
11900
Breedte unit
2230
2230
2230
2230
Hoogte unit
Opmerkingen:
A
A
Grootte unit
900 950 C10 C11 C12
A
A
A
kW
kW
N°
N°
kg
kg
%
(1)
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
(2) Voor koelen tussen 1296 kW en 1457 kW, neem de EWAD-BJYNN/A-unit.
kW
rpm
mm
m3/s
N°/l
bar
mm
kg
kg
mm
mm
mm
1296 1457 1553 1735
2,84 2,67 2,71 2,84
3 4 4 4
8,3 6,25 6,25 6,25
18/1 22/1 24/1 24/1
73,6 89,0 97,1 98,0
1/402
219,1
2/254+246 2/246+246 2/246+246
168,3
168,3
9490 10504 11620 11820
2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN met optie OPLN H134a
Grootte unit 650 700 750 850
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Grootte unit C13 C14 C15 C16 C18
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 40°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 32°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
Grootte unit 850 900 950 C10 C11 C12
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 40°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
Lamellen met gleuven - intern spiraalgewonden buizen
6563 8420 8420 8950 8950 9390 9540
2230 2230 2230 2230 2230 2230 2230
(1)
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
2520 2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN/A R-134a
Grootte unit 650 700 800 850 900
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
A
A
412 434 464 494 485
442 468 511 554 547
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Grootte unit 950
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 48°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
2520 2520 2520 2520 2520 2520 2520
D - KIMAC00411-09NL - 21/56
Page 22
Fysieke gegevens EWAD-BJYNN/A met optie OPRN R-134a
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
2520 2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN/A met optie OPRN R-134a
650 700 800 850 900
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 44°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
D - KIMAC00411-09NL - 22/56
400 V – 3ph – 50 Hz
729 716 704 918 980
825 807 783 1020 1100
A
A
44 44 52 52 56
869 851 835 1072 1156
1043 1043 1043 1234 1238
974 974 982 1214 1296
967 1000
1094 1116
56 56
1150 1172
1238 1238
1296 1296
Page 23
Grootte unit
650 700 800 850 900 950
Koelcapaciteit (1)
kW
Opgenomen vermogen (1)
kW
216 232 254 271 286 275
Koelrendement (COP)
Schroefcompressoren
N°
2 2 2 2 2 2
Koelmiddelcircuits
N°
Hoeveelheid koelmiddel R
-
134a
kg
114 124 128 132 132 144
Hoeveelheid olie
kg
40 40 40 40 40 40
Min. % capaciteitsvermindering
%
Condensorventilatoren
Aantal ventilatoren / nominaal
kW
Ventilatorsnelheid
rpm
680 680 680 680 680 680
Diameter
mm
800 800 800 800 800 800
Totale luchtstroom
m3/s
Verdamper
Verdampers / watervolume
N°/l
Max. bedrijfsdruk
bar
10,5 10,5 10,5 10,5 10,5 10,5
Diameter wateraansluiting
mm
Pijpenbundel condensator
Type pijpenbundel
Lamellen met
gleuven
- intern spiraalgewonden buizen
Gewicht en afmetingen
Verzendingsgewicht standaard unit
kg
5445
5659
5900
6030
6130
6573
Bedrijfsgewicht standaard unit
kg
Lengte unit
mm
6210
6210
7110
7110
7110
8300
Breedte unit
mm
2230
2230
2230
2230
2230
2230
Hoogte unit
mm
Grootte unit
C10 C11 C12 C13 C14 C15 C16
Koelcapaciteit (1)
kW
Opgenomen vermogen (1)
kW
283 332 347 362 389 402 421
Koelrendement (COP)
Schroefcompressoren
N°
2 3 3 3 3 3 3
Koelmiddelcircuits
N°
Hoeveelheid koelmiddel R
-
134a
kg
144 180 186 196 194 204 204
Hoeveelheid olie
kg
40 60 60 60 60 60 60
Min. %
capaciteitsvermindering
%
Condensorventilatoren
Aantal ventilatoren / nominaal
kW
Ventilatorsnelheid
rpm
680 680 680 680 680 680 680
Diameter
mm
800 800 800 800 800 800 800
Totale luchtstroom
m3/s
Verdamper
Verdampers / watervolume
N°/l
Max. bedrijfsdruk
bar
10,5 10,5 10,5 10,5 10,5 10,5 10,5
Diameter wateraansluiting
mm
Pijpenbundel condensator
Type pijpenbundel
Lamellen met gleuven
- intern spiraalgewonden buizen
Gewicht en afmetingen
Verzendingsgewicht standaard unit
kg
6803
8780
8780
9310
9310
9750
9900
Bedrijfsgewicht standaard unit
kg
Lengte unit
mm
8300
9200
9200
10100
10100
11000
11000
Breedte unit
mm
2230
2230
2230
2230
2230
2230
2230
Hoogte unit
mm
Opmerking:
Fysieke gegevens EWAD-BJYNN/A met optie OPLN R-134a
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
2520 2520 2520 2520 2520 2520 2520
D - KIMAC00411-09NL - 23/56
Page 24
Fysieke gegevens EWAD-BJYNN/A met optie OPLN R-134a
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
2520 2520 2520 2520 2520
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN/A met optie OPLN R-134a
Grootte unit 650 700 800 850 900
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 44°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
(5) Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
De koelcapaciteit en opgenomen vermogen zijn gebaseerd op watertemperatuur van 12/7°C aan
inlaat/uitlaat en omgevingstemperatuur van 35°C.
Het opgenomen vermogen is alleen dat van de compressor.
5864 6150 6280 9150 9720 9720 10160
2520 2520 2520 2520 2520 2520 2520
12,5
12,5
8,3
8,3
8,3
8,3
Elektrische gegevens EWAD-BJYNN/Z R-134a
Grootte unit 600 650 700 850 900 950 C10
Standaardspanning (1)
Nominale stroom unit (2)
Max. stroom compressor (3)
Stroom ventilatoren
Max. stroom unit (3)
Max. inschakelstroom unit (4)
Max. stroom voor draaddiameter unit (5)
Opmer
kingen:
(1) Toegestane spanningsafwijking ± 10%. De spanningsonbalans tussen fasen mag niet meer dan ± 3% bedragen.
(2) De nominale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 12/7°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 35°C.
(3) De maximale stroom is gebaseerd op: watertemperatuur van 14/9°C aan verdamperinlaat/-uitlaat en
omgevingstemperatuur van 40°C.
(4) De inschakelstroom van de grootste compressor + 75% van de nominaal opgenomen stroom van de andere
compressor + stroom van de ventilatoren..
Amperage bij vollast (FLA) compressor + stroom ventilatoren.
A
392 420 444 585 604 636 652
A
416 447 474 618 640 678 705
12 13 14 18 20 20 22
A
428 460 488 636 660 698 727
A
790 791 812 943 945 965 986
A
458 507 556 687 737 785 835
400 V – 3ph – 50 Hz
D - KIMAC00411-09NL - 25/56
Page 26
Geluidsdrukniveau op 1 m van de unit in het vrije veld (ref. factor 2 x 10
-
5
)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
650 650
79,0
900 900
80,0
C10 C12
79,0
C14 C16
80,0
C15
C16
C18 C20
80,0
Opmerkingen:
Geluidsdrukniveau op 1 m van de unit in het vrije veld (ref. factor 2 x 10
-
5
)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
850 850
75,0
950 C11
74,5
C13 C15
75,5
C15
C16 C19
76,0
C18
Opmerkingen:
Geluidsdrukniveau EWAD-BJYNN en EWAD-BJYNN/A
EWAD-BJYNN EWAD-BJYNN/A
700 700
750 800
850 850
- 950
- C10
950 C11
C11 C13
C12 C14
C13 C15
- C17
C18
C19
Gemiddeld geluidsdrukniveau gemeten in overeenstemming met ISO 3744, semisferische omstandigheden in
het vrije veld.
De geluidsdrukniveaus gelden voor units zonder waterpomp en/of hogedrukventilatoren.
Geluidsdrukniveau EWAD-BJYNN + optie OPRN en EWAD-BJYNN/A + optie OPRN
EWAD-BJYNN
+ optie OPRN
650 650
700 700
750 800
900 900
- 950
- C10
C10 C12
C11 C13
C12 C14
C14 C16
- C17
EWAD-BJYNN/A
+ optie OPRN
C18
C20
C21
Gemiddeld geluidsdrukniveau gemeten in overeenstemming met ISO 3744, semisferische omstandigheden in
het vrije veld.
De geluidsdrukniveaus gelden voor units zonder waterpomp en/of hogedrukventilatoren.
Geluidsdrukniveau EWAD-BJYNN + optie OPLN en EWAD-BJYNN/A + optie OPLN
Geluidsdrukniveau op 1 m van de unit in het vrije veld (ref. factor 2 x 10
-
5
)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
650 650
71,5
900 900
72,5
C10 C12
71,5
C14 C16
73,0
C15
C16
C18 C20
73,0
Opmerkingen:
Geluidsdrukniveau op 1 m van de unit in het vrije veld (ref. factor 2 x 10
-
5
)
63
125
250
500
1000
2000
4000
8000
550
600 650
65,0
650
700
750
800 850
65,5
850
900
950
C10 -
66,0
C11
C12
Opmerkingen:
EWAD-BJYNN
+ optie OPLN
700 700
750 800
850 850
- 950
- C10
950 C11
C11 C13
C12 C14
C13 C15
- C17
EWAD-BJYNN/A
+ optie OPLN
C18
C19
C21
Gemiddeld geluidsdrukniveau gemeten in overeenstemming met ISO 3744, semisferische omstandigheden in
het vrije veld.
De geluidsdrukniveaus gelden voor units zonder waterpomp en/of hogedrukventilatoren.
Gemiddeld geluidsdrukniveau gemeten in overeenstemming met ISO 3744, semisferische omstandigheden in
het vrije veld.
De gegevens voor EWAD-BJYNN/Q en EWAD-BJYNN/Z-units zijn gebaseerd op een buitentemperatuur van
32°C.
De geluidsdrukniveaus gelden voor units zonder waterpomp en/of hogedrukventilatoren.
Als veiligheidsmaatregel en om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen is elke koeler uitgerust met
veiligheidskleppen op de pijpenbundel van de condensor, de verdamper, de warmteterugwinningscondensor
(indien voorzien) en het vloeistofreservoir om overtollige koelmiddeldruk (veroorzaakt door technische
problemen aan de apparatuur, brand, enz.) af te laten.
Olieverwarming
De olieafscheider is uitgerust met een elektrische verwarmingsdompelaar in een buis die kan worden
verwijderd zonder invloed op de olie of zonder het koelmiddelcircuit te openen.
Waterdebiet en drukval in verdamper
Regel het debiet van het gekoeld water dat door de verdamper loopt. Het debiet moet tussen de minimum- en
maximumwaarden blijven. Een debiet onder de opgegeven minimumwaarde veroorzaakt laminaire stroming, wat
op zijn beurt het rendement doet dalen, de elektronische expansieklep ongepast laat werken en de unit kan doen
uitschakelen wegens lage temperatuur. Een debiet boven de opgegeven maximumwaarde kan erosie, trillingen en
eventueel schade aan de wateraansluitingen en pijpen van de verdamper veroorzaken. Meet de drukval van het
gekoeld water voor de verdamper aan de lokaal gemonteerde drukkranen. Houd de drukval door kleppen of filters
uit de berekening. Houd het debiet van het gekoeld water door de verdamper best zo stabiel mogelijk terwijl de
compressoren werken. De instelpunten gelden voor een constante stroming en variabele temperatuur.
Waterdebiet en drukval in warmteterugwinningscondensor
De warmteterugwinningscondensors worden geleverd zonder aansluitverdelers voor de waterinlaat- en
wateruitlaataansluitingen. Deze verdelers, inclusief de hulzen voor de sensoren voor de microprocessorsturing,
moeten lokaal worden voorzien door de installateur.
Regel de stroming van warm water door de warmteterugwinningscondensor. Het debiet moet tussen de minimumen maximumwaarden blijven. Een debiet onder de opgegeven minimumwaarde veroorzaakt laminaire stroming,
wat op zijn beurt het rendement doet dalen, de elektronische expansieklep ongepast laat werken en de unit kan
doen uitschakelen wegens hoge druk. Een debiet boven de opgegeven maximumwaarden kan erosie aan de
wateraansluitingen en pijpen van de condensor veroorzaken. Meet de drukval van het warm water voor de
condensor aan de lokaal gemonteerde drukkranen. Houd de drukval door kleppen of filters uit de berekening.
Houd het debiet van het warm water door de condensor best zo stabiel mogelijk terwijl de compressoren werken.
De instelpunten gelden voor een constante stroming en variabele temperatuur.
Uitlaataansluitingen
Warmteterugwinningscondensors
D - KIMAC00411-09NL - 28/56
tussen warmteterugwinningscondensors voorzien met slechts
één toevoerwateraansluiting en
één retourwateraansluiting
Leidingen compleet
Watersysteem gevuld en ontlucht
Pomp geïnstalleerd, (draairichting gecontroleerd), filters gereinigd
Regelaars (3-wegskleppen, front- en omloopdempers, bypasskleppen, enz.)
operationeel
Watersysteem operationeel en debiet aangepast aan ontwerpvereisten van unit
Warmteterugwinningscondensors
Leidingen en verdelers compleet
Watersysteem gevuld en ontlucht
Temperatuursensoren geïnstalleerd in de waterhulzen
Pomp geïnstalleerd, (draairichting gecontroleerd), filters gereinigd
Regelaars (3-wegskleppen, front- en omloopdempers, bypasskleppen, enz.)
operationeel
Watersysteem operationeel en debiet aangepast aan ontwerpvereisten van unit
Elektrisch systeem
Voedingskabels aangesloten op starter
Alle vergrendelingsbedrading naar bedieningspaneel volledig en overeenkomstig
specificaties
Bedrading van pompstarter en vergrendeling uitgevoerd
Bedrading conform met lokale reglementering
Overige
Thermometerhulzen, thermometers, meters, sensorhulzen besturing, regelaars, enz.
geïnstalleerd
Minimum 60% van systeemcapaciteit beschikbaar voor testen en aanpassingen van
bediening
Opmerking: Deze controleljist moet worden ingevuld en twee weken vóór het opstarten van het systeem naar het
plaatselijke DAIKIN-servicecentrum worden gestuurd.
Ja Nee N.V.T.
Activiteit
Verantwoordelijkheden van de operator
Het is belangrijk dat de operator vertrouwd is met de apparatuur en het systeem voordat hij de koeler probeert te
bedienen. De operator moet behalve deze handleiding ook de gebruiksaanwijzing lezen van het bedieningspaneel
(recentste versie) en het bij de unit geleverde elektrisch bedradingsschema bestuderen voordat hij de unit opstart,
bedient of uitschakelt.
Wanneer de koeler voor het eerst wordt opgestart, zal de DAIKIN-technicus beschikbaar zijn om vragen te
beantwoorden en procedures voor een juiste bediening aan te raden.
De operator houdt best een afzonderlijk bedrijfslogboek bij voor elke koelerunit. Daarnaast moet hij ook een afzonderlijk
onderhoudslogboek bijhouden, specifiek voor periodiek onderhoud en service.
Als de operator abnormale of ongewone bedrijfsomstandigheden opmerkt, neemt hij best contact op met een
servicetechnicus van DAIKIN.
Koelcyclus
Het koelmiddelgas onder lage druk uit de verdamper komt binnen in de schroefcompressor via de motor, en koelt hierbij
de motorwikkelingen af. De compressor drukt het koelmiddel samen tot het onder hoge druk staat. Hierbij wordt olie in de
schroefkamer gespoten voor koeling, smering en afdichting. Door olie in te spuiten komt een mengsel van olie en
koelmiddel in de olieafscheider met hoog rendement, waar de twee elementen worden gescheiden door een combinatie
van centrifugale kracht en lage snelheid.
D - KIMAC00411-09NL - 34/56
Page 35
Het gas verlaat de olieafscheider langs de bovenkant, en de olie stroomt omlaag langs de wanden van het reservoir,
Engels Nederlands
waarna zij onder invloed van het drukverschil tussen de aanzuig- en de perszijde weer in de injectiepoort van de
compressor wordt gestuurd.
Het hete gas onder hoge druk gaat na de olieafscheider door de vierwegsklep en komt terecht in de luchtgekoelde
pijpencondensor (koelstand) of in de watergekoelde warmteterugwinningscondensor (warmteterugwinningsstand),
afhankelijk van de bedrijfsstand van de unit.
In beide warmtewisselaars wordt het hete gas afgekoeld (in het eerste geval door de omgevingslucht, en in het tweede
door water), en verandert hierbij van gasvormige naar vloeibare toestand.
Vooraleer het vloeibare koelmiddel het condensatiedeel verlaat, wordt het in de onderkoeler geleid, waar het tot onder
zijn verzadigingstemperatuur wordt afgekoeld. Dit compenseert de drukval over de vloeistofleidingen en verhoogt de
capaciteit van de verdamper.
Na het verlaten van de onderkoeler stroomt het vloeibare koelmiddel in het vloeistofreservoir, waar het teveel aan
koelmiddel in de koelstand wordt opgeslagen om het volumeverschil (koelmiddelzijde) tussen de pijpencondensor
en de warmteterugwinningscondensor te compenseren. Het vloeibare koelmiddel stroomt door de filterdroger,
waar eventuele deeltjes of vochtigheid uit het koelmiddel worden gefilterd, en dan door de expansieklep.
Het mengsel van vloeibaar en gasvormig koelmiddel onder lage druk dat dan is ontstaan, stroomt de verdamper binnen
en neemt de warmtebelasting van het gekoelde water over. De cyclus is nu compleet en kan weer helemaal
herbeginnen.
De controller kan worden gebruikt om de instelpunten van de unit te veranderen en de bedrijfsparameters te
controleren. De bedrijfsstatus van de unit, de programmeringswaarden en instelpunten (bijv. temperatuur en druk
van vloeistoffen zoals water en koelmiddel) worden aangegeven op een display. Deze controller maximaliseert het
energierendement en de betrouwbaarheid van de koeler van DAIKIN. Door middel van gesofisticeerde software
met predictieve logica selecteert hij een combinatie van compressor, elektronische expansieklep en
condensorventilator die stabiele bedrijfsomstandigheden en een maximaal energierendement biedt. De
compressoren worden automatisch afgewisseld zodat ze allemaal ongeveer even veel bedrijfsuren werken. De
controller beschermt vitale componenten voor externe signalen die de sensoren in het systeem meten, waaronder:
motortemperatuur, koelmiddelgas- en oliedruk, juiste fasevolgorde en fasefout.
Besturingsdeel - hoofdkenmerken:
•Beheer van de capaciteitsverschuiving van de compressor en de elektronische expansieklep in
overeenstemming met het verdeelde multiprocessorsysteem
• Koelers in staat te werken met gedeeltelijke storingen dankzij het verdeelde multiprocessorsysteem
• Volledige operationele routines voor volgende omstandigheden:
- Hoge omgevingstemperatuur
- Hoge thermische belasting
- Hoge temperatuur inlaatwater aan verdamper (opstarten)
• Weergave van temperatuur inlaat-/uitlaatwater aan verdamper
• Weergave van condensatie- en verdamptemperatuur- en -druk, en van aanzuigzijdige en perszijdige
superverwarmingstemperaturen voor elk circuit
• Regeling van uitlaattemperatuur van gekoeld water. Temperatuurafwijking ± 0,1°C
• Urentellers voor compressoren en verdamperpompen
• Weergave van status van beveiligingen
• Gelijkmatige verdeling van het aantal bedrijfssessies en bedrijfsuren van de verschillende
compressoren
• Uitstekend beheer van compressorbelasting
• Beheer van koeltorenventilatoren op basis van condensatiedruk
• Automatisch herstarten na stroomonderbreking (instelbaar)
• Gereduceerde last (soft load)
• Reset retourtemperatuur
• Reset volgens temperatuurwaarde buitenlucht
• Instelpunt resetten
• Vraagbeperking of stroombeperking
• Speedtrol-besturing (optie)
Veiligheid - elk koelmiddelcircuit
Hoge druk (drukschakelaar)
Lage druk (drukschakelaar)
Overbelasting compressor
Magnetothermische beveiliging condensorventilator
Hoge perstemperatuur op de compressor
Fasebewaking
Storing overgang ster / delta
Lage verschildruk tussen aanzuig- en perszijde
Lage drukverhouding
Hoge oliedrukval
Lage oliedruk
D - KIMAC00411-09NL - 37/56
Page 38
Veiligheid - systeem
Fasebewaking
Vorstbeveiliging
Eén signaal verdamperstroom naar controller (legt de unit stil)
Input aan/uit op afstand.
Regeltype
Proportioneel + integraal + derivatieve regeling met feedback input afkomstig van de temperatuursensor aan
de wateruitlaat van de verdamper.
Condensatie
De condensatieregeling kan gebaseerd zijn op temperatuur of op druk. De ventilatoren kunnen worden
beheerd op basis van de AAN/UIT-stand of met een 0/10 modulatiesignaal.
Controller-terminal
Kenmerken van de controller-terminal:
• Lcd met achtergrondverlichting met 4 lijnen van 20 karakters
• Klavier met 15 toetsen met “duidelijke taal”
• Geheugen voor beveiliging van de gegevens
• Alarm-led voor algemene storingen
• Met paswoord beveiligde toegang op 4 niveaus voor veranderen van de instellingen
• Serviceverslag met alle bedrijfsuren en algemene omstandigheden
• Alarmhistoriek voor hulp bij analyse van problemen.
Onderhoud op afstand en monitorsysteem
De controller kan lokaal of via modem worden gemonitord met het monitorprogramma.
Het monitorsysteem is de beste oplossing:
• Om alle informatie op één lokale en/of remote pc te centraliseren
• Om alle parameters voor elke aangesloten unit te controleren
• Om data van temperatuur en druk te loggen
• Om alarmen, parameters en grafieken af te drukken
• Om meerdere vestigingen in verschillende geografische gebieden vanuit één centraal station te besturen
• Om de servicecentra te beheren
Met het monitorsysteem kunnen:
• Alle bedrijfsomstandigheden voor elke controller worden weergegeven
• Hun graphics worden weergegeven
• De actuele alarmen worden weergegeven en afgedrukt
• Verbindingen tot stand worden gebracht tussen een lokale en een remote computer via een telefoonlijn
(modem)
• Units IN/UIT worden geschakeld
•
Instelpunten worden veranderd.
Afstandsbediening
Het belang van de compatibiliteit met monitorsystemen neemt steeds maar toe in de HVAC-branche. De
controller van de unit biedt een gemakkelijke interface met BMS-systemen (Building Management Systems)
van de buitenwereld, waaronder:
• systemen die volledig compatibel zijn met Siemens, Johnson;
• alle MODBUS-compatibele systemen (Satchwell, Honeywell);
D - KIMAC00411-09NL - 38/56
Page 39
•BacNet point-to-point, ECHELON FTT10 (verkrijgbaar op verzoek).
BEDIENING WARMTE
-
Microprocessor
-
Microprocessorbesturing van warmteterugwinning
Alle units met watergekoelde warmteterugwinningscondensors beschikken over een bijkomende
“microprocessorbesturing” voor het beheer van de warmteterugwinningsfunctie van de unit.
De microprocessor is geïnstalleerd binnenin de hoofdbesturingskast, onder het klavier. (zie de afbeelding
hieronder)
Klavier
Bediening koeler
TERUGWINNING
Keuzeschakelaar “Q7”
“0” Koelstand
“1” Stand
warmteterugwinning
besturing van
warmteterugwinnin
g
Carel type “IR32”
Wij gebruiken twee verschillende modellen van microprocessorbesturing.
IR32W units met twee warmteterugwinningscondensors
IR32Z units met drie of vier warmteterugwinningscondensors
Beide modellen zijn uitgerust met PT100 NTC-temperatuursensoren (NTC= negatieve
temperatuurcoëfficiënt) voor de besturing van de inlaatwatertemperatuur van de
warmteterugwinningscondensor en om de temperatuur van het warme uitlaatwater te meten.
De temperatuursensoren worden geleverd met elektrische aansluiting op de microprocessor, maar nog niet
geïnstalleerd in de sensorhulzen van de leidingen; de installatie moet ter plaatse worden uitgevoerd door de
installateur.
Identificatie van de sensoren:
“W10” installeren aan de condensorinlaat
“W11” installeren aan de condensoruitlaat
Functie
Wanneer de stand voor warmteterugwinning is geactiveerd door middel van de keuzeschakelaar Q7, als de
sensor “W10” een watertemperatuur onder het actuele instelpunt meet, laat de besturing de eerste trap de
vierwegsklep omschakelen van de koelerstand naar de stand warmteterugwinning.
Als de temperatuur van het instelpunt niet wordt bereikt, activeert de microprocessor de overige beschikbare
besturingstrappen (afhankelijk van het aantal koelmiddelcircuits). Maar als de watertemperatuur hoger is dan
het instelpunt, schakelt de microprocessor de besturingstrappen uit tot de temperatuur weer tot binnen het
regelbereik is gedaald.
De stromingsschakelaar van de warmteterugwinningscondensor moet natuurlijk ingeschakeld zijn; anders
activeert de unit de warmteterugwinningscyclus niet.
De microprocessorbesturing wordt normaal ingesteld in de fabriek. Meer informatie over het controleren en
veranderen van instelpunten vindt u in de bij de unit geleverde gebruiksaanwijzing.
D - KIMAC00411-09NL - 39/56
Page 40
Warmteterugwinning
Units met warmteterugwinningscondensors zijn uitgerust met een bijkomende microprocessor (TC10, zie het
elektrisch bedradingsschema) voor temperatuurregeling van warm water, met twee, drie of vier besturingstrappen,
afhankelijk van het aantal warmtewisselaars op de unit (één trap per compressor). Voor informatie over het
instellen van deze microprocessor, zie de specifieke handleiding die bij de unit is geleverd. De stand voor
warmteterugwinning is alleen beschikbaar bij een koelvraag terwijl de systeembelasting in evenwicht kan worden
gehouden door het aantal draaiende compressoren en hun belasting te veranderen.
Volg de onderstaande punten op om de unit in de stand voor warmteterugwinning te laten draaien:
1) Controleer of de installateur de waterstromingsschakelaar heeft geïnstalleerd en controleer de elektrische
aansluiting aan de aansluitklemmen M3.426 en M3.427 binnenin het elektrische paneel
2) Controleer of de microprocessorsensor geïnstalleerd is in de sensorhuls van de gemeenschappelijke verdeler
van de waterretour (uitgevoerd door de installateur)
3) Controleer het instelpunt van de temperatuur van het retourwater op het display van de “TC10”-
microprocessor (Carel IR32). Zorg ervoor dat de maximaal toegestane watertemperatuur niet wordt
overschreden (zie bedrijfsbeperkingen) om te voorkomen dat de unit wordt uitgeschakeld wegens hoge druk.
4) Schakel de waterpomp in
5) Zet de keuzeschakelaar Q7 op “ON” zodat de unit in de stand voor warmteterugwinning kan draaien. Als de
TC10-microprocessor warm water vraagt, schakelt de vierwegsklep in het koelmiddelcircuit van werking van
pijpenbundel van de condensor over naar werking van warmteterugwinningscondensor (eerste besturingstrap)
en worden verder nog bijkomende circuits geactiveerd tot de temperatuur van het warme retourwater het
instelpunt heeft bereikt. In dat scenario zijn de ventilatormotoren van de respectievelijke pijpenbundels van de
condensors uitgeschakeld. Wanneer de microprocessor het aantal besturingstrappen vermindert, verandert de
vierwegsklep het koelmiddelcircuit van de stand voor de warmteterugwinningscondensor naar die voor de
pijpenbundel van de condensor, en worden ook de respectievelijke ventilatormotoren ingeschakeld.
6) Bij een watertekort in de warmteterugwinningscondensor wordt de unit automatisch in de stand voor alleen
koelen geschakeld.
Standaardregelaars
Hogedrukregeling
De hogedrukschakelaar schakelt de compressor uit wanneer de persdruk groter is dan het instelpunt.
Fase-/spanningsbewaking
De fase-/spanningsbewaking is een voorziening die bescherming biedt tegen problemen met de driefasige
elektrische motor, zoals bijv. stroomonderbrekingen, fasefouten en fase-omkering. Wanneer een dergelijk
probleem zich voordoet, wordt een signaal “open contact” naar de microprocessor gestuurd, die vervolgens alle
inputs uitschakelt. Zodra er weer stroom is, worden de contacten gesloten en laat de microprocessor de
compressoren weer draaien. Zodra de driefasige stroom hersteld is, moet het output-relais sluiten en moet het
"bedrijfslampje" branden. Als het output-relais niet sluit, voer dan de volgende tests uit:
1. Controleer de spanning tussen L1-L2, L1-L3 en L2-L3 (L1, L2, L3 zijn de drie fasen). Deze spanningen moeten
gelijk zijn en mogen niet meer dan + 10% afwijken van de nominale driefasige spanning tussen de fasen.
2. Als deze spanningen uiterst laag of heel ongelijk zijn, moet u het spanningssysteem controleren om de oorzaak
van het probleem te bepalen.
3. Als de spanning in orde is, controleert u met een fasetester of de fasen in de volgorde A, B, en C zijn voor L1,
L2 en L3. De compressoren werken alleen als de draairichting juist is. Als de fasevolgorde moet worden
veranderd, schakelt u de voeding uit en wisselt u twee van de voedingskabels van de hoofdschakelaar om. Dit kan
nodig zijn aangezien de fase-/spanningsbewaking gevoelig is voor faseomkering. Schakel de stroom in. Het
output-relais moet nu na een vertraging sluiten.
Setup van microprocessor voor warmteterugwinning
Units met warmteterugwinningscondensors zijn uitgerust met een bijkomende microprocessor (TC10, zie het
elektrisch bedradingsschema) voor temperatuurregeling van warm water, met twee, drie of vier besturingstrappen,
afhankelijk van het aantal warmtewisselaars op de unit (één trap per compressor). Voor informatie over het
instellen van deze microprocessor, zie de specifieke handleiding die bij de unit is geleverd.
Hieronder vindt u de belangrijkste instelwaarden. Zie de handleiding van de microprocessor voor meer informatie.
D - KIMAC00411-09NL - 40/56
Page 41
ITEM Beschrijving Instelpunt
St1 Instelpunt temperatuur inlaatwater Max. 50
St2 N.V.T.
CO Bedrijfsstand 1
Een programma met periodieke inspecties moet worden opgesteld en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het
systeem op volle capaciteit draait en om schade aan systeemcomponenten te voorkomen. De onderstaande
informatie is bedoeld als richtlijn bij inspecties en moet voor een probleemloze werking worden gecombineerd met
waarnemingen van het geluid van de compressor en goede elektrische praktijken. Controleer of het kijkglas in de
vloeistoflijn van elk circuit vol en helder is. Als de indicator vochtigheid aangeeft en/of het kijkglas luchtbellen
bevat, zelfs wanneer het systeem een volledige koelmiddelvulling heeft, moet het element van de filterdroger
worden vervangen.
WAARSCHUWING
Het is ten strengste verboden om alle beschermingen van de bewegende onderdelen van de unit te
verwijderen
Onderhoud van de compressor
De schroefcompressor vereist geen frequent onderhoud. Een trillingstest is echter wel een uitstekende controle
van een goede mechanische werking. Trillingen in de compressor wijzen erop dat de compressor toe is aan
D - KIMAC00411-09NL - 41/56
Page 42
onderhoud; trillingen in de compressor hebben een negatieve invloed op de prestaties en het rendement van de
unit. Het wordt aanbevolen om de compressor bij of kort na het opstarten te controleren met een trillingsanalyser,
en dit jaarlijks te doen. Bij het uitvoeren van de test moet de belasting zo dicht mogelijk bij de nominale belasting
worden gehouden. De analyse van de trillingen geeft een beeld van de compressor en, indien regelmatig
uitgevoerd, kan dit problemen aan het licht brengen voordat zij ernstige storingen kunnen veroorzaken. De
compressor wordt geleverd met een oliefilter van het cassettetype. Vervang dit filter best telkens wanneer de
compressor wordt geopend voor service.
Elektrische besturing
Waarschuwing: Risico voor elektrische schokken. Schakel alle elektrische voedingen uit voordat service aan de
elektrische installatie wordt uitgevoerd.
Let op: Schakel de voeding van het volledige elektrische paneel uit, inclusief de carterverwarming, alvorens u er
service in uitvoert.
Alvorens service uit te voeren aan het besturingspaneel, kijkt u best het bedradingsschema na en zorgt u dat u het
bedieningssysteem van de waterkoeler begrijpt. De elektrische componenten vereisen geen speciaal onderhoud,
op het maandelijks vastdraaien van de kabelaansluitingen na.
Waarschuwing: De waarborg vervalt als de aansluiting van de bedrading op de unit niet overeenstemt met de
specificaties. Een gesprongen zekering of een geactiveerde beveiliging wijzen op kortsluiting, een aardingsfout of
overbelasting.
Alvorens u de zekering vervangt of de compressor weer opstart, moet u de oorzaak van het probleem zoeken en
het probleem oplossen. Het is belangrijk dat de service van dit paneel door een bevoegd elektricien gebeurt.
Geknoei aan de besturing kan ernstige schade veroorzaken aan de apparatuur en doet de waarborg vervallen.
Kijkglas koelmiddel
De kijkglazen van het koelmiddel moeten periodiek worden gecontroleerd (wekelijks zou moeten volstaan). Een
helder kijkglas betekent dat het systeem de juiste hoeveelheid koelmiddel bevat om door de expansieklep te
stromen. Wanneer u in het kijkglas onder stabiele bedrijfsomstandigheden het koelmiddel ziet borrelen, wijst dit op
een mogelijk tekort aan koelmiddel. Wanneer u gasvormig koelmiddel in het kijkglas ziet, kan dit ook wijzen op een
te grote drukval in de vloeistoflijn; dit kan te wijten zijn aan een verstopte filterdroger of een blokkering ergens in
de vloeistoflijn. Als onderkoelen over onvoldoende capaciteit beschikt, moet u koelmiddel toevoegen tot het
kijkglas helder is. Als onderkoelen normaal is en u ziet gasbellen in het kijkglas, dan is de filterdroger toe aan
vervanging. De vochtigheidsgraad van het koelmiddel wordt aangegeven door de kleurverandering van het
element in het kijkglas. Als het kijkglas na ongeveer 3 uur werking geen droge toestand aangeeft, moet u de unit
afpompen en de filterdrogers vervangen.
De volgende tabel geeft aan hoe u de droge of vochtige toestand in het systeem kunt bepalen:
KLEUR BETEKENT
Groen (hemelsblauw) Droog
Geel (roze) Vochtig
Filterdrogers
De filterdroger wordt best vervangen bij een vaste servicebeurt van de unit wanneer u gasbellen in het kijkglas
ziet, ook wanneer de onderkoeltemperatuur normaal is. De filterdroger moet ook worden vervangen als de kleur
van de vochtigheidsindicator in het kijkglas een te hoog vochtgehalte aangeeft. Tijdens de eerste paar maanden
dat de unit draait, moet de filterdroger mogelijk worden vervangen wanneer er zoals reeds beschreven gasbellen
verschijnen in het kijkglas. Eventuele restdeeltjes van de werking van de unit, de compressor en allerlei
componenten worden door het koelmiddel in de vloeistofleiding gevoerd en worden tegengehouden door de
filterdroger.
Om de filterdroger te vervangen, draait u de handbediende afsluiter van de vloeistoflijn dicht en pompt u de unit af
door de schakelaars Q1, Q2 (AAN/UIT-schakelaars van compressoren) op de “uit”-stand te zetten.
Zet de Q0-schakelaar om de unit in/uit te schakelen op de “uit”-stand.
Sluit de aanzuiglijnklep. Vervang de filterdroger. Ontlucht de vloeistoflijn met de handbediende afsluiter om nietcondenseerbare gassen te verwijderen die in de lijn kunnen zijn geraakt bij het vervangen van het filter.
Open de aanzuiglijnklep; open de handbediende afsluiter van de vloeistoflijn. Controleer het systeem op lekken
alvorens de unit in te schakelen.
D - KIMAC00411-09NL - 42/56
Page 43
Elektronische expansieklep
Deze luchtgekoelde koelers zijn uitgerust met de meest geavanceerde elektronische expansieklep die een
nauwkeurige besturing van de koelmiddelstroom mogelijk maakt. Elektronische expansiekleppen zijn onmisbaar
geworden omdat de huidige systemen een beter energierendement vereisen, een betere temperatuurregeling, en
een groter bereik van bedrijfsomstandigheden, en deze systemen kenmerken bieden zoals monitoring en
diagnose op afstand. De kenmerken van de elektronische expansieklep maken ze uniek: korte openings- en
sluitingstijd, grote precisie, positieve uitschakelfunctie waardoor geen bijkomende solenoïdeklep meer nodig is,
zeer lineaire stroomcapaciteit, continue modulering van de massastroom zonder belasting op het koelmiddelcircuit
en corrosiebestendige behuizing uit roestvrij staal.
Verdamper
De units worden geleverd met een geoptimaliseerde tegenstroomverdamper met enkele doorstroming van het
koelmiddel. De verdamper is van het type met rechtstreekse expansie (2 verdampers voor units met 4
compressoren), met koelmiddel in de pijpen en water aan de buitenkant, pijpplaten uit halfhard staal, en rechte
koperen buizen, die in een interne spiraal zijn gedraaid voor een hoger rendement, gestrekt op de pijpplaten. De
buitenste plaat is verbonden met een elektrische verwarming met thermostaatregeling die bevriezing voorkomt bij
omgevingstemperaturen tot -28ºC en bedekt is met een isolatiemateriaal met gesloten cellen. Elke verdamper
heeft 2, 3 of 4 koelmiddelcircuits, één voor elke compressor. Elke verdamper is geproduceerd volgens de PEDnormen. Normaal is de verdamper vrij van service.
D - KIMAC00411-09NL - 43/56
Page 44
Engels Nederlands
Water temperature sensor installation instructions Instructies voor installatie van watertemperatuursensoren
Water connection customer assembly Wateraansluitingen uitgevoerd door klant
Description Beschrijving
Common entering water sensor Sensor gemeenschappelijk inlaatwater
Common leaving water sensor Sensor gemeenschappelijk uitlaatwater
Leaving water sensor evap #1 Sensor uitlaatwater verdamper #1
Leaving water sensor evap #2 Sensor uitlaatwater verdamper #2
Analog input Analoge input
B1 Compressor board #1 B1 Compressor printplaat #1
Factory installed Gemonteerd in de fabriek
B2 Compressor board #1 B2 Compressor printplaat #1
Customer has to provide Ø6.5 mm thermo well for temperature control sensor De klant moet een Ø6,5 mm voelerhuls voorzien voor temperatuursensor
Sensor wire is 12 m long from electrical panel Sensordraad is 12 m lang vanaf het elektrisch paneel
B2 Compressor board #2 B2 Compressor printplaat #2
Factory installed Gemonteerd in de fabriek
B2 Compressor board #4 B2 Compressor printplaat #4
Factory installed Gemonteerd in de fabriek
De condensors zijn van het type met platen en rechte pijpen die gemakkelijk te reinigen zijn. De
standaardconfiguratie is met 2 doorstromingen. De unit heeft volledig geassembleerde onafhankelijke
warmtewisselaars, één per circuit. Elke warmteterugwinningscondensor heeft naadloze koperen pijpen met
integrale lamellen met hoog rendement, die walsgestrekt zijn in zware pijpplaten van halfhard staal. De
waterverdelers zijn verwijderbaar en zijn voorzien van ontluchtings- en aftappluggen. De condensors zijn uitgerust
met veiligheidskleppen met een veer.
De condensor is ontworpen volgens de PED-normen. De waterzijdige bedrijfsdruk bedraagt 10,5 bar. De
standaardconfiguratie aan de kant van de wateraansluiting is met 2 doorstromingen.
De installateur moet verdelers voor zowel de inlaat- als de uitlaataansluiting van water voorzien voor alle
warmteterugwinningscondensors die op de unit zijn geïnstalleerd, evenals de stromingsschakelaar. Alle
warmteterugwinningscondensors moeten in parallel worden aangesloten. Een bij de unit geleverde
temperatuursensor moet op de inlaatwaterleiding worden geïnstalleerd voor de besturing van de cyclus van de
warmteterugwinning.
Ventilatoren van de pijpenbundel van de condensors
De condensorventilatoren zijn van het schroefvormige type met schoepen met vleugelprofiel voor betere
prestaties. De rechtstreekse koppeling op de elektrische motor helpt trillingen te beperken tijdens de werking. De
driefasige motoren zijn standaard IP54 beveiligd (isolatieklasse F); zij zijn beveiligd tegen overbelasting en
kortsluiting door middel van stroomonderbrekers in het elektrisch besturingspaneel.
Luchtgekoelde condensor (condensatiepijpenbundel)
De condensatiepijpenbundels zijn gemaakt van intern geoptimaliseerde naadloze koperen buizen in een getrapt
rijenpatroon en mechanisch gestrekt tot DAIKIN gegolfde aluminium condensorlamellen met gleuven en met
volledige lamellenkragen. Een integraal onderkoelercircuit maakt onderkoelen mogelijk om flashen van vloeistof
op een efficiënte manier te voorkomen en de koelcapaciteit te vergroten zonder het opgenomen vermogen te
vergroten.
Zij zijn normaal onderhoudsvrij, op af en toe verwijderen van vuil van de buitenkant van de lamellen na. DAIKIN
beveelt het gebruik van schuimende reinigingsmiddelen voor pijpenbundels aan; dit is verkrijgbaar bij winkels voor
benodigdheden voor airconditioning. Ga voorzichtig om met dergelijke reinigingsmiddelen aangezien zij potentieel
gevaarlijke chemische producten kunnen bevatten. Let op dat de lamellen niet worden beschadigd bij het reinigen.
Smeerolie
De olie smeert de lagers en andere bewegende onderdelen, maar zorgt ook voor de afdichting van de ruimten
tussen de rotoren en andere potentiële punten van lekkage, en verhoogt zo de efficiëntie van de pomp. De pomp
helpt ook de hitte van de compressie te verspreiden. Er wordt bijgevolg veel meer olie ingespoten dan vereist is
voor alleen smering. De olieafscheider is geïnstalleerd op de perslijn van de compressor om de oliecirculatie in het
koelmiddelcircuit te beperken.
Door DAIKIN goedgekeurde smeerolie staat op het label van de compressor.
De oliedruktransducer monitort de druk van de olie-inspuiting in de compressor. Als de oliedruk onder het
instelpunt voor microprocessorbesturing is, stopt de compressor.
De oliedruk wordt gegenereerd door de persdruk. Deze mag bijgevolg niet onder een minimumwaarde dalen, en
hij zal stijgen naarmate de aanzuigdruk toeneemt om het vereiste drukverschil te behouden.
Carterverwarming en verwarming olieafscheider
De functie van de verwarming van de olieafscheider is te voorkomen dat olie wordt verdund met koelmiddel
wanneer de compressor wordt uitgeschakeld. Dit zou immers de olie doen schuimen en er zou minder smeerolie
naar de bewegende onderdelen stromen.
Waarschuwing: ervoor dat de verwarmingen minstens 12 uur vóór het opstarten van stroom zijn voorzien.
Koelmiddel
Koelmiddel vullen
Deze luchtgekoelde schroefkoelers zijn in de fabriek gevuld met een volledige vulling koelmiddel, maar het is
mogelijk dat soms koelmiddel ter plaatse moet worden bijgevuld. Volg deze aanbevelingen wanneer lokaal
koelmiddel wordt bijgevuld. Zie de hoeveelheid koelmiddel voor bedrijf in de tabel met fysieke gegevens (pagina 9-
15), volgens de versie van de unit (koeler of warmteterugwinning. De optimale hoeveelheid is die waarbij de unit
onder alle bedrijfsomstandigheden kan draaien zonder dat er gas wordt gevormd in de vloeistoflijn. Wanneer de
temperatuur van de vloeistoflijn niet daalt wanneer 2,0-4,0 kg koelmiddel wordt bijgevuld en de persdruk met 20-
D - KIMAC00411-09NL - 45/56
Page 46
35 kPa stijgt, dan is de onderkoeler bijna vol en bevat het systeem de juiste hoeveelheid koelmiddel. U kunt
x
x
x
x
x
x
koelmiddel bijvullen wanneer de belasting stabiel is, bij om het even welke buitentemperatuur. Laat de unit
minstens 5 minuten draaien tot de trapregeling van de condensorventilatoren gestabiliseerd is bij normale
bedrijfspersdruk. Vul de unit voor een optimaal resultaat bij terwijl per koelmiddelcircuit 2 of meer
condensorventilatoren draaien.
Wanneer de vochtigheidsindicator vochtigheid aangeeft, moet het systeem worden gevacumeerd om de oorzaak
van het probleem op te lossen. Nadat het probleem is opgelost, moet het systeem gedroogd door een bijna perfect
vacuüm te creëren. Gebruik hiervoor een verdringervacuümpomp.
Wanneer het systeem werd geopend voor een grote reparatie (bijv. een revisie), moet de volgende procedure voor
het vacumeren worden gevolgd:
1. Vacumeer het koelmiddelsysteem met een vacuümpomp tot 200 Pa (1,5 mm Hg).
2. Breek het vacuüm met stikstof tot de atmosferische druk is bereikt.
3. Herhaal stap 1 en 2 twee keer.
4. Vacumeer het koelmiddelsysteem tot 66,5 Pa.
Het droge stikstof waarmee het vacuüm wordt gebroken neemt alle resterende vochtigheid en lucht in het systeem
op, en na driemaal vacumeren is het systeem praktisch volledig vrij van lucht en vochtigheid. Als verbrande olie of
slib in het koelmiddelcircuit wordt gevonden (veroorzaakt door een doorverbrande compressormotor), moet het
systeem zorgvuldig worden gereinigd met filterdrogers alvorens te vacumeren. Hierbij worden speciale
filterdrogers gebruikt met een speciale hygroscopische stof in zowel de vloeistof- als aanzuiglijnen.
Wanneer het systeem te veel koelmiddel heeft verloren, kan er ook olie uit het systeem gaan lekken. Controleer
het olieniveau tijdens de werking – de olie moet zichtbaar zijn in het bovenste kijkglas van de olieafscheider.
1. Als de unit een beetje te weinig koelmiddel bevat, zijn bellen zichtbaar in het kijkglas. Vul koelmiddel bij.
2. Als het de unit aan een behoorlijke hoeveelheid koelmiddel ontbreekt, wordt de vorstbeveiliging waarschijnlijk
geactiveerd. Vul koelmiddel bij zoals beschreven in de hierna beschreven vulprocedure.
Procedure voor bijvullen van een kleine hoeveelheid koelmiddel
1. Als een unit te weinig koelmiddel bevat, moet u eerst de oorzaak bepalen alvorens koelmiddel bij te vullen.
Lokaliseer en repareer eventuele koelmiddellekken. De aanwezigheid van olie is een goede indicator van een
lek, maar u zult niet altijd olie zien. Vloeistoffen voor detectie van vloeistoflekken zijn goed om bellen aan te
geven bij middelgrote lekken, maar voor kleine lekken kan een elektronische lekdetector nodig zijn.
2. Vul koelmiddel bij in het systeem via de klep op de inlaatleiding van de verdamper, tussen de expansieklep en
de verdeler van de verdamper. Volg de in “Koelmiddel vullen” beschreven procedure.
3. Het koelmiddel kan worden bijgevuld bij elke belasting.
Koelmiddel vullen
1. Sluit de fles met koelmiddel aan met een vulbuis op de vulklep op de verdeler van de verdamper. Open de
kraan van de koelmiddelfles en verwijder de lucht uit de vulleiding voordat u de kraan vastdraait. Draai de
aansluiting van de vulklep vast en vul koelmiddel bij.
2. Wanneer het koelmiddel stopt met in het systeem te stromen, start u de compressor en beëindigt u het vullen
van koelmiddel.
3. Als u niet weet hoeveel koelmiddel moet worden bijgevuld, sluit u de kraan van de koelmiddelfles om de 5
minuten, waarna u verder bijvult tot het kijkglas helder is en er geen bellen meer zichtbaar in zijn.
Opmerking: Laat geen koelmiddel ontsnappen in de lucht. Vang koelmiddelresten op in een lege, schone en
droge fles. Verwijder vloeibaar koelmiddel via de klep op de onderkoeleruitlaat van de pijpenbundel van de
condensor. Zet de fles in een bak vol met ijs om het koelmiddel gemakkelijker te kunnen verwijderen en vul de fles
niet te veel (max. 70-80%).
Schema voor preventief onderhoud
Activiteit
Ref. Nr.
1
2
3
4
5
6
Aanzuigdruk meten en noteren
Persdruk meten en noteren
Bedrijfsspanning meten en noteren
Stroomsterkte meten en noteren
Controleer de hoeveelheid koelmiddel in het circuit
en controleer op vochtigheid via het kijkglas
Controleer de aanzuigtemperatuur en de
TYPE ACTIVITEIT FREQUENTIE
Wekelijks Maandelijks Halfjaarlijks Jaarlijks
D - KIMAC00411-09NL - 46/56
Page 47
oververhitting
x
x
x
7
8
9
Controleer de instelling en de werking van de
veiligheden
Controleer de instelling en de werking van de
regelaars
Inspecteer de condensor op aanslag of schade
Opstarten en stilleggen
Opstarten
− Controleer of alle afsluiters open zijn.
− Open de watercirculatiepomp(en) alvorens de unit op te starten en regel de stroom door de verdamper en
de warmteterugwinningscondensors (indien voorzien) volgens de bedrijfsomstandigheden van de unit. Als
er geen debietmeter voor het watersysteem is, regelt u best eerst de waterstroom door de in het schema
van de drukval aangegeven differentieeldrukval over de warmtewisselaars in te stellen. Als laatste stap
wordt de waterstroom geregeld terwijl de unit werkt tot de waarde “∆Τ” bij volledige belasting wordt
bereikt.
− Controleer of de temperatuursensoren van het inlaat- en uitlaatwater van de verdamper dezelfde
temperatuur aangeven als de lokale thermometers; het verschil mag niet meer dan 0,1°C bedragen.
− Controleer of de temperatuursensor van het inlaatwater van de warmteterugwinningscondensor (indien
voorzien) in een sensorhuls op de gemeenschappelijke leiding is geïnstalleerd en dezelfde temperatuur
als de lokale thermometer aangeeft; het verschil mag maximaal 0,1°C bedragen.
− Controleer of de stromingsschakelaar(s) aangesloten is(zijn) op aansluitklemmen M3.8 – M3.23 van het
elektrisch paneel voor de verdamper en op M3.426 – M3.427 voor warmteterugwinningscondensors
(indien voorzien).
− Controleer de aansluiting van de elektrische voeding van het elektrisch paneel en zet alle schakelaars op
“OFF”. Zet de hoofdschakelaar Q10 en de keuzeschakelaar Q12 op “ON”. Hierdoor krijgen de elektrische
verwarmingen van de compressoren en de olieafscheiders stroom.
− Controleer of de software van de microprocessor overeenstemt met het type van de unit en of de
instelpunten juist zijn. Zie de gebruiksaanwijzing van de controller voor meer informatie.
− Zet de keuzeschakelaar Q0 op "Local". Zet Q0 op “remote" voor normale werking als de unit van op
afstand wordt bestuurd.
− Druk op de knop “on/off” op het klavier en wacht tot het groene lichtje brandt.
− Q10 en Q12 moeten minstens 12 uur eerder op ON zijn gezet voordat u de keuzeschakelaar Q1 op ON
mag zetten. Bij een vraag om koelbelasting start de controller de overeenkomstige compressor. Herhaal
deze stappen voor de keuzeschakelaars Q2, Q3 en Q4, afhankelijk van het aantal geïnstalleerde
compressoren.
De unit gewoon stilleggen
− Druk op de toets “on/off” op het klavier of gebruik de afstandsschakelaar om de voeding van de unit te
onderbreken. Het groene lichtje wordt gedoofd en alle compressoren beginnen af te pompen en stoppen
vervolgens.
− Schakel de waterpompen uit.
De unit stilleggen voor een lange periode
− Zet de keuzeschakelaar Q1 op “OFF”. De compressor pompt af en stopt dan.
− Herhaal deze stappen voor de keuzeschakelaars Q2, (Q3 en Q4) om de andere compressoren te
stoppen.
− Zet de keuzeschakelaar “Q0” van “Local” op “Off”.
− Druk op de toets “on/off” op het klavier om de stroom van de unit te onderbreken, waarna het groene
lichtje wordt gedoofd.
− Open de stroomonderbreker Q12 om het hulpcircuit te stoppen.
− Open de hoofdschakelaar Q10 om de voeding van de unit te onderbreken. De elektrische verwarming van
de olie is dan uit. Om de unit opnieuw op te starten, moet u de olie minstens 12 uur laten opwarmen
alvorens de compressoren in te schakelen.
− Draai de afsluiters van de koelmiddelcircuits dicht.
D - KIMAC00411-09NL - 47/56
Page 48
− Schakel de waterpompen uit.
− Laat de waterwarmtewisselaars leeglopen of vul ze met glycol om ze te beschermen tegen de vorst.
De unit stilleggen voor onderhoud
− Zet de keuzeschakelaar Q1 op “OFF”. De compressor pompt af en stopt dan.
− Herhaal deze stappen voor de keuzeschakelaars Q2, (Q3 en Q4) om de andere compressoren te
stoppen.
− Zet de keuzeschakelaar “Q0” van “Local” op “Off”.
− Druk op de toets “on/off” op het klavier om de voeding van de unit te onderbreken. Het groene lichtje
wordt gedoofd.
− Open de stroomonderbreker Q12 om het hulpcircuit te stoppen.
− Open de hoofdschakelaar Q10 om de voeding van de unit te onderbreken. De elektrische verwarming van
de olie is dan uit. Om de unit opnieuw op te starten, moet u de olie minstens 12 uur laten opwarmen
alvorens de compressoren in te schakelen.
− Draai de afsluiters van de koelmiddelcircuits dicht.
− Schakel de waterpompen uit.
− Voer de service van de unit uit volgens het programma.
Procedure voor terugsturen van materiaal onder garantie
Materiaal mag alleen worden geretourneerd met de toestemming van de serviceafdeling van DAIKIN. Markeer het
materiaal als “Retour” om de behandeling in onze fabriek te vergemakkelijken. Geretourneerde onderdelen
worden niet automatisch vervangen. Vul hiervoor een aankoopbon in bij uw dichtstbijzijnde commercieel
vertegenwoordiger. Op deze bon moet de naam van het onderdeel, het modelnummer en serienummer van de
unit staan. DAIKIN zal het geretourneerde onderdeel inspecteren, en als de oorzaak een materiaal- of
fabricagefout blijkt te zijn, krijgt de klant een krediet op zijn aankoop. Alle defecte onderdelen moeten worden
geretourneerd naar de fabriek van DAIKIN met voorbetaalde transportkosten.
Service & wisselstukken
Vermeld altijd het modelnummer, retournummer (RMA) en het serienummer van de unit op het naamplaatje
wanneer u onderhoud of wisselstukken bestelt.
Bij het bestellen van wisselstukken moet ook de installatiedatum van de unit en de datum van het defect worden
opgegeven. Voor een precieze definitie van het gevraagde wisselstuk, vermeldt u het codenummer. Als dit niet
mogelijk is, geeft u een beschrijving van het gevraagde onderdeel.
D - KIMAC00411-09NL - 48/56
Page 49
Oplossen van problemen
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN MOGELIJKE OPLOSSINGEN
Compressor
werkt niet
Overbelastingsrelais
compressor
geactiveerd of
stroomonderbreker
geactiveerd of
zekeringen
gesprongen
Compressor
maakt lawaai of
trilt
Compressor
comprimeert of
decomprimeert
niet
1. Hoofdschakelaar open.
2. Systeemschakelaar unit open.
3. Circuitschakelaar staat op afpompen.
4. Stromingsschakelaar verdamper niet
dicht.
5. Stroomonderbrekers open.
6. Zekering doorgebrand of
stroomonderbrekers geactiveerd.
7. Probleem met fase of spanning.
8. Overbelasting compressor geactiveerd.
9. Defecte contactor (of contactorspoel) van
compressor.
10. Systeem stilgelegd door beveiligingen.
11. Geen koeling vereist.
12. Elektrisch probleem motor.
13. Losse bedrading.
1. Onvoldoende spanning bij hoge
belasting.
2. Losse voedingsbedrading.
3. Onevenwichtige spanning door probleem
met netstroom.
4. Defecte bedrading of aardingsfout in de
motor.
5. Hoge persdruk.
1. Intern probleem compressor.
2. Onvoldoende olie ingespoten.
1. Capaciteitsregeling defect.
2. Decompressiemechanisme defect.
3. Regelsolenoïden defect.
1. Sluit de schakelaar.
2. Controleer de status van de unit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
3. Controleer de status van het circuit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
4. Controleer de status van de unit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
5. Sluit de stroomonderbrekers.
6. Controleer elektrische circuits en motorwikkelingen op kortsluiting of aarding.
Controleer op eventuele overbelasting.
Controleer op losse of verroeste
aansluitingen.
Verhelp het probleem en reset stroom-
onderbrekers of vervang zekeringen.
7. Controleer of fasen van de
voedingsbedrading van de unit juist zijn
aangesloten. Controleer spanning.
8. Overbelastingen moet met de hand
worden gereset. Reset de
overbelastingsknop.
Wis het alarm op de microprocessor.
9. Controleer de bedrading. Repareer of
vervang de contactor.
10. Bepaal het type en de oorzaak van het
stilleggen en verhelp het probleem
alvorens opnieuw op te starten.
11. Controleer de besturingsinstellingen.
Wacht tot de unit een koelvraag ontvangt.
12. Zie 6, 7, 8 hierboven.
13. Controleer spanning op vereiste punten in
circuits. Draai alle aansluitpunten van
voedingsbedrading vast.
1. Controleer voedingsspanning op te grote
spanningsval.
2. Controleer alle aansluitingen en draai ze
vast.
3. Controleer voedingsspanning.
4. Controleer motor en vervang indien
defect.
5. Zie oplossingen voor hoge persdruk.
1. Neem contact op met DAIKIN.
2. Neem contact op met DAIKIN.
1. Zie hoofdstuk capaciteitsregeling.
2. Vervang.
3. Vervang.
D - KIMAC00411-09NL - 49/56
Page 50
Oplossen van problemen
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAKEN MOGELIJKE OPLOSSINGEN
Hoge persdruk
Lage persdruk
Lage
aanzuigdruk
Hoge
aanzuigdruk
Unit schakelt
niet in stand
warmteterugwinning
1. Persafsluiter gedeeltelijk dicht.
2. Systeem bevat niet-condenseerbare stof.
3. Ventilatoren draaien niet.
4. Ventilatorregeling verkeerd.
5. Warmteterugwinningscondensors vuil.
6. Te veel koelmiddel in systeem.
7. Pijpenbundel condensor vuil.
8. Lucht recirculeert van uitlaat in
pijpenbundels van unit.
9. Lucht geblokkeerd in unit.
1. Windeffect bij lage
omgevingstemperatuur.
2. Regeling condensorventilator verkeerd.
3. Lage aanzuigdruk.
4. Compressor draait onbelast.
1. Onvoldoende koelmiddel.
2. Verdamper vuil.
3. Verstopte filterdroger vloeistoflijn.
4. Storing expansieklep.
5. Waterstroming naar verdamper te laag.
6. Watertemperatuur uit verdamper te laag.
7. Ringpakking verdeler verdamper slipt.
1. Te hoge belasting - hoge
watertemperatuur.
2. Decompressiemechanisme compressor
open.
3. Oververhitting te laag.
1. Keuzeschakelaar "Q7" werkt niet.
2. Geen verwarmingsbelasting vereist.
3. Stromingsschakelaar werkt niet.
4. 4-wegs solenoïdeklep werkt niet.
5. Sensorelement "W10" niet bevestigd in
1. Open de afsluiter.
2. Verwijder de niet-condenseerbare stof uit
de pijpenbundel van de condensor na het
stilleggen.
3. Controleer zekeringen van ventilatoren en
elektrische circuits.
4. Controleer of instelling unit in
microprocessor overeenstemt met
modelnummer van unit. Controleer of
druksensor condensor van
microprocessor goed werkt.
5. Maak de pijpen van de condensor schoon
met mechanische of chemische
middelen.
6. Controleer op teveel aan onderkoelen.
Verwijder het teveel aan koelmiddel.
7. Maak de pijpenbundel van de condensor
schoon.
8. Verwijder de oorzaak van recirculatie.
9. Verwijder obstructies bij unit.
1. Bescherm unit tegen te sterke wind op
verticale pijpenbundels.
2. Controleer of instelling unit in
microprocessor overeenstemt met
modelnummer van unit.
3. Zie oplossingen voor lage aanzuigdruk.
4. Zie oplossingen voor compressor
comprimeert niet.
1. Controleer kijkglas vloeistoflijn. Controleer
unit op lekken.
2. Voer chemische reiniging uit.
3. Vervang.
4. Controleer oververhitting expansieklep en
of klep goed opent. Vervang de klep alleen
als ze zeker niet werkt.
5. Controleer waterdrukval over verdamper
en regel de stroming bij.
6. Stel watertemperatuur op hogere waarde
in.
7. Combinatie van lage aanzuigdruk en lage
oververhitting kunnen wijzen op een intern
probleem. Neem contact op met de
fabriek.
1. Verminder belasting of voeg apparatuur
toe.
2. Zie oplossingen hierna voor compressor
comprimeert niet.
3. Controleer oververhitting op display
microprocessor. Controleer installatie
sensor aanzuiglijn en sensor zelf.
1. Vervang keuzeschakelaar
2. Voeg extra apparatuur toe.
3. Controleer waterpomp.
4. Controleer solenoïdeklep en controleer 4wegsklep op blokkering. Vervang defecte
componenten.
5. Bevestig element goed in sensorhuls.
D - KIMAC00411-09NL - 50/56
Page 51
sensorhuls.
6. Sensorelement "W10" geeft verkeerd
signaal.
7. Besturing “TC10” microprocessor werkt
6. Vervang element.
7. Controleer voedingsaansluitingen of
vervang ze.
niet.
D - KIMAC00411-09NL - 51/56
Page 52
Verplichte periodieke controles en opstarten van
drukapparatuur
De units maken deel uit van categorie IV van de classificatie volgens de Europese Richtlijn PED 97/23/EG.
Voor koelers die tot deze categorie behoren gelden bepaalde plaatselijke voorschriften met betrekking tot een periodieke
inspectie door een geautoriseerd bedrijf. Controleer de plaatselijke voorschriften.
Page 53
Belangrijke informatie inzake het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die vermeld zijn in het Kyoto Protocol. Laat geen gassen ontsnappen in
de lucht.
Type koelmiddel: R134a
GWP-waarde (1): 1300
(1) GWP = aardopwarmingspotentieel
De hoeveelheid koelmiddel is aangegeven op het naamplaatje van de unit.
Periodieke inspecties voor lekkage van koelmiddel kunnen vereist zijn, afhankelijk van de Europese of plaatselijke
wetgeving. Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor meer informatie.
Verwijdering
De unit bestaat uit metalen en plastic onderdelen. Deze dienen verwijderd te worden in overeenstemming met de
plaatselijke voorschriften inzake verwijdering. Loodbatterijen dienen bezorgd te worden aan een gespecialiseerd
inzamelcentrum.
D - KIMAC00411-09NL - 53/56
Page 54
Page 55
D - KIMAC00411-09NL - 55/56
Page 56
Wij behouden ons het recht voor om op om het even welk moment wijzigingen aan te brengen in het ontwerp en de constructie zonder kennisgeving. De
afbeelding op de omslag is bijgevolg niet bindend.
Daikin-units zijn conform met de
Europese regelgeving die de veiligheid
van het product garanderen.
Daikin Europe N.V. neemt deel aan het
EUROVENT-certificatieprogramma. De
producten zijn zoals vermeld in de
EUROVENT Directory of Certified
Products (EUROVENT Lijst van
gecertificeerde producten).
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.