De EOS-1D Mark IV is een hoogwaardige, krachtige digitale
spiegelreflexcamera met een grote, uiterst nauwkeurige CMOS-sensor
met ongeveer 16,10 effectieve megapixels, Dual DIGIC 4, 45 uiterst
nauwkeurige AF-punten met hoge snelheid (39 kruismetingspunten),
continu-opnamen met ongeveer 10 frames per seconde, Live viewopnamen en filmopnamen in Full HD (Full High-Definition).
De camera reageert zeer snel op alle opnamesituaties, bevat tal van functies
voor veeleisende opnamen, is zelfs onder de moeilijkste omstandigheden
zeer betrouwbaar en kan worden gecombineerd met allerhande accessoires
om het scala aan opnamemogelijkheden nog verder uit te breiden.
Maak een aantal testopnamen om vertrouwd te raken met de camera
Met een digitale camera kunt u de opname die u hebt gemaakt direct
bekijken. Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding
doorneemt en bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen.
Lees eerst de Veiligheidsmaatregelen (pag. 266 en 267) en Tips en
waarschuwingen voor het gebruik (pag. 12 en 13) om slechte foto's en
ongelukken te voorkomen.
De camera testen voor gebruik en aansprakelijkheid
Bekijk de opname nadat u deze hebt gemaakt en controleer of deze goed is
vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de
opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer worden
gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van
opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor
privégebruik. Ook kan het maken van opnamen van bepaalde openbare
optredens, exposities en dergelijke zelfs voor privégebruik verboden zijn.
Geheugenkaarten
In deze handleiding verwijst 'CF-kaart' naar CompactFlash-kaarten en
'SD-kaart' naar SD/SDHC-kaarten. 'Kaart' verwijst naar alle
geheugenkaarten die worden gebruikt voor het opslaan van foto's of
films. Bij de camera is geen kaart voor het opslaan van foto's of films meegeleverd. Deze dient u apart aan te schaffen.
2
Controlelijst onderdelen
Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van
de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er
iets ontbreekt.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt
Pictogrammen in deze handleiding
<6>: Het hoofdinstelwiel.
<5>: Het snelinstelwiel.
<9>: De multifunctionele knop.
<0>: De instelknop.
9, 8 : Geeft aan dat de betreffende functie 6 sec. of 16 sec. actief
blijft nadat u de knop loslaat.
* De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar
knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen overeen met de
pictogrammen en markeringen op de camera en het LCD-scherm.
3 : Hiermee wordt verwezen naar een functie die u kunt wijzigen
door op de knop <M> te drukken en de instelling te
wijzigen.
(pag. **)
: Referentiepaginanummers voor meer informatie.
: Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen.
: Aanvullende informatie.
: Tip of advies voor betere opnamen.
: Advies voor het oplossen van problemen.
Basisveronderstellingen
Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven,
wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is ingesteld op
<1> of <J> (pag. 34).
Bij alle handelingen met <5> die in deze handleiding worden
beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar al is
ingesteld op <J>.
Er wordt aangenomen dat alle menu-instellingen en persoonlijke
voorkeuzen staan ingesteld op de standaardinstellingen.
Er wordt aangenomen dat een CF-kaart <f> of SD/SDHC-
geheugenkaart <g> wordt gebruikt.
Ter illustratie wordt de camera in de instructies weergegeven met
een EF 50mm f/1.4 USM-objectief.
4
Hoofdstukken
1
11
Inleiding
Algemene informatie over de camera.
Aan de slag
Opname-instellingen
2
3
4
5
6
7
8
9
Opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, etc.
De AF- en transportmodi instellen
De AF-modus, het AF-punt en de transportmodus instellen.
Belichting
Meetmethode, opnamemodus, flitser en andere instellingen.
Live view-opnamen
Foto's maken terwijl u op het LCD-scherm kijkt.
Filmopnamen
Films opnemen terwijl u op het LCD-scherm kijkt.
Opnamen weergeven
Foto's en films weergeven.
Sensorreiniging
Automatische reiniging, stofwisdata toevoegen en andere procedures.
Opnamen afdrukken
Afdrukken met PictBridge en DPOF gebruiken voor het opgeven van afdrukopties.
2
27
55
93
103
125
141
155
183
189
De camera aanpassen aan uw voorkeuren
10
Persoonlijke voorkeuzen (C.Fn) instellen, My Menu, etc.
Vergrote weergaveÎ
Opnamen roterenÎ
DiavoorstellingÎ
FilmweergaveÎ
De eerste en laatste
beelden van de film
bewerkenÎ
Opnamen op de
tv bekijkenÎ
BeveiligenÎ
SpraakmemoÎ
Opnamen kopiërenÎ
WissenÎ
pag. 181
pag. 159
pag. 160
pag. 161
pag. 162
pag. 168
pag. 165
pag. 167
pag. 170
pag. 172
pag. 174
pag. 176
pag. 179
Afdrukken
PictBridgeÎ
Afdrukopties (DPOF)Î
pag. 190
pag. 199
Aanpassen
Persoonlijke
voorkeuzen (C.Fn)Î
Persoonlijke voorkeuze-
instellingen vastleggen Î
My MenuÎ Camera-instellingen
opslaanÎ
Basisinstellingen van
de camera vastleggen Î
pag. 204
pag. 235
pag. 237
pag. 238
pag. 240
Sensorreiniging
SensorreinigingÎ
Stofwisdata toevoegen Î
pag. 184
pag. 185
11
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken.
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem
direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera
per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als
er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon
met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht.
Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden,
zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van
apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische
velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen.
Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die
in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de
camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
Gebruik een blaasbuisje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het matglas te
blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van
hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan.
Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten. Roest op de
contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert.
Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving
terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige
delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten
plastic tas te plaatsen. Zorg ervoor dat de camera is aangepast aan de
hogere temperatuur voordat u de camera uit de tas haalt.
Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt
u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert
u het objectief, de kaart en de batterij uit de camera. Wacht tot de condens is
verdampt voordat u de camera gebruikt.
Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed
geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken.
Ook als de camera is opgeborgen, moet u de sluiter zo nu en dan enkele
malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de
camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt
en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het
raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te
controleren of de camera goed functioneert.
12
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-paneel en LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer
dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende
pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur,
bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van
invloed op de vastgelegde opnamen.
Als het LCD-scherm lange tijd aan blijft staan, kan het scherm inbranden en
zijn er restanten van de eerdere weergave te zien. Dit is echter een tijdelijk
effect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt gebruikt.
Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er
zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.
Kaarten
Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen:
Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen
druk op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en
trillingen.
Gebruik of bewaar de kaart niet in de buurt van voorwerpen met sterke
magnetische velden zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen
met statische elektriciteit.
Plaats de kaart niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen.Bewaar de kaart in een houder.Bewaar de kaart niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Objectief
Nadat u het objectief hebt losgedraaid van de camera,
bevestigt u de lensdoppen of plaatst u het objectief
met de achterkant naar boven om krassen op het
lensoppervlak en de elektrische contactpunten te
voorkomen.
Contactpunten
Waarschuwingen bij langdurig gebruik
Als u lange tijd achtereen continu-opnamen, Live view-opnamen of filmopnamen
maakt, kan de camera heet worden. Dit is geen defect. Het langdurig
vasthouden van een hete camera kan echter wel een lichte verbranding van de
huid veroorzaken.
13
Verkorte Handleiding
1
2
3
4
5
Plaats de batterij. (pag. 32)
Open het kapje en plaats een volledig
opgeladen batterij. Ga voor meer
informatie over het opladen van de
batterij naar pagina 28.
Bevestig het objectief. (pag. 39)
Zorg ervoor dat de rode punten zich
op één lijn bevinden.
Stel de focusinstellingsknop
op het objectief in op <AF>.
(pag. 39)
Plaats de kaart. (pag. 36)
De linkersleuf is voor een CF-kaart en
de rechtersleuf voor een SD-kaart.
Zet de aan-uitschakelaar
op <1>.
(pag. 34)
14
Verkorte Handleiding
6
7
8
9
Stel de camera in op de
standaardinstellingen. (pag. 53)
In het menuscherm onder tabblad [7] selecteert
u [
Wis alle camera-instellingen
• Druk op de knop <
instelwiel <
selecteren en druk vervolgens op <
• De modus Program AE <d> wordt ingesteld.
M
6
> of <5> om de optie te
].
>, draai aan het
0
>.
Stel scherp op het onderwerp.
(pag. 41)
Richt het AF-kader op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in; de
camera stelt vervolgens scherp op het
onderwerp.
Maak de opname. (pag. 41)
Druk de ontspanknop helemaal in om
een opname te maken.
Bekijk de opname. (pag. 181)
De opname wordt ongeveer 2 seconden
op het LCD-scherm weergegeven.
Druk op de knop <
nogmaals weer te geven (pag. 156).
x
> om de opname
U kunt opnamen maken als er een CF-kaart of een SD-kaart in de camera is geplaatst.
Zie 'Opnamen weergeven' (pag. 156) voor het bekijken van de
opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een opname
naar 'Opnamen wissen' (pag. 179).
15
Namen van onderdelen
A
Objectiefbevestigingsmarkering
(pag. 39)
Ontspanknop
(pag. 41)
Greep
Knop voor
scherptedieptecontrole (pag. 111)
an-uitschakelaar bij
verticale opnamen
(pag. 43)
<I>
Knop voor
FE-vergrendeling/
multi-spotmeting/filmopnamen
bij verticale opnamen
(pag. 43/105/119/143)
Hoofdinstelwiel bij
verticale opnamen
(pag. 42/43)
Ontspanknop bij verticale
opnamen (pag. 41/43)
Lampje van de
zelfontspanner
(pag. 102)
Bevestigingspunt
handriem (pag. 26)
Spiegel (pag. 118/187)
Microfoon voor films
(pag. 143)
Objectiefvergrendelingsstift
Statiefbevestigingspunt
Cameranummer
Cameradop (pag. 39)
Objectiefontgrendelingsknop (pag. 39)
Objectiefbevestiging
Contactpunten
(pag. 13)
16
Namen van onderdelen
<O> Knop voor belichtingscompensatie/
diafragma (pag. 113/112)
<U> Knop LCD-paneelverlichting
(pag. 116)
Flitserschoen
Contactpunten voor
flitssynchronisatie
Oogschelp
(pag. 40)
LCD-scherm
(pag. 44/180)
<9> Multifunctionele
knop (pag. 42)
Aan-uitschakelaar/
snelinstelwiel (pag. 34)
<p> AF-startknop
bij verticale opnamen
(pag. 41/43/95/96/127/147)
<Z>
Knop voor ISO-snelheid
(pag. 64/144)
<I> Knop voor
FE-vergrendeling/
multi-spotmeting/
filmopnamen
(pag. 105/119/143)
<6> Hoofdinstelwiel
(pag. 42)
Bevestigingspunt
draagriem
(pag. 26)
<0> Instelknop/
knop voor Live
view-opnamen
(pag. 44/126)
<5>
Snelinstelwiel
(pag. 43)
<A/y>
Knop voor
AE-vergrendeling/verkleinen
bij verticale opnamen
(pag. 43/115/161,197)
<S/u> Knop voor
AF-puntselectie/vergroten
bij verticale opnamen
(pag. 43/97/161/197)
17
Namen van onderdelen
A
r
<Q> Knop voor
lichtmeetmethode/
flitsbelichtingscompensatie
(pag. 104/119)
<W> Knop voor
selectie opnamemodus
(pag. 106/127/143/144)
<
o>
Knop voor selectie AFmodus/transportmodus
(pag. 94/101)
<Y> Knop voor
EB-instelling
(pag. 114)
Bevestigingspunt
voor de Wireless
File Transmitter
Batterijontgrendelknop
(pag. 32/33)
Batterij (pag. 28)
<V> Scherpstelvlakmarkering
LCD-paneel aan de bovenzijde
(pag. 21)
Zoekeroculair
Knop voor dioptrische aanpassing
(pag. 40)
Systeemuitbreidingsaansluiting
<p>
AF-startknop
(pag. 41/95/96/127/147)
<A/y> Knop voor
AE-vergrendeling/
verkleinen
(pag. 115/161/197)
<S/u>
Knop voor
AF-puntselectie/
vergroten
(pag. 97/161/197)
Hendel
oculairafsluite
(pag. 117)
Luidspreker (pag. 165/175)
Als u de Wireless File Transmitter WFT-E2 aansluit op de
systeemuitbreidingsaansluiting, moet u de firmware van de WFT-E2
bijwerken naar versie 2.0.0 of hoger.
18
<M> Menuknop
(pag. 44)
Namen van onderdelen
<B> Knop voor Info/bijsnijrichting
(pag. 128/148/156/246/197)
P Standaard
Q Portret
R Landschap
S Neutraal
U Natuurlijk
V Monochroom
W Gebruiker 1-3
Max. opnamereeks
Indicator
belichtingsniveau
<H> Lichte tonen
prioriteit
<y> Flitsbelichtings compensatie
Resterende opnamen
<o> Focusbevestigings lampje
b
<Y> AEB
Diafragma
n
ISO-snelheid
Sluitertijd
BULB: Bulb
Opname mode
d : Program AE
f : Aperture
priority AE
a : Manual
exposure
s : Shutter
priority AE
Meetmethode
q Meervlaks meting
w Deelmeting
r Spotmeting
e Centrum gew.
gemiddeld
Transportmodus
u Enkelbeeld
o Continu-opnamen met
hoge snelheid
p Continu-opnamen met
lage snelheid
Zelfontspanner (10 sec.)
k
l Zelfontspanner (2 sec.)
6 Stille enkele opname
Batterijniveau
zxcm
<2> Spiegel opklappen
Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
Wanneer de camera wordt ingeschakeld en op de knop <B> wordt gedrukt terwijl niets
wordt weergegeven op het LCD-scherm, dan wordt standaard het scherm met opnameinstellingen weergegeven. Om de weergave uit te schakelen, drukt u nogmaals op de knop.
Voor de weergave van opname-instellingen, zie [8C.Fn II -10: INFO-
knop bij opname] op pagina 217.
23
Namen van onderdelen
Batterij LP-E4
Ontgrendelknop
Contactpunten
ontgrendelknop
24
Uiteinde met
Batterijontgrendelknop
Uiteinde met contactpunten
Beschermdeksel
Batterijoplader LC-E4
Lader voor batterij LP-E4 (pag. 28).
Batterij-
compartiment
Netsnoeraansluiting
Bescherm
klepjes (2)
Namen van onderdelen
Indicator voor batterijniveau/
kalibratiestatus (ontladen)/
lampje resterende gebruiksduur
Oplaadlampje
Knop voor kalibratie/controleren
resterende gebruiksduur
Aansluiting voor auto-oplaadkabel
Netsnoer
25
Namen van onderdelen
De nekriem en de handriem bevestigen
De kabelbescherming gebruiken
RiemKabelbescherming
Interfacekabel
HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar)
Systeemuitbreidingsaansluiting
Handriem (afzonderlijk verkrijgbaar)
1
4
2
5
3
De nekriem bevestigen
6
Nadat u de riem hebt vastgemaakt, trekt u deze strak zodat deze niet uit de
gesp kan glijden.
26
1
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden voorbereidende stappen en de
basisbediening van de camera uitgelegd.
Stof vermijden
Vervang objectieven zo snel mogelijk en op een plaats die zoveel
mogelijk stofvrij is.
Breng de cameradop aan op de camera wanneer u deze zonder
objectief bewaart.
Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.
27
De batterij opladen
1
2
3
28
Sluit de oplader aan op een
stopcontact.
Sluit de stekker aan op een stopcontact
en het netsnoer op de oplader.
Wanneer er geen batterij is geplaatst,
zijn alle lampjes uit.
Verwijder de beschermdeksels
van de oplader en de batterij.
Verwijder het beschermdeksel van
de oplader door het naar buiten te
schuiven.
Laad de batterij op.
Schuif de batterij in de sleuf van de
oplader, zoals aangegeven door de
pijl, en zorg ervoor dat de batterij
stevig vastzit.
U kunt de batterij in sleuf A of B plaatsen.
X De batterij begint met opladen en het
groene statuslampje gaat knipperen.
X Wanneer de batterij volledig is
opgeladen, branden alle laadniveauindicators (50%/80%/100%).
Het duurt ongeveer 2 uur om een lege
batterij volledig op te laden.
Hoe lang het duurt om de batterij
op te laden, is afhankelijk van de
omgevingstemperatuur en het
laadniveau van de batterij.
De batterij opladen
Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader
Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen
batterij geleidelijk aan leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer uit het stopcontact.
Bevestig de beschermdeksels wanneer de batterij en oplader niet worden gebruikt.
Gebruik de batterij bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 45 °C.
Voor een optimale prestatie van de batterij wordt een omgevingstemperatuur
van 10 °C - 30 °C aanbevolen. In een koude omgeving, bijvoorbeeld in de
sneeuw, kunnen de prestaties en werking van de batterij tijdelijk afnemen.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een
kleine lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en minder lang
meegaat. Haal de batterij uit de camera en plaats het beschermdeksel
terug voordat u de batterij opbergt. Als u de batterij opbergt nadat u deze
volledig hebt opgeladen, kunnen de prestaties van de batterij teruglopen.
De batterijoplader kan ook in het buitenland worden gebruikt.
De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 V AC t/m
240 V AC 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare
stekkeradapter voor het desbetreffende land of de desbetreffende
regio gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de
batterijoplader. Dit kan de batterijoplader beschadigen.
Controleer de batterijprestaties.
Druk tijdens het opladen van de batterij op de knop
<
PERFORMANCE
batterij te controleren. Het prestatieniveau wordt
aangegeven door de laadniveau-indicator.
(groen) : de batterijprestaties zijn in orde.
(groen):(rood) : het wordt aanbevolen een nieuwe batterij te kopen.
Als de batterij snel leeg raakt, zelfs nadat deze volledig is
opgeladen, is de batterij uitgeput.
Controleer de laadprestatie van de batterij (pag. 247) en schaf een nieuwe batterij aan.
> om het prestatieniveau van de
de oplaadprestaties van de batterij zijn een beetje afgenomen.
29
De batterij opladen
De aansluiting voor de sigarettenaansteker in de auto gebruiken om de batterij op te laden
Met oplaadkabel CB-570 voor in de auto (afzonderlijk verkrijgbaar)
kunt u de oplader via de aansluiting <DC IN> aansluiten op de
sigarettenaansteker van uw auto.
Wanneer u de batterij op deze manier oplaadt, moet u ervoor zorgen
dat de motor van de auto loopt. Verwijder de oplaadkabel uit de
sigarettenaansteker als de motor van de auto niet loopt. Als u de
oplaadkabel in de sigarettenaansteker laat zitten, wordt mogelijk
stroom onttrokken aan de accu van de auto.
Gebruik geen spanningsomvormer voor de auto met de batterijoplader.
De batterij kan alleen worden opgeladen met een accu van 12 V DC
of 24 V DC in een negatief geaarde auto. De vorm of afmetingen
van de sigarettenaansteker in bepaalde auto's zijn mogelijk
ongeschikt voor de oplaadkabel.
Het lampje <CAL/CHARGE> knippert rood
Dit geeft aan dat u de batterij moet kalibreren, zodat het juiste
batterijniveau wordt gedetecteerd en de batterijniveau-indicator van
de camera het juiste batterijniveau kan weergeven. Kalibreren is niet
verplicht. Als u de batterij alleen wilt opladen, kunt u de batterij na
ongeveer 10 seconden automatisch laten beginnen met opladen. Als
u de kalibratie wel wilt uitvoeren, drukt u op de knop <
terwijl het lampje <
indicator knippert rood en de kalibratie (ontlading) wordt gestart.
Nadat de kalibratie is voltooid, wordt de batterij automatisch opnieuw
opgeladen. Hoe voller de batterij is, hoe langer de kalibratie duurt. De
aanduidingen <
indicator geven aan hoe lang het ongeveer zal duren om de kalibratie
(ontlading) te voltooien. Als het lampje <
ongeveer tien uur.
Nadat de kalibratie is voltooid en de batterij helemaal leeg is, duurt
het vervolgens nog twee uur om de batterij volledig op te laden. Als
u de kalibratie voordat deze is voltooid wilt beëindigen en de batterij
wilt gaan opladen, verwijdert u de batterij uit de oplader en plaatst u
deze daarna weer terug.
CAL/CHARGE
2h
>, <4h>, en <
> rood knippert. De laadniveau-
10h
> op de zijkant van de laadniveau-
10h
> rood knippert, duurt het
CALIBRATE
30
>
Loading...
+ 246 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.