Daikin D9HA2018A, D9HA2024A, D9HA2032A Operation manuals [nl]

Installatie- en gebruikshandleiding
Daikin Altherma C Oil (A2 F)
A2 F 18H A2 F 24H A2 F 32H
07/2019
D9HA2018A D9HA2024A D9HA2032A
Installatie- en gebruikshandleiding
Olieverbrandingsketel A2 F
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Bijzondere veiligheidsinstructies ............................................... 4
1.1.1 Neem de aanwijzingen in acht.................................... 5
1.1.2 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 5
1.2 Veiligheidsinstructies voor de montage en de werking ............. 6
1.2.1 Algemeen.................................................................... 6
1.2.2 Doelmatig gebruik....................................................... 6
1.2.3 Opstellingsruimte van het apparaat ............................ 6
1.2.4 Elektrische installatie .................................................. 6
1.2.5 Eisen aan het verwarmingswater................................ 6
1.2.6 Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige aansluiting.. 7
1.2.7 Brandstof..................................................................... 7
1.2.8 Werking....................................................................... 7
2 Overdracht aan exploitant en garantie 8
2.1 Gebruiker wegwijs maken ......................................................... 8
2.2 Garantiebepalingen ................................................................... 8
3 Productbeschrijving 9
3.1 Opbouw en onderdelen ............................................................. 9
3.2 Beknopte beschrijving ............................................................... 11
4 Plaatsing en installatie 12
4.1 Afmetingen en aansluitmaten.................................................... 12
4.2 Plaatsingsmogelijkheden........................................................... 12
4.2.1 Buitenluchtaanzuiging................................................. 13
4.2.2 Bedrijf voorwaardelijk onafhankelijk van
omgevingslucht ........................................................... 14
4.2.3 Buitenluchtaanzuiging................................................. 14
4.2.4 Aanvullende aanwijzingen voor apparaattype
conform CEN/TR1749................................................ 14
4.3 Transport en bezorging ............................................................. 15
4.4 Olieverbrandingsketel plaatsen ................................................. 16
4.4.1 Opstelplaats kiezen..................................................... 16
4.4.2 Apparaat plaatsen....................................................... 17
4.5 Lucht-/rookgasafvoersysteem (LAS) ......................................... 17
4.5.1 Algemene aanwijzingen voor het
rookgasafvoersysteem................................................ 17
4.5.2 Rookgasleiding aansluiten.......................................... 18
4.5.3 Rookgasafvoersysteem bouwsets .............................. 20
4.6 Wateraansluiting........................................................................ 21
4.6.1 Hydraulische leidingen aansluiten .............................. 21
4.6.2 Condenswaterafvoerleiding aansluiten....................... 22
4.7 Elektrische aansluiting............................................................... 22
4.7.1 Ketelschakelpaneel openen en elektrische
aansluitingen maken ................................................... 22
4.7.2 Geïntegreerde verwarmingscirculatiepomp en
3‑weg-klep .................................................................. 24
4.7.3 Temperatuursensor en andere elektrische
componenten .............................................................. 25
4.7.4 Buitentemperatuursensor RoCon OT1 aansluiten...... 25
4.7.5 Mengermodule EHS157068 (optioneel)...................... 26
4.7.6 Kamerregelaar EHS157034 (optioneel)...................... 26
4.7.7 Internet-Gateway EHS157056 (optioneel).................. 26
4.7.8 Ruimtethermostaat (optie) .......................................... 26
4.7.9 Extern schakelcontact (optie)...................................... 27
4.8 Olieleiding aansluiten ................................................................ 27
4.8.1 Belangrijke aanwijzing voor de olieaansluiting............ 27
4.8.2 Oliefilter aansluiten ..................................................... 27
4.8.3 Olieleiding aansluiten.................................................. 28
4.9 Installatie vullen......................................................................... 28
4.9.1 Waterkwaliteit controleren en manometer afstellen.... 28
4.9.2 Verwarmingsinstallatie vullen...................................... 28
4.10 De ketelbekleding monteren/verwijderen .................................. 28
5 Inbedrijfstelling 31
5.1 Eerste inbedrijfstelling ................................................................ 31
5.1.1 Voorwaarden................................................................ 31
5.1.2 Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling............ 31
5.1.3 Inbedrijfstelling............................................................. 31
5.1.4 Na de inbedrijfstelling................................................... 32
5.2 Checklistst voor inbedrijfstelling ................................................. 32
6 Regeling en elektronische componenten 33
6.1 Bedieningselementen op het schakelpaneel van de ketel ......... 33
6.2 Bedieningsgedeelte RoCon B1 vervangen ................................ 33
6.3 Kabels vervangen....................................................................... 34
6.4 Sensoren vervangen .................................................................. 34
6.4.1 Thermometer van de aanvoertemperatuur /
retourthermometer en druksensor vervangen.............. 35
6.4.2 Thermometer afvoergas vervangen............................. 35
6.5 Zekering of printplaat vervangen................................................ 35
7 Oliebrander 37
7.1 Opbouw en beknopte beschrijving ............................................. 37
7.2 Veiligheidsfunctie ....................................................................... 38
7.3 De brander instellen ................................................................... 38
7.3.1 Instellingswaarden ....................................................... 38
7.3.2 Maak een toegang naar de brander............................. 39
7.3.3 Brander controleren en instellen.................................. 39
7.3.4 Vacuüm aan de oliepomp controleren ......................... 39
7.3.5 Rookgaskwaliteit instellen............................................ 39
7.3.6 Recirculatieopening ..................................................... 40
7.3.7 Elektrodenafstand en afstand olie-/luchtsproeier
controleren en instellen................................................ 40
7.4 Brander demonteren .................................................................. 41
7.4.1 Brander op servicestand zetten ................................... 41
7.4.2 Recirculatiebuis uit-/inbouwen ..................................... 42
7.4.3 Brander demonteren/monteren.................................... 42
7.5 Aansluiting automatische ontsteking .......................................... 43
7.6 Ontstekingstransformator met vlambewaking ............................ 43
7.7 Oliebranderpomp en oliefilter ..................................................... 44
8 Hydraulische aansluiting 45
8.1 Aansluiting hydraulische systeem .............................................. 45
9 Inspectie en onderhoud 47
9.1 Algemene inspectie en onderhoud............................................. 47
9.2 Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden ................................ 47
9.2.1 Verwarmingssysteem vullen, bijvullen ......................... 47
9.2.2 Aansluitingen en leidingen controleren........................ 48
9.2.3 Branderkamer en condenswatersifon/Kondensat Box
reinigen ........................................................................ 49
9.2.4 Brander controleren en reinigen .................................. 51
9.2.5 Ontstekingselektroden en oliesproeier vervangen....... 51
10 Fouten en storingen 52
10.1 Fouten signaleren en storingen verhelpen ................................. 52
10.2 Overzicht van mogelijke storingen ............................................. 52
10.3 Foutcodes................................................................................... 54
10.4 Branderstoringen en STB-storingen verhelpen .......................... 55
10.5 Noodbedrijf ................................................................................. 55
11 Buitenbedrijfstelling 56
11.1 Tijdelijk stilleggen ....................................................................... 56
11.2 Definitieve buitenbedrijfstelling en afvoer ................................... 56
12 Technische gegevens 57
12.1 Basisgegevens ........................................................................... 57
12.1.1 Geïntegreerde verwarmingscirculatiepomp, 3‑weg-
kleppen ........................................................................ 58
12.1.2 Vermeldingen op het typeplaatje ................................. 58
12.1.3 Gegevensbladen conform Ecolabel en Ecodesign
verordening (EU) 811/2013.......................................... 59
12.1.4 Draaimomenten ........................................................... 60
12.2 Debiethoeveelheden en resterende transporthoogte ................. 60
12.3 Temperatuursensor .................................................................... 60
Installatie- en gebruikshandleiding
2
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
12.4 Elektrisch aansluitschema ......................................................... 61
13 Aantekeningen 63
Trefwoordenlijst 67
14 Voor de schoorsteenveger 68
14.1 Gegevens voor de constructie van de rookgasleiding............... 68
14.2 Emissiemeting ........................................................................... 68
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Bijzondere veiligheidsinstructies

WAARSCHUWING
Verwarmingsapparaten die niet op de juiste manier zijn ingesteld en geïnstal­leerd, kunnen de werking van het ver­warmingsapparaat nadelig beïnvloeden en/of zwaar of fataal letsel van de ge­bruiker veroorzaken.
▪ Werkzaamheden aan het apparaat
(zoals bijv. instelling, inspectie, aan­sluiting en eerste ingebruikstelling) alleen door personen laten uitvoe­ren, die geautoriseerd zijn en voor de betreffende werkzaamheden een,
bevoegdheidstechnische of be­drijfsmatige opleiding hebben ge­noten, evenals aan een door een
verantwoordelijke instantie erkende vervolgopleiding hebben deelgeno­men. Hiertoe behoren met name
verwarmingsmonteurs, elektri­ciens en koelinstallatie/aircomon­teurs, die op grond van hun techni­sche opleiding en hun kennis, er-
varing met de deskundige installatie en onderhoud van verwarmings- en olie-installaties, evenals met warmte­pompen hebben opgedaan.
WAARSCHUWING
Het negeren van de volgende veilig­heidsinstructies kan leiden tot ernstig li­chamelijk letsel of de dood.
▪ Dit apparaat mag enkel door kinde-
ren van 8 jaar en ouder en personen met beperkte fysieke, sensorische of mentale vaardigheden of een gebrek aan ervaring of kennis worden ge­bruikt wanneer ze onder toezicht staan of worden geïnformeerd over het veilige gebruik van het apparaat en de daaruit voortvloeiende geva­ren begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mogen niet door kin- deren zonder toezicht worden uitge­voerd.
▪ De netaansluiting moet conform
IEC60335-1 via een scheidingsvoor­ziening worden gemaakt die de scheiding van iedere pool met een contactopeningswijdte conform de voorwaarden van overspanningsca­tegorie III voor volle scheiding heeft.
▪ Alle elektrotechnische werkzaamhe-
den mogen alleen door elektrotech­nisch gekwalificeerd deskundig per­soneel met inachtneming van de na­tionale voorschriften en de instruc­ties in deze handleiding worden uit­gevoerd. Zorg ervoor dat er een geschikt stroomcircuit wordt gebruikt. Onvoldoende belastbaarheid van het stroomcircuit of ondeskundig uitge­voerde aansluitingen kunnen elektri­sche schokken of brand veroorza­ken.
▪ Bij de aansluiting van een boiler
moet er in het gebouw een drukont­lastingsvoorziening met een in­gangsdruk van kleiner dan als 0,6MPa (6bar) geïnstalleerd wor­den. De hierop aangesloten afvoer­leiding moet met een continue daling en een vrije afloop in een vorstvrije omgeving geïnstalleerd worden (zie
Hfst. 4.4).
▪ Uit de afvoerleiding van de drukont-
lastingsvoorziening kan water drup­pelen. De afvoeropening moet naar de atmosfeer toe open blijven.
▪ De drukontlastingsvoorziening moet
regelmatig gebruikt worden om kalk­afzettingen te verwijderen en er ze­ker van te zijn dat hij niet geblok­keerd is.
Installatie- en gebruikshandleiding
4
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Alle werkzaamheden aan de olie
transporterende delen mogen alleen door voor de hantering met stookolie gekwalificeerd deskundig personeel met inachtneming van de plaatselijke en nationale voorschriften en de in­structies in deze handleiding worden uitgevoerd.
▪ Ondeskundig uitgevoerde werk-
zaamheden aan olie of rookgas transporterende delen kunnen leven en gezondheid van personen in ge­vaar brengen en de werking van het verwarmingstoestel negatief beïn­vloeden.

1.1.1 Neem de aanwijzingen in acht

▪ De oorspronkelijke documentatie is geschreven in de Duitse taal.
Alle andere talen zijn vertalingen.
▪ Lees deze installatie- en gebruiksaanwijzing aandachtig voor u
met de montage en de inbedrijfstelling begint of voor u aan de ver­warmingsinstallatie gaat werken.
▪ De in dit document beschreven veiligheidsinstructies gaan om
zeer belangrijke thema´s. Volg ze zorgvuldig op.
▪ De installatie van het systeem en van alle in deze handleiding en
in de overige van kracht zijnde documenten voor de installateur beschreven werkzaamheden, moeten door een gecertificeerde in­stallateur uitgevoerd worden.
Alle handelingen nodig voor installatie, inbedrijfstelling en onder­houd, zowel als basisinformatie over de bediening en instellingen worden in deze handleiding beschreven. Voor gedetailleerde infor­matie over de bediening en regeling kunt u de bijgeleverde docu­mentatie raadplegen.
Alle verwarmingsparameters die noodzakelijk zijn voor een comfor­tabel gebruik zijn al af fabriek ingesteld. Neem voor de instelling van de regeling ook de eveneens geldige documenten in acht.
Documenten die eveneens van toepassing zijn
▪ A2F:
▪ Gebruikshandboek oor de eigenaar
▪ RoConBF: Gebruiksaanwijzing. ▪ Bij het aansluiten van verdere componenten de bijbehorende in-
stallatie- en bedieningshandleidingen.
De handleidingen zijn met de desbetreffende toestellen meegele­verd.
WAARSCHUWING
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
VOORZICHTIG
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden tot schade aan eigendommen en aan het milieu alsook tot licht letsel.
Dit symbool duidt op een tip en nuttige informatie voor de gebruiker. Het is dus geen waarschuwing voor mogelijke gevaren
Speciale waarschuwingssymbolen
Sommige gevaren worden door speciale symbolen aangegeven.
Elektrische stroom
Explosiegevaar
Gevaar voor brandwonden
Vergiftigingsgevaar
Geldigheid
Sommige informatie in deze handleiding heeft een beperkte geldig­heid. De geldigheid wordt aan de hand van een symbool aangege­ven.
Voorgeschreven aanhaalmoment in acht nemen (zie Aan­haalmomenten)
Taakoverzichten
1 Taakoverzichten worden op een lijst weergegeven. Wanneer ta-
ken in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd, wor­den ze genummerd.
è
Resultaten van een handeling worden met een pijl aangeduid.

1.1.2 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

In deze installatie- en gebruiksaanwijzing worden de veiligheidsaan­duidingen ingedeeld op basis van de ernst van het gevaar en de kans dat het zich voordoet.
GEVAAR
Wijst op een direct dreigend gevaar.
Het negeren van deze waarschuwing leidt tot ernstig letsel of de dood
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2 Veiligheidsinstructies voor de montage en de werking

1.2.1 Algemeen

WAARSCHUWING
Verwarmingsapparaten die niet op de juiste manier zijn in­gesteld en geïnstalleerd, kunnen de werking van het ver­warmingsapparaat nadelig beïnvloeden en/of zwaar of fa­taal letsel van de gebruiker veroorzaken.
▪ Werkzaamheden aan de A2F (zoals bijv. instelling, in-
spectie, aansluiting en eerste ingebruikstelling) alleen door personen laten uitvoeren, die geautoriseerd zijn en voor de betreffende werkzaamheden een, bevoegd-
heidstechnische of bedrijfsmatige opleiding heb­ben genoten, evenals aan een door een verantwoor-
delijke instantie erkende vervolgopleiding hebben deel­genomen. Hiertoe behoren met name verwarmings-
monteurs, elektriciens en koelinstallatie/aircomon­teurs, die op grond van hun technische opleiding en
hun kennis, ervaring met de deskundige installatie en onderhoud van verwarmings- en olie-installaties, even­als met warmtepompen hebben opgedaan.
▪ Schakel bij alle werkzaamheden aan de A2F de exter-
ne hoofdschakelaar uit en vergrendel deze om onbe­doeld opnieuw inschakelen te voorkomen.
▪ Laat geen gereedschap of andere voorwerpen in het
huis van het apparaat achter als de installatie- en on­derhoudswerkzaamheden zijn voltooid.
Gevaren voorkomen
A2F is volgens de laatste stand van de techniek en de erkende technische regels gebouwd. Bij ondeskundig gebruik kan echter li­chamelijk letsel en materiële schade ontstaan. Ter voorkoming van gevaren mogen de apparaten uitsluitend worden geïnstalleerd of ge­bruikt:
▪ wanneer ze reglementair worden gebruikt,
▪ en wanneer ze in onberispelijke staat verkeren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze installatie- en gebruiks­aanwijzing kent en toepast, dat u alle geldende veiligheids- en ar­beidsgeneeskundige voorschriften en alle voorschriften om ongeval­len te voorkomen naleeft.
Vóór u werkzaamheden aan de CV-installatie uitvoert
▪ Uitsluitend erkende en opgeleide verwarmingsmonteurs mogen
werkzaamheden uitvoeren aan het verwarmingsysteem (zoals plaatsing, aansluiten en eerste inbedrijfstelling).
▪ Schakel voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de verwar-
minginstallatie de hoofdschakelaar uit en borg die tegen onbe-
doeld inschakelen. ▪ Loodverzegelingen mogen niet beschadigd of verwijderd worden. ▪ Let er a.u.b. op dat de veiligheidsventielen bij aansluiting aan de
verwarmingszijde aan de eisen conform EN12828 en bij aanslui-
ting aan de drinkwaterzijde aan de eisen conform EN12897 vol-
doen.

1.2.2 Doelmatig gebruik

De A2F mag uitsluitend voor het verwarmen van warmwater-ver­warmingssystemen worden gebruikt. Hij mag alleen overeenkomstig de instructies in deze handleiding opgesteld, aangesloten en in be­drijf gesteld worden.
De A2F mag alleen met de geïntegreerde circulatiepomp en samen met een door de fabrikant goedgekeurde regeling worden gebruikt.
Elk ander gebruik geldt als niet-beoogd en leidt tot het verlies van de garantie. In dat geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor eventu­ele schade.
De A2F is geschikt voor de werking met lichte stookolie.
Het beoogde gebruik veronderstelt ook het naleven van de vereisten ten aanzien van onderhoud en inspectie. Reserveonderdelen moe­ten aan de minimale technische vereisten van de fabrikant beant­woorden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij originele vervangende on­derdelen.

1.2.3 Opstellingsruimte van het apparaat

▪ A2F alleen gebruiken als er voor voldoende verbrandingslucht-
voorziening is gezorgd. Als de A2F onafhankelijk van de omge­vingslucht conform fabrikantenstandaard gedimensioneerd, con­centrisch lucht-/rookgassysteem (LAS) gebruikt is dat automatisch gegarandeerd en er zijn verder geen eisen aan de plaats van op­stelling. Bij de plaatsing in woonvertrekken is uitsluitend deze werkwijze toegestaan.
▪ Let erop dat er bij een van de omgevingslucht afhankelijke of be-
perkt onafhankelijke werkwijze een opening voor de luchtaanvoer van buiten van ten minste 150cm2 aanwezig moet zijn.
▪ Gebruik de A2F bij een van de omgevingslucht afhankelijke werk-
wijze niet in vertrekken met agressieve dampen (bijv. haarspray, perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), veel stof (bijv. werkplaats) of hoge luchtvochtigheid (bijv. waskeukens).
▪ Voorkom bedrijfsomstandigheden, waaronder de brander sterk
vervuild kan raken. Gebruik het apparaat niet, wanneer zich in de omgeving van de luchtaanzuiging tijdelijk een verhoogde stofcon­centratie kan voordoen.
▪ Houd beslist de minimum afstanden t.o.v. muren en andere voor-
werpden aan (zie Hfst. 4.4.1).

1.2.4 Elektrische installatie

▪ De elektrische installatie mag uitsluitend worden aangelegd door
elektrotechnisch deskundig personeel met inachtneming van de van toepassing zijnde elektrotechnische richtlijnen en de voor­schriften van het elektriciteitsbedrijf.
▪ Vergelijk voor het aansluiten van de stroomtoevoer de netspan-
ning op het typeplaatje van de CV-installatie (230V, 50Hz) met de voedingsspanning.
▪ Scheid de voeding alvorens werkzaamheden aan onder spanning
staande onderdelen uit te voeren (schakel de hoofdschakelaar en de zekering uit en borg deze tegen onbedoeld herinschakelen).
▪ Breng na het voltooien van de werkzaamheden toestelbekleding
en onderhoudskleppen onmiddellijk weer aan.

1.2.5 Eisen aan het verwarmingswater

Schade door afzettingen en corrosie voorkomen: ter vermijding van corrosieproducten en afzettingen, de desbetreffende regels van de techniek resp. de ter plaatse van toepassing zijnde eisen in acht ne­men.
Bij vul- en aanvulwater dat zeer hard is (>3mmol/l - som van calci­um- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat) moeten er maatregelen voor onzilting, ontharding of stabilisatie van de hardheid worden genomen.
Mininumvereisten voor de kwaliteit van vul- en aanvulwater:
▪ Waterhardheid (calcium en magnesium, berekend als calciumcar-
bonaat): ≤3mmol/l ▪ Geleidbaarheid: ≤1500 (ideaal: ≤100) μS/cm ▪ Chloride: ≤250mg/l ▪ Sulfaat: ≤250mg/l ▪ pH-waarde (verwarmingswater): 6,5- 8,5
Bij vul- en aanvulwater met een hoge totale hardheid of andere van de minimum eisen afwijkende eigenschappen moeten er maatrege­len voor de ontzilting, ontharding, hardheidsstabilisatie of andere doelmatige conditioneringsmaatregelen genomen worden om voor de vereiste waterkwaliteit te zorgen.
Installatie- en gebruikshandleiding
6
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat niet aan de vermelde kwali­teitsvereisten voldoet, kan een duidelijk verkorte levensduur van het apparaat veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor verantwoor­delijk.

1.2.6 Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige aansluiting

▪ Installeer de verwarmingsinstallatie in overeenstemming met de
veiligheidsvoorschriften van EN12828.
▪ De aansluiting op het sanitair voor het vullen van het systeem
vanuit het drinkwaternet en bij aansluiting van een boiler moet vol­doen aan de EN12897. Bovendien moet acht worden geslagen op de vereisten van
▪ EN1717 – Bescherming tegen verontreiniging van drinkwater in
waterinstallaties en algemene eisen voor inrichtingen ter voor­koming van verontreiniging door terugstroming (Protection against pollution of potable water installations and general re­quirements of devices to prevent pollution by backflow)
▪ EN61770 – Elektrische toestellen verbonden met het waterlei-
dingnet - Voorkomen van terughevelen van niet-drinkbaar water naar het net en het falen van slangstellen (Electric appliances connected to the water mains – Avoidance of backsiphonage and failure of hose-sets)
▪ EN806 – Eisen voor drinkwaterinstallaties voor gebouwen
(Specifications for installations inside buildings conveying water for human consumption)
▪ en aanvullend, de wetgeving in het land van gebruik.
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2.7 Brandstof

De A2F is uitsluitend bedoeld voor het gebruik van goedgekeurde soorten stookolie (zie Hfst. 12).

1.2.8 Werking

▪ A2F alleen met een gesloten ketelbekleding gebruiken. ▪ A2F alleen gebruiken als aan alle voorwaarden op de checklijst in
Hfst. 5.2 is voldaan.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
7

2 Overdracht aan exploitant en garantie

2 Overdracht aan exploitant en
garantie

2.1 Gebruiker wegwijs maken

▪ Instrueer de gebruiker hoe hij het verwarmingssysteem moet be-
dienen en kan inspecteren alvorens het verwarmingssysteem wordt opgeleverd.
▪ Overhandig de gebruiker de technische documenten (op zijn minst
de gebruikshandleiding en het bedrijfshandboek) en maak de ge­bruiker erop attent, dat deze documenten altijd beschikbaar en in de buurt van het apparaat dienen te worden bewaard.
▪ Documenteer de overdracht door samen met de gebruiker het bij-
gevoegde installatie- en instructieformulier in te vullen en te on­dertekenen.

2.2 Garantiebepalingen

De wettelijke garantievoorwaarden zijn geldig. Onze verdere van toepassing zijnde garantiebepalingen vindt u op internet. Vraag in­dien nodig uw leverancier.
Recht op garantieprestaties is alleen van toepassing als aangetoond kan worden dat de jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden als ver­meld in hoofdst.9 zijn uitgevoerd.
Installatie- en gebruikshandleiding
8
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL

3 Productbeschrijving

3.1 Opbouw en onderdelen

3 Productbeschrijving
Afb.3-1 Opbouw en onderdelen - aanzicht van boven
1
Afb.3-2 Opbouw en onderdelen - voor- en achteraanzicht
Afb.3-3 Opbouw en onderdelen - aanzicht zonder bekleding
1
1
(1)
Legenda zie Tab. 3-1
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Afb.3-4 Opbouw en onderdelen - aanzicht onderste gedeelte
Installatie- en gebruikshandleiding
1
9
3 Productbeschrijving
Afb.3-5 Opbouw en onderdelen met standaarduitvoering - sche-
matische weergave (hydraulisch systeem)
Afb.3-6 Opbouw en onderdelen met Ventil Kit - schematische
weergave (hydraulisch systeem)
1
1
Afb.3-7 Opbouw en onderdelen met Smart start Kit - schemati-
sche weergave (hydraulisch systeem)
1
pos. Omschrijving pos. Omschrijving
A Aanzicht van voren 21 Circulatiepomp ver-
warming B Aanzicht van achteren 22 Condensaatsifon 1 Voeding ruimteverwar-
ming
2 Afvoer ruimteverwar-
23 Aansluiting luchttoe-
voer
24 Olielfilter
ming
3 Boilerlading - voorloop
25 Aansluiting MAG
(optie)
4 Boilerlading - retour
26 Recirculatiebuis
(optie) 5 Olieaansluiting 27 KFE kraan 6 Rookgasaansluiting 28 Thermometer rookgas 7 Netschakelaar 29 Veiligheids-overdruk-
klep (verwarmingscir­cuit)
8 Regeling – bedienings-
gedeelte
30 Automatische ontluch-
ter 9 Ketelbekleding 32 Ventil Kit 10 In de hoogte verstelba-
33 Smart start Kit
re poten
11 Handgrepen 3UV1 /3
UV DHW
3‑weg-klep (verdeel-
klep, warm water/ver-
warmen) 12 Optionele rookgasaan-
3UVB1 3‑weg-klep (mengklep)
sluiting
13 Condenswaterafvoer-
FLS Flowsensor
leiding
(1)
Legenda zie Tab. 3-1
Installatie- en gebruikshandleiding
10
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
3 Productbeschrijving
pos. Omschrijving pos. Omschrijving
14 Doorvoer voor extern
membraanexpansievat
15 Afblaasleiding van de
veiligheidsklep
16 Kabeldoorvoer STBK Veiligheidtemperatuur-
17 Brander tv1 Temperatuursensor
18 Bedieningspaneel ke-
tel
19 Ketellichaam met
warmte- en geluidsiso­latie
20 Typeplaatje met fabri-
cagenummer
Tab.3-1 Legenda bij Afb. 3-1 t/m Afb. 3-7
MAG Membraanexpansievat
(toebehoren/in het ge­bouw)
DS Druksensor
begrenzer
van de toevoertempe­ratuur
tv2 Interne mengersensor
T
R
Retourtemperatuur­sensor

3.2 Beknopte beschrijving

De A2F is een geheel vooraf gemonteerde olie-verbrandingswaar­de-unit.
Werkwijze
De A2F is zo geconstrueerd dat hij van de omgevingslucht onafhan­kelijk gebruikt kan worden (concentrische rookgas-/toevoerluchtge­leiding). Alle rookgas transporterende delen worden omspoeld door verbrandingslucht. De verbrandingslucht wordt door een installatie­schacht of een dubbelwandige rookgasleiding door de brander recht­streeks van buiten aangezogen. Deze werkwijze wordt door ons aanbevolen en heeft meerdere voordelen:
▪ De verwarmingsruimte heeft geen ventilatieopening naar buiten
nodig en daardoor koelt de ruimte niet af. ▪ Laag energieverbruik. ▪ Bijkomende energiewinst in het rookgaskanaal aangezien de lucht
nodig voor de verbranding voorverwarmd wordt. ▪ Vervuilingen uit de omgeving van de brander worden niet aange-
zogen. Daardoor kan de verwarmingsruimte tegelijk als werkruim-
te, waskeuken of iets eenders worden gebruikt. ▪ De eenheid kan onder het dak geplaatst worden. ▪ Plaatsing in garages mogelijk.
Het verwarmingswater wordt eerst geheel omlaag in het ketelli­chaam getransporteerd. Daar wordt het via de naburige verbran­dingsruimte en meerdere rvs warmetwisselaarbuizen die in het ketel­lichaam liggen, in de retourstroming verwarmd. Het verwarmde ver­warmingswater wordt van de bovenste aansluiting van het ketelli­chaam naar de voorloopaansluiting van het ketelhuis getranspor­teerd. De rookgassen stromen na omkering van de vlam in de ver­brandingskamer van boven naar beneden door de buizen van de warmtewisselaar in het ketelhuis. In deze buizen bevinden zich tur­bulatoren die de warmteoverdracht op het verwarmingswater verbe­teren.
Het optredende condenswater wordt via de condenswatersifon en vervolgens via een kunststof buis in der riolering geleid. Optioneel kan het via de als toebehoren verkrijgbare condenswaterbox geneu­traliseerd worden.
Smart start-functie
Om het frequent optredende takten van de brander bij weinig warm­tebehoefte van de kamerverwarming te voorkomen, is de Smart start-functie ontwikkeld.
Als de optionele Smart start Kit (twee traploos aanstuurbare 3-weg kleppen) in de A2F wordt gemonteerd, kan van de Smart start-func­tie gebruik gemaakt worden. Hierbij wordt het verzoek voor de ka-
merverwarming na een start van de brander tijdelijk via de in de boi­ler aanwezige warmte bediend. De Smart start-functie blijft actief tot het volgende verzoek voor warmwaterbereiding wordt gedaan.
De Smart start-functie wordt automatisch via de regeling RoConBF gestuurd.
Veiligheidsmanagement
Het gehele veiligheidsmanagement van de A2F wordt verzorgd door de elektronische regeling. Bijvoorbeeld wordt bij watertekort, oliete­kort of bij ongedefinieerde bedrijfshoedanigheden een veiligheidsaf­schakeling uitgevoerd. Een desbetreffende foutmelding geeft de vak­man alle noodzakelijke informatie voor het oplossen van de storing.
Elektronische regeling
Een elektronische, digitale regeling in verbinding met de „intelligen­te“ automatische ontsteking van de brander regelt automatisch alle verwarmings- en warmwaterfuncties voor het directe verwarmings­circuit en een optioneel boilerlaadcircuit.
Optioneel kunnen via aangesloten mengermodules EHS157068 één of meer gemengde circuits aangesloten en geregeld worden.
Alle instellingen, weergaven en functies worden via de geïntegreer­de regeling RoConBF uitgevoerd. Het display en de bedieningsele­menten zorgen voor comfortabele bedieningsmogelijkheden.
Voor een beter comfort is een digitale ruimteregelaar (EHS157034) optioneel verkrijgbaar. Die kan als afstandsbediening en als ruimte­thermostaat worden gebruikt.
Via de optionele gateway (EHS157056) kan de regeling met internet worden verbonden. Daarmee is een afstandsbesturing van de A2F via mobiele telefoons (via app) mogelijk.
HR-techniek
De HR-techniek maakt op een optimale manier gebruik van de in de stookolie aanwezige energie. Het rookgas wordt in de ketel – en bij van de omgevingslucht onafhankelijk werkwijzen in het concentri­sche rookgassysteem – zodanig afgekoeld dat het dauwpunt wordt onderschreden. Daardoor condenseert een deel van de bij het ver­branden van de stookolie opgetreden stoom. De condensatiewarmte wordt in tegenstelling tot lagetemperatuurketels naar de verwarming geleid, waardoor rendementen van meer dan 100% (gerelateerd aan de onderste verwarmingswaarde) mogelijk zijn.
Brandstof
De A2F kan met standaard- of met zwavelarme stookolie (zwavel­gehalte <50ppm) worden gebruikt. Hij is voor de verbranding van stookolie met biogene aandelen voorbereid. Bijmenging van biologi­sche stookolie tot 10% (B10) is zonder verdere montage mogelijk.
INFORMATIE
Wij adviseren het gebruik van stookolie EL zwavelarm om een maximaal rendement te verkrijgen en het onderhouds­werk minimaal te houden.
Condenswaterzuivering
Het bij de verbranding in een olie-HR-ketel optredende condenswa­ter heeft bij de toepassing van stookolie die niet zwavelarm is, een pH-waarde van 1,8–3,7. Voordat het in de riolering wordt afge­voerd, moet het geneutraliseerd worden.
De optionele condenswaterzuivering heeft de volgende functies:
▪ Verwijdering van zwevende stoffen in de bezinkingsbak ▪ Neutralisatie van het condenswater in het filtermateriaal Hydrolit-
MG
Bij de toepassing van zwavelarme stookolie kan het condenswater meestal zonder neutralisatie naar de riolering afgevoerd worden. Neem hiervoor de voorschriften van de plaatselijke waterbedrijven in acht.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
11

4 Plaatsing en installatie

A
736
A
606
271
262
1360
134
263 140
140
80
0
0
110
293 368 442 516
540
50
124
R
H
≥ 40 cm
≥ 40 cm
≥ 40 cm
≥ 200 cm
CA
FG
RV
(e)
(e)
(d)
(d)
(f)
(a)
1
(a)
4
(a)
3
(b)
5
(c)
6
(a)
2
C
93
C
53
C
53
C
83
C
33
C
33
B
23
B
23P
B
33
B
53
B
53P
4 Plaatsing en installatie
WAARSCHUWING
Op ondeskundige wijze geïnstalleerde apparaten kunnen het leven en de gezondheid van personen in gevaar bren­gen en slecht functioneren.
▪ Plaatsing en installatie van de A2F alleen door geauto-
riseerde en opgeleide verwarmingsspecialisten.

4.1 Afmetingen en aansluitmaten

4.2 Plaatsingsmogelijkheden

Afb.4-1 Montagematen
Pos. Omschrijving
R
H
Tab.4-1 Legenda bij Afb. 4-1
Installatie- en gebruikshandleiding
12
Minimum vertrekhoogte (zie Hfst. 4.4.1)
INFORMATIE
Wij adviseren ter voorkoming van de veel afkoelverliezen de montage van zwaartekrachtremmen SKB (toebeho- ren) of het aanbrengen van een sifon aan de aansluitlei­ding.
Afb.4-2 Plaatsingsmogelijkheden
Pos. Omschrijving
1-6 Plaatsingsvarianten (beschrijving zie Hfst. 4.2.1 t/m
Hfst. 4.2.3)
CA Toevoerlucht (verbrandingslucht) FG Rookgassen RV Ventilatie van achteren a Plaatsingsvariant voor van de omgevingslucht onafhan-
kelijke werking (rookgas/toevoerlucht concentrisch) b Plaatsingsvariant voor beperkt van de omgevingslucht
onafhankelijke werking (rookgas/toevoerlucht geschei-
den) c Plaatsingsvariant voor van de omgevingslucht afhanke-
lijk werking d In lengte geventileerde schacht met een brandweer-
standsduur van 90min (bij woonhuizen met een kleine
hoogte 30min). Voor de brandweerstandsduur dienen
de verordeningen nageleefd te worden die specifiek zijn
voor het land! e Ventilatieopening (1x150cm2 of 2x75cm²) f Opening voor ventilatie achter (150cm2)
Tab.4-2 Legenda bij Afb. 4-2
De A2F is principieel geconstrueerd voor de van de omgevings­lucht onafhankelijke werking. Hij is standaard voorzien van een
concentrische gasafvoer-/luchttoevoeraansluiting DN 80/125.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
INFORMATIE
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik van een geluidsdemper (toebehoren: DN80: E8MSD resp. DN110: E11MSD) effectief worden gereduceerd.
INFORMATIE
Het gebruik van de A2F bij de van de omgevingslucht on­afhankelijke werking met concentrische rookgas-/toevoer­luchtgeleiding wordt door ons aanbevolen. Zo mogelijk de­ze plaatsingsvariant kiezen!
Bij beperkt van de omgevingslucht onafhankelijke werking (gescheiden rookgas-/toevoerluchtgeleiding bij een verbin­dingsleiding met één wand) en bij van de omgevingslucht afhankelijke werking met de plaatsingsruimte een ventila­tieopening van ten minste 150cm2 naar buiten toe heb­ben.
Dientengevolge kan de opstelruimte niet in de zin van de energiebesparingsverordening (EnEV) worden aangemerkt als het vereiste verwarmd bouwvolume, wat nadelig is voor de energie-evaluatie van het gebouw. Daardoor wordt de totale energie-efficiëntie van het gebouw in de strekking van de Europese richtlijn 2010/31/EU: EPBD minder.
De beschrijving hierna van de plaatsingsvarianten bevat belangrijke aanwijzingen voor de betreffende mogelijke klassificatie van de apparaten aan de hand van soort en rookgasgeleiding (apparaattype) conform EN15035 en CEN/TR 1749. Neem hiervoor ook Hfst. 4.2.4 en Hfst. 4.5 in acht.
Aan de beschreven SETs zijn aparte montagehandleidin­gen toegevoegd.
De hierna vermelde SETs zijn aanbevelingen voor de doe­lamtige samenstelling van noodzakelijke aparte onderde­len voor de typische plaatsingsvarianten.

4.2.1 Buitenluchtaanzuiging

INFORMATIE
Bij de plaatsing van het toestel in woonvertrekken is slechts één van de plaatsingsvarianten 1t/m 4 toegestaan.
Plaatsingsvariant 1
De A2F wordt met de concentrische LAS-verbindingsleiding SetK op de schoorsteen of een installatieschacht aangesloten.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht door de schoorsteen
of een geïnstalleerde pijp.
▪ Gasafvoer in de open lucht middels een gasafvoerleiding door de-
zelfde buis als de luchttoevoer.
▪ Verticale minimum afstand tussen rookgasuitgang en daknok:
40cm.
▪ Apparaattype C
Plaatsingsvariant 2
De A2F staat direct onder het dak. Aansluiting met SETL.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
concentrische dubbele buis.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de buitenste
ringspleet van de dubbele buis, gasafvoering in de open lucht mid­dels de binnenbuis.
▪ Verticale minimum afstand tussen rookgasuitgang en dakopper-
vlak: 40cm. ▪ Minimum hoogte van de rookgasleiding: 2m. ▪ Apparaattype C
93x
33x
Plaatsingsvariant 3
De A2F staat niet direct onder het dak. De dubbele buis voor de toevoer van de verbrandingslucht en de afvoer van afvoergas gaat door de dakconstructie.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
concentrische dubbele buis (zie Plaatsingsvariant 2).
▪ In de buurt van de dakconstructie moet de dubbele buis voor de
toevoer van de verbrandingslucht en de rookgasafvoer door een beschermbuis met voldoende brandweerstand geleid worden of qua constructie van het dak gescheiden zijn.
▪ Apparaattype C
33x
Plaatsingsvariant 4
De A2F wordt met de LAS-verbindingsleiding SETK op het buiten­wandsysteem SETG aangesloten.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de ringspleet
van de dubbele buis door de buitenwand (van onderen aangezo­gen).
▪ Gasafvoer naar buiten met concentrische buis door de buiten-
wand en vervolgens ten minste 40cm boven het dakoppervlak. Eenmaal buiten dient de buitenste luchtruimte als warmte-isole­ring van de afvoerbuis.
▪ Apparaattype C
53x
Als de doorvoering door de wand zich op een hoogte van minder dan een meter boven het terrein bevindt, adviseren wij om de verbrandingslucht via een afzonderlijke toevoer­buis toe te voeren (montagehoogte: ca.2m). W8ZR resp.
W11ZR
Plaatsingsvariant 5
Als de voor de geleiding van het rookgas gebruikte schacht om con­structieve of goedkeuringsredenen hiervoor niet geschikt is, tegelijk hiermee de verbrandingslucht toe te voeren, moet de verbrandings­lucht via een aparte leiding aangevoerd worden.
Als hierbij de rookgasverbindingelding naar de schacht met een dub­bele wand is uitgevoerd en door de verbrandingslucht wordt om­spoeld, zijn er geen verdere ventilatie-eisen voor de opstelplaats.
▪ De toevoer van verbrandingslucht gebeurt van buiten via een vol-
doende dichte toevoerleiding die rechtstreeks met de concentri­sche buitenpijp van de verbindingsleiding is verbonden. De leiding voor de toevoerlucht moet zo gedimensioneerd zijn dat de aan-
zuigweerstand bij een nominaal vermogen kleiner dan 50Pa
is.
▪ De verbindingsleiding tussen de A2F en de installatieschacht is
geheel concentrisch en door verbrandingslucht omspoeld uitge­voerd.
▪ Apparaattype C
, C
53x
83x
INFORMATIE
De A2F is principieel geschikt voor de plaatsing en de werking in garages. Voorwaarden hiertoe zijn echter:
▪ bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht,
▪ de bedieningshandleiding is in een bestendige uitvoe-
ring op een goed zichtbare plaats in de buurt van het apparaat beschikbaar,
▪ ter plaatse is een beveiliging voor de gehele installatie
aangebracht tegen mechanische beschadiging (au­to’s!), bijv. beugels of stootbalken.
▪ Duurzaam tegen vorst beveiligd.
Plaatsingsvariant 7 (zonder afbeelding)
Indien door de plaatselijke bepalingen toegestaan, kan de A2F met SETW2 met horizontale rookgasafvoer aangesloten worden.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
concentrische dubbele buis.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
13
4 Plaatsing en installatie
▪ Toevoer verbrandingslucht vanuit de open lucht via de buitenste
ringspleet van de dubbele buis (ingang aanvoerlucht via aanzuig­rooster van de wanddoorvoer), gasafvoering in de open lucht mid-
dels de binnenbuis. ▪ Minimum hoogte van de rookgasleiding: 2m ▪ Neem de plaatselijke voorschriften voor minimum afstanden van
ramen en andere openingen in het gebouw in acht! ▪ Apparaattype C
13x
4.2.2 Bedrijf voorwaardelijk onafhankelijk van
omgevingslucht
Alternatief voor plaatsingsvariant 5
De A2F wordt met apart geleide toevoer-/rookgasleidingen gebruikt (2-buis-systeem).
▪ Toevoer verbrandingslucht van buiten via een voldoende dichte
luchttoevoerleiding door de buitenwand. De leiding voor de toe-
voerlucht moet zo gedimensioneerd zijn dat de aanzuigweer-
stand bij nominale prestatie kleiner dan 50Pa is. ▪ De rookgasafvoer naar buiten gebeurt door de schoorsteen of
door een installatieschacht. Als de verbindingsleiding tussen de
A2F en de installatieschacht met één wand of niet geheel om-
spoeld door verbrandingslucht wordt uitgevoerd, is er een ventila-
tieopening naar buiten van ten minste 150cm2 vereist.
Door geschikte maatregelen moet ervoor worden gezorgd dat de
brander bij een gesloten ventilatieopening niet gebruikt kan wor-
den. ▪ De installatieschacht waarin de rookgasleiding ligt, moet van ach-
teren geventileerd worden. Hiervoor moet in het onderste gedeelte
een ventilatieopening van ten minste 150cm2 aanwezig zijn.
De dwarsdoorsnede voor deze installatieschacht moet zo gedi-
mensioneerd zijn dat tussen buitenwand van de rookgasleiding
en de binnenkant van de installatieschacht de volgende mini-
mum afstand wordt aangehouden:
▪ bij een rechthoekige schachtdoorsnede: 2cm
▪ bij een ronde schachtdoorsnede: 3cm.
De ventilatieopening mag zich niet in ruimtes bevinden waarin een
vacuüm wordt gemaakt (bijv. door gecontroleerde woningsventila-
tie, droogtrommel enz.). ▪ Apparaattype C
, C
53x
83x

4.2.3 Buitenluchtaanzuiging

Plaatsingsvariant 6
De A2F kan ook afhankelijk van de omgevingslucht worden aange­sloten. Hierbij wordt de inwendige rookgasleiding (kunststof aanslui­ting Ø80mm) van de comcentrische lucht-rookgas-aansluiting op de rookgasleiding aangesloten. Het apparaat zuigt de verbrandings­lucht door de ringspleet in de mantelbuis uit zijn omgeving aan.
Voor de rookgasafvoer naar buiten, de schachtdimensionering en de ventilatie van achteren gelden dezelfde voorwaarden als in
Hfst. 4.2.2. Een ventilatieopening naar buiten van ten minste
150cm2 is beslist noodzakelijk.
▪ Apparaattype B23, B
INFORMATIE
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik van een geluidsdemper (DN80: E8MSD resp. DN110: E11MSD) effectief worden gereduceerd.
, B33, B53, B
23P
53P
4.2.4 Aanvullende aanwijzingen voor apparaattype conform CEN/TR1749
INFORMATIE
Wij adviseren principieel om de A2F onafhankelijk van de omgevingslucht (apparaattype C) en met concentrische lucht-/rookgas-geleidingen te installeren (zie Hfst. 4.2.1). Andere toegestane toepassingen van de luchttoevoer en rookgasafvoer zijn in deze handleiding niet nader beschre­ven.
Bijzondere eisen die voor soortgelijke systemen conform EN15035 van toepassing zijn, worden hierna genoemd.
C13:
▪ horizontale uitmondingen rookgasafvoer en -toevoer ▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm
C33:
▪ verticale uitmondingen rookgasafvoer en -toevoer ▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm ▪ Afstand van de uitmondingniveaus <50cm
C43:
▪ Aansluiting van meer dan één apparaat op een gemeenschappe-
lijk lucht-/rookgassysteem dat bestanddeel van het gebouw is ▪ verticale uitmonding rookgasafvoer en -toevoer ▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm ▪ Afstand van de uitmondingniveaus <50cm ▪ Geschikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat bij
de aanvoer van rookgas in het gemeenschappelijke lucht-/rook-
gassysteem onderdruk heerst. Het rookgas moet met een natuur-
lijke trek worden afgevoerd. ▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Condenswaterafvoer uit het gemeenschappelijke lucht-/rookgas-
systeem mag niet door het apparaat worden afgeleid.
C53:
▪ verticale uitmonding rookgasafvoer ▪ Uitmonding luchttoevoer in verschillende drukbereiken mogelijk. ▪ Uitmondingen mogen niet aan tegenoverliggende muren van het
gebouw geïnstalleerd worden.
C63:
▪ Aansluiting op een apart goedgekeurd en aangeboden rookgas-/
luchtsysteem, indien door nationaal recht toegestaan. ▪ Daarmee kunnen alle andere voor apparaattype C beschreven in-
stallatievormen uitgevoerd worden, als aan de voorwaarden van
de betreffende installatievorm is voldaan. ▪ Indien de dimensies van het toegepaste systeem afwijken van het
in deze handleiding beschreven systeem (zie Hfst. 4.5.1), is er
een geschikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk. ▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het leidingen-
stelsel:
▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 voldaan
▪ Condenswaterafvoer in het apparaat bij enkele toewijzing toe-
gestaan, bij meervoudige toewijzing niet toegestaan.
▪ Maximale temperatuur verbrandingslucht: 60°C
▪ Maximaal toegestaan rookgasrecirculatiedebiet onder windom-
standigheden: 10%
C83:
▪ Aansluiting van één of meer apparaten op een vacuüm-rookgas-
systeem die bestanddeel van het gebouw is.
Installatie- en gebruikshandleiding
14
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
▪ verticale uitmonding rookgasafvoer ▪ Luchttoevoer via bijbehorende tweede leiding 1. ▪ Uitmonding luchttoevoer in verschillende drukbereiken mogelijk. ▪ Geschikte berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat
bij de aanvoer van rookgas in dit rookgasafvoersysteem onder­druk heerst.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het rookgasaf-
voersysteem:
▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 (behalve drukklasse) vol-
daan.
▪ Condenswaterafvoer in het apparaat bij enkele toewijzing toe-
gestaan, bij meervoudige toewijzing niet toegestaan.
C93:
▪ als C33, echter ▪ aansluiting van de luchttoevoerleiding op een aanwezige verticale
schacht (bijv. schoorsteen) die bestanddeel van het gebouw is.
▪ De dwarsdoorsnede voor deze installatieschacht moet zo gedi-
mensioneerd zijn dat tussen buitenwand van de rookgasleiding en de binnenkant van de installatieschacht de volgende mini- mum afstand wordt aangehouden:
▪ bij een rechthoekige schachtdoorsnede: 2cm
▪ bij een ronde schachtdoorsnede: 3cm
B23:
▪ Rookgasleiding zonder stromingsbeveiliging - vacuümwerking ▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van de rookgaslei-
ding: ▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 voldaan. ▪ Uitmonding rookgasafvoer naar buiten ▪ Toevoerlucht direct vanuit de plaatsingsruimte van het apparaat
(zie Hfst. 4.2.3). ▪ Als de dimensionering van de rookgasleiding van de in deze
handleididng beschreven dimensionering afwijkt, is er een ge-
schikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk. ▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
B
:
23P
▪ als B23, maar overdrukwerking
B33:
▪ Aansluiting van meer dan één apparaat op een gemeenschappe-
lijk rookgassysteem (vacuüm-rookgasschacht). ▪ Verticale uitmonding rookgasafvoer. ▪ Toevoerlucht direct vanuit de plaatsingsruimte van het apparaat
(zie Hfst. 4.2.3). ▪ Geschikte berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat
bij de aanvoer van rookgas in dit rookgasafvoersysteem onder-
druk heerst. ▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Onder overdruk staande onderdelen van de verbindingsleiding
moeten als concentrisch leidingenstelsel worden gelegd.
B53:
▪ als B33, echter aansluiting op bijbehorende rookgasafvoerleiding
inclusief rookgasuitmonding.
B
:
53P
▪ als B53, maar overdrukwerking.
Afstanden van houders en verschuiving
De afstand van de houders van de rookgasleiding mag verticaal maximaal 2m zijn.
Horizontaal moeten de houders van de verbindingsleidingen zo dicht bij elkaar aangebracht worden dat er geen helling omlaag gevormd kan worden waarin condenswater opgestuwd kan worden.
Als er in het verticale gedeelte van de rookgasleiding een verschui­ving noodzakelijk is, mag de grootste hoek niet groter zijn dan 45°. Bij een buiten liggende installatie mag de hoogte boven de laatste houder niet groter zijn dan 1,5m.

4.3 Transport en bezorging

WAARSCHUWING
De A2F kan beschadigd worden door hem aan de bekle­ding op te tillen of te verschuiven.
▪ De A2F alleen met gedemonteerde bekleding met
twee personen aan de hiervoor bedoelde handgrepen in de achterwand van het apparaat en aan het ketelfra­me dragen.
De A2F wordt op een pallet aangeleverd. Alle transportmiddelen voor de werkvloer, zoals vorkheftruck en steekwagen zijn geschikt voor het vervoer.
Leveringspakket
▪ A2F (voorgemonteerd) ▪ Ketelbekleding (zie Afb. 4-3) ▪ Bouten voor ketelbekleding ▪ Documentatiepakket ▪ Kabelbinders ▪ Olielfilter ▪ Buitenthermometer
(1)
Als de luchttoevoer eerst als rookgasleiding of schoorsteen van een stooksysteem met olie of vaste stoffen werd gebruikt, moet hij vóór het ge­bruik als luchttoevoerleiding worden gereinigd.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
15
4 Plaatsing en installatie
Afb.4-3 Leveringspakket standaardpakket toebehoren
Pos. Omschrijving
A Ketelbekleding – zijafdekking B Ketelbekleding – zijafdekking C Ketelbekleding – deksel D Ketelbekleding – voorafdekking E Klein toebehoren: bouten, 4-polige printplaatstekker,
trekontlastingsclip (3x) F Kabelbinders G Buitenthermometer h Olielfilter i Documentatie
Tab.4-3 Legenda bij Afb. 4-3
Toebehoren voor de A2F zie prijslijst.

4.4 Olieverbrandingsketel plaatsen

4.4.1 Opstelplaats kiezen

De opstelplaats van de A2F moet aan de volgende minimum eisen voldoen (zie ook Hfst. 1.2.3).
Opstelhoogte
▪ De onderkant van de condensaatwateraansluiting aan het appa-
raat dient hoger gelegen te zijn dan de afloophoogte van de con­densafvoerslang, omdat anders condenswater in de afvoer opge­stuwd kan worden. Indien nodig een voetstuk installeren.
▪ Kleine oneffenheden van het plaatsingsoppervlak kunnen met de
in hoogte verstelbare poten gecompenseerd worden (zie
Hfst. 4.4.2).
Plaatsingsoppervlak ▪ De ondergrond moet vlak en glad zijn en voldoende draagkracht
van de ondergrond van 500kg/m² exclusief veiligheidstoeslag
hebben. Zo nodig een voetstuk installeren.
▪ Opstelmaten in acht nemen (zie Hfst. 4.1).
Plaatsingsruimte
▪ Bij bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht (gebruik van het con-
centrische lucht-/afvoergassysteem) worden geen bijzondere ei­sen aan de ventilatie van de plaatsingsruimte gesteld.
▪ Bij voorwaardelijk van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf en bij
omgevingslucht afhankelijk bedrijf dient in de opstellingsruimte een ventilatieopening naar buiten van tenminste 150cm2 aanwe­zig te zijn. Als de rookgasleiding door een installatieschacht naar buiten leidt, moet die van achteren worden geventileerd (zie
Hfst. 4.2.2).
▪ Bij van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf dient de plaatsings-
ruimte vrij te zijn van agressieve dampen (bijv. haarspray, per­chloorethyleen, tetrakoolstoffen), grote hoeveelheden stof en hoge
luchtvochtigheid (zoals in keukens of wasruimtes). ▪ De plaatsing buiten is niet toegestaan. ▪ De plaatsing in een explosiegevaarlijke omgeving is niet toege-
staan. ▪ De elektronische regeling mag nooit blootgesteld worden aan
weersinvloeden. ▪ De A2F moet op een vorstvrije locatie worden geplaatst.
INFORMATIE: OPSLAG STOOKOLIE IN DE PLAAT­SINGSRUIMTE
Het bouwvoorschrift veroorlooft normaal gesproken (afhan­kelijk van de brandverordening in het land) een opslag van stookolie van maximaal 5000 liter in de plaatsingsruimte toe, mist het gebouw aan gebouwklasse 1 is toegewezen en de plaatsingsruimte geen verblijsfvertrek is.
Plaatsing op zolder
Als de A2F op zolder wordt geplaatst en de olie in eronder liggende ruimtes wordt opgeslagen, is de oliepomp van de brander normaal gesproken niet voldoende. Als de onderdruk aan de zuigkant de waarden van 0,4bar overschrijdt moet de olie met een aparte pomp naar de brander getransporteerd worden. Wij adviseren met klem om een zuigaggregaat toe te passen.
Om storingen bij de start of tijdens de werking van de brander te ver­mijden, moet de minimumhoogte van de rookgasafvoerleiding 2m bedragen.
Installatie- en gebruikshandleiding
16
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
WAARSCHUWING
Bij toepassing van een drukaggregaat kan er bij storingen olie vrijkomen. Vrijkomende olie kan ernstige schade aan het milieu toebrengen.
▪ Plaats de ketel in een dichte bak en beveilig die met
een vlotterschakelaar (aansluiting via extra stekkerrail).
▪ Gebruik uitsluitend een filterbak van metaal (nooit van
plexiglas).
Opstelling in garages
Indien de plaatselijke voorschriften een verwarmingsketel in garages niet algemeen verbieden is de A2F principieel geschikt voor de plaatsing en de werking in garages. Voorwaarden hiertoe zijn echter:
▪ bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht, ▪ de bedieningshandleiding is in een bestendige uitvoering op een
goed zichtbare plaats in de buurt van het apparaat beschikbaar,
▪ ter plaatse is een beveiliging voor de gehele installatie aange-
bracht tegen mechanische beschadiging (auto’s!), bijv. beugels of stootbalken.
▪ Duurzaam tegen vorst beveiligd.
Oppervlaktetemperaturen, minimum afstand
▪ Licht ontvlambare en licht brandbare stoffen principieel niet in de
buurt van de A2F opslaan of gebruiken (minimum afstand 1m).
▪ Wij adviseren om bij de plaatsing van het apparaat de op Afb. 4-4
beschreven minimum afstanden t.o.v. muren en plafonds aan te houden, om onderhouds- en reparatiewerkzaamheden te kunnen uitvoeren zonder overmatige montagekosten en -inspanningen.
▪ Bij de inbouw in een nis kan de A2F aan de linkerkant direct te-
gen de muur van de nis geplaatst worden, als het oppervlak voor de A2F vrij toegankelijk is.

4.4.2 Apparaat plaatsen

Voorwaarde
▪ De opstelplaats voldoet aan de nationale voorschriften en aan de
in Hfst. 4.4.1 beschreven minimum eisen.
Plaatsing
1 Verpakking geheel verwijderen (ook de randbescherming) en mi-
lieuvriendelijk afvoeren.
2 A2F op de opstelplaats neerzetten. Til of verschuif het apparaat
uitsluitend aan de hiervoor bedoelde handgrepen.
3 A2F zo positioneren dat er zonder belemmeringen aan de aan-
sluitpunten van de olieslangen resp. de montagepositie van de gelegde verwarmingsleidingen en de rookgasleiding gewerkt kan worden.
4 Horizontale stand en juiste plaatsingshoogte van de A2F contro-
leren. Kleine oneffenheden kunnen met vier in de hoogte verstel­bare poten worden gecompenseerd.
Hoogteverstelling
Afb.4-4 Minimum afstanden voor de plaatsing
Pos. Omschrijving
R
H
a Minimum muurafstand aan de zijkant: 0,50m
Tab.4-4 Afmetingen minimum afstanden
▪ Door zijn constructie kunnen bij bedrijf onafhankelijk van de omge-
vingslucht met nominaal vermogen aan geen enkel onderdeel van het apparaat behalve de bekleding ervan temperaturen >70°C optreden. Daarom wordt er geen minimumafstand tot objecten van brandbaar materiaal voorgeschreven.
▪ Bij beperkt van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf (gescheiden
rookgas-/aanvoerluchtgeleiding) en bij van omgevingslucht afhan­kelijk bedrijf dient een afstand van ten minste 50mm bewaard te blijven tussen de rookgasleiding en brandbare objecten.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Minimum vertrekhoogte: 1,80m
Afb.4-5 In de hoogte verstelbare poten
▪ De hoogte van de A2F aan de schroef met een binnenzeskant
maat 5mm of een muilsleutel maat 17mm aanpassen.

4.5 Lucht-/rookgasafvoersysteem (LAS)

4.5.1 Algemene aanwijzingen voor het rookgasafvoersysteem

GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Door vrijkomend rookgas in gesloten vertrekken die niet voldoende geventileerd zijn kan er vergiftigingsgevaar optreden.
▪ Installeer uitsluitend goedgekeurde rookgasafvoersys-
temen.
▪ Afhankelijk van de plaatsingsvariant moet er voor de
voorgeschreven ventilatie van achteren worden ge­zorgd (zie Hfst. 4.2).
Installatie- en gebruikshandleiding
17
4 Plaatsing en installatie
Noodzakelijke voorwaarden
Voor de uitvoering en dimensionering van het rookgasafvoersysteem moeten de geldige brandbeschermingsverordening en de nationale voorschriften en EN15287 in acht worden genomen.
Principieel kan voor het rookgasafvoersysteem iedere rookgaslei­ding conform EN14471 met CE-keuring worden gebruikt die aan de volgende minimum eisen voldoet:
▪ Geschikt voor stookolie. ▪ Geschikt voor rookgastemperaturen van ten minste 120°C (tem-
peratuurklasse T120 of hoger).
▪ Geschikt voor een overdruk van ten minste 200 Pa (drukklasse P1
of H1). ▪ Vochtbestendig (condenswaterbestendigheidsklasse W). ▪ Voldoende corrosiebestendig (corrosiebestendigheidsklasse 2).
De eigenschappen van het rookgassysteem moeten op het geïnstal­leerde apparaat zichtbaar zijn (typeplaatje in de plaatsingsruimte).
Voor de installatie van het rookgas en toegevoerde lucht transporte­rende systeemcomponenten of de bevestigingen ervan, moeten de betreffende montagehandleidingen in acht worden genomen.
Iedere rookgasleiding moet voor controle en instelling van de
verbrandingswaarden met een geschikte testadapter worden
gemonteerd. De LAS-bouwsets bevatten telkens een testadapter
(D8PA) ▪ Afhankelijk van de plaatselijke bouwvoorschriften moeten op de
noodzakelijke punten inspectiecomponenten worden gemonteerd.
Aansluittypen
▪ Aan de zijkant of naar achteren (SETK) ▪ Directe dakdoorvoer (SETL) ▪ Recht, direct naar achteren (SETH), optionele aansluiting aan de
achterkant van het apparaat
Zie voor verdere details en aansluitmaten voor de drie varianten van de rookgasaansluiting Hfst. 4.5.3.
Inbouwplaats en leidinghoogte
▪ De maximaal toegestane rookgastegendruk is 200Pa. Het druk-
verlies in de toevoerleiding mag niet groter zijn dan 50Pa. ▪ Inschuifhoek van de rookgaspijp in de schoorsteen of installatie-
schacht: ten minste 3°. ▪ Horizontale onderdelen in de verbindingsleiding vermijden of zo
kort mogelijk uitvoeren. ▪ Stijging voor horizontale onderdelen van de rookgasleiding: ten
minste 3°. Zodat condenswater onbelemmerd kan wegstromen
zijn tegenhellingen in de gehele rookgasleiding niet toegestaan. ▪ Wanneer meer dan 3 buigingen van >45° nodig zijn voor de rook-
gasleiding, wordt de maximaal toelaatbare hoogte ervan met ten
minste 1m per buiging verminderd (indien nodig rookgas bere-
kenen). ▪ Bij een verlenging van het horizontale verbindingsdeel tot meer
dan 2m, wordt de maximaal toelaatbare hoogte met precies de-
zelfde lengte verminderd. ▪ In horizontale verbindingsstukken mogen geen flexibele rookgas-
leidingen toegepast worden. ▪ Rechte buistrajecten moeten met een afstand van <2m met ge-
schikte muurhouders worden bevestigd. Binnen verticale schach-
ten moeten geschikte afstandhouders worden gebruikt.
Weerstand van het rookgasafvoersysteem
Voor een veilige start van de brander en stabiele instelwaarden is een minimum weerstand in de rookgasleiding noodzakelijk.
1 Brander inschakelen (zie Hfst. 14.2).
2 De weerstand met een verschildrukmeettoestel aan het rookga-
smeetstuk tussen rookgas- en toevoerlucht-meetopening meten (verschildruk bij alle A2F ten minste 0,2mbar).
è
Als de verschildruk bij een maximum toerental van de brander­ventilator niet wordt bereikt, moet er een geluidsdeper worden gemonteerd (E8MSD)
De Tab. 4-5 toont de maximaal toegestane hoogte van de rookgas­leiding zodat de A2F binnen het gedeelte van het nominale vermo­gen gebruikt kan worden.
Plaatsingsvariant
(conform Afb. 4-2)
Max. toegestane hoogte van de rookgaslei-
ding DN80
A2F 18H A2F 24H A2F 32H
2
11
43 51 61
3
2
3
3
2
2
2
8 12 18 10 14 20 10 14 20
7 7 10 25 25 25 25 25 25
Tab.4-5 Maximaal toegestane hoogte van de rookgasafvoerlei-
ding in m
Ingeval van beperking van het vermogensbereik kan een nieuwe be­rekening van de maximaal toelaatbare hoogte van de gasafvoerlei­ding noodzakelijk zijn. De kengetallen voor de berekening van de rookgassen staan vermeld in Afb. 4-6 en Hfst. 14.
Afb.4-6 Rookgasdebiet naar gelang branderbelasting (alle types)
pos. Omschrijving
m
AG
Rookgasdebiet
P Branderbelasting
Tab.4-6 Legenda bij Afb. 4-6
Het rookgasdebiet is afhankelijk van het brandervermogen van de A2F.

4.5.2 Rookgasleiding aansluiten

INFORMATIE
De uitvoerende technici dienen hun werkzaamheden voor de aanvang ervan met het plaatselijke schoorsteenvegers­bedrijf te coördineren. Ook voor gebieden waar dit niet wettelijk is voorgeschreven, bevelen wij aan de werkzaam­heden van het schoorsteenvegersbedrijf op een formulier te documenteren.
Voorwaarden
▪ Het rookgasafvoersysteem voldoet aan de in Hfst. 4.5.1 vermelde
eisen.
(1)
Schachtdiameter bij DN80: 135mm x 135mm
(2)
Met een horizontale verbindingsleiding van 2m lang en een 87° ombuiging is rekening gehouden
(3)
Concentrische rookgast-/luchttoevoerleiding DN80/125
Installatie- en gebruikshandleiding
18
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
▪ Het rookgasafvoersysteem voldoet ook aan eventuele meer uitge-
breide nationale of regionale veiligheidsvoorschriften.
▪ De A2F is correct geplaatst.
Aansluiting
INFORMATIE
Wij adviseren het gebruik van de bijbehorende LAS-bouw­sets (zie Hfst. 4.5.3). Deze voldoen aan alle eisen en zijn bovendien uitgevoerd met speciale zuurbestendige pakkin­gen.
Voor de installatie van het rookgas en toegevoerde lucht transporterende systeemcomponenten of de bevestigingen ervan, moeten de betreffende montagehandleidingen in acht worden genomen.
1 A2F op de opstelplaats op het rookgasafvoersysteem aanslui-
ten (Afb. 4-1).
2 Typeplaatje van de rookgasafvoerleiding aanbrengen in de
plaatsingsruimte.
INFORMATIE
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik van een geluidsdemper (E8MSD resp. E11MSD) effectief worden gereduceerd.
Afb.4-7 Aansluitmaten rookgasleiding
Pos. Omschrijving
A Aansluiting aan ketelzijde B Aansluiting aan rookgas
Tab.4-7 Legenda bij Afb. 4-7
Aansluitzijde Aansluiting Aansluitingsmaat in
mm
A Aan ketelzijde A1 Rookgas DN 80
mof A2 Luchttoevoer DN
125 mof
B Aan de zijde van
B1 Rookgas DN 80 Inwendige diameter
de gasafvoer
B2 Luchttoevoer DN 125
Inwendige diameter
+0,8
=80,4 Inwendige diameter
-0,5
=127,0
+0,3
=80,0 Inwendige diameter
+0,3
=126,0
Tab.4-8 Aansluitmaten LAS-aansluiting van de A2F
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
19
4 Plaatsing en installatie
130
10080
215
014
009
004
013
003
002
015
016
017
040
(PA)
040
(PA)
039 052031 050
038 052050
1335
1835
041
040
(PA)
038
3696
082 (3x)
094 (3x)
081
090
101103
252
WA
215
088
098
1)
2)
WA
094 W8 WH 40-60 mm ( 155079.0059) 095 W8 WHV14 43-137 mm ( 155079.0087) 096 W8 WHV23 137-231 mm ( 155079.0088) 097 W8 WHV32 231-325 mm ( 155079.0089) 091 W8 WKV15 55 - 147 mm ( 155079.0084) 092 W8 WKV24 147 - 239 mm ( 155079.0085) 093 W8 WKV33 239 - 331 mm ( 155079.0086)
2)
1)
SET-L + XXX
XXX D8 FD15 0-15° 049 ( 155079.0082) D8 SD25S 5-25° 045 ( 155079.0014) D8 SD45S 25-45° 046 ( 155079.0037) D8 SD55S 35-55° 047 ( 155079.0012) D8 FD 048 ( 155079.0040)
xxx
SET-H
(
155079.08)
DRFLUEGAKITA
SET-L
( 155079.10)
E8 RR *
( 155079.0107)
E8 MSD *
( 154578)
SET-E
( 155079.05)
SET-L
( 155079.10)
099
E8 RR *
( 155079.0107)
E8 MSD *
( 154578)
SET-E
( 155079.05)
SET-G
( 155079.07)
E8 ZR *
( 155079.0114)
W8 ZR *
( 155079.0066)
SET-K
( 155079.09)
335 350
640
350
255
85
SET-K
SET-H

4.5.3 Rookgasafvoersysteem bouwsets

Afb.4-8 Rookgasafvoersysteem bouwsets
Installatie- en gebruikshandleiding
20
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Daikin A2 F
4 Plaatsing en installatie
Pos. Omschrijving Pos. Omschrijving
* Indien nodig WH Wanndhouder PA Testadapter WHV Verlenging voor wandhouder RR Inspectiepijp WKV Verlenging voor buitenwandconsole SD Schuine dakafdekking ZR Luchttoevoerbuis (montagehoogte voor luchttoevoerin-
gang ≥1m boven terrein) FD Vlakke dakafdekking WA Wandafstand MSD Geluidsdemper
Tab.4-9 Legenda bij rookgassysteem bouwsets
Aanvullende bouwsets
▪ Rookgasaansluiting op een schachtsysteem (vaste rookgasleiding
SET-E of flexibele rookgasleiding SET-O) ▪ Rookgasaansluiting voor buitenwandleiding (SET-G)
Indien nodig moeten er extra noodzakelijke concentrische LAS-bui­zen voor grotere dak- of plafondhoogtes, eenwandige PP-buizen voor ovenhoogtes van meer dan 10m of extra toebehoren worden besteld.
De getallen met drie cijfers dienen voor het vinden van de afzon-
derlijke onderdelen op de -prijslijst.

4.6 Wateraansluiting

De aansluitingen van de A2F bevinden zich boven op het apparaat. Optioneel kan er een Ventil Kit of een Smart start Kit in de ketel wor­den gemonteerd om een boiler aan te kunnen sluiten.
Belangrijke opmerkingen
VOORZICHTIG
Als de A2F op een verwarmingssysteem wordt aangeslo­ten waarin buizen, stalen verwarmingselementen of niet tegen diffusie beveiligde buizen voor vloerverwarming voorkomen, is het mogelijk dat slib, spaanders of vijlsel in het ketellichaam terechtkomen en verstopping, plaatselij­ke oververhitting en corrosieschade veroorzaken.
▪ Toevoerleidingen voor het vullen van het apparaat
spoelen.
▪ Het warmtedistributienet doorspoelen (in een bestaand
verwarmingssysteem).
▪ Vuilfilter of slijkafscheider inbouwen in de retour van de
verwarmingsinstallatie (zie Hfst. 1.2.6).
VOORZICHTIG
Het binnendringen van lucht in het verwarmingswatersys­teem en een kwaliteit van het verwarmingswater die niet aan de eisen in Hfst. 1.2.5 voldoet, kan corrosie veroorza­ken. Hierbij optredende corrosieproducten (deeltjes) kun­nen pompen en kleppen verstoppen en functiestoringen veroorzaken.
▪ Apparaten mogen niet met diffusie-open flexibele lei-
dingen worden aangesloten.
INFORMATIE
Conform EN12828 moet er een veiligheidsklep aan of in de buurt van de warmteopwekker gemonteerd worden waarmee de maximaal toegestane bedrijfsdruk in het ver­warmingssysteem kan worden beperkt. Tussen warmteo­pewekker en veiligheidsklep en mag zich geen hydrauli­sche afsluitarmatuur bevinden.
Eventueel vrijkomende stoom of verwarmingswater moet via een afvoerleiding met geschikte en continue helling vorstveilig, gevaarloos en zichtbaar afgevoerd kunnen wor­den.
Een geschikt veiligheidsventiel is geïntegreerd in de A2F (zie Afb. 3-4, pos.29). De als transparante slang uit de ke­tel geleide rookgasleiding moet in het gebouw al verlengd en op de riolering aangesloten worden.
Op de A2F moet een vodoende gedimensioneerd en voor het verwarmingssysteem vooraf ingesteld membraanex­pansievat worden aangesloten dat als toebehoren verkrijg­baar is. Tussen warmteopewekker en membraanexpansie­vat en mag zich geen hydraulische afsluitarmatuur bevin­den.
Als het membraanexpansievat buiten de A2F wordt aan­geloten, moet de aansluiting in het apparaat (Afb. 3-3 en
Afb. 3-4, pos. 25) in het gebouw afgedicht worden.

4.6.1 Hydraulische leidingen aansluiten

1 Hydraulische aansluitingen op de A2F aansluiten.
Voorgeschreven aanhaalmoment in acht nemen.
▪ Wateraansluiting voor het vullen of bijvullen van het verwar-
mingssysteem conform EN1717/EN61770 uitvoeren zodat een verontreiniging van het drinkwater door recirculatie veilig wordt voorkomen.
INFORMATIE
De A2F is met een druksensor uitgevoerd. De installatie­druk wordt elektronisch bewaakt en kan worden weergege­ven wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Toch raden wij aan om bijv. tussen A2F en membraanex­pansievat een mechanische manometer te installeren.
▪ Monteer deze manometer zo, dat deze bij het vullen
goed zichtbaar is.
Daikin A2 F Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
21
Loading...
+ 47 hidden pages