Canon EOS 6D Instruction Manual [nl]

Page 1
Instructiehandleiding
Wi-Fi functie
EOS 6D (WG)
INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
Page 2
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen
(1) Opnamen naar een andere camera overbrengen
Opnamen uitwisselen
(6) Opnamen bekijken met een mediaspeler
Opnamen bekijken
(5) Opnamen naar een webservice versturen
Opnamen opslaan en delen
(4) De camera op afstand bedienen met EOS Utility
De camera op afstand bedienen
(3) Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer
Opnamen afdrukken
(2) Verbinden met een smartphone
Opnamen weergeven Opnamen maken op afstand
(Canon Image Gateway)
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen en gebieden ondersteund. De landen en gebieden die de CANON iMAGE GATEWAY-services ondersteunen, vindt u op de website van Canon (http://canon.com/cig). De instellingen voor “Opnamen naar een webservice versturen” kunnen in sommige landen en gebieden mogelijk niet op een computer worden uitgevoerd.
Met de draadloos-netwerkfuncties van deze camera kunt u allerlei taken draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar webservices en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk wanneer u de camera met een Wi-Fi-netwerk verbindt of met een ander apparaat dat de draadloos-netwerkfuncties van deze camera ondersteunt.
2
Page 3
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen
(1)z Opnamen naar een andere camera overbrengen (pag.19)
Breng opnamen op deze camera naar andere Canon-camera's over met de ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening.
(2)q Verbinden met een smartphone (pag.31, 75)
Bekijk opgeslagen opnamen of bedien de camera met uw smartphone. U dient de toepassing “EOS Remote” op uw smartphone te installeren als u deze functies wilt kunnen gebruiken.
(3)l Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer (pag.45, 87)
Verbind de camera met een printer met een draadloos­netwerkvoorziening die PictBridge (DPS over IP) ondersteunt om opnamen draadloos te kunnen afdrukken.
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility (pag.93)
Gebruik EOS Utility via een draadloos netwerk in plaats van een kabelverbinding en bedien de camera draadloos vanaf de computer.
(5)w Opnamen naar een webservice versturen (pag.103)
Upload uw opnamen naar CANON iMAGE GATEWAY, een online fotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie nodig) om ze met familie en vrienden te delen.
(6) Opnamen bekijken met een mediaspeler (pag.131)
Geeft opnamen op de geheugenkaart van de camera op uw televisie weer met behulp van een mediaspeler die DNLA* via draadloze netwerken ondersteunt.
* Digital Living Network Alliance
3
Page 4
Stroomdiagram voor de Wi-Fi-functie
z Opnamen naar een andere camera
overbrengen
Verbind de camera's met elkaar.
Voorbereiding
Verbind de camera's rechtstreeks met elkaar via een draadloos netwerk.
Verb inding
Opnamen naar een andere camera overbrengen
u...
Nu kunt
l Opnamen afdrukken met een
Voorbereiding
Wi-Fi-printer
• Zorg voor een Wi-Fi-printer die PictBridge ondersteunt (DPS over IP).
• Verbind de camera met de printer via een draadloos netwerk.
• Camera access point modus*1
• Infrastructuurmodus*
2
Verb inding
q Verbinden met een
smartphone
• Installeer EOS Remote op de smartphone.
• Verbind de camera met de smartphone.
• Camera access point modus*1
• Infrastructuurmodus*
• Opnamen op de camera bekijken
• Opnamen op afstand maken
D De camera op afstand bedienen met EOS Utility
• Zorg voor een draadloos netwerk en een computer met daarop EOS Utility geïnstalleerd.
• Verbind de camera met de computer via het draadloos netwerk.
• Ad-hocmodus*
• Infrastructuurmodus*
2
3
2
Opnamen weergeven en afdrukken
u...
Nu kunt
4
De camera op afstand bedienen met EOS Utility
Page 5
Stroomdiagram voor de Wi-Fi-functie
De CANON iMAGE GATEWAY-webservices worden niet in alle landen
en gebieden ondersteund. De landen en gebieden die de CANON iMAGE GATEWAY-services ondersteunen, vindt u op de website van Canon (http://canon.com/cig). De instellingen voor “Opnamen naar een webservice versturen” kunnen in sommige landen en gebieden mogelijk niet op een computer worden uitgevoerd.
w Opnamen naar een webservice
• Zorg voor een computer waarop
• Meld u aan als lid van CANON
• Configureer de camera voor
VoorbereidingVerbinding
Infrastructuurmodus*
• Opnamen naar een webservice
u...
• E-mailberichten naar kennissen versturen
Nu kunt
*1 Camera access point modus:
Een eenvoudige draadloos-netwerkmodus waarmee een camera en een smartphone of een camera en een printer rechtstreeks op elkaar kunnen worden aangesloten via een draadloos netwerk.
*2 Infrastructuurmodus:
Een draadloos-netwerkmodus waarmee via een toegangspunt met andere apparaten met Wi­Fi-functie verbinding kan worden gemaakt. In deze modus kan er met een apparaat met Wi-Fi­functie worden gecommuniceerd, zolang er een draadloos-netwerktoegangspunt in de buurt is.
*3 Ad-hocmodus:
Een draadloos-netwerkmodus waarmee met een computer met ingebouwde Wi-Fi­functie verbinding kan worden gemaakt. De draadloos-netwerkvoorziening van de computer moet vooraf in ad-hocmodus worden gezet.
versturen
EOS Utility is geïnstalleerd en een toegangspunt voor een draadloos netwerk met internetverbinding.
iMAGE GATEWAY.
webservicetoegang.
2
versturen
Opnamen bekijken met een
• Zorg voor apparaten die DLNA ondersteunen en een draadloos­netwerktoegangspunt.
• Verbind een mediaspeler met een televisie.
• Verbind de camera met de mediaspeler via een draadloos netwerk.
Infrastructuurmodus*
Opnamen op de camera bekijken via de mediaspeler
mediaspeler
2
5
Page 6
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Inc. in de
Verenigde Staten en andere landen.
Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance. Wi-Fi Certified, WPA, WPA2 en het Wi-Fi Certified-logo zijn handelsmerken
van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Alle overige bedrijfs- en productnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste netwerk- of FTP-serverinstellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
In deze handleiding wordt “draadloos netwerk” gebruikt als een
algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze communicatiefuncties van Canon. De term “toegangspunt” verwijst naar terminals (ook wel 'adapters' genoemd) voor een draadloos netwerk.
De termen tussen vierkante haken [ ] duiden op knop- of
pictogramnamen of andere software-elementen op het computerscherm. Ook de menu-items van de camera worden met vierkante haken aangeduid.
De aanduiding “(pag.**)” in deze handleiding verwijst naar de
nummers van pagina's met meer informatie.
Delen in deze handleiding die zijn gemarkeerd met de volgende
symbolen bevatten de volgende typen informatie:
:
Waarschuwingen om potentiële problemen bij de bediening te voorkomen.
:
Aanvullende informatie voor de basisbediening.
6
Page 7
Hoofdstukken
1
234567891011121314
Inleiding
Basisinstellingen voor draadloos-netwerkvoorzieningen
Opnamen naar een andere camera overbrengen
Verbinding maken met een smartphone - 1
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer - 1
Een draadloos-netwerktoegangspunt (Wi-Fi) gebruiken
Verbinding maken met een smartphone - 2
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer - 2
Bediening op afstand met EOS Utility
Opnamen naar een webservice versturen
Opnamen bekijken met een mediaspeler
Vanuit het scherm Sneltoetsen verbinding maken met een draadloos netwerk
Instellingen beheren
2
11
19
31
45
55
75
87
93
103
131
139
145
Problemen oplossen
Referentie
151
169
7
Page 8
Inhoudsopgave
Inleiding 2
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen ........................ 2
Instructiehandleiding voor de Wi-Fi-functie ...................................... 4
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .. 6
Hoofdstukken ................................................................................... 7
Basisinstellingen voor draadloos-netwerkvoorzieningen 11
1
Een bijnaam registreren ................................................................. 12
Basisbediening en -instellingen...................................................... 15
Opnamen naar een andere camera overbrengen 19
2
De verbindingsbestemming selecteren .......................................... 20
Opnamen overbrengen .................................................................. 22
Opnieuw verbinding maken............................................................ 26
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen..................... 27
De naam van instellingen wijzigen ................................................. 28
Verbinding maken met een smartphone - 1 31
3
Voorbereiding................................................................................. 32
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus .... 33
De camera met een smartphone bedienen.................................... 37
Opnieuw verbinding maken............................................................ 39
Opnamen voor weergave specificeren........................................... 40
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen..................... 43
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer - 1 45
4
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus .... 46
Afdrukken ....................................................................................... 50
Opnieuw verbinding maken............................................................ 51
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen..................... 52
8
Page 9
Een draadloos-netwerktoegangspunt (Wi-Fi) gebruiken 55
5
Het type toegangspunt controleren.................................................56
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus) ...........................57
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus).............................62
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken.........................67
Verbinding maken met een smartphone - 2 75
6
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus.................. 76
De camera met een smartphone bedienen.....................................78
Opnieuw verbinding maken ............................................................80
Opnamen voor weergave specificeren ...........................................81
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen .....................84
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer - 2 87
7
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus.................. 88
Afdrukken........................................................................................90
Opnieuw verbinding maken ............................................................91
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen .....................92
Bediening op afstand met EOS Utility 93
8
Communicatie-instellingen voor EOS Utility configureren ............. 94
EOS Utility gebruiken..................................................................... 98
Opnieuw verbinding maken ............................................................99
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen ...................100
Inhoudsopgave
Opnamen naar een webservice versturen 103
9
Voorbereiding................................................................................104
Het type toegangspunt controleren...............................................106
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus) .........................107
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)...........................111
9
Page 10
Inhoudsopgave
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken...................... 115
Opnamen naar een webservice versturen ................................... 120
Opnieuw verbinding maken.......................................................... 126
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen................... 127
Opnamen bekijken met een mediaspeler 131
10
Communicatie-instellingen voor een mediaspeler configureren.. 132
Opnamen op een tv weergeven .................................................. 133
Opnieuw verbinding maken.......................................................... 135
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen................... 136
Vanuit het scherm Sneltoetsen verbinding maken
11
met een draadloos netwerk 139
Verbinding maken vanuit het scherm Sneltoetsen ....................... 140
Verbinding maken vanuit een weergavescherm .......................... 141
Instellingen beheren 145
12
Instellingen bekijken/wijzigen....................................................... 146
Draadloos-netwerkinstellingen wissen ......................................... 149
Problemen oplossen 151
13
Reageren op foutberichten........................................................... 152
Problemen oplossen..................................................................... 163
Opmerkingen over draadloze netwerken ..................................... 164
Netwerkinstellingen controleren ................................................... 166
Referentie 169
14
Specificaties ................................................................................. 170
Index............................................................................................. 171
10
Page 11
1
Basisinstellingen voor
draadloos-netwerkvoorzieningen
In dit hoofdstuk worden instellingen beschreven die noodzakelijk zijn voor het gebruik van de draadloos­netwerkinstellingen van de camera.
11
Page 12
Een bijnaam registreren
Stel eerst een bijnaam voor de camera in. Wanneer de camera via een draadloos netwerk op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. Zorg dat u een bijnaam voor de camera instelt.
Selecteer [Wi-Fi].
1
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi] en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschak.].
2
Druk op de knop <V> om
[Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
X [Wi-Fi-functie] kan nu worden
geselecteerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
3
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi-functie] en druk vervolgens op <0>.
X Wanneer deze functie voor het eerst
wordt geselecteerd, verschijnt er een scherm waarin u een bijnaam moet registreren. Selecteer [OK] en ga verder naar stap 4.
12
Page 13
Een bijnaam registreren
Voer een bijnaam in.
4
Voor instructies over het invoeren van
tekens raadpleegt u “Gebruik van het virtuele toetsenbord” op de volgende pagina.
U kunt maximaal 16 tekens invoeren.
Voltooi de handeling.
5
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>. Selecteer [OK] in het bevestigingsscherm en druk op < De bijnaam wordt geregistreerd en het scherm [
Wi-Fi-functie
U kunt de bijnaam wijzigen door in
het bovenstaande scherm op de knop <B> te drukken en [Bijnaam bewerken] te selecteren.
] verschijnt.
0
>.
13
Page 14
Een bijnaam registreren
Bediening van virtueel toetsenbord
Naar een ander invoergebied gaan
Met behulp van de knop <Q> kunt u tussen het onderste en bovenste invoergebied wisselen.
De cursor verplaatsen
Als u de cursor wilt verplaatsen, drukt u op de knop <U> in het bovenste gebied.
Tekst invoeren
Druk terwijl de cursor in het onderste gebied staat op de toets <V> of <U> om tekens te selecteren en druk vervolgens op <0> om ze in te voeren. Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
Tekst verwijderen
Als u een fout hebt gemaakt, drukt op de knop <L> om tekens te wissen.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen en af te sluiten. Als het bevestigingsscherm wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
Tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvoer te annuleren en het scherm te verlaten. Als het bevestigingsscherm wordt weergegeven, selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
14
Page 15
Basisbediening en -instellingen
Gebruik van de camera terwijl de draadloos-netwerkvoorziening actief is
Wanneer u draadloos-netwerkfuncties prioriteit wilt geven, moet u
de ontspanknop, het programmakeuzewiel en de weergaveknop niet gebruiken. Anders zou de opname of de weergave prioriteit krijgen en zouden de draadloos-netwerkfuncties tijdens dat proces kunnen worden beëindigd.
Wanneer [Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen], is het opnemen van
films uitgeschakeld. Als de camera op een computer is aangesloten, kunnen de functies voor printer, GPS-ontvanger en andere apparaten via een kabel niet worden gebruikt (pag.17).
Automatisch uitschakelen
Stel op het tabblad [52] de optie
[Uitschakelen] indien nodig in op [Deactiveren].
Als de functie voor automatisch
uitschakelen tijdens de draadloos­netwerkverbinding actief is, zal de camera op de stand-bystand overschakelen. De draadloos­netwerkverbinding wordt hersteld wanneer de camera weer wordt geactiveerd.
[Wi-Fi] op het tabblad [53]
Als het gebruik van elektronische
apparaten en apparaten met een draadloze verbinding in het vliegtuig of het ziekenhuis is verboden, stelt u [Wi-Fi] op het tabblad [53] in op [Uitschakelen].
15
Page 16
Basisbediening en -instellingen
Wi-Fi-verbindingsstatus
Wi-Fi-functie
[Wi-Fi]-instellingen en verbindingsstatus
Instellingen en verbindingsstatus voor [Wi-Fi] op het tabblad [53] kunnen worden bekeken op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera.
Wanneer [53: Wi-Fi] is ingesteld op [Uitschakelen]
Wanneer [53: Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen] maar er geen verbinding is
Verbonden
(IJ)
z
(Knippert)
(Knippert)
Gegevens worden
Verbindingsfout
Wachten op verbinding Wachten op nieuwe verbinding
Wi-Fi-functie
16
(Uit)
(Knippert)
(Knippert)
(Knippert)
Geen verbinding
Verbonden Gegevens worden overgebracht Wachten op verbinding
Wachten op nieuwe verbinding
Verbindingsfout
Page 17
Basisbediening en -instellingen
Aansluiting via een interfacekabel
Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] is ingesteld op [Inschakelen],
wordt de kabelverbinding uitgeschakeld. Stel deze optie in op [Deactiveren] om de interfacekabelverbinding te herstellen.
Wanneer de camera via een kabel op een computer, printer,
GPS-ontvanger of ander apparaat is aangesloten, kunnen de instellingen voor [Wi-Fi] niet worden gewijzigd. Ontkoppel de kabel en configureer daarna de instellingen.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] is ingesteld op [Inschakelen], is
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
17
Page 18
18
Page 19
2
Draadloze verbinding is mogelijk voor Canon-camera's met
ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening en die in 2012 of later op de markt zijn gebracht. Let op: de camera kan niet met Canon-camcorders worden verbonden, ook niet als deze een draadloos-netwerkvoorziening hebben.
De camera kan niet op Canon-camera's zonder ingebouwde
draadloos-netwerkvoorziening worden aangesloten, zelfs niet als ze Eye-Fi-kaarten ondersteunen.
Opnamen kunnen alleen worden overgebracht als ze de JPEG-
bestandsindeling hebben.
Hoewel ook films kunnen worden overgebracht, kunnen deze
niet worden afgespeeld als de doelcamera de bestandsindeling van de ontvangen films niet ondersteunt.
Opnamen naar een andere
camera overbrengen
Opnamen op deze camera kunnen naar andere Canon-camera's worden overgebracht met de ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening.
19
Page 20
De verbindingsbestemming selecteren
Registreer de camera waarmee u verbinding wilt maken via een draadloos netwerk. De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Druk op de knop <V> of <U> om
[z] (Blden tussen camera's overbr.) te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Start de verbinding op de
3
doelcamera.
Wanneer het hier links weergegeven scherm verschijnt, start u de verbinding ook op de doelcamera. Raadpleeg voor de bedieningsprocedure de instructiehandleiding van de doelcamera. Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht, worden de instellingen automatisch opgeslagen en worden de opnamen op de kaart weergegeven.
20
Page 21
De verbindingsbestemming selecteren
Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is gevoegd. Opnamelocaties kunnen met de Map Utility-software op een virtuele kaart worden weergegeven.
De verbindingsinstellingen worden automatisch opgeslagen/vastgelegd
met de bijnaam van de camera waarmee verbinding is gemaakt.
De functie voor automatisch uitschakelen werkt niet wanneer de camera
met een andere camera is verbonden.
Selecteer de opnamen die u wilt
4
overbrengen.
Selecteer opnamen op de
verzendende camera (pag.22).
Bedien de camera die de opnamen
ontvangt niet.
21
Page 22
Opnamen overbrengen
Als er tijdens de verbinding opnamen worden weergegeven of nieuwe opnamen worden gemaakt, wordt de verbinding verbroken.
RAW-opnamen kunnen niet worden overgebracht.
Opnamen een voor een overbrengen
De geselecteerde opnamen worden een voor een overgebracht.
Selecteer een opname die u wilt
1
overbrengen.
Druk op de knop <U> om de
gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop <u> en draai het instelwiel < indexweergave een opname te selecteren. Als u naar de gewone opnameweergave wilt terugkeren, draait u het instelwiel <
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
2
Als u het formaat van de te
verzenden opname wilt selecteren, drukt u op de knop <U> en selecteert u [Beeldf. wijz.]. Druk op de knop <U> om [
vrz.
X Er wordt een voortgangsscherm voor
de overdracht weergegeven.
Als u nog een opname wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 en 2.
Verbreek de verbinding.
3
Druk op de knop < bevestigingsscherm weer te geven. Druk op de knop < <
0
X
Het scherm [
6
> linksom om in de
6
> rechtsom.
] te selecteren en druk op <0>.
M
U
> om [OK] te selecteren en druk op
> om de verbinding te verbreken.
Wi-Fi-functie
Wrg. bld.
> om het
] verschijnt weer.
22
Page 23
Opnamen overbrengen
Geselecteerde opnamen verzenden
Er kunnen meerdere opnamen (maximaal 50) worden geselecteerd en verzonden.
Druk op <0>.
1
Selecteer [Gesel. verz.].
2
Als u het formaat van de te
verzenden opname wilt selecteren, drukt u op de knop <U> en selecteert u [Beeldf. wijz.].
Druk op de knop <U> om [Gesel.
verz.] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer de opnamen die u wilt
3
overbrengen.
Druk op de knop <U> om de
gewenste opnamen te selecteren en druk vervolgens op <0>.
X
<X> wordt in de linkerbovenhoek van de geselecteerde opnamen weergegeven.
Druk op de knop <u> en draai het instelwiel < indexweergave een opname te selecteren. Als u naar de gewone opnameweergave wilt terugkeren, draait u het instelwiel <
Nadat u alle opnamen die u wilt
overbrengen hebt geselecteerd, drukt u op de knop <Q>.
6
> linksom om in de
6
> rechtsom.
23
Page 24
Opnamen overbrengen
Wanneer u grote bestanden overbrengt, dient u te zorgen dat de batterij voldoende is opgeladen, zodat deze tijdens de overdracht niet leeg raakt.
Als er tijdens de verbinding opnamen worden weergegeven of nieuwe
opnamen worden gemaakt, wordt de verbinding verbroken.
Verklein de afmetingen.
4
Stel dit indien nodig in. Zie de volgende pagina voor meer
informatie over het instellen hiervan.
Breng de opnamen over.
5
Druk op de knop <V> om [ te selecteren en druk op < opnamen over te brengen.
X Er wordt een voortgangsscherm voor
de overdracht weergegeven.
Als u daarna nog meer opnamen wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 t/m 5.
Verbreek de verbinding.
6
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsscherm weer te geven. Druk op de knop <U> om [OK] te selecteren en druk op <0> om de verbinding te verbreken.
X Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt
weer.
0
Ver ze nd .
> om de
]
RAW-opnamen kunnen niet worden overgebracht. U kunt maximaal 50 opnamen overbrengen.
24
Page 25
Opnamen overbrengen
Alleen het formaat van opnamen die groter zijn dan het geselecteerde
formaat wordt aangepast.
Films kunnen niet in formaat worden aangepast. [Gew. f.:S2] en [Gew. f.:S3] zijn alleen beschikbaar voor foto's die met
de EOS 6D (WG) zijn gemaakt. Opnamen van andere camera's worden zonder aanpassing van het formaat verzonden.
Het formaat van de te versturen opname verkleinen
Wanneer [Gesel. verz.] is geselecteerd, kunt u ook in het verzendbevestigingsscherm een formaat voor de te verzenden opnamen kiezen.
Selecteer [Beeldform wijz. voor
1
verz.].
Druk bij het bevestigingsscherm voor
het verzenden van de opnamen op de knop <V> om [Beeldform wijz. voor verz.] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer het formaat.
2
Druk op de knop <V> om een
formaat te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Breng de opnamen over.
3
Druk op de knop <V> om [ te selecteren en druk op < opnamen over te brengen.
Ver ze nd .
0
]
> om de
25
Page 26
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een andere camera waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera's verz.) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
Voer de verbindingsprocedure ook op
de doelcamera uit.
X
De opnamen op de kaart worden weergegeven en de gewenste opnamen kunnen worden geselecteerd.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand. Standaard krijgen de instellingen een naam op basis van de bijnaam van de camera waarmee verbinding is gemaakt.
26
Page 27
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding tussen camera's vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera's verz.) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X Het scherm met
verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
De naam van de instellingen kan later worden gewijzigd (pag.28).
27
Page 28
De naam van instellingen wijzigen
De namen die voor de instellingen worden weergegeven, kunnen na het voltooien van de configuratie worden gewijzigd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera's verz.) en druk op <0>.
Selecteer [Bekijk/wijzig
3
instellingen].
Selecteer [Bekijk/wijzig
instellingen] en druk op <0>.
Selecteer [Wijzig naam inst.].
4
Selecteer [Wijzig naam inst.] en druk
op <0>.
28
Page 29
De naam van instellingen wijzigen
Wijzig de naam van de
5
instellingen.
Wijzig de naam van de instellingen
met behulp van het virtuele toetsenbord (pag.14). U kunt maximaal 30 tekens invoeren.
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster en druk op <0> om de wijziging te voltooien. Druk driemaal op de knop < naar het menuscherm terug te gaan.
M
> om
29
Page 30
30
Page 31
3
Verbinding maken met
een smartphone - 1
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u de opnamen op de camera daarop bekijken, beheren en daar naartoe kopiëren. Tevens kunt u de smartphone gebruiken om opnamen op afstand te maken.
31
Page 32
Voorbereiding
Ondersteunde smartphone-besturingssystemen
De volgende smartphone-besturingssystemen worden ondersteund (sinds september 2012). Voor actuele informatie over ondersteunde besturingssystemen raadpleegt u de downloadsite van EOS Remote-software.
• iOS: versie 5.0 - 5.1
• Android: versie 2.3.3 - 4.0
Installatie van EOS Remote vereist
Als u de camera met een smartphone wilt laten communiceren, moet de camera met de speciaal daarvoor bedoelde toepassing EOS Remote met de smartphone worden verbonden. EOS Remote kan worden gedownload van de App Store of van Google Play. Installeer EOS Remote op de smartphone en voer de procedures voor het tot stand brengen van de verbinding uit.
32
Page 33
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
De camera en de smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloos netwerk. Aangezien de camera als toegangspunt optreedt, is er geen ander toegangspunt nodig en kunt u de twee toestellen overal waar u bent gemakkelijk met elkaar laten communiceren. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Camera access point modus].
3
Druk op de knop <V> om [Camera
access point modus] te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer [Gemakkelijke verbinding].
4
Druk op de knop <V> om [
Gemakkelijke verbinding
selecteren en druk vervolgens op <
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Zie pagina 36 voor handmatig
verbinding maken.
] te
0
>.
33
Page 34
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Verbind de smartphone met de
5
camera.
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu van de smartphone de SSID (netwerknaam) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
X Het volgende scherm wordt mogelijk
automatisch weergegeven, ook als de handeling op de smartphone niet is voltooid.
Start EOS Remote op de
6
smartphone.
Wanneer de Wi-Fi-instellingen zijn
voltooid, start u EOS Remote op de smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
7
Cameraverbinding] op de smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
Cameraverbinding] in EOS Remote.
34
Selecteer de doelcamera op de
8
smartphone.
Selecteer bij [Detected Cameras/
Gedetecteerde camera's] in EOS
Remote de camera waarmee u verbinding wilt maken.
X Het koppelen start.
Page 35
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Tekens die niet de ASCII­indeling hebben, worden als 8 weergegeven.
Maak verbinding met de camera.
9
Wanneer het koppelen is voltooid,
verschijnt het hier links weergegeven scherm. Druk op de knop <U> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop < weer te geven opnamen te beperken. Zie “Opnamen voor weergave specificeren” (pag.40) voor meer informatie.
Configureer verdere instellingen.
10
Om de instellingen in deze fase te voltooien, drukt u op de knop < [
OK
] te selecteren en drukt u vervolgens
op <
0
Als u de naam van de instellingen wilt
X Het virtuele toetsenbord wordt
Sla de instellingen op.
11
Selecteer [OK] en druk op <0> om
X Het scherm [qVerbinding ] wordt
> om naar stap 11 te gaan.
wijzigen, selecteert u [Naam instellingen] en drukt u op <0>.
weergegeven (pag.14). U kunt voor de naam van de instellingen maximaal 30 tekens invoeren.
de instellingen op te slaan.
weergegeven.
B
> om het aantal
V
> om
De instellingen voor communicatie met de smartphone zijn nu geconfigureerd.
35
Page 36
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Wanneer [Handmatige verbinding] is geselecteerd
Stel [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] in op de schermen die worden weergegeven.
Voer een SSID in.
1
Voer de gewenste tekens in met het
virtuele toetsenbord (pag.14).
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [Autom. instellen].
2
Selecteer [Autom. instellen] en druk
op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Als u handmatig wilt instellen,
selecteert u [Handm. Instellen] en draait u aan het instelwiel <6>.
Selecteer [Geen].
3
Selecteer [Geen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het
scherm uit stap 5 op pagina 34 verschijnt.
Voor encryptie selecteert u [AES] en
voert u de encryptiesleutel met het virtuele toetsenbord in (pag.14).
36
Page 37
De camera met een smartphone bedienen
Wanneer de weer te geven opnamen zijn beperkt (pag.40), zullen de
functies van EOS Remote ook beperkt zijn.
Het is wellicht niet mogelijk om opnamen te maken als de camera op een
smartphone is aangesloten.
U kunt een smartphone met EOS Remote gebruiken om opnamen op de camera te bekijken en de camera op afstand te bedienen om foto's te maken.
Het hoofdscherm van EOS Remote
Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van EOS Remote. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren.
[Camera Image Viewing/Opnamen op camera weergeven]
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone worden opgeslagen.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen kunnen op opnamen op de camera worden uitgevoerd.
[Remote Shooting/Opnamen maken op afstand]
Het Live view-beeld van de camera kan met een smartphone worden bekeken.
Camera-instellingen kunnen worden
gewijzigd.
U kunt de sluiter ontspannen om
opnamen te maken.
(Instellingenknop)
Via deze knop hebt u toegang tot diverse instellingen voor EOS Remote.
37
Page 38
De camera met een smartphone bedienen
Opnamen worden op smartphones als JPEG-bestanden met grootte S2
opgeslagen. Ook RAW-opnamen worden in de JPEG-indeling met grootte S2 opgeslagen. Hoewel films ook in de lijst zijn opgenomen, kunnen deze niet worden opgeslagen.
Als de functie voor automatisch uitschakelen tijdens de draadloos-
netwerkverbinding actief is, zal de camera op de stand-bystand overschakelen. De draadloos-netwerkverbinding wordt hersteld wanneer de camera weer wordt geactiveerd.
De verbinding verbreken
Selecteer [Afsluiten].
1
Als het hier links weergegeven
Selecteer [OK].
2
Druk op de knop <U> en selecteer
scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu. Selecteer [
[OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken.
Afsluiten
] en druk op <0>.
38
Page 39
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
X De camera zal weer met de
smartphone verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
39
Page 40
Opnamen voor weergave specificeren
U kunt op de camera instellen welke opnamen er op de smartphone worden weergegeven.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Bekijk/wijzig
3
instellingen].
Selecteer [Bekijk/wijzig
instellingen] en druk op <0>.
Selecteer [Weerg. beelden].
4
Selecteer [Weerg. beelden] en druk
op <0>.
40
Page 41
Opnamen voor weergave specificeren
Selecteer een item.
5
Druk op de knop <V> om een item te selecteren en druk vervolgens op < Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke opnamen kunnen worden weergegeven. Dit kan tot negen dagen terug.
Druk op de knop <V> om een item te selecteren en druk vervolgens op < Wanneer [ wordt geselecteerd, kunnen opnamen van uiterlijk het opgegeven aantal dagen vóór de huidige datum worden weergegeven. Wanneer < aantal dagen wordt weergegeven, draait u aan het instelwiel < aantal dagen op te geven en drukt u op <
0
Selecteer [OK] en druk op <0> om
te specificeren welke opnamen kunnen worden weergegeven.
Afgel. dgn gem. beelden
r
> voor het
5
> om het
> om de selectie te bevestigen.
[Selecteer op classificatie]
Specificeer welke opnamen kunnen worden weergegeven op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie.
Druk op de knop <V> om een classificatie te selecteren en druk vervolgens op < om de opnamen te specificeren.
0
0
0
>.
>. ]
>
41
Page 42
Opnamen voor weergave specificeren
Eerste opname Laatste opname
[Select. reeks]
Selecteer de eerste en laatste weer te geven opname van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd. 1 Druk op de knop <U> om de
eerste opname te selecteren.
2 Druk op <0> om het
opnameselectiescherm weer te geven. Selecteer een opname met de knop <
U
> of <5>, of met het instelwiel
<
6
>. Druk op de knop < instelwiel <
u
6
> en draai het
> linksom om in de indexweergave een opname te selecteren. Als u naar de gewone opnameweergave wilt terugkeren, draait u het instelwiel <
6
> rechtsom.
3 Selecteer een opname en druk op
<0> om de selectie te bepalen.
4 Specificeer op dezelfde manier de
laatste opname. Selecteer een opname die later is gemaakt dan die welke als eerste opname is geselecteerd.
5 Wanneer de eerste en laatste opname
zijn gespecificeerd, drukt u op de knop <
V
> om [OK] te selecteren en drukt u
vervolgens op <
0
>.
42
Page 43
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met smartphones vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X
Het scherm met verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
43
Page 44
44
Page 45
4
Opnamen kunnen worden afgedrukt wanneer u deze camera via een draadloos netwerk met een printer met PictBridge verbindt. PictBridge is een standaard die het gemakkelijk maakt om opnamen af te drukken doordat de digitale camera rechtstreeks met een printer en met andere apparaten die deze standaard ondersteunen, wordt verbonden. Er is een standaard genaamd ‘DPS over IP’ waarmee PictBridge in netwerkomgevingen kan worden gebruikt. Deze camera voldoet aan die standaard.
Opnamen afdrukken met
een Wi-Fi-printer - 1
U kunt opnamen direct afdrukken door de camera via een draadloos netwerk met een printer met draadloos­netwerkvoorziening en ondersteuning voor PictBridge (DPS over IP) te verbinden. Zie pagina 55 voor het afdrukken van opnamen via een toegangspunt.
45
Page 46
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
De camera en de printer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloos netwerk. Aangezien de camera zelf als toegangspunt optreedt, is er geen ander toegangspunt nodig en kunt u opnamen op allerlei plekken gemakkelijk afdrukken. Voor het afdrukken van opnamen via een Wi-Fi-toegangspunt raadpleegt u “Een draadloos-netwerktoegangspunt (Wi-Fi) gebruiken” (pag.55).
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op tabblad [53] de optie [Wi-Fi]
in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [l].
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer) en druk op <0>.
Selecteer [Camera access point
3
modus].
Druk op de knop <V> om [Camera
access point modus] te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer [Gemakkelijke verbinding].
4
Druk op de knop <V> om [
Gemakkelijke verbinding
selecteren en druk vervolgens op <
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Zie pagina 49 voor handmatig
verbinding maken.
46
] te
0
>.
Page 47
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Maak verbinding met de printer.
5
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu van de printer de SSID (netwerknaam) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Raadpleeg voor de bedieningsprocedure de instructiehandleiding van de printer.
Selecteer de printer waarmee u
6
verbinding wilt maken.
Wanneer er een lijst met
gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>.
X Sommige printers kunnen een
pieptoon laten horen.
Wanneer er 16 of meer printers
worden gedetecteerd of het zoeken meer dan 3 minuten duurt, kunt u [Zoek opnieuw] selecteren.
47
Page 48
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Configureer verdere instellingen.
7
Om de instellingen in deze fase te
voltooien, drukt u op de knop <V> om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0> om naar stap 8 te gaan.
Als u de naam van de instellingen wilt
wijzigen, selecteert u [Naam instellingen] en drukt u op <0>.
X Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven (pag.14). U kunt voor de naam van de instellingen maximaal 30 tekens invoeren.
Sla de instellingen op.
8
Selecteer [OK] en druk op <0> om
de instellingen op te slaan.
X Het scherm [lVerbind ing] wordt
weergegeven.
De instellingen voor communicatie met de printer zijn nu geconfigureerd.
48
Page 49
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Wanneer [Handmatige verbinding] is geselecteerd
Stel [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] in op de schermen die worden weergegeven.
Voer een SSID in.
1
Voer de gewenste tekens in met het
virtuele toetsenbord (pag.14).
Wanneer u klaar bent, drukt u op de
knop <M>.
Selecteer [Autom. instellen].
2
Selecteer [Autom. instellen] en druk
op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Als u handmatig wilt instellen,
selecteert u [Handm. Instellen] en draait u aan het instelwiel <6>.
Selecteer [Geen].
3
Selecteer [Geen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het
scherm uit stap 5 op pagina 47 verschijnt.
Voor encryptie selecteert u [AES] en
voert u de encryptiesleutel met het virtuele toetsenbord in (pag.14).
49
Page 50
Afdrukken
De verbinding verbreken
1
2
Geef een opname weer.
Druk op de knop <x>.
X
Er wordt een opname weergegeven en het pictogram < linksboven in het scherm om aan te geven dat er verbinding met de printer is.
Raadpleeg voor meer informatie het
gedeelte “Opnamen afdrukken” in de instructiehandleiding voor de camera. Ook kunt u de instructies in het gedeelte “DPOF-opnamen rechtstreeks afdrukken” in de instructiehandleiding voor de camera volgen.
w
> verschijnt
Selecteer [Afsluiten].
Als het hier links weergegeven
scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu. Selecteer [
Afsluiten
] en druk op <0>.
Selecteer [OK].
Druk op de knop <U> en selecteer
[OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken.
50
Page 51
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een printer waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [l].
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
X De camera zal weer met de printer
verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
Verbinde n
] en druk op <0>.
51
Page 52
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met printers vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [l].
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X
Het scherm met verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
52
Page 53
535455
Page 54
Page 55
5
Een draadloos-netwerktoegangspunt
(Wi-Fi) gebruiken
Wanneer u verbinding met een toegangspunt voor een draadloos netwerk (Wi-Fi) maakt, geeft dit u de mogelijkheid om van de volgende voorzieningen gebruik te maken:
• Verbinding maken met een smartphone
• Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer
• Bediening op afstand met EOS Utility
• Opnamen naar een webservice versturen*
• Opnamen bekijken met een mediaspeler
* Voor het versturen van opnamen naar een webservice kunt u het
beste direct naar pagina 103 gaan.
Verbinding maken met een smartphone
Voor [q] (Verbinden met smartphone) is een smartphone met een van de volgende besturingssystemen noodzakelijk (sinds september 2012).
• iOS: versie 5.0 - 5.1
• Android: versie 2.3.3 - 4.0 Ook moet de toepassing EOS Remote van tevoren op de smartphone zijn geïnstalleerd. EOS Remote kan worden gedownload van de App Store of van Google Play.
Page 56
Het type toegangspunt controleren
Wanneer u verbinding wilt maken met een netwerk dat een netwerkbeheerder heeft, vraagt u de beheerder naar de gedetailleerde configuratieprocedures.
Als het gebruikte netwerk op MAC-adres filtert, registreert u het MAC-adres van de camera bij het toegangspunt. Het MAC-adres vindt u in het scherm [Algemene inst.] (pag.149).
Wanneer WPS (Wi-Fi Protected Setup) wordt ondersteund
• pag.57: Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
• pag.62: Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
Wanneer WPS niet wordt ondersteund
• pag.67: Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
Als u niet weet of het gebruikte toegangspunt WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documenten die bij het toegangspunt horen.
56
Page 57
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een toegangspunt dat met WPS (Wi-Fi Protected Setup) compatibel is. In PBC-modus (Push Button Connection) kan de camera met het toegangspunt worden verbonden doordat u eenvoudig op de WPS-knop van het toegangspunt drukt. Let wel op dat het lastiger kan zijn om de verbinding tot stand te brengen als er meerdere toegangspunten in de buurt actief zijn. Probeer in dat geval de verbinding tot stand te brengen via [ Controleer van tevoren de positie van de WPS-knop op het toegangspunt. Het kan circa een minuut duren om een verbinding tot stand te brengen.
Als de verborgen modus van het toegangspunt is ingeschakeld, kan er wellicht geen verbinding tot stand worden gebracht. Schakel de verborgen modus uit.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-
Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer een item.
2
Selecteer [q], [D], [l] of [ ] en
druk vervolgens op <0>.
WPS (PIN-modus)
].
57
Page 58
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
Selecteer [Infrastructuurmodus].
3
Dit wordt weergegeven wanneer [q] (Verbinden met smartphone) of [ (Afdrukken van Wi-Fi-printer) is geselecteerd.
Druk op de knop <V> om
[Infrastructuurmodus] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer [WPS (PBC-modus)].
4
Druk op de knop <V> om [WPS
(PBC-modus)] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Maak verbinding met het toegangspunt.
5
Druk op de WPS-knop van het toegangspunt. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het toegangspunt. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het toegangspunt te maken.
X Wanneer er een verbinding met het
toegangspunt tot stand is gebracht, wordt het scherm [Inst. IP-adres] weergegeven.
Stel het IP-adres in.
6
Druk op de knop <V> om de
methode voor het instellen van het IP-adres te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
l]
58
Page 59
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
[Autom. instellen]
Hiermee worden de instellingen die bij [ zijn automatisch geconfigureerd. Deze optie kan echter alleen worden gebruikt in omgevingen met DHCP-servers of toegangspunten of routers met DHCP-serverfunctionaliteit, waardoor IP-adressen en verwante instellingen automatisch worden geconfigureerd. Als er een foutbericht wordt weergegeven, ook al zouden het IP-adres en de daarbij behorende instellingen automatisch moeten worden toegewezen en geconfigureerd, selecteert u [
Handm. Instellen
Handm. Instellen
] beschikbaar
].
[Handm. Instellen]
Indien [Autom. instellen] in een foutbericht resulteert, selecteert u
[Handm. Instellen]. Voer het IP-adres van de camera in wanneer daarom wordt gevraagd. Voer [IP-adres], [Subnetmasker], [Gateway] en [DNS adres] in op de schermen die worden weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag.166) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Voor het invoeren van cijfers zoals voor
het IP-adres en het subnetmasker draait u aan het instelwiel <6> om de invoerpositie in het bovenste gedeelte te verplaatsen en draait u aan het instelwiel <5> om een cijfer te selecteren. Druk op <0> om het geselecteerde cijfer in te voeren.
Wanneer u klaar bent met het invoeren
van de gevraagde informatie drukt u op de knop <M>. Er wordt geen bevestigingsscherm weergegeven.
59
Page 60
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
Instellingen voor de communicatiemethode configureren
In dit gedeelte worden de configuratieschermen voor de communicatiemethode van elk apparaat en elke services waarmee de camera is verbonden, uitgelegd. Lees de pagina die de geselecteerde communicatiemethode beschrijft.
Verbinding maken met een smartphone: hoofdstuk 6 (pag.75)
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer: hoofdstuk 7 (pag.87)
Bediening op afstand met EOS Utility: hoofdstuk 8 (pag.93)
60
Page 61
Gemakkelijke verbinding via WPS (PBC-modus)
Gebruikers van Windows 7 en Windows Vista
Wanneer u de camera met behulp van EOS Utility op afstand bedient, moet u de volgende handelingen uitvoeren voordat u de handelingen uitvoert die op pagina 94 en verder worden beschreven. Indien deze handelingen niet worden uitgevoerd, kan het zijn dat de Pairing-software zoals beschreven op pagina 95 niet start. Open de map [
C:\] 9 [Program Files] 9 [Canon] 9 [EOS Utility] 9
[
WFTPairing
] (in deze volgorde) en dubbelklik vervolgens op het pictogram
[
WFT FirewallSettings/WFT-firewallinstellingen
]. (De hier genoemde mapnamen zijn voorbeelden. De locatie van de bestanden kan per omgeving verschillen.) Nadat u deze handelingen hebt uitgevoerd, voert u de procedure op pagina 94 uit.
Opnamen bekijken met een mediaspeler: hoofdstuk 10 (pag.131)
61
Page 62
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een toegangspunt dat met WPS (Wi-Fi Protected Setup) compatibel is. Bij de verbindingsmethode met PIN-code (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer op de camera gespecificeerd, dat op het toegangspunt moet worden ingesteld om een verbinding tot stand te kunnen brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere toegangspunten actief zijn, kan er met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht. Het kan circa een minuut duren om een verbinding tot stand te brengen.
Als de verborgen modus van het toegangspunt is ingeschakeld, kan er wellicht geen verbinding tot stand worden gebracht. Schakel de verborgen modus uit.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer een item.
2
Selecteer [q], [D], [l] of [ ] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Infrastructuurmodus].
3
Dit wordt weergegeven wanneer [q]
(Verbinden met smartphone) of [l] (Afdrukken van Wi-Fi-printer) is geselecteerd.
Druk op de knop <V> om
[Infrastructuurmodus] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
62
Page 63
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
Selecteer [WPS (PIN-modus)].
4
Druk op de knop <V> om [WPS
(PIN-modus)] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Geef bij het toegangspunt de
5
PIN-code op.
Voer bij het toegangspunt de 8-cijferige PIN-code in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Voor instructies over het instellen van
een PIN-code bij het toegangspunt raadpleegt u de instructiehandleiding van het toegangspunt.
Selecteer [OK] nadat de PIN-code is
ingevoerd en druk op <0>.
Maak verbinding met het toegangspunt.
6
Selecteer [OK] en druk op <0> om
verbinding met het toegangspunt te maken.
X Wanneer er een verbinding met het
toegangspunt tot stand is gebracht, wordt het scherm [Inst. IP-adres] weergegeven.
Stel het IP-adres in.
7
Druk op de knop <V> om de
methode voor het instellen van het IP-adres te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
63
Page 64
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
[Autom. instellen]
Hiermee worden de instellingen die bij [Handm. Instellen]
beschikbaar zijn automatisch geconfigureerd. Deze optie kan echter alleen worden gebruikt in omgevingen met DHCP-servers of toegangspunten of routers met DHCP-serverfunctionaliteit, waardoor IP-adressen en verwante instellingen automatisch worden geconfigureerd. Als er een foutbericht wordt weergegeven, ook al zouden het IP-adres en de daarbij behorende instellingen automatisch moeten worden toegewezen en geconfigureerd, selecteert u [
Handm. Instellen
].
[Handm. Instellen]
Indien [Autom. instellen] in een foutbericht resulteert, selecteert u
[Handm. Instellen]. Voer het IP-adres van de camera in wanneer daarom wordt gevraagd. Voer [IP-adres], [Subnetmasker], [Gateway] en [DNS adres] in op de schermen die worden weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag.166) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Voor het invoeren van cijfers zoals voor
het IP-adres en het subnetmasker draait u aan het instelwiel <6> om de invoerpositie in het bovenste gedeelte te verplaatsen en draait u aan het instelwiel <5> om een cijfer te selecteren. Druk op <0> om het geselecteerde cijfer in te voeren.
Wanneer u klaar bent met het invoeren
van de gevraagde informatie drukt u op de knop <M>. Er wordt geen bevestigingsscherm weergegeven.
64
Page 65
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
Instellingen voor de communicatiemethode configureren
In dit gedeelte worden de configuratieschermen voor de communicatiemethode van elk apparaat en elke services waarmee de camera is verbonden, uitgelegd. Lees de pagina die de geselecteerde communicatiemethode beschrijft.
Verbinding maken met een smartphone: hoofdstuk 6 (pag.75)
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer: hoofdstuk 7 (pag.87)
Bediening op afstand met EOS Utility: hoofdstuk 8 (pag.93)
65
Page 66
Gemakkelijke verbinding via WPS (PIN-modus)
Gebruikers van Windows 7 en Windows Vista
Wanneer u de camera met behulp van EOS Utility op afstand bedient, moet u de volgende handelingen uitvoeren voordat u de handelingen uitvoert die op pagina 94 en verder worden beschreven. Indien deze handelingen niet worden uitgevoerd, kan het zijn dat de Pairing-software zoals beschreven op pagina 95 niet start. Open de map [C:\] 9 [Program Files] 9 [Canon] 9 [EOS Utility] 9 [WFTPairing] (in deze volgorde) en dubbelklik vervolgens op het pictogram [WFT FirewallSettings/WFT-firewallinstellingen]. (De hier genoemde mapnamen zijn voorbeelden. De locatie van de bestanden kan per omgeving verschillen.) Nadat u deze handelingen hebt uitgevoerd, voert u de procedure op pagina 94 uit.
Opnamen bekijken met een mediaspeler: hoofdstuk 10 (pag.131)
66
Page 67
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
Het draadloos netwerk selecteren
Wanneer [Netwerk zoeken] wordt geselecteerd, wordt er een lijst met actieve toegangspunten in de buurt weergegeven, samen met informatie over deze toegangspunten. Selecteer het SSID (of ESS-ID) van het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer een item.
2
Selecteer [q], [D], [l] of [ ] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Infrastructuurmodus].
3
Dit wordt weergegeven wanneer [q]
(Verbinden met smartphone) of [l] (Afdrukken van Wi-Fi-printer) is geselecteerd.
Druk op de knop <V> om
[Infrastructuurmodus] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer [Netwerk zoeken].
4
Druk op de knop <V> om [Netwerk
zoeken] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
67
Page 68
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
(1)
(2)
(3)
(4)
Selecteer een toegangspunt.
5
Druk op <0> om de selectie van
een toegangspunt mogelijk te maken.
Druk op de knop <V> om een
toegangspunt te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan. (1) Geeft aan of het apparaat zich in infrastructuur- of ad-hocmodus bevindt (2) Er wordt een pictogram weergegeven als het toegangspunt versleuteld is (3) De eerste negen tekens van het SSID (4) Het gebruikte kanaal
Encryptie van het toegangspunt
Deze camera ondersteunt de volgende opties voor [Verificatie] en [Encryptie instellingen]. Daarom dient er bij het toegangspunt een van de volgende encryptiemethoden te worden gebruikt.
[Verificatie]: Open systeem, Shared Key, WPA-PSK of WPA2-PSK [Encryptie instellingen]: WEP, TKIP of AES
[Conn. invoeren] en [Zoek opnieuw]
Als u de instellingen voor het toegangspunt handmatig wilt
configureren, selecteert u [Conn. invoeren] en drukt u op <0>. Volg de weergegeven procedures om de instellingen te voltooien.
Als u nogmaals naar toegangspunten wilt zoeken, selecteert u
[Zoek opnieuw] en drukt u op <0>.
68
Page 69
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
De encryptiesleutel voor het draadloos netwerk invoeren
Stel de encryptiesleutel in die voor het toegangspunt is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het toegangspunt. Let erop dat de schermen die in stap 1 t/m 3 hieronder zijn weergegeven variëren, afhankelijk van de verificatie en gespecificeerde encryptie voor het toegangspunt.
Het scherm [Key index] wordt alleen
1
weergegeven als er voor het toegangspunt WEP-versleuteling wordt gebruikt.
Druk op de knop <V> om het key
index-nummer voor het toegangspunt te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Druk op de knop <V> om de soort
2
en het aantal tekens voor de sleutel te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Voer de encryptiesleutel met het
3
virtuele toetsenbord in (pag.14).
X Het scherm [Inst. IP-adres] (pag.70)
wordt weergegeven.
69
Page 70
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
Het IP-adres instellen
Druk op de knop <V> om de
methode voor het instellen van het
IP-adres te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
[Autom. instellen]
Hiermee worden de instellingen die bij [ zijn automatisch geconfigureerd. Deze optie kan echter alleen worden gebruikt in omgevingen met DHCP-servers of toegangspunten of routers met DHCP-serverfunctionaliteit, waardoor IP-adressen en verwante instellingen automatisch worden geconfigureerd. Als er een foutbericht wordt weergegeven, ook al zouden het IP-adres en de daarbij behorende instellingen automatisch moeten worden toegewezen en geconfigureerd, selecteert u [
Handm. Instellen
Handm. Instellen
] beschikbaar
].
[Handm. Instellen]
Indien [Autom. instellen] in een foutbericht resulteert, voert u het
IP-adres handmatig in. Voer het IP-adres van de camera in wanneer daarom wordt gevraagd. Voer [IP-adres], [Subnetmasker], [Gateway] en [DNS adres] in op de schermen die worden weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag.166) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp. Voor het invoeren van cijfers zoals voor het IP-adres en het subnetmasker draait u aan het instelwiel < het bovenste gedeelte te verplaatsen en draait u aan het instelwiel < cijfer te selecteren. Druk op < geselecteerde cijfer in te voeren.
Wanneer u klaar bent met het invoeren
van de gevraagde informatie drukt u op de knop <M>. Er wordt geen bevestigingsscherm weergegeven.
6
> om de invoerpositie in
5
> om een
0
> om het
70
Page 71
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
Instellingen voor de communicatiemethode configureren
In dit gedeelte worden de configuratieschermen voor de communicatiemethode van elk apparaat en elke services waarmee de camera is verbonden, uitgelegd. Lees de pagina die de geselecteerde communicatiemethode beschrijft.
Verbinding maken met een smartphone: hoofdstuk 6 (pag.75)
Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer: hoofdstuk 7 (pag.87)
Bediening op afstand met EOS Utility: hoofdstuk 8 (pag.93)
71
Page 72
Handmatige verbinding door netwerken te zoeken
Gebruikers van Windows 7 en Windows Vista
Wanneer u de camera met behulp van EOS Utility op afstand bedient, moet u de volgende handelingen uitvoeren voordat u de handelingen uitvoert die op pagina 94 en verder worden beschreven. Indien deze handelingen niet worden uitgevoerd, kan het zijn dat de Pairing-software zoals beschreven op pagina 95 niet start. Open de map [
C:\] 9 [Program Files] 9 [Canon] 9 [EOS Utility] 9
[
WFTPairing
] (in deze volgorde) en dubbelklik vervolgens op het pictogram
[
WFT FirewallSettings/WFT-firewallinstellingen
]. (De hier genoemde mapnamen zijn voorbeelden. De locatie van de bestanden kan per omgeving verschillen.) Nadat u deze handelingen hebt uitgevoerd, voert u de procedure op pagina 94 uit.
Opnamen bekijken met een mediaspeler: hoofdstuk 10 (pag.131)
72
Page 73
737475
Page 74
Page 75
6
Verbinding maken met
een smartphone - 2
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u de opnamen op de camera daarop bekijken, beheren en daar naartoe kopiëren. Tevens kunt u de smartphone gebruiken om opnamen op afstand te maken.
Volg deze instructies pas nadat de smartphone met een toegangspunt is verbonden. Voor informatie over instellingen en configuratie raadpleegt u de documentatie van het desbetreffende toestel of neemt u contact op met de fabrikant.
Page 76
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus
Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 5.
Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie. Als u de camera in Camera access point modus wilt verbinden, raadpleegt u “Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus” (pag.33).
Start EOS Remote op de smartphone.
1
Wanneer het hier links weergegeven
scherm verschijnt, start u EOS Remote ook op de smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
2
Cameraverbinding] op de smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
Cameraverbinding] in EOS Remote.
Selecteer de camera waarmee u
3
verbinding wilt maken op de smartphone.
Selecteer bij [Detected Cameras/
Gedetecteerde camera's] in EOS
Remote de camera waarmee u verbinding wilt maken. Als er meerdere camera's worden weergegeven, identificeert u de camera waarmee u verbinding wilt maken op basis van het MAC-adres dat op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Het MAC-adres vindt u tevens in het
scherm [Algemene inst.] (pag.149).
X Het koppelen start.
76
Page 77
Tekens die niet de ASCII­indeling hebben, worden als 8 weergegeven.
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus
Maak verbinding met de camera.
4
Wanneer het koppelen is voltooid,
verschijnt het hier links weergegeven scherm. Druk op de knop <U> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Druk op de knop <B> om het
aantal weer te geven opnamen te beperken. Zie “Opnamen voor weergave specificeren” (pag.81) voor meer informatie.
Configureer verdere instellingen.
5
Om de instellingen in deze fase te voltooien, drukt u op de knop < [
OK
] te selecteren en drukt u vervolgens
op <
0
> om naar stap 6 te gaan.
Als u de naam van de instellingen wilt
wijzigen, selecteert u [Naam instellingen] en drukt u op <0>.
X Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven (pag.14). U kunt voor de naam van de instellingen maximaal 30 tekens invoeren.
Sla de instellingen op.
6
Selecteer [OK] en druk op <0> om
de instellingen op te slaan.
X Het scherm [qVerbinding ] wordt
weergegeven.
V
> om
De instellingen voor netwerkverbinding met de smartphone zijn nu geconfigureerd.
77
Page 78
De camera met een smartphone bedienen
Wanneer de weer te geven opnamen zijn beperkt (pag.81), zullen de
functies van EOS Remote ook beperkt zijn.
Het is wellicht niet mogelijk om opnamen te maken als de camera met
een smartphone is verbonden.
U kunt een smartphone met EOS Remote gebruiken om opnamen op de camera te bekijken en de camera op afstand te bedienen om foto's te maken.
Het hoofdscherm van EOS Remote
Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van EOS Remote. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren.
[Camera Image Viewing/Opnamen op camera weergeven]
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone worden opgeslagen.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen kunnen op opnamen op de camera worden uitgevoerd.
[Remote Shooting/Opnamen maken op afstand]
Het Live view-beeld van de camera kan met een smartphone worden bekeken.
Camera-instellingen kunnen worden
gewijzigd.
U kunt de sluiter ontspannen om
opnamen te maken.
(Instellingenknop)
Via deze knop hebt u toegang tot diverse instellingen voor EOS Remote.
78
Page 79
De verbinding verbreken
Opnamen worden op smartphones als JPEG-bestanden met grootte S2
opgeslagen. Ook RAW-opnamen worden in de JPEG-indeling met grootte S2 opgeslagen. Hoewel films ook in de lijst zijn opgenomen, kunnen deze niet worden opgeslagen.
Als de functie voor automatisch uitschakelen tijdens de draadloos-
netwerkverbinding actief is, zal de camera op de stand-bystand overschakelen. De draadloos-netwerkverbinding wordt hersteld wanneer de camera weer wordt geactiveerd.
1
2
De camera met een smartphone bedienen
Selecteer [Afsluiten].
Als het hier links weergegeven
scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu. Selecteer [
Afsluiten
] en druk op <0>.
Selecteer [OK].
Druk op de knop <U> om [OK] te
selecteren en druk op <0> om de verbinding te verbreken.
79
Page 80
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
X De camera zal weer met de
smartphone verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
80
Page 81
Opnamen voor weergave specificeren
U kunt op de camera instellen welke opnamen er op de smartphone worden weergegeven.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Bekijk/wijzig
3
instellingen].
Selecteer [Bekijk/wijzig
instellingen] en druk op <0>.
Selecteer [Weerg. beelden].
4
Selecteer [Weerg. beelden] en druk
op <0>.
81
Page 82
Opnamen voor weergave specificeren
Selecteer een item.
5
Druk op de knop <V> om een item te selecteren en druk vervolgens op < Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven.
[Alle beelden]
Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven.
[Beelden v. afgelopen dagen]
Geef op basis van de datum aan welke opnamen kunnen worden weergegeven. Dit kan tot negen dagen terug.
Druk op de knop <V> om een item te selecteren en druk vervolgens op < Wanneer [ wordt geselecteerd, kunnen opnamen van uiterlijk het opgegeven aantal dagen vóór de huidige datum worden weergegeven. Wanneer < aantal dagen wordt weergegeven, draait u aan het instelwiel < aantal dagen op te geven en drukt u op <
0
Selecteer [OK] en druk op <0> om
te specificeren welke opnamen kunnen worden weergegeven.
Afgel. dgn gem. beelden
r
> voor het
5
> om het
> om de selectie te bevestigen.
[Selecteer op classificatie]
Specificeer welke opnamen kunnen worden weergegeven op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie.
Druk op de knop <V> om een classificatie te selecteren en druk vervolgens op < om de opnamen te specificeren.
0
0
0
>.
>.
]
>
82
Page 83
[Select. reeks]
Eerste opname Laatste opname
Opnamen voor weergave specificeren
Selecteer de eerste en laatste weer te geven opname van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd. 1 Druk op de knop <U> om de
eerste opname te selecteren.
2 Druk op <0> om het
opnameselectiescherm weer te geven. Selecteer een opname met de knop <
U
> of <5>, of met het instelwiel
<
6
>. Druk op de knop < instelwiel <
u
6
> en draai het
> linksom om in de indexweergave een opname te selecteren. Als u naar de gewone opnameweergave wilt terugkeren, draait u het instelwiel <
6
> rechtsom.
3 Selecteer een opname en druk op
<0> om de selectie te bepalen.
4 Specificeer op dezelfde manier de
laatste opname. Selecteer een opname die later is gemaakt dan die welke als eerste opname is geselecteerd.
5 Wanneer de eerste en laatste
opname zijn gespecificeerd, drukt u op de knop <V> om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0>.
83
Page 84
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met smartphones vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X
Het scherm met verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
84
Page 85
858687
Page 86
Page 87
7
Opnamen kunnen worden afgedrukt wanneer u deze camera via een draadloos netwerk met een printer met PictBridge verbindt. PictBridge is een standaard die het gemakkelijk maakt om opnamen af te drukken doordat de digitale camera rechtstreeks met een printer en met andere apparaten die deze standaard ondersteunen, wordt verbonden. Er is een standaard genaamd ‘DPS over IP’ waarmee PictBridge in netwerkomgevingen kan worden gebruikt. Deze camera voldoet aan die standaard.
Opnamen afdrukken
met een Wi-Fi-printer - 2
U kunt opnamen direct afdrukken door de camera via een draadloos netwerk met een printer met draadloos­netwerkvoorziening en ondersteuning voor PictBridge (DPS over IP) te verbinden.
Volg deze instructies pas nadat de printer met een toegangspunt is verbonden. Voor informatie over instellingen en configuratie raadpleegt u de documentatie van het desbetreffende toestel of neemt u contact op met de fabrikant.
Page 88
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus
Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 5.
Als u de camera in Camera access point modus wilt verbinden, raadpleegt u “Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus” (pag.46).
Selecteer de printer waarmee u
1
verbinding wilt maken.
Wanneer er een lijst met
gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>.
X Sommige printers kunnen een
pieptoon laten horen.
Wanneer er 16 of meer printers
worden gedetecteerd of het zoeken meer dan 3 minuten duurt, kunt u [Zoek opnieuw] selecteren.
Configureer verdere instellingen.
2
Om de instellingen in deze fase te
voltooien, drukt u op de knop <V> om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0> om naar stap 3 te gaan.
Als u de naam van de instellingen wilt
wijzigen, selecteert u [Naam instellingen] en drukt u op <0>.
X Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven (pag.14). U kunt voor de naam van de instellingen maximaal 30 tekens invoeren.
88
Page 89
Verbinding tot stand brengen met Infrastructuurmodus
Sla de instellingen op.
3
Selecteer [OK] en druk op <0> om
de instellingen op te slaan.
X Het scherm [lVerbind ing] wordt
weergegeven.
De instellingen voor netwerkverbinding met de printer zijn nu geconfigureerd.
89
Page 90
Afdrukken
De verbinding verbreken
1
2
Geef een opname weer.
Druk op de knop <x>.
X
Er wordt een opname weergegeven en het pictogram < linksboven in het scherm om aan te geven dat er verbinding met de printer is.
Raadpleeg voor meer informatie het
gedeelte “Opnamen afdrukken” in de instructiehandleiding voor de camera. Ook kunt u de instructies in het gedeelte “DPOF-opnamen rechtstreeks afdrukken” in de instructiehandleiding voor de camera volgen.
w
> verschijnt
Selecteer [Afsluiten].
Als het hier links weergegeven
scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu.
Selecteer [Afsluiten] en druk op
<0>.
Selecteer [OK].
Druk op de knop <U> en selecteer
[OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken.
90
Page 91
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een printer waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [l].
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
X De camera zal weer met de printer
verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
91
Page 92
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met printers vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [l].
2
Selecteer [l] (Afdrukken van
Wi-Fi-printer) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X
Het scherm met verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
92
Page 93
8
Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen bepaalde instellingen onbeschikbaar zijn. Gebruik de software op de cd-rom die bij deze camera wordt geleverd.
Bediening op afstand
met EOS Utility
Met EOS Utility en een draadloos netwerk kunt u de camera op afstand bedienen. Behalve dat u zo op afstand opnamen kunt maken, worden er nog diverse andere mogelijkheden door EOS Utility ondersteund wanneer er een draadloos netwerk wordt gebruikt in plaats van een interfacekabel. Let op: het maken van films is hiermee niet mogelijk.
Volg deze instructies pas nadat de computer met daarop EOS Utility met een toegangspunt is verbonden. Voor informatie over instellingen en configuratie raadpleegt u de documentatie van het desbetreffende toestel of neemt u contact op met de fabrikant.
93
Page 94
Communicatie-instellingen EOS Utility configureren
Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 5.
Met EOS Utility kunt u de meegeleverde pairingsoftware gebruiken om een verbinding tot stand te brengen tussen de camera en een computer. De pairingsoftware wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de “easy installation” (standaardinstallatie) van de software die wordt meegeleverd met de camera. Als deze niet is geïnstalleerd, dient u dit alsnog van tevoren op de computer die met de camera wordt verbonden te installeren. De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 7 hier als voorbeeld gebruikt.
Selecteer [OK].
1
Eerst wordt het pairingscherm
weergegeven.
Druk op de knop <U> om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven. ****** staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt.
94
Page 95
Communicatie-instellingen EOS Utility configureren
Start de pairingsoftware.
2
Normaal gesproken wordt het programma in dezelfde map geïnstalleerd als EOS Utility.
X Nadat de pairingsoftware is gestart,
wordt er een pictogram in de taakbalk weergegeven.
X
Wanneer de camera wordt gedetecteerd, wordt er een bericht weergegeven.
Dubbelklik op het pictogram van
3
de pairingsoftware.
X Gedetecteerde camera's worden
weergegeven. Camera's die al eerder met de computer zijn verbonden, worden niet in de lijst vermeld.
Klik op [Connect/Verbinden].
Als er meerdere camera's worden weergegeven, identificeert u de camera waarmee u verbinding wilt maken op basis van het MAC-adres dat op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Het MAC-adres vindt u tevens in het
scherm [Algemene inst.] (pag.149).
95
Page 96
Communicatie-instellingen EOS Utility configureren
Selecteer [OK].
4
Wanneer de camera de computer
detecteert waarop u op [Connect/ Verbinden] hebt geklikt in stap 3,
wordt het scherm links weergegeven.
Druk op de knop <U> om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op <0>.
Configureer verdere instellingen.
5
Om de instellingen in deze fase te
voltooien, drukt u op de knop <V> om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0> om naar stap 6 te gaan.
Als u de naam van de instellingen wilt
wijzigen, selecteert u [Naam instellingen] en drukt u op <0>.
X Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven (pag.14). U kunt voor de naam van de instellingen maximaal 30 tekens invoeren.
Sla de instellingen op.
6
Selecteer [OK] en druk op <0> om
de instellingen op te slaan.
X Het scherm [DVerbind ing] wordt
weergegeven.
De netwerkinstellingen voor EOS Utility zijn nu geconfigureerd.
96
Page 97
Communicatie-instellingen EOS Utility configureren
Als u Live view-opnamen op afstand maakt, is de beeldtransmissiesnelheid lager dan bij een kabelverbinding. Daardoor kunnen bewegende onderwerpen niet vloeiend worden vastgelegd.
Als de functie voor automatisch uitschakelen tijdens de draadloos­netwerkverbinding actief is, zal de camera op de stand-bystand overschakelen. De draadloos-netwerkverbinding wordt hersteld wanneer de camera weer wordt geactiveerd.
Het is niet nodig om de pairing opnieuw uit te voeren als u een
bepaalde camera en computer samen blijft gebruiken na het pairingproces zonder de instellingen te wijzigen. Voor uw volgende P2P-sessie schakelt u de camera gewoon in en start u de pairingsoftware. De verbinding tussen de camera en de computer wordt automatisch tot stand gebracht.
U kunt de pairingsoftware toevoegen aan de software die tijdens het
opstarten van de computer wordt gestart. Selecteer in EOS Utility [Preferences/Voorkeuren] en het tabblad [Basic Settings/
Basisinstellingen] en zet een vinkje bij [Add WFT Pairing Software to the Startup folder/WFT-pairingsoftware aan de opstartmap toevoegen] (voor Macintosh is dat [Register WFT Paring Software in Login Options/WFT-pairingsoftware bij aanmeldingsopties registreren]).
97
Page 98
EOS Utility gebruiken
Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (dvd-rom) voor instructies voor EOS Utility. U kunt de functies van EOS Utility net zo gebruiken als wanneer de camera en de computer via een kabel met elkaar zijn verbonden.
De verbinding verbreken
Selecteer [Afsluiten].
1
Als het hier links weergegeven
scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu. Selecteer [
Selecteer [OK].
2
Druk op de knop <U> en selecteer
[OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken.
Afsluiten
] en druk op <0>.
98
Page 99
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een computer waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [D].
2
Selecteer [D] (Afstandsbedien.
(EOS Utility)) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
X De camera zal weer met de computer
verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.], het verbindingsdoel en brengt u de verbinding tot stand.
99
Page 100
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen
U kunt maximaal drie verbindingsinstellingen voor EOS Utility vastleggen.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer [Wi-Fi-functie].
Selecteer [D].
2
Selecteer [D] (Afstandsbedien.
(EOS Utility)) en druk op <0>.
Selecteer [Kies instell.].
3
Selecteer [Kies instell.] en druk op
<0>.
Selecteer [Ongespec.].
4
Selecteer [Ongespec.] en druk op
<0>.
X Het scherm met
verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien.
100
Loading...