CANON EOS 1Ds Mark III User Manual [nl]

INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS-1Ds Mark III is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met een grote en zeer gedetailleerde 21,10-megapixel CMOS-sensor (ongeveer 36 x 24 mm) en Dual "DIGIC III." Deze camera beschikt bovendien over een zeer nauwkeurig en supersnel 45-punts AF-gebied (19 kruismetingspunten en 26 AF-hulppunten) en kan ongeveer 5 beelden per seconde opnemen tijdens continu-opnamen. De camera reageert zeer snel op alle opnamesituaties, bevat tal van functies voor veeleisende opnamen, is zelfs onder de moeilijkste omstandigheden zeer betrouwbaar en kan worden gecombineerd met allerhande accessoires. Bovendien is de camera uitgerust met een reinigingseenheid op de sensor, het zogenoemde EOS Integrated Cleaning System, om stofdeeltjes van de sensor te verwijderen.
Maak een aantal testopnamen om vertrouwd te raken met de camera
Met een digitale camera kunt u de opname die u hebt gemaakt direct bekijken. Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding doorneemt en bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen. Lees de Veiligheidsmaatregelen (pag. 10 en 11) en Tips en waarschuwingen voor het gebruik (pag. 12 en 13) om slechte foto's en ongelukken te voorkomen.
Test de camera voor gebruik
Bekijk de opname nadat u deze hebt gemaakt en controleer of de opname goed is opgeslagen. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gedownload naar een computer, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privégebruik. Ook kan het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke zelfs voor privégebruik verboden zijn.
2
Controlelijst onderdelen
Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
accessoires ook controleren aan de hand van het systeemoverzicht
Camera: EOS-1Ds Mark III
(inclusief oogschelp, cameradop, afdekkapje voor het batterijcompartiment en geïnstalleerde batterij voor datum/tijd)
Batterij: batterij LP-E4 (inclusief beschermdeksel)Oplader: batterijoplader LC-E4 (met twee beschermdeksels)
Netsnoer
AC-adapterset ACK-E4
AC-adapter AC-E4 DC-koppeling DR-E4
(met beschermdeksel)
Netsnoer
3 kabels
Interfacekabel IFC-200U
(1,9 m)
Interfacekabel IFC-500U (4,7 m) Videokabel VC-100
USB-kabelbescherming
(met bevestigingsschroef)
Brede draagriem L6
Cd-rom's
EOS DIGITAL Solution Disk
(meegeleverde software)
EOS DIGITAL Software Instruction Manuals Disk
Beknopte gebruikershandleiding
Verkorte handleiding voor het maken van opnamen.
EOS-1Ds Mark III Instructiehandleiding (dit document)Cd-romgids
Handleiding bij de meegelever de software en software-instructiehandleiding (PDF).
Garantiekaart van de camera
* Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. * De twee netsnoeren zijn identiek. * Er is geen geheugenkaart (voor het opslaan van opnamen) meegeleverd.
Deze dient u apart aan te schaffen.
* Raadpleeg pagina 24 of de software-instructiehandleiding (PDF) op de cd-rom
voor informatie over het bevestigen van de USB-kabelbescherming
U kunt de bijbehorende
(pag. 194).
3
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Pictogrammen in deze handleiding
<6> staat voor het hoofdinstelwiel. <5> staat voor het snelkeuzewiel. <9> staat voor de multifunctionele knop. <0> staat voor de SET-knop. 9 of 8 geeft aan dat de betreffende functie 6 sec. of 16 sec.
actief blijft nadat u de knop loslaat. De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, corresponderen met de pictogrammen en markeringen op de camera en het LCD-scherm.
Het pictogram <3> wijst op een functie die kan worden gewijzigd
door op de knop <M> te drukken en de instelling te wijzigen.
Voor meer informatie worden tussen haakjes
referentiepaginanummers gegeven (pag. **). In deze handleiding wordt met "de camera is gereed om een opname te maken" (opnamemodus) verwezen naar de situatie waarin de camera wordt ingeschakeld en er geen menu of beeld wordt weergegeven op het LCD­scherm. De camera kan dan direct worden gebruikt om een opname te maken.
De symbolen en
: waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen.
: aanvullende informatie.
Basisveronderstellingen
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld op < Bij alle handelingen met <5> die in deze handleiding worden beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld op <
Er wordt aangenomen dat alle menu-instellingen en persoonlijke
voorkeuzen staan ingesteld op de standaardinstellingen. Er wordt aangenomen dat een geheugenkaart (CF-kaart <f> of SD-
g
kaart < CompactFlash-kaart bedoeld en met "SD-kaart" een SD-geheugenkaart.
Ter illustratie wordt de camera in de instructies weergegeven met een
EF 50 mm f/1.4 USM-lens.
>) wordt gebruikt. In deze handleiding wordt met "CF-kaart" een
4
1
> of <J>. (pag. 36)
J
>.
Inhoud
Inleiding
Controlelijst onderdelen .....................................................................................3
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .....................4
Functie-index......................................................................................................8
Tips en waarschuwingen voor het gebruik.......................................................12
Verkorte handleiding ........................................................................................14
Namen van onderdelen....................................................................................16
Aan de slag 25
1
De batterij opladen ...........................................................................................26
De batterij plaatsen en verwijderen..................................................................29
Een gewoon stopcontact gebruiken .................................................................31
De geheugenkaart plaatsen en verwijderen.....................................................32
Een lens bevestigen en verwijderen ................................................................35
Basisbewerkingen ............................................................................................36
Menugebruik ....................................................................................................41
Menu-instellingen..........................................................................................43
Voordat u begint...............................................................................................46
De interfacetaal instellen...............................................................................46
De datum en tijd instellen..............................................................................46
De uitschakeltijd/automatisch uitschakelen instellen ....................................47
De geheugenkaart formatteren .....................................................................47
De standaardinstellingen herstellen ..............................................................49
Opname-instellingen 51
2
De opnamekwaliteit instellen............................................................................52
De beeldgrootte selecteren ...........................................................................52
De JPEG-kwaliteit (compressie) instellen .....................................................55
De ISO-waarde instellen ..................................................................................56
Een Picture Style selecteren ............................................................................57
De Picture Style aanpassen.............................................................................59
De Picture Style vastleggen .............................................................................61
De witbalans selecteren ...................................................................................63
Handmatige witbalans......................................................................................64
De kleurtemperatuur instellen ..........................................................................69
Witbalanscorrectie............................................................................................70
De kleurruimte instellen....................................................................................72
De media, map en opslagmethode selecteren.................................................73
De bestandsnaam wijzigen ..............................................................................77
Methoden voor bestandsnummering................................................................79
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
5
Inhoud
De AF- en transportmodi instellen 81
3
De AF-modus selecteren................................................................................. 82
Het AF-punt selecteren.................................................................................... 84
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld.................................... 86
Handmatig scherpstellen.............................................................................. 86
De transportmodus selecteren ........................................................................ 87
De zelfontspanner ........................................................................................... 88
Belichting 89
4
Lichtmeetmethoden......................................................................................... 90
AE-programma ................................................................................................ 92
Automatische belichting met sluiterprioriteit .................................................... 94
Automatische belichting met diafragmaprioriteit.............................................. 96
Voorbeeld scherptediepte............................................................................. 97
Handmatige belichting..................................................................................... 98
Belichtingscompensatie................................................................................... 99
Reeksopnamen met automatische belichting (AEB) ..................................... 100
AE-vergrendeling........................................................................................... 101
Bulb-opnamen ............................................................................................... 102
Spiegel opklappen......................................................................................... 104
Flitsfotografie................................................................................................. 105
Live View-opnamen 109
5
Live View-opnamen....................................................................................... 110
Opnamen weergeven 115
6
Opnamen weergeven .................................................................................... 116
Weergave met opname-informatie ..............................................................117
Indexweergave, Opnamesprong .................................................................119
Vergrote weergave ..................................................................................... 120
Een opname roteren................................................................................... 121
Opnamen op de tv bekijken........................................................................ 122
Opnamen beveiligen ..................................................................................... 123
Geluidsopname ............................................................................................. 124
Opnamen kopiëren........................................................................................ 125
Opnamen wissen........................................................................................... 128
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen.......................... 129
De helderheid van het LCD-scherm instellen............................................. 129
De kijktijd instellen...................................................................................... 129
Verticale opnamen automatisch roteren..................................................... 130
6
Sensorreiniging 131
7
Automatische sensorreiniging ........................................................................132
Stofwisdata toevoegen...................................................................................133
Handmatige sensorreiniging ..........................................................................135
Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/Digital Print Order Format
8
Het afdrukken voorbereiden...........................................................................138
Afdrukken .......................................................................................................140
De opname bijsnijden .................................................................................145
Digital Print Order Format (DPOF).................................................................147
Rechtstreeks afdrukken met DPOF ...............................................................150
Opnamen overbrengen naar een computer 151
9
Opnamen overbrengen naar een computer ...................................................152
De camera aanpassen aan uw voorkeuren en camera-instellingen opslaan
10
Persoonlijke voorkeuzen instellen..................................................................156
Persoonlijke voorkeuzen .............................................................................157
Persoonlijke voorkeuze-instellingen...............................................................158
C.Fn I: Belichting ......................................................................................158
C.Fn II: Beeld/Flitsbelichting/Weergave .....................................................163
C.Fn III: Auto focus/Drive ............................................................................166
C.Fn IV: Bediening/Overig ..........................................................................173
Persoonlijke voorkeuze-instellingen vastleggen en toepassen ......................179
My Menu vastleggen ......................................................................................181
Camera-instellingen opslaan en laden...........................................................182
Basisinstellingen van de camera vastleggen .................................................184
Referentie 185
11
Camera-instellingen en batterij-informatie .....................................................186
De batterij voor datum/tijd vervangen ............................................................188
Programmalijn ................................................................................................189
Problemen oplossen ......................................................................................190
Foutcodes ......................................................................................................193
Systeemoverzicht...........................................................................................194
Specificaties ...................................................................................................196
Index ..............................................................................................................205
Inhoud
1
137
2
3
4
155
5
6
7
8
9
10
11
7
Functie-index
Voe din g
Batterij
• Opladen Î
• Kalibratie Î
• Batterijcontrole Î
• Batterij-informatie Î
Stopcontact Î
Automatisch uitschakelenÎ pag. 47
pag. 26 pag. 28 pag. 29 pag. 187 pag. 31
Menu's en basisinstellingen
Menu's Î
Camera-instellingen weergevenÎ pag. 186 De helderheid van het LCD-scherm aanpassenÎ pag. 129
Taa l Î Datum/tijd Î Pieptoon Î
Opnamen maken zonder kaartÎ pag. 43
pag. 43
pag. 46 pag. 46 pag. 43
Opnamen opslaan
De geheugenkaart formatterenÎ pag. 47 De geheugenkaart selecterenÎ pag. 73 Een map maken/selecterenÎ pag. 75
Bestandsnaam Î Opslagmethoden
Automatisch van kaart wisselenÎ pag. 74
• Afzonderlijk opslaan Î
Identieke opnamen opslaanÎ pag. 74
Bestandsnummering Î Opnamen kopiëren Î
pag. 77
pag. 74
pag. 79 pag. 125
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte Î
JPEG-kwaliteit (compressie)Î pag. 55
ISO-waarde Î
• ISO-waarde verhogen Î
• ISO-waarde in stappen Î
pag. 52
pag. 56 pag. 158 pag. 158
8
Picture Style Î Kleurruimte Î
Persoonlijke voorkeuzen voor beeldkwaliteit
Ruisreductie voor lange belichtingstijdenÎ pag. 163
Ruisreductie voor h oge ISO-waar denÎ pag. 163
• Lichtetonenprioriteit Î
• ISO-veiligheidsshift Î
pag. 57 pag. 72
pag. 164 pag. 160
Witbalans
Witbalansselectie Î Handmatige witbalans Î
KleurtemperatuurinstellingÎ pag. 69
Witbalanscorrectie Î Reeksopnamen met
automatische witbalans Î
pag. 63 pag. 64
pag. 70
pag. 71
Automatisch scherpstellen
AF-modus Î AF-puntselectie Î Persoonlijke voorkeuzen voor
automatisch scherpstellen
• 19 punten/9 punten Î
Uitbreiding aantal AF-puntenÎ pag. 170
AI Servo-trackinggevoeligheidÎ pag. 166
AI Servo AF-trackingmethodeÎ pag. 167
• Werking AF Servo Î
• AF-fijnafstelling Î
Handmatig scherpstellenÎ pag. 86
pag. 82 pag. 84
pag. 170
pag. 166 pag. 169
Lichtmeting
Lichtmeetmethode Î Multi-spotmeting Î
pag. 90 pag. 91
Transport
Transportmodi Î
Maximale opnamereeksÎ pag. 53
pag. 87
Functie-index
Spiegel opklappen Î Zelfontspanner Î
pag. 104 pag. 88
Opnamen maken
AE-programma Î
Automatische belichting met sluiterprioriteitÎ pag. 94
• Veiligheidsshift Î
Automatische belichting met
diafragmaprioriteit Î
Handmatige belichting Î Bulb Î
pag. 92
pag. 160
pag. 96 pag. 98 pag. 102
Aanpassing van de belichting
BelichtingscompensatieÎ pag. 99 Reeksopnamen met automatische belichtingÎ pag. 100
AE-vergrendeling Î
BelichtingsniveauverhogingÎ pag. 158
pag. 101
Flitser
Externe flitser Î Bediening externe flitser
• Flitserinstellingen Î
Persoonlijke voorkeuzen voor de flitserÎ pag. 106
pag. 105
pag. 106
Live View-opnamen maken
Live View-opnamen makenÎ pag. 110
• Raster Î
• Beeldverhouding Î
• Belichtingssimulatie Î
pag. 114 pag. 178 pag. 178
Opnamen weergeven
Weergaveduur opnamenÎ pag. 129 Weergave van één opnameÎ pag. 116
Weergave met opname-informatieÎ pag. 117
OverbelichtingswaarschuwingÎ pag. 118
• AF-punt weergeven Î
Indexweergave Î
pag. 118 pag. 119
Vergrote weergave Î Door opnamen navigeren
(opnamesprong) Î
Opnamen roteren Î Vertical e opna me n
automatisch roteren Î
Opnamen beveiligen Î Geluidsopname Î Opnamen wissen Î Video OUT Î
pag. 120
pag. 119 pag. 121
pag. 130 pag. 123 pag. 124 pag. 128 pag. 122
Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/DPOF
PictBridge Î Afdrukopties (DPOF) Î Opnamen overbrengen Î
• Overbrengen Î
pag. 137 pag. 147 pag. 152 pag. 154
Aanpassen
Persoonlijke voorkeuzen (C.Fn)Î pag. 155
• Instellingen vastleggen Î
My Menu Î
Camera-instellingen opslaanÎ pag. 182
Basisinstellingen van de
camera vastleggen Î
pag. 179 pag. 181
pag. 184
Sensorreiniging/stof verwijderen
Sensorreiniging
• Nu reinigen Î
• Automatische reiniging uitschakelen Î
• Handmatige reiniging Î
Stofwisdata toevoegen Î
pag. 132
pag. 132 pag. 135 pag. 133
Zoeker
Dioptrische aanpassing Î Oculairafsluiter Î Matglas verwisselen Î
pag. 39 pag. 103 pag. 176
9
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste mani er te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
• Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of ac cessoires die niet in deze
handleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Veroorzaak geen kortsluiting bij de batterij en de back-upbatterij en probeer deze niet
te demonteren of aan te passen. Verhit de batterij en de back-upbatterij niet en probeer deze niet te solderen. Stel de batterij en de back-upbatterij niet bloot aan vuur of water. Stel de batterij en de back-upbatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de back-upbatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit
oude en nieuwe of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik ligt van
0 °C - 40 °C. Overschrijd de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van de
camera, de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke.
• Houd de back-upbatterij buiten het bereik van kin deren. Waarschuw direct een arts als een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de maag en ingewanden beschadigen.)
• Dek de elektrische contactpunten van de batterij en de back-upbatterij af voordat u deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand en explosies.
• Voorkom brand door de oplader direct uit het stopcontact te halen en te stoppen met opladen als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
• Verwijder de batterij of de back-upbatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
• Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts.
• Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen stikken als zij het snoer rond hun nek krijgen of een elektrische schok krijgen.
• Houd snoer en altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen en het isolatiemater iaal smelten, wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
• Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
• Flits niet vlakbij iemands ogen. Het gezichtsvermogen kan hierdoor beschadigd raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand als u met de flitser een kind fotografeert.
• Verwijder de batterij en haal de stekker uit het stopcontact als u de camera of een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling en brand.
• Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.
10
• Als u de apparat uur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen , raak deze dan niet aan. Deze onderd elen staan mogelijk onder stroom.
• Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtb ron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
• Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem ka n bij kinderen tot verstikking leiden.
• Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Vraag toestemming voordat u de camera in e en vliegtuig of ziekenhuis gebruikt. De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunn en storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
• Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in het stopcontact.
- P ak het netsnoer nooit met natte handen vast.
- Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit het stopcontact haalt.
- Voorkom beschadigingen aan het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden en het
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- S luit niet te veel stekkers aan op één stopcontact.
- G ebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
• Haal zo nu en dan de stekker uit het stopcontact en haal met een droge doek het stof rond het stopcontact weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op het stopcontact vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot brand.
Letsel en schade aan apparatuur voorkomen
• Laat de apparatuur niet in een auto achter die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Loop niet met de camera als deze op een statief is be vestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen.
• Laat een lens of een camera met lens niet zonder lensdop in de zon staan. De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
• Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdo or kan de warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
• Verwijder de batterij en de back-upbatterij direct als u de camera in het water laat vallen of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in de camera komen. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Gebruik en plaats de batterij en de back-upbatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor kan de batterij gaan lekken of kan de levensduur van de batterij afnemen. Ook kunnen de batterij en de back-upbatterij te heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de apparatuur schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
11
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht. Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden, zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen. Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de
camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
Gebruik een blaaskwastje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het
matglas te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan.
Als u dat wel doet, kunnen deze gaan roesten. Roest op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert. Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Laat de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit deze tas haalt.
Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt
u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de lens, de geheugenkaart en de batterij uit de camera en wacht u tot de condens is verdampt voordat u de camera gaat gebruiken. Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen moet u de sluiter zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de
camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en u opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
12
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-paneel en LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen.
Als het LCD-scherm lange tijd aan blijft staan kan het gaan inbranden,
waarbij overblijfselen van de eerdere weergave te zien zijn. Dit is echter een tijdelijk effect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt gebruikt.
Geheugenkaarten
Geheugenkaarten zijn precisie-instrumenten. Laat de geheugenkaart niet
vallen en stel deze niet bloot aan trillingen. De op de kaart opgeslagen opnamen kunnen hierdoor namelijk worden beschadigd.
Gebruik of bewaar geheugenkaarten niet in de buurt van voorwerpen met
sterke magnetische velden zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit. Anders kunnen de opnamen op de geheugenkaart verloren gaan.
Plaats de geheugenkaart niet in direct zonlicht of in de buurt van
hittebronnen. De kaarten kunnen hierdoor vervormen, waardoor ze onbruikbaar worden.
Mors geen vloeistoffen op de geheugenkaart. Bewaar uw geheugenkaarten altijd in een houder ter bescherming van de
opgeslagen gegevens.
Buig de kaart niet en stel deze niet bloot aan grote krachten of fysieke
schokken.
Bewaar de geheugenkaart niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Elektrische contactpunten van de lens
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u de lensdoppen of plaatst u de lens met de achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contactpunten te voorkomen.
Contactpunten
Waarschuwing bij langdurig gebruik
Wanneer u langdurig continu-opnamen of Live View-opnamen maakt, kan de camera heet worden. Dit is geen defect. Het langdurig vasthouden van een hete camera kan echter wel een lichte verbranding van de huid veroorzaken.
13
Verkorte handleiding
1
2
3
4
Plaats de batterij. (pag. 29)
Open het afdekkapje en plaats een volledig opgeladen batterij.
Bevestig de lens. (pag. 35)
Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden.
Stel de focusinstellingsknop op de lens in op <AF>.
Plaats een geheugenkaart.
(pag. 32) De linkersleuf is voor de CF-kaart en
de rechtersleuf is voor de SD-kaart.
(pag. 35)
14
5
Zet de aan-uitschakelaar op
(pag. 36)
<1>.
6
7
8
9
Verkorte handleiding
Stel de camera in op de standaardinstellingen.
In het menuscherm onder tabblad [7] selecteert u [
• Druk op de knop < instelwiel < selecteren en druk vervolgens op <
• De modus Program AE <d> wordt ingesteld.
Stel scherp op het onderwerp.
(pag. 36) Richt het AF-gebied op het
onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp.
Maak de opname. (pag. 36)
Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken.
Bekijk de opname. (pag. 129)
De opname wordt ongeveer 2 seconden lang op het LCD-scherm weergegeven.
Wis alle camera-instellingen
M
6
> <5> om dit te
(pag. 49)
>. en draai het
0
].
>.
U kunt opnamen maken als er een CF-kaart of een SD-kaart in de camera zit.
Zie "Opnamen weergeven" (pag. 116) voor het bekijken van de
opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een opname
naar "Opnamen wissen" (pag. 128).
15
Namen van onderdelen
Lensbevestigingsmarkering (pag. 35)
Lampje zelfontspanner (pag. 88)
Ontspanknop (pag. 36)
Draagriemhouder (pag. 24)
Greep
Knop voorbeeld scherptediepte (pag. 97)
Aan-uitschakelaar verticale greep (pag. 39)
<I>
Knop flitsbelichtingsvergrendeling/ multi-spotmeting bij verticale greep (pag. 39, 105/91)
Hoofdinstelwiel bij
verticale greep (pag. 39, 37)
Handriemhouder
Ontspanknop bij verticale greep (pag. 39, 36)
Spiegel (pag. 104)
Lensvergrendelingsstift
Lensontgrendelingsknop (pag. 35)
Cameranummer
Cameradop (pag. 35)
Lensvatting
Contactpunten (pag. 13)
Statiefbevestigingspunt
16
Namen van onderdelen
A
<U> Knop LCD-paneelverlichting (pag. 102)
Contactpunten voor flitssynchronisatie
<V> Scherpstelvlakmarkering
Knop voor
<Q> lichtmeetmethodeselectie/ flitsbelichtingscompensatie (pag. 90/105)
<W> Knop voor opnamemodusselectie (pag. 92)
<o>
F-modusselectie/ transportmodusselectie (pag. 82, 87)
<Y> Knop AEB­instelling (pag. 100)
Draagriemhouder (pag. 24)
Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 39)
Zoekeroculair
Ontgrendelknop batterijcompartiment (pag. 29, 30)
Knop voor
Batterij (pag. 26)
Flitserschoen
Aan-uitschakelaar/ Snelkeuzewiel (pag. 36)
<0> Instelknop (pag. 41)
<O> Knop voor belichtingscompensatie/ diafragma (pag. 99/98)
<I>
Knop voor flitsbelichtingsvergrendeling/ multi-spotmeting (pag. 105/91)
Knop voor instelling
<i> ISO-waarde (pag. 56)
<6> Hoofdinstelwiel (pag. 37)
LCD-paneel bovenzijde (pag. 19)
AF-startknop
<p> (pag. 82/83)
<A/y>
Knop voor vergrendelen AE/ verkleinen (pag. 101/120, 145)
<S/u> Knop voor AF­puntselectie/ vergroten (pag. 84/112, 120, 145)
Hendel oculairafsluiter (pag. 103)
<9> Multi­functionele knop (pag. 38)
<5>
Snelkeuzewiel
(pag. 38)
<A/y>
Knop voor AE­vergrendeling/verkleinen bij verticale greep (pag. 39, 101/120, 145)
<S/u>
Knop voor
AF-puntselectie/ vergroten bij verticale greep (pag. 39, 84/112, 120, 145)
<p>
AF­startknop bij verticale greep (pag. 39, 82, 83)
17
Namen van onderdelen
<B> Knop voor info/ bijsnijdrichting (pag. 114, 116, 186/145)
Menuknop
<M> (pag. 41)
Bevestigingsopening WFT-E2
Aansluiting uitbreidings­systeem
LCD-scherm (pag. 41, 129)
Oogschelp (pag. 39)
SD-kaartsleuf (pag. 32)
Afdekkapje geheugenkaartsleuf (pag. 32)
Aansluitingenklepje
<x> Opname­weergaveknop (pag. 116)
<L> Wisknop (pag. 128)
LCD-paneel achterzijde (pag. 20)
18
<H>
Knop voor beveiligen/geluidsopname (pag. 123/124)/ <A> Instelknop Picture Style (pag.57)
<B> Functieknop (pag. 52, 63, 69, 73)
<D> Pc-aansluiting (pag. 108)
<F>
Aansluiting afstandsbediening
(type N3) (pag. 103)
<q> VIDEO OUT-aansluiting (pag. 122)
<D> DIGITAL-aansluiting (pag. 138, 152)
CF­kaartsleuf (pag. 32)
Uitwerpknop CF-kaart (pag. 33)
Lees-/schrijfindicator (pag. 34)
Ontgrendelknop voor geheugenkaartsleuf (pag. 32)
Opnamemicrofoon (pag. 124)
Afdekkapje batterijcompartiment (pag. 29)
LCD-paneel aan de bovenzijde
Sluitertijd Bulb (buLb) Bulb-belichtingstijd (min.:sec.) Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Fout (Err) Sensorreiniging (CLn)
ISO-waarde Weergave lichtetonenprioriteit
Verkrijgen stofwisdata Opnamemodus
d : AE-programma f :
Automatische belichting
met diafragmaprioriteit
a : Handmatige belichting s :
Automatische belichting
met sluiterprioriteit ISO-waarde Lichtmeetmethode
q
Meervlaksmeting
w Deelmeting r Spotmeting e
Gemiddelde meting met nadruk op het midden
(
- - - -
)
Namen van onderdelen
Diafragma Aantal reeksopnamen met automatische belichting
Verkrijgen stofwisdata (
AF-puntselectiemodus
--
[ ]
( AF, SEL [ ], SEL AF)
--
Indicator opnamemedia (Card *) AF-puntregistratie
--
[ ]
( HP, SEL [ ], SEL HP)
--
Resterende opnamen Timer zelfontspanner Bulb-belichtingstijd (uren) Opnamemedia vol (Full) Foutcode Resterend aantal vast te leggen opnamen
- -
)
AF-modus X: 1 keer scherpstellen Z: Continu scherpstellen
Schaal belichtingsniveau
Batterijcontrole
zHmxbn
Flitsbelichtingscompensatie
Reeksopnamen met automatische belichting
Spiegel opklappen
Transportmodi
u Enkele opname o Continu-opnamen
met hoge snelheid p Continu-opnamen met lage snelheid
k Zelfontspanner (10 sec.) l Zelfontspanner (2 sec.) 6 Stille enkele opname
Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie AEB-bereik Waarde flitsbelichtingscompensatie
Alleen instellingen die van toepassing zijn worden weergegeven.
19
Namen van onderdelen
LCD-paneel aan de achterzijde
Pictogram selectie externe
3
media*
Indicator SD-kaart
Pictogram selectie SD-kaart
Indicator CF-kaart
Pictogram selectie CF-kaart
Pictogram verbinding externe media*
Witbalanscorrectie
Witbalans Q Auto W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom P Kleurtemp.
3
Beeldformaat 3 Groot
4 Middelgroot 1 5 Middelgroot 2 6 Klein 1 RAW
9
Klein RAW
Zwart-witopnamen
LAN-kabelverbinding*
Draadloze LAN-verbinding*
*1 :
wordt weergegeven wanneer de Wireless File Transmitter WFT-E2 wordt gebruikt.
*2 :dit pictogram wordt weergegeven wanneer de camera is aangesloten op een
computer.
3
:wordt weergegeven wanneer de WFT-E2 en externe media worden gebruikt.
*
1
1
Pictogram gegevensoverdracht*
Weergave verkrijgen handmatige witbalans
Bestandsnummer Kleurtemperatuur Nummer handmatige witbalans Nummer persoonlijke witbalans
Mapnummer Indicator opnamemedia (Full, Err)
([ * ])
2
Alleen instellingen die van toepassing zijn worden weergegeven.
20
Zoekerinformatie
A
A
Centrale cirkel voor spotmeting
Matglas
<q> Lichtmeetmethode
<q> Handmatige belichting
<w> AE-vergrendeling AEB in werking Multi-spotmeting
<D> Flitser gereed
Waarschuwing voor onjuiste
flitsbelichtingsvergrendeling
<e>
High-speed flitssynchronisatie (FP-flits) <r>
Flitsbelichtingsvergrendeling
FEB actief
F-puntselectiemodus
--
( AF, SEL [ ], SEL AF)
[ ]
--
Indicator opnamemedia (Card *)
F-puntregistratie
--
( HP, SEL [ ], SEL HP)
[ ]
--
Sluitertijden Bulb (buLb) Flitsbelichtingsvergrendeling Bezig (buSY)
<y> Belichtingscompensatie Flitsbelichtingscompensatie
<u> Witbalanscorrectie
Diafragma
Alleen instellingen die van toepassing zijn worden weergegeven.
Namen van onderdelen
Ovaal AF-gebied
AF-punt
<z>
<o>
Focusbevestigingslampje
ISO-waarde Weergave lichtetonenprioriteit
<i> Pictogram ISO-waarde
Resterende opnamen Opnamemedia vol (Full)
Standaardbelichtingsmarkering
Schaal belichtingsniveau : 1 stop : 1/3-stop
Overbelichting Overbelichting
bij flitsen
Belichtingsniveau
Flitsbelichtingsniveau
Onderbelichting bij flitsen Onderbelichting
Kruismetingspunten
: :
AF-hulppunten
Indicator belichtingsniveau
Maximale opnamereeks
<p> JPEG-pictogram
<1> RAW-pictogram
Batterijcontrole
21
Namen van onderdelen
Batterij LP-E4
Ontgrendelknop
Contactpunten
Batterijontgrendelknop
Uiteinde met ontgrendelknop
Batterijoplader LC-E4
Oplader voor batterij LP-E4. (pag. 26)
Indicator voor batterijniveau/kalibratie (ontladen)/status/
Batterijcompartiment
Netsnoeraansluiting
Beschermklepjes (2)
22
Beschermdeksel
Uiteinde met contactpunten
lampje resterende gebruiksduur
Oplaadlampje
Knop voor kalibratie/controleren resterende gebruiksduur
Aansluiting voor auto-oplaadkabel
Netsnoer
Namen van onderdelen
AC-adapterset ACK-E4
Voorziet de camera van stroom via een gewoon stopcontact. (pag. 31)
Netsnoer
Netsnoeraansluiting
AC-adapter
DC-aansluiting
DC-stekker
Beschermdeksel
DC-koppeling
23
Namen van onderdelen
De nekriem en de handriem bevestigen
De USB-kabelbescherming gebruiken
Riem USB-kabelbescherming
Dop aansluiting
Interfacekabel
Aansluiting uitbreidingssysteem
Handriem (apart verkrijgbaar)
1 2 3
Bevestig de draagriem
4 5 6
Nadat u de riem hebt vastgemaakt, trekt u deze strak zodat deze niet uit
de gesp kan glijden.
Zet de dop goed vast op de aansluiting van het uitbreidingssysteem en
controleer of deze niet los zit. Pas op dat u de dop niet kwijtraakt.
24
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden de voorafgaande stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd.
25
De batterij opladen
Sluit de oplader aan op een stopcontact.
1
Sluit de stekker aan op een stopcontact en sluit het netsnoer aan op de oplader.
Wanneer er geen batterij is geplaatst,
zijn alle lampjes uit.
Verwijderen de beschermdeksels
2
van de oplader en de batterij.
Verwijder het beschermdeksel van de oplader door dit naar buiten te schuiven.
Laad de batterij op.
3
Schuif de batterij in de sleuf van de oplader, zoals aangegeven door de pijl, en zorg ervoor dat de batterij stevig op zijn plaats zit. U kunt de batterij in sleuf A of B plaatsen.
X De laadniveau-indicator brandt groen
en de batterij wordt opgeladen.
X
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, branden alle laadniveau-indicators (50%/80%/100%).
Het duurt ongeveer 2 uur om een lege batterij volledig op te laden.
is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en het laadniveau van de batterij.
De oplader kan geen andere batterijen opladen dan batterij LP-E4.
Batterij LP-E4 is uitsluitend geschikt voor producten van Canon. Wanneer u deze oplaadt met een batterijoplader of een ander product dat niet van Canon is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt. Het kalibreren van een batterij (pag. 28) kan het beste plaatsvinden wanneer de batterij bijna leeg is. Als u de kalibratie uitvoert met een volledig opgeladen batterij, duurt het gehele kalibratieproces (ontladen en opladen) in totaal ongeveer 12 uur: het ontladen duurt ca. 10 uur en het volledig opladen ca. 2 uur).
De oplaadtijd van de batterij
Wanneer twee batterijen aan de oplader zijn gekoppeld, wordt de batterij die als eerst werd aangesloten ook als eerste opgeladen. Daarna wordt de andere batterij opgeladen. Hoewel het mogelijk is om tegelijkertijd de ene batterij op te laden en de andere te kalibreren (pag. 28), kunt u niet twee batterijen tegelijk opladen of kalibreren.
26
De batterij opladen
Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader
Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera niet wordt gebruikt of is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer uit het
stopcontact.
Plaats de beschermdeksels wanneer de batterij en oplader niet worden gebruikt.
Gebruik de batterij bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 45 °C.
Voor een optimale prestatie van de batterij wordt een omgevingstemperatuur van 10 °C - 30 °C aanbevolen. In een koude omgeving, bijvoorbeeld in de sneeuw, kunnen de prestaties en werking van de batterij tijdelijk afnemen.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een kleine hoeveelheid lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en minder lang meegaat. Haal de batterij uit de camera en plaats het beschermdeksel terug voordat u de batterij opbergt. Bewaren van de batterij nadat deze geheel is opgeladen, kan de prestaties van de batterij verminderen.
De batterijoplader kan ook worden gebruikt in het buitenland.
De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 V AC t/m 240 V AC 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor het betreffende land gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de batterijoplader. Dit kan de batterijoplader beschadigen.
Controleer de batterijprestaties.
Druk tijdens het opladen van de batterij op de
PERFORMANCE
knop < van de batterij te controleren. Het prestatieniveau wordt aangegeven door de laadniveau-indicator.
(Groen): de batterijprestaties zijn in orde. (Groen): de batterijprestaties worden iets minder. (Rood):
u wordt aangeraden een nieuwe batterij aan te schaffen.
> om het prestatieniveau
27
De batterij opladen
Het lampje <CAL/CHARGE> knippert rood.
Dit geeft aan dat u de batterij moet kalibreren, zodat het juiste batterijniveau wordt gedetecteerd en de batterijniveau-indicator van de camera het juiste batterijniveau kan weergeven. Kalibreren is niet verplicht. Als u de batterij alleen wilt opladen, kunt u de batterij na ongeveer 10 seconden automatisch laten beginnen met opladen. Als u de kalibratie wel wilt uitvoeren, drukt u op de knop < knippert. De laadniveau-indicator knippert rood en de kalibratie (ontlading) wordt gestart.
Nadat de kal ibratie is voltooid, wordt de batterij automatisch opnieuw opgel aden. Hoe voller de batterij is, hoe langer de kalibratie duurt. De aanduidingen < <
10h
> op de zijkant van de l aadniveau-indicator geven aan hoe lang het ongeveer zal duren om de kalibratie (ontlading) te voltooien. Als het lampje < het ca. 10 uur. Nadat de kalibratie is voltooid en de batterij helemaal leeg is, duurt het vervolgens nog 2 uur om de batterij volledi g op te laden. Als u de kalibratie wilt stoppen voordat deze is voltooid en de batterij wilt gaan opladen, verwijdert u de batterij uit de oplader en plaatst u deze daarna weer terug in de oplader.
CALIBRATE
> terwijl het lampje <
10h
CAL/CHARGE
2h
>, <4h>, en
> rood knippert, duurt
Alle drie de laadniveau-indicators knipperen.
Wanneer alle drie de laadniveau-indicators groen knipperen, ligt de interne temperatuur van de batterij niet tussen 0 °C en 40 °C. De batterij begint met opladen wanneer de interne temperatuur tussen 0 °C en 40 °C ligt. Als alle kalibratiestatusindicators rood knipperen of als alle lampjes (inclusief het lampje <
CAL/CHARGE
oplader en breng deze naar uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Als een andere batterij dan de LP-E4 op de oplader wordt geplaatst, knipperen de lampjes (inclusief het lampje <
>) afwisselend groen en rood knipperen, verwijder dan de batterij uit de
CAL/CHARGE
>) afwisselend rood en groen; de batterij kan dan niet worden opgeladen.
Gebruik de aansluiting voor de sigarettenaansteker in de auto om de batterij op te laden.
Met oplaadkabel CB-570 voor in de auto (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de oplader via de aansluiting <
• Wanneer u de batterij op deze manier oplaadt, moet u ervoor zorgen dat de motor van de auto loopt. Verwijder de oplaadkabel uit de sigarettenaansteker als de motor van de auto niet loopt. Als u de oplaadkabel in de sigarettenaansteker laat zitten, wordt mogelijk stroom onttrokken aan de accu van de auto.
• Sluit geen spanningsomvormer aan op de batterijoplader.
• De batterij kan alleen worden opgeladen met een accu van 12 V DC of 24 V DC in een negatief geaarde auto. De vorm of afmetingen van de sigarettenaansteker in bepaalde auto's zijn mogelijk ongeschikt voor de oplaadkabel.
DC IN
> aansluiten op de sigarettenaansteker van uw auto.
28
> rood
De batterij plaatsen en verwijderen
De batterij plaatsen
Plaats een volledig opgeladen LP-E4-batterij in de camera.
Verwijder het afdekkapje van het
1
batterijcompartiment.
Houd het kapje aan beide zijden vast
en trek het naar buiten.
Plaats de batterij.
2
Zorg ervoor dat de batterij stevig op
zijn plaats zit en draai de ontgrendelknop zoals de pijl aangeeft.
Het batterijniveau controleren
Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat (pag. 36), heeft het batterijniveau een van de volgende zes niveaus:
Niveau
Pictogram
z
H
m
x 19 - 10 Batterijniveau is laag
b n
(%)
100 - 70 Batterijniveau is voldoende
69 - 50
49 - 20
9 - 1
0 Laad de batterij op
Indicatie
Batterijniveau is hoger dan 50%
Batterijniveau is lager dan 50%
Batterij is bijna leeg
Selecteer het menu [6 Accu info] voor gedetailleerde informatie over de batterij. (pag. 187)
29
De batterij plaatsen en verwijderen
Levensduur batterij
Temperatuur Bij 23 °C Bij 0 °C
Maximumaantal opnamen Circa 1800 Circa 1400
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E4-
batterij en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). Bovendien gelden ze niet voor Live View-opnamen.
Het werkelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is
aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als u de ontspanknop lang half ingedrukt houdt of als u alleen de automatische scherpstelling gebruikt, wordt het maximumaantal opnamen ook kleiner.
Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm
vaker wordt gebruikt.
Zie pagina 114 voor informatie over de gebruiksduur van de batterij
wanneer Live View-opnamen worden gemaakt.
De batterij verwijderen
Klap de ontgrendelknop van de
1
batterij naar buiten, en draai deze in de richting van de pijl.
Trek de batterij naar buiten.
2
Plaats het beschermdeksel (pag. 22)
op de batterij om kortsluiting te voorkomen.
Plaats het afdekkapje van het
batterijcompartiment wanneer de camera niet wordt gebruikt.
Als de rubberen bekleding van de batterij (om water buiten te houden) niet schoon is, dient u deze met een vochtige, katoenen doek te reinigen.
Rubberen bekleding
30
Loading...
+ 182 hidden pages