Verwarmingsapparaten die niet op de
juiste manier zijn ingesteld en geïnstalleerd, kunnen de werking van het verwarmingsapparaat nadelig beïnvloeden
en/of zwaar of fataal letsel van de gebruiker veroorzaken.
▪ Werkzaamheden aan het apparaat
(zoals bijv. instelling, inspectie, aansluiting en eerste ingebruikstelling)
alleen door personen laten uitvoeren, die geautoriseerd zijn en voor
de betreffende werkzaamheden een,
bevoegdheidstechnische of bedrijfsmatige opleiding hebben genoten, evenals aan een door een
verantwoordelijke instantie erkende
vervolgopleiding hebben deelgenomen. Hiertoe behoren met name
verwarmingsmonteurs, elektriciens en koelinstallatie/aircomonteurs, die op grond van hun technische opleiding en hun kennis, er-
varing met de deskundige installatie
en onderhoud van verwarmings- en
olie-installaties, evenals met warmtepompen hebben opgedaan.
WAARSCHUWING
Het negeren van de volgende veiligheidsinstructies kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel of de dood.
▪ Dit apparaat mag enkel door kinde-
ren van 8 jaar en ouder en personen
met beperkte fysieke, sensorische of
mentale vaardigheden of een gebrek
aan ervaring of kennis worden gebruikt wanneer ze onder toezicht
staan of worden geïnformeerd over
het veilige gebruik van het apparaat
en de daaruit voortvloeiende gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet
met het apparaat spelen. Reiniging
en onderhoud mogen niet door kin-deren zonder toezicht worden uitgevoerd.
▪ De netaansluiting moet conform
IEC60335-1 via een scheidingsvoorziening worden gemaakt die de
scheiding van iedere pool met een
contactopeningswijdte conform de
voorwaarden van overspanningscategorie III voor volle scheiding heeft.
▪ Alle elektrotechnische werkzaamhe-
den mogen alleen door elektrotechnisch gekwalificeerd deskundig personeel met inachtneming van de nationale voorschriften en de instructies in deze handleiding worden uitgevoerd.
Zorg ervoor dat er een geschikt
stroomcircuit wordt gebruikt.
Onvoldoende belastbaarheid van het
stroomcircuit of ondeskundig uitgevoerde aansluitingen kunnen elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Bij de aansluiting van een boiler
moet er in het gebouw een drukontlastingsvoorziening met een ingangsdruk van kleiner dan als
0,6MPa (6bar) geïnstalleerd worden. De hierop aangesloten afvoerleiding moet met een continue daling
en een vrije afloop in een vorstvrije
omgeving geïnstalleerd worden (zie
Hfst. 4.4).
▪ Uit de afvoerleiding van de drukont-
lastingsvoorziening kan water druppelen. De afvoeropening moet naar
de atmosfeer toe open blijven.
▪ De drukontlastingsvoorziening moet
regelmatig gebruikt worden om kalkafzettingen te verwijderen en er zeker van te zijn dat hij niet geblokkeerd is.
Installatie- en gebruikshandleiding
4
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Alle werkzaamheden aan de olie
transporterende delen mogen alleen
door voor de hantering met stookolie
gekwalificeerd deskundig personeel
met inachtneming van de plaatselijke
en nationale voorschriften en de instructies in deze handleiding worden
uitgevoerd.
▪ Ondeskundig uitgevoerde werk-
zaamheden aan olie of rookgas
transporterende delen kunnen leven
en gezondheid van personen in gevaar brengen en de werking van het
verwarmingstoestel negatief beïnvloeden.
1.1.1Neem de aanwijzingen in acht
▪ De oorspronkelijke documentatie is geschreven in de Duitse taal.
Alle andere talen zijn vertalingen.
▪ Lees deze installatie- en gebruiksaanwijzing aandachtig voor u
met de montage en de inbedrijfstelling begint of voor u aan de verwarmingsinstallatie gaat werken.
▪ De in dit document beschreven veiligheidsinstructies gaan om
zeer belangrijke thema´s. Volg ze zorgvuldig op.
▪ De installatie van het systeem en van alle in deze handleiding en
in de overige van kracht zijnde documenten voor de installateur
beschreven werkzaamheden, moeten door een gecertificeerde installateur uitgevoerd worden.
Alle handelingen nodig voor installatie, inbedrijfstelling en onderhoud, zowel als basisinformatie over de bediening en instellingen
worden in deze handleiding beschreven. Voor gedetailleerde informatie over de bediening en regeling kunt u de bijgeleverde documentatie raadplegen.
Alle verwarmingsparameters die noodzakelijk zijn voor een comfortabel gebruik zijn al af fabriek ingesteld. Neem voor de instelling van
de regeling ook de eveneens geldige documenten in acht.
Documenten die eveneens van toepassing zijn
▪ A2F:
▪ Gebruikshandboek oor de eigenaar
▪ RoConBF: Gebruiksaanwijzing.
▪ Bij het aansluiten van verdere componenten de bijbehorende in-
stallatie- en bedieningshandleidingen.
De handleidingen zijn met de desbetreffende toestellen meegeleverd.
WAARSCHUWING
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig
letsel of de dood.
VOORZICHTIG
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden tot schade
aan eigendommen en aan het milieu alsook tot licht letsel.
Dit symbool duidt op een tip en nuttige informatie voor de
gebruiker. Het is dus geen waarschuwing voor mogelijke
gevaren
Speciale waarschuwingssymbolen
Sommige gevaren worden door speciale symbolen aangegeven.
Elektrische stroom
Explosiegevaar
Gevaar voor brandwonden
Vergiftigingsgevaar
Geldigheid
Sommige informatie in deze handleiding heeft een beperkte geldigheid. De geldigheid wordt aan de hand van een symbool aangegeven.
Voorgeschreven aanhaalmoment in acht nemen (zie Aanhaalmomenten)
Taakoverzichten
1 Taakoverzichten worden op een lijst weergegeven. Wanneer ta-
ken in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd, worden ze genummerd.
è
Resultaten van een handeling worden met een pijl aangeduid.
1.1.2Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
In deze installatie- en gebruiksaanwijzing worden de veiligheidsaanduidingen ingedeeld op basis van de ernst van het gevaar en de
kans dat het zich voordoet.
GEVAAR
Wijst op een direct dreigend gevaar.
Het negeren van deze waarschuwing leidt tot ernstig letsel
of de dood
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2Veiligheidsinstructies voor de
montage en de werking
1.2.1Algemeen
WAARSCHUWING
Verwarmingsapparaten die niet op de juiste manier zijn ingesteld en geïnstalleerd, kunnen de werking van het verwarmingsapparaat nadelig beïnvloeden en/of zwaar of fataal letsel van de gebruiker veroorzaken.
▪ Werkzaamheden aan de A2F (zoals bijv. instelling, in-
spectie, aansluiting en eerste ingebruikstelling) alleen
door personen laten uitvoeren, die geautoriseerd zijn
en voor de betreffende werkzaamheden een, bevoegd-
heidstechnische of bedrijfsmatige opleiding hebben genoten, evenals aan een door een verantwoor-
delijke instantie erkende vervolgopleiding hebben deelgenomen. Hiertoe behoren met name verwarmings-
monteurs, elektriciens en koelinstallatie/aircomonteurs, die op grond van hun technische opleiding en
hun kennis, ervaring met de deskundige installatie en
onderhoud van verwarmings- en olie-installaties, evenals met warmtepompen hebben opgedaan.
▪ Schakel bij alle werkzaamheden aan de A2F de exter-
ne hoofdschakelaar uit en vergrendel deze om onbedoeld opnieuw inschakelen te voorkomen.
▪ Laat geen gereedschap of andere voorwerpen in het
huis van het apparaat achter als de installatie- en onderhoudswerkzaamheden zijn voltooid.
Gevaren voorkomen
A2F is volgens de laatste stand van de techniek en de erkende
technische regels gebouwd. Bij ondeskundig gebruik kan echter lichamelijk letsel en materiële schade ontstaan. Ter voorkoming van
gevaren mogen de apparaten uitsluitend worden geïnstalleerd of gebruikt:
▪ wanneer ze reglementair worden gebruikt,
▪ en wanneer ze in onberispelijke staat verkeren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze installatie- en gebruiksaanwijzing kent en toepast, dat u alle geldende veiligheids- en arbeidsgeneeskundige voorschriften en alle voorschriften om ongevallen te voorkomen naleeft.
Vóór u werkzaamheden aan de CV-installatie uitvoert
▪ Uitsluitend erkende en opgeleide verwarmingsmonteurs mogen
werkzaamheden uitvoeren aan het verwarmingsysteem (zoals
plaatsing, aansluiten en eerste inbedrijfstelling).
▪ Schakel voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de verwar-
minginstallatie de hoofdschakelaar uit en borg die tegen onbe-
doeld inschakelen.
▪ Loodverzegelingen mogen niet beschadigd of verwijderd worden.
▪ Let er a.u.b. op dat de veiligheidsventielen bij aansluiting aan de
verwarmingszijde aan de eisen conform EN12828 en bij aanslui-
ting aan de drinkwaterzijde aan de eisen conform EN12897 vol-
doen.
1.2.2Doelmatig gebruik
De A2F mag uitsluitend voor het verwarmen van warmwater-verwarmingssystemen worden gebruikt. Hij mag alleen overeenkomstig
de instructies in deze handleiding opgesteld, aangesloten en in bedrijf gesteld worden.
De A2F mag alleen met de geïntegreerde circulatiepomp en samen
met een door de fabrikant goedgekeurde regeling worden gebruikt.
Elk ander gebruik geldt als niet-beoogd en leidt tot het verlies van de
garantie. In dat geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor eventuele schade.
De A2F is geschikt voor de werking met lichte stookolie.
Het beoogde gebruik veronderstelt ook het naleven van de vereisten
ten aanzien van onderhoud en inspectie. Reserveonderdelen moeten aan de minimale technische vereisten van de fabrikant beantwoorden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij originele vervangende onderdelen.
1.2.3Opstellingsruimte van het apparaat
▪ A2F alleen gebruiken als er voor voldoende verbrandingslucht-
voorziening is gezorgd. Als de A2F onafhankelijk van de omgevingslucht conform fabrikantenstandaard gedimensioneerd, concentrisch lucht-/rookgassysteem (LAS) gebruikt is dat automatisch
gegarandeerd en er zijn verder geen eisen aan de plaats van opstelling. Bij de plaatsing in woonvertrekken is uitsluitend deze
werkwijze toegestaan.
▪ Let erop dat er bij een van de omgevingslucht afhankelijke of be-
perkt onafhankelijke werkwijze een opening voor de luchtaanvoer
van buiten van ten minste 150cm2 aanwezig moet zijn.
▪ Gebruik de A2F bij een van de omgevingslucht afhankelijke werk-
wijze niet in vertrekken met agressieve dampen (bijv. haarspray,
perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), veel stof (bijv. werkplaats)
of hoge luchtvochtigheid (bijv. waskeukens).
▪ Voorkom bedrijfsomstandigheden, waaronder de brander sterk
vervuild kan raken. Gebruik het apparaat niet, wanneer zich in de
omgeving van de luchtaanzuiging tijdelijk een verhoogde stofconcentratie kan voordoen.
▪ Houd beslist de minimum afstanden t.o.v. muren en andere voor-
werpden aan (zie Hfst. 4.4.1).
1.2.4Elektrische installatie
▪ De elektrische installatie mag uitsluitend worden aangelegd door
elektrotechnisch deskundig personeel met inachtneming van de
van toepassing zijnde elektrotechnische richtlijnen en de voorschriften van het elektriciteitsbedrijf.
▪ Vergelijk voor het aansluiten van de stroomtoevoer de netspan-
ning op het typeplaatje van de CV-installatie (230V, 50Hz) met
de voedingsspanning.
▪ Scheid de voeding alvorens werkzaamheden aan onder spanning
staande onderdelen uit te voeren (schakel de hoofdschakelaar en
de zekering uit en borg deze tegen onbedoeld herinschakelen).
▪ Breng na het voltooien van de werkzaamheden toestelbekleding
en onderhoudskleppen onmiddellijk weer aan.
1.2.5Eisen aan het verwarmingswater
Schade door afzettingen en corrosie voorkomen: ter vermijding van
corrosieproducten en afzettingen, de desbetreffende regels van de
techniek resp. de ter plaatse van toepassing zijnde eisen in acht nemen.
Bij vul- en aanvulwater dat zeer hard is (>3mmol/l - som van calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat)
moeten er maatregelen voor onzilting, ontharding of stabilisatie van
de hardheid worden genomen.
Mininumvereisten voor de kwaliteit van vul- en aanvulwater:
▪ Waterhardheid (calcium en magnesium, berekend als calciumcar-
Bij vul- en aanvulwater met een hoge totale hardheid of andere van
de minimum eisen afwijkende eigenschappen moeten er maatregelen voor de ontzilting, ontharding, hardheidsstabilisatie of andere
doelmatige conditioneringsmaatregelen genomen worden om voor
de vereiste waterkwaliteit te zorgen.
Installatie- en gebruikshandleiding
6
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat niet aan de vermelde kwaliteitsvereisten voldoet, kan een duidelijk verkorte levensduur van het
apparaat veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor verantwoordelijk.
1.2.6Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige
aansluiting
▪ Installeer de verwarmingsinstallatie in overeenstemming met de
veiligheidsvoorschriften van EN12828.
▪ De aansluiting op het sanitair voor het vullen van het systeem
vanuit het drinkwaternet en bij aansluiting van een boiler moet voldoen aan de EN12897. Bovendien moet acht worden geslagen
op de vereisten van
▪ EN1717 – Bescherming tegen verontreiniging van drinkwater in
waterinstallaties en algemene eisen voor inrichtingen ter voorkoming van verontreiniging door terugstroming (Protection
against pollution of potable water installations and general requirements of devices to prevent pollution by backflow)
▪ EN61770 – Elektrische toestellen verbonden met het waterlei-
dingnet - Voorkomen van terughevelen van niet-drinkbaar water
naar het net en het falen van slangstellen (Electric appliances
connected to the water mains – Avoidance of backsiphonage
and failure of hose-sets)
▪ EN806 – Eisen voor drinkwaterinstallaties voor gebouwen
(Specifications for installations inside buildings conveying water
for human consumption)
▪ en aanvullend, de wetgeving in het land van gebruik.
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.7Brandstof
De A2F is uitsluitend bedoeld voor het gebruik van goedgekeurde
soorten stookolie (zie Hfst. 12).
1.2.8Werking
▪ A2F alleen met een gesloten ketelbekleding gebruiken.
▪ A2F alleen gebruiken als aan alle voorwaarden op de checklijst in
Hfst. 5.2 is voldaan.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
7
2 Overdracht aan exploitant en garantie
2Overdracht aan exploitant en
garantie
2.1Gebruiker wegwijs maken
▪ Instrueer de gebruiker hoe hij het verwarmingssysteem moet be-
dienen en kan inspecteren alvorens het verwarmingssysteem
wordt opgeleverd.
▪ Overhandig de gebruiker de technische documenten (op zijn minst
de gebruikshandleiding en het bedrijfshandboek) en maak de gebruiker erop attent, dat deze documenten altijd beschikbaar en in
de buurt van het apparaat dienen te worden bewaard.
▪ Documenteer de overdracht door samen met de gebruiker het bij-
gevoegde installatie- en instructieformulier in te vullen en te ondertekenen.
2.2Garantiebepalingen
De wettelijke garantievoorwaarden zijn geldig. Onze verdere van
toepassing zijnde garantiebepalingen vindt u op internet. Vraag indien nodig uw leverancier.
Recht op garantieprestaties is alleen van toepassing als aangetoond
kan worden dat de jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden als vermeld in hoofdst.9 zijn uitgevoerd.
Installatie- en gebruikshandleiding
8
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
3Productbeschrijving
3.1Opbouw en onderdelen
3 Productbeschrijving
Afb.3-1Opbouw en onderdelen - aanzicht van boven
1
Afb.3-2Opbouw en onderdelen - voor- en achteraanzicht
Afb.3-3Opbouw en onderdelen - aanzicht zonder bekleding
1
1
(1)
Legenda zie Tab. 3-1
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Afb.3-4Opbouw en onderdelen - aanzicht onderste gedeelte
Installatie- en gebruikshandleiding
1
9
3 Productbeschrijving
Afb.3-5Opbouw en onderdelen met standaarduitvoering - sche-
matische weergave (hydraulisch systeem)
Afb.3-6Opbouw en onderdelen met Ventil Kit - schematische
weergave (hydraulisch systeem)
1
1
Afb.3-7Opbouw en onderdelen met Smart start Kit - schemati-
sche weergave (hydraulisch systeem)
1
pos.Omschrijvingpos.Omschrijving
AAanzicht van voren21Circulatiepomp ver-
warming
BAanzicht van achteren 22Condensaatsifon
1Voeding ruimteverwar-
ter
9Ketelbekleding32Ventil Kit
10In de hoogte verstelba-
33Smart start Kit
re poten
11Handgrepen3UV1 /3
UV DHW
3‑weg-klep (verdeel-
klep, warm water/ver-
warmen)
12Optionele rookgasaan-
3UVB13‑weg-klep (mengklep)
sluiting
13Condenswaterafvoer-
FLSFlowsensor
leiding
(1)
Legenda zie Tab. 3-1
Installatie- en gebruikshandleiding
10
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
3 Productbeschrijving
pos.Omschrijvingpos.Omschrijving
14Doorvoer voor extern
membraanexpansievat
15Afblaasleiding van de
veiligheidsklep
16KabeldoorvoerSTBKVeiligheidtemperatuur-
17Brandertv1Temperatuursensor
18Bedieningspaneel ke-
tel
19Ketellichaam met
warmte- en geluidsisolatie
20Typeplaatje met fabri-
cagenummer
Tab.3-1Legenda bij Afb. 3-1 t/m Afb. 3-7
MAGMembraanexpansievat
(toebehoren/in het gebouw)
DSDruksensor
begrenzer
van de toevoertemperatuur
tv2Interne mengersensor
T
R
Retourtemperatuursensor
3.2Beknopte beschrijving
De A2F is een geheel vooraf gemonteerde olie-verbrandingswaarde-unit.
Werkwijze
De A2F is zo geconstrueerd dat hij van de omgevingslucht onafhankelijk gebruikt kan worden (concentrische rookgas-/toevoerluchtgeleiding). Alle rookgas transporterende delen worden omspoeld door
verbrandingslucht. De verbrandingslucht wordt door een installatieschacht of een dubbelwandige rookgasleiding door de brander rechtstreeks van buiten aangezogen. Deze werkwijze wordt door ons
aanbevolen en heeft meerdere voordelen:
▪ De verwarmingsruimte heeft geen ventilatieopening naar buiten
nodig en daardoor koelt de ruimte niet af.
▪ Laag energieverbruik.
▪ Bijkomende energiewinst in het rookgaskanaal aangezien de lucht
nodig voor de verbranding voorverwarmd wordt.
▪ Vervuilingen uit de omgeving van de brander worden niet aange-
zogen. Daardoor kan de verwarmingsruimte tegelijk als werkruim-
te, waskeuken of iets eenders worden gebruikt.
▪ De eenheid kan onder het dak geplaatst worden.
▪ Plaatsing in garages mogelijk.
Het verwarmingswater wordt eerst geheel omlaag in het ketellichaam getransporteerd. Daar wordt het via de naburige verbrandingsruimte en meerdere rvs warmetwisselaarbuizen die in het ketellichaam liggen, in de retourstroming verwarmd. Het verwarmde verwarmingswater wordt van de bovenste aansluiting van het ketellichaam naar de voorloopaansluiting van het ketelhuis getransporteerd. De rookgassen stromen na omkering van de vlam in de verbrandingskamer van boven naar beneden door de buizen van de
warmtewisselaar in het ketelhuis. In deze buizen bevinden zich turbulatoren die de warmteoverdracht op het verwarmingswater verbeteren.
Het optredende condenswater wordt via de condenswatersifon en
vervolgens via een kunststof buis in der riolering geleid. Optioneel
kan het via de als toebehoren verkrijgbare condenswaterbox geneutraliseerd worden.
Smart start-functie
Om het frequent optredende takten van de brander bij weinig warmtebehoefte van de kamerverwarming te voorkomen, is de Smart
start-functie ontwikkeld.
Als de optionele Smart start Kit (twee traploos aanstuurbare 3-weg
kleppen) in de A2F wordt gemonteerd, kan van de Smart start-functie gebruik gemaakt worden. Hierbij wordt het verzoek voor de ka-
merverwarming na een start van de brander tijdelijk via de in de boiler aanwezige warmte bediend. De Smart start-functie blijft actief tot
het volgende verzoek voor warmwaterbereiding wordt gedaan.
De Smart start-functie wordt automatisch via de regeling RoConBF
gestuurd.
Veiligheidsmanagement
Het gehele veiligheidsmanagement van de A2F wordt verzorgd door
de elektronische regeling. Bijvoorbeeld wordt bij watertekort, olietekort of bij ongedefinieerde bedrijfshoedanigheden een veiligheidsafschakeling uitgevoerd. Een desbetreffende foutmelding geeft de vakman alle noodzakelijke informatie voor het oplossen van de storing.
Elektronische regeling
Een elektronische, digitale regeling in verbinding met de „intelligente“ automatische ontsteking van de brander regelt automatisch alle
verwarmings- en warmwaterfuncties voor het directe verwarmingscircuit en een optioneel boilerlaadcircuit.
Optioneel kunnen via aangesloten mengermodules EHS157068 één
of meer gemengde circuits aangesloten en geregeld worden.
Alle instellingen, weergaven en functies worden via de geïntegreerde regeling RoConBF uitgevoerd. Het display en de bedieningselementen zorgen voor comfortabele bedieningsmogelijkheden.
Voor een beter comfort is een digitale ruimteregelaar (EHS157034)
optioneel verkrijgbaar. Die kan als afstandsbediening en als ruimtethermostaat worden gebruikt.
Via de optionele gateway (EHS157056) kan de regeling met internet
worden verbonden. Daarmee is een afstandsbesturing van de A2F
via mobiele telefoons (via app) mogelijk.
HR-techniek
De HR-techniek maakt op een optimale manier gebruik van de in de
stookolie aanwezige energie. Het rookgas wordt in de ketel – en bij
van de omgevingslucht onafhankelijk werkwijzen in het concentrische rookgassysteem – zodanig afgekoeld dat het dauwpunt wordt
onderschreden. Daardoor condenseert een deel van de bij het verbranden van de stookolie opgetreden stoom. De condensatiewarmte
wordt in tegenstelling tot lagetemperatuurketels naar de verwarming
geleid, waardoor rendementen van meer dan 100% (gerelateerd aan
de onderste verwarmingswaarde) mogelijk zijn.
Brandstof
De A2F kan met standaard- of met zwavelarme stookolie (zwavelgehalte <50ppm) worden gebruikt. Hij is voor de verbranding van
stookolie met biogene aandelen voorbereid. Bijmenging van biologische stookolie tot 10% (B10) is zonder verdere montage mogelijk.
INFORMATIE
Wij adviseren het gebruik van stookolie EL zwavelarm om
een maximaal rendement te verkrijgen en het onderhoudswerk minimaal te houden.
Condenswaterzuivering
Het bij de verbranding in een olie-HR-ketel optredende condenswater heeft bij de toepassing van stookolie die niet zwavelarm is, een
pH-waarde van 1,8–3,7. Voordat het in de riolering wordt afgevoerd, moet het geneutraliseerd worden.
De optionele condenswaterzuivering heeft de volgende functies:
▪ Verwijdering van zwevende stoffen in de bezinkingsbak
▪ Neutralisatie van het condenswater in het filtermateriaal Hydrolit-
MG
Bij de toepassing van zwavelarme stookolie kan het condenswater
meestal zonder neutralisatie naar de riolering afgevoerd worden.
Neem hiervoor de voorschriften van de plaatselijke waterbedrijven in
acht.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
11
4 Plaatsing en installatie
A
736
A
606
271
262
1360
134
263140
140
80
0
0
110
293368442516
540
50
124
R
H
≥ 40 cm
≥ 40 cm
≥ 40 cm
≥ 200 cm
CA
FG
RV
(e)
(e)
(d)
(d)
(f)
(a)
1
(a)
4
(a)
3
(b)
5
(c)
6
(a)
2
C
93
C
53
C
53
C
83
C
33
C
33
B
23
B
23P
B
33
B
53
B
53P
4Plaatsing en installatie
WAARSCHUWING
Op ondeskundige wijze geïnstalleerde apparaten kunnen
het leven en de gezondheid van personen in gevaar brengen en slecht functioneren.
▪ Plaatsing en installatie van de A2F alleen door geauto-
riseerde en opgeleide verwarmingsspecialisten.
4.1Afmetingen en aansluitmaten
4.2Plaatsingsmogelijkheden
Afb.4-1Montagematen
Pos.Omschrijving
R
H
Tab.4-1Legenda bij Afb. 4-1
Installatie- en gebruikshandleiding
12
Minimum vertrekhoogte (zie Hfst. 4.4.1)
INFORMATIE
Wij adviseren ter voorkoming van de veel afkoelverliezen
de montage van zwaartekrachtremmen SKB (toebeho-ren) of het aanbrengen van een sifon aan de aansluitleiding.
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige
gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding
worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik
van een geluidsdemper (toebehoren: DN80: E8MSD
resp. DN110:E11MSD) effectief worden gereduceerd.
INFORMATIE
Het gebruik van de A2F bij de van de omgevingslucht onafhankelijke werking met concentrische rookgas-/toevoerluchtgeleiding wordt door ons aanbevolen. Zo mogelijk deze plaatsingsvariant kiezen!
Bij beperkt van de omgevingslucht onafhankelijke werking
(gescheiden rookgas-/toevoerluchtgeleiding bij een verbindingsleiding met één wand) en bij van de omgevingslucht
afhankelijke werking met de plaatsingsruimte een ventilatieopening van ten minste 150cm2 naar buiten toe hebben.
Dientengevolge kan de opstelruimte niet in de zin van de
energiebesparingsverordening (EnEV) worden aangemerkt
als het vereiste verwarmd bouwvolume, wat nadelig is voor
de energie-evaluatie van het gebouw. Daardoor wordt de
totale energie-efficiëntie van het gebouw in de strekking
van de Europese richtlijn 2010/31/EU: EPBD minder.
De beschrijving hierna van de plaatsingsvarianten bevat
belangrijke aanwijzingen voor de betreffende mogelijke
klassificatie van de apparaten aan de hand van soort en
rookgasgeleiding (apparaattype) conform EN15035 en
CEN/TR 1749. Neem hiervoor ook Hfst. 4.2.4 en Hfst. 4.5
in acht.
Aan de beschreven SETs zijn aparte montagehandleidingen toegevoegd.
De hierna vermelde SETs zijn aanbevelingen voor de doelamtige samenstelling van noodzakelijke aparte onderdelen voor de typische plaatsingsvarianten.
4.2.1Buitenluchtaanzuiging
INFORMATIE
Bij de plaatsing van het toestel in woonvertrekken is
slechts één van de plaatsingsvarianten 1t/m 4 toegestaan.
Plaatsingsvariant 1
De A2F wordt met de concentrische LAS-verbindingsleiding SetK
op de schoorsteen of een installatieschacht aangesloten.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht door de schoorsteen
of een geïnstalleerde pijp.
▪ Gasafvoer in de open lucht middels een gasafvoerleiding door de-
zelfde buis als de luchttoevoer.
▪ Verticale minimum afstand tussen rookgasuitgang en daknok:
40cm.
▪ Apparaattype C
Plaatsingsvariant 2
De A2F staat direct onder het dak. Aansluiting met SETL.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
concentrische dubbele buis.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de buitenste
ringspleet van de dubbele buis, gasafvoering in de open lucht middels de binnenbuis.
▪ Verticale minimum afstand tussen rookgasuitgang en dakopper-
vlak: 40cm.
▪ Minimum hoogte van de rookgasleiding: 2m.
▪ Apparaattype C
93x
33x
Plaatsingsvariant 3
De A2F staat niet direct onder het dak. De dubbele buis voor de
toevoer van de verbrandingslucht en de afvoer van afvoergas gaat
door de dakconstructie.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
▪ In de buurt van de dakconstructie moet de dubbele buis voor de
toevoer van de verbrandingslucht en de rookgasafvoer door een
beschermbuis met voldoende brandweerstand geleid worden of
qua constructie van het dak gescheiden zijn.
▪ Apparaattype C
33x
Plaatsingsvariant 4
De A2F wordt met de LAS-verbindingsleiding SETK op het buitenwandsysteem SETG aangesloten.
▪ Toevoer verbrandingslucht uit de open lucht middels de ringspleet
van de dubbele buis door de buitenwand (van onderen aangezogen).
▪ Gasafvoer naar buiten met concentrische buis door de buiten-
wand en vervolgens ten minste 40cm boven het dakoppervlak.
Eenmaal buiten dient de buitenste luchtruimte als warmte-isolering van de afvoerbuis.
▪ Apparaattype C
53x
Als de doorvoering door de wand zich op een hoogte van
minder dan een meter boven het terrein bevindt, adviseren
wij om de verbrandingslucht via een afzonderlijke toevoerbuis toe te voeren (montagehoogte: ca.2m). W8ZR resp.
W11ZR
Plaatsingsvariant 5
Als de voor de geleiding van het rookgas gebruikte schacht om constructieve of goedkeuringsredenen hiervoor niet geschikt is, tegelijk
hiermee de verbrandingslucht toe te voeren, moet de verbrandingslucht via een aparte leiding aangevoerd worden.
Als hierbij de rookgasverbindingelding naar de schacht met een dubbele wand is uitgevoerd en door de verbrandingslucht wordt omspoeld, zijn er geen verdere ventilatie-eisen voor de opstelplaats.
▪ De toevoer van verbrandingslucht gebeurt van buiten via een vol-
doende dichte toevoerleiding die rechtstreeks met de concentrische buitenpijp van de verbindingsleiding is verbonden. De leiding
voor de toevoerlucht moet zo gedimensioneerd zijn dat de aan-
zuigweerstand bij een nominaal vermogen kleiner dan 50Pa
is.
▪ De verbindingsleiding tussen de A2F en de installatieschacht is
geheel concentrisch en door verbrandingslucht omspoeld uitgevoerd.
▪ Apparaattype C
, C
53x
83x
INFORMATIE
De A2F is principieel geschikt voor de plaatsing en de
werking in garages. Voorwaarden hiertoe zijn echter:
▪ bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht,
▪ de bedieningshandleiding is in een bestendige uitvoe-
ring op een goed zichtbare plaats in de buurt van het
apparaat beschikbaar,
▪ ter plaatse is een beveiliging voor de gehele installatie
aangebracht tegen mechanische beschadiging (auto’s!), bijv. beugels of stootbalken.
▪ Duurzaam tegen vorst beveiligd.
Plaatsingsvariant 7 (zonder afbeelding)
Indien door de plaatselijke bepalingen toegestaan, kan de A2F met
SETW2 met horizontale rookgasafvoer aangesloten worden.
▪ Toevoer verbrandingslucht en afvoer van afvoergas middels een
concentrische dubbele buis.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
13
4 Plaatsing en installatie
▪ Toevoer verbrandingslucht vanuit de open lucht via de buitenste
ringspleet van de dubbele buis (ingang aanvoerlucht via aanzuigrooster van de wanddoorvoer), gasafvoering in de open lucht mid-
dels de binnenbuis.
▪ Minimum hoogte van de rookgasleiding: 2m
▪ Neem de plaatselijke voorschriften voor minimum afstanden van
ramen en andere openingen in het gebouw in acht!
▪ Apparaattype C
13x
4.2.2Bedrijf voorwaardelijk onafhankelijk van
omgevingslucht
Alternatief voor plaatsingsvariant 5
De A2F wordt met apart geleide toevoer-/rookgasleidingen gebruikt
(2-buis-systeem).
▪ Toevoer verbrandingslucht van buiten via een voldoende dichte
luchttoevoerleiding door de buitenwand. De leiding voor de toe-
voerlucht moet zo gedimensioneerd zijn dat de aanzuigweer-
stand bij nominale prestatie kleiner dan 50Pa is.
▪ De rookgasafvoer naar buiten gebeurt door de schoorsteen of
door een installatieschacht. Als de verbindingsleiding tussen de
A2F en de installatieschacht met één wand of niet geheel om-
spoeld door verbrandingslucht wordt uitgevoerd, is er een ventila-
tieopening naar buiten van ten minste 150cm2 vereist.
Door geschikte maatregelen moet ervoor worden gezorgd dat de
brander bij een gesloten ventilatieopening niet gebruikt kan wor-
den.
▪ De installatieschacht waarin de rookgasleiding ligt, moet van ach-
teren geventileerd worden. Hiervoor moet in het onderste gedeelte
een ventilatieopening van ten minste 150cm2 aanwezig zijn.
De dwarsdoorsnede voor deze installatieschacht moet zo gedi-
mensioneerd zijn dat tussen buitenwand van de rookgasleiding
en de binnenkant van de installatieschacht de volgende mini-
mum afstand wordt aangehouden:
▪ bij een rechthoekige schachtdoorsnede: 2cm
▪ bij een ronde schachtdoorsnede: 3cm.
De ventilatieopening mag zich niet in ruimtes bevinden waarin een
vacuüm wordt gemaakt (bijv. door gecontroleerde woningsventila-
tie, droogtrommel enz.).
▪ Apparaattype C
, C
53x
83x
4.2.3Buitenluchtaanzuiging
Plaatsingsvariant 6
De A2F kan ook afhankelijk van de omgevingslucht worden aangesloten. Hierbij wordt de inwendige rookgasleiding (kunststof aansluiting Ø80mm) van de comcentrische lucht-rookgas-aansluiting op
de rookgasleiding aangesloten. Het apparaat zuigt de verbrandingslucht door de ringspleet in de mantelbuis uit zijn omgeving aan.
Voor de rookgasafvoer naar buiten, de schachtdimensionering en de
ventilatie van achteren gelden dezelfde voorwaarden als in
Hfst. 4.2.2. Een ventilatieopening naar buiten van ten minste
150cm2 is beslist noodzakelijk.
▪ Apparaattype B23, B
INFORMATIE
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige
gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding
worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik
van een geluidsdemper (DN80: E8MSD resp. DN110:E11MSD) effectief worden gereduceerd.
, B33, B53, B
23P
53P
4.2.4Aanvullende aanwijzingen voor
apparaattype conform CEN/TR1749
INFORMATIE
Wij adviseren principieel om de A2F onafhankelijk van de
omgevingslucht (apparaattype C) en met concentrische
lucht-/rookgas-geleidingen te installeren (zie Hfst. 4.2.1).
Andere toegestane toepassingen van de luchttoevoer en
rookgasafvoer zijn in deze handleiding niet nader beschreven.
Bijzondere eisen die voor soortgelijke systemen conform
EN15035 van toepassing zijn, worden hierna genoemd.
C13:
▪ horizontale uitmondingen rookgasafvoer en -toevoer
▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm
C33:
▪ verticale uitmondingen rookgasafvoer en -toevoer
▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm
▪ Afstand van de uitmondingniveaus <50cm
C43:
▪ Aansluiting van meer dan één apparaat op een gemeenschappe-
lijk lucht-/rookgassysteem dat bestanddeel van het gebouw is
▪ verticale uitmonding rookgasafvoer en -toevoer
▪ Uitmondingen binnen een vierkant van 50cmx50cm
▪ Afstand van de uitmondingniveaus <50cm
▪ Geschikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat bij
de aanvoer van rookgas in het gemeenschappelijke lucht-/rook-
gassysteem onderdruk heerst. Het rookgas moet met een natuur-
lijke trek worden afgevoerd.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Condenswaterafvoer uit het gemeenschappelijke lucht-/rookgas-
systeem mag niet door het apparaat worden afgeleid.
C53:
▪ verticale uitmonding rookgasafvoer
▪ Uitmonding luchttoevoer in verschillende drukbereiken mogelijk.
▪ Uitmondingen mogen niet aan tegenoverliggende muren van het
gebouw geïnstalleerd worden.
C63:
▪ Aansluiting op een apart goedgekeurd en aangeboden rookgas-/
luchtsysteem, indien door nationaal recht toegestaan.
▪ Daarmee kunnen alle andere voor apparaattype C beschreven in-
stallatievormen uitgevoerd worden, als aan de voorwaarden van
de betreffende installatievorm is voldaan.
▪ Indien de dimensies van het toegepaste systeem afwijken van het
in deze handleiding beschreven systeem (zie Hfst. 4.5.1), is er
een geschikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het leidingen-
stelsel:
▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 voldaan
▪ Condenswaterafvoer in het apparaat bij enkele toewijzing toe-
gestaan, bij meervoudige toewijzing niet toegestaan.
▪ Maximale temperatuur verbrandingslucht: 60°C
▪ Maximaal toegestaan rookgasrecirculatiedebiet onder windom-
standigheden: 10%
C83:
▪ Aansluiting van één of meer apparaten op een vacuüm-rookgas-
systeem die bestanddeel van het gebouw is.
Installatie- en gebruikshandleiding
14
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
▪ verticale uitmonding rookgasafvoer
▪ Luchttoevoer via bijbehorende tweede leiding 1.
▪ Uitmonding luchttoevoer in verschillende drukbereiken mogelijk.
▪ Geschikte berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat
bij de aanvoer van rookgas in dit rookgasafvoersysteem onderdruk heerst.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van het rookgasaf-
voersysteem:
▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 (behalve drukklasse) vol-
daan.
▪ Condenswaterafvoer in het apparaat bij enkele toewijzing toe-
gestaan, bij meervoudige toewijzing niet toegestaan.
C93:
▪ als C33, echter
▪ aansluiting van de luchttoevoerleiding op een aanwezige verticale
schacht (bijv. schoorsteen) die bestanddeel van het gebouw is.
▪ De dwarsdoorsnede voor deze installatieschacht moet zo gedi-
mensioneerd zijn dat tussen buitenwand van de rookgasleiding
en de binnenkant van de installatieschacht de volgende mini-mum afstand wordt aangehouden:
▪ bij een rechthoekige schachtdoorsnede: 2cm
▪ bij een ronde schachtdoorsnede: 3cm
B23:
▪ Rookgasleiding zonder stromingsbeveiliging - vacuümwerking
▪ Eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van de rookgaslei-
ding:
▪ Minimum eisen conform Hfst. 4.5.1 voldaan.
▪ Uitmonding rookgasafvoer naar buiten
▪ Toevoerlucht direct vanuit de plaatsingsruimte van het apparaat
(zie Hfst. 4.2.3).
▪ Als de dimensionering van de rookgasleiding van de in deze
handleididng beschreven dimensionering afwijkt, is er een ge-
schikt berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
B
:
23P
▪ als B23, maar overdrukwerking
B33:
▪ Aansluiting van meer dan één apparaat op een gemeenschappe-
lijk rookgassysteem (vacuüm-rookgasschacht).
▪ Verticale uitmonding rookgasafvoer.
▪ Toevoerlucht direct vanuit de plaatsingsruimte van het apparaat
(zie Hfst. 4.2.3).
▪ Geschikte berekend bewijs van dimensionering noodzakelijk dat
bij de aanvoer van rookgas in dit rookgasafvoersysteem onder-
druk heerst.
▪ Zie voor gegevens voor de berekening van de dimensionering
Hfst. 14.1.
▪ Onder overdruk staande onderdelen van de verbindingsleiding
moeten als concentrisch leidingenstelsel worden gelegd.
B53:
▪ als B33, echter aansluiting op bijbehorende rookgasafvoerleiding
inclusief rookgasuitmonding.
B
:
53P
▪ als B53, maar overdrukwerking.
Afstanden van houders en verschuiving
De afstand van de houders van de rookgasleiding mag verticaal
maximaal 2m zijn.
Horizontaal moeten de houders van de verbindingsleidingen zo dicht
bij elkaar aangebracht worden dat er geen helling omlaag gevormd
kan worden waarin condenswater opgestuwd kan worden.
Als er in het verticale gedeelte van de rookgasleiding een verschuiving noodzakelijk is, mag de grootste hoek niet groter zijn dan 45°.
Bij een buiten liggende installatie mag de hoogte boven de laatste
houder niet groter zijn dan 1,5m.
4.3Transport en bezorging
WAARSCHUWING
De A2F kan beschadigd worden door hem aan de bekleding op te tillen of te verschuiven.
▪ De A2F alleen met gedemonteerde bekleding met
twee personen aan de hiervoor bedoelde handgrepen
in de achterwand van het apparaat en aan het ketelframe dragen.
De A2F wordt op een pallet aangeleverd. Alle transportmiddelen
voor de werkvloer, zoals vorkheftruck en steekwagen zijn geschikt
voor het vervoer.
Als de luchttoevoer eerst als rookgasleiding of schoorsteen van een stooksysteem met olie of vaste stoffen werd gebruikt, moet hij vóór het gebruik als luchttoevoerleiding worden gereinigd.
De opstelplaats van de A2F moet aan de volgende minimum eisen
voldoen (zie ook Hfst. 1.2.3).
Opstelhoogte
▪ De onderkant van de condensaatwateraansluiting aan het appa-
raat dient hoger gelegen te zijn dan de afloophoogte van de condensafvoerslang, omdat anders condenswater in de afvoer opgestuwd kan worden. Indien nodig een voetstuk installeren.
▪ Kleine oneffenheden van het plaatsingsoppervlak kunnen met de
in hoogte verstelbare poten gecompenseerd worden (zie
Hfst. 4.4.2).
Plaatsingsoppervlak
▪ De ondergrond moet vlak en glad zijn en voldoende draagkracht
van de ondergrond van 500kg/m² exclusief veiligheidstoeslag
hebben. Zo nodig een voetstuk installeren.
▪ Opstelmaten in acht nemen (zie Hfst. 4.1).
Plaatsingsruimte
▪ Bij bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht (gebruik van het con-
centrische lucht-/afvoergassysteem) worden geen bijzondere eisen aan de ventilatie van de plaatsingsruimte gesteld.
▪ Bij voorwaardelijk van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf en bij
omgevingslucht afhankelijk bedrijf dient in de opstellingsruimte
een ventilatieopening naar buiten van tenminste 150cm2 aanwezig te zijn. Als de rookgasleiding door een installatieschacht naar
buiten leidt, moet die van achteren worden geventileerd (zie
Hfst. 4.2.2).
▪ Bij van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf dient de plaatsings-
ruimte vrij te zijn van agressieve dampen (bijv. haarspray, perchloorethyleen, tetrakoolstoffen), grote hoeveelheden stof en hoge
luchtvochtigheid (zoals in keukens of wasruimtes).
▪ De plaatsing buiten is niet toegestaan.
▪ De plaatsing in een explosiegevaarlijke omgeving is niet toege-
staan.
▪ De elektronische regeling mag nooit blootgesteld worden aan
weersinvloeden.
▪ De A2F moet op een vorstvrije locatie worden geplaatst.
INFORMATIE: OPSLAG STOOKOLIE IN DE PLAATSINGSRUIMTE
Het bouwvoorschrift veroorlooft normaal gesproken (afhankelijk van de brandverordening in het land) een opslag van
stookolie van maximaal 5000 liter in de plaatsingsruimte
toe, mist het gebouw aan gebouwklasse 1 is toegewezen
en de plaatsingsruimte geen verblijsfvertrek is.
Plaatsing op zolder
Als de A2F op zolder wordt geplaatst en de olie in eronder liggende
ruimtes wordt opgeslagen, is de oliepomp van de brander normaal
gesproken niet voldoende. Als de onderdruk aan de zuigkant de
waarden van 0,4bar overschrijdt moet de olie met een aparte pomp
naar de brander getransporteerd worden. Wij adviseren met klem
om een zuigaggregaat toe te passen.
Om storingen bij de start of tijdens de werking van de brander te vermijden, moet de minimumhoogte van de rookgasafvoerleiding2m bedragen.
Installatie- en gebruikshandleiding
16
Olieverbrandingsketel A2 F
Daikin A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
4 Plaatsing en installatie
WAARSCHUWING
Bij toepassing van een drukaggregaat kan er bij storingen
olie vrijkomen. Vrijkomende olie kan ernstige schade aan
het milieu toebrengen.
▪ Plaats de ketel in een dichte bak en beveilig die met
een vlotterschakelaar (aansluiting via extra stekkerrail).
▪ Gebruik uitsluitend een filterbak van metaal (nooit van
plexiglas).
Opstelling in garages
Indien de plaatselijke voorschriften een verwarmingsketel in garages
niet algemeen verbieden is de A2F principieel geschikt voor de
plaatsing en de werking in garages. Voorwaarden hiertoe zijn echter:
▪ bedrijf onafhankelijk van omgevingslucht,
▪ de bedieningshandleiding is in een bestendige uitvoering op een
goed zichtbare plaats in de buurt van het apparaat beschikbaar,
▪ ter plaatse is een beveiliging voor de gehele installatie aange-
bracht tegen mechanische beschadiging (auto’s!), bijv. beugels of
stootbalken.
▪ Duurzaam tegen vorst beveiligd.
Oppervlaktetemperaturen, minimum afstand
▪ Licht ontvlambare en licht brandbare stoffen principieel niet in de
buurt van de A2F opslaan of gebruiken (minimum afstand 1m).
▪ Wij adviseren om bij de plaatsing van het apparaat de op Afb. 4-4
beschreven minimum afstanden t.o.v. muren en plafonds aan te
houden, om onderhouds- en reparatiewerkzaamheden te kunnen
uitvoeren zonder overmatige montagekosten en -inspanningen.
▪ Bij de inbouw in een nis kan de A2F aan de linkerkant direct te-
gen de muur van de nis geplaatst worden, als het oppervlak voor
de A2F vrij toegankelijk is.
4.4.2Apparaat plaatsen
Voorwaarde
▪ De opstelplaats voldoet aan de nationale voorschriften en aan de
in Hfst. 4.4.1 beschreven minimum eisen.
Plaatsing
1 Verpakking geheel verwijderen (ook de randbescherming) en mi-
lieuvriendelijk afvoeren.
2 A2F op de opstelplaats neerzetten. Til of verschuif het apparaat
uitsluitend aan de hiervoor bedoelde handgrepen.
3 A2F zo positioneren dat er zonder belemmeringen aan de aan-
sluitpunten van de olieslangen resp. de montagepositie van de
gelegde verwarmingsleidingen en de rookgasleiding gewerkt kan
worden.
4 Horizontale stand en juiste plaatsingshoogte van de A2F contro-
leren. Kleine oneffenheden kunnen met vier in de hoogte verstelbare poten worden gecompenseerd.
Hoogteverstelling
Afb.4-4Minimum afstanden voor de plaatsing
Pos.Omschrijving
R
H
aMinimum muurafstand aan de zijkant: 0,50m
Tab.4-4Afmetingen minimum afstanden
▪ Door zijn constructie kunnen bij bedrijf onafhankelijk van de omge-
vingslucht met nominaal vermogen aan geen enkel onderdeel van
het apparaat behalve de bekleding ervan temperaturen >70°C
optreden. Daarom wordt er geen minimumafstand tot objecten van
brandbaar materiaal voorgeschreven.
▪ Bij beperkt van omgevingslucht onafhankelijk bedrijf (gescheiden
rookgas-/aanvoerluchtgeleiding) en bij van omgevingslucht afhankelijk bedrijf dient een afstand van ten minste 50mm bewaard te
blijven tussen de rookgasleiding en brandbare objecten.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Minimum vertrekhoogte: 1,80m
Afb.4-5In de hoogte verstelbare poten
▪ De hoogte van de A2F aan de schroef met een binnenzeskant
maat 5mm of een muilsleutel maat 17mm aanpassen.
4.5Lucht-/rookgasafvoersysteem
(LAS)
4.5.1Algemene aanwijzingen voor het
rookgasafvoersysteem
GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Door vrijkomend rookgas in gesloten vertrekken die niet
voldoende geventileerd zijn kan er vergiftigingsgevaar
optreden.
▪ Afhankelijk van de plaatsingsvariant moet er voor de
voorgeschreven ventilatie van achteren worden gezorgd (zie Hfst. 4.2).
Installatie- en gebruikshandleiding
17
4 Plaatsing en installatie
Noodzakelijke voorwaarden
Voor de uitvoering en dimensionering van het rookgasafvoersysteem
moeten de geldige brandbeschermingsverordening en de nationale
voorschriften en EN15287 in acht worden genomen.
Principieel kan voor het rookgasafvoersysteem iedere rookgasleiding conform EN14471 met CE-keuring worden gebruikt die aan de
volgende minimum eisen voldoet:
▪ Geschikt voor stookolie.
▪ Geschikt voor rookgastemperaturen van ten minste 120°C (tem-
peratuurklasse T120 of hoger).
▪ Geschikt voor een overdruk van ten minste 200 Pa (drukklasse P1
De eigenschappen van het rookgassysteem moeten op het geïnstalleerde apparaat zichtbaar zijn (typeplaatje in de plaatsingsruimte).
Voor de installatie van het rookgas en toegevoerde lucht transporterende systeemcomponenten of de bevestigingen ervan, moeten de
betreffende montagehandleidingen in acht worden genomen.
▪ Iedere rookgasleiding moet voor controle en instelling van de
verbrandingswaarden met een geschikte testadapter worden
gemonteerd. De LAS-bouwsets bevatten telkens een testadapter
(D8PA)
▪ Afhankelijk van de plaatselijke bouwvoorschriften moeten op de
noodzakelijke punten inspectiecomponenten worden gemonteerd.
Aansluittypen
▪ Aan de zijkant of naar achteren (SETK)
▪ Directe dakdoorvoer (SETL)
▪ Recht, direct naar achteren (SETH), optionele aansluiting aan de
achterkant van het apparaat
Zie voor verdere details en aansluitmaten voor de drie varianten van
de rookgasaansluiting Hfst. 4.5.3.
Inbouwplaats en leidinghoogte
▪ De maximaal toegestane rookgastegendruk is 200Pa. Het druk-
verlies in de toevoerleiding mag niet groter zijn dan 50Pa.
▪ Inschuifhoek van de rookgaspijp in de schoorsteen of installatie-
schacht: ten minste 3°.
▪ Horizontale onderdelen in de verbindingsleiding vermijden of zo
kort mogelijk uitvoeren.
▪ Stijging voor horizontale onderdelen van de rookgasleiding: ten
minste 3°. Zodat condenswater onbelemmerd kan wegstromen
zijn tegenhellingen in de gehele rookgasleiding niet toegestaan.
▪ Wanneer meer dan 3 buigingen van >45° nodig zijn voor de rook-
gasleiding, wordt de maximaal toelaatbare hoogte ervan met ten
minste 1m per buiging verminderd (indien nodig rookgas bere-
kenen).
▪ Bij een verlenging van het horizontale verbindingsdeel tot meer
dan 2m, wordt de maximaal toelaatbare hoogte met precies de-
zelfde lengte verminderd.
▪ In horizontale verbindingsstukken mogen geen flexibele rookgas-
leidingen toegepast worden.
▪ Rechte buistrajecten moeten met een afstand van <2m met ge-
schikte muurhouders worden bevestigd. Binnen verticale schach-
ten moeten geschikte afstandhouders worden gebruikt.
Weerstand van het rookgasafvoersysteem
Voor een veilige start van de brander en stabiele instelwaarden is
een minimum weerstand in de rookgasleiding noodzakelijk.
1 Brander inschakelen (zie Hfst. 14.2).
2 De weerstand met een verschildrukmeettoestel aan het rookga-
smeetstuk tussen rookgas- en toevoerlucht-meetopening meten
(verschildruk bij alle A2F ten minste 0,2mbar).
è
Als de verschildruk bij een maximum toerental van de branderventilator niet wordt bereikt, moet er een geluidsdeper worden
gemonteerd (E8MSD)
De Tab. 4-5 toont de maximaal toegestane hoogte van de rookgasleiding zodat de A2F binnen het gedeelte van het nominale vermogen gebruikt kan worden.
Plaatsingsvariant
(conform Afb. 4-2)
Max. toegestane hoogte van de rookgaslei-
ding DN80
A2F 18HA2F 24HA2F 32H
2
11
43
51
61
3
2
3
3
2
2
2
81218
101420
101420
7710
252525
252525
Tab.4-5Maximaal toegestane hoogte van de rookgasafvoerlei-
ding in m
Ingeval van beperking van het vermogensbereik kan een nieuwe berekening van de maximaal toelaatbare hoogte van de gasafvoerleiding noodzakelijk zijn. De kengetallen voor de berekening van de
rookgassen staan vermeld in Afb. 4-6 en Hfst. 14.
Afb.4-6Rookgasdebiet naar gelang branderbelasting (alle types)
pos.Omschrijving
m
AG
Rookgasdebiet
PBranderbelasting
Tab.4-6Legenda bij Afb. 4-6
Het rookgasdebiet is afhankelijk van het brandervermogen van de
A2F.
4.5.2Rookgasleiding aansluiten
INFORMATIE
De uitvoerende technici dienen hun werkzaamheden voor
de aanvang ervan met het plaatselijke schoorsteenvegersbedrijf te coördineren. Ook voor gebieden waar dit niet
wettelijk is voorgeschreven, bevelen wij aan de werkzaamheden van het schoorsteenvegersbedrijf op een formulier
te documenteren.
Voorwaarden
▪ Het rookgasafvoersysteem voldoet aan de in Hfst. 4.5.1 vermelde
eisen.
(1)
Schachtdiameter bij DN80: 135mm x 135mm
(2)
Met een horizontale verbindingsleiding van 2m lang en een 87° ombuiging is rekening gehouden
▪ Het rookgasafvoersysteem voldoet ook aan eventuele meer uitge-
breide nationale of regionale veiligheidsvoorschriften.
▪ De A2F is correct geplaatst.
Aansluiting
INFORMATIE
Wij adviseren het gebruik van de bijbehorende LAS-bouwsets (zie Hfst. 4.5.3). Deze voldoen aan alle eisen en zijn
bovendien uitgevoerd met speciale zuurbestendige pakkingen.
Voor de installatie van het rookgas en toegevoerde lucht
transporterende systeemcomponenten of de bevestigingen
ervan, moeten de betreffende montagehandleidingen in
acht worden genomen.
1 A2F op de opstelplaats op het rookgasafvoersysteem aanslui-
ten (Afb. 4-1).
2 Typeplaatje van de rookgasafvoerleiding aanbrengen in de
plaatsingsruimte.
INFORMATIE
Door resonantie in het rookgassysteem kan in sommige
gevallen het geluid bij de uitmonding van de rookgasleiding
worden versterkt. Het geluidsvolume kan door het gebruik
van een geluidsdemper (E8MSD resp. E11MSD) effectief
worden gereduceerd.
Afb.4-7Aansluitmaten rookgasleiding
Pos.Omschrijving
AAansluiting aan ketelzijde
BAansluiting aan rookgas
Tab.4-7Legenda bij Afb. 4-7
AansluitzijdeAansluitingAansluitingsmaat in
mm
A Aan ketelzijdeA1 Rookgas DN 80
mof
A2 Luchttoevoer DN
125 mof
B Aan de zijde van
B1 Rookgas DN 80Inwendige diameter
de gasafvoer
B2 Luchttoevoer DN
125
Inwendige diameter
+0,8
=80,4
Inwendige diameter
-0,5
=127,0
+0,3
=80,0
Inwendige diameter
+0,3
=126,0
Tab.4-8Aansluitmaten LAS-aansluiting van de A2F
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
19
4 Plaatsing en installatie
130
10080
215
014
009
004
013
003
002
015
016
017
040
(PA)
040
(PA)
039052031050
038052050
1335
1835
041
040
(PA)
038
3696
082
(3x)
094
(3x)
081
090
101103
252
WA
215
088
098
1)
2)
WA
094 W8 WH 40-60 mm
( 155079.0059)
095 W8 WHV14 43-137 mm
( 155079.0087)
096 W8 WHV23 137-231 mm
( 155079.0088)
097 W8 WHV32 231-325 mm
( 155079.0089)
091 W8 WKV15 55 - 147 mm
( 155079.0084)
092 W8 WKV24 147 - 239 mm
( 155079.0085)
093 W8 WKV33 239 - 331 mm
( 155079.0086)
*Indien nodigWHWanndhouder
PATestadapterWHVVerlenging voor wandhouder
RRInspectiepijpWKVVerlenging voor buitenwandconsole
SDSchuine dakafdekkingZRLuchttoevoerbuis (montagehoogte voor luchttoevoerin-
gang ≥1m boven terrein)
FDVlakke dakafdekkingWAWandafstand
MSDGeluidsdemper
Tab.4-9Legenda bij rookgassysteem bouwsets
Aanvullende bouwsets
▪ Rookgasaansluiting op een schachtsysteem (vaste rookgasleiding
SET-E of flexibele rookgasleiding SET-O)
▪ Rookgasaansluiting voor buitenwandleiding (SET-G)
Indien nodig moeten er extra noodzakelijke concentrische LAS-buizen voor grotere dak- of plafondhoogtes, eenwandige PP-buizen
voor ovenhoogtes van meer dan 10m of extra toebehoren worden
besteld.
De getallen met drie cijfers dienen voor het vinden van de afzon-
derlijke onderdelen op de -prijslijst.
4.6Wateraansluiting
De aansluitingen van de A2F bevinden zich boven op het apparaat.
Optioneel kan er een Ventil Kit of een Smart start Kit in de ketel worden gemonteerd om een boiler aan te kunnen sluiten.
Belangrijke opmerkingen
VOORZICHTIG
Als de A2F op een verwarmingssysteem wordt aangesloten waarin buizen, stalen verwarmingselementen of niet
tegen diffusie beveiligde buizen voor vloerverwarming
voorkomen, is het mogelijk dat slib, spaanders of vijlsel in
het ketellichaam terechtkomen en verstopping, plaatselijke oververhitting en corrosieschade veroorzaken.
▪ Toevoerleidingen voor het vullen van het apparaat
spoelen.
▪ Het warmtedistributienet doorspoelen (in een bestaand
verwarmingssysteem).
▪ Vuilfilter of slijkafscheider inbouwen in de retour van de
verwarmingsinstallatie (zie Hfst. 1.2.6).
VOORZICHTIG
Het binnendringen van lucht in het verwarmingswatersysteem en een kwaliteit van het verwarmingswater die niet
aan de eisen in Hfst. 1.2.5 voldoet, kan corrosie veroorzaken. Hierbij optredende corrosieproducten (deeltjes) kunnen pompen en kleppen verstoppen en functiestoringen
veroorzaken.
▪ Apparaten mogen niet met diffusie-open flexibele lei-
dingen worden aangesloten.
INFORMATIE
Conform EN12828 moet er een veiligheidsklep aan of in
de buurt van de warmteopwekker gemonteerd worden
waarmee de maximaal toegestane bedrijfsdruk in het verwarmingssysteem kan worden beperkt. Tussen warmteopewekker en veiligheidsklep en mag zich geen hydraulische afsluitarmatuur bevinden.
Eventueel vrijkomende stoom of verwarmingswater moet
via een afvoerleiding met geschikte en continue helling
vorstveilig, gevaarloos en zichtbaar afgevoerd kunnen worden.
Een geschikt veiligheidsventiel is geïntegreerd in de A2F
(zie Afb. 3-4, pos.29). De als transparante slang uit de ketel geleide rookgasleiding moet in het gebouw al verlengd
en op de riolering aangesloten worden.
Op de A2F moet een vodoende gedimensioneerd en voor
het verwarmingssysteem vooraf ingesteld membraanexpansievat worden aangesloten dat als toebehoren verkrijgbaar is. Tussen warmteopewekker en membraanexpansievat en mag zich geen hydraulische afsluitarmatuur bevinden.
Als het membraanexpansievat buiten de A2F wordt aangeloten, moet de aansluiting in het apparaat (Afb. 3-3 en
Afb. 3-4, pos. 25) in het gebouw afgedicht worden.
4.6.1Hydraulische leidingen aansluiten
1 Hydraulische aansluitingen op de A2F aansluiten.
▪ Voorgeschreven aanhaalmoment in acht nemen.
▪ Wateraansluiting voor het vullen of bijvullen van het verwar-
mingssysteem conform EN1717/EN61770 uitvoeren zodat een
verontreiniging van het drinkwater door recirculatie veilig wordt
voorkomen.
INFORMATIE
De A2F is met een druksensor uitgevoerd. De installatiedruk wordt elektronisch bewaakt en kan worden weergegeven wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Toch raden wij aan om bijv. tussen A2F en membraanexpansievat een mechanische manometer te installeren.
▪ Monteer deze manometer zo, dat deze bij het vullen
goed zichtbaar is.
Daikin A2 F
Olieverbrandingsketel A2 F
008.1546499_03 – 07/2019 – NL
Installatie- en gebruikshandleiding
21
Loading...
+ 47 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.