Lees deze handleiding aandachtig
door voordat u deze machine
gaat gebruiken.
HANDLEIDING
YP125E
5D8-F819D-D1
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij de
machine te blijven als deze wordt verkocht.
INLEIDING
DAU10112
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de YP125E profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van
het ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft
verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
YP125E. De Gebruikershandleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de scooter, en
beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er ten slotte
toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms
sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat
de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding,
neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
ss
WAARSCHUWING
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze scooter gaat gebruiken.
DWA12411
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
OPMERKING
LET OP
WAARSCHUWING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om
mogelijk letsel of overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden,
kan resulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen
om schade aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
Als eigenaar van de machine bent u
verantwoordelijk voor de veilige en
juiste bediening ervan.
Scooters zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing van de juiste rijtechnieken en de
ervaring van de bestuurder van
belang. Elke bestuurder moet bekend
zijn met de volgende vereisten alvorens met deze scooter te gaan rijden.
Hij of zij moet:
● Door een competente informatie-
bron grondig zijn ingelicht over
alle aspecten van scooterrijden.
● Zich houden aan de waarschu-
wingen en onderhoudseisen
zoals vermeld in deze Gebrui-
kershandleiding.
● Grondig getraind zijn in veilige en
correcte rijtechnieken.
● Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aange-
geven in deze Gebruikershandlei-
ding en/of wanneer de mechanis-
che condities dit vereisen.
DAU10263
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor
het rijden uit om u ervan te verzekeren
dat de machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het
risico op ongeval of schade. Zie pagina 4-1 voor een lijst met controles
voor het rijden.
● Deze scooter is gebouwd voor
het vervoer van de bestuurder
plus een passagier.
● Het niet opmerken en herkennen
van scooters door andere weggebruikers vormt de belangrijkste
oorzaak van auto-/scooterongevallen. Vaak worden ongevallen
veroorzaakt doordat een autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het
risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het
naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken
1-1
met scooters zich namelijk het
meest voor.
• Ga daar rijden waar andere
weggebruikers u kunnen zien.
Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.
● Bij veel ongevallen zijn onervaren
bestuurders betrokken. Vaak
waren bij een ongeval betrokken
bestuurders zelfs niet in het bezit
van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om
te rijden en leen uw scooter
alleen uit aan ervaren scooterrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden
met uw beperkingen helpt u
ongelukken voorkomen.
• We raden aan om het scooterrijden te oefenen op plekken
waar geen verkeer is, totdat u
grondig bekend bent met de
scooter en zijn bediening.
● Ongelukken worden vaak veroor-
zaakt door een fout van de scooterbestuurder. Veel bestuurders
houden bij het ingaan van een
VEILIGHEIDSINFORMATIE
bocht een te hoge rijsnelheid aan
of gaan onvoldoende schuinliggen voor de rijsnelheid, waardoor
ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in acht en rijd nooit sneller
dan de wegcondities en het
verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat
u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.
● De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het
rijden beide handen aan het
stuur houden en beide voeten
op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het
stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep, indien aanwezig,
met beide handen vast te houden en beide voeten op de
passagiersvoetsteunen te houden. Neem nooit een passagier
mee die niet in staat is om bei-
de voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.
● Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
● Deze scooter is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde
wegen. De machine is niet bedoeld voor off-roadgebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke
afloop betreffen meestal hoofdletsel.
Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of
reduceren van hoofdletsel.
● Draag altijd een goedgekeurde
helm.
● Draag ook een vizier of een vei-
ligheidsbril. Zonder oogbescherming kan uw zicht door de rijwind
verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te laat opmerkt.
● Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
op schaafwonden of ontvellingen.
● Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen
1-2
worden gegrepen en zo een
ongeval of letsel veroorzaken.
● Draag altijd beschermende kle-
ding die uw benen, enkels en
voeten bedekt. De motor en het
uitlaatsysteem kunnen tijdens en
na het rijden zeer heet zijn en
brandwonden veroorzaken.
● De hierboven vermelde voor-
zorgsmaatregelen gelden ook
voor passagiers.
Voorkom koolmonoxidevergiftiging
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren bevatten koolmonoxide, een
dodelijk gas. Inademing van koolmonoxide kan hoofdpijn, duizeligheid,
sufheid, misselijkheid, verwarring en
uiteindelijk de dood veroorzaken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos, smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn als u geen uitlaatgassen
ziet of ruikt. Het koolmonoxideniveau
kan zeer snel oplopen, waardoor u
het bewustzijn kunt verliezen en uzelf
niet meer kunt redden. In afgesloten
of slecht geventileerde ruimtes kunnen dodelijke hoeveelheden koolmonoxide dagenlang blijven hangen. Als
u symptomen van koolmonoxidever-
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
giftiging ervaart, verlaat de ruimte dan
onmiddellijk, ga naar de open lucht en
ROEP MEDISCHE HULP IN.
1
● Laat de motor niet binnen dra-
aien. Zelfs als u ventileert met
ventilatoren of open ramen en
deuren kan de hoeveelheid koolmonoxide snel oplopen tot gevaarlijke niveaus.
● Laat de motor niet draaien in
slecht geventileerde of deels
afgesloten ruimtes zoals schuren
of garages.
● Laat de motor niet buiten draaien
op plaatsen waar de uitlaatgassen in een gebouw kunnen worden getrokken via openingen
zoals ramen en deuren.
Beladen
Het monteren van accessoires of het
vervoer van bagage kan een negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en
het weggedrag als hierdoor de
gewichtsverdeling van de scooter
verandert. Wees uiterst voorzichtig bij
het monteren van accessoires of het
beladen van uw scooter, om zo
mogelijke ongevallen te vermijden.
Pas extra op wanneer u op een scoo-
ter rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hieronder volgen naast de informatie over
accessoires enkele richtlijnen voor het
beladen van uw scooter:
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage
mag de maximale gewichtslimiet niet
overschrijden. Rijden met een te
zwaar belaste machine kan leiden
tot een ongeval.
Maximale belasting:
177 kg (390 lb)
Let op het volgende wanneer u tot
deze gewichtslimiet belaadt:
● Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag en zo
dicht mogelijk bij de scooter liggen. Bevestig zware goederen zo
dicht mogelijk bij het midden van
de machine en verdeel het
gewicht zo gelijkmatig mogelijk
over beide zijden om onbalans of
instabiliteit te minimaliseren.
● Als gewicht gaat schuiven kan
zich een plotselinge onbalans
voordoen. Controleer voordat u
gaat rijden of accessoires en
1-3
bagage stevig aan de scooter zijn
bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren bagage aan (alleen voor
modellen met instelbare vering)
en controleer de toestand en
spanning van uw banden.
• Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur,
de voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke items kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het
stuur veroorzaken.
● Deze machine is niet ontwor-
pen voor het trekken van een
aanhanger of bevestiging van
een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw
machine vormt een belangrijke beslissing. Originele Yamaha accessoires,
die alleen verkrijgbaar zijn bij de
Yamaha dealer, zijn door Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor
gebruik op uw machine.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd
aan Yamaha produceren onderdelen
en accessoires of bieden aanpassingssets voor Yamaha voertuigen.
Yamaha kan niet alle producten testen die deze bedrijven produceren.
Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht
of wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn aangeraden niet goedkeuren
of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn
verkocht en geïnstalleerd door een
Yamaha dealer.
In de handel verkrijgbare
onderdelen, accessoires en
aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn
die qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires,
dient u te beseffen dat sommige in de
handel verkrijgbare accessoires of
aanpassingssets niet geschikt zijn
vanwege mogelijke veiligheidsrisico’s
voor uzelf of anderen. Het monteren
van in de handel verkrijgbare producten of het verrichten van aanpassingen die de ontwerp- of bedieningskenmerken van uw machine wijzigen
kan het risico op ernstig letsel of overlijden van uzelf of anderen vergroten.
U bent verantwoordelijk voor letsel
dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die
vermeld onder het kopje “Beladen”.
● Monteer nooit accessoires en
vervoer nooit bagage als deze
een nadelige invloed hebben op
de prestaties van uw scooter.
Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de
grondspeling of de hellinghoek
op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag
of de bediening niet beperkt en
geen lampen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij
het stuur of de voorvork zijn
gemonteerd zullen mogelijk
instabiliteit veroorzaken door
een foutieve gewichtsverdeling
of door aerodynamische effecten. Accessoires aan het stuur
of nabij de voorvork moeten zo
licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch
effect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit
veroorzaken terwijl u grote
voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen
de bestuurder om een andere
dan de normale zitpositie in te
nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan
een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.
● Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de
capaciteit van het elektrisch systeem van de scooter te boven
gaan, kan zich een gevaarlijke
1
1-4
VEILIGHEIDSINFORMATIE
elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de
1
motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden
en velgen
De banden en velgen die bij uw scooter werden geleverd zijn ontworpen
om de mogelijkheden van de machine
te ondersteunen en bieden de beste
combinatie van rijprestaties, remvermogen en comfort. Andere banden,
velgen, maten of combinaties zijn
mogelijk niet geschikt. Zie pagina
6-16 voor bandenspecificaties en
meer informatie over het vervangen
van uw banden.
Andere aandachtspunten
voor veilig rijden
● Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
● Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen
slippen. Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek
wilt stoppen.
● Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek
langzaam op nadat u de bocht
hebt genomen.
● Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op
en kan het portier openslaan in
uw rijrichting.
● Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels worden in natte toestand zeer glad.
Minder snelheid en passeer ze
voorzichtig. Houd de scooter
recht, anders kan hij gaan schuiven.
DAU10372
● De remvoeringen kunnen nat
worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen
na het wassen van de scooter,
voordat u gaat rijden.
● Draag steeds een helm, hands-
choenen, een lange broek (taps
toelopend bij de enkel/omslag,
om flapperen te voorkomen), en
een felgekleurd jack.
● Vervoer op uw scooter niet te
veel bagage. Een overbeladen
scooter is onstabiel. Gebruik
degelijke snelbinders om bagage
aan de bagagedrager vast te binden (indien het voertuig is voorzien van een bagagedrager). Losse bagage beïnvloedt de
stabiliteit van de scooter en kan
uw aandacht afleiden van het
verkeer. (Zie pagina 1-1).
1-5
Aanzicht linkerzijde
21
3
4
56
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
2
1. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Tankdop (pagina 3-7)
3. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-13)
4. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-11)
5. Luchtfilterelement (pagina 6-13)
6. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-13)
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld. De diverse standen
worden hierna beschreven.
ON “”
Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht, de kentekenverlichting en de parkeerlichten gaan
branden en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU10460
DAU34121
OPMERKING
De koplampen gaan automatisch
branden wanneer de motor wordt
gestart en blijven aan totdat de sleutel naar “” ordt gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
DAU10661
OFF “”
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
ss
WAARSCHUWING
Draai nooit de sleutel naar “”
of “” terwijl de machine rijdt.
Hierdoor worden de elektrische
systemen uitgeschakeld, wat
mogelijk kan leiden tot verlies van
de controle of een ongeval.
“”
Het waarschuwingslampje voor de
koelvloeistoftemperatuur moet gaan
branden als de sleutel naar “”
wordt gedraaid. (Zie pagina 3-2).
DWA10061
DAUM1020
DAU10681
LOCK “”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand
in en draai deze dan naar “”.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
3-1
Fuel
Battery
TOTAL TRIP
1
23 45
1
2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Druk de sleutel in en draai deze
dan naar “”. Houd de sleutel
hierbij ingedrukt.
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11003
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor groo-
DAU11080
tlicht.
DAUS1450
Olieverversingsindicator
Na de eerste 1000 km (600 mi) en
3
daarna om de 3000 km (1800 mi)
verschijnt de melding “CHnGE OIL” in
de kilometerteller-/klokweergave om
aan te geven dat de motorolie moet
Het bijbehorende controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
worden ververst. (Zie pagina 6-9).
DAUM1082
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als de motor oververhit raakt. Zet
in zo’n geval de motor onmiddellijk af
en geef deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan worden gecontroleerd volgens de onderstaande
procedure.
1. Draai de sleutel naar “”.
2. Als het waarschuwingslampje
niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch cir-
3-2
TOTAL TRIP
1
2
34
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
cuit te testen.
LET OP
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
OPMERKING
● Bij machines met een of meer
3
radiatorkoelvinnen schakelt de
radiatorkoelvin automatisch in of
uit op basis van de koelvloeistoftemperatuur in de radiator.
● Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 6-33 nadere instructies vermeld.
DCA10021
DAUS1362
Snelheidsmeterunit
1. “TRIP”-toets/”RESET”-toets
2. Multifunctioneel display
3. Snelheidsmeter
4. Rode zone
De snelheidsmeterunit is voorzien van
het volgende:
● een snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)
LET OP
Rijd niet met de scooter met de
snelheidsmeter in de rode zone.
Rode zone: 120 km/h (75 mph) en
hoger
● een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
DCAS0010
● een ritteller (die de afgelegde afs-
tand toont sinds de teller het
laatst werd teruggesteld op nul)
Door het indrukken van de “TRIP”toets wisselt de weergave tussen kilometerteller “ODO” en ritteller “TRIP”.
Om de ritteller terug te stellen, schakelt u over naar de “TRIP”-modus,
waarna u de “TRIP”-toets minstens 1
seconde lang ingedrukt houdt. De ritteller kan samen met de brandstofniveaumeter worden gebruikt om de
afstand te schatten die met een volle
brandstoftank kan worden afgelegd.
Deze informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.
Instellen van de
kilometerteller/rittellerweergave
Om de kilometerteller en de ritteller in
te stellen op weergave in kilometers
of in mijlen gaat u als volgt te werk.
1. Draai de sleutel naar “” terwijl
u de resettoets ingedrukt houdt.
2. Laat de resettoets los zodra het
display oplicht.
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3. De actuele weergave wordt op
het display getoond: “CONT”
(continentaal) voor kilometerweergave en “EnGL” (Engels) voor
mijlenweergave.
4. Druk de resettoets in om de
weergave te wijzigen.
5. Druk de resettoets twee seconden lang in om de instelling te
bevestigen.
OPMERKING
● De kilometerteller/rittellerweerga-
ve kan onbeperkt worden gewijzigd zolang de kilometerteller
minder dan 10 (kilometers of mijlen) aangeeft. Bij een weergave
van 10 (kilometers of mijlen) of
meer is wijzigen niet meer mogelijk.
● Wisselen tussen de kilometer- en
mijlenweergave heeft geen invloed op de huidige kilometerteller/rittellerweergave.
DAUS1460
Brandstof- en
accuspanningsmeter
Fuel
Battery
1. Brandstofniveaumeter
2. Accuspanning
Als de sleutel naar “” wordt gedraaid, wordt gedurende twee seconden
de accuspanning aangegeven, daarna wordt de hoeveelheid brandstof in
de brandstoftank aangegeven. LET
OP: Als de naald daalt naar het
merkteken “10V” (laag), vraag dan
een Yamaha-dealer de accu te controleren. [DCAS0030]
1
2
OPMERKING
● De naald beweegt naar “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau
daalt.
● Vul zo snel mogelijk brandstof bij
als de naald bij “E” staat.
3
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “”.
3
2. Druk twee seconden op de resettoets. De uuraanduiding zal gaan
knipperen.
3. Druk op de resettoets om de uren
in te stellen.
TOTALTRI P
Total/Trip
TOTALTRIP
Total/Trip
DAUS1211
4. Druk twee seconden op de resettoets. Het eerste cijfer van de
minutenaanduiding zal gaan
knipperen.
5. Druk op de resettoets om het
eerste cijfer van de minutenaanduiding in te stellen.
TOTALTRIP
Total/Trip
6. Druk nog eens twee seconden op
de resettoets. Het tweede cijfer
van de minutenaanduiding zal
gaan knipperen.
7. Druk op de resettoets om het
tweede cijfer van de minutenaanduiding in te stellen.
8. Druk twee seconden op de resettoets om de klok op tijd te zetten.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
3-5
11
22
11
22
33
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU12347
Stuurschakelaars
Links
1. Dimlichtschakelaar “/”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
3. Claxonschakelaar “”
Rechts
DAUS1020
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor
grootlicht en op “” voor dimlicht.
Druk de schakelaar in de dimlichtstand omlaag om een lichtsignaal te
geven met de koplamp.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/
”
Druk deze schakelaar naar “” om
afslaan naar rechts aan te geven.
Druk deze schakelaar naar “” om
afslaan naar links aan te geven. Na
loslaten keert de schakelaar terug
naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
ten met de startmotor. Zie pagina
5-1 voor startinstructies voordat u de
motor start.
DAU12765
Schakelaar alarmverlichting “”
Druk met de sleutel in de stand “”
op deze schakelaar om de alarmverlichting in te schakelen (gelijktijdig
knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als
uw machine stilstaat in een mogelijk
gevaarlijke verkeerssituatie.
DCA10061
LET OP
Gebruik de alarmverlichting niet
gedurende langere tijd als de motor
niet draait omdat hierdoor de accu
kan ontladen.
3
1. Schakelaar alarmverlichting “”
2. Startknop “”
DAU12721
Startknop “”
Druk met de zijstandaard omhoog op
deze knop terwijl u de voor- of achterrem bekrachtigt om de motor te star-
3-6
1
3
2
11
11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Voorremhendel
3
1. Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan
de rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar het stuur toe om de voorrem
te bekrachtigen.
DAU12900
DAU12950
Achterremhendel
1. Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
DAUS1041
Tankdop
Openen van de tankdop
1. Tankdopdeksel
2. Openen.
3. Tankdop
1. Open het tankdopdeksel door
het achterste gedeelte omlaag te
drukken.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
2. Steek de sleutel in het slot en
draai hem rechtsom.
Sluiten van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover elkaar en druk de tankdop in
zijn oorspronkelijke positie.
2. Draai de sleutel linksom en neem
hem uit.
3. Sluit het tankdopdeksel.
DWA11091
ss
WAARSCHUWING
Na het tanken moet de tankdop
goed worden aangedraaid. Door
brandstoflekkage ontstaat brandgevaar.
3-8
DAU13221
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof
in de brandstoftank aanwezig is.
DWA10881
ss
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn
zeer brandbaar. Volg de onderstaande instructies om brand en ontploffing te voorkomen en het letselrisico tijdens het tanken te
verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor
af en zorg dat er niemand op de
machine zit. Rook nooit tijdens
het tanken en tank nooit in de
nabijheid van vonken, open vuur
of andere ontstekingsbronnen
zoals de waakvlammen van geisers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te
vol. Steek bij het tanken het vulpistool goed in de vulopening
van de brandstoftank. Stop met
vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft
bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
warmte van de motor of de zon
ervoor zorgen dat brandstof uit
de brandstoftank stroomt.
3
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
3. Veeg uitgestroomde brandstof
onmiddellijk af. LET OP: Veeg
gemorste brandstof onmiddellijk af met een schone, droge,
zachte doek, aangezien de
brandstof de gelakte oppervlakken en kunststof delen kan
aantasten. [DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
DWA15151
ss
WAARSCHUWING
Benzine is giftig en kan letsel of
overlijden veroorzaken. Spring
zorgvuldig om met benzine. Probeer nooit om benzine via de mond
over te hevelen. Roep onmiddellijk
medische hulp in nadat u benzine
heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw
ogen heeft gekregen. Als benzine
op uw huid terechtkomt, was deze
dan af met water en zeep. Als u
benzine op uw kleding morst, trek
dan andere kleding aan.
DAU13320
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
10,5 L (2,77 US gal, 2,31 Imp.gal)
Brandstofreserve:
3,0 L (0,79 US gal, 0,66 Imp.gal)
DCA11400
LET OP
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en
zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd
op het gebruik van normale loodvrije
benzine met een octaangetal van
RON 91 of hoger. Als de motor gaat
detoneren (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan
bougies langer mee en blijven de
onderhoudskosten beperkt.
3-9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU39451
Tankbeluchtingsslang/overlo
opslang
1
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
● Controleer de aansluiting van de
tankbeluchtingsslang/overloopslang.
● Controleer de tankbeluchtingss-
lang/overloopslang op scheuren
of beschadiging en vervang
indien nodig.
● Controleer of het uiteinde van de
tankbeluchtingsslang/overloopslang niet verstopt is en reinig
indien nodig.
DAU13432
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkatalysator.
ss
WAARSCHUWING
Het uitlaatsysteem is heet nadat de
motor heeft gedraaid. Let op het
volgende om brandgevaar of
brandwonden te voorkomen:
● Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals
op gras of op ander materiaal
dat gemakkelijk vlam vat.
● Parkeer de machine op een
plek waar voetgangers of kinderen niet gemakkelijk met het
hete uitlaatsysteem in aanraking kunnen komen.
● Controleer of het uitlaatsyste-
em is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden
uit te voeren.
● Laat de motor niet langer dan
enkele minuten stationair draaien. Lang stationair draaien
kan leiden tot oververhitting.
DWA10861
DCA10701
LET OP
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaatkatalysator.
3
3-10
2
1
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Zadel
Openen van het zadel
1. Steek de sleutel in het slot en
draai deze dan zoals afgebeeld.
1
3
1. Openen.
2. Klap het zadel omhoog.
DAU13891
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk
dan aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
OPMERKING
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.
DAU14541
Opbergcompartiment
Om het opbergcompartiment te
openen
1. Openen.
2. Deksel voorste opbergcompartiment
1. Steek de sleutel in het slot, draai
een kwartslag rechtsom, en trek
er dan aan om het deksel van het
opbergcompartiment te openen.
Om het opbergcompartiment te
sluiten
1. Duw het deksel van het opbergcompartiment in de originele
positie, en verwijder dan de sleutel.
1. Zadel
3-11
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DWA10961
ss
WAARSCHUWING
● Overschrijd het maximumlaad-
gewicht van 0,5 kg (1,10 lb)
voor het opbergcompartiment
niet.
● Overschrijd het maximumge-
wicht van 177 kg (390 lb) voor
het voertuig niet.
DAUM1191
Opbergcompartiment
1. Opbergcompartiment
Onder het zadel is een opbergcompartiment aanwezig. (Zie pagina
3-11).
ss
WAARSCHUWING
● Overschrijd het maximumlaad-
gewicht van 10 kg (22 lb) voor
het opbergcompartiment niet.
● Overschrijd het maximumge-
wicht van 177 kg (390 lb) voor
het voertuig niet.
DWA10961
DCA10080
LET OP
Let op het volgende bij het gebruik
van het opbergcompartiment.
● Het opbergcompartiment
wordt snel warmer als het is
blootgesteld aan direct zonlicht, bewaar hierin dus geen
goederen die slecht tegen
warmte kunnen.
● Wikkel natte voorwerpen in
een plastic zak, om zo vochtig
worden van het opbergcompartiment te voorkomen.
● Het opbergcompartiment kan
nat worden als de scooter
wordt gewassen, omwikkel te
bewaren voorwerpen dus in
een plastic zak.
● Bewaar geen waardevolle of
breekbare voorwerpen in het
opbergcompartiment.
Als u een helm wilt opbergen in het
opbergcompartiment, moet de helm
worden geplaatst met de voorkant
naar achteren.
3
3-12
Loading...
+ 61 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.