Wat betreft Wi-Fi worden de basisfuncties voor 'Opnamen naar een andere camera
overbrengen' en 'Aansluiten op een smartphone' uitgelegd. Voor meer informatie
verwijzen wij u naar de 'Instructiehandleiding Wi-Fi' op de EOS Camera Instruction
Manuals Disk (dvd-rom).
Wat betreft GPS worden alle gebruiksprocedures en -functies uitgelegd.
NEDERLANDS
Page 2
Page 3
Basisinstructiehandleiding Wi-Fi functie
EOS 6D (WG)
Page 4
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen
(1) Opnamen naar een andere
camera overbrengen
Opnamen uitwisselen
(6) Opnamen bekijken
met een mediaspeler
Opnamen bekijken
(5) Opnamen naar een
webservice versturen
Opnamen opslaan
en delen
(4) De camera op afstand
bedienen met EOS Utility
De camera op afstand bedienen
(3) Opnamen afdrukken met
een Wi-Fi-printer
Opnamen afdrukken
(2) Aansluiten op een
smartphone
Opnamen
weergeven
Opnamen maken
op afstand
(Canon Image Gateway)
Met de draadloos-netwerkfuncties van deze camera kunt u allerlei taken
draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar webservices
en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk wanneer u de
camera op een Wi-Fi-netwerk aansluit of op een ander apparaat dat de
draadloos-netwerkfuncties van deze camera ondersteunt.
* Voor het gebruik van functie (2) via een toegangspunt raadpleegt u de pdf
'Instructiehandleiding Wi-Fi functie' op de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom).
* Voor de procedure voor het gebruik van functie (3) tot en met (6) raadpleegt u
de pdf 'Instructiehandleiding Wi-Fi functie' op de EOS Camera Instruction
Manuals Disk (dvd-rom).
W-2
Page 5
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen
(1)z Opnamen naar een andere camera overbrengen
Breng opnamen op deze camera naar andere Canon-camera's over
met de ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening.
(pag. W-13)
(2)q Aansluiten op een smartphone (pag. W-21)
Bekijk opgeslagen opnamen of bedien de camera met uw smartphone.
U dient de toepassing 'EOS Remote' op uw smartphone te
installeren als u deze functies wilt kunnen gebruiken.
(3)l Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer
Sluit de camera aan op een printer met een draadloosnetwerkvoorziening die PictBridge (DPS over IP) ondersteunt om
opnamen draadloos te kunnen afdrukken.
(4)D De camera op afstand bedienen met EOS Utility
Gebruik EOS Utility via een draadloos netwerk in plaats van een
interfacekabelverbinding en bedien de camera draadloos vanaf
de computer.
(5)w Opnamen naar een webservice versturen
Upload uw opnamen naar CANON iMAGE GATEWAY, een
onlinefotoservice voor Canon-gebruikers (gratis registratie nodig)
om ze met familie en vrienden te delen.
(6) Opnamen bekijken met een mediaspeler
U kunt opnamen op de geheugenkaart van de camera op uw
televisie weergeven met behulp van een mediaspeler die DNLA*
via draadloze netwerken ondersteunt.
* Digital Living Network Alliance
W-3
Page 6
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Inc. in de
Verenigde Staten en andere landen.
Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance.
Wi-Fi Certified, WPA, WPA2 en het Wi-Fi Certified-logo zijn handelsmerken
van de Wi-Fi Alliance.
De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze
handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
UPnP is een handelsmerk van de UPnP Implementers Corporation.
Alle overige bedrijfs- en productnamen en handelsmerken die in deze
handleiding worden genoemd, zijn eigendom van de respectieve
eigenaren.
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg
van onjuiste netwerk- of FTP-serverinstellingen bij gebruik van de camera.
Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade
als gevolg van het gebruik van de camera.
In deze handleiding wordt 'draadloos netwerk' gebruikt als een
algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze
communicatiefuncties van Canon.
De aanduiding '(pag. **)' in deze handleiding verwijst naar de
nummers van pagina's met meer informatie.
Delen in deze handleiding die zijn gemarkeerd met de volgende
symbolen bevatten de volgende typen informatie:
:
Waarschuwingen om potentiële problemen bij de bediening te voorkomen.
:
Aanvullende informatie voor de basisbediening.
W-4
Page 7
Inhoudsopgave
Inleiding
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen.................... W-2
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
[Wi-Fi]-instellingen en verbindingsstatus ..................................... W-6
......... W-4
Basisinstellingen voor draadloos-netwerkvoorzieningen
1
Een Bijnaam registreren .............................................................. W-8
Basisbediening en -instellingen ................................................. W-11
Opnamen naar een andere camera overbrengenW-13
2
De verbindingsbestemming selecteren...................................... W-14
point modus ............................................................................... W-23
De camera met een smartphone bedienen................................ W-26
Opnieuw verbinding maken ....................................................... W-28
W-7
W-5
Page 8
[Wi-Fi]-instellingen en verbindingsstatus
Wi-Fi-verbindingsstatus
Wi-Fi-voorziening
Wi-Fi-voorziening
Instellingen en verbindingsstatus voor [
worden bekeken op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera.
z
(Knippert)
(Knippert)
Wi-Fi
] op het tabblad [53] kunnen
Wanneer [53: Wi-Fi] is
ingesteld op [Uitschakelen]
Wanneer [53: Wi-Fi] is
ingesteld op [Inschakelen]
maar er geen verbinding is
Verbonden
( )
Gegevens worden overgebracht
Verbindingsfout
Wachten op verbinding
Wachten op nieuwe
verbinding
W-6
(Uit)
(Knippert)
(Knippert)
(Knippert)
Geen verbinding
Verbonden
Gegevens worden overgebracht
Wachten op verbinding
Wachten op nieuwe
verbinding
Verbindingsfout
Page 9
1
Basisinstellingen voor
draadloos-netwerkvoorzieningen
In dit hoofdstuk worden instellingen beschreven die
noodzakelijk zijn voor het gebruik van de draadloosnetwerkinstellingen van de camera.
W-7
Page 10
Een Bijnaam registreren
Stel eerst een bijnaam voor de camera in. Wanneer de camera via een
draadloos netwerk op een ander apparaat is aangesloten, wordt de
bijnaam op dat apparaat weergegeven. Zorg dat u een bijnaam voor de
camera instelt.
Selecteer [Wi-Fi].
1
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi] en druk vervolgens op
<0>.
Selecteer [Inschakelen].
2
Druk op de toets <V> om
[Inschakelen] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
[Wi-Fi-functie] kan nu worden
geselecteerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
3
Selecteer op het tabblad [53] de
optie [Wi-Fi-functie] en druk
vervolgens op <0>.
Wanneer deze functie voor het eerst
wordt geselecteerd, verschijnt er een
scherm waarin u een bijnaam moet
registreren. Selecteer [OK] en ga
verder naar stap 4.
W-8
Page 11
Een Bijnaam registreren
Voer een bijnaam in.
4
Voor instructies over het invoeren van
tekens raadpleegt u 'Bediening van
virtueel toetsenbord' op de volgende
pagina.
U kunt maximaal 16 tekens invoeren.
Voltooi de handeling.
5
Wanneer u klaar bent, drukt u op
de knop <M>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster en druk
op <0>. De bijnaam wordt
geregistreerd en het scherm
[Wi-Fi-functie] verschijnt.
U kunt de bijnaam wijzigen door in
het bovenstaande scherm op de knop
<B> te drukken en [Bijnaam bewerken] te selecteren.
W-9
Page 12
Een Bijnaam registreren
Bediening van virtueel toetsenbord
Naar een ander invoergebied gaan
Met behulp van de knop <Q> kunt u
tussen het onderste en bovenste
invoergebied wisselen.
De cursor verplaatsen
Als u de cursor wilt verplaatsen, drukt
u op de knop <U> in het bovenste
gebied.
Tekst invoeren
Druk terwijl de cursor in het onderste gebied staat op de toets <V>
of <U> om tekens te selecteren en druk vervolgens op <0> om
ze in te voeren.
Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u
hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
Tekst verwijderen
Als u een fout hebt gemaakt, drukt op de knop <L> om tekens te
wissen.
Tekstinvoer voltooien
Druk op de knop <M> om de invoer te bevestigen en af te
sluiten. Als het bevestigingsscherm wordt weergegeven, selecteert
u [OK] om het scherm te verlaten.
Tekstinvoer annuleren
Druk op de knop <B> om tekstinvoer te annuleren en het
scherm te verlaten. Als het bevestigingsscherm wordt weergegeven,
selecteert u [OK] om het scherm te verlaten.
W-10
Page 13
Basisbediening en -instellingen
Gebruik van de camera terwijl de draadloos-netwerkvoorziening actief is
Wanneer u de draadloos-netwerkfunctie prioriteit wilt geven, moet u
de ontspanknop, het programmakeuzewiel en de weergaveknop niet
gebruiken. Anders zou de opname of de weergave prioriteit krijgen
en zouden de draadloos-netwerkfuncties tijdens dat proces kunnen
worden beëindigd.
Wanneer [Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen], is het opnemen van
films uitgeschakeld. Als de camera op een computer is aangesloten,
kunnen de functies voor printer, GPS-ontvanger en andere
apparaten via een interfacekabel niet worden gebruik (pag. W-12).
Automatisch uitschakelen
Stel op het tabblad [52] de optie
[Uitschakelen] indien nodig in op
[Deactiveren].
Als de functie voor automatisch
uitschakelen tijdens de draadloosnetwerkverbinding actief is, zal de
camera op de stand-bystand
overschakelen. De draadloosnetwerkverbinding wordt hersteld
wanneer de camera weer wordt
geactiveerd.
[Wi-Fi] op het tabblad [53]
Als het gebruik van elektronische
apparaten en apparaten met een
draadloze verbinding in het vliegtuig
of het ziekenhuis verboden is, stelt u
[Wi-Fi] op het tabblad [53] in op
[Uitschakelen].
W-11
Page 14
Basisbediening en -instellingen
Aansluiting via een interfacekabel
Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] op [Inschakelen] wordt gezet,
wordt de interfacekabelverbinding uitgeschakeld. Stel deze optie in op
[Uitschakelen] om de interfacekabelverbinding te herstellen.
Wanneer de camera via een interfacekabel op een computer, printer,
GPS-ontvanger of ander apparaat is aangesloten, kunnen de
instellingen voor [Wi-Fi] niet worden gewijzigd. Ontkoppel de
interfacekabel en configureer daarna de instellingen.
Gebruik van een Eye-Fi-kaart
Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] is ingesteld op [Inschakelen], is
beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
W-12
Page 15
2
Draadloze verbinding is mogelijk voor Canon-camera's met
ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening die in 2012 of later
op de markt zijn gebracht. Let op: de camera kan niet met
Canon-camcorders worden verbonden, ook niet als deze een
draadloos-netwerkvoorziening hebben.
De camera kan niet op Canon-camera's zonder ingebouwde
draadloos-netwerkvoorziening worden aangesloten, zelfs niet
als ze Eye-Fi-kaarten ondersteunen.
Opnamen kunnen alleen worden overgebracht als ze de JPEG-
bestandsindeling hebben.
Hoewel ook films kunnen worden overgebracht, kunnen deze
niet worden afgespeeld als de doelcamera de bestandsindeling
van de ontvangen films niet ondersteunt.
Opnamen naar een andere
camera overbrengen
Opnamen op deze camera kunnen naar andere Canoncamera's worden overgebracht met de ingebouwde
draadloos-netwerkvoorziening.
W-13
Page 16
De verbindingsbestemming selecteren
Registreer de camera waarmee u verbinding wilt maken via een
draadloos netwerk.
De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden
verbonden.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-
Fi] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Druk op de knop <V> of <U> om
[z] (Blden tussen camera's verz.) te
selecteren en druk vervolgens op
<0>.
Start de verbinding op de
3
doelcamera.
Wanneer het hier links weergegeven scherm
wordt weergegeven, start u de verbinding
ook op de doelcamera. Raadpleeg voor de
bedieningsprocedure de
instructiehandleiding van de doelcamera.
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht, worden de instellingen
automatisch opgeslagen en worden de
opnamen op de kaart weergegeven.
W-14
Page 17
De verbindingsbestemming selecteren
De verbindingsinstellingen worden automatisch opgeslagen/geregistreerd
met de bijnaam van de camera waarmee verbinding is gemaakt.
De functie voor automatisch uitschakelen werkt niet wanneer de camera
met een andere camera is verbonden.
Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera
weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname
is gevoegd. Opnamelocaties kunnen met de Map Utility-software op een
virtuele kaart worden weergegeven.
Selecteer de opnamen die u wilt
4
overbrengen.
Selecteer opnamen op de
verzendende camera (pag. W-16).
Bedien de camera die de opnamen
ontvangt niet.
W-15
Page 18
Opnamen overbrengen
Als er tijdens de verbinding opnamen worden weergegeven of nieuwe
opnamen worden gemaakt, wordt de verbinding verbroken.
RAW-opnamen kunnen niet worden overgebracht.
Opnamen een voor een overbrengen
De geselecteerde opnamen worden een voor een overgebracht.
Selecteer een opname die u wilt
1
overbrengen.
Druk op de toets <U> om de gewenste opname
te selecteren en druk vervolgens op <
Druk op de knop <u> en draai het instelwiel
6
> linksom om in de indexweergave een
<
opname te selecteren. Als u naar de gewone
opnameweergave wilt terugkeren, draait u het
6
instelwiel <
Selecteer [Wrg. bld. vrz.].
2
Als u het formaat van de te verzenden
opname wilt selecteren, drukt u op de knop
U
<
Druk op de knop <U> om [
] te selecteren en druk op <0>.
vrz.
Er wordt een overdrachtvoortgangsscherm
weergegeven.
Als u nog een opname wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 en 2.
Beëindig de verbinding.
3
Druk op de knop <
bevestigingsscherm weer te geven. Druk op de
knop <
op <
0
Het scherm [
> rechtsom.
> en selecteert u [
M
U
> om [OK] te selecteren en druk
> om de verbinding te beëindigen.
Wi-Fi-functie
0
Beeldf. wijz.
Wrg. bld.
> om het
] verschijnt weer.
>.
].
W-16
Page 19
Opnamen overbrengen
Geselecteerde opnamen verzenden
Er kunnen meerdere opnamen (maximaal 50) worden geselecteerd en verzonden.
Druk op <0>.
1
Selecteer [Gesel. verz.].
2
Als u het formaat van de te
verzenden opname wilt selecteren,
drukt u op de knop <U> en
selecteert u [Beeldf. wijz.].
Druk op de toets <U> om [Gesel.
verz.] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer de opnamen die u wilt
3
overbrengen.
Druk op de toets <U> om de
gewenste opnamen te selecteren en
druk vervolgens op <0>.
<X> wordt in de linkerbovenhoek van de
geselecteerde opnamen weergegeven.
Druk op de knop <u> en draai het
6
instelwiel <
weergave met drie opnamen een opname te
selecteren. Als u naar de gewone
opnameweergave wilt terugkeren, draait u
het instelwiel <
Nadat u alle opnamen die u wilt
overbrengen hebt geselecteerd, drukt
u op de knop <Q>.
> linksom om in de
6
> rechtsom.
W-17
Page 20
Opnamen overbrengen
Wanneer u grote bestanden overbrengt, dient u te zorgen dat de batterij
voldoende is opgeladen, zodat deze tijdens de overdracht niet leeg raakt.
Als er tijdens de verbinding opnamen worden weergegeven of nieuwe
opnamen worden gemaakt, wordt de verbinding verbroken.
RAW-opnamen kunnen niet worden overgebracht.
U kunt maximaal 50 opnamen overbrengen.
Verklein de opname.
4
Doe dit indien nodig.
Breng de opnamen over.
5
Druk op de knop <V> om
[Ver zen d.] te selecteren en druk op
<0> om de opnamen over te
brengen.
Er wordt een
overdrachtvoortgangsscherm
weergegeven.
Als u daarna nog meer opnamen wilt
overbrengen, herhaalt u stap 1 tot 5.
Beëindig de verbinding.
6
Druk op de knop <M> om het
bevestigingsscherm weer te geven.
Druk op de knop <U> om [OK] te
selecteren en druk op <0> om de
verbinding te beëindigen.
Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt
weer.
W-18
Page 21
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een andere camera
waarvoor de verbindingsinstellingen zijn geregistreerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-
Fi] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [z].
2
Selecteer [z] (Blden tussen
camera's verz.) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [
Selecteer in het bevestigingsscherm [OK].
Voer de verbindingsprocedure ook op de
doelcamera uit.
De opnamen op de kaart worden
weergegeven en de gewenste opnamen
kunnen worden geselecteerd.
Wanneer er instellingen voor meerdere
verbindingsdoelen zijn geregistreerd,
selecteert u [
verbindingsdoel en brengt u de
verbinding tot stand.
Standaard worden de instellingen
genoemd naar de bijnaam van de
camera waarmee verbinding is
gemaakt.
Ver bin den
Kies instell.
] en druk op <0>.
] en het
W-19
Page 22
W-20
Page 23
3
Verbinding maken met
een smartphone
Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u
de opnamen op de camera daarop bekijken, beheren
en daar naartoe kopiëren. Tevens kunt u de
smartphone gebruiken om opnamen op afstand te
maken.
W-21
Page 24
Voorbereiding
Ondersteunde smartphone-besturingssystemen
De volgende smartphone-besturingssystemen worden ondersteund
(vanaf september 2012).
Voor actuele informatie over ondersteunde besturingssystemen
raadpleegt u de downloadsite voor EOS Remote-software.
• iOS: versie 5.0 - 5.1
• Android: versie 2.3.3 - 4.0
Installatie van EOS Remote vereist
Als u de camera met een smartphone wilt laten communiceren, moet de
camera met de speciaal daarvoor bedoelde toepassing EOS Remote
met de smartphone worden verbonden.
EOS Remote kan worden gedownload in de App Store of bij Google
Play. Installeer EOS Remote op de smartphone en voer de procedures
voor het tot stand brengen van de verbinding uit.
W-22
Page 25
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
De camera en de smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden
verbonden via een draadloos netwerk.
Aangezien de camera als toegangspunt optreedt, is er geen ander
toegangspunt nodig en kunt u de twee toestellen overal waar u bent
gemakkelijk met elkaar laten communiceren.
Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal
handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de
instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en
selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Selecteer [Camera access point
3
modus].
Druk op de knop <V> om [Camera
access point modus] te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer [
4
Selecteer [OK] en druk op <0> om
Gemakkelijke verbinding
Druk op de knop <V> om
[
Gemakkelijke verbinding
selecteren en druk vervolgens op <
naar het volgende scherm te gaan.
] te
0
W-23
].
>.
Page 26
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Verbind de smartphone met de
5
camera.
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu
van de smartphone de SSID
(netwerknaam) die op het LCD-scherm
van de camera wordt weergegeven.
Voer als wachtwoord de
encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt
weergegeven.
Het volgende scherm wordt mogelijk
automatisch weergegeven, ook als de
handeling op de smartphone niet is voltooid.
Start EOS Remote op de
6
smartphone.
Wanneer de Wi-Fi-instellingen zijn
voltooid, start u EOS Remote op de
smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
7
Cameraverbinding] op de
smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
Cameraverbinding] in EOS Remote.
W-24
Selecteer de doelcamera op de
8
smartphone.
Selecteer bij [Detected Cameras/
Gedetecteerde camera's] in EOS
Remote de camera waarmee u
verbinding wilt maken.
Het koppelen start.
Page 27
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
Tekens die niet de ASCII-indeling
hebben, worden als
8
weergegeven.
Maak verbinding met de camera.
9
Wanneer het koppelen is voltooid,
verschijnt het hier links weergegeven
scherm. Druk op de toets <U> om
[OK] te selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Configureer verdere instellingen.
10
Om de instellingen in deze fase te
voltooien, drukt u op de knop <V>
om [OK] te selecteren en drukt u
vervolgens op <0> om naar stap 11
te gaan.
Als u de naam van de instellingen wilt
wijzigen, selecteert u [Naam
instellingen] en drukt u op <0>.
Het virtuele toetsenbord wordt
weergegeven (pag. W-10). U kunt
voor de naam van de instellingen
maximaal 30 tekens invoeren.
Sla de instellingen op.
11
Selecteer [OK] en druk op <0> om
de instellingen op te slaan.
Het scherm [qVerbinding] wordt
weergegeven.
De instellingen voor communicatie met de smartphone zijn nu
geconfigureerd.
W-25
Page 28
De camera met een smartphone bedienen
U kunt een smartphone met EOS Remote gebruiken om opnamen op
de camera te bekijken en de camera op afstand te bedienen om foto's
te maken.
Het hoofdscherm van EOS Remote
Hier volgt een beschrijving van de
belangrijkste functies van EOS Remote.
Raak het scherm aan om de
bedieningsprocedures te leren.
[Camera Image Viewing/Opnamen
op camera weergeven]
Opnamen op de camera kunnen
worden bekeken.
Opnamen op de camera kunnen op
een smartphone worden opgeslagen.
Handelingen zoals opnamen
verwijderen kunnen op opnamen op
de camera worden uitgevoerd.
[Remote Shooting/Opnamen
maken op afstand]
Het Live view-beeld van de camera
kan met een smartphone worden
bekeken.
Camera-instellingen kunnen worden
gewijzigd.
U kunt de sluiter ontspannen om
opnamen te maken.
W-26
(Instellingenknop)
Via deze knop hebt u toegang tot
diverse instellingen voor EOS
Remote.
Page 29
De verbinding beëindigen
Opnamen worden op smartphones als JPEG-bestanden met grootte S2 opgeslagen.
Ook RAW-opnamen worden in de JPEG-indeling met grootte S2 opgeslagen.
Hoewel films ook in de lijst zijn opgenomen, kunnen deze niet worden opgeslagen.
Als de functie voor automatisch uitschakelen tijdens de draadloos-netwerkverbinding
actief is, zal de camera op de stand-bystand overschakelen. De draadloosnetwerkverbinding wordt hersteld wanneer de camera weer wordt geactiveerd.
1
2
De camera met een smartphone bedienen
Selecteer [Afsluiten].
Als het hier links weergegeven
scherm niet verschijnt, selecteert u
[Wi-Fi-functie] op het tabblad [53]
van het cameramenu.
Selecteer [Afsluiten] en druk op
<0>.
Selecteer [OK].
Druk op de knop <U> om [OK] te
selecteren en druk op <0> om de
verbinding te beëindigen.
W-27
Page 30
Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone
waarvoor de verbindingsinstellingen zijn geregistreerd.
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [53] de optie
[Wi-Fi] in op [Inschakelen] en
selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op
<0>.
Selecteer in het bevestigingsscherm
[OK].
De camera zal weer met de
smartphone verbinding maken.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn
geregistreerd, selecteert u [Kies instell.] en het verbindingsdoel en
brengt u de verbinding tot stand.
W-28
Page 31
EOS 6D (WG)
Instructiehandleiding GPS
Page 32
Functies
Opnamen van een geotag voorzien
U kunt locatie-informatie*1 (lengte- en
breedtegraad, hoogte en tijdstip*
aan opnamen toevoegen.
De locatie waar de opnamen zijn
gemaakt, kan op een virtuele kaart op
de computer worden weergegeven.
*1: Bij bepaalde reisomstandigheden en GPS-instellingen kan het gebeuren dat
er onnauwkeurige locatie-informatie aan de opnamen wordt toegevoegd. De
digitale kompasfunctie is hier niet in opgenomen.
*2: Het opnametijdstip wordt als Coordinated Universal Time (UTC) aangegeven;
dit is gelijk aan Greenwich Mean Time (GMT).
De afgelegde route vastleggen
Met de GPS-logfunctie kan de locatie-informatie voor de route die de
camera heeft afgelegd, worden vastgelegd. Deze route kan op een
virtuele kaart worden bekeken.
* Bij bepaalde reisomstandigheden, locaties en GPS-instellingen kan het
gebeuren dat er onnauwkeurige locatie-informatie aan de opnamen wordt
toegevoegd.
De cameratijd kan met behulp van GPS-signalen worden ingesteld.
Opnamen en informatie op een virtuele kaart bekijken
Opnamelocaties en de afgelegde route kunnen met de Map Utility-
software op een virtuele kaart worden weergegeven (pag. G-18).
Opnamen op de computer van een geotag voorzien
Met de GPS-logfunctie kan locatie-
informatie aan de opnamen worden
toegevoegd. Het is echter ook
mogelijk om locatie-informatie op een
later tijdstip toe te voegen aan
opnamen die zijn gemaakt met
andere EOS-camera's en digitale
compactcamera's van Canon die
samen met deze camera hebben
gereisd. Dit is mogelijk voor JPEGen RAW-opnamen
(bestandsextensie: CR2).
Functies
G-3
Page 34
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Handelsmerken
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Inc. in de
Verenigde Staten en andere landen.
Google
TM
, Google MapsTM en Google EarthTM zijn
handelsmerken van Google Inc.
Map Utility maakt voor het weergeven van opnamen en
afgelegde routes op een kaart gebruik van Google Maps
TM
.
Alle overige bedrijfs- en merknamen die in deze handleiding
worden genoemd, zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van de respectieve eigenaren.
Betekenis van symbolen
: Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
(pag. **) : Verwijzing naar pagina's met meer informatie.
De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen
naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen
overeen met de pictogrammen en markeringen op de camera.
Basisveronderstellingen
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven,
wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar is ingesteld op
<ON>.
Om GPS-signalen te ontvangen, brengt u de camera in de buitenlucht
met een onbelemmerd zicht op de hemel en richt u de camera omhoog.
Zorg dat u de bovenkant van de camera niet met uw handen of andere
objecten bedekt.
Selecteer [GPS].
1
Selecteer op het tabblad [52] de
optie [GPS] en druk op <0>.
Stel [GPS-systeem sel.] in op
2
[Interne GPS].
Sluit het menu af.
3
Druk op de knop <M>.
G-6
Page 37
GPS-signalen ontvangen
LCD-paneelLCD-scherm
Wanneer u opnamen maakt terwijl het symbool <r> wordt
weergegeven, krijgen de opnamen een geotag.
Wanneer [Interne GPS] is geselecteerd, wordt de markering <r> op
het LCD-paneel weergegeven, zelfs als de camera is uitgeschakeld. De
ontvangst van satellietsignalen blijft namelijk doorgaan. Ook is het aantal
mogelijke opnamen lager, aangezien de ontvangst van satellietsignalen
meer energie van de batterij vraagt.
Statusinformatie kan worden bekeken op de manier die wordt
beschreven in 'GPS-informatie weergeven' (pag. G-9).
Status GPS-ontvangst
De GPS-ontvangststatus wordt aangegeven met het pictogram <r>
op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera.
• Constant <r> : Signaal wordt ontvangen
• Knippert <r> : Signaal wordt gezocht
G-7
Page 38
GPS-signalen ontvangen
Bij gunstige omstandigheden duurt het na het inschakelen van de
camera circa 30-60 seconden om het signaal op te vangen als de
condities voor radiogolven goed zijn.
De antenne van de interne GPS-ontvanger bevindt zich voor aan de
flitserschoen. Ook als er een externe flitser op de camera is bevestigd,
kunnen er GPS-signalen worden ontvangen. De ontvangst is dan echter
wel iets zwakker.
GPS-signalen kunnen ook worden ontvangen terwijl de camera in
verticale stand wordt gebruikt.
Bij reizen over lange afstanden kan er onnauwkeurige informatie worden
vastgelegd.
Slechte GPS-dekking
Locatie-informatie wordt mogelijk niet vastgelegd, of er wordt
onnauwkeurige informatie vastgelegd als de GPS-dekking slecht is, zoals in
de volgende locaties.
Binnen, ondergronds, in tunnels of bossen, bij hoge gebouwen of in
valleien.
In de buurt van hoogspanningslijnen of mobiele telefoons die op de
1,5-GHz band werken.
Wanneer u door heel verschillende omgevingen reist.
Ook in andere locaties kunnen de satellietbewegingen problemen
opleveren voor het geotaggen en resulteren in onnauwkeurige locatieinformatie of zelfs het ontbreken ervan. De informatie kan tevens
aangeven dat de camera op een andere locatie is gebruikt, zelfs bij
opnamen op dezelfde plek.
G-8
Page 39
GPS-informatie weergeven
Selecteer [GPS].
1
Selecteer op het tabblad [52] de
Stel [GPS-systeem sel.] in op
2
[Interne GPS].
Selecteer [Stel in].
3
GPS-signalen ontvangen
optie [GPS] en druk op <0>.
Als u de GPS-ontvanger GP-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruikt, selecteert u [
Externe GPS
].
Selecteer [
4
[UTC] (Coordinated Universal Time) in deze
GPS-informatiedisplay
Er wordt gedetailleerde GPSinformatie weergegeven.
voorbeeldschermafbeelding is gelijk aan
Greenwich Mean Time (GMT).
Met het pictogram <A> wordt de signaalsterkte
aangegeven. Als <
de hoogte worden vastgelegd. De hoogte kan echter niet
worden vastgelegd als <
Over het algemeen is de hoogte niet zo nauwkeurig als de
geografische lengte en breedte. Dit heeft te maken met de
eigenschappen van GPS.
C
> wordt weergegeven, kan tevens
B
> wordt weergegeven.
].
G-9
Page 40
GPS-signalen ontvangen
Breedtegraad
Lengtegraad
Hoogte
Tijd
Bij filmopnamen wordt de informatie aan het begin van de opnamen vastgelegd.
Let op: de signaalontvangstomstandigheden worden niet vastgelegd.
Externe GPS aansluiten
Het wordt aanbevolen om een externe GPS-module op de flitserschoen aan
te sluiten. Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] is ingesteld op
[Inschakelen], wordt de interfacekabelverbinding met de externe GPSmodule uitgeschakeld.
Let op: als u een opname met GPS-informatie die met een andere EOS 6D
(WG) is gemaakt weergeeft, wordt de GPS-informatie niet op het scherm
van de camera weergegeven. Opnamelocaties kunnen met de Map Utilitysoftware op een virtuele kaart worden weergegeven.
Maak een foto.
5
Opnamen die worden gemaakt nadat
het GPS-signaal is gevonden,
worden van geotags voorzien.
Geotag-informatie
Het onderstaande scherm wordt weergegeven wanneer u tijdens het
weergeven van een opname herhaaldelijk op de knop <B> drukt.
G-10
Page 41
Het positiedetectie-interval instellen
Het aantal mogelijke opnamen ligt bij ongunstige
signaalomstandigheden lager.
Door de aard van GPS kunnen de positiedetectie-intervallen wat
inconsistent zijn.
Het interval voor actualisering van de locatie-informatie kan worden
ingesteld. Een korter positiedetectie-interval resulteert in
nauwkeurigere locatie-informatie voor uw opnamen. Er zijn dan echter
wel minder opnamen per batterijlading mogelijk.
Selecteer [GPS].
1
Selecteer op het tabblad [52] de
optie [GPS] en druk op <0>.
Stel [GPS-systeem sel.] in op
2
[Interne GPS].
Selecteer [Stel in].
3
Selecteer [Timing positie-update].
4
Selecteer de tijd.
5
G-11
Page 42
De cameratijd instellen via GPS
Als het GPS-signaal niet van vijf satellieten kan worden ontvangen, is
tijdsinstelling niet mogelijk. [Nu instellen] is dan niet beschikbaar.
Zelfs als [Nu instellen] is geselecteerd, is automatische
tijdsactualisering niet altijd mogelijk. Dit hangt af van de timing van de
GPS-signaalontvangst.
Wanneer [Aut. tijdinst.] op [Auto-update] is ingesteld, kunnen de
datum en tijd niet handmatig worden ingesteld via [Datum/tijd] op het
tabblad [52].
De cameratijd kan met behulp van GPS-signalen worden ingesteld.
Selecteer [GPS].
1
Selecteer op het tabblad [52] de
optie [GPS] en druk op <0>.
Stel [GPS-systeem sel.] in op
2
[Interne GPS].
Selecteer [Stel in].
3
Selecteer [Aut. tijdinst.].
4
Selecteer een optie en druk op <0>.
Met [Auto-update] wordt de tijd
bijgewerkt nadat de camera is
ingeschakeld en er een GPS-signaal
is ontvangen.
Met de GPS-logfunctie kan de locatieinformatie voor de route die de camera
heeft afgelegd, automatisch in het
interne camerageheugen worden
vastgelegd. Wanneer u opnamen
maakt terwijl de GPS-logfunctie is
ingeschakeld, krijgen de opnamen een
geotag. De vastgelegde locatieinformatie kan met de Map Utilitysoftware op een virtuele kaart op de
computer worden weergegeven
(pag. G-18).
De GPS-logfunctie blijft ingeschakeld, ook als de camera zich
automatisch uitschakelt en wanneer de aan-uitschakelaar op <2>
wordt gezet.
Selecteer [GPS].
1
Selecteer op het tabblad [52] de
optie [GPS] en druk op <0>.
Stel [GPS-systeem sel.] in op
2
[Interne GPS].
Selecteer [Stel in].
3
Selecteer [GPS-logger].
4
G-13
Page 44
De afgelegde route vastleggen
Als de GPS-logfunctie is ingeschakeld, wordt het pictogram <x> op het
LCD-paneel en LCD-scherm van de camera weergegeven.
Stel [GPS-pos. loggen] in op
5
[Inschakelen].
Locatie-informatielogs
Locatie-informatie wordt met regelmatige intervallen op de route die de
camera aflegt vastgelegd, zoals is te zien in [Timing positie-update] in
de onderstaande tabel. Dagelijkse logs worden in het interne
camerageheugen opgeslagen. Het aantal dagen waarvoor u logs kunt
opslaan, is afhankelijk van het positiedetectie-interval dat u bij [Timing
positie-update] opgeeft (pag. G-11).
Logbestandcapaciteit, per positiedetectie-interval
Timing positie-
update
Elke 1 sec.4,4 dagenElke 30 sec.100 dagen
Elke 5 sec.22 dagenElke 1 min.100 dagen
Elke 10 sec.44 dagenElke 2 min.100 dagen
Elke 15 sec.67 dagenElke 5 min.100 dagen
* Capaciteit bij 8 uur per dag vastleggen
Logbestanden
(circa)
Timing positie-
update
Logbestanden
(circa)
De naam van de logbestanden bestaat uit de datum en een nummer
(bijv. 2012103100). Bestanden worden per dag gemaakt. Wanneer
de tijdzone wordt gewijzigd, wordt er een nieuw bestand gemaakt.
Logbestanden in het interne camerageheugen kunnen naar een
geheugenkaart worden overgebracht (pag. G-15).
Wanneer het interne camerageheugen vol is, wordt steeds het
oudste logbestand met nieuwe informatie overschreven.
G-14
Page 45
De afgelegde route vastleggen
Logbestanden op een computer importeren
U kunt logbestanden op een computer importeren met de meegeleverde
EOS Utility-software of door de loggegevens eerst naar een
geheugenkaart over te brengen. De afgelegde routes worden op een
virtuele kaart weergegeven wanneer u de geïmporteerde logbestanden
op de computer met de Map Utility-software opent (pag. G-18).
Importeren met de meegeleverde software
Logbestanden kunnen met de meegeleverde EOS Utility-software op
een computer worden geïmporteerd wanneer u de camera met de
meegeleverde interfacekabel op de computer aansluit. Raadpleeg de
EOS Utility Instructiehandleiding (pdf) op de dvd-rom voor meer informatie.
Importeren via een geheugenkaart
Stel [GPS-logger] in op
[Loggegevens n. kaart overdr.]
om de logbestanden in het interne
geheugen naar de geheugenkaart
over te brengen. Nadat de gegevens
naar de kaart zijn overgebracht,
worden de logbestanden in het
interne geheugen gewist.
De logbestanden op de kaart worden
opgeslagen in de map 'GPS' in de map
'MISC' en hebben de extensie '.LOG'.
Stel [GPS-logger] in op
[Loggegevens verwijderen] om de
loggegevens in het interne geheugen
volledig te wissen. Het wissen kan
circa een minuut in beslag nemen.
G-15
Page 46
De afgelegde route vastleggen
Zorg dat de camera naar boven gericht is en dat er niets boven op ligt
wanneer u de camera tijdens het reizen in een tas of koffer vervoert.
Stel de datum en tijd op de camera zo nauwkeurig mogelijk in. Stel
tevens de juiste tijdzone en zomer-/wintertijd voor de actuele
opnamelocatie in.
Wanneer u de Map Utility-software gebruikt, worden de opnamen van
een geotag voorzien door de datum- en tijdinformatie te vergelijken met
de datum en tijd in de logbestanden. Een onjuiste datum- en tijdinstelling
kan voor onjuiste geotags zorgen.
Aangezien locatie-informatie, datum en tijd voortdurend worden
vastgelegd, wordt er ook batterijvermogen verbruikt als de camera is
uitgeschakeld. Daardoor kan het gebeuren dat de batterij al vrij leeg is
wanneer de camera wordt ingeschakeld. Laad de batterij indien nodig op
of zorg voor een volle reservebatterij (afzonderlijk verkrijgbaar).
Wanneer u opnamen maakt terwijl de GPS-logfunctie is ingeschakeld,
krijgen de opnamen een geotag. De vastgelegde locatie-informatie kan
met de Map Utility-software op een virtuele kaart op de computer worden
weergegeven.
Het is mogelijk om op een later tijdstip met de Map Utility-software
locatie-informatie toe te voegen aan opnamen die zijn gemaakt met
andere EOS-camera's en digitale compactcamera's van Canon die
samen met deze camera hebben gereisd. Dit is mogelijk voor JPEG- en
RAW-opnamen (bestandsextensie: CR2).
Ook filmbestanden kunnen op deze manier op een later tijdstip van een
geotag worden voorzien, wanneer deze zijn gemaakt met camera's
waarbij [Instellingen GPS-systeem] in het menu aanwezig is (behalve
de EOS 7D).
G-16
Page 47
Aandachtspunten ten aanzien van GPS
Houd bij het gebruik van de GPS-functie de volgende punten in
gedachten.
In bepaalde landen en gebieden kan het gebruik van GPS verboden
zijn. Zorg daarom dat u zich bij het gebruik van GPS houdt aan de
wet- en regelgeving van het land of gebied waar u zich bevindt.
Wees hiermee met name voorzichtig wanneer u in het buitenland
bent.
Wees voorzichtig met het gebruik van GPS-functies op plaatsen
waar het gebruik van elektronische apparaten is verboden.
Anderen kunnen u mogelijk lokaliseren of identificeren aan de hand
van de locatiegegevens in de geotags van uw foto's of films. Wees
voorzichtig wanneer u deze foto's en films met geotag of uw GPSlogbestanden met anderen deelt, bijvoorbeeld wanneer u ze online
zet op een plaats waar veel mensen er toegang toe hebben.
In sommige gevallen kan het langer duren voordat u GPS-signalen
Opnamelocaties en de afgelegde route kunnen met behulp van de locatieinformatie die in de camera wordt vastgelegd, op een virtuele kaart op de
computer worden weergegeven. Het is echter ook mogelijk om locatieinformatie op een later tijdstip toe te voegen aan opnamen die zijn gemaakt
met andere EOS-camera's en digitale compactcamera's van Canon die
samen met deze camera hebben gereisd.
Voor de installatie van Map Utility is toegang tot internet nodig.
Zorg voor een actieve internetverbinding, plaats de EOS
Solution Disk in de computer en klik op [
Standaardinstallatie
] ([
Install/Installeren
Easy Installation/
] bij
Macintosh). Vervolgens wordt Map Utility geïnstalleerd.
Ook voor het gebruik van Map Utility is toegang tot internet nodig.
Raadpleeg de instructiehandleiding van Map Utility voor meer informatie.
Instructiehandleiding van Map Utility
Aanwezig op de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom).
Page 49
Specificaties
Opnamen van geotags voorzien:
Ontvangstfrequentie:1575,42 MHz (L1-band)
Positiedetectie-interval:
Tijdaanpassing:De cameraklok wordt aan de hand van GPS-
Loggegevens:NMEA-0183-formaat
Wissen van loggegevens:
Alle informatie in deze handleiding is gebaseerd op de testnormen van Canon.
De specificaties en de vormgeving van het product kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Lengte- en breedtegraad, hoogte, tijd (UTC) en signaalontvangst
Voor camera's die niet met GPS compatibel zijn, is
geotagging mogelijk met behulp van de Map Utilitysoftware (aan de hand van loginformatie).
1, 5, 10, 15 of 30 seconden, of 1, 2 of 5 minuten
tijdgegevens ingesteld.
Eén bestand per dag
* Wanneer de tijdzone wordt gewijzigd, wordt er een
nieuw bestand gemaakt.
* Logbestanden in het interne camerageheugen kunnen
naar een geheugenkaart worden overgebracht.
* Wanneer het interne camerageheugen vol is, wordt
steeds het oudste logbestand met nieuwe informatie
overschreven.
Ondersteund
G-19
Page 50
Page 51
Page 52
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika & Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V.
PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over
het dichtstbijzijnde Canon-kantoor
Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door
Canon Europa N.V.