Hartelijk dank dat u hebt gekozen voor de E3000 High
Performance Wireless-N router van Linksys. Met de router hebt
u toegang tot internet via een draadloze verbinding of via een
van de vier geschakelde Gigabit Ethernet-poorten. Met de
ingebouwde -Storage Link kunt u eenvoudig een groot aantal
Gigabytes aan opslagruimte aan uw netwerk toevoegen met
USB 2.0-vaste schijven, of een USB-flashstation aansluiten voor
toegang tot uw gegevensbestanden op draagbare apparaten.
Met de ingebouwde mediaserver kunt u muziek, video's en
foto's vanaf het aangesloten opslagapparaat naar elke UPnPcompatibele- media-adapter of mediaspeler streamen. Verder
biedt de gateway de nodige beveiligingsfuncties waarmee u uw
gegevens en uw privacy kunt beschermen als u online werkt.
Deze beveiligingsfuncties omvatten een WPA2-beveiliging
(Wi-Fi Protected Access 2), waarmee de gegevens op uw
draadloze netwerk worden versleuteld; een SPI-firewall (Stateful
Packet Inspection) die onrechtmatige toegang tot uw router
helpt voorkomen; en de NAT-technologie (Network Address
Translation) voor een verbeterde netwerkbeveiliging door een
gedeelde internettoegang van uw computers via een enkel,
openbaar IP-adres internet. (IP staat voor Internet Protocol.)
Met Cisco Connect, het softwareprogramma dat wordt
geïnstalleerd als u de inbegrepen cd start, is de installatie en het
gebruik van de router heel eenvoudig. Voor een geavanceerde
configuratie van de router kunt u het browsergebaseerdehulpprogramma gebruiken.
Voor meer draadloze bandbreedte kan de router twee simultane
maar aparte Wireless-N netwerken maken, één met behulp van
de 5GHz-band en één met behulp van de 2,4GHz-band. U kunt
dan bijvoorbeeld het Wireless-N 2,4GHz-netwerk gebruiken
voor internet, e-mail en afdrukken, terwijl u het minder drukke
Wireless-N 5GHz-netwerk vrij houdt voor -tijdsintensief verkeer
zoals muziek, games en -HD-video. Zie “Simultane netwerken”
op pagina 9 voor meer informatie. Met de functies voor
gasttoegang kunt u gasten in uw huis internettoegang verlenen,
zonder dat zij toegang hebben tot uw lokale netwerk.
Bovenkant
1, 2, 3, 4 (groen/blauw) dit zijn genummerde
LED's die overeenkomen met de genummerde
poorten op het achterpaneel van de router. Ze
worden gebruikt voor twee doeleinden. Als het LEDlampje ononderbroken brandt, is de router via de
bijbehorende poort met een apparaat verbonden.
Het LED-lampje knippert om aan te geven dat er
netwerkactiviteit plaatsvindt over die poort. De LED
licht groen op wanneer de poort is verbonden met
een Gigabit-poort en licht blauw op wanneer de
poort is verbonden met een 10/100-poort.
De knop Wi-Fi Protected Setup Als u
clientapparaten, zoals een WLAN-adapter, hebt
die Wi-Fi Protected Setup ondersteunen, kunt u
de knop Wi-Fi Protected Setup gebruiken om de
WLAN-beveiliging voor uw draadloze netwerk(en)
automatisch te configureren.
Als u Wi-Fi Protected Setup wilt gebruiken, raadpleegt
u “Wi-Fi Protected Setup” op pagina 11.
Wireless (Draadloos) (blauw) De LED Wireless
(Draadloos) gaat branden als er een draadloze
verbinding tot stand is gebracht. Het LED-lampje
knippert wanneer de router gegevens verzendt of
ontvangt via het netwerk.
Internet (groen/blauw) De LED Internet gaat
branden als er een verbinding tot stand is gebracht
via de internetpoort. Het LED-lampje knippert
wanneer er netwerkactiviteit op de internetpoort is.
De LED licht groen op wanneer de poort is verbonden
met een Gigabit-poort en licht blauw op wanneer de
poort is verbonden met een 10/100-poort.
USB (blauw) De LED USB gaat branden als er een
USB-apparaat wordt aangesloten. Het LED-lampje
knippert wanneer dit apparaat gegevens verzendt of
ontvangt.
Power (Voeding) (blauw) De LED Power (Voeding)
brandt wanneer de router wordt ingeschakeld.
Wanneer de router tijdens het opstarten de
zelfdiagnostische routine doorloopt, knippert
dit LED-lampje. Wanneer de diagnostische test is
voltooid, blijft het LED-lampje continu branden.
High Performance Wireless-N router
Achterkant
USB Port (USB-poort) Een USB-opslagapparaat kan
op de USB-poort worden aangesloten.
Internet Met behulp van een Ethernetkabel (ook
wel een netwerk- of internetkabel genoemd) brengt
de internetpoort een verbinding tot stand tussen de
router en uw internetverbinding, meestal een kabelof een DSL-modem (Digital Subscriber Line).
4, 3, 2, 1 Met behulp van Ethernetkabels kunt u
deze Ethernetpoorten van de router aansluiten op
computers in uw bekabelde netwerk en op andere
Ethernetnetwerkapparaten.
12VDC
Internet
USB
Ethernet4321
Reset
Power
1
Linksys E3000Hoofdstuk 1: Productoverzicht
Reset De fabrieksinstellingen van de router kunnen
op twee manieren worden hersteld. U kunt ongeveer
vijf seconden lang op de knop Reset drukken of de
standaardwaarden herstellen vanuit het scherm
Administration (Administratie) > Factory Defaults
(Fabrieksinstellingen) in het browsergebaseerde
hulpprogramma van de router (zie
“Administration (Administratie) > Factory Defaults
(Fabrieksinstellingen)” op pagina 32).
Aan/uit-schakelaar Druk op I om de router in te
schakelen. Druk op O om de router uit te schakelen.
Power (Voeding) Op de poort Power (Voeding)
wordt de meegeleverde netstroomadapter
aangesloten.
Horizontale plaatsing
De router heeft vier rubberen voetjes op het onderpaneel. Plaats
de router op een vlak oppervlak in de buurt van een stopcontact.
Wandmontage
Het onderpaneel van de router beschikt over twee sleuven voor
wandmontage. De afstand tussen de sleuven is 175,56 mm.
Er zijn twee schroeven nodig om de router te bevestigen.
Aanbevolen bevestigingsmaterialen
2,5 - 3,0 mm
4 - 5 mm1 - 1,5 mm
OPMERKING: Cisco is niet verantwoordelijk
voor schade die het gevolg is van ondeugdelijke
bevestigingsmaterialen.
Volg onderstaande instructies:
1. Bepaal waar u de router wilt bevestigen. Controleer of de
wand vlak, glad, droog en stevig is. Controleer ook of er een
stopcontact in de buurt van de gekozen locatie is.
2. Boor twee gaten in de wand. De afstand tussen de gaten
moet 175 mm zijn.
3. Draai een schroef in elk gat en laat 3 mm van de kop
uitsteken.
4. Houd de router zo dat de sleuven voor wandbevestiging zich
op één lijn bevinden met de twee schroeven.
5. Plaats de sleuven voor wandbevestiging over de schroeven
en schuif de router omlaag totdat de schroeven stevig in de
sleuven vastgrijpen.
Druk deze pagina af op ware grootte (100%).
Knip de sjabloon uit langs de stippellijn en houd deze tegen de wand voor de juiste afstand tussen de boorgaten.
Nadat u met de installatiesoftware op de cd-rom de router
hebt geïnstalleerd, is de router klaar voor gebruik. Als u de
geavanceerde instellingen ervan wilt wijzigen, gebruik dan
het browsergebaseerde hulpprogramma. In dit hoofdstuk
komen alle webpagina's van het hulpprogramma en de
belangrijkste functies op deze pagina's aan de orde. U kunt het
hulpprogramma openen via een webbrowser op een computer
die is aangesloten op de router.
Het browsergebaseerde hulpprogramma heeft de volgende
hoofdtabbladen: Setup(Instellingen), Wireless (WLAN),
Security (Beveiliging), Storage (Opslag), Access Restrictions
(Toegangsbeperkingen), Applications & Gaming (Toepassingen
en games), Administration (Administratie) en Status. Nadat u
op één van de hoofdtabbladen hebt geklikt, worden meer
tabbladen weergegeven.
Het browsergebaseerde hulpprogramma
openen
U kunt het webprogramma openen door de webbrowser op
uw computer te starten en het standaard-IP-adres van de router
(192.168.1.1) op te geven in het veld Address (Adres). Druk
vervolgens op Enter.
Het eerste scherm dat wordt weergegeven, is het scherm Basic Setup (Basisinstellingen). Hier kunt u de algemene instellingen
van de router wijzigen.
OPMERKING: op computers met Windows kunt
u het browsergebaseerde -hulpprogramma ook
openen door de apparaatnaam in te voeren in
het veld Address (Adres). Zie Apparaatnaam onder
“Adres van de router” op pagina 6.
Het aanmeldscherm wordt weergegeven. (Gebruikers met een
ander besturingssysteem dan Windows 7 zien een soortgelijk
scherm.) Voer in het veld User name (Gebruikersnaam) admin
in. Voer nu het wachtwoord in dat met de installatiesoftware
is gemaakt. (Als u de installatiesoftware niet hebt uitgevoerd,
gebruikt u het standaardwachtwoord admin. U kunt een
nieuw wachtwoord instellen in het scherm Administration >
Management (Administratie > Beheer). Zie “Administration
(Administratie) > Management (Beheer)” op pagina 30.) Klik
te gebruiken, selecteert u deze taal in het vervolgkeuzemenu. Vijf
seconden nadat u de nieuwe taal hebt geselecteerd, wordt de taal
van het browsergebaseerde hulpprogramma gewijzigd.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Om een andere taal
Internetinstellingen
In het gedeelte Internet Setup (Internetinstellingen) kunt u de
router configureren voor uw internetverbinding. U kunt het
merendeel van de benodigde gegevens bij uw internetprovider
opvragen.
Type internetverbinding
Kies het type internetverbinding van uw internetprovider in de
vervolgkeuzelijst. De beschikbare typen zijn:
Het type internetverbinding is standaard ingesteld op Automatic Configuration - DHCP (Automatische configuratie DHCP).
Houd alleen de standaardinstelling aan als uw internetprovider
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) ondersteunt of als
u verbinding maakt via een dynamisch IP-adres. (Deze optie is
meestal van toepassing op kabelverbindingen.)
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > Automatic
Als u een permanent IP-adres moet gebruiken om verbinding te
maken met internet, selecteert u Static IP (Vast IP-adres).
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > Static IP (Vast
IP-adres)
IP Address (IP-adres) Dit is het IP-adres van de router dat
gebruikers op internet te zien krijgen. U ontvangt het IP-adres
dat u hier dient in te voeren via uw internetprovider.
Subnet Mask (Subnetmasker) Dit is het subnetmasker van de
router dat gebruikers (en uw internetprovider) op internet te zien
krijgen. U ontvangt het subnetmasker via uw internetprovider.
Default Gateway (Standaardgateway) U ontvangt het
gateway-adres via uw internetprovider; dit is het IP-adres van de
server van de internetprovider.
DNS U ontvangt het IP-adres van tenminste één DNS-server
(Domain Name System) via uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op verzoek:
Max. duur inactiviteit) U kunt de router zo configureren dat
de internetverbinding wordt verbroken na een bepaalde
periode van inactiviteit (maximale duur inactiviteit). Als de
internetverbinding vanwege inactiviteit is verbroken, wordt
de router door Connect on Demand (Verbinden op verzoek)
zo ingesteld dat er automatisch weer verbinding tot stand
wordt gebracht wanneer u verbinding met internet wilt
maken. Selecteer de optie Connect on Demand (Verbinden
op verzoek) als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld
Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in
waarna de internetverbinding moet worden verbroken. De
standaardwaarde is 5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding houden:
Interval voor opnieuw kiezen) Als u deze optie selecteert, wordt
de internetverbinding regelmatig door de router gecontroleerd.
Als de verbinding wordt verbroken, brengt de router automatisch
weer een verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu
verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef in het
veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u
de internetverbinding door de router wilt laten controleren. De
standaardwaarde is 30 seconden.
PPTP
PPTP (Point-to-Point Tunneling Protocol) is een service die alleen
van toepassing is op verbindingen in Europa.
PPPoE
Sommige internetproviders op basis van DSL brengen de
internetverbinding tot stand met gebruik van PPPoE (Pointto-Point Protocol over Ethernet). Als u een internetverbinding
via een DSL-lijn gebruikt, dient u contact op te nemen met uw
internetprovider om te controleren of PPPoE wordt gebruikt. Als
dit het geval is, schakelt u PPPoE in.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > PPPoE
User Name and Password (Gebruikersnaam en wachtwoord)
Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt
ontvangen van uw internetprovider.
Service Name (Servicenaam) (optioneel) Geef de servicenaam
op als u deze van uw internetprovider hebt ontvangen.
High Performance Wireless-N router
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > PPTP
Als uw internetprovider DHCP ondersteunt of als u verbinding
maakt via een dynamisch IP-adres, selecteert u Obtain an IP Address Automatically (Automatisch een IP-adres toewijzen).
Als u een permanent IP-adres moet gebruiken om verbinding te
maken met internet, selecteert u Specify an IP Address (Een IPadres opgeven). Configureer daarna het volgende:
Internet IP Address (IP-adres internet) Dit is het IP-adres van
de router dat gebruikers op internet te zien krijgen. U ontvangt
het IP-adres dat u hier dient op te geven, via uw internetprovider.
Subnet Mask (Subnetmasker) Dit is het subnetmasker van de
router dat gebruikers (en uw internetprovider) op internet te zien
krijgen. U ontvangt het subnetmasker via uw internetprovider.
Default Gateway (Standaardgateway) U ontvangt het
gateway-adres via uw internetprovider; dit is het IP-adres van de
server van de internetprovider.
DNS U ontvangt het IP-adres van tenminste één DNS-server
Server IP Address (IP-adres van server) Van uw internetprovider
ontvangt u het IP-adres van de server.
User Name and Password (Gebruikersnaam en wachtwoord)
Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt
ontvangen van uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op verzoek:
Max. duur inactiviteit) U kunt de router zo configureren dat
de internetverbinding wordt verbroken na een bepaalde
periode van inactiviteit (maximale duur inactiviteit). Als de
internetverbinding vanwege inactiviteit is verbroken, wordt
de router door Connect on Demand (Verbinden op verzoek)
zo ingesteld dat er automatisch weer verbinding tot stand
wordt gebracht wanneer u verbinding met internet wilt
maken. Selecteer de optie Connect on Demand (Verbinden
op verzoek) als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld
Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in
waarna de internetverbinding moet worden verbroken. De
standaardwaarde is 5 minuten.
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding houden:
Interval voor opnieuw kiezen) Als u deze optie selecteert, wordt
de internetverbinding regelmatig door de router gecontroleerd.
Als de verbinding wordt verbroken, brengt de router automatisch
weer een verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu
verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef in het
veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u
de internetverbinding door de router wilt laten controleren. De
standaardwaarde is 30 seconden.
L2TP
Layer 2 Tunneling Protocol (L2TP) is een service die alleen van
toepassing is op verbindingen in Israël .
Keep Alive: Redial Period (Continu verbinding houden:
Interval voor opnieuw kiezen) Als u deze optie selecteert, wordt
de internetverbinding regelmatig door de router gecontroleerd.
Als de verbinding wordt verbroken, brengt de router automatisch
weer een verbinding tot stand. Selecteer Keep Alive (Continu
verbinding houden) als u deze optie wilt gebruiken. Geef in het
veld Redial Period (Interval voor opnieuw kiezen) op hoe vaak u
de internetverbinding door de router wilt laten controleren. De
standaardwaarde is 30 seconden.
Telstra-kabel
Telstra Cable (Telstra-kabel) is een dienst die alleen van
toepassing is op verbindingen in Australië.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > Telstra Cable
(Telstra-kabel)
Server IP Address (IP-adres van server) Dit is het IP-adres van
de Telstra-kabel. U ontvangt het IP-adres dat u hier dient op te
geven, via uw internetprovider.
User Name and Password (Gebruikersnaam en wachtwoord)
Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt
ontvangen van uw internetprovider.
Optionele instellingen
Uw internetprovider stelt een aantal van deze instellingen
mogelijk verplicht. Neem contact op met uw internetprovider
voordat u wijzigingen aanbrengt.
Internet Connection Type (Type internetverbinding) > L2TP
Server IP Address (IP-adres van server) Dit is het IP-adres van
de L2TP-server. U ontvangt het IP-adres dat u hier dient op te
geven, via uw internetprovider.
User Name and Password (Gebruikersnaam en wachtwoord)
Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die u hebt
ontvangen van uw internetprovider.
Connect on Demand: Max Idle Time (Verbinden op verzoek:
Max. duur inactiviteit) U kunt de router zo configureren dat
de internetverbinding wordt verbroken na een bepaalde
periode van inactiviteit (maximale duur inactiviteit). Als de
internetverbinding vanwege inactiviteit is verbroken, wordt
de router door Connect on Demand (Verbinden op verzoek)
zo ingesteld dat er automatisch weer verbinding tot stand
wordt gebracht wanneer u verbinding met internet wilt
maken. Selecteer de optie Connect on Demand (Verbinden
op verzoek) als u deze optie wilt gebruiken. Voer in het veld
Max Idle Time (Max. duur inactiviteit) het aantal minuten in
waarna de internetverbinding moet worden verbroken. De
standaardwaarde is 5 minuten.
Optional Settings (Optionele instellingen)
Host Name/Domain Name (Hostnaam/domeinnaam) In
deze velden kunt u een hostnaam en domeinnaam opgeven
voor de router. Voor sommige internetproviders, meestal
kabelinternetproviders, zijn deze namen vereist ter identificatie.
U dient wellicht bij uw internetprovider na te vragen of uw
breedbandinternetservice is geconfigureerd met een host- en
domeinnaam. In de meeste gevallen kunt u deze velden leeg
laten.
MTU MTU is de Maximum Transmission Unit. Deze geeft de
maximale pakketgrootte aan die via internet kan worden
verstuurd. Selecteer Handmatig als u de grootst mogelijke
pakketgrootte handmatig wilt invoeren. Gebruik de
standaardwaarde Auto (Automatisch) als u wilt dat de beste MTU
voor uw internetverbinding door de router wordt geselecteerd.
Size (Formaat) Deze optie is ingeschakeld als Manual
(Handmatig) is geselecteerd in het veld MTU. U dient hier een
waarde tussen 1200 en 1500 op te geven. Het standaardformaat
is afhankelijk van het type internetverbinding:
•DHCP, Static IP (Vast IP-adres) of Telstra: 1500
•PPPoE: 1492
•PPTP of L2TP: 1460
Netwerkinstellingen
In het onderdeel Network Setup (Netwerkinstellingen)
configureert u de IP-instellingen voor uw lokale netwerk.
Adres van de router
Dit is het IP-adres van de router, het submasker en de
apparaatnaam zoals deze worden weergegeven in het netwerk.
Router IP Address (IP-adres router)
IP Address (IP-adres) Dit is het IP-adres van de router dat wordt
gebruikt als basis voor alle lokale netwerkinstellingen.
Subnet Mask (Subnetmasker) Dit is het subnetmaskeradres
voor uw router. In het vervolgkeuzemenu staat een aantal
adressen. Voor de meeste gebruikers is er geen reden om deze
instelling te wijzigen.
Device Name (Apparaatnaam) De standaardapparaatnaam is
Ciscoxxxxx. xxxxx zijn de laatste vijf cijfers van het serienummer.
Dit nummer vindt u aan de onderkant van de router. (De
apparaatnaam is ook de NetBIOS-naam van de router.)
OPMERKING: als u de installatiesoftware hebt
gebruikt voor de installatie, is de apparaatnaam gelijk
aan de naam van uw draadloze netwerk (maximaal
15 tekens).
Instellingen DHCP-server
Met behulp van deze instellingen kunt u de DHCP-serverfunctie
van de router configureren. De router kan worden gebruikt
als DHCP-server voor uw netwerk. Een DHCP-server wijst
automatisch een IP-adres toe aan elke computer of elk apparaat
in uw netwerk.
OPMERKING: als u de DHCP-serveroptie wilt
inschakelen, moet u controleren of er zich geen
andere DHCP-server in uw netwerk bevindt.
DHCP Server Settings (Instellingen DHCP-server)
DHCP Server (DHCP-server) DHCP is standaard ingeschakeld.
Als er zich al een DHCP-server in uw netwerk bevindt of u
geen DHCP-server wilt gebruiken, selecteer dan Disabled
(Uitgeschakeld) (er zijn dan geen andere DHCP-functies
beschikbaar).
DHCP Reservation (DHCP-reservering) Klik op DHCP
Reservation (DHCP-reservering) als u een vast lokaal IP-adres
wilt toewijzen aan een specifiek apparaat in uw netwerk. Dit is
nuttig als u een apparaat hebt waar u altijd op hetzelfde adres
toegang toe wilt hebben, zoals een mediaserver of afdrukserver.
U kunt het IP-adres reserveren voor een specifiek apparaat door
het te selecteren uit de lijst van apparaten of door handmatig
het MAC-adres van het apparaat in te voeren.
DHCP-reservering
U ziet een lijst DHCP-clients met de volgende informatie:
Client Name (Naam client), Interface, IP Address (IP-adres) en
MAC Address (MAC-adres).
DHCP Reservation (DHCP-reservering)
•Select Clients from DHCP Table (Clients uit DHCP-tabel
selecteren) Schakel het selectievakje Select (Selecteren) in
om het IP-adres van een client te reserveren. Klik vervolgens
op Add Clients (Clients toevoegen).
•Manually Adding Client (Client handmatig toevoegen) Als
u handmatig een IP-adres wilt toewijzen, geeft u de naam
van de client op in het veld Enter Client Name (Naam client
opgeven). Geef vervolgens het IP-adres voor de client op
in het veld Assign IP Address (IP-adres toewijzen). Geef het
MAC-adres op in het veld To This MAC Address (Aan dit MACadres). Klik nu op Add (Toevoegen) en klik op Save Settings
(Instellingen opslaan).
Reeds gereserveerde clients
Onder aan het scherm ziet u nu een lijst met DHCP-clients
met hun vaste lokale IP-adressen. Als u een client uit de lijst
wilt verwijderen, klikt u op de knop Remove (Verwijderen).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de
wijzigingen door te voeren of klik op Cancel Changes
(Wijzigingen annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Klik op Refresh (Vernieuwen) om de gegevens op het
scherm bij te werken. Klik op Close (Sluiten) als u het scherm
wilt verlaten.
Start IP Address (Begin IP-bereik) Het Begin IP-bereik
specificeert het eerste IP-adres voor de reeks van adressen die
uw router toewijst als hij werkt als DHCP-server. (Het eerste IPadres dat uw router toewijst, wordt willekeurig gekozen binnen
het bereik dat u opgeeft.)
Aangezien het standaard IP-adres van de router 192.168.1.1 is,
moet het standaardbegin van het IP-bereik 192.168.1.2 of hoger
zijn, maar lager dan 192.168.1.254. Het standaardbegin van het
IP-bereik is 192.168.1.100.
Maximum Number of Users (Maximum aantal gebruikers)
Voer het maximum aantal computers in waaraan u door de
DHCP-server IP-adressen wilt laten toewijzen. Dit aantal mag
niet groter zijn dan 253. De standaardinstelling is 50.
IP Address Range (IP-adresbereik) Het bereik van beschikbare
IP-adressen wordt weergegeven.
Client Lease Time (Leasetijd client) De leasetijd van de client
geeft aan hoe lang een computer verbinding kan hebben
met de router via het huidige dynamische IP-adres. Voer de
tijd in minuten in die de gebruiker krijgt om dit dynamische
IP-adres te kunnen gebruiken. Als deze periode is verlopen,
krijgt de gebruiker automatisch een nieuw dynamisch IP-adres
toegewezen, of wordt de lease vernieuwd. De standaardinstelling
is 0 minuten, waarmee één dag wordt aangegeven.
Static DNS (1-3) (Statische DNS (1-3))
System) geeft aan hoe de namen van domeinen of websites worden
omgezet in internetadressen of URL's. Van uw internetprovider
ontvangt u het IP-adres van ten minste één DNS-server. Als u een
andere server wilt gebruiken, dient u het desbetreffende IP-adres
in een van deze velden op te geven. U kunt hier maximaal drie IPadressen van DNS-servers invoeren. Deze adressen worden door
de router gebruikt om sneller toegang te krijgen tot werkende
DNS-servers.
WINS De interactie van elke computer met internet wordt door
WINS (Windows Internet Naming Service) beheerd. Als u een
WINS-server gebruikt, geeft u hier het IP-adres van die server op.
In alle andere gevallen laat u dit veld leeg.
DNS (Domain Name
Setup (Instellingen) > DDNS
De router beschikt over een DDNS-functie (Dynamic Domain
Name System). Met DDNS kunt u een vaste host- en domeinnaam
aan een dynamisch IP-adres toekennen. Dit is een handige optie
wanneer u de host van uw eigen website, File Transfer Protocol
(FTP)-server of een andere server achter de router bent.
U dient u aan te melden bij een DDNS-dienst via een DDNSprovider, www.dyndns.org of www.tzo.com, voordat u deze
functie kunt gebruiken. Als u deze functie niet wilt gebruiken,
houdt u de standaardinstelling Disabled (Uitgeschakeld) aan.
DDNS
DDNS-service
Als uw DDNS-service wordt geleverd door DynDNS.org,
selecteert u DynDNS.org in het vervolgkeuzemenu. Als
uw DDNS-service wordt geleverd door TZO, selecteert u
TZO.com. De functies op het scherm DDNS zijn afhankelijk van
de leverancier van de DDNS-service.
DynDNS.org
Tijdinstellingen
Time Setting (Tijdinstellingen)
Time Zone (Tijdzone) Selecteer de tijdzone van uw netwerk in
dit vervolgkeuzemenu.
Automatically adjust clock for daylight saving changes (Klok
automatisch aanpassen aan zomer- en wintertijd) Selecteer
deze optie als u wilt dat de router automatisch wordt aangepast
aan zomer- en wintertijd.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Herstarten
Reboot (Herstarten)
Reboot (Opnieuw opstarten) Gebruik deze optie om uw router
opnieuw op te starten.
Setup (Instellingen) > DDNS > DynDNS
User Name (Gebruikersnaam) Geef de gebruikersnaam voor
uw DDNS-account op.
Password (Wachtwoord) Geef het wachtwoord voor uw
DDNS-account op.
Host Name (Hostnaam) De DDNS-URL die door de DDNS-
service is toegekend, wordt weergegeven.
System (Systeem) Selecteer de DynDNS-service die u gebruikt:
Dynamic (Dynamisch), Static ( Vast) of Custom (Aangepast). De standaardinstelling is Dynamic (Dynamisch).
Mail Exchange (Optional) (Mailuitwisseling (optioneel)) Geef
het adres op van uw mailserver, zodat e-mailberichten aan uw
DynDNS-adres naar de mailserver gaan.
Backup MX (Back-up-MX) Met deze optie kan de Mail
eXchange (MX)-server als back-up fungeren. Als u deze functie
niet wilt gebruiken, laat u de standaardinstelling Disabled
(Uitgeschakeld) ongewijzigd. Selecteer Enabled (Ingeschakeld)
om de functie in te schakelen. Als u niet zeker weet welke
instelling u moet kiezen, behoudt u de standaardinstelling:
Disabled (Uitgeschakeld).
Wildcard (Joker) Met deze instelling kunt u jokers voor de
host in- en uitschakelen. Als uw DDNS-adres bijvoorbeeld
myplace.dyndns.org is en u hebt jokers ingeschakeld, dan
werkt x.myplace.dyndns.org ook (x is de joker). Als u geen
jokers wilt gebruiken, laat u de standaardinstelling Disabled
(Uitgeschakeld) ongewijzigd. Selecteer Enabled (Ingeschakeld)
om jokers in te schakelen. Als u niet zeker weet welke instelling
u moet kiezen, behoudt u de standaardinstelling: Disabled
(Uitgeschakeld).
Internet IP Address (IP-adres internet) Hier wordt het
huidige internet-IP-adres van de router weergegeven. Dit is een
dynamisch adres en het verandert dan ook.
Status De status van de verbinding met de DDNS-service wordt
hier weergegeven.
Update Als u handmatig een update wilt starten, klikt u op
Update (Bijwerken).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
TZO.com
MAC-adres klonen
Enabled/Disabled (Ingeschakeld/Uitgeschakeld) Als u
het MAC-adres wilt laten klonen, selecteert u Enabled
(Ingeschakeld).
MAC Address (MAC-adres) Voer hier het MAC-adres in dat bij
uw internetprovider is geregistreerd.
Clone My PC’s MAC (MAC-adres van mijn pc klonen) Als u het
MAC-adres wilt klonen van de pc die u momenteel gebruikt om
de router te configureren, klikt u op deze knop.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Setup (Instellingen) > MAC Clone (MAC-adres klonen)
Setup (Instellingen) > DDNS > TZO
E-Mail Address, TZO Password and Domain
Name (E-mailadres, TZO-wachtwoord en Domeinnaam) Geef
de instellingen op van uw account bij TZO.
Internet IP Address (IP-adres internet) Hier wordt het
huidige internet-IP-adres van de router weergegeven. Dit is een
dynamisch adres en het verandert dan ook.
Status De status van de verbinding met de DDNS-service wordt
hier weergegeven.
Update Als u handmatig een update wilt starten, klikt u op
Update (Bijwerken).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Setup (Instellingen) > MAC Clone (MACadres klonen)
Een MAC-adres is een 12-cijferige code die voor
identificatiedoeleinden wordt toegewezen aan een uniek
stuk hardware. Bij sommige internetproviders moet u een
MAC-adres registreren om verbinding met internet te kunnen
maken. Als u het MAC-adres niet opnieuw wilt registreren bij uw
internetprovider, kunt u het MAC-adres dat momenteel bij uw
internetprovider is geregistreerd, aan de router toewijzen met
de functie MAC Address Clone (MAC-adres klonen).
Op dit scherm kunt u de geavanceerde functies van de router
instellen. Met Operating Mode (Bedrijfsmodus) kunt u het type
geavanceerde functies selecteren dat u gebruikt. Met Dynamic
Routing (Dynamische routing) wordt de wijze waarop pakketten
worden verplaatst in uw netwerk, automatisch aangepast. Met
Static Routing (Statische routing) wordt een vaste route naar een
andere bestemming in het netwerk ingesteld.
Enabled/Disabled (Ingeschakeld/Uitgeschakeld) Als deze
router de host is van de internetverbinding van uw netwerk,
houdt u de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld) aan.
Selecteer Disabled (Uitgeschakeld) als er zich nog een andere
router in uw netwerk bevindt. Als de NAT-instelling wordt
uitgeschakeld, is dynamische routing beschikbaar.
Dynamische routing maakt gebruik van het Routing Information
Protocol (RIP). Met deze optie kan de router zich automatisch
aanpassen aan fysieke veranderingen in de netwerkstructuur
en routingtabellen met andere routers uitwisselen. De router
bepaalt de route van de netwerkpakketten op basis van
het geringste aantal knooppunten tussen de bron en de
bestemming.
Enabled/Disabled (Ingeschakeld/Uitgeschakeld) Als de NAT-
instelling is ingeschakeld, wordt de optie Dynamic Routing
(Dynamische routing) automatisch uitgeschakeld. Als de NATinstelling is uitgeschakeld, is deze optie beschikbaar. Selecteer
Enabled (Ingeschakeld) als u de optie Dynamic Routing
(Dynamische routing) wilt gebruiken.
Statische routing
Een statische route is een vooraf bepaald pad waarover
netwerkgegevens moeten gaan om bij een bepaalde host of een
bepaald netwerk te komen. Voer de volgende gegevens in om
een nieuwe statische route in te stellen.
Route Entries (Routevermeldingen) U stelt een statische route
tussen de router en een ander netwerk in door een getal in de
vervolgkeuzelijst Static Routing (Statische routing) te selecteren.
Klik op Delete This Entry (Item verwijderen) als u een statische
route wilt verwijderen.
Enter Route Name (Voer routenaam in) Voer hier de naam van
de route in. De naam mag niet langer zijn dan 25 alfanumerieke
tekens.
Destination LAN IP (IP doel-LAN) Dit is het adres van het
externe netwerk of de externe host waaraan u de statische route
wilt toewijzen.
Subnet Mask (Subnetmasker) Hiermee wordt bepaald welk
deel van het IP-adres van het doel-LAN het netwerk is en welk
deel van de host.
Gateway Dit is het IP-adres van het apparaat dat als gateway
dient en dat de verbinding tussen de router en het externe
netwerk of de externe host mogelijk maakt.
Interface Deze interface geeft aan of het IP-adres van het doel-
LAN zich op het LAN & Wireless (LAN en WLAN) - Ethernet en
draadloze netwerken - of op Internet (WAN) bevindt.
Klik op Show Routing Table (Routingtabel weergeven) als u de
reeds ingestelde statische routes wilt weergeven.
Routingtabel
Routingtabel
U ziet van elke route het IP-adres van het doel-LAN, het
subnetmasker, de gateway en de interface. Klik op Refresh
(Vernieuwen) om de gegevens te vernieuwen. Klik op Close
(Sluiten) om dit scherm af te sluiten.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
In dit scherm kunt u de standaardinstellingen voor draadloze
netwerken opgeven.
Er zijn twee manieren om de draadloze netwerken van de router
te configureren: handmatig en met Wi-Fi Protected Setup.
Wi-Fi Protected Setup is een functie waarmee u uw
draadloze netwerk op eenvoudige wijze kunt instellen. Als
u clientapparaten, zoals een WLAN-adapter, hebt die Wi-Fi
Protected Setup ondersteunen, kunt u Wi-Fi Protected Setup
gebruiken.
Simultane netwerken
Voor meer draadloze bandbreedte kan de router twee simultane
maar aparte Wireless-N netwerken maken, één met behulp van
de Wireless-N 5GHz-band en één met behulp van de Wireless-N
2,4GHz-band. U kunt Wi-Fi Protected Setup gebruiken om
eenvoudig met beide netwerken verbinding te maken en deze
te configureren (zie “Wi-Fi Protected Setup” op pagina 11) of u
kunt de router handmatig configureren.
Als u handmatige configuratie gebruikt, stelt u elk netwerk in
met het volgende:
•Unieke netwerknaam (SSID)
•Instellingen voor WLAN-beveiliging (zie “WLAN-beveiliging (5 GHz of 2,4 GHz)” op pagina 12)
Kies welke computers en andere draadloze apparaten verbinding
moeten maken met welk netwerk. Wireless-N apparaten
ondersteunen zowel de 5GHz- als 2,4GHz-banden, dus deze
kunnen op zowel het 5GHz- als het 2,4GHz-netwerk worden
aangesloten. Wireless-G en Wireless-B apparaten ondersteunen
alleen de 2,4GHz-band, dus deze moeten op het 2,4GHz-netwerk
worden aangesloten. Wireless-A apparaten ondersteunen alleen
de 5GHz-band, dus deze moeten op het 5GHz-netwerk worden
aangesloten.
Configureer voor het 5GHz-netwerk alle computers en andere
draadloze apparaten met dezelfde 5GHz-netwerknaam (SSID)
en draadloze beveiligingsinstellingen. Configureer voor het
2,4GHz-netwerk alle computers en andere draadloze apparaten
met dezelfde 2,4GHz-netwerknaam (SSID) en draadloze
beveiligingsinstellingen.
Manual (Handmatig) om uw draadloze netwerken handmatig
te configureren. Ga verder naar het gedeelte Draadloze
configuratie (Handmatig). Selecteer Wi-Fi Protected Setup als u
Wi-Fi Protected Setup wilt gebruiken. Ga naar “Wi-Fi Protected
Setup” op pagina 11.
Draadloze configuratie (Handmatig)
De Linksys E3000 kan twee netwerken tegelijkertijd bedienen,
het ene netwerk via de 5GHz-radiofrequentieband en het
andere netwerk via de 2,4GHz-radiofrequentieband. Dit maakt
het mogelijk om verkeer met een hogere prioriteit, zoals videoen stemtoepassingen, uitsluitend via het 5GHz-netwerk te laten
gaan, dat minder gevoelig is voor interferentie.
Uw computers en apparaten waarop video- en stemtoepassingen
worden uitgevoerd, kunnen het 5GHz-netwerk gebruiken,
terwijl voor gasttoegang en computers die alleen worden
gebruikt om webpagina's te bekijken, het 2,4GHz-netwerk kan
worden gebruikt.
Internet
Printer
Modem
Router
Blu-ray-speler
5-GHz draadloos netwerk (alleen lokale apparaten)
2,4-GHz draadloos netwerk (lokale of gastapparaten)
Als u Configuration View (Configuratieweergave) instelt op
Manual (Handmatig), worden in het scherm Basic Wireless
Settings (Standaardinstellingen WLAN) de volgende velden
weergegeven.
Notebook
Gameconsole
1
2
1
2
Identifier (SSID) is de netwerknaam die door alle apparaten
in een draadloos netwerk wordt gedeeld. Deze naam is
hoofdlettergevoelig en mag maximaal 32 toetsenbordtekens
lang zijn. Standaard is dit Ciscoxxxxx (xxxxx zijn de laatste
vijf cijfers van het serienummer van de router dat u op het
productlabel, links op het onderpaneel van de router, kunt
vinden). Met behulp van de installatiesoftware die u gebruikt
om de router te installeren en uw draadloze netwerk te
configureren, verandert u de standaardnetwerknaam in een
makkelijk te onthouden naam.
OPMERKING: als u de fabrieksinstellingen van de
router herstelt (door de knop Reset in te drukken
of het scherm Administration > Factory Defaults
(Administratie > Fabrieksinstellingen) te gebruiken),
geldt de standaardnetwerknaam weer en moet u
alle apparaten in uw draadloze netwerk opnieuw
aansluiten.
Channel Width (Kanaalbreedte) Houd voor de beste
resultaten in een netwerk met Wireless-A en Wireless-N (5 GHz)
apparaten de standaardinstelling Auto (20 MHz or 40 MHz)
(Automatisch (20 MHz of 40 MHz)) aan. Voor een kanaalbreedte
van 40 MHz, selecteert u 40MHz Only (Alleen 40 MHz). Voor een
kanaalbreedte van 20 MHz, selecteert u 20MHz Only (Alleen 20
MHz).
Channel (Kanaal) Selecteer het kanaal in de vervolgkeuzelijst
voor Wireless-A en Wireless-N (5 GHz) netwerken. Als u
niet zeker weet welk kanaal u moet selecteren, houdt u de
standaardinstelling Auto (Automatisch) aan.
SSID Broadcast (SSID-broadcast) Als draadloze clients in het
lokale gebied zoeken naar draadloze netwerken waaraan ze zich
kunnen koppelen, detecteren deze de SSID-broadcast van de
router. Gebruik de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld)
als u de SSID van de router wilt uitzenden. Als u de SSID van
de router niet wilt laten uitzenden, selecteert u Disabled
(Uitgeschakeld).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Instellingen voor draadloos netwerk (2,4 GHz)
Network Mode (Netwerkmodus) Selecteer de draadloze
standaarden die op uw 2,4GHz-netwerk worden uitgevoerd.
•Mixed (Gemengd) Als u Wireless-B, Wireless-G en
Wireless-N (2,4 GHz) apparaten in uw netwerk hebt, behoudt
u de standaardinstelling Mixed (Gemengd).
•Wireless-B/G Only (Alleen Wireless-B/G) Gebruik Wireless-B/G Only (Alleen Wireless-B/G) als u zowel Wireless-B als
Wireless-G (2,4 GHz) apparaten in uw netwerk hebt.
•Wireless-B Only (Alleen Wireless-B) Als u alleen beschikt
over Wireless-B apparatuur houdt u Wireless-B Only (Alleen
Wireless-B) aan.
•Wireless-G Only (Alleen Wireless-G) Als u alleen beschikt
over Wireless-G apparatuur houdt u Wireless-G Only (Alleen
Wireless-G) aan.
•Wireless-N Only (Alleen Wireless-N) Als u alleen beschikt
over Wireless-N (2,4 GHz) apparatuur houdt u Wireless-N Only (Alleen Wireless-N) aan.
•Disabled (Uitgeschakeld) Als u geen Wireless-B, Wireless-G
en Wireless-N (2,4 GHz) apparaten in uw netwerk hebt,
selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Network Name (SSID) (Netwerknaam (SSID)) De Service Set
Identifier (SSID) is de netwerknaam die door alle apparaten
in een draadloos netwerk wordt gedeeld. Deze naam is
hoofdlettergevoelig en mag maximaal 32 toetsenbordtekens
lang zijn. Standaard is dit Ciscoxxxxx (xxxxx zijn de laatste
vijf cijfers van het serienummer van de router dat u op het
productlabel, links op het onderpaneel van de router, kunt
vinden). Met behulp van de installatiesoftware die u gebruikt
om de router te installeren en uw draadloze netwerk te
configureren, verandert u de standaardnetwerknaam in een
makkelijk te onthouden naam.
één clientapparaat tegelijk. Herhaal deze stappen
voor elk clientapparaat dat Wi-Fi Protected Setup
ondersteunt.
OPMERKING: als u de fabrieksinstellingen van de
router herstelt (door de knop Reset in te drukken
of het scherm Administration > Factory Defaults
(Administratie > Fabrieksinstellingen) te gebruiken),
geldt de standaardnetwerknaam weer en moet u
alle apparaten in uw draadloze netwerk opnieuw
aansluiten.
Channel Width (Kanaalbreedte) Selecteer voor de beste
resultaten in een netwerk met Wireless-B, Wireless-G en
Wireless-N (2,4 GHz) apparaten Auto (20 MHz or 40 MHz)
(Automatisch (20 MHz of 40 MHz)). Voor een kanaalbreedte van
20 MHz behoudt u de standaardinstelling 20MHz Only (Alleen
20 MHz).
Channel (Kanaal) Selecteer het kanaal in de vervolgkeuzelijst
voor Wireless-B, Wireless-G en Wireless-N (2,4 GHz) netwerken.
Als u niet zeker weet welk kanaal u moet selecteren, houdt u de
standaardinstelling Auto (Automatisch) aan.
SSID Broadcast (SSID-broadcast) Als draadloze clients in het
lokale gebied zoeken naar draadloze netwerken waaraan ze zich
kunnen koppelen, detecteren deze de SSID-broadcast van de
router. Gebruik de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld)
als u de SSID van de router wilt uitzenden. Als u de SSID van
de router niet wilt laten uitzenden, selecteert u Disabled
(Uitgeschakeld).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Wi-Fi Protected Setup
Er zijn drie beschikbare methoden. Gebruik de juiste methode
voor het clientapparaat dat u aan het configureren bent.
1. Knop Use Wi-Fi Protected Setup (Wi-Fi Protected Setup
gebruiken) Gebruik deze methode als uw apparaat een knop
voor Wi-Fi Protected Setup heeft.
a. Klik of druk op de knop Wi-Fi Protected Setup op het
clientapparaat.
b. Klik op de knop Wi-Fi Protected Setup in het scherm
Wi-Fi Protected Setup van de router.
Het Wi-Fi Protected Setup LED-lampje knippert twee
minuten blauw tijdens het Wi-Fi Protected Setup-proces
en blijf blauw branden wanneer het Wi-Fi Protected
Setup-proces is geslaagd.
De LED licht oranje op als er een fout optreedt tijdens
het WiFi Protected Setup-proces.- Controleer of het
clientapparaat WiFi Protected Setup ondersteunt.
Wacht totdat het LED-lampje uit gaat en probeer het
vervolgens opnieuw.
De LED knippert als er een Wi-Fi Protected Setup-sessie
actief is. De router ondersteunt één sessie tegelijk.
Wacht totdat de LED continu brandt of uit is voordat u
de volgende Wi-Fi Protected Setup-sessie start.
c. Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op
OK in het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.
2. Enter the client device's PIN on Router (PIN-code
clientapparaat op router invoeren) Gebruik deze methode
als uw clientapparaat over een PIN-code voor Wi-Fi Protected
Setup beschikt.
a. Geef de PIN-code van het clientapparaat op in het veld
op het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
b. Klik op de knop Register (Registreren) in het scherm
c. Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op
OK in het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.
3. Enter the Router’s PIN on your client device (PIN-code
router invoeren op clientapparaat) Gebruik deze methode
als het clientapparaat om de PIN-code van de router vraagt.
a. Geef op het clientapparaat de PIN-code op die op
het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router wordt
weergegeven. (Deze code staat ook op het label aan de
onderkant van uw router.)
b. Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op
OK in het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.
Onder aan het scherm worden de Network Name (SSID)
(Netwerknaam (SSID)), Security (Beveiliging) en Passphrase
(Wachtzin) weergegeven.
OPMERKING: als u clientapparaten hebt die Wi-Fi
Protected Setup niet ondersteunen, noteert u
de instellingen van het draadloze netwerk en
configureert u de clientapparaten handmatig.
WLAN-beveiliging (5 GHz of 2,4 GHz)
Wij raden WLAN-beveiliging ten zeerste aan. WPA2 is hierbij de
krachtigste methode die beschikbaar is. Gebruik WPA2 als al uw
draadloze apparaten deze modus ondersteunen.
Beveiligingsmodus
Selecteer de juiste beveiligingsmethode voor elk draadloos
netwerk.
WPA2/WPA Mixed Mode
OPMERKING: als u WPA2/WPA Mixed Mode als
beveiligingsmodus selecteert, MOET elk apparaat
in uw draadloze netwerk WPA2/WPA en dezelfde
wachtzin gebruiken.
Met de instellingen voor draadloze beveiliging kunt u de
beveiliging van uw draadloze netwerk(en) configureren. De
router ondersteunt de volgende draadloze beveiligingsopties:
WPA2/WPA Mixed Mode, WPA2 Personal, WPA Personal,
WPA2/WPA Enterprise Mixed Mode, WPA2 Enterprise, WPA
Enterprise, WEP en RADIUS. (WPA staat voor Wi-Fi Protected
Access. WEP staat voor Wired Equivalent Privacy. RADIUS staat
voor Remote Authentication Dial-In User Service.
Persoonlijke opties
BeveiligingsoptiesSterkte
WPA2 PersonalSterkst
WPA2/WPA Mixed Mode
WPA PersonalSterk
WEPBasis
Bedrijfsopties
De bedrijfsopties zijn beschikbaar voor netwerken die een
RADIUS-server voor verificatie gebruiken. De bedrijfsopties
zijn veiliger dan de persoonlijke opties, omdat WPA2 of WPA
versleuteling biedt en RADIUS alleen verificatie.
WPA2: sterkst
WPA: sterk
WPA2/WPA Mixed Mode
Passphrase (Wachtzin) Voer een wachtzin in van 8 tot 63
tekens. Standaard is dit password. De installatiesoftware
waarmee u de router installeert en het draadloze netwerk
configureert, verandert de standaardwachtzin.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
WPA2 Personal
OPMERKING: als u WPA2 Personal als
beveiligingsmodus selecteert, MOET elk apparaat in
uw draadloze netwerk WPA2 Personal en dezelfde
wachtzin gebruiken.
Passphrase (Wachtzin) Voer een wachtzin in van 8 tot 63
tekens. Standaard is dit password. De installatiesoftware
waarmee u de router installeert en het draadloze netwerk
configureert, verandert de standaardwachtzin.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
WPA Personal
OPMERKING: als u WPA Personal als
beveiligingsmodus selecteert, MOET elk apparaat
in uw draadloze netwerk WPA Personal en dezelfde
wachtzin gebruiken.
WPA2/WPA Enterprise Mixed Mode
RADIUS Server (RADIUS-server) Voer het IP-adres van de
RADIUS-server in.
RADIUS Port (RADIUS-poort) Voer het poortnummer van de
RADIUS-server in. De standaardinstelling is 1812.
Shared Key (Gedeelde sleutel) Voer de sleutel in die wordt
gedeeld tussen de router en de server.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
WPA Personal
Passphrase (Wachtzin) Voer een wachtzin in van 8 tot 63
tekens. Standaard is dit password. De installatiesoftware
waarmee u de router installeert en het draadloze netwerk
configureert, verandert de standaardwachtzin.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes ( Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
WPA2/WPA Enterprise Mixed Mode
Met deze optie wordt WPA2/WPA gebruikt in combinatie met
een RADIUS-server. (U kunt deze optie dan ook alleen gebruiken
als een RADIUS-server met de router is verbonden.)
OPMERKING: als u WPA2/WPA Enterprise Mixed
Mode als beveiligingsmodus selecteert, MOET
elk apparaat in uw draadloze netwerk WPA2/WPA
Enterprise en dezelfde gedeelde sleutel gebruiken.
WPA2 Enterprise
Met deze optie wordt WPA2 gebruikt in combinatie met een
RADIUS-server. (U kunt deze optie dan ook alleen gebruiken als
een RADIUS-server met de router is verbonden.)
OPMERKING: als u WPA2 Enterprise als
beveiligingsmodus selecteert, MOET elk apparaat in
uw draadloze netwerk WPA2 Enterprise en dezelfde
gedeelde sleutel gebruiken.
High Performance Wireless-N router
WPA2 Enterprise
RADIUS Server (RADIUS-server) Voer het IP-adres van de
RADIUS-server in.
RADIUS Port (RADIUS-poort) Voer het poortnummer van de
RADIUS-server in. De standaardinstelling is 1812.
Shared Key (Gedeelde sleutel) Voer de sleutel in die wordt
gedeeld tussen de router en de server.
13
Loading...
+ 37 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.