Bild 5: Durchgangsprüfung mit Summer
Fig. 5: Continuity testing with buzzer
Fig. 5: Contrôle de continuité avec ronfleur
Fig. 5: Control de continuidad con vibrador
Obr. 5: Akustická zkoušku obvodu
Σχήμα 5: Έλεγχος συνέχειας με ηχητικό σήμα
5. ábra: Folytonosság vizsgálat zümmögővel
Ill. 5: Prova di continuità con cicalino
Fig. 5: Doorgangscontrole met akoestisch signaal
Rys. 5: Sprawdzenie ciągłości obwodu
Imaginea 5: Testarea continuităţii cu buzzer
Рис. 5: Проверка целостности цепи
Fig. 5: Genomgångstest med summer
Resim 5: Sesli uyarıcı ile süreklilik ölçümü
BENNING CM 5-1
D FE HI S
Auto AutoSense
ZeroLoZi
· HOL D
AUTOTEST
AUTO BACKLIT
600A
600V
CAT.IV
DCA ZERO
PRESS 1 SEC
POWER OFF
PRESS 3 SEC
TRUE RMS
CAT.IV
600V
CAT.III
1000V
Bild 6: Diodenprüfung
Fig. 6: Diode testing
Fig. 6: Contrôle de diodes
Fig. 6: Prueba de diodos
Obr. 6: Test diod
Σχήμα 6: Έλεγχος διόδου
6: ábra: Dióda vizsgálat
Ill. 6: Prova dei diodi
Fig. 6: Diodencontrole
Rys.6: Sprawdzenie diody
Imaginea 6: Testarea diodelor
Рис. 6: Проверка диодов
Fig. 6: Diodtest
Resim 6: Diyot kontrolü
09/ 2009
Bild 7: Batteriewechsel
Fig. 7: Battery replacement
Fig. 7: Remplacement de la pile
Fig. 7: Cambio de pila
Digitale stroomtang-multimeter met AUTOTEST-functie voor het meten van:
- Gelijkspanning
- Wisselspanning
- Gelijkstroom
- Wisselstroom
- Weerstand
- Doorgangscontrole
- Diodencontrole
Inhoud:
1. Opmerkingen voor de gebruiker
2. Veiligheidsvoorschriften
3. Leveringsomvang
4. Beschrijving van het apparaat
5. Algemene kenmerken
6. Gebruiksomstandigheden
7. Elektrische gegevens
8. Meten met de BENNING CM 5-1
9. Onderhoud
10. Technische gegevens van meetkabelset
11. Milieu
1. Opmerkingen voor de gebruiker
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor
- elektriciens en
- elektrotechnici.
De BENNING CM 5-1 is bedoeld voor metingen in droge ruimtes en mag niet
worden gebruikt in elektrische circuits met een nominale spanning hoger dan
1000 V DC en 750 V AC (zie ook pt. 6: ‘Gebruiksomstandigheden’).
In de gebruiksaanwijzing en op de BENNING CM 5-1 worden de volgende
symbolen gebruikt:
Aanleggen om GEVAARLIJKE ACTIEVE geleider of demonteren
van deze is toegestaan.
Waarschuwing voor gevaarlijke spanning. Verwijst naar voorschriften die in acht genomen moeten worden om gevaar voor de
omgeving te vermijden.
Let op de gebruiksaanwijzing. Dit symbool geeft aan dat de aanwijzingen in de handleiding in acht genomen moeten worden om
gevaar te voorkomen.
Dit symbool geeft aan dat de BENNING CM 5 dubbel geïsoleerd is
(beschermingsklasse II).
Dit symbool op de BENNING CM 5-1 betekent dat de
BENNING CM 5-1 in overeenstemming met de EU-richtlijnen is.
Dit symbool verschijnt in het scherm bij een te lage batterijspanning.
Dit symbool geeft de instelling ‘doorgangstest’ aan.
De zoemer geeft bij doorgang een akoestisch signaal.
DC: gelijkspanning/-stroom
AC: wisselspanning/-stroom
Aarding (spanning t.o.v. aarde)
Let op:
Na het verwijderen van de sticker „Warnung....“ (op de batterijdeksel) verschijnt
de Engelse tekst!
09/ 2009
BENNING CM 5-1
71
2. Veiligheidsvoorschriften
Dit apparaat is gebouwd en getest volgens de voorschriften:
DIN VDE 0411 deel 1/ EN 61010-1
en heeft, vanuit een veiligheidstechnisch oogpunt, de fabriek verlaten in een
perfecte staat. Om deze staat te handhaven en om zeker te zijn van gebruik
zonder gevaar, dient de gebruiker goed te letten op de aanwijzingen en waarschuwingen zoals aangegeven in deze gebruiksaanwijzing. Een verkeerd
gebruik en niet-naleving van de waarschuwingen kan ernstig letsel of de dood
tot gevolg hebben.
Wees extreem voorzichtig tijdens het werken met blanke
draden of hoofdleidingen. Contact met spanningsvoerende
leidingen kan elektrocutie veroorzaken.
De BENNING CM 5-1 mag alleen worden gebruikt in elektrische
circuits van overspanningscategorie III met max. 1000 V of
overspanningscategorie IV met max. 600 V ten opzichte van
aarde. Bedenk dat werken aan installaties of onderdelen die
onder spanning staan, in principe altijd gevaar kan opleveren.
Zelfs spanningen vanaf 30 V AC en 60 V DC kunnen voor mensen al levensgevaarlijk zijn.
Elke keer, voordat het apparaat in gebruik wordt genomen,
moet het worden gecontroleerd op beschadigingen. Ook de
veiligheidsmeetsnoeren dienen nagezien te worden.
Bij vermoeden dat het apparaat niet meer geheel zonder gevaar kan worden
gebruikt, mag het dan ook niet meer worden ingezet, maar zodanig worden
opgeborgen dat het, ook niet bij toeval, niet kan worden gebruikt.
Ga ervan uit dat gebruik van het apparaat zonder gevaar niet meer mogelijk is:
- bij zichtbare schade aan de behuizing en/ of meetsnoeren van het
apparaat,
- als het apparaat niet meer (goed) werkt,
- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden,
- na zware belasting of mogelijke schade ten gevolge van transport of
onoordeelkundig gebruik,
- het apparaat of de meetleidingen vochtig zijn,
- wanneer de zelftest mislukt en op de display “FAIL” verschijnt.
Om gevaar te vermijden
- mogen de blanke meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren
niet worden aangeraakt
- moeten de meetsnoeren op de juiste contactbussen van de
multimeter worden aangesloten.
Onderhoud:
Het apparaat niet openen, zij bevat geen onderdelen die door
de gebruiker te repareren zijn. Reparatie en service alleen door
gekwalificeerd personeel.
Reiniging:
Reinig de buitenkant regelmatig met een doek en reinigingsmid-
del en wrijf deze aansluitend goed droog. Gebruik geen schuurof oplosmiddelen.
Opmerking t.a.v. aan slijtage onderhevige onderdelen:
-
De BENNING CM 5-1 wordt gevoed door eén batterij van 9 V (IEC 6 L R61).
- De bovengenoemde veiligheidsmeetsnoeren ATL-2 (Art.Nr. 044118)
(gekeurd toebehoren) voldoen aan CAT III 1000 V/ CAT IV 600 V en zijn
toegestaan voor een stroom van 10 A.
09/ 2009
BENNING CM 5-1
72
4. Beschrijving van het apparaat
Zie fig. 1: voorzijde van het apparaat.
Hieronder volgt een beschrijving van de in fig. 1 aangegeven informatie- en
bedieningselementen.
1Polariteitsmarkering, voor het vaststellen van de DC-stroomrichting met
behulp van polariteitweergave,
2 Kraag om aanraken van aders te voorkomen,
3 Openingshendel om de stroomtang te opene,
4 AutoSense, symbool van de AUTOTEST-functie
5 Zero, weergave nulmeting bij DC-stroommetingen,
6 APO, verschijnt bij Auto Power Off geactiveerd (apparaat schakelt na 20
min. uit),
7 , verschijnt bij gevaarlijke spanning > 30 V,
8 Polariteitsweergave, één polarisatie van de polariteitmarkeringen wordt
met “-“ gemarkeerd,
9 Symbool voor lege batterijen,
J Toets (grijs), met de volgende functies:
- POWER, voor het aan- en uitschakelen van de BENNING CM 5-1,
- (AUTO) POWER OFF, activeren/ deactiveren van de automatische
uitschakeling,
- ZERO-meting, nulmeting bij DC-stroommetingen,
- (AUTO) HOLD, automatische opslag van de meetwaarde,
- HOLD, opslag van de meetwaarde,
KCOM-contactbus, gezamenlijke con tact bus voor spannings-,
weerstandsmetingen en doorgangstest,
L Contactbus (positief 1) voor V, Ω en ,
M Bereikweergave,
N LoZi, staat voor de lage ingangsweerstand bij spanningsmetingen (4 kΩ ...
375 kΩ),
OAuto, HOLD en AutoHOLD, worden weergegeven wanneer de betreffende
meetwaardenopslag actief is,
Digitale weergave, voor de meetwaarde en de weergave van overschrijding
van het bereik,
AUTO BACKLIT, sensor van de automatische achtergrondverlichting,
Meettang om rondom éénaderige stroomvoerende leiding te plaatsen,
1) Betreft automatische polariteitsaanduiding voor gelijkspanning
5. Algemene kenmerken
5.1 Algemene gegevens van de stroomtang/ multimeter
5.1.1 De numerieke waarden zijn op een display (LCD) af te lezen met 4
cijfers van 14 mm hoog, met een komma voor de decimalen. De grootst
mogelijk af te lezen waarde is 9999.
5.1.2
De polariteitsaanduiding 8 werkt automatisch. Er wordt slechts één
pool t.o.v. de contactbussen/ polariteitsmarkering 1 aangeduid met „-“.
5.1.3 De BENNING CM 5-1 wordt met de toets (grijs) J aan- en
uitgeschakeld. Om het uit te schakelen de toets ongeveer 3 seconde
ingedrukt houden.
5.1.4 Metingen buiten het bereik van de meter worden aangeduid met „OL“
of „-OL“, alsmede gedeeltelijk met een akoestisch signaal.
NB: Geen aanduiding of waarschuwing bij overbelasting.
5.1.5 Nulmeting (ZERO)
Het ongeveer 1 seconde indrukken van toets (grijs) J zorgt voor een
nulmeting bij gelijkstroommetingen. Dit wordt weergegeven door het
knipperen van “ZERO” 5 op de digitale display.
5.1.6 Meetwaardenopslag “HOLD”: Door de toets (grijs) J in te drukken
wordt het meetresultaat opgeslagen. Op de display gaat het symbool
“HOLD” O branden. Door de toets J opnieuw in te drukken schakelt
het apparaat terug naar de meetmodus.
Bij geactiveerde meetwaardenopslag “HOLD” herkent de multimeter
een van de display afwijkend meetsignaal, wanneer het meetsignaal
met een gelijke eenheid 50 eenheden hoger wordt of wanneer
een meetsignaal van een andere meetfunctie wordt gemeten. De
verandering van het meetsignaal wordt weergegeven door een
knipperend display en door een ononderbroken alarmsignaal.
5.1.7 Automatische meetwaardenopslag “AutoHOLD” (alleen voor AC/
DC-stroommetingen vanaf 3 A): Als bij ingeschakeld apparaat de
toets (grijs) J meer dan 5 seconde wordt ingedrukt, dan gaat op
de display “AutoHOLD” O knipperen en is de “AutoHOLD”-functie
geactiveerd. Wanneer de multimeter een constante meetwaarde meet,
dan klinkt het zoemersignaal drie maal en wordt de meetwaarde met
het “AutoHOLD“-symbool 5 seconde op de display weergegeven. Door
de toets (grijs) J in te drukken wordt de meetwaarde opgeslagen. Bij
09/ 2009
BENNING CM 5-1
73
geactiveerde “AutoHOLD”-functie is de APO-functie gedeactiveerd.
5.1.8 De meetfrequentie van de BENNING CM 5-1 bij cijferweergave
bedraagt gemiddeld 5 metingen per seconde.
5.1.9 De BENNING CM 5-1 beschikt over een zelftestfunctie. Wanneer op
de display “FAIL” verschijnt, mag de BENNING CM 5-1 niet worden
gebruikt. Schakel het apparaat in het geval van een foutmelding uit en
weer aan. Wanneer de foutmelding blijft, stuur de BENNING CM 5-1
dan naar onze servicedienst (zie ook pt. 9.4 “IJking”).
5.1.10 De BENNING CM 5-1 wordt na ca. 20 seconde automatisch
uitgeschakeld (APO, Auto-Power-Off). Het wordt weer ingeschakeld
wanneer de toets (grijs) J wordt ingedrukt. Met een zoemersignaal
wordt aangegeven dat het apparaat zichzelf uitschakelt. De
automatische uitschakeling kan worden gedeactiveerd door tijdens
het inschakelen de toets J ca. 3 seconde ingedrukt te houden. Dit
wordt weergegeven door het knipperen van “APO” 6 op de digitale
display. Bij het opnieuw inschakelen de toets J kort indrukken om de
automatische uitschakeling weer te activeren.
5.1.11 De temperatuurcoëfficiënt van de gemeten waarde: 0,2 x (aangegeven
nauwkeurigheid van de gemeten waarde)/ °C < 18 °C of > 28 °C, t.o.v.
de waarde bij een referentietemperatuur van 23 °C.
5.1.12 De BENNING CM 5-1 wordt gevoed door een blokbatterij van 9 V (IEC
6 LR 61).
5.1.13 Indien de batterijen onder de minimaal benodigde spanning dalen,
verschijnt het batterijsymbool 9 in het scherm.
5.1.14 De levensduur van een batterij (alkaline) bedraagt ongeveer 125 uur.
5.1.15 Afmetingen van het apparaat:
L x B x H = 215 x 85 x 51 mm
Gewicht = 360 gram
5.1.16 De veiligheidsmeetsnoeren zijn uitgevoerd in een 4 mm. stekertechniek.
De meegeleverde meetsnoeren zijn zonder meer geschikt voor de voor
de BENNING CM 5-1 genoemde nominale spanning en stroom.
5.1.17 Maximale opening van de stroomtang: 35 mm
5.1.18 Maximale diameter van de stroomleiding: 30 mm
6. Gebruiksomstandigheden
- De BENNING CM 5-1 is bedoeld om gebruikt te worden voor metingen in
droge ruimtes.
- Barometrische hoogte bij metingen: 2000 m. maximaal
- Categorie van overbelasting/installatie: IEC 60664-1/ IEC 61010-1 → 600 V
categorie IV, 1000 V categorie III
- Beschermingsgraad: IP 30 (DIN VDE 0470-1 IEC/ EN 60529)
Betekenis IP 30: Het eerste cijfer (3); Bescherming tegen binnendringen
van stof en vuil > 2,5 mm in doorsnede, (eerste cijfer is bescherming tegen
stof/ vuil). Het tweede cijfer (0); Niet beschermd tegen water, (tweede cijfer
is waterdichtheid).
- Beschermingsgraad stofindringing: 2
- Werktemperatuur en relatieve vochtigheid:
Bij een werktemperatuur van 0 °C tot 30 °C: relatieve vochtigheid van de
lucht < 80 %.
Bij een werktemperatuur van 31 °C tot 40 °C: relatieve vochtigheid van de
lucht < 75%.
Bij een werktemperatuur van 41 °C tot 50 °C: relatieve vochtigheid van de
lucht < 45%.
- Opslagtemperatuur: de BENNING CM 5-1 kan worden opgeslagen bij
temperaturen van - 20 °C tot + 60 °C met een relatieve vochtigheid van de
lucht < 80 %. Daarbij dienen wel de batterijen te worden verwijderd.
7. Elektrische gegevens
Opmerking: de nauwkeurigheid van de meting wordt aangegeven als som van:
- een relatief deel van de meetwaarde
- een aantal digits.
Deze nauwkeurigheid geldt bij temperaturen van 18 °C tot 28 °C bij een relatieve vochtigheid van de lucht < 80 %.
7.1 Prioriteit van de AUTOTEST-functie
De AUTOTEST-functie schakelt zelf in de juiste meetfunctie en kiest zelfstandig
het ideale meetbereik. De BENNING CM 5-1 werkt daarbij in de volgende
volgorde:
09/ 2009
BENNING CM 5-1
74
Aan de volgende criteria moet zijn voldaan:
Spanningsmeting actief, wanneer:
VAC, V
met het grootste aandeel
met het grootste aandeel
7.2 Meetbereik voor gelijkspanning
De ingangsweerstand bedraagt voor spanningen tot 30 V minimaal 4 kΩ. De
ingangsweerstand stijgt bij stijgende ingangsspanning naar 375 kΩ bij 750 V.
DC
Ω
Weerstand/ doorgang
/
Diode
AAC, A
DC
MeetbereikResolutieNauwkeurigheid v/d meting
2,1 V ... 1000 V0,1 V± (0,3 % van de meetwaarde + 2 digits)750 V
- 0,7 V … - 1000 V 0,1 V± (0,3 % van de meetwaarde + 2 digits)750 V
*1
Maximale meettijd = 30 seconde voor spanningen groter dan 30 V
7.3 Meetbereik voor wisselspanning
De ingangsweerstand bedraagt voor spanningen tot 30 V minimaal 4 kΩ. De
ingangsweerstand stijgt bij stijgende ingangsspanning naar 375 kΩ bij 750 V.
MeetbereikResolutie
Nauwkeurigheid v/d meting
bij 50 Hz - 60 Hz
1,3 V ... 750,0 V0,1 V± (0,9 % van de meetwaarde + 3 digits)750 V
bij 61 Hz - 500 Hz
1,3 V ... 750,0 V0,1 V± (1,5 % van de meetwaarde + 3 digits)750 V
*1
Maximale meettijd = 30 seconde voor spanningen groter dan 30 V
*2
De meetwaarde wordt als echte effectieve meetwaarde (True RMS, AC-koppeling)
gemeten en aangeduid. De meetnauwkeurigheid is gespecificeerd voor een
sinusvorm in relatie tot de maximale meetwaarde evenals voor een niet
sinusvormige curvevorm tot 50 % van de maximale meetwaarde.
Bij niet sinusvormige curvevormen wordt de aanduidingswaarde minder
nauwkeurig. Zo bestaat voor de volgende Crest-factoren een extra foutmarge:
Crest-factor van 1,4 tot 2,0 extra foutmarge + 1 %
Crest-factor van 2,0 tot 2,5 extra foutmarge + 2,5 %
Crest-factor van 2,5 tot 3,0 extra foutmarge + 4 %
7.4 Meetbereik voor gelijkstroom
MeetbereikResolutieNauwkeurigheid v/d meting
0,9 A …600,0 A0,1 A± (1,5 % van de meetwaarde + 5 digit)600 A
De aangegeven nauwkeurigheid is gespecificeerd voor kabels die in het midden van de kop van meettang worden gemeten (zie afbeelding 3: meten van
gelijkstroom/ wisselstroom). Voor kabels die niet in het midden van de kop van
de meettang worden gemeten, moet rekening gehouden worden met een extra
foutmarge van 1 % van de aanduidingswaarde.
Maximale remanentiefout: 1 % (bij herhalende meting)
7.5 Meetbereik voor wisselstroom
MeetbereikResolutie
Nauwkeurigheid v/d meting
bij 50 Hz - 60 Hz
0,9 A …600,0 A0,1 A± (1,5 % van de meetwaarde + 5 digit)600 A
bij 61 Hz - 400 Hz
0,9 A ... 600,0 A0,1 A± (2 % van de meetwaarde + 5 digit)600 A
09/ 2009
BENNING CM 5-1
1,3 VAC ... 750,0 V
2,1 VDC ... 999,9 V
- 0,7 VDC … - 999,9 V
Weerstandsmeting actief, wanneer:
0 Ω ... ∞ Ω
0,0 VAC ... 0,9 V
- 0,4 VDC ... - 0,2 V
1,0 VDC ... 2,0 V
Diodecontrole actief, wanneer:
0,4 VDC ... 0,8 VDC (doorlaatspanning)
Stroommeting actief, wanneer:
0,9 AAC ... 600,0 A
0,9 ADC ... 600,0 A
Beveiliging tegen
*2
Beveiliging tegen
Beveiliging tegen
*2
Beveiliging tegen
AC
DC
DC
AC
DC
DC
AC
DC
overbelasting
eff
eff
overbelasting
eff
eff
overbelasting
eff
overbelasting
eff
eff
*1
*1
75
*2
De meetwaarde wordt als echte effectieve meetwaarde (True RMS,
AC-koppeling) gemeten en aangeduid. De meetnauwkeurigheid is
gespecificeerd voor een sinusvorm in relatie tot de maximale meetwaarde
evenals voor een niet sinusvormige curvevorm tot 50 % van de maximale
meetwaarde.
Bij niet sinusvormige curvevormen wordt de aanduidingswaarde minder
nauwkeurig. Zo bestaat voor de volgende Crest-factoren een extra
foutmarge:
Crest-factor van 1,4 tot 2,0 extra foutmarge + 1 %
Crest-factor van 2,0 tot 2,5 extra foutmarge + 2,5 %
Crest-factor van 2,5 tot 3,0 extra foutmarge + 4 %
De aangegeven nauwkeurigheid is gespecificeerd voor stroomleidingen die
precies in het midden van de stroomtang omvat worden (zie fig. 3: meten
van gelijkstroom/ wisselstroom). Voor leidingen die niet precies in het midden
omvat kunnen worden, moet rekening worden gehouden met een extra fout van
1 % van de aangegeven waarde.
7.6 Meetbereik voor weerstand en akoestische doorgangscontrole
0 Ω ...9999 Ω 1 Ω ± (0,9 % van de meetwaarde + 2 digit)1,8 V
De ingebouwde zoemer geeft een akoestisch signaal bij een weerstand R <
25 Ω tot 400 Ω. Het alarmsignaal gaat uit bij een weerstand R > 400 Ω (gespecificeerd voor temperaturen van 0 °C tot 40 °C).
- Met de toets (grijs) J de BENNING CM 5-1 inschakelen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus K van
de BENNING CM 5-1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω en L
van de BENNING CM 5-1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
- De AUTOTEST-functie wordt op de digitale display weergegeven met
“AutoSense” 4. Deze bepaalt zelfstandig de noodzakelijke meetfunctie
(diode) en het optimale meetbereik.
- Lees de gemeten waarde af in het display van de BENNING CM 5-1.
- Voor een normale in de stroomrichting geplaatste Si-diode wordt een
doorlaatspanning tussen 0,4 V en 0,8 V weergegeven. Wanneer geen
doorlaatspanning wordt weergegeven moet u eerste de polariteit van de
diode controleren. Wanneer nog steeds geen doorlaatspanning wordt
weergegeven, dan valt de doorlaatspanning van de diode buiten de
meetgrenzen.
Zie fig. 6: diodencontrole
9. Onderhoud
De BENNING CM 5-1 mag nooit onder spanning staan als het
apparaat geopend wordt. Gevaarlijke spanning!
Werken aan een onder spanning staande BENNING CM 5-1 mag uitsluitend
gebeuren door elektrotechnische specialisten, die daarbij de nodige voor-
09/ 2009
BENNING CM 5-1
77
zorgsmaatregelen dienen te treffen om ongevallen te voorkomen.
Maak de BENNING CM 5-1 dan ook spanningsvrij alvorens het apparaat te
openen.
- Ontkoppel de veiligheidsmeetsnoeren van het te meten object.
- Neem de veiligheidsmeetsnoeren af van de BENNING CM 5-1.
- Schakel de BENNING CM 5-1 uit. Om het apparaat uit te schakelen de
toets J ongeveer 3 seconde ingedrukt houden.
9.1 Veiligheidsborging van het apparaat
Onder bepaalde omstandigheden kan de veiligheid tijdens het werken met de
BENNING CM 5-1 niet meer worden gegarandeerd, bijvoorbeeld in geval van:
- Zichtbare schade aan de behuizing,
- Meetfouten,
- Waarneembare gevolgen van langdurige opslag onder verkeerde
omstandigheden,
- Transportschade en
- De zelftest mislukt en op de display verschijnt “FAIL”.
In dergelijke gevallen dient de BENNING CM 5-1 direct te worden uitgeschakeld
en niet opnieuw elders worden gebruikt.
9.2 Reiniging
Reinig de behuizing aan de buitenzijde met een schone, droge doek (speciale
reinigingsdoeken uitgezonderd). Gebruik geen oplos- en/ of schuurmiddelen om
de BENNING CM 5-1 schoon te maken. Let er in het bijzonder op dat het batterijvak en de batterijcontacten niet vervuilen door uitlopende batterijen. Indien
toch verontreiniging ontstaat door elektrolyt of zich zout afzet bij de batterijen
en/of in het huis, dit eveneens verwijderen met een droge, schone doek.
9.3 Het wisselen van de batterijen
Vóór het openen van de BENNING CM 5-1 moet het apparaat
spanningsvrij zijn. Gevaarlijke spanning!
De BENNING CM 5-1 wordt gevoed door eén batterij van 9 V (IEC 6 LR 61).
Als het batterijsymbool 9 op het display verschijnt, moeten de batterijen
worden vervangen (zie fig. 7).
De batterij word als volgt verwisseld:
- Ontkoppel de veiligheidsmeetsnoeren van het te meten circuit.
- Neem de veiligheidsmeetsnoeren af van de BENNING CM 5-1.
- Schakel de BENNING CM 5-1 uit.
- Leg het apparaat op de voorzijde en draai de schroef, uit het deksel van het
batterijvak.
- Neem het deksel van het batterijvak uit de achterwand.
- Neem de lege batterij uit het batterijvak en demonteer de aansluitdraden
van de batterij.
- Monteer de aansluitdraden op de juiste manier aan de nieuwe batterij en
leg de bedrading zo terug dat het niet beklemd raakt in de behuizing. Leg
dan de batterij op de daarvoor bedoelde plaats in het batterijvak.
- Klik het deksel weer op de achterwand en draai de schroef er weer in.
Zie fig. 7: vervanging van de batterij.
Gooi batterijen niet weg met het gewone huisvuil, maar lever
ze in op de bekende inzamelpunten. Zo levert u opnieuw een
bijdrage aan een schoner milieu.
9.4 IJking
Op de nauwkeurigheid van de metingen te waarborgen, is het aan te bevelen
het apparaat jaarlijks door onze servicedienst te laten kalibreren:
Benning Elektrotechnik & Elektronik GmbH & Co. KG
Service Center
Robert-Bosch-Str. 20
D - 46397 Bocholt
10. Technische gegevens van 4 mm veiligheidsmeetkabelset ATL 2
- Norm: EN 61010-031
- Maximale meetspanning t.o.v. de aarde () en meetcategorie:
1000 V CAT III en 600 V CAT IV
- Meetbereik max.: 10 A
- Beschermingsklasse II (), doorgaans dubbel geïsoleerd of versterkte
isolatie
- Vervuilingsgraad: 2
- Lengte: 1,4 m, AWG 18,
09/ 2009
BENNING CM 5-1
78
- Omgevingsvoorwaarden: metingen mogelijk tot H = 2000 m,
temperatuur: 0 °C tot + 50 °C, vochtigheidsgraad 50 % tot 80 %,
- Gebruik de veiligheidsmeetkabelset alleen indien ze in een goede staat is
en volgens deze handleiding, anders kan de bescherming verminderd zijn.
- Gebruik de veiligheidsmeetkabelset niet als de isolatie is beschadigd of als
er een beschadiging/ onderbreking in de kabel of stekker is.
- Raak tijdens de meting de blanke contactpennen niet aan. Alleen aan de
handvaten vastpakken!
- Steek de haakse aansluitingen in het te gebruiken BENNING
meetapparaat.
11. Milieu
Wij raden u aan het apparaat aan het einde van zijn nuttige
levensduur, niet bij het gewone huisafval te deponeren, maar op
de daarvoor bestemde adressen.