CAUTION:Om de kans op elektrische schokken te verminderen
wordt het afgeraden om zelf het omhulsel (of
achterkant) te verwijderen. Er bevinden zich daar
binnen geen bruikbare onderdelen: voor onderhoud
wendt u zich tot het daarvoor bevoegde personeel.
WARNING: Stel dit apparaat niet bloot aan regen of vochtigheid
om de kans op brand of elektrische schokken te
voorkomen.
Dit symbool, dient ter waarschuwing voor
de aan-wezigheid van onafgedekte hoge
Voltage dat voldoende kan zijn om een
kans op schokken te vormen.
Dit symbool, dient ter waarschuwing voor
belangrijke bedienings- en
ondenhoudsinstructies in de
bijbehorende literatuur. Lees de
handleiding.
GEDETAILLEERDE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES:
Voor het bedienen van het apparaat, dienen alle veiligheids en bedieningsinstructies te worden gelezen.
Instructies Voor Het Bewaren:
Alle veiligheids en bedieningsinstructies moeten zorgvuldig worden bewaard voor latere raadplegingen.
Waarschuwing Voor Oplettendheid:
Alle waarschuwingen op het apparaat dienen in acht te worden genomen.
Op te Volgen Instructies:
Alle bedienings en gebruikersinstructies moeten worden opgevolgd.
Water en Vochtigheid:
Het apparaat mag niet gebruikt worden in de buurt van water (dwz. In de buurt van een bad, wasbak, keuken
aanrecht, wasmachine, in een vochtige kelder of in de buurt van een zwembad.).
Ventilatie:
Het apparaat moet u zo plaatsen, dat de plaats of positie niet storend is voor een juiste ventilatie. Bijvoorbeeld:
het apparaat mag niet geplaatst worden op een bed, een bank of dergelijke oppervlakten, die de ventilatieopeningen zouden kunnen afsluiten. Het mag ook niet worden geplaatst in inbouw-installaties, zoals een
boekenkast of een afgesloten kast waardoor de luchttoevoer in de ventilatie-openingen wordt belemmert.
Hitte:
Het apparaat moet ver weg geplaatst worden van warmtebronnen zoals radiatoren, thermometers, kachels en
andere apparaten (zoals versterkers), die warmte produceren.
Energiebron:
Het apparaat mag alleen worden aangesloten op de stroomvoorziening van het type dat wordt beschreven in de
bedieningsinstructies of zoals aangegeven op het apparaat zelf.
Randaarding en Polarisatie:
Er dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zodat de middelen voor randaarding of polarisatie van
een apparaat niet gebrekkig zijn.
Bescherming van de Electriciteitsdraden:
De electriciteitsdraden dienen te worden vastgelegd, om te voorkomen dat er niet op wordt getrapt of dat ze
worden gebroken door voorwerpen die erop of tegenaan zijn geplaatst.
Speciale attentie dient er worden gegeven aan kabels en stekkers, meervoudige stekkerdozen en het punt van
waar ze uit het apparaat komen.
Schoonmaken:
Het apparaat mag alleen volgens aanwijzingen van de fabrikant worden schoongemaakt.
Periodes van niet in gebruik zijn:
De electriciteitsdraad van het apparaat moet uit het stopcontact worden getrokken, indien het apparaat voor
langere tijd ongebruikt blijft.
Infiltratie van voorwerpen en vloeistoffen:
Men dient ervoor te zorgen dat er geen voorwerpen vallen of vloeistoffen worden gemorst via de openingen. Dit
kan de binnenkant van het apparaat ernstig beschadigen.
Schade die Service Vereist:
Het apparaat moet uitsluitend door professionele servicemensen behandeld worden, wanneer:
- de elektriciteitsdraad of de stekker zijn beschadigd; of
- voorwerpen in het apparaat zijn gevallen, of vloeistoffen erin zijn gemorst; of
- het apparaat in aanraking is gekomen met regen; of
-
het apparaat niet werkt zoals het hoort, of het vertoont een aanmerkelijke verandering in de verrichtingen; of
- het apparaat is gevallen, of het omhulsel is beschadigd.
Controlebeurt:
De gebruiker moet niet meer aan het onderhoud doen, dan is voorgeschreven in de bedieningsinstructies. Al
het andere onderhoud moet worden overgelaten aan professionele servicemensen.
Deze handleiding is auteursrechterlijk beschermd. Elke vermenigvuldiging, resp. nadruk, ook gedeeltelijk, en elke weergave van afbeeldingen, ook in gewijzigde vorm, is alleen toegestaan
met schriftelijke toestemming van de firma BEHRINGER Spezielle Studiotechnik GmbH. BEHRINGER alsmede ULTRA TWIN, VIRTUBE, VIRTUALIZER en MODULIZER zijn geregistreerde
handelsmerken.
Hartelijk dank dat u heeft gekozen voor de ULTRATWIN GX210. De ULTRATWIN is een modern workstation
voor gitaar dat een nieuwe dimensie vormt op het gebied van gitaarversterkertechnologie. Bij de ontwikkeling
ervan was het uitgangspunt dat de authentieke klank van de analoge gitaarversterker geperfectioneerd moest
worden met gebruikmaking van de nieuwste DSP-technologie. Daarnaast moest het apparaat zo eenvoudig
mogelijk te bedienen zijn.
+In deze handleiding maken we u vertrouwd met een aantal specialistische begrippen, zodat u
alle facetten van het apparaat kunt leren kennen. Wanneer u deze handleiding heeft
doorgenomen, is het verstandig om deze te bewaren zodat u hem later, indien nodig, nog
eens kunt nalezen.
LET OP:
+Door hard geluid kan uw gehoor en/of uw koptelefoon beschadigd worden. Draai alle LEVEL-
knoppen helemaal naar links, voor u het apparaat inschakelt. Zorg steeds voor een gepast
volume.
1.1Voor u van start gaat
De ULTRATWIN werd in de fabriek zorgvuldig verpakt om een veilig transport te garanderen. Vertoont de
verpakking desondanks beschadigingen, controleer het apparaat dan onmiddellijk op zichtbare schade.
+Stuur het apparaat bij eventuele beschadigingen NIET aan ons terug, maar informeer beslist
eerst de handelaar en de transportonderneming, omdat anders elke aanspraak op
schadevergoeding kan vervallen.
Zorg voor voldoende aanvoer van koele lucht en plaats de ULTRATWIN niet bij een verwarmingsapparaat, om te
voorkomen dat het apparaat oververhit raakt.
+Controleer voor u de ULTRATWIN op de netspanning aansluit of de ingestelde spanning gelijk
is aan de netspanning!
Sluit het apparaat op het net aan met het bijgeleverde netsnoer. Dit snoer voldoet aan alle veiligheidseisen.
+Zorg er altijd voor dat alle apparaten geaard zijn. Verwijder voor uw eigen veiligheid nooit de
aarding van de apparatuur en knoei niet met het aansluitsnoer.
De MIDI-aansluiting (IN) is een standaard DIN-connectorverbinding. De gegevensoverdracht gebeurt potentiaalvrij
met behulp van opto-koppelingen.
Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 3 “INSTALLATIE”.
1. INLEIDING
3
UL TRA TWIN GX210
1.2Bedieningselementen
1.2.1 Voorzijde
Afbeelding 1.1: De bedieningselementen op de voorzijde
1
Dit zijn de 6,3 mm JAC-INGANGEN van de ULTRATWIN, waarop u uw gitaar kunt aansluiten. De HI
INPUT is geschikt voor gitaren met een gering uitgangsvermogen (b.v. gitaren met Single Coil-Pickups),
terwijl u de LO INPUT voor gitaren met zeer hoog uitgangsvermogen moet gebruiken (b.v. gitaren met
humbuckers). Gebruik daarvoor een standaard 6,3 mm mono-jack-kabel (niet die uit de bouwmarkt,
maar die zoals de muziekvakhandel ze verkoopt). Gebruik een contactgeluidgedempte kabel, zodat u
bij het inregelen of tijdens een concert niet voor onaangename verrassingen komt te staan.
2
Met de CLEAN VOLUME-knop van het CLEAN-kanaal stelt u het geluidsvolume van het CLEAN-kanaal
in.
3
Door het indrukken van de CHANNEL-toets schakelt u tussen het CLEAN- en OVERDRIVE-kanaal.
Wanneer het OVERDRIVE-kanaal is ingeschakeld, brandt de bijbehorende LED.
4
Met de OVERDRIVE-knoppen bepaalt u de hoeveelheid vervorming van het OVERDRIVE-kanaal.
5
De MID BOOST-schakelaar maakt een verhoging van het middenbereik voor het OVERDRIVE-kanaal
mogelijk. Is de schakelaar gedeactiveerd, dan brandt het bijbehorende controlelampje.
6
Met de MORPHING-regelaar kunt u traploos tussen verschillende vervormingscharakteristieken wisselen.
7
Met de PRESENCE-knoppen in de Master-sectie kunt u de hoge middentonen van de beide kanalen
versterken, resp. afzwakken.
8
De VOLUME-knoppen regelen het geluidsvolume van het OVERDRIVE-kanaal.
+Gebruik beide VOLUME-knoppen om het volumeniveau tussen de kanalen optimaal op elkaar
af te stemmen, zodat wanneer u omschakelt tussen de kanalen geen verschil hoorbaar is.
Deze instelling is ook van invloed op digitale effecten die met piekniveaus worden aangestuurd!
9
Met de BASS-knop van de EQ-sectie kunt u de basfrequenties van het CLEAN-kanaal versterken of
afzwakken.
10
Met de MID-knop kunt u de middenfrequenties versterken of afzwakken.
11
Met de TREBLE-knop regelt u het bovenste frequentiebereik.
+Let op: wanneer alle drie de knoppen van de EQ-sectie helemaal naar links zijn gedraaid,
komt er geen signaal uit de luidspreker. De oorzaak hiervan ligt in de klassieke en extreem
effectieve EQ-schakeling die in de ULTRATWIN is toegepast.
12
Met de PARAMETER-knop (die geen aanslagen heeft) kunt u de effectafhankelijke parameters bewerken.
De waarde van de parameter wordt na het selecteren van de PARAMETER-knop direct in het display
weergegeven en de bijbehorende LED gaat branden (zie ).
4
1. INLEIDING
UL TRATWIN GX210
+Wanneer de MIDI-functies niet zijn ingeschakeld, kunt u voor elk van de beide kanalen van uw
ULTRATWIN een effect opslaan. Op die manier kunt u bijv. voor het OVERDRIVE-kanaal een
DELAY-effect selecteren en voor het CLEAN-kanaal een gecombineerd REVERB/CHORUS-effect.
De betreffende programmanummers worden tezamen met het kanaal opgeslagen. Vervolgens
kunt u deze met de voetschakelaar of de toetsen op de ULTRATWIN oproepen. Wanneer u de
MIDI-functies inschakelt worden deze opgeslagen instellingen genegeerd. In deze modus kunt
u de kanalen en effecten onafhankelijk van elkaar omschakelen.
13
Deze STATUS-LED’s geven informatie over de soort parameter die u met de PARAMETER-knoppen
kunt bewerken. Een uitzondering hierop vormt de MIDI-LED.
sMIDI: Deze LED brandt wanneer u de UP- en DOWN-toets ongeveer twee seconden gelijktijdig indrukt.
Met deze toetsen kunt u dan een MIDI-kanaal (1 tot 16, “On” voor Omni en “OF” voor uitgeschakeld resp.
“On” voor Omni en 1 tot 16 met decimaalteken voor de Store Enable-modus. Meer informatie hierover
vindt u in hoofdstuk 2.1) voor het ontvangen van MIDI-gegevens instellen. Bevestig uw keuze na het
invoeren door op de ENTER-toets te drukken. Tijdens het invoeren van betreffende MIDI-gegevens knippert
de MIDI-LED regelmatig.
+De Store Enable-Modus (zie hoofdstuk 2.1) maakt het mogelijk om presets direct via MIDI op te
slaan. Let op: door het verzenden van MIDI-Controller 18-waarden worden veranderingen aan
de actieve presets onherroepelijk opgeslagen.
+Wanneer u geen parameters bewerkt, brandt de multifunctionele MIDI-LED (kort en afhankelijk
van de geluidspiek) als de DSP-module dreigt te oversturen. Draai in dat geval de VOLUMEknoppen iets dicht.
sTIME: Deze LED brandt wanneer u een tijdparameter voor een effect heeft geselecteerd (bijv. Reverb
Time of Delay Time).
sSPEED: Deze LED brandt bij het instellen van de snelheid van de LFO (Low Frequency Oscillator) voor
alle modulatie-effecten of bij het instellen van de SPEED-parameter van de compressor of de expander.
sSENS: Deze LED geeft aan dat u de gevoeligheidsinstelling bij effecten zoals bijv. autowah, expander,
compressor kunt bewerken.
sPITCH: Deze LED brandt wanneer u de pitch shifter bewerkt en geeft ofwel de verstemming naar halftonen
of de verstemming naar Cent aan.
sEQ: Deze LED brandt wanneer u parameters voor effecten wijzigt waarvoor een filter als basis fungeert.
De geïntegreerde effectmodule heeft 31 verschillende groepen effecten en bevat totaal 99 effectvariaties met
bijbehorend programmanummer.
14
Met de ENTER-toets bevestigt u uw keuze voor een geselecteerde programmanummer.
15
In het DISPLAY wordt ofwel het programmanummer van de geselecteerde presets of de waarde van de
parameters die met de knoppen PARAMETER-, EFFECT A- of EFFECT B zijn ingesteld weergegeven.
16
Met de DOWN-toets kunt u een lager programmanummer selecteren.
17
Met de UP-toets kunt u het programmanummer van de geïntegreerde effectmodule verhogen. Wanneer
u de toets ingedrukt houdt, worden de programmanummers achtereenvolgens doorlopen.
18
Met de EFFECT A- knop (die geen aanslagen heeft) kunt u de mengverhouding instellen tussen het
oorspronkelijke signaal en het effectsignaal. Afhankelijk van de preset bepaalt u met deze knoppen de
verhouding tussen het oorspronkelijke signaal en het linker effectsignaal of tussen het oorspronkelijke
signaal en het eerste effect (bij gecombineerde effecten). Bei sommige effecten kunt u met deze knoppen
een tweede, effectspecifieke parameter bewerken.
19
Met de EFFECTS-toets schakelt u het geselecteerde effect in, resp. uit.
1. INLEIDING
5
UL TRA TWIN GX210
20
Met de EFFECT B-knop (die geen aanslagen heeft) regelt u de verhouding tussen het oorspronkelijke
signaal en het effectsignaal. Afhankelijk van de preset bepaalt u met deze knoppen de mengverhouding
tussen het oorspronkelijke signaal en het rechter effectsignaal of tussen het oorspronkelijke signaal en
het tweede effect (bei gecombineerde effecten). Bij sommige effecten kunt u met deze knoppen nog
een derde, effectspecifieke parameter bewerken.
+Wanneer u een preset heeft bewerkt, knippert het decimaalteken in het tweecijferige display.
Wanneer u de ENTER-toets langer indrukt, kunt u de fabriekspreset overschrijven en een eigen
preset opslaan. Wanneer u de fabriekspresets weer wilt herstellen, hoeft u alleen maar de
ENTER-toets ingedrukt te houden bij het inschakelen van uw ULTRATWIN.
21
Met de AUX IN-knoppen in de Master-sectie stelt u het volume van het AUX-signaal dat via de AUX INaansluitingen aan de achterzijde van de ULTRATWIN binnenkomt (bijv. van een drumcomputer, playback).
22
Deze POWER-LED brandt, wanneer de ULTRATWIN is ingeschakeld.
23
De MASTER-knoppen in de Master-sectie regelen het totale volume van uw ULTRATWIN.
24
Met de POWER-schakelaar schakelt u de ULTRATWIN in.
1.2.2 Achterzijde
Afbeelding 1.2: De aansluitingen op de achterzijde
25
ZEKERINGHOUDER/SPANNINGSKEUZE-selectieschakelaar. Controleer, voordat u het apparaat
aansluit op de voedingsspanning, of de voltage-instelling overeenkomt met de lokale netspanning. Vervang
een defecte zekering altijd door exact hetzelfde type zekering. Bij sommige apparaten kan de
zekeringhouder in twee standen worden gezet om te schakelen tussen 230 V en 115 V. Let op: Wanneer
u het apparaat buiten Europa op 115 V wilt gebruiken, moet een zwaardere zekering worden geplaatst
(zie hoofdstuk 3 “INSTALLATIE”).
26
Voor de aansluiting op de netspanning is het apparaat voorzien van een IEC-APPARAATSTEKER. Een
passende kabel wordt bij het apparaat meegeleverd.
27
SERIENUMMER. Neem a.u.b. de tijd en stuur ons de garantiekaart, volledig ingevuld door de handelaar,
binnen 14 dagen na datum van aankoop toe, omdat u anders uw uitgebreide aanspraak op garantie
verliest. Behalve met de kaart, kunt u uw apparaat ook on-line, via onze internet-site (www.behringer.com)
registreren.
28
MIDI IN. Deze aansluiting dient voor de MIDI-afstandsbesturing van de ULTRATWIN. Parameterwijzigingen
zijn mogelijk via een controller en via effectprogrammaschakelingen, kanaalwisselingen en effect-bypasses
via Program Changes.
29
Met de SPK OFF-schakelaar hebt u de mogelijkheid, de luidsprekers van uw ULTRATWIN uit te schakelen.
Dit is vooral mogelijk bij gebruik van een hoofdtelefoon. Bovendien kan de SPK OFF-schakelaar voor het
uitschakelen bij concerten worden gebruikt.
30
Via de 6,3 mm Stereo-jack-aansluiting kunt u het audiosignaal van de ULTRATWIN door een standaard
koptelefoon beluisteren.
6
1. INLEIDING
UL TRATWIN GX210
+Omdat de luidspreker een grote invloed heeft op de klank van een gitaarversterker, wordt het
signaal zowel op de koptelefoonuitgang als op de LINE OUT of TAPE OUT frequentiegecorrigeerd
(Speaker Emulation). Zonder deze correctie zou de geluidskwaliteit nadelig worden beïnvloed
door de weergave van het extreem hoog. U kunt echter ook het onbewerkte signaal, dus
zonder de correctie, direct na de eerste trap afnemen via de INSERT SEND-aansluiting, zonder
dat het signaal in de versterker wordt onderbroken. (De INSERT RETURN-aansluiting mag in
dat geval niet in gebruik zijn.) Een te hoog volume kan leiden tot vervorming in de koptelefoon
zelf. Draai de VOLUME-knop in dat geval terug.
31
Via de SLAVE IN-aansluitingen is het mogelijk, een extern signaal voor de eindtrap van uw ULTRATWIN
in te voeren. De verbinding tussen voor- en eindtrap van de ULTRATWIN wordt dan onderbroken. Deze
aansluitingen zijn daarvoor bedoeld, om een Master-gitaarversterker via de eindtrap van de ULTRATWIN
te bedienen. Dit kan natuurlijk ook een gitaar-voorversterker zijn.
+Omdat de SLAVE IN-aansluitingen als Insert-aansluitingen zijn gemaakt, hebt u verder de
mogelijkheid een extern stereo effectapparaat in te voeren. Daarvoor hebt u een speciale
insert-kabel nodig, waarbij een 6,3 mm-stereo-jack-connector over twee mono-jack-connectors
wordt verdeeld. Verbindt het tip-contact (return) met de uitgang en het ring-contact (zend) met
de ingang van het effectapparaat (vgl. Hoofdstuk 1.3).
32
De TAPE OUT-aansluitingen voeren hetzelfde signaal als de LINE OUT, maar zijn door de cinchaansluitingen voor de directe aansluiting van een tape-deck of een HiFi-installatie bedoeld.
33
De TAPE IN -aansluitingen hebben dezelfde functie als de AUX IN. Door gebruik van cinch-aansluitingen
bent u echter in staat, een tape-deck of een HiFi-installatie direct op de TAPE IN-aansluitingen aan te
sluiten.
34
Op de LINE OUT-uitgang kunt u het audiosignaal van de ULTRATWIN in stereo afnemen, voor bijv.
opnames. Deze uitgang is frequentiegecorrigeerd (Speaker Emulation).
35
De AUX IN-ingang maakt het mogelijk om nog een extra signaal via de ULTRATWIN weer te geven. Zo
kunt u bijv. met een drumcomputer of een playback samenspelen. Daarnaast kunt u de AUX IN samen
met de INSERT SEND als parallelle effectingang gebruiken. Daartoe sluit u de INSERT SEND aan op de
ingang en de AUX IN op de uitgang van het effectapparaat (De INSERT RETURN-aansluiting mag in dat
geval niet in gebruik zijn!). Op die manier wordt het signaal in de versterker niet onderbroken en kunt u
met de hierna beschreven AUX IN-knoppen zoveel effectaandeel van het externe apparaat toevoegen
aan het oorspronkelijke signaal als gewenst is. Merk op dat het effectapparaat is ingesteld op 100 %
effectsignaal (100 % “wet”).
36
De ULTRATWIN is ook nog voorzien van een seriële aansluiting voor het invoeren van externe effecten
(bijv. Wah-pedaal). Hier vindt u de INSERT SEND-aansluiting, die moet worden aangesloten op de
ingang van het externe effectapparaat.
37
Dit is de INSERT RETURN-aansluiting, die moet worden aangesloten op de uitgang van het externe
effectapparaat.
+Merk op dat wanneer u de seriële ingang voor effectapparatuur gebruikt, het effectapparaat
niet op 100 % effectsignaal is ingesteld, omdat anders het directe signaal ontbreekt.
38
Op deze FOOTSWITCH-aansluiting sluit u de stereo-jack-connector van meegeleverde voetschakelaar
FS112 aan. Met de voetschakelaar kunt u omschakelen tussen de kanalen, maar ook een effect
inschakelen.
1.3Setup met Master-/Slave-werking
1.3.1 ULTRATWIN GX210 als Master
Om het signaal van uw ULTRATWIN langs een extra eindtrap te versterken, kunt u de SLAVE IN-aansluitingen
gebruiken. Als verbinding dienen twee normale instrumentenkabels (eenaderig met afscherming), waarop u
telkens een mono- en een stereo-jack-connector vast soldeert. Bij de stereo-jack-connector moet tip en ring
1. INLEIDING
7
UL TRA TWIN GX210
zijn overbrugd. Om het audio-signaal van de ULTRATWIN aan de eindtrap toe te voeren, moet u de stereo-jackconnector in de SLAVE IN-aansluitingen en de mono-jack-connector in de ingangsaansluitingen van de extra
eindtrap steken.
Afbeelding 1.3: UL TRA TWIN GX210 als Master
1.3.2 ULTRATWIN GX210 als Slave, door een externe versterker/voorversterker aangestuurd
Om de stereo-eindtrap van uw ULTRATWIN met een externe versterker of voorversterker te gebruiken, verbindt
u de Line-uitgangen van de externe versterker met de SLAVE IN-aansluitingen van de GX210. Daarvoor kunt u
normale instrumentenkabels met mono-jack-connectors gebruiken. Wanneer u over een mono-voorversterker
beschikt, moet u het signaal van de voorversterker met een in de handel gebruikelijke Y-kabel op de beide
SLAVE IN-ingangen van uw ULTRATWIN verdelen.
2. MIDI-BESTURING
Met de geïntegreerde MIDI-interface kunt u de ULTRATWIN in een MIDI-configuratie installeren. De GX210 kan
zowel Program Changes als MIDI-Controller ontvangen. Daarmee kunt u bijv. programmawisselingen via MIDI
met een MIDI-footcontroller of een MIDI-sequencerprogramma regelen. Onze MIDI-footcontroller FCB1010 biedt
u precies deze mogelijkheden en is ontworpen voor optimale samenwerking met BEHRINGER gitaarversterkers.
Sluit de ULTRATWIN bijv. op de volgende manier aan:
Sluit de MIDI IN-aansluiting van de ULTRATWIN aan op de MIDI OUT-aansluiting van een MIDI-footcontroller.
Schakel nu de MIDI-functies op uw ULTRATWIN. Druk daartoe de UP- en DOWN-toets op de Multieffectprocessor gelijktijdig ongeveer twee seconden in. Selecteer nu een MIDI-kanaal (1 tot 16, “On” voor Omni,
“OF” voor uitgeschakeld en 1 tot 16 resp. “On” (Omni) met decimaalteken voor de Store Enable-modus, zie
hoofdstuk 2.1) en bevestig met de ENTER-toets. Omni betekent dat de ULTRATWIN op alle MIDI-kanalen
relevante MIDI-gegevens ontvangt en verwerkt. Uiteraard moet op de MIDI-footcontroller hetzelfde kanaal
geselecteerd zijn (zie de gebruiksaanwijzing van uw MIDI-footcontroller).
+Wanneer u de MIDI-functies inschakelt, wordt de koppeling tussen effectnummer en kanaal
genegeerd. Dat betekent dat wanneer u omschakelt naar het andere kanaal, er niet meer
automatisch een vooraf ingesteld effect wordt geladen. Omdat deze automatische toewijzing
van een effect bij besturing van de ULTRATWIN op afstand via de MIDI-footcontroller alleen
maar verwarrend zou zijn, is dit alleen zinvol wanneer u de ULTRATWIN direct of met de
meegeleverde voetschakelaar bedient. Wanneer u de ULTRATWIN zonder MIDIafstandsbesturing wilt bedienen schakelt u de MIDI-functies uit (displayuitlezing “OF”).
U kunt presets via MIDI-Program Changes oproepen. Omdat de nummering bij Program Changes loopt van 0
tot 127, komt Program Change 0 overeen met preset 1, Program Change 1 overeen met preset 2, enz. (vergelijk
tabel 4.2 in de bijlage). Na het omschakelen is de preset direct actief, d.w.z. onafhankelijk van de eventueel
eerder ingestelde bypass.
8
2. MIDI-BESTURING
UL TRATWIN GX210
De drie instelbare parameters – PARAMETER, EFFECT A en EFFECT B – kunt u met een MIDI-footcontroller
op afstand besturen. Selecteer daartoe op de MIDI-footcontroller een controllernummer voor het voetpedaal.
Daartoe dienen de volgende controllernummers 12 (PARAMETER), 13 (EFFECT A) en 14 (EFFECT B). Nu
kunt u met het voetpedaal op uw MIDI-footcontroller de waarden voor de drie instelbare parameters realtime
veranderen.
Voor een kanaalwisseling selecteert U controllernummer 10. Wanneer u met de controller de waarde 0 verstuurt,
activeert u het CLEAN-kanaal. Met de waarde 1 schakelt u over naar het OVERDRIVE-kanaal. Het omschakelen
tussen de kanalen is ook mogelijk met Program Changes. Program Change 123 het CLEAN- en Program
Change 124 het OVERDRIVE-kanaal van uw ULTRATWIN. Naast het wisselen van het kanaal kunt u ook het
effect opnieuw ingeschakeld. Daartoe verstuurt u via controller nummer. 11 de waarde 0. Door de waarde 1 te
versturen, wordt het effect weer ingeschakeld. Voor een effect-bypass kunt u ook Program Change 127 versturen.
Het ingangsvolume van de effectmodule regelt u met de MIDI-controller 7. Hierdoor kunt u het volume van de
ULTRATWIN aanpassen aan uw eigen wensen. Omdat deze controller niet de Master Volume-knop regelt,
moet u eerst het maximaal benodigde volume met de Master Volume-knop instellen en vervolgens met MIDIcontroller 7 het volume te reduceren. Deze functie wordt ook wel aangeduid als “Volume Controller”.
Het werkingsgebied van het Wah-effect stelt u in met MIDI-controller 15.
Daarnaast kunt u, bij LFO-gestuurde modulatie-effecten, de LFO uit te schakelen en de modulatie via MIDI-
controller nummer 15 uit te laten voeren. Om er voor te zorgen dat deze MIDI-controller wordt ingeschakeld,
moet u eerst de snelheid van de LFO ofwel direct op de ULTRATWIN of met de betreffende MIDI-controller op
0 instellen.
Natuurlijk kunt u de gehele MIDI-afstandsbesturing ook door een MIDI-sequencerprogramma op een computer
laten uitvoeren. Dit is met name bij het maken van thuisopnamen erg handig. Hiervoor komen binnenkort ook
environments voor andere gangbare MIDI-sequencer-programma’s op onze internetsite (www.behringer.com)
beschikbaar.
2.1Store Enable-modus
Met de Store Enable-modus kunt u gewijzigde parameters direct in bijv. een MIDI-sequencer-programma opslaan.
Om deze modus in te schakelen drukt u de UP- en DOWN-toets op de multi-effectprocessor gelijktijdig ongeveer
twee seconden in. Vervolgens selecteert U met deze toetsen een MIDI-ontvangstkanaal (1 tot 16 of “On”
(Omni) steeds met decimaalteken). Daarna bevestigt u uw keuze met de ENTER-toets. Wanneer u nu via uw
MIDI-sequencer-programma op het ingestelde MIDI-ontvangstkanaal een willekeurige waarde naar MIDI-controller
18 stuurt, worden de gewijzigde parameters in de dan actieve preset opgeslagen. Het versturen van MIDIcontroller nummer 18 bij ingeschakelde Store Enable-modus heeft hetzelfde effect als de ENTER-toets van de
effectmodule lang indrukken.
3. INSTALLATIE
3.1Netspanning
Controleer voor u de ULTRATWIN op de netspanning aansluit of de ingestelde spanning gelijk is aan
de netspanning! De zekeringhouder op de netaansluiting heeft 3 driehoekige markeringen. Twee van deze
driehoeken staan tegenover elkaar. De ULTRATWIN is ingesteld op de netspanning die naast deze markeringen
wordt aangegeven. De ingestelde spanning kan worden gewijzigd door de zekeringhouder 180° te draaien. LET
OP: Dit geldt niet voor exportmodellen, die bijvoorbeeld maar voor een netspanning van 115 V zijn
ontwikkeld!
De verbinding met het net dient te gebeuren met een geaard netsnoer. Dit snoer voldoet aan alle veiligheidseisen.
+Zorg er altijd voor dat alle apparaten geaard zijn. Verwijder voor uw eigen veiligheid nooit de
aarding van de apparatuur en knoei niet met het aansluitsnoer.
3. INSTALLATIE
9
UL TRA TWIN GX210
3.2Audioverbindingen
De audio-in- en uitgangen van de BEHRINGER ULTRATWIN zijn, met uitzondering van de koptelefoonaansluiting,
als mono-jack aansluiting uitgevoerd.
+Zorg er steeds voor dat de installatie en de bediening van het apparaat uitsluitend door
vakbekwaam personeel wordt uitgevoerd. Tijdens en na de installatie moet het bedienend
personeel steeds letten op een afdoende aarding, omdat anders de werking en andere
eigenschappen door elektrostatische ontlading nadelig kan worden beïnvloedt.
Afbeelding 3.1: Bekabeling van een mono-cinch connector
10
Afbeelding 3.2: Bekabeling van een stereo-koptelefoon cinch-connector
3. INSTALLATIE
UL TRATWIN GX210
3.3MIDI-aansluiting
De MIDI-aansluiting aan de achterzijde van het apparaat is uitgevoerd als een internationaal genormeerde 5polige DIN-aansluiting. Voor het aansluiten van de ULTRATWIN op andere MIDI-apparatuur hebt u een afzonderlijke
MIDI-kabel nodig. Gewoonlijk worden daarvoor standaardkabels gebruikt. Met twee-aderige, afgeschermde,
snoer (bijv. microfoonkabel) en twee zo stabiel mogelijke rechte DIN-connectoren kunt u zelf een MIDI-kabel
solderen: Pin 2 (Midden) = Afscherming, pin 4 en 5 (rechts en links van pin 2) = Binnenleiding, pin 1 en 3 (de
beide buitenste) blijven onbezet. MIDI-kabels mogen niet langer zijn dan 15 Meter.
+Let erop dat pin 4 met pin 4 en pin 5 met pin 5 op de beide connectors overeenkomen.
MIDI IN: dient voor het ontvangen van de MIDI-stuurgegevens. Het ontvangstkanaal stelt u met de
toetsencombinatie van de UP- en DOWN-toets in. “On” = Omni betekent dat alle kanalen MIDI-gegevens
ontvangen en verwerken (zie hoofdstuk 2).
4. BIJLAGE
4.1Presettabel
Op de beide volgende pagina’s vindt u tabel 4.1 met informatie over de effectnummers, de effectbenamingen,
de soorten parameters, de parameterbereiken en die fabrieksinstelling.
T y pe2 * 10" Heavy Duty-luidspreker , model JENSEN JCH10/35
Impedantie8 Ω
Belastbaarheid35 Watt
VOEDING
NetspanningUSA/Canada120 V ~, 60 Hz
U.K./Australië240 V ~, 50 Hz
Europa230 V ~, 50 Hz
algemeen exportmodel100 - 120 V ~, 200 - 240 V ~, 50 - 60 Hz
Vermogensopnameongeveer 30 W min. / ongeveer 1 10 W max.
Zekering100 - 120 V ~ : T 2.5 A H
200 - 240 V ~ : T 1.25 A H
Netaansluitingstandaard apparaatstekker
AFMETINGEN/GEWICHT/
Afmetingen (H * B * T)ongeveer 17,72" (450 mm) x 23,53" (597,53 mm) x 9,84" (250 mm)
Gewichtongeveer 16,0 kg
De firma BEHRINGER zet zich er steeds voor in, de hoogste kwaliteitsstandaard te waarborgen. Vereiste modificaties worden
zonder aankondiging vooraf verricht. Technische gegevens en uiterlijk van het apparaat kunnen daarom van de genoemde aanduidingen
of afbeeldingen afwijken.
5. TECHNISCHE GEGEVENS
15
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.