Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de WR250X profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van
topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw WR250X. Deze
gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf
en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden
WAARSCHUWING
tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder, omstanders of degene die de motorfiets
inspecteert of repareert.
DAU10151
LET OP:
OPMERKING:
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden
genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de motorfiets blijven, ook
●
als deze ooit wordt verkocht.
●
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn
van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest
recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
WAARSCHUWING
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
MOTORFIETSEN ZIJN TWEEWIELIGE
VOERTUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUIS-
1
TE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DESKUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN
ALVORENS MET DEZE MOTOR TE
GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
●
DOOR EEN COMPETENTE INFOR-
MATIEBRON GRONDIG ZIJN INGE-
LICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN
HET MOTORRIJDEN.
●
ZICH HOUDEN AAN DE WAAR-
SCHUWINGEN EN ONDERHOUD-
SEISEN VERMELD IN DE
GEBRUIKERSHANDLEIDING.
●
GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILI-
GE EN CORRECTE RIJTECHNIE-
KEN.
●
GEBRUIKMAKEN VAN PROFESSIO-
NELE TECHNISCHE SERVICE, ZO-
ALS AANGEGEVEN IN DE
GEBRUIKERSHANDLEIDING EN/OF
WANNEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.
DAUW0200
Veilig rijden
●
Controleer de machine altijd voor u
gaat rijden. Een zorgvuldige controle
kan een ongeval helpen voorkomen.
Deze motorfiets is gebouwd voor het
●
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
●
Het niet opmerken en herkennen van
motorfietsen door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak
van auto-/motorongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat
een autobestuurder de motor niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
●
●
Draag een jack in felle kleuren.
●
Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met motorfietsen zich namelijk het meest
voor.
●
Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
●
Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Veelal zijn bestuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit
van een geldig motorrijbewijs.
●
Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw motorfiets alleen uit
aan ervaren motorrijders.
●
Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
●
We raden aan om het motorrijden te
oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de motor en zijn bediening.
●
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de motorbestuurder.
Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een TE HOGE
RIJSNELHEID aan of rijden te lang
rechtop (onvoldoende schuinliggen bij
de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd wordt genomen.
Neem altijd de maximum snelheid
●
in acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toestaan.
Geef altijd richting aan voordat u af-
●
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
●
De zithouding van de bestuurder en de
1-1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
●
De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
●
De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteunen te houden.
Neem nooit een passagier mee die
●
niet in staat is om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te
zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
●
andere drugs.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
●
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een gezichtskap of een vei-
●
ligheidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
●
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
●
kan blijven haken aan bedieningshandgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
●
Raak nooit de motor of het uitlaatsysteem aan terwijl de motor draait. Deze
onderdelen worden zeer heet en kunnen zo brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
●
De hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzigingen die niet door Yamaha zijn goedgekeurd, of door originele onderdelen te
verwijderen, kan deze motor onveilig worden in het gebruik en ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Door dergelijke
wijzigingen kan het gebruik van uw motor
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
motor verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het beladen van uw motor, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u
op een motor rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen
enkele algemene richtlijnen bij het beladen
van de motor of het monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrijden.
Maximale belasting:
185 kg (408 lb)
Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
●
Het zwaartepunt van bagage en accessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk bij de motor. Zorg
dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk
over beide zijden van de motor wordt
verdeeld, om zo onbalans of instabiliteit te beperken.
●
Als gewicht gaat schuiven kan zich
1
1-2
VEILIGHEIDSINFORMATIE
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
motor zijn bevestigd. Controleer de
1
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
●
Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of
het voorwielspatbord. Dergelijke voor-
werpen, inclusief bagage als slaap-
zakken, plunjezakken of tenten,
kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het stuur ver-
oorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden speciaal ontworpen voor montage aan deze
motor. Yamaha is niet in staat om alle overige leverbare accessoires te testen. U bent
dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keuze, installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze
en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
●
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire zorg-
vuldig alvorens het te gebruiken, om
zeker te zijn dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele manier
vermindert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening beperkt of lampen
of reflectors afdekt.
●
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aërodynamische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
●
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aërodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
●
Sommige accessoires noodzaken
de bestuurder om een andere dan
de normale zitpositie in te nemen.
Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de
bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.
●
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motorfiets te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
●
BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK
ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzine
●
tankt.
●
Pas op en mors tijdens het tanken
geen benzine op de motor of op het
uitlaatsysteem.
●
Tank niet terwijl u rookt of in de nabijheid bent van open vuur.
●
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dodelijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
●
Zet de motor altijd uit voordat u de motorfiets onbeheerd achterlaat en neem
de sleutel uit het contactslot. Let op het
volgende als u de motor gaat parke-
1-3
ren:
●
De motor en het uitlaatsysteem kunnen heet zijn, parkeer de motorfiets
daarom op een plek waar voetgangers en kinderen hier geen last van
hebben.
●
Parkeer de motor niet op een helling
of op een zachte ondergrond, om
omvallen te voorkomen.
●
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een petroleumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voertuig
●
vervoert, zorg dan dat deze rechtop
staat. Als de motor schuin staat, kan er
benzine uit de brandstoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp in
●
als u benzine heeft ingeslikt, veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine
in uw ogen is terechtgekomen. Morst u
benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met zeepwater en trek andere kleding aan.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1
1-4
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde
1
2
3
4
5
6
7
DAU10410
6
7
1
3
2
45
8
8
1. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-13)
2. Zekeringenkastje (pagina 6-32)
9
3. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-13)
4. Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-15)
5. Accu (pagina 6-31)
6. Hoofdzekering (pagina 6-32)
7. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
8. Helmbevestiging (pagina 3-13)
9
9. Stelschroef voor inveerdemping voorvork (pagina 3-13)
2-1
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
DAU10420
1
1. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-24)
2. Luchtfilterelement (pagina 6-16)
3. Remlichtschakelaar (pagina 6-23)
4. Olievuldop (pagina 6-10)
5. Kijkglas olieniveau (pagina 6-10)
6. Steldraaiknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-15)
2
3
2
3
4
5
6
7
6
5
4
8
9
2-2
BESCHRIJVING
Bedieningen en instrumenten
DAU10430
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Koppelingshendel (pagina 3-9)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-8)
9
3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-3)
5. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-8)
6. Remhendel (pagina 3-9)
7. Gasgreep (pagina 6-19)
8. Tankdop (pagina 3-10)
12345 687
2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
2
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai hem dan naar de “LOCK”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
1
3-1
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DWA10060
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF”
of naar “LOCK” draait.
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Controle- en
waarschuwingslampjes
1
1
2
3
4
1. Waarschuwingslampje
5
koelvloeistoftemperatuur “”
2. Controlelampje brandstofniveau “ ”
6
3. Vrijstandcontrolelampje “”
4. Controlelampje richtingaanwijzers
“”
7
5. Controlelampje grootlicht “”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “”
8
9
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
234
56
DAU11003
DAU11020
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11350
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot beneden ca. 2.1 L (0.55 US gal) (0.46
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAU11440
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DCA10020
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU43020
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING:
Dit waarschuwingslampje gaat branden
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
3
2
wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Er
is dan echter geen sprake van een storing.
DAU45272
Multifunctioneel display
DWA12311
WAARSCHUWING
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbrengen.
Het multifunctioneel display kan in de
basismodus of in de meetmodus gezet
worden.
●
Ritteller A wordt automatisch teruggesteld op nul bij het wisselen van de basismodus naar de meetmodus of
omgekeerd.
Basismodus:
●
een snelheidsmeter (die de actuele rijsnelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
●
legde afstand toont)
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
●
●
1
2
●
●
3
Meetmodus:
●
4
●
5
6
●
7
●
8
OPMERKING:
●
9
●
twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brandstofreserve aanging)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een snelheidsmeter (die de actuele rijsnelheid aangeeft)
een ritteller voor afstandscompensatie
(die de afgelegde afstand aangeeft
sinds het terugstellen op nul, en die
gekalibreerd kan worden om nauwkeuriger rittellerwaarden te verkrijgen)
een stopwatch (die de tijd aangeeft die
verstreken is sinds de stopwatch gestart werd)
een voorziening voor zelfdiagnose
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT 1”, “SELECT 2” en “RESET”
gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, verschijnen alle segmenten op
het multifunctionele display en verdwij-
nen dan weer om het elektrisch circuit
te testen.
●
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mijlenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/rittellers zet u het
contactslot op “ON” en drukt u de toets
“SELECT 2” in totdat de weergave verandert.
Basismodus
Kilometerteller- en rittellermodus
Door het indrukken van de toets “SELECT 2”
wisselt de weergave tussen de kilometertellermodus en de rittellermodi A en B in onderstaande volgorde:
kilometerteller → ritteller A → ritteller B
kilometerteller
3-4
→
1. Lampje ritteller A “”
1. Lampje ritteller B “”
OPMERKING:
Als u ritteller A selecteert, gaat controlelampje “” branden, en als u ritteller B selecteert, gaat controlelampje “” branden.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
veau gaat branden (zie pagina 3-2), wisselt
de weergave automatisch naar de brandstofreserve-ritteller “F” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dit geval wordt door het indrukken van de
toets “SELECT 2” in de onderstaande volgorde gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller:
brandstofreserve-ritteller “F” → kilometerteller → ritteller A → ritteller B → brandstofreserve-ritteller “F”
OPMERKING:
Het waarschuwingslampje brandstofreserve is mogelijk niet nauwkeurig tijdens
off-roadritten, omdat het gemeten brandstofniveau varieert met de bewegingen en
hellingshoeken van het voertuig.
Als het waarschuwingslampje brandstofreserve gaat branden terwijl u in de meetmodus rijdt, wissel dan naar basismodus en
druk op de toets “SELECT 2” om de brandstofreserve-ritteller te laten weergeven.
OPMERKING:
Om van de meetmodus naar de basismodus te wisselen dienen de stopwatch en de
ritteller voor afstandscompensatie stopgezet te worden.
1
1. Ritteller brandstofreserve “F”
Om een ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze door op de toets “SELECT 2” te
drukken en dan de toets “RESET” minstens
1 seconde lang ingedrukt te houden. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer.
Klok
Draai de sleutel naar “ON”.
OPMERKING:
Bij het op tijd zetten van de klok verhoogt u
de cijfers door op toets “SELECT 1” te drukken en verlaagt u de cijfers door op toets
“SELECT 2” te drukken. Door deze toetsen
ingedrukt te houden verhoogt of verlaagt u
de cijfers doorlopend, totdat u de toets loslaat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden ingedrukt.
2. Druk zodra de urenaanduiding begint
te knipperen op één van de selectietoetsen om de uren in te stellen.
3. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de minutenaanduiding knipperen.
4. Druk op één van de selectietoetsen
om de minuten in te stellen.
5. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de secondenaanduiding knipperen.
6. Druk op één van de selectietoetsen
om de seconden op nul te stellen.
7. Houd de toets “RESET” minstens
twee seconden ingedrukt, en laat hem
daarna los om de klok te starten.
OPMERKING:
Als u niet binnen 30 seconden op de toets
“RESET” drukt, wordt de klok niet op tijd gezet en keert hij terug naar de vorige tijd.
Wisselen van de basismodus naar de
meetmodus
Selecteer de kilometerteller en houd de
toetsen “SELECT 1” en “SELECT 2” min-
2
3
4
5
6
7
8
9
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
stens twee seconden lang gelijktijdig ingedrukt om te wisselen naar de meetmodus.
Wisselen van de meetmodus naar de
basismodus
1
OPMERKING:
De stopwatch moet stopgezet worden voor
2
het wisselen naar de basismodus.
3
4
5
1. Controleer of de stopwatch niet loopt.
Als de stopwatch loopt, zet hem dan
stop door de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” gelijktijdig in te drukken.
2. Houd de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” minstens twee seconden
lang gelijktijdig ingedrukt om te wisselen naar de basismodus.
6
Meetmodus (voor de stopwatch)
Wanneer de meetmodus geselecteerd is,
7
wordt de stopwatch weergegeven en kan
deze handmatig of automatisch gestart
worden.
8
Handmatig starten
9
Handmatig starten is de standaardinstelling
van de stopwatch. Lampje “” van de
stopwatch en lampje “” van de ritteller
voor afstandscompensatie gaan knipperen.
1. Druk op de toets “RESET” om de stopwatch te starten.
2. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
3. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2”.
Om de stopwatch op nul terug te stellen, zie “De ritteller voor afstandscompensatie of de ritteller voor
afstandscompensatie samen met de
stopwatch terugstellen op nul” op pagina 3-7.
OPMERKING:
De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 2 en 3 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlopen.
Automatisch starten
1. Houd de toets “SELECT 1” minstens
twee seconden lang ingedrukt om automatisch starten in te stellen.
OPMERKING:
Wanneer de stopwatch op automatisch
starten ingesteld is, dan gaan lampje “”
van de stopwatch en lampje “” van de ritteller voor afstandscompensatie knipperen
en bewegen de cijfers op het display van
links naar rechts.
2. Zodra het voertuig in beweging komt,
begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen
“SELECT 1” en “SELECT 2” om de
stopwatch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u opnieuw gelijktijdig op de toetsen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
OPMERKING:
De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 3 en 4 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlopen.
Meetmodus (om de ritteller voor afstandscompensatie te kalibreren)
De ritteller voor afstandscompensatie is bedoeld om nauwkeuriger rittellerwaarden te
verkrijgen tijdens enduroritten. Door de teller te kalibreren volgens de afstanden die
op de enduroroutekaart gespecificeerd zijn,
kunt u zich als berijder beter vertrouwd maken met de route. Daarnaast kan kalibratie
van de teller nodig zijn wanneer u banden,
velgen, kettingwielen etc. gebruikt van andere maten dan de originele. Voor meer informatie over het gebruik van deze ritteller
kunt u terecht bij uw plaatselijke
Yamaha-dealer.
Kalibreer de ritteller voor afstandscompensatie als volgt.
Om de weergegeven waarde te verhogen
drukt u op de toets “SELECT 1”. Om de
weergegeven waarde te verlagen drukt u
op de toets “SELECT 2”. Door deze toetsen
ingedrukt te houden, verhoogt of verlaagt u
de waarde doorlopend, totdat u de toets loslaat.
OPMERKING:
Kalibratie van de ritteller voor afstandscompensatie is ook mogelijk wanneer de stopwatch loopt.
De ritteller voor afstandscompensatie
of de ritteller voor afstandscompensatie samen met de stopwatch terugstellen op nul
OPMERKING:
U kunt alleen de ritteller voor afstandscompensatie of de ritteller voor afstandscompensatie samen met de stopwatch
terugstellen op nul.
Ritteller voor afstandscompensatie terugstellen op nul
1. Controleer of de stopwatch loopt.
2. Stel de ritteller voor afstandscompensatie terug op nul door de toets
“RESET” minstens twee seconden
lang ingedrukt te houden.
De ritteller voor afstandscompensatie samen met de stopwatch terugstellen op nul
1. Zet de stopwatch stop.
2. Stel de ritteller voor afstandscompensatie en de stopwatch terug op nul
door de toets “RESET” minstens twee
3-7
seconden lang ingedrukt te houden.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje motorstoring branden en geeft het display een foutcode van
twee cijfers weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
1. Weergave foutcode
DCA11590
LET OP:
Wanneer het display een foutcode aangeeft, moet de machine zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Stuurschakelaars
Links
1
1
2
3
2
4
1. Dimlichtschakelaar “/”
5
2. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
3. Claxonschakelaar “”
6
7
8
9
3
DAU12347
Rechts
1
2
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.
DCA10050
LET OP:
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorstoring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter niet op een storing.
3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
DAU12820
Koppelingshendel
1
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-18.)
DAU12870
Schakelpedaal
1
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU12890
Remhendel
1. Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
2
3
4
5
6
7
8
9
3-9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
Rempedaal
1
2
3
4
1. Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
5
zijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
6
7
8
9
1
DAU12941
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai
hem linksom zoals afgebeeld.
1
1. Sleutel
2. Tankdop
2. Draai de tankdop naar links en trek
hem los.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulopening van de brandstoftank met de
sleutel in het slot en draai dan de dop
rechtsom.
DAU44361
2
1. Sleutel
2. Tankdop
2. Draai de sleutel rechtsom en neem
deze dan uit.
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en vergrendeld is.
DWA10120
WAARSCHUWING
Controleer of de tankdop correct is afgesloten en vergrendeld alvorens te gaan
rijden.
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU13211
Brandstof
2
1
1. Brandstofniveau
2. Vulpijp brandstoftank
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
WAARSCHUWING
Overvul de brandstoftank niet, an-
●
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
●
motorblok.
LET OP:
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
DWA10880
DCA10070
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
DAU13390
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE SUPERBENZINE
Inhoud brandstoftank:
7.6 L (2.01 US gal) (1.67 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brandstofniveau gaat branden):
2.1 L (0.55 US gal) (0.46 Imp.gal)
DCA11400
LET OP:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
2
3
4
5
6
7
8
9
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkatalysator.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING
Het uitlaatsysteem is heet nadat de motor heeft gedraaid. Controleer of het uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
LET OP:
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisico’s te voorkomen.
●
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaatkatalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
●
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat gemakkelijk vlamvat.
●
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
DAU13431
DWA10860
DCA10700
DAU13970
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het zadel
los.
1
1. Bout
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
2. Plaats het zadel in de oorspronkelijke
positie en draai dan de bouten vast.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
Helmbevestiging
1
1. Helmbevestiging
2. Openen.
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevestiging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
DAU14281
2
DWA10160
DAU45200
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelschroeven voor uitveerdemping en stelschroeven
voor inveerdemping.
DWA10180
WAARSCHUWING
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.
Uitveerdemping
(a)
(b)
1
1. Stelschroef voor uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stelschroef op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de uitveerdemping te verlagen en zo de vering zachter te maken de
3-13
stelschroef op beide vorkpoten in de richting (b).
Afstelling uitveerdemping:
Minimum (zacht):
24 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
Inveerdemping
1. Verwijder de rubber dop door hem uit
de voorvorkpoot te trekken.
1. Rubber dop
2. Draai om de inveerdemping te verhogen en zo de vering stugger te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
de richting (a). Draai om de inveerdemping te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelschroef op
beide vorkpoten in de richting (b).
1
(b)
2
3
1
(a)
4
5
1. Stelschroef voor inveerdemping
6
7
8
9
Afstelling inveerdemping:
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
3. Breng de rubber dop aan.
LET OP:
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstelwaar-
DCA10100
den te verdraaien.
OPMERKING:
Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmechanisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenkomen; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te raden het aantal klikken van elk veerdempingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
3-14
DAU14790
Voorvork ontluchten
1. Ontluchtingsschroef
Als u het voertuig in zeer zware omstandigheden gebruikt, zullen de temperatuur en
druk van de lucht in de voorvork stijgen.
Daardoor zal de veervoorspanning stijgen
en de voorwielophanging verharden. Ontlucht de voorvork in dat geval als volgt.
1. Breng het voorwiel los van de grond
door een geschikte standaard onder
het motorblok te plaatsen.
OPMERKING:
Tijdens het ontluchten van de voorvork mag
er geen gewicht op de voorzijde van het
voertuig rusten.
2. Verwijder de ontluchtingsschroeven
en laat alle lucht uit beide vorkpoten
ontsnappen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
DWA10200
WAARSCHUWING
Ontlucht altijd beide vorkpoten, want anders kan dat slecht weggedrag en verminderde rijstabiliteit tot gevolg hebben.
3. Bevestig de ontluchtingsschroeven
weer.
DAU45260
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning, een stelwiel voor uitveerdemping en een stelschroef voor inveerdemping.
DCA10100
LET OP:
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
Veervoorspanning
De veervoorspanning moet worden ingesteld door een Yamaha-dealer, omdat hiertoe speciaal gereedschap en technisch
vakmanschap vereist zijn. De voorgeschreven instellingen kunt u in de lijst hieronder
vinden.
OPMERKING:
De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspanning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
1. Afstand A
Veervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A = 216 mm (8.50 in)
Standaard:
Afstand A = 211.5 mm (8.33 in)
Maximum (hard):
Afstand A = 206 mm (8.11 in)
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen
en zo de vering stugger te maken het stelwiel in de richting (a). Draai om de uitveerdemping te verlagen en zo de vering
zachter te maken het stelwiel in de richting (b).
2
3
4
5
6
7
8
9
3-15
Loading...
+ 67 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.