CANON EOS 1D Mark II N User Manual [nl]

INSTRUCTIEHANDLEIDING
NEDERLANDS
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS-1D Mark II N is een hoogwaardige digitale AF-spiegelreflexcamera met een grote CMOS-sensor met 8,20 megapixels voor superscherpe details. De camera is compatibel met alle EF-lenzen van Canon (behalve de EF-S-lenzen) en is ontworpen voor het maken van snelle opnamen op elk willekeurig moment. De camera beschikt over uiterst nauwkeurige AF­gebieden en is verder uitgerust met diverse functies voor alle vormen van fotografie, van volautomatische opnamen tot professioneel en creatief werk.
In deze instructiehandleiding leest u alles over de juiste bediening van deze camera.
Camera testen voor gebruik
Maak voordat u de camera gaat gebruiken een aantal proefopnamen en controleer of deze goed op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gelezen door een pc, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
Copyright
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privé-gebruik. Ook het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke kan verboden zijn.
Canon en EOS zijn handelsmerken van Canon Inc. Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Macintosh is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen.
SD is een handelsmerk. Alle overige bedrijfsnamen en handelsmerken die in deze handleiding worden
genoemd, zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
* Deze digitale camera ondersteunt Design rule for Camera File System 2.0 en
Exif 2.21 (ook wel “Exif Print” genoemd). Exif Print is een standaard voor een verbeterde compatibiliteit tussen digitale camera's en printers. Wanneer de camera wordt aangesloten op een printer die voldoet aan Exif Print, wordt informatie over de camera-instellingen opgenomen en geoptimaliseerd. Hierdoor wordt een betere afdrukkwaliteit verkregen.
2

Controlelijst onderdelen

Controleer of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. U kunt de bijbehorende accessoires ook controleren aan de hand van het systeemoverzicht (pag. 184).
EOS-1D Mark II N /
deksel batterijcompartiment. Ingebouwde lithiumbatterij voor de datum en de tijd.)
Ni-MH-batterij NP-E3 (met beschermdeksel)
Ni-MH-lader NC-E2
Gelijkstroomkoppelingsset DCK-E1
Brede draagriem L5
Interfacekabel IFC-200D4
Kabelbescherming
Interfacekabel IFC-400PCU
Videokabel VC-100
EOS DIGITAL Solution Disk (cd-rom)
Software-instructies (cd-rom, PDF)
Beknopte gebruikershandleiding
Beknopte gebruikershandleiding voor het maken van opnamen.
EOS-1D Mark II N Instructiehandleiding (het document dat u nu leest)
Softwarehandleiding
Geeft een overzicht van de meegeleverde software en uitleg over het installeren hiervan.
Garantiebewijs
* Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. * Geen geheugenkaart (voor het maken van opnamen) meegeleverd. U moet
deze apart aanschaffen. Geheugenkaarten van Canon worden aanbevolen.
Camerabehuizing (inclusief oculairdop, cameradop en
3

Inhoudsopgave

Inleiding
Controlelijst onderdelen..................................................................................... 3
Inhoudsoverzicht ............................................................................................... 6
Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...................................................... 10
Beknopte gebruikershandleiding ..................................................................... 12
Namen van onderdelen ................................................................................... 14
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .................. 20
Aan de slag 21
1
De batterij opladen .......................................................................................... 22
De batterij plaatsen en verwijderen ................................................................. 25
Een gewone wandcontactdoos gebruiken....................................................... 27
Een lens bevestigen en verwijderen................................................................ 29
De geheugenkaart installeren en verwijderen ................................................. 30
Basisgebruik.................................................................................................... 33
Menugebruik.................................................................................................... 38
De standaardinstellingen herstellen .............................................................. 42
Dioptrische aanpassing ................................................................................... 43
De camera vasthouden ................................................................................... 43
De taal instellen............................................................................................... 44
Uitschakeltijd/Uitschakelen instellen................................................................ 45
De datum en tijd instellen ................................................................................ 46
De batterij voor datum/tijd vervangen.............................................................. 47
De CMOS-sensor reinigen .............................................................................. 48
De nekriem en de handriem bevestigen.......................................................... 50
Opname-instellingen 51
2
De opnamekwaliteit instellen ........................................................................... 52
De ISO-waarde instellen.................................................................................. 55
Een beeldstijl selecteren.................................................................................. 56
De beeldstijl aanpassen .................................................................................. 58
De beeldstijl vastleggen................................................................................... 61
De kleurruimte instellen ................................................................................... 63
Witbalans selecteren ....................................................................................... 64
Handmatige witbalans ..................................................................................... 65
De kleurtemperatuur instellen.......................................................................... 67
Witbalans corrigeren........................................................................................ 68
Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans................................ 69
De map en de geheugenkaart instellen........................................................... 71
Een nieuwe map maken ................................................................................ 71
Een map selecteren ...................................................................................... 72
De geheugenkaart selecteren ....................................................................... 72
Identieke opnamen opslaan op beide kaarten
RAW+JPEG-opnamen afzonderlijk opslaan
De bestandsnaam instellen ............................................................................. 75
Methoden voor bestandsnummering ............................................................... 76
Ruisreductie bij lange sluitertijden ................................................................... 78
(Registratie van dubbele opname)73
(RAW+JPEG afzonderlijk registreren) 74
4
Autofocusmodi en transportmodi 79
3
De AF-modus selecteren .................................................................................80
AF-punt selecteren...........................................................................................82
Het AF-punt registreren en inschakelen...........................................................84
Activeringsgebied AF-punt ...............................................................................86
AF-gevoeligheid en maximaal diafragma.........................................................87
Als autofocus niet werkt (handmatige focus) ...................................................89
De transportmodus selecteren .........................................................................91
Zelfontspanner .................................................................................................92
Belichting 93
4
Een lichtmeetmodus selecteren .......................................................................94
AE-programma.................................................................................................98
AE-sluiterprioriteit...........................................................................................100
AE-diafragmaprioriteit ....................................................................................102
Preview scherptediepte................................................................................103
Handmatige belichting....................................................................................104
Belichtingscompensatie instellen ...................................................................106
Reeksopnamen met automatische belichting ................................................107
AE-vergrendeling ...........................................................................................109
Bulbopnamen .................................................................................................110
LCD-paneelverlichting..................................................................................110
Spiegel opklappen..........................................................................................111
Oculairafsluiter .............................................................................................111
Flitsfotografie..................................................................................................112
Opnameweergave 115
5
Opnamen bekijken .........................................................................................116
Opnamen automatisch roteren.......................................................................118
De LCD-helderheid instellen ..........................................................................119
Opnameweergave..........................................................................................120
Weergaveformaat wijzigen...........................................................................121
Weergave met opname-informatie...............................................................122
Vergrote weergave.......................................................................................124
Een opname roteren ....................................................................................125
Opnamen op de tv bekijken ...........................................................................126
Wispreventie ..................................................................................................127
Geluid toevoegen aan een opname ...............................................................129
Opnamen wissen ...........................................................................................130
Een geheugenkaart formatteren ....................................................................133
Formatteren op laag niveau .........................................................................134
Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera 135
6
DPOF: Digital Print Order Format 151
7
De camera aanpassen aan uw persoonlijke voorkeuren 159
8
Referentie 175
9
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
6
7
8
9
5

Inhoudsoverzicht

Opnamekwaliteit
Effecten instellen Î
Aangepaste effecten instellen Î pag. 58
Opname op een groot formaat afdrukken
(3, 1, compressieverhouding i)
pag. 56 (beeldstijl selecteren)
(beeldstijl aanpassen)
Î pag. 52, 54
Veel foto's maken Î pag. 52, 54
Kleurtoon aanpassen Î pag. 68, 69
(witbalans corrigeren, reeksopnamen op basis van witbalans)
Zwartwit- of sepiakleurige foto's maken
(6, compressieverhouding o)
Î pag. 57 (monochroom)
Scherpstelling
AF-punt wijzigen Î
Niet-bewegend onderwerp fotograferen
Bewegend onderwerp fotograferen
Het aantal AF-punten van 45 veranderen in 11 of 9
Volgen van onderwerp verbeteren met AI SERVO AF
pag. 82 (S AF-punt selecteren)
Î pag. 80 (One-Shot AF)
Î pag. 80 (AI Servo AF)
Î pag. 166 (C.Fn-13-1, 2, 3, 4)
Î pag. 86 (uitbreiding AF-punt)
Transportmodus
De snelheid bij continu-opnamen wijzigen
Î pag. 91 (transport)
6
Inhoudsoverzicht
Opnamen maken
Actie stilzetten of vervagen Î
Achtergrond vervagen om onderwerp scherp te laten lijken
De ISO-waarde instellen op basis van de helderheid
van de opname Î pag. 55 (ISO-waarde)
Helderheid van opnamen aanpassen (belichting)
(Obelichtingscompensatie, YAEB)
Spiegel opklappen instellen Î pag. 111 (spiegel opklappen)
pag. 100 (s AE-sluiterprioriteit)
Î
pag. 102 (f AE-diafragmaprioriteit)
Î pag. 106, 107
Een nieuwe map maken om opnamen op te slaan
Back-up van opnamen maken op een andere kaart
RAW- en JPEG-opnamen afzonderlijk opslaan
Î pag. 74 (RAW+JPEG afzonderlijk registreren)
Standaardinstellingen van de camera herstellen
Î pag. 71 (een map maken)
Î
pag. 73 (registratie van dubbele opname)
Î pag. 42 (camera-instellingen herstellen)
Opnamen weergeven en afdrukken
De opnamegegevens controlerenÎ pag. 122 (weergave met opname-informatie)
De focusprecisie controleren Î
Voorkomen dat een opname per ongeluk wordt gewist
Opname wissen Î pag. 130 (L wissen)
pag. 124 (vergrote zoomweergave)
Î pag. 127 (J beveiligen)
7
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
• Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze
handleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Sluit de batterij en de back-upbatterij niet kort en probeer ze niet te demonteren of
aan te passen. Verhit de batterij of de back-upbatterij niet en probeer deze niet te solderen. Stel de batterij of de back-upbatterij niet bloot aan vuur of water. Stel de batterij of de back-upbatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de back-upbatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit
oude en nieuwe of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik ligt van
0 °C - 40 °C. Overschrijd de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van de
camera, de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke.
• Houd de back-upbatterij buiten het bereik van kinderen. Waarschuw direct een arts als een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de maag en ingewanden beschadigen.)
• Dek de elektrische contactpunten van de batterij of de back-upbatterij af voordat u deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand of explosies.
• Voorkom brand door de oplader direct uit de wandcontactdoos te halen en te stoppen met opladen, als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
• Verwijder de batterij of de back-upbatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen brandwonden oploopt.
• Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts.
• Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen stikken als zij het snoer rond hun nek krijgen of een elektrische schok krijgen.
• Houd snoeren altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen en het isolatiemateriaal smelten, wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
• Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
• Flits niet vlakbij iemands ogen. Het gezichtsvermogen kan hierdoor beschadigd raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand als u met de flitser een kind fotografeert.
• Verwijder de batterij en haal de stekker uit de wandcontactdoos als u de camera of een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling en brand.
• Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.
8
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom.
• Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat een hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
• Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem kan bij kinderen tot verstikking leiden.
• Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Vraag toestemming voordat u de camera in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt. De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
• Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in de wandcontactdoos.
- Pak het netsnoer nooit met natte handen vast.
- Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit de wandcontactdoos haalt.
- Voorkom beschadigingen van het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden, en het
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- Sluit niet teveel stekkers aan op één contactpunt.
- Gebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
• Haal zo nu en dan de stekker uit de wandcontactdoos en haal met een droge doek het stof rond de wandcontactdoos weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op de wandcontactdoos vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat weer kan leiden tot brand.
Voorkomen van letsel en schade aan apparatuur
• Laat de apparatuur niet in een auto achter die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen.
• Laat een lens of een camera met lens niet zonder lensdop in de zon staan. De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
• Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
• Verwijder de batterij en de back-upbatterij direct als u de camera in het water laat vallen of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in de camera komen. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Gebruik en plaats de batterij en de back-upbatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor kan de batterij gaan lekken en kan de levensduur van de batterij afnemen. De batterij of de back-upbatterij kan ook te heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de apparatuur schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
9

Tips en waarschuwingen voor het gebruik

Omgaan met de camera
Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel
deze niet bloot aan fysieke schokken.
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt.
Verwijder de batterij en neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht. Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden, zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen. Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken.
De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer nooit de
camera te demonteren of zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
Gebruik een blower om stof van lens, zoeker, spiegel of focusscherm te
blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met een Canon Service Center.
Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan.
Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten. Roest op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert. Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Laat de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit deze tas haalt. Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de lens, de geheugenkaart en de batterij uit de camera en wacht u tot de condens is verdampt. Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen moet u de sluiter zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert.
Vermijd opslag op plaatsen waar bijtende chemicaliën worden gebruikt,
zoals een donkere kamer of een laboratorium.
Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de
camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en u opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
10
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
LCD-paneel en LCD-scherm
Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en
meer dan 99,99% actieve pixels heeft, kunnen er onder de maximaal 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen. Bij lage temperaturen kunnen het LCD-scherm en het LCD-paneel trager reageren. Bij hoge temperaturen kan het scherm zwart worden. In beide gevallen zullen het scherm en het paneel bij kamertemperatuur weer normaal functioneren.
Geheugenkaarten
Geheugenkaarten zijn precisie-instrumenten. Laat de geheugenkaart niet
vallen en stel deze niet bloot aan trillingen. De op de kaart opgeslagen opnamen kunnen hierdoor namelijk worden beschadigd.
Gebruik of bewaar geheugenkaarten niet in de buurt van objecten met
sterke magnetische velden zoals tv's, luidsprekers of magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit. Anders kunnen de opnamen op de geheugenkaart verloren gaan. Plaats geheugenkaarten niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen. De kaarten kunnen hierdoor vervormen, waardoor ze onbruikbaar worden.
Mors geen vloeistoffen op de geheugenkaart. Bewaar uw geheugenkaarten altijd in een houder ter bescherming van de
opgeslagen gegevens.
Met geheugenkaarten van een ander merk dan Canon kunt u mogelijk geen
opnamen opslaan en weergeven. Het gebruik van geheugenkaarten van Canon wordt aanbevolen. Buig de kaarten niet en stel ze niet bloot aan grote krachten of fysieke schokken.
Bewaar geheugenkaarten niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen.
Elektrische contactpunten van de lens
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u de lensdoppen of plaatst u de lens met de achterkant naar boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contactpunten te voorkomen.
contactpunten
Waarschuwing bij langdurig gebruik
De camera kan heet worden als de schakelaar <4> lange tijd is ingesteld op <
1>. Dit is geen defect. Het langdurig vasthouden van een hete camera kan
echter wel een lichte verbranding van de huid veroorzaken.
11

Beknopte gebruikershandleiding

Plaats de batterij. (pag. 25)
1
2
3
4
Open het deksel en plaats een volledig opgeladen batterij.
Plaats de lens. (pag. 29)
Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden.
Stel de focusinstellingsknop op de lens in op <AF>.
Plaats een geheugenkaart.
(pag. 30) Plaats een CF-kaart in de linkersleuf
en/of een SD-kaart in de rechtersleuf.
(pag. 29)
12
5
Zet de aan-/uitschakelaar op
(pag. 33)
<1>.
6
7
8
9
Beknopte gebruikershandleiding
Stel de camera in op de standaardinstellingen. (pag. 42)
Druk gedurende 2 seconden tegelijkertijd op de knoppen <
De modus AE-programma <d>
wordt ingesteld.
Stel scherp op het onderwerp.
(pag. 34) Richt het AF-punt op het onderwerp
en druk de ontspanknop half in.
Maak de opname. (pag. 34)
Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Bekijk de afbeelding. (pag. 116)
De afbeelding wordt ongeveer 2 seconden weergegeven.
N
> en <B>.
U kunt alleen opnamen maken als er een CF-kaart of een SD-kaart
in de camera zit.
Zie “Opnameweergave” (pag. 120) voor het bekijken van de
opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt.
Ga voor meer informatie over het verwijderen van een afbeelding
naar “Opnamen wissen” (pag. 130).
13

Namen van onderdelen

Voor gedetailleerde informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (pag. **).
Markering lensbevestiging (pag. 29) Spiegel (pag. 111)
Lampje zelfontspanner (pag. 92)
Ontspanknop (pag. 34)
Draagriemhouder (pag. 50)
Greep
Previewknop scherptediepte (pag. 103)
Schakelaar verticale greep aan/uit (pag. 37)
<I>
Verticale greep Knop FE-vergrendeling/ multi-spotmeting (pag. 37, 166/96)
Hoofdinstelwiel verticale greep (pag. 37, 35)
Ontspanknop verticale greep (pag. 37, 34)
Handriemhouder
Lensvergrendelingspin
Lensontgrendelingsknop (pag. 29)
Behuizingnummer
Cameradop (pag. 29)
Lensbevestiging
Contactpunten (pag. 11)
Statiefhouder
14
Contactpunten voor flitssynchronisatie
Beeldvlakmarkering
Knop selectie
<Q> lichtmeetmodus/ flitsbelichtingscompensatie (pag. 94/95)
<W> Knop selectie opnamemodus (pag. 98)
<E> Knop selectie AF-modus (pag. 80)
<R>
Knop selectie
transportmodus (pag. 91) <i> Knop instelling
ISO-waarde (pag. 55) <Y> Knop
AEB-instelling (pag. 107) Draagriemhouder
(pag. 50)
<D> Pc-aansluitbus (pag. 114)
<F> Aansluitbus afstandsbediening (type N3)
Ontgrendelknop batterijcompartiment (pag. 26)
Ontgrendelhendel batterijcompartiment (pag. 25, 26)
Batterij (pag. 22)
Knop dioptrische aanpassing (pag. 43)
Zoekeroculair
Namen van onderdelen
Cameraschoen
<U>
Knop LCD-paneelverlichting
(pag. 110)
<I>
Knop FE-vergrendeling/
multi-spotmeting (pag. 166/96)
<O>
Knop belichtingscompensatie/
diafragma (pag. 106/104)
<6> Hoofdinstelwiel (pag. 35)
LCD-paneel bovenzijde (pag. 17)
<P/a>
Knop hulp/ witbalanscorrectie (pag. 84/68)
<A/y>
Knop AE-vergrendeling/ verkleinen (pag. 109/124)
<S/u> AF-puntselectie/ vergroten (pag. 82/124)
Hendel oculairafsluiter (pag. 111)
<7>
Schakelaar snelkeuzewiel (pag. 20)
<5>
Snelkeuzewiel
(pag. 36)
<A/y>
Knop AE-vergrendeling/ verkleinen bij verticaal gebruik (pag. 37, 109/124)
<S/u>
Knop AF-puntselectie/ vergroten bij verticaal gebruik (pag. 37, 82/124)
<P/a>
Knop hulp/ witbalanscorrectie bij verticaal gebruik (pag. 37, 84/68)
<4> Aan/uit-schakelaar (pag. 33)
Knop
15
Namen van onderdelen
A
<H>
Knop beveiliging/ geluidsopname (pag. 127/129)
<M> Menuknop (pag. 38)
<X> Selectieknop (pag. 38)
<q> VIDEO OUT­aansluitbus (pag. 126)
<C> DIGITAL­aansluitbus
ansluitbus voor rechtstreeks afdrukken
<V> Weergaveknop (pag. 71, 120)
<e/r> Knop geheugenkaartselectie/ vergroten (pag. 72, 124)
<L> Wisknop (pag. 130)
LCD-paneel achterzijde (pag. 18)
<N> Knop selectie beeldgrootte (pag. 52)
LCD-monitor (pag. 38, 42)
Oculair (pag. 43)
SD-kaartsleuf* (pag. 30)
Afdekkapje geheugenkaartsleuf (pag. 30)
CF-kaartsleuf (pag. 30)
Uitwerpknop CF-kaart (pag. 31)
Lees-/schrijfindicator (pag. 32)
Hendel voor geheugenkaartsleufdeksel (pag. 30)
Opnamemicrofoon (pag. 129)
Knop automatische reeksopnamen op basis van witbalans (pag. 69)
<G> Wisknop (pag. 42) <B> Knop selectie witbalans (pag. 64)
Afdekkapje batterijcompartiment (pag. 25)
* In deze handleiding wordt met “SD-kaart” de SD-geheugenkaart bedoeld.
16
LCD-paneel aan de bovenzijde
A A
Diafragma
antal reeksopnamen (AEB)
F-puntselectiemodus
Geheugenkaartnummer
Opnamemodus
d : AE-programma a : Handmatige belichting s : AE-sluiterprioriteit f : AE-diafragmaprioriteit
Lichtmeetmodus
q
Evaluatieve lichtmeting
wDeelmeting rSpotmeting e
Gemiddelde meting
met nadruk op midden
Pictogram batterijcontrole
zx
bn
m
Pictogram Persoonlijke functie
yFlitsbelichtingscompensatie
(AF, [ ], HP)
(1, 2)
hAEB
Namen van onderdelen
Sluitertijd Bulb Belichtingstijd bulbbelichting (min.:sec.) AF-puntselectiemodus ([ ], SEL) FE-vergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Fout (Err)
ISO-waarde
Resterende opnamen ISO-waarde Timer zelfontspanner Belichtingstijd bulbbelichting (uren) Foutcode Resterend aantal vast te leggen opnamen
AF-modus X: One-Shot AF Z: AI Servo AF
Schaal belichtingsniveau
Transportmodi
u Enkele opname p Continu-opnamen
met lage snelheid o Continu-opnamen met hoge snelheid
k Zelfontspanner (10 sec.) l Zelfontspanner (2 sec.)
Waarde belichtingscompensatie AEB-bereik Waarde flitsbelichtingscompensatie
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
17
Namen van onderdelen
LCD-paneel aan de achterzijde
Indicator SD-kaart
Pictogram selectie SD-kaart
Indicator CF-kaart
Pictogram selectie CF-kaart
Indicator
kaartsleuf RAW-opnamen
Niveau reeksopnamen op basis van witbalans
Mapnummer
Bestandsnummer Kleurtemperatuur Persoonlijke witbalans
Witbalans Q Automatisch W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Lamplicht U Wit TL-licht I Flitser O Aangepast P Kleurtemperatuur
Groen/magenta witbalanscorrectie
Blauw/amber witbalanscorrectie
Beeldgrootte 3 Groot
4 Middel1 5 Middel2 6 Klein 1 RAW 123 RAW+groot 124 RAW+middel1 125 RAW+middel2 126 RAW+klein
J
Pictogram
gegevensoverdracht
0
Zwartwitopnamen
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
18
Zoekerinformatie
A
A
Cirkel centrale spotmeting
Laser-matscherm
q Handmatige belichting w AE-vergrendeling
AEB in werking Multi-spotmeting
r Flits gereed
Waarschuwing
flitsbelichtingsvergrendeling onjuist e High-speed flitssynchronisatie
(FP-flits) Sluitertijden
Bulb
F-puntselectiemodus ([ ], SEL) Flitsbelichtingsvergrendeling Bezig (buSY)
Diafragma
F-puntselectiemodus (AF, [ ], HP) Geheugenkaartnummer (1, 2)
y Belichtingscompensatie Flitsbelichtingscompensatie
uWitbalanscorrectie ISO-waarde
Namen van onderdelen
Ovaal AF-gebied
AF-punt
oFocusbevestigingslampje
Resterende opnamen ISO-waarde Timer zelfontspanner
Standaardbelichtingsindex
Schaal belichtingsniveau : 1 stap : 1/3 stap
Belichtingsniveau­indicator
Max. opnamereeks
p
JPEG-pictogram
Overbelichting Overbelichting
bij flitsen Belichtingsniveau Flitsbelichtingsniveau
Onderbelichting bij flitsen Onderbelichting
Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie van toepassing zijn.
19

Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

In de tekst staat het pictogram <4> voor de aan-/
uitschakelaar. Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de schakelaar < <
1> of <d>.
4> is ingesteld op
Het pictogram <
Het pictogram <
Het pictogram <
Bij alle handelingen met het instelwiel <5> wordt aangenomen dat de schakelaar <
1
>. Controleer of deze werkelijk is ingesteld op <1>.
<
De pictogrammen en markeringen die in deze handleiding verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera corresponderen met de pictogrammen en markeringen op de camera zelf.
Voor meer informatie worden tussen haakjes
referentiepaginanummers gegeven (pag. **).
In deze instructiehandleiding wordt de camera gedemonstreerd met
een Canon EF 50mm f/1,4 USM-lens. In de procedurebeschrijvingen wordt ervan uitgegaan dat de menufuncties en persoonlijke voorkeuren staan ingesteld op de standaardinstellingen.
Het pictogram 3 geeft aan dat de instelling in het menu kan
worden gewijzigd.
(
9) of (8) geeft aan dat de betreffende functie 6 sec. of 16 sec.
actief blijft nadat u de knop loslaat. In deze handleiding worden de volgende waarschuwingssymbolen gebruikt:
:
Dit waarschuwingssymbool duidt op een waarschuwing ter voorkoming
van opnameproblemen.
: Bij dit opmerkingsymbool wordt aanvullende informatie gegeven.
6> staat voor het hoofdinstelwiel.
5> staat voor het snelkeuzewiel.
7> staat voor de snelkeuzewielknop.
7
> al is ingesteld op
20
1

Aan de slag

Dit hoofdstuk legt een aantal voorbereidende stappen en de basisbediening uit voor de EOS-1D Mark II N.
21

De batterij opladen

Om de Ni-MH batterij NP-E3 op te laden, sluit u deze aan op de Ni-MH oplader NC-E2.
CHARGE-lampje A (rood) POWER-lampje
REFRESH (ontladen)
lampje A (oranje)
CHARGE-lampje B (rood)
Knop REFRESH (ontladen)
22
REFRESH (ontladen) lampje B (oranje)
Sluit het netsnoer aan.
1
Sluit de netstekker aan op een
wandcontactdoos en sluit het stroomsnoer aan op de oplader.
X Het <POWER>-lampje licht op.
Verwijder het beschermdeksel en
2
plaats de batterij.
Sluit de stekker voor laden/ontladen
aan op de batterijaansluiting.
Bevestig het deksel aan het kapje
van het batterijcompartiment en berg deze op.
Laad de batterij op.
3
X Wanneer u de batterij plaatst, begint
deze automatisch op te laden en licht het rode <CHARGE>-lampje op.
Het duurt ongeveer 120 minuten om een lege batterij volledig op te laden.
Wanneer de batterij volledig is
opgeladen, knippert het <CHARGE>- lampje snel (tweemaal per seconde).
Verwijder de batterij na het opladen
en haal het netsnoer uit de wandcontactdoos.
De batterij verversen
1
2
Als de Ni-MH batterij herhaaldelijk wordt opgeladen voordat deze volledig is ontladen, neemt de capaciteit af door het geheugeneffect. Om het geheugeneffect teniet te doen, volgt u de onderstaande procedure.
Sluit de batterij aan.
Houd de knop ingedrukt tot het oranje <REFRESH>­lampje gaat branden.
XDe batterij begint te ontladen.
Hoe lang het ontladen duurt, hangt af van de resterende capaciteit. Het ontladen van een volledig opgeladen batterij duurt ongeveer 8,5 uur.
Wanneer het ontladen gereed is, begint de batterij automatisch
op te laden.
Om het ontladen te onderbreken, drukt u op de knop
<REFRESH> tot het rode <CHARGE>-lampje gaat branden.
Wanneer er twee batterijen zijn aangesloten, wordt de batterij die het eerst is aangesloten ook het eerst opgeladen. Nadat de eerste batterij volledig is opgeladen, wordt automatisch de tweede batterij opgeladen. Voor de batterij die wacht op opladen, knippert het < seconde). Wanneer er twee batterijen moeten worden ontladen, knippert voor de batterij die wacht op ontladen het <
Als er twee batterijen zijn aangesloten, kunt u de ene batterij opladen
terwijl de andere batterij wordt ontladen.
Als u de batterij alleen wilt ontladen, hoeft u het netsnoer niet aan te
sluiten op een wandcontactdoos. Druk op de knop <REFRESH>. Wanneer het ontladen gereed is, gaat het <REFRESH>-lampje uit.
De NC-E2 is geschikt voor 100-240 V AC. De oplader kan ook worden
gebruikt met een in de winkel verkrijgbare netstekker die geschikt is voor wandcontactdozen in het land waar de oplader wordt gebruikt.
Als de camera geen batterijen bevat, dient u het beschermdeksel te
plaatsen om kortsluiting te vermijden.
De Ni-MH-batterij ontlaadt uit zichzelf, ook wanneer de batterij niet wordt
gebruikt. Laad de batterij minimaal om de 6 maanden op.
De NP-E3 is bestemd voor camera's uit de EOS-1D-serie. Deze oplader
is niet geschikt voor de Power Drive Booster PB-E2.
CHARGE
REFRESH
>-lampje langzaam (om de
>-lampje langzaam.
De batterij opladen
23
De batterij opladen
Indicaties door lampjes
Snel
knipperend
(twee keer
per
seconde)
Volledig
opgeladen
Batterij niet
aangesloten
Volledig
ontladen
CHARGE-lampje
REFRESH-lampje
Brandend
Bezig met
opladen
Bezig met
ontladen
Langzaam
knipperend
(om de
seconde)
Wachtend op
opladen
Wachtend op
ontladen
Indicaties bij laden en ontladen
<CHARGE>-lampje brandt niet
Als de temperatuur van de batterij niet binnen het bereik 0 °C tot 40 °C valt wanneer u deze aansluit, is het opladen om veiligheidsredenen geblokkeerd. Nadat de temperatuur van de batterij weer normaal is geworden, kan de batterij worden opgeladen.
<CHARGE>-lampje en <REFRESH>-lampje knipperen beide tijdens het opladen
Er is een abnormaal hoge temperatuur van de batterij geregistreerd, waardoor het opladen is afgebroken. Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
<REFRESH>-lampje brandt niet
Als de batterij niet kan worden ontladen, zelfs niet wanneer er nog enige lading resteert, is er mogelijk een probleem met de batterij. Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Uit
24

De batterij plaatsen en verwijderen

De batterij plaatsen
Verwijder het kapje van het
1
batterijcompartiment.
Houd het kapje aan beide zijden vast
en trek het los.
Plaats de batterij.
2
Terwijl u de batterij naar binnen duwt,
draait u de ontgrendelknop in de richting van de pijl.
Als de rubberen ring van de batterij (om water buiten te houden) niet schoon is, reinigt u deze met een vochtige, katoenen doek.
Het batterijniveau controleren
Wanneer de schakelaar < batterijniveau op een van de volgende vier niveaus weergegeven:
4> op <1> staat (pag. 33), wordt het
z : Batterijniveau OK.
x : Batterijniveau is laag.
Rubberen ring
b : Batterij is bijna leeg. n : Batterij moet worden
opgeladen.
25
De batterij plaatsen en verwijderen
Levensduur batterij
Temp eratuu r Resterende opnamen
Bij 20 °C Circa 1200
Bij 0 °C Circa 800
De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op testcriteria van CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Het feitelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is
aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Het aantal mogelijke opnamen neemt af naarmate het LCD-scherm
vaker wordt gebruikt.
Als u de ontspanknop vaak half indrukt of als u de autofocus gebruikt,
wordt het maximumaantal opnamen kleiner.
De batterij verwijderen
Klap de ontgrendelknop van de
1
batterij naar buiten, en draai deze in de richting van de pijl.
Druk op de ontgrendelknop van
2
de batterij en verwijder de batterij.
26

Een gewone wandcontactdoos gebruiken

Met de gelijkstroomkoppelingsset DCK-E1 kunt u de camera aansluiten op een gewone wandcontactdoos en hoeft u niet bang te zijn dat de batterij leegraakt.
Gelijkstroomkoppeling
Netsnoer
Wisselstroomadapter
2
3
Gelijkstroomaansluiting
Plaats de gelijkstroomkoppeling.
1
Terwijl u de koppeling naar binnen
duwt, draait u de ontgrendelknop in de richting van de pijl.
Sluit de netsnoerstekker aan.
Sluit de gelijkstroomstekker van de
wisselstroomadapter aan op de gelijkstroomaansluiting.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit de wisselstroomstekker aan op de wandcontactdoos en sluit het netsnoer aan op de wisselstroomadapter.
Zet de schakelaar <4> op <1>. Als u de camera niet meer gebruikt,
zet u de schakelaar < en verwijdert u de stekker uit de wandcontactdoos.
Gelijkstroomstekker
4> op <2>
27
Een gewone wandcontactdoos gebruiken
De gelijkstroomkoppeling is niet waterbestendig; zorg dus dat deze niet
nat wordt wanneer u buiten werkt.
De DCK-E1 is alleen bestemd voor camera's uit de EOS-1D-serie en is
niet geschikt voor andere camera's.
Wanneer de schakelaar <
gelijkstroomkoppeling of wisselstroomadapter niet uit de wandcontactdoos verwijderen. Anders schakelt de camera uit. Als de camera uitschakelt, verwijdert u de gelijkstroomkoppeling uit de camera en plaatst u deze opnieuw.
4> op <1> staat, mag u de stekker van de
28

Een lens bevestigen en verwijderen

Een lens bevestigen
Verwijder de doppen.
1
Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijl wordt aangegeven.
Plaats de lens.
2
Plaats de lens op de camera zodat de
rode punten precies boven elkaar staan en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze op zijn plaats klikt.
Op de lens stelt u de
3
focusinstellingsknop in op <f>.
Als deze is ingesteld op <g>, is
autofocus niet mogelijk.
Verwijder de voorste lensdop.
4
De lens verwijderen
Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl.
Draai de lens totdat de rode punt
bovenaan staat en verwijder de lens.
Als u de lens plaatst of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat er geen stof in de camera komt via de lensbevestiging.
29

De geheugenkaart installeren en verwijderen

De camera kan zowel met een CF-kaart als een SD-kaart werken. Er moet minstens één kaart zijn geïnstalleerd om opnamen te kunnen maken. Als beide kaarten zijn geïnstalleerd, kunt u selecteren op welke kaart de afbeeldingen moeten worden opgeslagen. (pag. 72)
Als u een SD-kaart gebruikt, moet de schakelaar voor schrijfbeveiliging omhoog staan om schrijven/wissen in te schakelen.
De kaart plaatsen
Open het deksel.
1
Klap de ontgrendelknop van het
deksel omhoog en draai deze in de richting van de pijl.
Plaats de geheugenkaart in de
2
camera.
De linkersleuf is voor de CF-kaart en
de rechtersleuf is voor de SD-kaart.
Als de CF-kaart verkeerd wordt
geplaatst, kan deze de camera beschadigen. Plaats de kant met de kleine openingen in de camera met de etiketzijde naar u toe, zoals aangegeven door de pijl.
Sluit het deksel.
3
Duw het deksel naar binnen totdat de
ontgrendelknop van het deksel zich weer op zijn oorspronkelijke plaats bevindt.
30
Loading...
+ 166 hidden pages