Een USB-flashgeheugenapparaat formatteren .....................159
Appendix160
Over MIDI................................................................... 160
Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor om deze handleiding op elk gewenst moment zonder voorafgaande kennisgeving
te wijzigen of aan te passen. De meest recente versie kan vrij worden gedownload via de volgende webpagina.
http://www.yamaha.co.jp/manual/
Page 2
De documentatie bij de MOX6/MOX8 gebruiken
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Voice Mode
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
Voice Mode
The Voice mode is used for selecting, playing, and editing desired Voices. This section explains each parameter in the
four types (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice Edit, and Voice Job). Note that available parameters for editing
differ depending on the Voice types (Normal Voice and Drum Voice).
Voice Play
The Voice Play mode is the main “portal” by which you enter the Voice mode, and it is here where you select and play a
Voice. Some of the Voice settings can also be edited in this mode.
Voice Play display
1 Voic e Ba nk
2 Voic e Nu mbe r
Indicates the currently selected Voice bank and Voice number.
3 Favorite Category indicator
When assigning the currently selected Voice to the Favorite category, this indicator will appear.
4 Category
Indicates the Main category and Sub category of the currently selected Voice.
5 (ArpeggioTempo)
Indicates the arpeggio tempo set for the currently selected Voice.
NOTE
This parameter can be set also by holding the [SHIFT] button and pressing the [ENTER] button several times repeatedly at the
desired tempo. This function is referred to as “Tap Tempo.”
6 OCT (Octave)
Indicates the Keyboard Octave setting.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
The Arpeggio types are assigned to the buttons with 8th note icons on the display tab. You can call them up by pressing
these buttons any time during your keyboard performance. The Arpeggio Type can be set in the Arpeggio Edit display
(page 27).
Operation
Press the [VOICE] button.
[F1] PLAY
13526
4
Selecteer de modusSelecteer de functie
Bij de MOX6/MOX8 synthesizer worden vier verschillende handleidingen meegeleverd: de Gebruikershandleiding, de Naslaggids (dit
document), de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Data List. De Gebruikershandleiding wordt meegeleverd als een gedrukt handboek.
Deze Naslaggids, de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Data List worden geleverd als PDF-documenten op de meegeleverde cd-rom.
Gebruikershandleiding (gedrukt boekje)
Beschrijft de installatie en de basisbediening van de MOX6/MOX8
Deze handleiding legt de volgende handelingen uit
• Spelen in de modus Voice
• Een nieuwe performance maken met uw favoriete voice (Performance Creator)
• Spelen in de modus Performance
• Een microfoon en geluiden van andere audioapparaten gebruiken
Beschrijft het interne ontwerp van de MOX6/MOX8 en de verschillende parameters die kunnen worden aangepast en ingesteld.
Parameterhandleiding bij synthesizer (PDF-document)
Hierin worden de voiceparameters, effecttypen, effectparameters en MIDI-berichten beschreven die worden gehanteerd voor
alle synthesizers met geïntegreerde Yamaha AWM2-klankopwekking. Lees eerst de Gebruikershandleiding en de Naslaggids
en raadpleeg vervolgens deze parameterhandleiding als u meer informatie nodig hebt over parameters en termen die
betrekking hebben op Yamaha-synthesizers.
Bevat overzichten zoals de Waveform List, Performance List, Effect Type List, Arpeggio Type List en referentiemateriaal zoals
de MIDI Implementation Chart en Remote Control Function List.
De Naslaggids gebruiken
• Via de modustabbladen bovenaan elke pagina in het gedeelte
• Klik op een paginanummer in de Inhoudsopgave of in de
• U kunt ook in de index met 'Bladwijzers' links in het hoofdvenster op
MOX6/MOX8 Naslaggids
• Als u informatie over een specifiek onderwerp, functie of
OPMERKING
OPMERKING De namen en posities van menu-items kunnen variëren naargelang de versie van Adobe Reader die wordt gebruikt.
Informatie
• De afbeelingen en LCD-schermen zoals die in deze Naslaggids worden getoond zijn uitsluitend voor instructiedoeleinden en kunnen enigszins
afwijken van die op uw instrument.
• Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Data List (PDF-document)
Referentie kunt u naar de pagina met uitleg over de parameters
van de overeenkomstige modus gaan. De inhoudslijst aan de
rechterkant van elke pagina in de geselecteerde modus is gelijk
aan een functiestructuur. Als u op het gewenste item in de lijst klikt,
kunt u direct naar de pagina met uitleg over de overeenkomende
functie gaan.
beschrijvende tekst om naar de overeenkomende pagina te gaan.
gewenste items en onderwerpen die u wilt raadplegen klikken om
naar de overeenkomende pagina te gaan. (Als de index niet wordt
weergegeven, klikt u op het tabblad 'Bladwijzers' om deze te
openen.)
eigenschap zoekt, selecteert u 'Zoeken' in het menu 'Bewerken'
in Adobe Reader en voert u een trefwoord in om de betreffende
informatie in het document te zoeken.
De meest recente versie van Adobe® Reader® kan worden
gedownload via de volgende webpagina.
http://www.adobe.com/products/reader/
2
Page 3
Basisstructuur
Controller-gedeelte
(pagina 17)
Keyboard
Regelaars
Toongenerator
(pagina 4)
AWM2-toongenerator
16 partijen
Voices en performances
Arpeggio-blok (pagina 11)
Arpeggio afspelen x 4
Presetarpeggio
Gebruikersarpeggio
Sequencerblok
(pagina 9)
16-tracks MIDI-sequencer
Songs en patronen
Effecten (pagina 18)
Systeemeffect
Insertion-effect x 3
Element-EQ
Par t-EQ x 16
Mastereffect
Master-EQ
A/D Input (pagina 8)
Songmixing
Patroonmixing
MIDI-berichtenbaan
Audiosignaalbaan
ComputerExterne MIDI-apparatuur
Computer
Microfoon, gitaar, bas,
audioapparatuur enz.
Computer
Luidsprekers
met eigen
voeding enz.
MIDI OUTMIDI INAUDIO INAUDIO OUT
Functionele blokken
Het MOX6/MOX8-systeem bestaat uit zes functionele hoofdblokken: Tone Generator, A/D Input, Sequencer, Arpeggio,
Controller en Effect.
*1
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
*2
USB [TO HOST]
MIDI [OUT]
USB [TO HOST]
MIDI [IN]
USB [TO HOST]
A/D INPUT [L]/[R]
USB [TO HOST]
OUTPUT [L/MONO]/[R]
*1 Afhankelijk van de instellingen voor de audiosignaalaansluitingen is het mogelijk dat de via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen ingevoerde signalen niet
naar het systeemeffect of het mastereffect worden verzonden.
*2 De via de USB [TO HOST]-aansluiting ingevoerde signalen worden rechtstreeks uitgevoerd naar de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen, waarbij het
A/D Input-blok en het Effect-blok worden genegeerd.
AWM2 (Advanced Wave Memory 2)
Dit instrument is voorzien van een AWM2-toongeneratorblok. AWM2 (Advanced Wave Memory 2) is een
synthesizersysteem dat is gebaseerd op gesamplede golfvormen (geluidsmateriaal). Het wordt gebruikt in veel
Yamaha-synthesizers. Voor een ongeëvenaard realistisch geluid gebruikt elke AWM2-voice meerdere samples
van de golfvorm van een echt instrument. Bovendien kan een groot aantal parameters (envelopgenerator-, filter-,
modulatie- en andere parameters) worden toegepast.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
3
Page 4
Toongeneratorblok
Aanslag-
snelheid
Element 2
Element 1
Element 4
Element 3
Element 6
Element 5
Het toongeneratorblok is het gedeelte dat het daadwerkelijke geluid produceert als reactie op de MIDI-berichten die
worden ontvangen van het sequencerblok, het regelaarblok, het arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument
via de MIDI [IN]-aansluiting of de USB [TO HOST]-aansluiting. De MIDI-berichten worden toegewezen aan zestien
onafhankelijke kanalen. Het instrument kan zestien aparte partijen tegelijk afspelen via de zestien MIDI-kanalen.
Deze beperking van zestien kanalen kan echter worden opgeheven door het gebruik van aparte MIDI-'poorten', die
elk zestien kanalen ondersteunen. Het toongeneratorblok van dit instrument kan MIDI-berichten verwerken via Poort 1.
De structuur van het toongeneratorblok verschilt afhankelijk van de modus.
Toongeneratorblok in de modus Voice
Partijstructuur in de modus Voice
Er kan slechts één MIDI-kanaal in de modus Voice worden herkend omdat er in deze modus slechts één
partij beschikbaar is. Naar deze status wordt verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. Een voice wordt
op het keyboard afgespeeld via één partij. Als u het MIDI-ontvangstkanaal wilt instellen op unitimbrale
werking (modi Voice en Performance), gebruikt u de parameter 'BasicRcvCh' (pagina 148) in de display
Utility MIDI. In de modus Voice herkent het instrument alleen data via MIDI-poort 1.
OPMERKING
Voice
Als u songdata wilt afspelen op een externe MIDI-sequencer of een computer die bestaat uit
meerdere MIDI-kanalen, moet u de modus Song/Pattern gebruiken (pagina 76).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Een programma dat de sonische elementen bevat voor het genereren van het geluid van een specifiek
muziekinstrument, wordt een 'voice' genoemd. Intern bestaan twee typen voices: normale voices
en drumvoices. De normale voices bestaan hoofdzakelijk uit melodische geluiden van
muziekinstrumenten, die over het keyboardbereik kunnen worden afgespeeld. Elke voice bestaat uit
maximaal acht elementen (normale voice) of maximaal 73 toetsen (drumvoice). Een element of
drumtoets vormt de basiseenheid en kleinste eenheid van een voice. Dit betekent dat slechts één
element of toets het geluid van een muziekinstrument kan produceren. Daarnaast kan een normale
voice verschillende typen geluiden nog realistischer weergeven via een combinatie van meerdere
elementen. Elke voice wordt gemaakt door het bewerken van de unieke parameters van elk element
en elke toets (Element Edit-parameters/Key Edit-parameters) en de algemene parameters van alle
elementen en toetsen (Common Edit-parameters).
OPMERKING
Zie pagina 30 voor instructies voor het bewerken van een normale voice. Zie pagina 47 voor
instructies voor het bewerken van een drumvoice.
Normale voices en drumvoices
Normale voices
Dit is een voice die normaal op het keyboard wordt
afgespeeld, waarbij de standaardtoonhoogte is
te horen voor elke toets. Elke normale voice kan
maximaal acht elementen hebben. Afhankelijk
van de instellingen in de modus Voice Edit hoort
u deze elementen tegelijkertijd of worden
verschillende elementen afgespeeld op basis
van de instellingen voor het nootbereik, het
aanslagsnelheidsbereik en de XA (Expanded Articulation). In de afbeelding ziet u een voorbeeld van
een normale voice. Omdat de zes elementen in het voorbeeld zijn verdeeld over het nootbereik van het
keyboard en het aanslagsnelheidsbereik, hoort u telkens een ander element afhankelijk van de noot die
u speelt en met welke kracht. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5 als het
keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als het keyboard krachtig wordt
bespeeld. In de nootdistributie klinken element 1 en 2 in het lagere bereik van het keyboard, element
3 en 4 in het middenbereik en element 5 en 6 in het hogere bereik. In de aanslagsnelheidsdistributie
klinken element 1, 3 en 5 als het keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als
het keyboard krachtig wordt bespeeld. In een praktisch voorbeeld van dit gebruik zou een pianovoice
kunnen worden samengesteld uit zes verschillende samples. Element 1, 3 en 5 vertegenwoordigen
daarin het geluid van de piano als deze zacht wordt bespeeld in een nootbereik, terwijl element 2, 4 en
6 de krachtig gespeelde geluiden vertegenwoordigen voor elk afzonderlijk nootbereik. De MOX6/MOX8
is eigenlijk nog flexibeler, omdat er maximaal acht afzonderlijke elementen zijn toegestaan.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
4
Page 5
Drumvoices
C0
C1C6
Afzonderlijke
drumgeluiden (voor
elke toets anders)
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en drumgeluiden die worden toegewezen aan
afzonderlijke noten op het keyboard. In tegenstelling tot elementen staat een drumtoets gelijk aan
de overeenkomende noot, wat betekent dat u het bereik ervan niet kunt wijzigen. Drum- of
percussiegeluiden worden toegewezen aan de verschillende drumtoetsen. U kunt verschillende
typen drumvoices maken door het drum- of percussiegeluid te wijzigen dat is toegewezen aan de
toetsen en door de parameters zoals toonhoogte en EG te bewerken.
Expanded Articulation (XA)
Expanded Articulation (XA) is een speciaal ontworpen toongeneratiesysteem van de MOTIF XS
waarmee u over meer flexibiliteit en groter akoestisch realisme beschikt bij uw spel. Deze functie, die is
overgenomen van de MOTIF XS-synthesizer, kan realistische geluiden en natuurlijke speltechnieken,
zoals legato en staccato, doelmatig nabootsen. Hiermee beschikt u over unieke modi voor willekeurige
en afwisselende geluidswijzigingen terwijl u speelt.
Realistisch legatospel
Op conventionele synthesizers wordt een legato-effect in monomodus bereikt doordat de volumeenvelop van een eerdere noot wordt voortgezet voor de volgende noot. Dit resulteert echter in een
onnatuurlijk geluid dat verschilt van het geluid van een echt akoestisch instrument. De MOX6/MOX8 kan
het legato-effect beter reproduceren doordat specifieke elementen kunnen klinken bij het afspelen van
legato, terwijl andere elementen normaal kunnen worden afgespeeld (met de XA Control-parameters
ingesteld op 'normal' en 'legato').
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Authentiek geluid bij loslaten noot
Conventionele synthesizers zijn niet goed in het weergeven van het geluid dat wordt geproduceerd als
de noot van het akoestische instrument wordt losgelaten. De MOX6/MOX8 reproduceert deze speciale,
karakteristieke geluiden door de XA-besturingsparameter van bepaalde elementen in te stellen op
'keyOffSound'.
Subtiele geluidsvariaties voor elke noot die wordt gespeeld
Conventionele synthesizers proberen dit effect te reproduceren door de toonhoogte en/of het filter op
willekeurige wijze te wijzigen. Dit resulteert echter in een elektronisch effect dat sterk verschilt van de
werkelijke geluidswijzigingen op een akoestisch instrument. De MOX6/MOX8 geeft deze subtiele
geluidsvariaties veel nauwkeuriger weer via de instellingen van de XA-besturingsparameters
'waveCycle' en 'waveRandom'.
Overschakelen tussen verschillende geluiden om het natuurlijke spel op een
akoestisch instrument te reproduceren
Akoestische instrumenten hebben eigen, unieke eigenschappen of zelfs specifieke unieke geluiden die
alleen op bepaalde momenten tijdens het spel hoorbaar zijn. Voorbeelden zijn de tongslag van een fluit
of het spelen van zeer hoge boventonen op een akoestische gitaar. Conventionele synthesizers (van
voor de MOTIF XS-serie) konden dergelijke geluiden reproduceren door deze te activeren via een grote
aanslaggevoeligheid. De MOX6/MOX8 reproduceert deze speciale geluiden daarentegen doordat
u kunt overschakelen tussen de geluiden terwijl u speelt, met de ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2]knoppen en de instellingen van de XA Control-parameters 'AF1 On', 'AF2 On' en 'all AF off'.
OPMERKING
U kunt de knop ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2] ook in- of uitschakelen door vanaf een extern
apparaat het Control Change-nummer te verzenden dat is opgegeven als 'AF1'/'AF2' (pagina 146)
in de display Utility CTL ASN.
Nieuwe geluiden en nieuwe manieren van spelen
De zeer veelzijdige functies die hierboven zijn beschreven kunnen niet alleen doelmatig worden
toegepast op akoestische geluiden, maar ook op synthesizer- en elektronische voices. De functie XA
biedt daarmee een enorm potentieel voor het produceren van authentieke geluiden, expressief spel en
het ontdekken van nieuwe spelstijlen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
5
Page 6
Elementen en drumtoetsen
OSC
(Oscillator)
LFO
Lagefrequentie-
oscillator
PITCH
Regelt de
toonhoogte (pitch)
van het geluid.
FILTER
Verandert de
toonkwaliteit van de
geluidsuitgang van
de PITCH-eenheid.
Wavefo rm
(AWM2)
AMP
Regelt het uitgangsniveau
(de amplitude) van de
geluidsuitgang vanaf de
FILTER-eenheid. Vervolgens
worden de signalen met dit
niveau verzonden naar het
effectblok.
Pitch EG
(Pitch Envelope
Generator)
Filter EG
(Filter Envelope
Generator)
Amplitude EG
(Amplitude Envelope
Generator)
Elementen en drumtoetsen zijn de kleinste 'bouwstenen' op de MOX6/MOX8 waaruit een voice bestaat.
Sterker nog: een voice zou kunnen worden gemaakt uit slechts één element of drumtoets. Deze kleine
geluidseenheden kunnen worden opgebouwd, versterkt en verwerkt met een groot aantal traditionele
synthesizerparameters zoals Oscillator, Pitch, Filter, Amplitude en LFO (hieronder toegelicht).
Oscillator
Deze eenheid verzendt de golf die de basistoonhoogte bepaalt. U kunt de golfvorm (of het
basisgeluidsmateriaal) toewijzen aan elk element van een normale voice of elke toets van een
drumvoice. Bij een normale voice kunt u het nootbereik instellen voor het element (het bereik van
noten op het keyboard waarop het element klinkt), evenals de aanslagsnelheid (het bereik van
nootaanslagsnelheden waarin het element klinkt). Daarnaast kunt u de met XA verwante parameters
van deze eenheid instellen. Elke golfvorm bestaat uit sample(s) die zijn gemaakt via het opnemen van
het daadwerkelijke geluid van het instrument en waaraan de juiste instellingen op het keyboard en voor
de aanslaggevoeligheid worden toegewezen. De oscillatorparameters kunnen worden ingesteld op de
display Oscillator (pagina 38 en 48).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Pitch
Deze eenheid regelt de toonhoogte (golf) van de geluidsuitgang vanaf de oscillator. In het geval van
een normale voice kunt u aparte elementen ontstemmen, toonhoogteschaalverdeling toepassen enz.
U kunt ook het variëren van de toonhoogte in een bepaald tijdsbestek regelen door de PEG (Pitch
Envelope Generator) in te stellen. Toonhoogteparameters kunnen worden ingesteld in de display PITCH
(pagina 39) van Voice Element Edit. Toonhoogteparameters van een drumvoice kunnen worden
ingesteld in de display PITCH (pagina 49) van Drum Voice Key Edit.
Filter
Deze eenheid wijzigt de toon van de geluidsuitgang vanaf Pitch door de uitvoer van een specifiek
frequentiegedeelte van het geluid af te snijden. U kunt ook het variëren van de afsnijfrequentie van
het filter in een bepaald tijdsbestek regelen door de FEG (Filter Envelope Generator) in te stellen.
Filterparameters kunnen worden ingesteld op de display FILTER (pagina 41 en 50) van Voice Element
Edit of Drum Voice Key Edit.
Amplitude
Deze eenheid regelt het uitgangsniveau (de amplitude) van de geluidsuitgang vanaf het filterblok.
Vervolgens worden de signalen met dit niveau verzonden naar het effectblok. U kunt ook het variëren
van het volume in een bepaald tijdsbestek regelen door de AEG (Amplitude Envelope Generator) in te
stellen. Amplitudeparameters kunnen worden ingesteld op de display AMP (pagina 43 en 50) van Voice
Element Edit of Drum Voice Key Edit.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Zoals de naam al aangeeft, genereert de LFO een laagfrequente golf. Deze golven kunnen worden
MOX6/MOX8 Naslaggids
gebruikt om de toonhoogte, het filter of de amplitude van elk element te variëren voor het maken van
effecten zoals vibrato, wah en tremolo. De LFO kan voor elk element afzonderlijk of voor alle elementen
tegelijk worden ingesteld. LFO-parameters kunnen worden ingesteld in de display LFO (pagina 33 en
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data via één kanaal. Naar deze status wordt
verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. In deze modus kunt u een performance spelen (waarin
meerdere voices of partijen worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties) met het
keyboard. Houd er rekening mee dat songdata op een externe sequencer die bestaat uit meerdere
MIDI-kanalen, niet goed worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDI-sequencer of een
computer gebruikt om het instrument te bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
Performance
Een programma waarin meerdere voices (partijen) worden gecombineerd in een layer of in andere
configuraties wordt een 'performance' genoemd. Elke performance kan maximaal vier verschillende
partijen (voices) bevatten. U maakt elke performance door het bewerken van parameters die uniek zijn
voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Performance
(pagina 55).
Inhoud performancegeheugen
Er worden twee gebruikersbanken geleverd. Elke bank beschikt over 128 performances, in totaal
256 gebruikersperformances.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
Partijstructuur van het toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
In deze modi worden verschillende partijen geleverd en kunnen voor elke partij verschillende voices en
verschillende melodieën en frasen worden afgespeeld. Een MIDI-toongenerator die data via meerdere
MIDI-kanalen tegelijk ontvangt en meerdere instrumentpartijen afspeelt, wordt 'multitimbrale'
toongenerator genoemd. De instellingen van de multitimbrale toongenerator worden gezamenlijk een
'mix' genoemd. U kunt de mix gebruiken als u de geluiden van de MOX6/MOX8 afspeelt met een
externe MIDI-sequencer of het sequencerblok van het instrument. In dit geval moet u de mix van de
song of het patroon gebruiken die geen sequencedata bevat.
Wat is mixen?
Een programma waarin meerdere voices worden toegewezen aan partijen voor multitimbraal bespelen
in de modi Song en Pattern wordt een 'mix' genoemd. Elke mix kan bestaan uit maximaal 16 partijen.
U maakt elke mix door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die
gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Mixing (pagina 114).
Eén mix heeft ook tot zestien geheugenlocaties om normale voices op te slaan. Deze opgeslagen
voices worden 'mixvoices' genoemd. Meestal wordt de voice die is opgeslagen in de modus Voice
toegewezen aan elke mixpartij. In dit geval kan het geluid van de song die of het patroon dat u hebt
gemaakt onverwacht veranderen als u de voice die is gebruikt bij het mixen van de song of het patroon
in de modus Voice bewerkt of verwijdert. Mixvoices zijn bedoeld om deze ongewenste veranderingen in
het geluid te voorkomen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
7
Page 8
Geheugenstructuur van mixing
Voor elke song en elk patroon is er een mixprogramma. Als u een andere song of een ander patroon
selecteert, wordt het bijbehorende mixprogramma geactiveerd. Een mixvoice biedt 16 geheugens voor
elk mixprogramma (song of patroon). Als u een andere song of een ander patroon selecteert, activeert
u een andere mixvoice en een ander mixprogramma. Als u een mixvoice van een bepaalde song of
een bepaald patroon wilt gebruiken voor een andere song of een ander patroon, voert u de
kopieerhandeling (pagina 123) uit in Mixing Voice Job. U kunt maximaal 256 mixvoices opslaan voor
alle songs en patronen. Als het mixvoicegeheugen vol is, gebruikt u de taak Delete om de mixvoices die
u niet nodig hebt te verwijderen in de Mixing Voice Job.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Maximale polyfonie
Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd
door de interne toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van de synthesizer is
64. Als het interne toongeneratorblok meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde noten
afgekapt. Dit is met name merkbaar bij voices zonder decay. De maximale polyfonie geldt voor
het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices. Als normale voices met
maximaal acht elementen worden gebruikt, is het maximale aantal gelijktijdige noten mogelijk
minder dan 64.
A/D Input-blok
Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. U kunt verschillende
parameters, zoals volume, pan en effect, instellen voor het audiosignaal en het geluid samen met andere voices
laten uitvoeren. Het Insertion-effect en de systeemeffecten kunnen worden toegepast op het audiosignaal dat wordt
ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. De parameters die betrekking hebben op het A/D Input-blok kunnen
in de volgende display worden ingesteld.
Overeenkomstige
ModusDisplay
Modus VoiceDisplay VCE A/D in de modus UtilityPagina 145
Modus PerformanceDisplay A/D IN in de modus Performance Common EditPagina 62
Modus Song/PatternDisplay A/D IN in de modus Mixing Common EditPagina 116
pagina in de
Naslaggids
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Het effect dat wordt toegepast op het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen
wordt ingesteld in de display USB I/O (pagina 147) van de modus Utility. De versterking van het audiosignaal via
de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen kan worden aangepast via de knop A/D INPUT [GAIN] op het paneel. Bovendien
kan de aan/uit-instelling van het audiosignaal via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen worden ingesteld via de knop
A/D INPUT [ON/OFF].
MOX6/MOX8 Naslaggids
8
Page 9
Sequencerblok
Song 01Song 22Song 15
Via dit blok kunt u songs en patronen maken door uw performances op te nemen en te bewerken als MIDI-data
(via het regelblok), waardoor u de data kunt afspelen met het toongeneratorblok.
Sequencerblok in de modus Song
Over songs
U maakt een song door uw keyboardspel als MIDI-sequencedata op te nemen naar afzonderlijke
tracks. Een song op deze synthesizer is in wezen hetzelfde als een song op een MIDI-sequencer en
het afspelen ervan stopt automatisch aan het einde van de opgenomen data.
Songtrackstructuur
Een song bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en een tempotrack. U kunt deze tracks opnemen
door Realtime recording (realtime opname) of Step recording (stapsgewijze opname) (pagina 79) te
gebruiken. Bovendien kunt u de opgenomen data invoegen of bewerken met Song Edit (pagina 84).
Sequencetracks 1 – 16
Hiermee kunt u MIDI-data opnemen.
Scenetrack
Hiermee kunt u scenewijzigingsinstellingen opnemen, zoals trackdemping en solo. Deze kunnen
worden ingesteld in de display Song Play (pagina 76) en worden opgeroepen tijdens het afspelen van
songs. Tijdens het afspelen van songs veranderen de trackdempings- en solo-instellingen automatisch
op basis van de instellingen die u voor de scenetrack hebt opgenomen.
Tempotrack
Hiermee kunt u tempowijzigingsinstellingen opnemen. Tijdens het afspelen van songs veranderen de
tempowijzigingen automatisch op basis van de instellingen die u voor deze track hebt opgenomen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Song Chain
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen.
U kunt de afspeelvolgorde instellen in Song Play (pagina 76).
Sequencerblok in de modus Pattern
Over patronen
Op de MOX6/MOX8 verwijst de term 'patroon' naar een relatief korte muziek- of ritmefrase (1 tot 256
maten) die voor afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een patroon eenmaal is gestart,
wordt dit herhaald totdat u op de knop [J] (Stop) drukt.
Sectie
Patronen zijn meer dan alleen een enkele frase. Ze bevatten 16 variaties, 'secties' genaamd.
Deze secties kunnen tijdens het afspelen worden gewijzigd en worden gebruikt als ritme-/
achtergrondvariaties voor de verschillende partijen van een song. U kunt bijvoorbeeld één sectie
voor het couplet, een andere sectie voor het refrein en een derde sectie voor de brug gebruiken.
De patrooninstellingen zoals tempo en mixing veranderen niet, zelfs niet als de sectie wordt
omgeschakeld, zodat het afspelen ook bij de veranderingen hetzelfde gevoel en ritme houdt.
U kunt de sectiefunctie gebruiken als handig hulpmiddel voor het componeren, waarbij onmiddellijk
achtergrondpatroonvariaties voor een song worden gemaakt, zoals melodie A, melodie B en
hoofdthema. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de MOX6/MOX8 voor instructies over het
wijzigen van patronen en secties.
MOX6/MOX8 Naslaggids
9
Page 10
Patroonketen
Sectie ASectie BSectie C
Track 1
Track 2
:
Track 16
Frase 001
Frase 002
:
Frase 003
Frase 001
Frase 002
Frase 003
:
MIDI-data
MIDI-data
MIDI-data
:
In een patroonketen rijgt u verschillende secties (binnen één patroon) aan elkaar om één volledige song
te maken. U kunt de MOX6/MOX8 secties automatisch laten wijzigen door vooraf een patroonketen te
maken, waarbij het afspelen van een patroon via de display Pattern Chain met sectiewijzigingen wordt
opgenomen. Voor elk patroon op de display Pattern Chain kan één patroonketen worden gemaakt
(pagina 103). U kunt deze functie ook gebruiken bij het maken van songs op basis van een bepaald
patroon, aangezien de gemaakte patroonketen in Pattern Chain Edit kan worden omgezet in een song
(pagina 104).
Frase
Dit zijn de elementaire MIDI-sequencedata in een track (en de kleinste eenheid) die worden gebruikt bij
het maken van een patroon. 'Frases' zijn korte muziek-/ritmepassages voor één instrument, zoals een
ritmepatroon voor de ritmepartij, een baslijn voor de baspartij of een achtergrondakkoord voor de
gitaarpartij. Deze synthesizer biedt geheugenruimte voor 256 van uw eigen gebruikerfrasen.
OPMERKING
De MOX6/MOX8 heeft geen presetfrasen.
Patroontrackstructuur
Een patroon bestaat uit 16 afzonderlijke tracks. Zie 'sequencetracks 1 – 16' van 'songtrackstructuur'
(Pagina 9).
Patroontracks en -frasen
Een patroon bestaat uit 16 tracks waaraan de frase kan worden toegewezen. MIDI-data kunnen niet
rechtstreeks op elke track worden opgenomen in de modus Pattern. Er wordt opgenomen op een lege
gebruikersfrase. De net gemaakte frase wordt automatisch toegewezen aan de opnametrack.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Sequencerblok toegepast op zowel songs als patronen
MIDI-tracks en mixinstellingen
U maakt MIDI-tracks door uw keyboardspel in de modus Song Record/Pattern Record op te nemen.
MIDI-sequencedata worden opgenomen op de MIDI-track en de normale voice of drumvoice wordt
toegewezen aan de mixpartij die overeenkomt met de track. Als u de mixparameters, zoals voice,
volume en de panfactor, voor iedere track wilt bewerken, drukt u op de knop [MIXING] om de modus
Mixing te activeren (pagina 114) en bewerkt u vervolgens de parameters voor de mixpartij die
overeenkomt met de gewenste track. Denk eraan dat track 1 niet altijd overeenkomt met mixpartij 1.
Zoals hieronder wordt getoond worden alle tracks van de songsequencedata en alle mixpartijen van
het toongeneratorblok met elkaar verbonden als het uitgangskanaal (TxCH) gelijk is aan het
ontvangstkanaal (RcvCH). Dit betekent dat de sequencedata van elke track de overeenkomstige
partijen (de partijen met dezelfde MIDI-kanaaltoewijzing) in het toongeneratorblok afspelen.
De zendkanalen van elke track kunnen worden ingesteld op de display TRACK (pagina 78) van de
modus song of patroon, terwijl de ontvangstkanalen van elke partij kunnen worden ingesteld op de
display VOICE (pagina 117) van Mixing Edit.
MOX6/MOX8 Naslaggids
10
Page 11
Basisstructuur
Song/patroon
Sequencerblok
Sequencedata
(song, patroon)
Track 1
Track 2
Track 3
:
Trac k 1 6
Partij 1
Partij 2
Partij 3
:
Partij 16
TxCH
2
2
3
:
16
RcvCH
2
3
3
:
16
Toongeneratorblok
Mixen
Opname
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING Als u het keyboard bespeelt in modus Mixing, klinkt de geselecteerde partij niet, maar weerklinkt de
partij toegewezen aan de track met hetzelfde nummer als de geselecteerde partij. Als u het keyboard
bijvoorbeeld instelt zoals op de bovenstaande afbeelding, weerklinkt partij 1, zelfs als partij 2 wordt
geselecteerd in de modus Mixing.
Sequencerblok toegepast op de modus Performance
Performances opnemen
In de modus Performance kunt u uw eigen keyboardspel opnemen in de song of het patroon. U kunt
knophandelingen, regelaarhandelingen en het afspelen van arpeggio's, alsmede uw keyboardspel als
MIDI-events opnemen op de opgegeven track.
OPMERKING
Arpeggio-afspeeldata voor partij 1 – 4 worden respectievelijk opgenomen op de opgegeven vier
tracks (in de display REC TR van Performance Record) van de song/het patroon. Uw keyboardspel
en handelingen met regelaars/knoppen (gemeenschappelijk voor partij 1 – 4) worden afzonderlijk
opgenomen op track 1 – 4.
OPMERKING
Als u bij het opnemen van performances de knoppen gebruikt, worden alleen
besturingswijzigingsberichten opgenomen. Parameterwijzigingsberichten kunnen niet worden
opgenomen. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer’ voor meer informatie
over besturingswijzingsberichten.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de MOX6/MOX8 voor meer informatie over de werking.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Arpeggioblok
Met dit blok kunt u automatisch muziek- en ritmefrasen activeren met de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een of
meer noten op het keyboard aan. De arpeggiosequence verandert ook in overeenstemming met de noten of akkoorden
die u speelt, zodat u zowel bij het componeren als bij het bespelen een grote verscheidenheid aan inspirerende
muzikale frases en ideeën ter beschikking hebt. Zelfs in de modi Song en Pattern kunt u vier verschillende
arpeggiotypen tegelijk afspelen.
Arpeggiocategorieën
De arpeggiotypen zijn verdeeld in de volgende 18 categorieën. De categorieën zijn onderverdeeld op basis van het
soort instrument.
Overzicht van categorieën
ApKbAcoustic Piano & KeyboardLeadSynth Lead
OrganOrganPdMeSynth Pad / Musical Effect
GtPlGuitar / PluckedCPrcChromatic Percussion
GtMGGuitar for “Mega Voice”DrPcDrum / Percussion
BassBassSeqSynth Seq
BaMGBass for “Mega Voice”ChordChord Seq
StrngStringsHybrdHybrid Seq
BrassBrassCntrControl
RdPpReed / Pipe
OPMERKING De categorieën met de naam 'GtMG' en 'BaMG' beschikken over arpeggiotypen die geschikt zijn
MOX6/MOX8 Naslaggids
voor gebruik in combinatie met een megavoice.
11
Page 12
Megavoices en megavoice-arpeggio’s
Normale voices gebruiken aanslagomschakeling om de geluidskwaliteit en/of het niveau van een voicewijziging
overeen te laten komen met hoe sterk of zacht u speelt op het keyboard, waardoor deze voices een
authentiekere en natuurlijkere respons bieden. Megavoices hebben echter een zeer complexe structuur met
veel verschillende layers die niet handmatig bespeeld kunnen worden. Megavoices zijn specifiek ontworpen
om te worden afgespeeld door megavoice-arpeggio’s, waarmee een zeer realistisch resultaat wordt behaald.
Gebruik megavoices altijd met megavoice-arpeggio’s (die u kunt vinden in de categorie 'GtMG' en 'BaMG').
Zie het 'voicetype' in de 'lijst met arpeggiotypen' in het PDF-document 'Data List' voor meer informatie over
het megavoice-arpeggio’s.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Subcategorieën
De arpeggiocategorieën zijn verdeeld in de volgende subcategorieën. Omdat de subcategorieën zijn gebaseerd
op het muziekgenre, is het gemakkelijk om de subcategorie te vinden die bij de door u gewenste muziekstijl past.
Overzicht van subcategorieën
RockRockZ.PadZone Velocity for Pad*
R&BR&BFiltrFilter
ElectElectronicExprsExpression
JazzJazzPanPan
WorldWorldModModulation
GenrlGeneralPbendPitch Bend
CombCombinationAsignAssign 1/2
ZoneZone Velocity*
OPMERKING Arpeggiotypen uit de subcategorieën die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) bevatten meer dan
één aanslagbereik. Aan elk bereik is een andere frase toegewezen. Als een type uit deze categorieën
wordt geselecteerd in de modus Voice, is het aan te raden om de aanslagbegrenzing van elk element
in te stellen in het bereik dat hieronder wordt weergegeven.
De naamgeving van arpeggiotypen geschiedt op basis van bepaalde regels en afkortingen. Zodra u deze regels
en afkortingen onder de knie hebt, zult u het gemakkelijk vinden om door de typen te bladeren en de gewenste
arpeggiotypen te selecteren.
Arpeggiotype met '_ES' aan het einde van de naam (voorbeeld: HipHop1_ES)
Deze arpeggiotypen gebruiken dezelfde meersporenarchitectuur voor arpeggio als de MOTIF ES.
Het ES-type arpeggio heeft de volgende voordelen: 1) Deze arpeggio’s kunnen complexe noten en
akkoorden vormen, zelfs als ze door slechts één noot worden geactiveerd. 2) Het arpeggio volgt kort
op de noten die op het keyboard worden gespeeld (alleen in het gebied waaraan het arpeggio is
toegewezen), zodat u over een grote mate van harmonische vrijheid beschikt en de mogelijkheid hebt
om solo's te spelen met deze arpeggio's.
Arpeggiotype met '_XS' aan het einde van de naam (voorbeeld: Rock1_XS)
Deze arpeggio’s maken gebruik van een recent ontwikkelde technologie voor het herkennen van
akkoorden om te bepalen welke noten door het arpeggio moeten worden afgespeeld. Het XS-type
arpeggio heeft de volgende voordelen: 1) De arpeggio’s reageren alleen op een gebied op het
keyboard waaraan het XS-type arpeggio is toegewezen. Andere gebieden van het keyboard zijn niet
van invloed op akkoordherkenning. Dit maakt het bespelen van het volledige keyboard een natuurlijke
ervaring, inclusief door arpeggio gegenereerde bas- en achtergrondpartijen. 2) Met het arpeggio
worden altijd harmonisch correcte partijen gespeeld. Deze zijn vooral handig voor begeleidingspartijen
met bas en akkoorden.
MOX6/MOX8 Naslaggids
12
Page 13
Arpeggiotype met een normale naam (voorbeeld: UpOct1)
Naast de bovengenoemde typen zijn er drie afspeeltypen: de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik
met normale voices en die alleen worden afgespeeld met de gespeelde noten en octaafnoten
(pagina 15), de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik in combinatie met drumvoices (pagina 16)
en de arpeggio’s die hoofdzakelijk niet-nootevents bevatten (pagina 16).
De lijst met arpeggiotypen gebruiken
De lijst met arpeggiotypen in het PDF-document 'Data List' (datalijst) bevat de volgende kolommen.
Main
Sub
OPMERKING
ARP
Category
Category
ApKbRock1 70sRockB4 / 42130Acoustic Piano
ApKbRock2 70sRockC4 / 41130:
ApKbRock3 70sRockD4 / 42130
ApKbRock4 70sRockE4 / 44130
ApKbRock5 70sRockF4 / 42130
ApKbRock6 70sRockG4 / 41130
ApKbRock7 70sRockH4 / 41130
Houd er rekening mee dat deze lijst alleen voor afbeeldingsdoeleinden is. Raadpleeg het PDF-document 'Data List'
voor een compleet overzicht van de arpeggiotypen.
ARP Name
No.
1 Main Category
Geeft een arpeggiohoofdcategorie aan.
2 Sub Category
Geeft een arpeggiosubcategorie aan.
Time
Signature
Length
Original
Tempo
Accent
Random
SFX
Voice Type
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
3 ARP No (Arpeggio Number)
Geeft het nummer van het arpeggiotype aan.
4 ARP Name (Arpeggio Name)
Geeft de arpeggionaam aan.
5 Time Signature
Duidt de maatsoort van het arpeggiotype aan.
6 Length
Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype aan. Als de parameter Loop*1 wordt
ingesteld op 'off', wordt het arpeggio voor deze duur afgespeeld en vervolgens gestopt.
7 Original Tempo
Geeft de toepasselijke tempowaarde van het arpeggiotype aan. Houd er rekening mee dat dit
tempo niet automatisch wordt ingesteld bij het selecteren van het arpeggiotype.
8 Accent
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie Accent Phrase
(pagina 14).
9 Random SFX
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie SFX (pagina 15).
) Vo ice Ty pe
Geeft het geschikte voicetype voor het arpeggiotype aan. Als de parameter 'VoiceWithARP'
(voice met arpeggio)
automatisch geselecteerd.
*2
wordt ingesteld op 'on' in Song/Pattern Record, wordt de voice van dit type
Appendix
MIDI
*1 U kunt de parameter Loop instellen op de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28),
de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
*2 De parameter 'VoiceWithARP' kan worden ingesteld op de display MAIN van Arpeggio Edit voor de modus
Song/Pattern (pagina 83).
MOX6/MOX8 Naslaggids
13
Page 14
Arpeggio-instellingen
Druk enkele malen op deze knop, zodat het lampje gaat branden
Arpeggiofuncties die geregeld kunnen worden via de knoppen
Er bestaan verschillende methoden voor het activeren en stoppen van het afspelen van arpeggio. Daarnaast kunt
u instellen of SFX-geluiden en speciale accentfrasen samen met de normale sequencedata worden geactiveerd.
In deze sectie worden arpeggioparameters beschreven die u kunt instellen in de modi Voice, Performance en Mixing.
Afspelen van arpeggio in- of uitschakelen
De volgende drie instellingen zijn beschikbaar voor het in-/uitschakelen van het afspelen van
arpeggio's.
Het arpeggio alleen afspelen als op de noot wordt
gedrukt:
Doorgaan met arpeggio afspelen zelfs als de noot wordt
losgelaten:
Het afspelen van het arpeggio in- of uitschakelen als op
de noot wordt gedrukt:
OPMERKING
Voor de displays met de parameters 'Hold' en 'TriggerMode' raadpleegt u de display MAIN en
de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance
(pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
OPMERKING Bij ontvangst van het MIDI-sustainbericht (besturingswijziging #64) met 'Arp Sw' ingesteld op 'on'
kunt u hetzelfde resultaat verkrijgen als u 'Arp Hold' instelt op 'on'.
De knoppen gebruiken om arpeggio's in te stellen
Als het lampje ARP brandt, kunt u door enkele malen op de Functieknop 2 te drukken de knoppen 5 – 8
gebruiken om het afspelen van arpeggio's in te stellen. Probeer dit eens uit en luister naar de
veranderingen in het geluid. Zie Knopfuncties van de modus Voice (pagina 54) voor meer informatie
over het effect van knop 5 – 8.
Stel de parameter 'Hold' in op 'off' en de parameter
'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'Hold' in op 'on' en de parameter
'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'TriggerMode' in op 'toggle'.
De parameter 'Hold' kan worden ingesteld op 'on' of 'off'.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Accentfrase
Accentfrasen bestaan uit sequencedata die deel uitmaken van bepaalde arpeggiotypen en die alleen
klinken als u noten speelt met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt (sterker is) dan de waarde die
is opgegeven voor de parameter Accent Velocity Threshold. Als het moeilijk is om te spelen met de
vereiste aanslaggevoeligheid voor het activeren van de accentfrase, moet u de parameter 'AccntVelTh'
(Accent Velocity Threshold) instellen op een lagere waarde.
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Arpeggio Type List' (lijst met arpeggiotypen) in het PDF-document 'Data List'
MOX6/MOX8 Naslaggids
Voor de displays met de parameters 'AccntVelTh' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit
voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern
(pagina 83).
(datalijst) voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
14
Page 15
Random SFX
Bepaalde arpeggiotypen beschikken over de functie Random SFX die speciale geluiden activeert
(zoals fretruis op een gitaar) als de noot wordt losgelaten. De volgende parameters die van invloed zijn
op Random SFX zijn beschikbaar.
Voor het in- of uitschakelen van Random SFX:Parameter Random SFX
Voor het instellen van het volume van het SFX-geluid:Parameter SFXVelOffset (Random SFX Velocity Offset)
Voor het bepalen of het volume van het SFX-geluid wordt
bestuurd met aanslaggevoeligheid:
Parameter SFXKeyOnCtrl (Random SFX Key on Control)
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Arpeggio Type List' (lijst met arpeggiotypen) in het PDF-document 'Data List'
Voor de displays met de parameters 'RandomSFX', 'SFXVelOffset' en 'SFXKeyOnCtrl' raadpleegt
u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance
(pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
(datalijst) voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
Arpeggio-instellingsdisplays
Elke modus heeft een display Arpeggio Edit voor de arpeggio-instellingen. U kunt deze display
weergeven met de knop [ARP] EDIT in de elke modus.
Arpeggio-afspeeltypen
Voor het afspelen van arpeggio zijn er drie hoofdtypen, zoals hieronder wordt beschreven.
Arpeggio's voor normale voices
Arpeggiotypen (die behoren tot alle categorieën, behalve DrPC en Cntr) die zijn gemaakt voor het
gebruik van normale voices hebben de volgende drie afspeeltypen:
Alleen afspelen van gespeelde noten
Het arpeggio wordt alleen met de gespeelde noot (noten) en de overeenkomstige octaafnoten
afgespeeld.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van de gespeelde
noten
Deze arpeggiotypen hebben verschillende sequences, elk voor een bepaald akkoordtype. Zelfs als
u slechts één toets indrukt, wordt het arpeggio afgespeeld volgens de geprogrammeerde sequence.
Dit betekent dat u mogelijk andere noten hoort dan de noten die u speelt. Als u op een andere noot
drukt, wordt de getransponeerde sequence geactiveerd, waarbij de gespeelde noot als de nieuwe
grondtoon wordt beschouwd. Als u noten toevoegt aan de noten die u al indrukt, wordt de sequence
gewijzigd. Arpeggio’s met dit afspeeltype hebben '_ES' aan het einde van de naam.
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van het gespeelde
akkoord
Deze arpeggiotypen voor gebruik met normale voices worden afgespeeld volgens het akkoordtype
dat wordt bepaald via het vaststellen van de noten die u speelt op het keyboard. Arpeggio’s met dit
afspeeltype hebben '_XS' aan het einde van de naam.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor normale voices, is het resultaat bij het gebruik met
Als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'sortdirect', wordt dezelfde sequence
afgespeeld, ongeacht de volgorde waarin u de noten speelt. Als de parameter 'KeyMode' is
ingesteld op 'thru' of 'thrudirect', wordt een andere sequence afgespeeld, afhankelijk van de
volgorde waarin u de noten speelt.
drumvoices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
MOX6/MOX8 Naslaggids
15
Page 16
Arpeggio's voor drum-/percussievoices (Categorie: DrPc)
Deze arpeggiotypen zijn specifiek geprogrammeerd voor gebruik met drumvoices, waardoor u directe
toegang hebt tot verschillende ritmepatronen. Er zijn drie afspeeltypen beschikbaar.
Afspelen van een drumpatroon
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon.
Afspelen van een drumpatroon, plus extra afgespeelde noten (toegewezen
druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon. Door noten toe te voegen aan
de noot die al wordt gespeeld, kunt u extra geluiden (toegewezen druminstrumenten) produceren voor
het drumpatroon.
Alleen afspelen van gespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u een ritmepatroon waarbij alleen de gespeelde noten
worden afgespeeld (toegewezen druminstrumenten). Houd er rekening mee dat zelfs als u dezelfde
noten speelt, het geactiveerde ritmepatroon varieert, afhankelijk van de volgorde waarin de noten
worden gespeeld. Hierdoor hebt u toegang tot verschillende ritmepatronen met dezelfde instrumenten
door gewoon de volgorde te wijzigen waarin u de noten speelt als de parameter 'KeyMode' is ingesteld
op 'thru' of 'thrudirect'.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor drumvoices, is het resultaat bij het gebruik met
De drie hierboven vermelde afspeeltypen worden niet onderscheiden door categorie- of typenaam.
U moet de typen daadwerkelijk afspelen en naar het verschil luisteren.
normale voices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Arpeggio's met hoofdzakelijk niet-nootevents (Categorie: Cntr)
Deze arpeggiotypen zijn geprogrammeerd met hoofdzakelijk besturingswijzigings- en pitchbenddata.
Ze worden gebruikt om de toon of toonhoogte van het geluid te wijzigen, maar niet om specifieke noten
af te spelen. In feite bevatten sommige typen zelfs helemaal geen nootdata. Als u een type uit deze
categorie gebruikt, moet u de parameter 'KeyMode' instellen op 'direct', 'thrudirect' of 'sortdirect'.
OPMERKING
Tips voor het afspelen van arpeggio
Arpeggio’s vormen niet alleen een bron van inspiratie en complete ritmische passages voor uw eigen spel, ze
bieden u tevens kwalitatief hoogwaardige MIDI-data die u kunt gebruiken voor het maken van songs of kant-enklare begeleidingspartijen die u kunt gebruiken bij live optredens. Raadpleeg de 'Beknopte handleiding' in de
Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van arpeggio.
Voor de displays met de parameters 'KeyMode' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit
voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern
(pagina 83).
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
16
Page 17
Regelblok
Toonhoogte
verhogen
Toonhoogte
verlagen
Maximum
Minimum
Dit blok bestaat uit het keyboard, de pitchbend- en modulatiewielen, de lintregelaar, knoppen schuifregelaars enz.
Het keyboard zelf genereert geen geluiden maar genereert/verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere informatie (MIDIberichten) naar het toongeneratorblok van de synthesizer als u noten speelt. Ook de regelaars genereren/verzenden
MIDI-berichten. Het toongeneratorblok van de synthesizer produceert geluid op basis van de MIDI-berichten die vanaf
het keyboard en de regelaars worden verzonden.
Keyboard
Het keyboard stuurt de noot-aan-/noot-uit-berichten naar het toongeneratorblok (voor geluidsproductie) en het
sequencerblok (voor opname). Het keyboard wordt tevens gebruikt om het afspelen van arpeggio te starten. U kunt
het nootbereik van het keyboard wijzigen in octaven met de knoppen OCTAVE [-]/[+], de noten transponeren met de
knoppen TRANSPOSE [-]/[+] en instellen hoe de daadwerkelijke aanslaggevoeligheid wordt gegenereerd op basis
van de kracht waarmee u de noten speelt.
Pitchbendwiel
Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen (draai het wiel van
u af) of te verlagen (draai het wiel naar u toe) terwijl u het keyboard bespeelt.
Rol het wiel naar boven als u de toonhoogte wilt verhogen of naar beneden als
u de toonhoogte wilt verlagen. Dit wiel is zelfcentrerend en springt automatisch
terug naar de normale toonhoogte als u het loslaat. Elke presetvoice heeft zijn
eigen standaardinstelling voor het pitchbendbereik. U kunt de instelling Pitch
Bend Range wijzigen display GENERAL (pagina 30) van Voice Common Edit,
de display VOICE (pagina 64) van Performance Part Edit of de display VOICE
van Mixing Part Edit (pagina 117). Vanuit deze displays kunt u de functie Pitch Bend tevens omkeren, zodat de
toonhoogte wordt verlaagd als u het wiel omhoog beweegt en wordt verhoogd als u het wiel omlaag beweegt. U kunt
andere functies dan Pitch Bend toewijzen aan het pitchbendwiel op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.
Modulatiewiel
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Hoewel het modulatiewiel met name wordt gebruikt om vibrato toe te voegen
aan het geluid, zijn voor veel presetvoices ook andere functies en effecten
toegewezen aan dit wiel. Naarmate u het wiel verder omhoog draait, wordt
het toegepaste effect op het geluid sterker. Controleer voordat u begint met
spelen of het modulatiewiel is ingesteld op de minimumwaarde, zodat het
onbedoeld gebruiken van effecten voor de huidige voice wordt voorkomen.
U kunt diverse functies toewijzen aan het modulatiewiel op de display
CTL SET (pagina 32) van Voice Common Edit.
Toewijsbare functieknoppen
Volgens de XA Control-instellingen (Expanded Articulation) op de display OSC (pagina 38) van Voice Element Edit
kunt u specifieke elementen van de huidige voice oproepen door op elk van deze knoppen te drukken tijdens het
keyboardspel. U kunt selecteren hoe de status aan/uit van deze knoppen moet worden omgewisseld met de
parameters Assignable Function 1 Mode en Assignable Function 2 Mode op de display GENERAL (pagina 30) van
Voice Common Edit. Bovendien kunt u verschillende functies (anders dan de functies voor het oproepen van specifieke
elementen) toewijzen aan deze knoppen op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.
Knoppen
Met deze acht knoppen kunt u verschillende aspecten van de voice in realtime aanpassen, terwijl u speelt.
Met de acht schuifregelaars kunt u het volume van de voice-elementen, performancepartijen en mixpartijen aanpassen.
Zie de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van de knoppen in de modus Voice/Performance.
Zie pagina 124 voor instructies over het gebruik van de knippen in de modus Song/Pattern.
DAW Remote
Druk op de knop [DAW REMOTE] om de modus Remote te activeren. Als u de modus Remote inschakelt, worden de functies van
de paneelknoppen gewijzigd, met uitzondering van de knoppen A/D INPUT [ON/OFF], OCTAVE [-]/[+], TRANSPOSE [-]/[+] en
[UTILITY], in functies die uitsluitend voor deze modus bedoeld zijn. Raadpleeg de modus Remote in het gedeelte 'Naslagwerk'
op pagina 133 voor meer informatie.
MOX6/MOX8 Naslaggids
17
Page 18
Effectblok
Dit blok past effecten toe op de uitgang van zowel het toongeneratorblok als het audio-ingangsblok, waarbij het geluid
wordt verwerkt en verbeterd. De effecten worden toegepast in de laatste bewerkingsfasen, zodat u het geluid naar
wens kunt aanpassen.
Effectstructuur
Systeemeffecten - reverb en chorus
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Systeemeffecten worden toegepast op het totaalgeluid. Bij het gebruik van systeemeffecten wordt
het geluid van elke part verzonden in overeenstemming met het Effect Send-niveau voor elke part.
Het verwerkte geluid (dit wordt 'nat' genoemd) wordt naar de mixer teruggestuurd op basis van het
retourniveau en uitgevoerd nadat het is gemixt met het onverwerkte 'droge' geluid. Dit instrument
beschikt over reverb en chorus als systeemeffecten. Daarnaast kunt u het verzendniveau instellen van
chorus naar reverb. Deze parameter wordt gebruikt voor het toepassen van reverb op de signalen die
worden uitgevoerd door de chorus. U kunt een natuurlijk effect verkrijgen door de reverbdiepte toe te
passen op het chorusgeluid met hetzelfde niveau als dat van het droge geluid.
Insertion-effecten
Insertion-effecten kunnen individueel worden toegepast op alle gespecificeerde partijen voor de
signalen van alle partijen worden samengevoegd. Ze moeten worden gebruikt voor geluiden waarvan
u de kenmerken ingrijpend wilt wijzigen. Elke voice beschikt over een set met A- en B-eenheden. U kunt
verschillende effecttypen instellen voor de Insertion-effecten A en B of een Vocoder-effect toepassen
op Insertion-effecten A en B. Deze instellingen kunnen worden ingesteld op de display CONNECT
(pagina 35) van Voice Common Edit.
Deze synthesizer biedt drie sets Insertion-effecten. Deze effecten kunnen worden toegepast op
drie partijen (maximum) van de performance, de song of het patroon. Denk eraan dat in de modus
Performance en Mixing (song/patroon) het Vocoder-effect alleen op Part 1 kan worden toegepast.
Dit betekent dat het Vocoder-effect niet werkt als u de voice (waarop Vocoder is toegepast in de modus
Voice) toewijst aan andere parts (Part 2 of hoger).
Mastereffect
Dit blok past effecten toe op het uiteindelijke stereo uitgangssignaal van het totaalgeluid.
Er zijn meerdere effecttypen beschikbaar.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Element-EQ
Element-EQ wordt toegepast op elk element van de normale voice en elke toets van de drumvoice.
U kunt één van drie verschillende EQ-vormen kiezen, waaronder shelving of parametrisch.
OPMERKING
Part-EQ/Common-EQ
Deze driebands parametrische EQ wordt toegepast op elke partij van Performance/Mixing. De hoge
band en de lage band zijn van het shelvingtype. De middenband is van het parametrische type.
De instellingen voor Common-EQ vormen de offset voor de instellingen voor de parameters van de
Part-EQ.
OPMERKING
Master-EQ
De Master-EQ wordt toegepast op het uiteindelijke totaalgeluid (na de toepassing van effecten) van het
instrument. In deze EQ worden alle vijf banden ingesteld op parametrisch, maar de hoge en lage band
kunnen ook worden ingesteld op shelving.
MOX6/MOX8 Naslaggids
Element-EQ heeft geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen.
Part-EQ en Common-EQ hebben geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]aansluitingen.
18
Page 19
Effectaansluitingen in elke modus
Element 1 – 8
Drumtoets C0 – C6
Voic e
Element of toets
Element-EQ
Common-EQ
Insertion AInsertion B
Zendniveau
Chorus
Reverb
Chorus
To Reverb
Retourniveau
Master-
effect
Master-EQ
In de modus Voice
1 Element-EQ toegepast op elk element (van een normale
voice) en elke toets (van een drumvoice)
Instellingen:
Kan worden ingesteld op de display EQ (pagina 46 en 51)
van Voice Element Edit/Voice Key Edit.
2 Common-EQ toegepast op alle elementen en toetsen
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 32) van Voice
Common Edit.
3 Selectie van het Insertion-effect, A of B, dat wordt toegepast
op elk element/elke toets
Instellingen:
Wordt ingesteld in 'EL: OUT' (pagina 35) of 'KEY: OUT'
(pagina 48) op de display EFFECT van Voice Common
Edit of wordt ingesteld in 'InsEffectOut' (pagina 39) op
de display OSC van Voice Element Edit (of Key Edit).
OPMERKING De twee displaytypen zijn aan elkaar gekoppeld en hebben
dezelfde instellingen, alleen in andere indelingen.
4 Parameters in verband met Insertion-effect A/B
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35)
en de display INSA/de display INSB (pagina 36) van Voice
Common Edit.
5 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35)
en de display CHORUS/de display REVERB (pagina 36)
van Voice Common Edit.
6 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MFX (pagina 144) in de
modus Utility.
7 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MEQ (pagina 144) in de
modus Utility.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Voice wordt
ingesteld op de display VCE A/D van de modus Utility.
Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat
'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O van de modus
Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van
het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode'
is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het
uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks
verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de
OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
19
Page 20
In de modus Performance
Voice
Par t-EQ
Insertion A/B
Partij 1 – 4
A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus
To Re ve rb
Retourniveau
Performance
Part
Part-EQ
Voice
Insertion A/B
Par t 1 – 16
A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus
To Re ve rb
Retourniveau
Mixing
1 Part-EQ toegepast op elke part
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
3 Parameters in verband met reverb en chorus
4 Parameters in verband met Mastereffect
5 Parameters in verband met Master-EQ
OPMERKING De effectinstellingen van 1, 3 en 4 in de modus Voice zijn
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
Instellingen:
toegepast
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 67) van
Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display INS SW (pagina 64) van
Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display CONNECT (pagina 63),
de display CHORUS en de display REVERB (pagina 64)
van Performance Common Edit en de display EF SEND
(pagina 66) van Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 60) van
Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 61) van
Performance Common Edit.
beschikbaar voor maximaal drie parts waarvoor het
Insertion-effect is ingeschakeld.
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Performance
wordt ingesteld op de display A/D IN van Performance
Common Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er
dan voor dat 'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O
van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het
niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb.
Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het
uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks
verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de
OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
In de modus Mixing
1 Part-EQ toegepast op elke part
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 118) van
Mixing Part Edit.
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
toegepast
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van
Mixing Common Edit.
3 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van
Mixing Common Edit.
4 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 116) van
Mixing Common Edit.
5 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 116) van
Mixing Common Edit.
OPMERKING De effectinstellingen van 1, 3 en 4 in de modus Voice zijn
beschikbaar voor maximaal drie parts waarvoor het
Insertion-effect is ingeschakeld.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Song/Pattern
wordt ingesteld op de display A/D IN van Mixing Common
Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat
'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O van de modus
Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van
het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode'
is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het
uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks
verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de
OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
20
Page 21
Over het Vocoder-effect
Mic-ingang
Toetsenspel
Robotstem
Formanten maken
Extractie van de
stemeigenschappen
Vocode r
MOX6/MOX8 omvat een Vocoder-effect. Vocoder is een karakteristieke, 'robotstemachtige' klank, een effect waarmee
eigenschappen die aan het microfoongeluid zijn ontleend, worden toegevoegd aan het geluid van uw toetsenspel.
De menselijke stem bestaat uit geluiden die worden geproduceerd door de stembanden en worden gefilterd door de
keel, neus en mond. Deze klankvormers hebben alle specifieke frequentie-eigenschappen en ze fungeren effectief
als een filter, waarbij verschillende formanten worden gevormd (resonantie). Met het Vocoder-effect worden de
filtereigenschappen geëxtraheerd uit de voice van de microfooningang, waarna de stemformanten opnieuw worden
opgebouwd aan de hand van verschillende banddoorlaatfilters. De machineachtige 'robot'-stem wordt gemaakt door
de hoge klanken van muziekinstrumenten (zoals een synthesizergeluid) door de filters heen te leiden. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van het Vocoder-effect.
Over effectcategorieën, -typen en -parameters
Zie de 'Effect Type List' (effecttypelijst) in het PDF-document Data List (datalijst) voor informatie over de effectcategorieën van dit
instrument en de effecttypen in elke categorie. Zie de 'Effect Parameter List' (effectparameterlijst) in het PDF-document 'Data List'
(datalijst) voor informatie over de effectparameters die voor elk effecttype kunnen worden ingesteld. Zie het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor informatie over de omschrijvingen van elke effectcategorie, elk effecttype en elke
effectparameter.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Over presetinstellingen
Het instrument wordt geleverd met presetparameterinstellingen voor elk effecttype, die zijn opgenomen in sjablonen en kunnen
worden geselecteerd via de selectiedisplay Effect Type. Om het gewenste effectgeluid te verkrijgen, selecteert u eerst een
standaardinstelling (preset) dicht bij het geluid dat u wilt bereiken. Vervolgens brengt u de nodige wijzigingen aan in de
parameters. Presetinstellingen kunnen in elke display voor effectparameters worden bepaald door 'Preset' in te stellen.
Zie het PDF-document 'Data List' voor informatie over elk effecttype.
Datacommunicatie tussen
deze synthesizer en een
extern apparaat
Bu
lkd
ump
Laden/opslaan (uitgevoerd in de modus File)
De MOX6/MOX8 maakt vele verschillende soorten data, zoals voices, performances, songs en patronen. In deze sectie
wordt beschreven hoe u de verschillende soorten data van elkaar kunt onderscheiden en hoe u geheugenapparaten
en -media gebruikt om ze op te slaan.
Intern geheugen van de MOX6/MOX8
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
*1 De Mixing-instellingen kunnen worden opgeslagen/opgeroepen als een sjabloon in Song Mixing Job/Pattern Mixing Job.
*2 U kunt de MIDI-sequencedata die in Song Record/Pattern Record zijn opgenomen naar arpeggiodata omzetten. Dit kan worden gedaan met de volgende
handelingen: [SONG] Æ [JOB] Æ [F5] Track Æ 07: Track in Arpeggio of [PATTERN] Æ [JOB] Æ [F5] Track Æ 07: Track in arpeggio
Flash-ROM
ROM (Read Only Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het uitlezen van data.
Er kunnen geen data naar dit geheugen worden geschreven. In tegenstelling tot conventioneel ROM
kan flash-ROM worden overschreven - om uw eigen data erin te bewaren. De inhoud van het flash-ROM
blijft behouden, zelfs als het instrument wordt uitgeschakeld.
DRAM
RAM (Random Access Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het schrijven en lezen
van data. Er zijn twee soorten RAM, afhankelijk van de toestand waarin de data worden opgeslagen.
SRAM (Static RAM) en DRAM (Dynamic RAM). De MOX6/MOX8 beschikt alleen over DRAM. Omdat
data in het DRAM verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld, moet u data uit het DRAM altijd
opslaan naar de Flash-ROM of een USB-flashgeheugen voordat u de stroom uitschakelt.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
22
Page 23
Bewerkingsbuffer en gebruikersgeheugen
De bewerkingsbuffer is de geheugenlocatie voor bewerkte data van het volgende type: Voice,
Performance, Master, Song, Mixing en Pattern Mixing. Data die op deze locatie worden bewerkt,
worden in het gebruikersgeheugen opgeslagen. In de modus Voice/Performance/Master/Mixing is
de bewerkingsbuffer slechts voor één programma de geheugenlocatie. Als u een andere voice,
performance, master, song of patroon selecteert, wordt de volledige inhoud van de bewerkingsbuffer
dus opnieuw geschreven met de data voor de door u geselecteerde voice, performance of mixing.
Sla belangrijke data altijd op voordat u een andere voice enz. selecteert. In de modus Song/Pattern is
de bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige programma’s
van beide modi (64 x 2). Als u dus een andere modus (modus Song of modus Pattern) of een andere
song of patroon selecteert, worden de sequencedata van de oude songs/patronen behouden. Zorg
ervoor dat u de sequencedata opslaat voor u de stroom uitschakelt. De sequencedata zullen immers
verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld. Als u de sequencedata opslaat, worden alle song- en
patroondata, inclusief de Mixing-instellingen, opgeslagen in het gebruikersgeheugen.
Bewerkingsbuffer en terugroepbuffer
Als u een andere voice, performance, song of patroon selecteert zonder het item op te slaan dat
u aan het bewerken was, kunt u de oorspronkelijke bewerkingen terugroepen, omdat de inhoud van
de bewerkingsbuffer in het back-upgeheugen wordt opgeslagen. Als u een andere voice, performance,
song of patroon selecteert zonder het item dat u aan het bewerken was op te slaan, kunt u de
oorspronkelijke bewerkingen terugroepen.
OPMERKING
Houd er rekening mee dat de terugroepbuffer niet beschikbaar is in de modus Master Edit.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
23
Page 24
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Referentie
123
In deze sectie vindt u een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt voor de configuratie van de MOX6/MOX8.
Basisconfiguratie van de display
4
6
5
1 Geeft de geselecteerde track aan.
2 Geeft de huidige bewerkingsstatus aan. Bijvoorbeeld: Common Edit of Part Edit.
3 Geeft de voice/performance/song/patroon/master aan die momenteel geselecteerd is voor bewerking.
4 Geeft de momenteel bewerkbare parameters aan.
5 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens functie en in tabformaat. Door te drukken op de functieknoppen [F1] – [F6] kunt u de
display van de corresponderende functie oproepen.
6 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens subfunctie en in tabformaat (als de tab die u hebt geselecteerd in 5 subfuncties
bevat). Door te drukken op de subfunctieknoppen [SF1] – [SF6] kunt u de display van de corresponderende subfunctie oproepen.
Over de symbolen
U kunt de parameters die in de sectie Referentie met dit symbool worden aangeduid direct wijzigen met behulp
van de overeenkomstige knop op het paneel.
Knob
MOX6/MOX8 Naslaggids
24
Page 25
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
De modus Voice
135276
4
De modus Voice wordt gebruikt voor het selecteren, afspelen en bewerken van de gewenste voices. In dit gedeelte
wordt elke parameter in de vier types beschreven (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice en Voice Job).
Welke parameters kunnen worden bewerkt varieert afhankelijk van het voicetype (normale voice en drumvoice).
Voice Play
De modus Voice Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Voice. Hier kunt u een voice
selecteren en afspelen. Bepaalde voice-instellingen kunnen ook in deze modus worden bewerkt.
Werking
[F1] PLAY
1 Voic e Ba nk
2 Voic e Nu mber
Geeft de geselecteerde voicebank en het voicenummer aan.
3 Favorite Category-indicator
Deze indicator wordt weergegeven als u de geselecteerde voice toewijst aan de Favorite Category.
4 Category
Geeft de hoofdcategorie en subcategorie van de geselecteerde voice aan.
5 TCH (Transmit Channel)
Hiermee wordt het MIDI-zendkanaal van het keyboard aangegeven. U kunt het MIDI-zendkanaal van het keyboard
wijzigen door op de knop [TRACK] te drukken zodat de bijbehorende indicator oplicht en door op een van de
nummerknoppen [1] – [16] te drukken. Het MIDI-zendkanaal van het keyboard kan ook met de volgende handeling
Geeft het arpeggiotempo aan dat is ingesteld voor de geselecteerde voice.
OPMERKING
7 OCT (octaaf)
Geeft de Keyboard Octave-instelling aan.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. U kunt het arpeggiotype instellen in
de display Arpeggio Edit (pagina 27).
Druk op de knop [VOICE].
De display Voice Play
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
25
Page 26
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] PORTA (Portamento)
Knob
Knob
Knob
In deze display kunt u monofoon of polyfoon afspelen selecteren en de portamentoparameters instellen.
De instellingen die u hier vastlegt worden toegepast op dezelfde parameter in Voice Common Edit.
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon geluid.
Instellingen: mono, poly
PortaSW (Portamento Switch)
Bepaalt of portamento wordt toegepast op de huidige voice.
Instellingen: off, on
PortaTime (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast.
Instellingen: 0 – 127
Knob
PortaMode (Portamento Mode)
Bepaalt hoe portamento op uw keyboardspel wordt toegepast. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: fingered, fulltime
[F4] EG (Envelope Generator)
In dit gedeelte stelt u de offsetwaarde in voor de Amplitude EG en de Filter EG van alle elementen waaruit de voice
bestaat.
AEG (Amplitude EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt hoe snel het geluid het maximumniveau bereikt nadat op een toets is gedrukt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel het volume van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
SUS (Sustain Level)
Bepaalt het sustainniveau waarop het volume wordt vastgehouden terwijl een noot wordt aangehouden,
na de initiële attack en decay.
REL (Release Time)
Bepaalt hoe snel het geluid wegsterft (decay) tot stilte nadat de toets is losgelaten.
Instellingen: -64 – +0 – +63
OPMERKING Wanneer er een drumvoice is geselecteerd, zijn Sustain Level en Release Time niet beschikbaar.
'---' verschijnt bij elk van de corresponderende kolommen en deze parameters kunnen niet worden bewerkt.
FEG (Filter EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt de snelheid van filtervariatie vanaf het tijdstip waarop een noot wordt gespeeld tot het maximale
oorspronkelijke niveau van de afsnijfrequentie wordt bereikt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
REL (Release Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het sustainniveau naar nul daalt zodra een noot wordt
losgelaten.
DEPTH
Hiermee bepaalt u het bereik waarbinnen de afsnijfrequentie van de Filter EG wordt gewijzigd.
CUTOF (Cutoff)
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie voor het filter. Wanneer het laagdoorlaatfilter is geselecteerd, geldt
bijvoorbeeld dat het decay helderder is naarmate de waarde hoger is.
RESO (Resonance)
Hiermee wordt de nadruk bepaald die aan de afsnijfrequentie wordt gegeven.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Knob
Knob
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
26
Page 27
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] ARP ED (Arpeggio Edit)
Knob
Geeft de display Arpeggio Edit (pagina 27) aan in de modus Voice.
[F6] EFFECT
Geeft de display EFFECT (pagina 35) van Voice Common Edit aan.
Arpeggio Edit
Stelt de arpeggiogerelateerde parameters in. Druk op de knoppen [SF1] ARP1 – [SF6] ARP6 in elke display om het
arpeggio te selecteren dat u wilt bewerken.
Werking
[F2] TYPE
Bank (Arpeggio Bank)
Category (Arpeggio Category)
SubCategory (Arpeggio Sub Category)
Type (Arpeggio Type)
Hiermee wordt het gewenste arpeggiotypenummer bepaald in de opgegeven bank en categorie.
Instellingen: Bank................................... pre (preset), user
Category/Subcategory ......Zie het overzicht van categorieën (pagina 11).
Type................................... Zie het PDF-document 'Datalijst'.
VeloRateOfs (Velocity Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de aanslagsnelheid bij het afspelen van arpeggio. Als de resulterende
aanslagsnelheidswaarde kleiner is dan nul, wordt deze ingesteld op 1. Als de resulterende aanslagsnelheid groter is
dan 128, wordt deze ingesteld op 127.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
GateRateOfs (Gate Time Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de Gate Time Rate bij het afspelen van arpeggio. De Gate-tijd kan niet verder worden
verlaagd dan het normale minimum van 1. Alle waarden buiten dit bereik worden automatisch beperkt tot het minimum.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
[F3] MAIN
Tempo (Arpeggio Tempo)
Bepaalt het arpeggiotempo.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
Switch (Arpeggio Switch)
Hiermee wordt bepaald of arpeggio is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
[VOICE] Æ Voice selecteren Æ [F5] ARP ED
Modus Voice Æ ARP [EDIT]
Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display MIDI van de modus Utility (
instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt
verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
pagina 149
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
)
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Hold (Arpeggio Hold)
Bepaalt of het arpeggio wordt herhaald nadat de toetsen zijn losgelaten. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: sync-off, off, on
MOX6/MOX8 Naslaggids
27
Page 28
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ChgTiming (Change Timing)
Knob
Knob
Bepaalt de timing voor het omschakelen van het arpeggiotype als u tijdens het afspelen van het arpeggio een ander
type selecteert. Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'realtime', wordt het arpeggiotype onmiddellijk omgeschakeld.
Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'measure', wordt aan het begin van de volgende maat omgeschakeld.
Instellingen: realtime, measure
KeyMode
Bepaalt hoe het arpeggio wordt afgespeeld als u het keyboard bespeelt. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
OPMERKING Enkele arpeggiotypen die tot de categorie 'Cntr' behoren, hebben mogelijk geen nootevents (pagina 16). Als een
dergelijk arpeggiotype wordt geselecteerd en als 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'thru', wordt geen geluid
geproduceerd, zelfs niet wanneer de MOX6/MOX8 een Note On-bericht ontvangt.
VelMode (Velocity Mode)
Past de aanslagsnelheid van de arpeggionoten aan.
Instellingen: original, thru
OutOctShift (Output Octave Shift)
Verschuift de toonhoogte van het arpeggio omhoog of omlaag in octaven.
Instellingen: -10 – +0 – +10
[F4] LIMIT
NoteLimit (Arpeggio Note Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van het arpeggio.
Instellingen: C -2 – G8
VelocityLimit (Arpeggio Velocity Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste aanslagsnelheid die het afspelen van het arpeggio kan activeren.
Instellingen: 1 – 127
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Swing
Vertraagt noten op even genummerde tellen (backbeats) om een swinggevoel te creëren.
Instellingen: -120 – +0 – +120
UnitMultiply
Past de afspeeltijd voor het arpeggio aan het tempo aan.
4th (1/4-noten), 2nd/3 (1/2-noottriolen), 4th. (gepunctueerde 1/4-noten), 2nd (1/2-noten), whole/3 (hele-noottriolen), 2nd.
(gepunctueerde 1/2- noten), 4th x 4 (groepen van vier 1/4-noten; vier 1/4-noten per tel), 4th x 5 (groepen van vijf 1/4-noten;
vijf 1/4-noten per tel), 4th x 6 (groepen van zes 1/4-noten; zes 1/4-noten per tel), 4th x 7 (groepen van zeven 1/4-noten;
zeven 1/4-noten per tel), 4th x 8 (groepen van acht 1/4-noten; acht 1/4-noten per tel), 4th x 16 (zestien 1/4-noten per tel),
4th x 32 (32 1/4-noten per tel), 4th x 64 (64 1/4-noten per tel)
OPMERKING De werkelijke lengte van de noot is afhankelijk van de interne of externe MIDI-tempoinstelling.
PlayMode
Bepaalt of de LFO herhaaldelijk wordt afgespeeld (loop) of eenmalig (one shot).
Instellingen: loop, one shot
KeyOnReset
Bepaalt of de LFO al dan niet wordt gereset telkens wanneer een noot wordt aangeslagen.
Instellingen: off, each-on, 1st-on
RandomSpeed
Bepaalt de mate waarin de LFO-snelheid willekeurig wordt gewijzigd.
Instellingen: 0 – 127
[SF2] DELAY
Delay
Bepaalt de vertragingstijd tussen het moment waarop u een toets op het keyboard aanslaat en het moment waarop
de LFO actief wordt.
Instellingen: 0 – 127
FadeIn (Fade In Time)
Bepaalt na hoeveel tijd het LFO-effect gaat aanzwellen (nadat de 'Delay'-tijd is verstreken).
Instellingen: 0 – 127
Hold
Hiermee wordt bepaald hoe lang de LFO op het maximale niveau wordt vastgehouden.
Instellingen: 0 – 127
FadeOut (Fade Out Time)
Bepaalt hoe lang het LFO-effect wegsterft (nadat de 'Hold'-tijd is verstreken).
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
33
Page 34
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF3] PHASE
Phase
Bepaalt het beginpunt van de fase als de LFO-golf wordt gereset.
Instellingen: 0, 90, 120, 180, 240, 270
OFFSET EL1 – EL8
Bepaalt de wijzigingswaarden van de parameter 'Phase' (hierboven) voor de desbetreffende elementen.
Instellingen: +0, +90, +120, +180, +240, +270
[SF4] BOX
In deze display kunt u de bestemmingsparameter voor de LFO (welk aspect van het geluid de LFO bestuurt),
de elementen die worden beïnvloed door de LFO en de LFO-diepte selecteren. In de drie pagina's (vakken) voor
het instellen van de bestemming kunt u meerdere bestemmingen toewijzen.
ElmSw (LFO Element Switch)
Bepaalt of elk element al dan niet wordt beïnvloed door de LFO.
Dest (Control Destination)
Bepaalt de functies die door de LFO-golf worden bestuurd.
Instellingen: Zie de 'Control List' in het PDF-document 'Datalijst'.
OPMERKING Voor wat betreft 'Insertion Effect A Parameter 1 - 16', 'Insertion Effect B Parameter 1 - 16, en 'Insertion Effect L
Parameter 1 - 32' die worden beschreven in de lijst, worden de daadwerkelijke namen van de parameters van het
geselecteerde effecttype in de display weergegeven. Als een van deze namen wordt weergegeven, is er geen functie
toegewezen aan de betreffende parameter.
Depth
Bepaalt de LFO-golfdiepte (amplitude).
Instellingen: 0 – 127
DPTRATIO (Depth Ratio) EL1 – EL8
Hiermee worden de offsetwaarden bepaald van de parameter 'Depth' (hierboven) voor de desbetreffende elementen.
Instellingen: 0 – 127
[SF5] USER
Dit menu is alleen beschikbaar als de parameter 'Wave' is ingesteld op 'user'. U kunt een aangepaste LFO-golf maken
die uit maximaal zestien stappen bestaat.
Template
De sjabloon bevat vooraf geprogrammeerde instellingen voor het maken van een originele LFO. U kunt de golf
willekeurig instellen door op de knop [SF1] RANDOM te drukken.
Instellingen: all-64 ............ Waarden van alle stappen worden ingesteld op -64.
all0 ............... Waarden van alle stappen worden ingesteld op 0.
all+64........... Waarden van alle stappen worden ingesteld op +63.
sawup .......... Hiermee maakt u een zaagvormige opwaartse golf.
sawdown...... Hiermee maakt u een zaagvormige benedenwaartse golf.
evnstep........Waarden van alle even stappen worden ingesteld op -64 en waarden van alle oneven stappen worden
ingesteld op +63.
oddstep .......Waarden van alle oneven stappen worden ingesteld op -64 en waarden van alle even stappen worden
ingesteld op +63.
Slope
Bepaalt de hellingeigenschappen van de LFO-golf.
Instellingen: off (geen helling), up, down, up&down
Value (Step Value)
Bepaalt de waarde van elke stap die is ingesteld in de parameter 'Step'.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Step
Teller: bepaalt de gewenste stap.
Instellingen: 1 – 16
Noemer: bepaalt het maximale aantal stappen.
Instellingen: 2, 3, 4, 6, 8, 12, 16
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
34
Page 35
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F6] EFFECT
22378964
35!@#$
)
1
[SF1] CONNECT
1 EL: OUT 1 – 8 (Element Out 1 – 8)
Hiermee wordt bepaald welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elk afzonderlijk element.
Met de instelling 'THRU' kunt u de invoegeffecten voor het specifieke element negeren. Als de parameter 'InsEF
Connect' (Insertion Effect Connection) is ingesteld op 'vocoder', wordt het uitgangssignaal opgegeven, zelfs als
'EL: OUT' is ingesteld op 'INSA' of 'INSB'.
Instellingen: THRU, INSA (Insertion Effect A), INSB (Insertion Effect B)
2 InsA Ctgry (Insertion Effect A Category)/InsB Ctgry (Insertion Effect B Category)
3 InsA Type (Insertion Effect A Type)/InsB Type (Insertion Effect B Type)
Bepaalt de categorie en het type voor de invoegeffecten A of B. Als de parameter 'InsEF Connect' is ingesteld op
'vocoder', geeft deze parameter het vocodertype aan en bepaalt deze het effecttype voor de vocoder.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Data List' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
4 InsEF Connect (Insertion Effect Connection)
Bepaalt de effectrouting voor invoegeffect A en B. De instellingswijzigingen worden weergegeven in het diagram op
de display en bieden u een goed overzicht van de manier waarop het signaal wordt gerouteerd. Zie het gedeelte
'Effectverbindingen in elke modus' in 'Basisstructuur' (pagina 19) voor details.
Instellingen: parallel, insA>B, insB>A, vocoder
OPMERKING Wanneer 'vocoder' is geselecteerd, wordt 'VOCODER' weergegeven in het tabmenu van de knop [SF2] en verdwijnt
het tabmenu van de knop [SF3].
OPMERKING Wanneer 'vocoder' is geselecteerd, wordt het audiosignaal van dit instrument uitgevoerd in mono.
OPMERKING Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor gedetailleerde instructies over het gebruik van de vocoder.
[SF2] INS A (Insertion Effect A)
[SF3] INS B (Insertion Effect B)
[SF4] CHORUS
[SF5] REVERB
Vanuit deze displays kunt u de effectgerelateerde parameters instellen als 'InsEF Connect' in de display CONNECT
is ingesteld op 'parallel', 'insA>B' of 'insB>A'. Deze displays bestaan uit meerdere pagina's en kunnen worden
geselecteerd door te drukken op de cursorknoppen [<]/[>]. In deze displays kunt u ook elke parameter van het
geselecteerde effecttype afzonderlijk en handmatig instellen.
1 Category
2 Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde
effect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details
over de bewerkbare effectcategorieën en -typen.
Zie ook het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor een gedetailleerde
beschrijving van elk effecttype.
OPMERKING De 'Category'-indicator wordt niet
weergegeven in de display REVERB.
1
2
3
3 Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen
oproepen voor elk effecttype, die zijn ontworpen voor
gebruik in specifieke toepassingen en situaties.
U kunt de manier te wijzigen waarop het geluid wordt
beïnvloed door de vooraf geprogrammeerde
instellingen.
OPMERKING
Zie het PDF-document 'Datalijst' voor een
overzicht van alle presetperformances.
4 Effectparameters
De effectparameter verschilt afhankelijk van het
momenteel geselecteerde effecttype. Zie het PDF-
document 'Datalijst' voor informatie over de bewerkbare
effectparameters van elk effecttype. Zie ook het PDF-
document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor
een gedetailleerde beschrijving van elke
effectparameter.
Modus Voice
Voice Play
Arpeggio Edit
Normal Voice Edit
Common Edit
Element Edit
Drum Voice Edit
4
4
4
Common Edit
Key Edit
Voice Job
Aanvullende informatie
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
MOX6/MOX8 Naslaggids
36
Page 37
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] VOCODER
+
+
+
*1 De ruis die is gegenereerd in de vocodereenheid wordt gebruikt.
*2 De afsnijfrequentie van de BPF1' mag niet hetzelfde zijn als die van de BPF1. Dit is afhankelijk van de instellingen van Formant Shift en Formant Offset.
HPF
Band 10
Band 9
Band 2
Band 1
Noise-
gate
Microfooningang
Ruisingang (*1)
Inst-ingang
(keyboardspel)
Extractie van
klankkleureigenschappen
BPF1'
(*2)
Niveaudetectie
BPF1
Volumere
gelaar
Uitgang
BPF1-
verster-
king
Droog
Nat
Deze display wordt opgeroepen met de knop [SF2] en is alleen beschikbaar als de parameter 'InsEF Connect' is
ingesteld op 'vocoder' in de display [SF1] CONNECT. De vocoderparameters in deze display bepalen de manier
waarop het vocodereffect wordt toegepast.
OPMERKING
Zie pagina 21 voor meer informatie over de vocoderfunctie.
Type
Bepaalt of de vocoder al dan niet wordt toegepast op de huidige voice. Als deze parameter is ingesteld op 'thru',
wordt de vocoder niet toegepast op de voice.
Instellingen: thru, vocoder
Attack (Vocoder Attack Time)
Hiermee wordt de attacktijd van het vocodergeluid bepaald.
Instellingen: 1ms – 200ms
Release (Vocoder Release Time)
Bepaalt de releasetijd van het vocodergeluid.
Instellingen: 10ms – 3000ms
MicGateTh (Mic Gate Threshold)
Bepaalt de drempelwaarde van de noisegate voor het microfoongeluid.
Instellingen: -72dB – -30dB
GateSw (Gate Switch)
Bepaalt of het microfoongeluid al dan niet wordt uitgevoerd op het niveau dat is ingesteld in de parameter 'HPFOutLvl'
wanneer u de noten loslaat. Normaal moet u deze parameter instellen op 'on'.
Instellingen: off, on
HPF (High Pass Filter)
Bepaalt de HPF-afsnijfrequentie voor het microfooningangsgeluid. Bij hogere waarden worden de hoogfrequente
consonanten en sissende geluiden benadrukt (waardoor woorden gemakkelijker te verstaan zijn).
Instellingen: thru, 500Hz – 16.0kHz
HPFOutLvl (High Pass Filter Output Level)
Bepaalt het niveau van het microfoongeluid dat wordt uitgevoerd vanuit het HPF (hoogdoorlaatfilter).
Instellingen: 0 – 127
FormantShift
Bepaalt hoeveel (in BPF) de afsnijfrequentiewaarde van de BPF's (voor de Inst-ingang) omhoog of omlaag wordt
verschoven. Deze parameter kan worden gebruikt om de toonhoogte van het vocodergeluid af te stemmen.
Instellingen: -2, -1, +0, +1, +2
off: Het microfoongeluid wordt altijd uitgevoerd.
on: Het microfoongeluid wordt alleen uitgevoerd wanneer de noot wordt aangeslagen.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
37
Page 38
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
FormantOffset
Hiermee worden de afsnijfrequenties van alle BPF's fijngeregeld (voor de Inst-ingang). Deze parameter kan worden
gebruikt om de toonhoogte van het vocodergeluid fijn te regelen.
Instellingen: -63 – +0 – +63
MicLvl (Mic Level)
Bepaalt het niveau van het microfoongeluid dat wordt ingevoerd naar de vocoder.
Instellingen: 0 – 127
InstInpLvl (Inst Input Level)
Bepaalt het geluidsniveau van het keyboardspel, dat wordt ingevoerd naar de Vocoder.
Instellingen: 0 – 127
NoisInpLvl (Noise Input Level)
Bepaalt het niveau van het bijgeluid dat wordt ingevoerd naar de vocoder. Dit kan worden gebruikt om sissende
geluiden en plofklanken te benadrukken en de spraakeigenschappen meer naar voren te halen.
Instellingen: 0 – 127
OutLvl (Output Level)
Bepaalt het uitvoerniveau van de vocoder.
Instellingen: 0 – 127
Dry/Wet (Dry/Wet Balance)
Bepaalt de balans tussen het droge geluid (geen effect toegepast) en het natte geluid (effect toegepast).
Instellingen: D63>W – D=W – D<W63
BPF1 – 10Gain (Band Pass Filter 1 – 10 Gain)
Bepaalt de uitgangsversterking van elke banddoorlaatfilter (1 – 10) voor de Inst-ingang (geluid van het keyboardspel).
BPF1 komt overeen met de laagste formant en BPF 10 komt overeen met de hoogste formant.
Instellingen: -18dB – +18dB
Element Edit
Werking
[F1] OSC (Oscillator)
[SF1] WAVE (Waveform)
Vanuit deze display kunt u de gewenste golfvorm of het gewenste geluid voor het element selecteren.
ElementSw (Element Switch)
Hiermee wordt bepaald of het momenteel geselecteerde element is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off (inactief), on (actief)
ElementGroup
Bepaalt de groep van de functie XA (pagina 5) zodat de elementen van dezelfde groep na elkaar of in willekeurige
volgorde worden opgeroepen. Deze instelling is niet beschikbaar als de XA-besturingsparameters van alle elementen
zijn ingesteld op 'normal'.
Instellingen: 1 – 8
XACtrl (XA Control)
Bepaalt de werking van de functie XA (Expanded Articulation) van een element.
Instellingen: normal, legato, keyOffSound, waveCycle, waveRandom, all AF off (alle toewijsbare functies uit), AF1 On (Assignable
Function 1 aan), AF2 On (Assignable Function 2 aan)
[VOICE] Æ Normale voice selecteren Æ [EDIT] Æ Element selecteren
4th (1/4-noten), 2nd/3 (1/2-noottriolen), 4th. (gepunctueerde 1/4-noten), 2nd (1/2-noten), whole/3 (hele-noottriolen), 2nd.
(gepunctueerde 1/2-noten), 4thx4 (groepen van vier 1/4-noten; vier 1/4-noten per tel), 4thx5 (groepen van vijf 1/4-noten;
vijf 1/4-noten per tel), 4thx6 (groepen van zes 1/4-noten; zes 1/4-noten per tel), 4thx7 (groepen van zeven 1/4-noten;
zeven 1/4-noten per tel), 4thx8 (groepen van acht 1/4-noten; acht 1/4-noten per tel)
InsEffectOut (Insertion Effect Out)
Hiermee wordt bepaald welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elk afzonderlijk element.
Deze parameter is dezelfde als 'EL: OUT' (pagina 35) in de display [F6] EFFECT Æ [SF1] CONNECT in Normal Voice
Common Edit. Als u hier een waarde instelt, wordt ook de waarde van die parameter automatisch gewijzigd.
Instellingen: thru (door), ins A (invoegeffect A), ins B (invoegeffect B)
[SF3] LIMIT
NoteLimit
Bepaalt de laagste en de hoogste noot van het keyboardbereik voor elk element.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op de
gewenste toets te drukken.
VelocityLimit
Hiermee worden de minimum- en maximumwaarden bepaald van het aanslagbereik waarbinnen elk element reageert.
Instellingen: 1 – 127
VelCrossFade (Velocity Cross Fade)
Bepaalt hoe het geluid van een element geleidelijk in volume afneemt in verhouding tot de afstand van
aanslagsnelheidswijzigingen buiten de instelling voor VelocityLimit (hierboven).
Instellingen: 0 – 127
[F2] PITCH
[SF1] TUNE
Vanuit deze display kunt u diverse toonhoogtegerelateerde parameters voor het geselecteerde element instellen.
Coarse (Coarse Tuning)
Hiermee wordt de toonhoogte van elk element bepaald in halve tonen.
Instellingen: -48 – +0 – +48
Fine (Fine Tuning)
Hiermee wordt de fijnstemming bepaald voor de toonhoogte van elk element.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
39
Page 40
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
FineScaling (Fine Scaling Sensitivity)
Bepaalt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de toonhoogte
bij de fijnstemming (hierboven) van het geselecteerde element, waarbij C3 als de basistoonhoogte wordt beschouwd.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Random
Hiermee kunt u de toonhoogte van het element op willekeurige wijze variëren voor elke noot die wordt gespeeld.
Instellingen: 0 – 127
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Vanuit deze display kunt u bepalen hoe de PEG (Pitch EG) reageert op de aanslag.
EGTime (EG Time Velocity Sensitivity)
Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de PEG-tijdparameters. Selecteer eerst het segment en stel vervolgens de
Bepaalt de versterking (de hoeveelheid versterking die wordt toegepast op het signaal dat naar het filter wordt
verzonden).
Instellingen: 0 – 255
Cutoff (Cutoff Frequency)
Bepaalt de afsnijfrequentie voor het filter. Deze wordt gebruikt als de basisfrequentie voor het geselecteerde filtertype.
Instellingen: 0 – 255
Resonance/Width
De functie van deze parameter hangt af van het geselecteerde filtertype. Als het geselecteerde filter een LPF, HPF, BPF
(met uitzondering van BPFw) of BEF is, wordt deze parameter gebruikt om de resonantie in te stellen. Voor het BPFw
wordt deze parameter gebruikt om de frequentiebandbreedte aan te passen. Deze parameter wordt gebruikt om de
mate van resonantie (harmonische nadruk) in te stellen die wordt toegepast op het signaal bij de afsnijfrequentie.
Resonantie kan worden gebruikt in combinatie met de parameter 'Cutoff' om het geluid meer karakter te geven.
Voor het BPFw wordt deze parameter gebruikt om de bandbreedte van signaalfrequenties aan te passen die worden
doorgelaten door het filter met het BPFw.
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
41
Page 42
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Distance
Bepaalt de afstand tussen de afsnijfrequenties voor de dubbele-filtertypen (twee filters die parallel zijn aangesloten)
en het filter LPF12+BPF6.
Instellingen: -128 – +0 – +127
HPFCutoff (High Pass Filter Cutoff Frequency)
Bepaalt de centrale frequentie voor de parameter Key Follow (hieronder) van het HPF. Deze parameter is beschikbaar
wanneer het filtertype 'LPF12' of 'LPF6' is geselecteerd.
Instellingen: 0 – 255
HPFKeyFlw (High Pass Filter Cutoff Key Follow)
Stelt de functie Key Follow in voor de frequentie van de parameter 'HPFCutoff'. Deze parameter is alleen beschikbaar
wanneer het filtertype 'LPF12' of 'LPF6' is geselecteerd.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (High Pass Filter Cutoff Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de centrale noot voor 'HPFKeyFlw' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen voor
displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Vanuit deze display kunt u bepalen hoe het filter en de FEG reageren op de aanslag.
EGTime (EG Time Velocity Sensitivity)
Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment)
Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid bepaald van de FEG Time-parameters. Selecteer eerst het segment en stel
Hold TimeAttack TimeDecay 1 TimeDecay 2 TimeRelease Time
Hold LevelAttack LevelDecay 1 LevelDecay 2 LevelRelease LevelDepth
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Instellingen: TIME: 0 – 127
LEVEL: -128 – +0 – +127
DEPTH: -64 – +0 – +63
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over FEG.
MOX6/MOX8 Naslaggids
42
Page 43
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] KEY FLW (Key Follow)
Vanaf deze display kunt u het Key Follow-effect voor het filter instellen, met andere woorden, hoe de klankkwaliteiten
van het element en de bijbehorende Filter EG reageren op bepaalde noten die (of op een octaafbereik dat) u speelt.
CutoffSens (Cutoff Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de afsnijfrequentie
(hierboven) van het geselecteerde element, waarbij C3 als de basistoonhoogte wordt beschouwd.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (Cutoff Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de belangrijkste noot voor 'CutoffSens' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen
voor displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
EGTimeSens (EG Time Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie en octaafbereik) van invloed zijn op de Filter EG-tijden van
het geselecteerde element. De basiswijzigingssnelheid voor de FEG is bij de noot die is opgegeven in CenterKey
(hieronder).
Instellingen: -64 – +0 – +63
CenterKey (EG Time Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot voor de parameter 'EGTimeSens' hierboven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
[SF5] SCALE (Filter Scaling)
Break Point 1 – 4
Bepaalt de vier breekpunten door de respectievelijke nootnummers op te geven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt het breekpunt ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en
op de gewenste toets te drukken.
OPMERKING De breekpunten 1 t/m 4 worden automatisch in oplopende volgorde ingesteld op het keyboard.
Offset 1 – 4
Hiermee wordt de offsetwaarde bepaald voor de afsnijfrequentie bij elk breekpunt.
Instellingen: -128 – +0 – +127
OPMERKING De minimale en maximale afsnijlimieten (respectievelijke de waarde 0 en 127) kunnen nooit worden overschreden,
ongeacht de grootte van deze offsetwaarden.
OPMERKING Elke noot die onder de noot voor breekpunt 1 wordt gespeeld, resulteert in de instelling Break Point 1 Level.
Elke noot die boven de noot voor breekpunt 4 wordt gespeeld, resulteert in de instelling Break Point 4 Level.
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer instellingsvoorbeelden van de
filterschaalverdeling.
[F4] AMP (amplitude)
[SF1] LVL/PAN (Level/Pan)
Vanuit deze display kunt u voor elk afzonderlijk element basisinstellingen voor niveau en pan invoeren. Bovendien vindt
u hier enkele gedetailleerde en ongebruikelijke parameters voor beïnvloeding van de panpositie.
Level
Hiermee stelt u het niveau van elk element in.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Hiermee wordt de stereo panpositie bepaald voor het geselecteerde element.
Bepaalt hoe snel het geluid wegsterft als de toets wordt losgelaten en u tegelijkertijd voetregelaar FC3 indrukt, terwijl
de parameter Half Damper Switch is ingeschakeld.
Instellingen: 0 – 127
Half Damper Switch
Als het halfdemperpedaal is ingeschakeld, kunt u een 'halfpedaal'-effect produceren zoals op een echte akoestische
piano met behulp van de optionele FC3-voetregelaar die is aangesloten op de aansluiting FOOT SWITCH [SUSTAIN]
op het achterpaneel.
Instellingen: off, on
OPMERKING Als u een halfdempereffect wilt reproduceren met de optionele FC3, stelt u de parameter 'FS Sustain Pedal'
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over AEG.
(selectie voetschakelaar sustainpedaal) in op 'FC3 (Half On)' in de display CTL ASN (pagina 146) van de modus Utility.
Houd er rekening mee dat deze instelling niet nodig is voor het besturen van de halfdemper door het verzenden
van besturingswijzigingsberichten vanaf een extern op dit instrument aangesloten MIDI-apparaat.
Vanuit deze display kunt u het effect Key Follow voor amplitude instellen, m.a.w. hoe het volume van het element en
de bijbehorende Amplitude EG reageren op bepaalde noten die (of op een octaafbereik dat) u speelt.
LevelSens (Level Key Follow Sensitivity)
Hiermee wordt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op het volume
van het geselecteerde element. Een Center Key-instelling van C3 wordt gebruikt als de basisinstelling.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (Level Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de belangrijkste noot voor 'LevelSens' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen
voor displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
EGTimeSens (EG Time Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie en octaafbereik) van invloed zijn op de Amplitude EG-tijden
van het geselecteerde element. De Center Key (volgende parameter) wordt gebruikt als de basisamplitude voor deze
parameter.
Instellingen: -64 – +0 – +63
CenterKey (EG Time Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot voor de parameter 'EGTimeSens' hierboven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
RelAdjust (EG Time Key Follow Sensitivity Release Adjustment)
Bepaalt de gevoeligheid van 'EGTimeSens' bij EG Release.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF5] SCALE (Amplitude Scaling)
Break Point 1 – 4
Bepaalt de vier breekpunten door de respectievelijke nootnummers op te geven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt het breekpunt ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en
op de gewenste toets te drukken.
OPMERKING De breekpunten 1 t/m 4 worden automatisch in oplopende volgorde ingesteld op het keyboard.
Offset 1 – 4
Bepaalt de verschuivingswaarde voor de instelling 'Level' van elk breekpunt.
Instellingen: -128 – +0 – +127
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor instellingsvoorbeelden van de
amplitudeschaalverdeling.
[F5] LFO (Low Frequency Oscillator)
Wave
Selecteert de LFO-golfvorm die wordt gebruikt om het geluid te variëren.
Instellingen: saw, tri, squ
Speed
Past de snelheid (frequentie) van de LFO-variatie aan. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe hoger de snelheid.
Instellingen: 0 – 63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
45
Page 46
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
KeyOnReset
UitAan
Toets Toets
TijdTijd
–
+
0
–
+
0
Ingesteld op 2 BandIngesteld op P.EQ
Versterking
Versterking
Lage freq.
Instellingen: 50,1 Hz – 2,00 kHz
Hoge freq.
Instellingen: 503,8 Hz – 10,1 kHz
Frequentie
Hoge versterking
Instellingen: -32 – +0 – +32
Lage versterking
Instellingen: -32 – +0 – +32
Freq.
Instellingen: 139,7 Hz – 12,9 kHz
Versterking
Instellingen: -32 – +0 – +32
Frequentie
Q
Instellingen: 0 – 31
Bepaalt of de LFO al dan niet wordt gereset als een noot wordt gespeeld.
Instellingen: off, on
KeyOnDelay
Bepaalt de vertragingstijd tussen het moment waarop een noot-aan-bericht wordt ontvangen en het moment waarop de
LFO actief wordt.
Instellingen: 0 – 127
PMod (Pitch Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de toonhoogte van het geluid varieert
(moduleert).
Instellingen: 0 – 127
FMod (Filter Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de filterafsnijfrequentie varieert
(moduleert).
Instellingen: 0 – 127
AMod (Amplitude Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de amplitude of het volume van het geluid
varieert (moduleert).
Instellingen: 0 – 127
FadeInTime
Bepaalt na hoeveel tijd het LFO-effect gaat aanzwellen (nadat de 'KeyOnDelay'-tijd is verstreken).
........................................... Deze instellingen kunnen worden gebruikt om het niveau van het gehele signaal met
thru..................................... Met deze instelling worden de equalizers genegeerd en wordt het volledige signaal niet
MOX6/MOX8 Naslaggids
van de equalizer bepalen.
respectievelijk 6dB, 12dB en 18dB te versterken.
beïnvloed.
Modus Voice
Voice Play
Normal Voice Edit
Drum Voice Edit
Voice Job
Aanvullende informatie
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
46
Page 47
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Drum Voice Edit
Elke drumvoice bestaat uit maximaal 73 drumtoetsen, die worden toegewezen aan noten die verspreid zijn over het
keyboard (C0 tot en met C6). Er zijn twee typen Drum Voice Edit: de displays voor Common Edit voor het bewerken
van de gemeenschappelijke instellingen voor alle toetsen en de displays voor Key Edit voor het bewerken van de
afzonderlijke toetsen. In dit onderdeel worden de parameters voor Common Edit en Key Edit beschreven.
Common Edit
Werking
[F1] GENERAL
[SF1] NAME
[SF4] OTHER
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 30.
[F2] OUTPUT
Gelijk aan Normal Voice Common Edit. Zie pagina 31. Daarnaast zijn ook de volgende twee parameters beschikbaar.
InsChoSend (Insertion Chorus Send)
Bepaalt het zendniveau voor de volledige drumvoice (alle toetsen), verzonden vanuit Insertion Effect A/B of vocoder
naar het choruseffect.
Instellingen: 0 – 127
InsRevSend (Insertion Reverb Send)
Bepaalt het zendniveau voor de volledige drumvoice (alle toetsen), verzonden vanuit Insertion Effect A/B of vocoder
naar het reverbeffect.
Instellingen: De instelling van de parameters 'InsChoSend' of 'InsRevSend' is gemeenschappelijk voor alle toetsen. Als u de drumtoets
instelt zodat Insertion A/B of de vocoder genegeerd worden, kan het Chorus-/Reverb-zendniveau voor elke drumtoets
afzonderlijk worden ingesteld. Deze parameter heeft ook geen invloed op de toets. In dat geval kunt u het Chorus-/Reverbzendniveau van elke toets instellen in de parameters 'ChoSend'/'RevSend' in de display [SF2] OUTPUT van de display
[F1] OSC van Key Edit.
[F3] EQ
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 32.
[F4] CTL SET (Controller Set)
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 32. De parameter Element Switch is niet beschikbaar
Bepaalt het niveau van het drumtoetsgeluid (het genegeerde signaal) dat naar het choruseffect wordt gezonden.
Deze parameter is alleen beschikbaar als Insertion Effect Output (hierboven) op 'thru' is ingesteld.
Instellingen: 0 – 127
MOX6/MOX8 Naslaggids
48
Page 49
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] OTHER
Vanuit deze display kunt u diverse parameters instellen die betrekking hebben op de manier waarop de afzonderlijke
noten van de drumvoice reageren op keyboard- en MIDI-data.
AssignMode
Bepaalt de speelmethode wanneer dezelfde noten continu via hetzelfde kanaal worden ontvangen en zonder een
bijbehorend noot-uit-bericht. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over
de instellingen.
Instellingen: single, multi
RcvNoteOff (Receive Note Off)
Bepaalt of MIDI-noot-uit-berichten worden ontvangen door elke drumtoets.
Instellingen: off, on
AltnateGroup (Alternate Group)
Hiermee stelt u de alternatiegroep in waaraan de toets wordt toegewezen. Met deze instelling kunt u het geluid van een
echte drumkit reproduceren, waarin het fysiek onmogelijk is om bepaalde drumgeluiden tegelijkertijd af te spelen, zoals
een open en een gesloten hi-hat.
Instellingen: off, 1 – 127
[SF6] HOLD
In de displays Key Edit kunt u de gewenste drumtoets wijzigen door een toets op het keyboard in te drukken.
Als [SF6] HOLD is ingesteld op 'on' (), wordt de gewenste drumtoets gehandhaafd zelfs wanneer u een andere
toets op het keyboard indrukt. Als [SF6] HOLD is ingesteld op 'off' (), kunt u de gewenste drumtoets wijzigen
door een andere toets op het keyboard in te drukken.
[F2] PITCH
[SF1] TUNE
Vanuit deze display kunt u diverse toonhoogtegerelateerde parameters voor de geselecteerde toets instellen.
Coarse (Coarse Tuning)
Hiermee wordt de toonhoogte bepaald van elke drumtoetsgolf (of normale voice) in halve tonen.
Instellingen: -48 – +0 – +48
OPMERKING Als een normale voice aan de toets is toegewezen, past u met deze parameter de positie van de bijbehorende noot
(niet van de bijbehorende toonhoogte) aan ten opzichte van noot C3. Voor een normale voice past deze parameter
de positie aan van de bijbehorende noot (niet van de bijbehorende toonhoogte) ten opzichte van noot C3.
Fine (Fine Tuning)
Hiermee wordt de fijnstemming bepaald voor de toonhoogte van elke drumtoetsgolf (of normale voice).
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Pitch (Pitch Velocity Sensitivity)
Hiermee wordt bepaald hoe de toonhoogte van de geselecteerde drumtoets reageert op de aanslag.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
49
Page 50
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] FILTER
[SF1] CUTOFF
U kunt filterinstellingen toepassen op de drumvoice. Met de MOX6/MOX8 kunt u op elke afzonderlijke drumtoets
een laagdoorlaatfilter en een hoogdoorlaatfilter toepassen.
LPFCutoff (Low Pass Filter Cutoff)
Gebruik deze parameter om een afsnijfrequentie in te stellen voor het laagdoorlaatfilter.
Instellingen: 0 – 255
LPFReso (Low Pass Filter Resonance)
Hiermee wordt de hoeveelheid resonantie (harmonische nadruk) bepaald die wordt toegepast op het signaal bij
de afsnijfrequentie.
Instellingen: 0 – 127
HPFCutoff (High Pass Filter Cutoff)
Bepaalt de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter.
Instellingen: 0 – 255
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
LPFCutoff (Low Pass Filter Cutoff)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter. Bij positieve instellingen wordt de
afsnijfrequentie hoger naarmate u het keyboard harder bespeelt. Een negatieve instelling heeft het tegenovergestelde
effect.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[F4] AMP (Amplitude)
[SF1] LVL/PAN (Level/Pan)
Vanuit deze display kunt u voor het geluid van elke afzonderlijke drumtoets basisinstellingen voor niveau en pan
invoeren. Bovendien vindt u hier enkele gedetailleerde en ongebruikelijke parameters voor beïnvloeding van de
panpositie.
Level
Hiermee wordt de uitgang bepaald voor de geselecteerde drumtoets (golf). Hiermee kunt u gedetailleerde
balansaanpassingen uitvoeren voor de diverse geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Stelt de panpositie (stereopositie) van elke golf in. Deze positie wordt ook gebruikt voor de basispanpositie voor
de instellingen Alternate (beurtelings) en Random (willekeurig).
Hiermee wordt de hoeveelheid bepaald waarmee het geluid van de geselecteerde drumtoets beurtelings naar links en
rechts wordt gepand voor elke noot waarop u drukt. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: L64 – C – R63
RandomPan
Bepaalt de hoeveelheid waarmee het geluid van de geselecteerde drumtoets willekeurig naar links en rechts wordt
gepand voor elke toets waarop u drukt. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt als de centrale panpositie.
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Level (Level Velocity Sensitivity)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het uitgangsniveau van de Amplitude Envelope Generator.
Instellingen: -64 – +0 – +63
MOX6/MOX8 Naslaggids
50
Page 51
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF3] AEG (Amplitude EG)
Decay 2 Time = 0 – 126
Niveau
Toets aanToets aan
Attacktijd Decay 1-
tijd
Decay 2-
tijd
Tijd
Attacknivea u
Decay 1-niveau
Decay 2 Time = hold
Niveau
Attacktijd Decay 1-
tijd
Decay 2-
tijd
Tijd
Attackniveau
Decay 1-niveau
AttackTime
Instellingen: 0 – 127
Decay1Time
Instellingen: 0 – 127
Decay1Level
Instellingen: 0 – 127
Decay2Time
Instellingen: 0 – 126, hold
[F6] EQ (Equalizer)
Hetzelfde als in Normal Element Edit. Zie pagina 46.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
51
Page 52
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Voice Job
Bronvoice
Bestemmingsvoice
In Voice Job zijn diverse basisbewerkingen beschikbaar, zoals Initialize en Copy. Nadat u de parameters hebt ingesteld
in de geselecteerde display, drukt u op de knop [ENTER] om de taak uit te voeren.
Werking
[F1] INIT (Initialize)
Met deze functie kunt u alle voiceparameters terugzetten (initialiseren) naar de standaardinstellingen. Met deze functie
kunt u ook bepaalde parameters selectief initialiseren, zoals algemene instellingen, instellingen voor elk(e) element-/
drumtoets, enz. Dit is heel handig wanneer u een volledig nieuwe voice opbouwt.
Parametertype voor het initialiseren
ALL: Alle data in de modi Common Edit en Element (Key) Edit
Common: Data in Common Edit
EL: Data van de overeenkomende parameters in Element Edit (of Key Edit).
with WaveNo.: Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de golven die aan de elementen (toetsen) zijn toegewezen
geïnitialiseerd.
OPMERKING
OPMERKING Als u het selectievakje inschakelt terwijl een drumvoice is geselecteerd, kunt u een specifieke drumtoets selecteren.
[F2] RECALL (Edit Recall)
Als u een voice aan het bewerken bent en als u een andere voice selecteert zonder de bewerkte voice op te slaan,
worden alle wijzigingen die u heeft aangebracht gewist. Als dat gebeurt, kunt u de functie Edit Recall gebruiken om
de voice te herstellen met behoud van uw laatste wijzigingen.
[F3] COPY
Vanuit deze display kunt u Common- en Element/Drum Keyparameterinstellingen vanuit elke voice kopiëren naar
de voice die u aan het bewerken bent. Dit is handig
als u een voice aan het maken bent en u bepaalde
parameterinstellingen van een andere voice wilt gebruiken.
Te kopiëren datatype (type)
Common: Data van de modus Common Edit
Element (1 – 8): Data van de overeenkomende Element
Edit-parameters
Toets C0 – C6: Data van de overeenkomende Key Edit-parameters
Procedure voor kopiëren
1. Selecteer de bronvoice.
Als 'Current' is geselecteerd in de bronvoice, is de bronvoice hetzelfde als de doelvoice. Als u een element naar
een ander element in dezelfde voice wilt kopiëren, selecteert u 'Current'.
2. Selecteer de bestemmingsvoice (Current Voice).
3. Wanneer 'Element' of 'Key' is geselecteerd in de bronvoice, selecteert u de te kopiëren partij/toets in de
bestemmingsvoice.
4. Druk op de knop [ENTER].
[F4] BULK (Bulk Dump)
[VOICE] Æ Voice selecteren Æ [JOB]
U kunt de parameters 'Common' en 'EL' en 'Audio' selecteren als het selectievakje is uitgeschakeld.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Met deze functie kunt u al uw gewijzigde parameterinstellingen voor de op dat moment geselecteerde voice naar
een computer of een ander MIDI-instrument verzenden om de data te archiveren. Druk op de knop [ENTER] om
de Bulk Dump uit te voeren.
OPMERKING
MOX6/MOX8 Naslaggids
Voor het uitvoeren van Bulk Dump moet u het juiste MIDI-apparaatnummer instellen, met de volgende bewerking:
[UTILITY] Æ [F6] MIDI Æ [SF1] CH Æ DeviceNo.
52
Page 53
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Aanvullende informatie
Overzicht van voicecategorieën
Dit is de lijst met de hoofdcategorieën en hun subcategorieën waartoe de respectievelijke voices van de MOX6/MOX8
behoren.
Hoofdcategorie
(afkorting)
Acoustic Piano (Piano)Acoustic Piano (APno)LayerModern (Modrn)Vintage (Vintg)
Keyboard (Keys)Electric Piano (EP)FM Piano (FM)ClaviSynth
OrganTone Wheel (Tn Whl)ComboPipeSynth
GuitarAcoustic Guitar (A. Gtr)Electric Clean (E.Cln)Electric Distortion (E. Dst)Synth
Knop 5GATE TIME[VOICE] Æ ARP [EDIT] Æ [F5] PLY FX Æ 'GateTimeRate' pagina 28
Knop 6OCT RANGE[VOICE] Æ ARP [EDIT] Æ [F5] PLY FX Æ 'OctaveRange' pagina 29
Knop 7UNITMULTIPLY[VOICE] Æ ARP [EDIT] Æ [F5] PLY FX Æ 'UnitMultiply' pagina 28
Knop 8TEMPO[VOICE] Æ ARP [EDIT] Æ [F3] MAIN Æ 'Tempo' pagina 27
pagina 32
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
54
Page 55
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
De modus Performance
De modus Performance wordt gebruikt voor het selecteren, afspelen en bewerken van de gewenste performance.
Performances kunnen uit maximaal vier partijen (voices) bestaan, die worden geselecteerd uit partij 1 – 4 van de interne
toongenerator. In dit hoofdstuk wordt elke parameter in vier typen beschreven (Performance Play, Performance Edit,
Performance Job en Performance Record).
Performance Play
Performance Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Performance. Hier kunt u een
performance selecteren en afspelen.
Werking
[F1] PLAY
1 Performance Bank
2 Performance Number
Geeft de bank en het nummer van de geselecteerde performance aan.
3 Favorite Category-indicator
Deze indicator wordt weergegeven als u de geselecteerde performance toewijst aan de Favorite Category.
4 Category
Geeft de hoofdcategorie en subcategorie van de geselecteerde performance aan.
5 TCH (Transmit Channel)
Geeft het MIDI-zendkanaal van het toetsenbord aan. U kunt het MIDI-zendkanaal van het keyboard wijzigen door op
de knop [TRACK] te drukken zodat de bijbehorende indicator oplicht en vervolgens op een van de nummerknoppen
[1] – [16] te drukken. Het MIDI-zendkanaal van het keyboard kan ook met de volgende handeling worden gewijzigd:
[UTILITY] Æ [F6] MIDI Æ [SF1] CH Æ 'KBDTransCh'.
6 (Arpeggio Tempo)
Geeft het arpeggiotempo aan dat is ingesteld voor de geselecteerde performance.
OPMERKING
7 OCT (octaaf)
Geeft de Keyboard Octave-instelling aan.
Druk op de knop [PERFORM].
135726
4
De display Performance Play
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. U kunt het arpeggiotype instellen in
de display Arpeggio Edit (pagina 57).
MOX6/MOX8 Naslaggids
55
Page 56
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] VOICE
1
34 567
2
Knob
In deze modus kunt u een voice selecteren voor elke partij en bepalen vanuit welk nootbereik deze kan worden
gespeeld.
1 Performance Name
Duidt de naam van de geselecteerde performance aan.
2 Part
Geeft de geselecteerde partij aan.
3 Part Switch
Bepaalt of de partij wordt gebruikt (on) of niet (off). Als u deze parameter instelt op 'on' ( ) kan de partij worden
afgespeeld. Als u deze parameter echter instelt op 'off' ( ), wordt het geluid van de partij uitgeschakeld en verdwijnt
de Part-aanduiding van de display VOICE.
4 Voic e Ba nk
5 Voic e Nu mber
6 Voic e Na me
Geeft de bank en het nummer aan van de voices die zijn toegewezen aan partij 1 – 4.
7 Note Limit
Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van de partij. U stelt deze noot in door [SF4] LIMIT L (Limit Low)
ingedrukt te houden en tegelijkertijd op de gewenste toets op het keyboard te drukken. Hiermee stelt u de laagste noot
in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde partij klinkt. U stelt deze noot in door [SF5] LIMIT H (Limit High)
ingedrukt te houden en tegelijkertijd op de gewenste toets op het keyboard te drukken. Hiermee stelt u de hoogste noot
in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde partij klinkt. U kunt ook een onder- en een bovenbereik voor de
voice maken, met een nootbereik-'gat' in het midden, door eerst de hoogste noot op te geven. Als u bijvoorbeeld een
nootbegrenzing van 'C5 – C4' instelt, kunt u de voice vanuit twee verschillende soorten bereik bespelen: C -2 tot C4
en C5 tot C8. Noten die tussen C4 en C5 worden gespeeld, bespelen niet de geselecteerde voice.
[F3] PORTA (Portamento)
PortaSw (Portamento Switch)
Hiermee bepaalt u of portamento voor alle partijen is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
PortaTime (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast. De instellingen worden als
offsets toegepast op dezelfde parameter in Performance Part Edit (pagina 65).
Instellingen: 0 – 127
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
PartSwitch
Bepaalt of portamento voor elke afzonderlijke partij is in- of uitgeschakeld. Deze mogelijkheid is uitsluitend beschikbaar
als PortaSw (zie hiervoor) is ingeschakeld.
[F4] EG
Deze display bevat de basisinstellingen voor EG, zowel volume als filter. De instellingen die u hier maakt, worden
gebruikt om de AEG- en FEG-instellingen in Performance Part Edit te wijzigen (pagina 68). De parameters zijn hetzelfde
als in de display [F4] EG van Voice Play. Zie pagina 26.
MOX6/MOX8 Naslaggids
56
Page 57
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] ARP ED (Arpeggio Edit)
Knob
Knob
Druk op deze knop om de display Arpeggio Edit van de modus Performance op te roepen.
[F6] EFFECT
Druk op deze knop om de display EFFECT (pagina 63) van Performance Common Edit op te roepen.
Arpeggio Edit
Deze display bevat de basisinstellingen voor het afspelen van arpeggio, inclusief het type en het tempo in de modus
Performance. De MOX6/MOX8 heeft vier arpeggiators. In de modus Performance kunnen de verschillende arpeggiotypen
worden toegewezen aan maximaal vier partijen en kunnen er maximaal vier arpeggiotypen gelijktijdig worden bespeeld.
De parameters zijn hetzelfde als in de modus Voice (
Werking
[PERFORM] Æ Performance selecteren Æ [F5] ARP ED
Modus Performance Æ ARP [EDIT]
pagina 27
[F1] COMMON
Tempo (Arpeggio Tempo)
Bepaalt het tempo van het arpeggio.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING
OPMERKING
Switch (Common Switch)
Hiermee bepaalt u of arpeggio voor alle partijen is in- of uitgeschakeld. Deze instelling wordt ook toegepast op de knop
ARP [ON/OFF] op het paneel.
Instellingen: off, on
SyncQtzValue (Sync Quantize Value)
Hiermee wordt de daadwerkelijke timing bepaald voor de volgende keer dat het arpeggio wordt afgespeeld als u dit
activeert terwijl het arpeggio van een bepaalde partij wordt afgespeeld. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', start
het volgende arpeggio zodra u dit activeert. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4 noot in
Bepaalt de offsetwaarde voor 'QtzStrength' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle
partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
VelocityRate
Bepaalt de offsetwaarde voor 'VelocityRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle
partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display MIDI van de modus Utility (
instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt
verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
), met uitzondering van de volgende parameters.
pagina 149
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
)
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
GateTimeRate
Hiermee bepaalt u de offsetwaarde voor 'GateTimeRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast
op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
Swing
Hiermee bepaalt u de offsetwaarde voor 'Swing' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle
partijen.
Instellingen: -120 – +0 – +120
MOX6/MOX8 Naslaggids
57
Page 58
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] TYPE
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice.
[F3] MAIN
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice. De parameter 'Tempo' bevindt
zich echter niet in de display MAIN van de modus Performance. De display omvat de volgende parameter.
De tempo-instelling voor arpeggio bevindt zich in de display COMMON van Arpeggio Edit.
VoiceWithARP (Voice with Arpeggio)
Aan elk arpeggiotype wordt een specifieke voice toegewezen die het best bij het type past. Met deze parameter wordt
bepaald of de toepasselijke voice die is geregistreerd voor elk arpeggiotype wordt toegewezen aan de bewerkte partij.
Als de parameter wordt ingesteld op 'on', wordt de toepasselijke voice toegewezen aan de bewerkte partij in plaats van
de huidige toegewezen voice. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', wordt de toepasselijke voice niet toegewezen
aan de bewerkte partij. De momenteel toegewezen voice blijft behouden.
[F4] LIMIT
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
[F6] OUT CH (Output Channel)
OutputSwitch
Als deze schakelaar is ingeschakeld, worden de arpeggio-afspeeldata uitgevoerd via MIDI.
Instellingen: off, on
TransmitCh (Transmit Channel)
Hiermee bepaalt u het MIDI-zendkanaal voor de arpeggio-afspeeldata. Als het kanaal 'KbdCh' is ingesteld, worden
de arpeggio-afspeeldata uitgevoerd via het MIDI-keyboardzendkanaal ([UTILITY] Æ [F6] MIDI Æ [SF1] CH Æ
'KBDTransCh').
Instellingen: 1 – 16, KbdCh (Keyboard Channel)
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
58
Page 59
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Performance Edit
Elke performance kan maximaal vier partijen bevatten. Er zijn twee typen Performance Edit-displays: de displays voor
Common Edit voor het bewerken van de gemeenschappelijke instellingen voor alle vier de partijen en de displays voor
Part Edit voor het bewerken van de instellingen voor afzonderlijke partijen. In dit onderdeel worden de parameters voor
Common Edit en Part Edit beschreven.
Common Edit
Werking
[F1] GENERAL
[SF1] NAME
In deze display kunt u de categorie (sub- en hoofdcategorie) van de geselecteerde performance toewijzen en een
naam toekennen aan de performance. De naam van de performance kan uit maximaal 20 tekens bestaan. Zie het
gedeelte 'Basisbediening' van de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het toekennen van namen.
[SF2] PLY MODE (Play Mode)
SplitPoint
Hiermee wordt het nootnummer bepaald van het splitpunt, waarmee het keyboard in twee verschillende secties wordt
onderverdeeld.
Instellingen: C#-2 – G8
OPMERKING Als de parameter 'SplitLo/Up' van elke partij is ingesteld op 'both', heeft deze parameter geen effect.
OPMERKING Er wordt alleen geluid voortgebracht als u noten speelt binnen het gebied dat overeenkomt met de instelling van
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op
SplitSwitch
Bepaalt of de instellingen van het splitpunt en de positie Split Lower/Upper in de parameter Part in- of uitgeschakeld zijn
(respectievelijk on of off).
Instellingen: off, on
[SF3] EQ OFS (EQ Offset)
Dit is een parametrische equalizer met drie frequentiebanden (High, Mid en Low). U kunt het niveau van elke
frequentieband (High, Mid, Low) versterken of verzwakken om het geluid van de voice te wijzigen. Hiermee bepaalt
u de offsetwaarde voor dezelfde parameters in de display [F3] EQ (pagina 67).
FREQ (Frequency)
Bepaalt de frequentie voor elke frequentieband.
GAIN
Bepaalt de niveauversterking van de frequentie (zie hierboven) of de mate waarin de geselecteerde frequentieband
wordt verzwakt of versterkt. Hoe hoger de waarde is, hoe meer versterking. Hoe lager de waarde is, hoe minder
Bepaalt het zendniveau van het signaal van de audio-invoerpartij dat wordt verzonden naar het koorklankeffect.
Hoe hoger de waarde is, hoe duidelijker de koorklank is.
Instellingen: 0 – 127
Reverb Send
Bepaalt het zendniveau van het signaal van de audio-invoerpartij dat wordt verzonden naar het nagalmeffect.
Hogere waarden zorgen voor een duidelijkere nagalm (Reverb).
Instellingen: 0 – 127
Dry Level
Bepaalt het niveau van de A/D-invoerpartij dat niet is bewerkt met de systeemeffecten (Chorus, Reverb).
Instellingen: 0 – 127
Mono/Stereo
Bepaalt de signaalconfiguratie van de A/D-invoerpartij of de wijze waarop de signalen worden of mono).
Instellingen: LMono, RMono, LRMono, stereo
LMono................................ Alleen het linkerkanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
RMono ............................... Alleen het rechterkanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
LRmono ............................. Het linker- en rechterkanaal van de audio-invoer worden gemixt en bewerkt in mono.
stereo.................................Zowel het linker- als het rechterkanaal van de audioinvoer wordt gebruikt.
[SF2] CONNECT (Insertion Effect Connection)
In deze display kunt u de invoegeffecttypen instellen die worden toegepast op het audio-ingangssignaal in de modus
Performance. U kunt het System Effect instellen in de display EFFECT (pagina 63).
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
2
1 InsA Ctgry (Insertion Effect A Category)/ InsB Ctgry (Insertion Effect B Category)
2 InsA Type (Insertion Effect A Type)/ InsB Type (Insertion Effect B Type)
Bepaalt de categorie en het type voor de invoegeffecten A of B.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Data List' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
MOX6/MOX8 Naslaggids
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
62
Page 63
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
3 InsEF Connect (Insertion Effect Connection)
Bepaalt de effectrouting voor invoegeffect A en B. De instellingswijzigingen worden weergegeven in het diagram op
de display en bieden u een goed overzicht van de manier waarop het signaal wordt gerouteerd.
Instellingen: insA>B, insB>A
insA>B ............................... Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden verzonden naar invoegeffect B en
signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden verzonden naar Reverb en Chorus.
insB>A ............................... Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden verzonden naar invoegeffect A en
signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden verzonden naar Reverb en Chorus.
[SF3] INS A (Insertion Effect A)
[SF4] INS B (Insertion Effect B)
Deze displays bestaan uit verschillende pagina’s en kunnen worden geselecteerd met de cursorknoppen [<]/[>].
In deze displays kunt u ook elke parameter van het geselecteerde effecttype afzonderlijk en handmatig instellen.
Category
Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde effect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Data List' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen oproepen voor elk effecttype, die zijn ontworpen voor gebruik
in specifieke toepassingen en situaties. U kunt de manier wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed door de vooraf
geprogrammeerde instellingen.
OPMERKING
Zie het PDF-document 'Data List' voor een overzicht van alle preseteffecttypen.
Effect Parameters
De effectparameter verschilt afhankelijk van het momenteel geselecteerde effecttype. Zie het PDF-document
'Data List' voor informatie over de bewerkbare effectparameters van elk effecttype. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor gedetailleerde beschrijvingen van elke effectparameter.
[F6] EFFECT
[SF1] CONNECT
Het aansluittype Insertion is afhankelijk van de instelling van de voice die is toegewezen aan de geselecteerde partij.
In deze display wordt het systeemeffect toegepast op alle partijen.
Chorus Ctg (Chorus Category)
Chorus Type
Reverb Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde choruseffect en reverbeffect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Data List' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor gedetailleerde beschrijvingen van elk effecttype.
Chorus Return
Reverb Return
Bepaalt het retourniveau van het chorus-/reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Chorus Pan
Reverb Pan
Bepaalt de panpositie van het chorus-/reverbeffectgeluid.
Ongeacht de instelling voor 'P.WithVce' worden de volgende instellingen altijd gekopieerd als een normale voice wordt
geselecteerd: 'Mono/Poly', 'Switch' (Portamento Part Switch), 'Time' (Portamento Time) en 'Mode' (Portamento Mode).
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
SplitLo/Up (Split Lower/Upper)
Bepaalt welk gebied van het keyboard het geluid produceert. Als 'upper' is geselecteerd, produceren alleen noten
bij het splitpunt (parameter Common) of daarboven geluid. Als 'lower' is geselecteerd, produceren alleen de noten
beneden het splitpunt geluid. Als 'both' is geselecteerd, produceren alle noten van het keyboard geluid. Er wordt
feitelijk geluid voortgebracht als u noten speelt binnen het gebied dat overeenkomt met deze instellingen en de
instelling voor toonbegrenzing.
Instellingen: both, lower, upper
MOX6/MOX8 Naslaggids
64
Page 65
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ArpPlyOnly (Arpeggio Play Only)
127
0
127
Als Offset (onder) is ingesteld op 64:
Resulterende werkelijke
aanslagsnelheid (van invloed
op de toongenerator)
Aanslagsnelheid waarmee u een noot speelt
Depth = 127
Depth = 64
Depth = 32
Depth = 0
Bepaalt of de huidige partij alleen de nootevents van het arpeggiospel afspeelt. Als deze parameter is ingeschakeld,
zijn alleen de nootevents van het arpeggiospel van invloed op het toongeneratorblok.
Hiermee bepaalt u of de afzonderlijke paninstellingen voor elke voice (gemaakt via [VOICE] Æ [EDIT] Æ
Element selecteren Æ [F4] AMP Æ [SF1] LVL/PAN Æ Pan) worden gebruikt. Als dit is ingesteld op 'off', wordt de
panpositie van elk element in het partij ingesteld op het midden.
Instellingen: off, on
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
[SF2] EF SEND (Effect Send)
In deze display kunt u het zendniveau en het droge niveau instellen die voor elke partij worden verzonden naar
de systeemeffecten. Zie pagina 20 voor meer informatie over effectverbindingen in de modus Performance.
ChoSend (Chorus Send)
Bepaalt het volume van elke partij. Hiermee kunt u gedetailleerde balansaanpassingen uitvoeren voor de diverse
geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
MOX6/MOX8 Naslaggids
66
Page 67
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
RevSend (Reverb Send)
Gain
Frequentie
3- bands Æ Low MidHigh
Hiermee bepaalt u de stereopanpositie van elke partij. Hiermee kunt u gedetailleerde aanpassingen van het
reverbeffect uitvoeren voor de diverse geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
DryLevel
Bepaalt het niveau van het onbewerkte (droge) geluid van de geselecteerde partij, zodat u de algehele effectbalans
tussen de partijen kunt afstemmen.
Instellingen: 0 – 127
InsEF (Insertion Effect Part Switch)
Bepaalt de partijen die beschikbaar zijn voor het invoegeffect. Als deze schakelaar is ingesteld op 'on', wordt het
invoegeffect geactiveerd van de voice die aan de partij is toegewezen.
Instellingen: off, on
[F3] EQ (Equalizer)
In deze display kunt u de EQ-instellingen voor elke partij aanpassen. Dit is een parametrische equalizer met drie
frequentiebanden (High, Mid en Low). U kunt het niveau van elke frequentieband (High, Mid, Low) versterken of
verzwakken om het geluid van de voice te wijzigen. Er zijn twee displaytypen (hierna beschreven) beschikbaar.
U schakelt tussen deze beide displays door op de knop [SF6] te drukken. Elk displaytype heeft dezelfde instellingen
in een andere indeling. Gebruik het type dat u het gemakkelijkst vindt in het gebruik.
• Display waarop vier partijen worden weergegeven
Houd er rekening mee dat u in de display met vier partijen de cursorknoppen moet gebruiken om door de display te
bladeren om de overige parameters weer te geven en in te stellen, omdat niet alle parameters tegelijk kunnen worden
weergegeven.
• Display waarop alle parameters van één partij worden weergegeven
Zie pagina 20 voor meer informatie over de effectverbinding, inclusief de EQ, in de modus Performance.
Bepaalt elke parameter van de AEG voor elk van de partijen. Zie pagina 44 voor meer informatie over AEG.
De parameters 'Sustain' en 'Release' zijn niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
Instellingen: -64 – +0 – +63
MOX6/MOX8 Naslaggids
68
Page 69
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] RCV SW (Receive Switch)
In deze display kunt u de reactie van elke afzonderlijke partij op verschillende MIDI-data instellen, zoals berichten over
besturings- en programmawijzigingen. Als de relevante parameter is ingesteld op 'on', reageert de bijbehorende partij
op de desbetreffende MIDI-data. Er zijn twee displaytypen (hierna beschreven) beschikbaar. U schakelt tussen deze
beide displays door op de knop [SF6] te drukken. Elk displaytype heeft dezelfde instellingen in een andere indeling.
Gebruik het type dat u het gemakkelijkst vindt in het gebruik.
• Display waarop vier partijen worden weergegeven
In dit displaytype wordt de status van Receive Switch voor vier partijen tegelijk weergegeven. Schakel de gewenste
partij in of uit voor het overeenkomstige type MIDI-data.
• Display waarop alle parameters van één partij worden weergegeven
OPMERKING
OPMERKING Als 'Control Change' hier wordt ingesteld op 'off', zijn geen met Control Change verwante parameters beschikbaar.
Instellingen: Zie hieronder.
CtrlChange (Control Change)
Geeft alle besturingswijzigingsberichten aan.
PB (Pitch Bend)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met het pitchbendwiel.
MW (Modulation Wheel)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met het modulatiewiel.
RB (Ribbon Controller)
MIDI-berichten voor Ribbon Controller.
ChAT (Channel After Touch)
MIDI-berichten voor Channel After Touch
FC1 (Foot Controller 1)
FC2 (Foot Controller 2)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de optionele voetregelaar die is aangesloten op het achterpaneel.
Sus (Sustain)
MIDI-berichten voor besturingsnummer 64 (Sustain). Deze parameter is niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
FS (Foot switch)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de optionele voetschakelaar die is verbonden met de aansluiting
FOOT SWITCH [ASSIGNABLE] op het achterpaneel.
AS1 (Assign 1)
AS2 (Assign 2)
MIDI-berichten die worden gegenereerd met de knoppen ASSIGN 1/ASSIGN 2 (knop 3/knop 4) wanneer u het lampje
[TONE3] inschakelt met de Functieknop 1.
A.Func1 (Assignable Function 1)
A.Func2 (Assignable Function 2)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de knoppen ASSIGNABLE FUNCTION [1] en [2].
BC (Breath Controller)
MIDI-berichten voor Breath Controller.
De parameter 'Sus' (Sustain) is niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Exp (Expression)
MIDI-berichten voor besturingsnummer 11 (Expression).
MOX6/MOX8 Naslaggids
69
Page 70
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Performance Job
12
In Performance Job zijn diverse basisbewerkingen beschikbaar, zoals Initialize en Copy. Nadat u de parameters hebt
ingesteld in de geselecteerde display, drukt u op de knop [ENTER] om de taak uit te voeren.
Werking
[F1] INIT (Initialize)
Met deze functie kunt u alle performanceparameters terugzetten (initialiseren) naar de standaardinstellingen. U kunt
met deze functie ook bepaalde parameters selecteren voor initialisatie, zoals algemene instellingen, instellingen voor
elke part, enz. Dit is vooral handig tijdens het maken van een volledig nieuwe performance.
Parametertype voor het initialiseren
All: Alle data in de performance
Common: Data in Common Edit
Partij 1 – 4: Data van de Part Edit-parameters van de bijbehorende interne partij
A/D: Data voor de A/D-invoerpartij
OPMERKING
[F2] RECALL
Wanneer u tijdens het bewerken van een performance een andere performance selecteert zonder de bewerkte
performance op te slaan, worden alle aangebrachte bewerkingen gewist. Als dat gebeurt, kunt u de functie Edit Recall
gebruiken om de voice te herstellen met behoud van uw laatste wijzigingen.
[F3] COPY
[SF1] PART
Met deze handeling kunt u instellingen voor Common Edit
en Part Edit van een bepaalde performance naar de
momenteel bewerkte performance kopiëren. Dit is handig
als u tijdens het maken van een performance een aantal
parameterinstellingen van een andere performance wilt
gebruiken.
OPMERKING
1 Datatype van performance (bron)
Hiermee bepaalt u de bank en het performancenummer dat u wilt kopiëren. Als 'current' is geselecteerd, wordt de
huidige performance opgegeven als de bronperformance. Daarom kunt u ook de parameterinstellingen van een partij
naar een andere partij binnen dezelfde performance kopiëren.
Instellingen: Bank: USR1 – 2, ---
Performancenummer: 001 (A01) – 128 (H16), Current
[PERFORM] Æ Performance selecteren Æ [JOB]
U kunt de parameters 'Common', 'Part' en 'A/D' uitsluitend selecteren als het selectievakje 'ALL' is uitgeschakeld.
Als de display wordt weergegeven, kunt u het
oorspronkelijke geluid in de kopieerbron
weergeven door op de knop [EDIT] te drukken en
de modus Compare op te roepen. Druk nogmaals
op de knop [EDIT] om de modus Compare te
verlaten.
3
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
2 Datatype van de bron
Bepaalt het brondatatype, inclusief het partijnummer. Op basis van deze instelling wordt het datatype van de
onderstaande bestemming automatisch ingesteld op het juiste item.
Instellingen: common, partij 1 – 4, A/D
3 Datatype van de bestemming
Bepaalt het bestemmingsdatatype, inclusief het partnummer. Op basis van deze instelling wordt het datatype van de
bron (2) automatisch ingesteld op het juiste item.
Instellingen: common, partij 1 – 4, A/D
MOX6/MOX8 Naslaggids
70
Page 71
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] VOICE
1
Met deze handeling kunt u instellingen voor Effect en Master
EQ van een bepaalde voice die zijn toegewezen aan een
bepaalde performance naar de Common-parameters van de
momenteel bewerkte performance kopiëren. Dit is met name
handig wanneer u de instellingen van een bepaalde
performance in uw performanceprogramma wilt gebruiken.
OPMERKING
Als de display wordt weergegeven, kunt u het
oorspronkelijke geluid in de kopieerbron weergeven
door op de knop [EDIT] te drukken en de modus
Compare op te roepen. Druk nogmaals op de knop
[EDIT] om de modus Compare te verlaten.
2
1 Bronvoice
Bepaalt de bank en het voicenummer dat u wilt kopiëren.
Met deze handeling kunt u instellingen voor Effect en Master EQ van een bepaalde voice die zijn toegewezen aan een
bepaalde performance naar de momenteel bewerkte performance kopiëren. U kunt effecteenheden selecteren die
worden gekopieerd uit 'Rev', 'Cho', 'MEQ' en 'MFX'.
OPMERKING
Zelfs als zowel Reverb als Chorus zijn ingeschakeld, betekent het uitvoeren van deze opdracht niet dat het zendniveau
wordt gekopieerd van de voice naar de performance. Als u de diepte van Reverb en Chorus in de modus Voice wilt
toepassen op de gekopieerde voice, moet u Reverb Send en Chorus Send in de display OUTPUT (pagina 66) van
Performance Part Edit handmatig instellen op dezelfde waarde die is ingesteld in Voice Edit.
[F4] BULK (Bulk Dump)
Met deze functie kunt u alle bewerkte parameterinstellingen voor de momenteel geselecteerde performance naar een
computer of een ander MIDI-apparaat verzenden om de data te archiveren. Druk op de knop [ENTER] om de bulkdump
uit te voeren.
OPMERKING
Voor het uitvoeren van Bulk Dump moet u het juiste MIDI-apparaatnummer instellen, met de volgende bewerking:
[UTILITY] Æ [F6] MIDI Æ [SF1] CH Æ 'DeviceNo'.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
71
Page 72
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Performance Record
LET OP
In de modus Performance kunt u uw eigen keyboardspel opnemen in een song of patroon. Als deel van de
bewerkingen met knoppen, bewerkingen met regelaars, het afspelen van arpeggio's en uw keyboardspel in de modus
Performance kunnen als MIDI-gebeurtenissen worden opgenomen naar de opgegeven track. Zie 'Sequencerblok
toegepast op de modus Performance' voor informatie over de opgenomen bewerkingen met knoppen (pagina 11).
Werking
Met het opnemen van performances worden alle tracks van de bestemmingssong of patroonsectie overschreven. Controleer of
de bestemmingssong of patroonsectie data bevat voordat u gaat opnemen. Op de trackstatusregel in de display kunt zien of de
track wel of geen data bevat. Selecteer een song of patroonsectie zonder data als bestemming of sla alle song-/patroondata op
een extern USB-flashgeheugenapparaat op voordat u gaat opnemen.
[F1] SETUP
SeqMode (Sequencer Mode)
Hiermee bepaalt u op welke bestemming (song of patroon) uw gespeelde performance wordt opgenomen.
Instellingen: song, pattern
Number (Song/Pattern Number)
Bepaalt het patroon- of songnummer als opnamebestemming.
Section
Bepaalt de sectie als bestemming voor de opname als Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern'. Houd er rekening
mee dat de opgenomen data op de geselecteerde bestemmingssectie worden overschreven en gewist zodra de
opname start.
SectionLength
Geeft de lengte van de sectie aan als Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern'.
Instellingen: 001 – 256
Time Signature (Meter)
Hiermee wordt de maatsoort bepaald.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
Tempo
Hiermee wordt het tempo van de opname bepaald. Tijdens de opname wordt het arpeggio afgespeeld op het hier
ingestelde tempo.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
OPMERKING Deze instelling wordt gekopieerd naar het tempo voor de opnamebestemming (een song/patroon).
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. Hiermee selecteert u de arpeggio-
instelling vóór de opname. U kunt het arpeggiotype instellen in de display Arpeggio Edit (pagina 58).
[PERFORM] Æ Performance selecteren Æ [REC]
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen
op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden)
of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
72
Page 73
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] REC TR (Record Track)
12
3
1 RecTrack (Record Track)
Hiermee bepaalt u de tracks van het patroon of de song als opnamebestemming.
2 PERFPART (Performance Part)
Geeft de tracks van de song of het patroon aan als de opnamebestemming volgens de instelling 'RecTrack'.
3 Track Status
Geeft aan of elke track van de geselecteerde song of het geselecteerde patroon MIDI-data bevat of niet. Vierkantjes
met ononderbroken lijnen geven aan dat de track MIDI-data bevat, terwijl vierkantjes met stippellijnen aangeven dat
de track geen data bevat.
[F3] OTHER
KeyOnStart (Key On Start Switch)
Als dit is ingesteld op 'on', begint de opname zodra u op een toets op het keyboard drukt.
Instellingen: off, on
CopyPerfParam (Copy Performance Parameters)
Bepaalt of de Performance-parameterinstellingen al dan niet worden gekopieerd naar de mix van de bestemmingssong
of het bestemmingspatroon.
Instellingen: off, on
MoveToRecMode (Move To Record Mode)
Als dit wordt ingesteld op 'on', gaat de bewerking naar de bestemmingsmodus voor opname na opname van de
performance. Als dit wordt ingesteld op 'off', gaat de bewerking naar de display Performance Play.
Instellingen: off, on
[F5] CLICK
Druk op de knop [F5] CLICK om het klikgeluid (metronoom) tijdens de opname in of uit te schakelen.
[F6] INFO (Information)
Geeft het song-/patroonnummer, de sectie (alleen wanneer de Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern') en de song-/
patroonnaam die is ingesteld als de bestemming voor de performanceopname aan. Hiermee wordt ook de vrije ruimte
in het geheugen van de Sequencer aangegeven.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance Record
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
73
Page 74
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Aanvullende informatie
Overzicht van performancecategorieën
Dit is de lijst met hoofd- en subcategorieën waartoe de respectievelijke performances van de MOX6/MOX8 behoren.
Hoofdcategorie
(afkorting)
Rock / Pops (Rock)Top40Classic Rock (Clsic)Hard Rock (Hard)Country (Cntry)Blues
FolkBallad (Balad)Film
R&B / Hip Hop (R&B)Hip Hop (HipHp)Modern R&B (Modrn) Classic R&B (Clsic)Funk
Electronic (Elect)Techno (Tekno)Trance (Trnce)Dance Pop / House
JazzSwingModern Jazz (Modrn) Smooth Jazz (Smoth) Jazz Funk (JzFnk)Club Jazz (Club)
In de modus Song kunt u uw eigen songs opnemen, bewerken en afspelen. In dit gedeelte wordt elke parameter in
vier typen beschreven (Song Play, Song Record, Song Edit en Song Job).
Song Play
Song Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Song. Hier kunt u een song selecteren
en afspelen.
Werking
[F1] PLAY
OPMERKING In de display PLAY van de modus Song Play kunt u de voice van de mixpartij selecteren die overeenkomt met de
1 Loc1 (Location 1), Loc2 (Location 2)
De modus Song Play bevat de functie Location, waarmee u gemakkelijk naar een door u aangegeven deel van
een song kunt springen. Met deze functie kunt u een specifiek maatnummer opgeven in de geselecteerde song,
en onmiddellijk naar de opgegeven maat verspringen, zowel tijdens het afspelen als wanneer de song gestopt is.
Er kunnen twee locaties worden toegewezen. De locaties worden in deze display weergegeven. Zie pagina 97
voor gedetailleerde instructies.
2 Sequencer Edit-indicator
Als u de MIDI-data en de parameterwaarden van de sequencer (met uitzondering van de instellingen voor Mixing)
wijzigt, verschijnt de Sequencer Edit-indicator in de rechterbovenhoek van de display. In de modi Song/Pattern is de
bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige programma's van beide modi.
Als u de sequencerinstellingen voor een song of pattern wijzigt, wordt de Sequencer Edit-indicator altijd weergegeven
in de modi Song/Pattern (behalve in de modus Mixing) voordat u de wijzigingen opslaat.
OPMERKING
3 Trackstatus
Geeft aan of een track MIDI-data bevat. Vierkantjes met ononderbroken lijnen ( ) wijzen erop dat de track MIDI-data
bevat, terwijl vierkantjes met stippellijnen ( ) erop wijzen dat de track geen data bevat.
Druk op de knop [SONG].
De display Song Play
huidige track door op de knop [CATEGORY SEARCH] te drukken.
Omdat voor de instellingen van Mixing een andere bewerkingsbuffer wordt gebruikt dan voor de sequencerinstellingen,
wordt de Sequencer Edit-indicator niet weergegeven in de modus Mixing.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
4 Songnummer/songnaam
Hiermee bepaalt u de song die u wilt afspelen.
Instellingen: Songnummer 01 – 64
5 Trans (Transpose)
Bepaalt de toetstransponering voor de volledige song. Kan worden gewijzigd in halve tonen.
Instellingen: -36 – +0 – +36
6 Meter
Bepaalt het metrum (de maatsoort) van de song. Het opgegeven metrum wordt toegepast op de maat die is ingesteld
in de parameter 'MEAS' (8).
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
MOX6/MOX8 Naslaggids
76
Page 77
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
7 (Tempo)
NOTE OFST (Note Offset)
CLOCK SFT (Clock Shift)
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
VELO OFST (Velocity Offset)
Bepaalt het afspeeltempo van de song.
Instellingen: 5.0 – 300.0
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen op
'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-clock voortdurend wordt verzonden) of
'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
8 MEAS (Measure)
Bepaalt vanaf welke locatie het afspelen begint. Ook geeft dit de huidige afspeellocatie aan.
9 SCN1 (Scene 1) – [SF6] SCN6 (Scene 6)
U kunt de instellingen van de songparameters (Song Scene) en de arpeggioparameters toewijzen aan deze knoppen.
U kunt deze instellingen tevens activeren door op deze knoppen te drukken. Zie 'Diverse instellingen voor het afspelen
van songs toewijzen (Song Scene)' op pagina 97 voor gedetailleerde instructies over het vastleggen van scenes.
Zie pagina 82 voor gedetailleerde instructies over het instellen van arpeggioparameters.
OPMERKING
OPMERKING Nadat u de songscene hebt vastgelegd, verschijnt het 1/8-nootsymbool in de tab van de ingedrukte knop. U kunt
Als u tijdens het afspelen op de knoppen [SF1] SCN 1 – [SF6] SCN 6 drukt, wordt alleen de songscene gewijzigd.
controleren of het arpeggiotype aan die knop is toegewezen in de display Arpeggio Edit (pagina 82) van de modus
Song.
[F2] GROOVE (Grid Groove)
Met de functie Grid Groove kunt u de toonhoogte, timing, lengte en aanslagsnelheid van de noten in een specifieke
track aanpassen met behulp van een raster van 1 maat en 1/16-noten. Zo kunt u 'grooves' maken met de nauwkeurige
programmering van een sequencer, wat anders niet mogelijk zou zijn. De functie Grid Groove beïnvloedt het afspelen
van songs, maar verandert de eigenlijke sequencedata niet.
+0–
NOTE OFST (Note Offset)
Hiermee wordt de toonhoogte van de noten op het geselecteerde raster met halve tonen verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -99 – +00 – +99
CLOCK SFT (Clock Shift)
Hiermee wordt de timing van de noten op het geselecteerde raster in clockstappen vooruit of achterruit verschoven.
Instellingen: -120 – +000 – +120
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
Hiermee worden de noten op het geselecteerde raster in clockstappen verlengd of verkort.
Instellingen: -120 – +000 – +120
VELO OFST (Velocity Offset)
Hiermee wordt de aanslagsnelheid van de noten op het geselecteerde raster offsetwaarde verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -127 – +000 – +127
MOX6/MOX8 Naslaggids
77
Page 78
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] TRACK
[SF1] CHANNEL
In deze display kunt u het MIDI-uitgangskanaal instellen voor elk van de zestien tracks van de overeenkomstige interne/
externe toongenerator. U kunt ook de meerdere tracks tegelijk instellen (tracks 1 – 8 of tracks 9 – 16) op dezelfde
waarde als de geselecteerde track door de parameter te wijzigen terwijl u de knop [SF4] 1 – 8 of [SF5] 9 – 16 ingedrukt
houdt.
OUT CH (Output Channel)
Bepaalt het MIDI-zendkanaal van de sequencedata voor elke track. Tracks met de instelling 'off' zijn niet te horen.
Instellingen: 1 – 16, off
OPMERKING In de modus Song/Pattern worden de MIDI-berichten die worden gecreëerd als u het toetsenbord/knoppen/wielen
bespeelt of bedient naar het toongeneratorblok verzonden of naar de externe MIDI-instrumenten via het MIDIuitgangskanaal van de momenteel geselecteerde track.
[SF2] OUT SW (Output Switch)
U kunt ook de meerdere tracks tegelijk instellen (tracks 1 – 8 of tracks 9 – 16) op dezelfde waarde als de geselecteerde
track door de parameter te wijzigen terwijl u de knop [SF4] 1 – 8 of [SF5] 9 – 16 ingedrukt houdt.
INT SW (Internal Switch)
Bepaalt of de afspeeldata worden verzonden naar het interne toongeneratorblok.
Instellingen: off, on
EXT SW (External Switch)
Bepaalt of de afspeeldata worden uitgevoerd naar de externe toongenerator via MIDI.
Instellingen: off, on
[SF3] TR LOOP (Track Loop)
In deze display kunt u instellen of de data in de geselecteerde track in lus worden afgespeeld of niet. Track Loop is een
doeltreffende manier om korte patronen en frasen in een song te herhalen. Zie pagina 99 voor meer informatie.
Instellingen: off, on
[F6] CHAIN
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen. Zie pagina 98 voor
meer informatie.
skip.................. Hiermee wordt het geselecteerde ketennummer overgeslagen (genegeerd) en wordt het volgende
ketennummer afgespeeld.
stop ................. Hiermee wordt het afspelen van de songketen gestopt bij het geselecteerde ketennummer. U kunt het
afspelen van de songketen hervatten vanaf het volgende ketennummer door op de knop [R] (afspelen)
te drukken.
end .................. Geeft de eindmarkering van de data van de songketen aan.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
78
Page 79
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Song Recording
De modus Song Record Standby
Werking
[F1] SETUP
Type
Bepaalt het opnametype. Het opnametype kan worden onderverdeeld in twee groepen: realtime opnemen en
stapsgewijs opnemen. Bij realtime opnemen werkt het instrument op dezelfde manier als een bandrecorder, waarbij
de performancedata tijdens het spelen worden opgenomen. Op deze manier kunt u alle nuances van een performance
vastleggen. Bij realtime opnemen moet het 'Type' worden ingesteld op 'replace', 'overdub' of 'punch'. Bij stapsgewijs
opnemen kunt u muziek opnemen door event voor event te 'noteren'. Dit is een niet-realtime, stapsgewijs
opnamesysteem, dat veel weg heeft van het uitschrijven van partijen op muziekpapier. Bij stapsgewijs opnemen mag
het 'Type' niet worden ingesteld als 'step'.
Instellingen: Als RecTrack is ingesteld op een waarde van 1-16: replace, overdub, punch, step
Als RecTrack is ingesteld op 'tempo': replace, punch, step
Als RecTrack is ingesteld op 'scene': replace, punch
Als RecTrack is ingesteld op 'multi': replace, overdub, punch
replace......... Met deze methode kunt u een reeds opgenomen track in realtime overschrijven met nieuwe data.
overdub .......Met deze methode kunt u meer data toevoegen aan een track die al data bevat. Eerder opgenomen data
punch........... Met deze methode kunt u data overschrijven op een bepaald gedeelte van een track dat al data bevat.
step.............. Gebruik deze methode om noten één voor één handmatig in te voeren.
OPMERKING Als 'punch' is geselecteerd, worden 'Punch-in measure : beat' en 'Punch-out measure : beat' weergegeven in de
Quantize (Resolution)
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype is ingesteld op een andere waarde dan 'step'.
Met opnamekwantisering wordt de timing van de noten automatisch gelijkgemaakt tijdens de opname.
U kunt deze parameter ook instellen in het selectievenster Note Type dat wordt opgeroepen met de knop [SF6].
Bepaalt welke track wordt opgenomen. Druk op de knop [SF6] om te schakelen tussen de opnamemodi Single Track en
All Track.
Instellingen: tempo, scene, 1 – 16, all
[SONG] Æ Song selecteren Æ [REC]
De oorspronkelijke data worden gewist.
blijven behouden.
U kunt de reeds opgenomen data overschrijven vanaf het beginpunt tot het eindpunt (metrum/tel) die vóór
de opname zijn opgegeven.
display en moet u deze waarden instellen. Als u de locatiepunten 1 en 2 (Loc1, Loc2) hebt ingesteld, kunt u de punchin/outpunten instellen met één druk op de knop. Verplaats de cursor naar de punch-in/outwaarde en controleer of het
menu-item 'COPYLOC' wordt weergegeven. Als u op de knop [SF1] COPYLOC drukt, worden de instellingen voor
punch-in/out automatisch toegewezen aan de bestaande locatiepunten.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
(Tempo)
Bepaalt het tempo van de song.
Instellingen: 005.0 – 300.0
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen op
'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-clock voortdurend wordt verzonden) of
'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Meas (Measure)
Bepaalt de maat waar de songopname begint. U kunt deze parameter ook instellen in het venster dat wordt
opgeroepen via de knop [SF6] NUM en waarin u direct een nummer kunt opgeven.
MOX6/MOX8 Naslaggids
79
Page 80
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] VOICE
In deze display kunt u de voicegerelateerde parameters instellen voor de trackopname. De instellingen hier
beïnvloeden de partij waarvoor het ontvangstkanaal (ingesteld in de modus Mixing) overeenkomt met het
(uitvoer)kanaal van de opnametrack.
Voice
Bepaalt de voice voor de opnametrack. Als de cursor zich hier bevindt, kunt u een voice selecteren met behulp van
de voicebank-, voicegroep- en voicenummerknoppen en de functie Category Search.
Bepaalt of de invoegeffecten worden toegepast op de opnametrack.
Instellingen: off, on
(Tempo)
Bepaalt het tempo van de song. Deze parameter is hetzelfde als de tempoinstelling in de display [F1] SETUP.
Instellingen: 005.0 – 300.0
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Meas (Measure)
Bepaalt de maat waar de songopname begint.
[F3] ARP ED (Arpeggio Edit)
Geeft de display Arpeggio Edit (pagina 82) aan in de modus Voice.
[F5] CLICK
Druk op de knop [F5] CLICK om het klikgeluid (metronoom) tijdens de opname in of uit te schakelen.
OPMERKING
In de display CLICK (pagina 144) kunt u verschillende instellingen opgeven voor de metronoom, zoals de nootresolutie,
het volume en aftellen voor opname.
[F6] ALL TR (All Track)
Druk op de knop [F6] om te schakelen tussen de opnamemodi Single Track en All Track.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
80
Page 81
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Tijdens de songopname
Aanwijzer die de huidige nootpositie aangeeft.
Te lg ra f ie k
Werking
Bij realtime opname zijn de parameters tijdens opname in de display [F1] SETUP, de display [F2] VOICE en de display
[F3] ARP ED van het modus stand-by voor opname song. In stapsgewijs opnemen verschillen de displays die tijdens
opname worden weergegeven van de stand-bymodus voor songopname. De volgende parameters kunnen tijdens de
opname worden bewerkt:
[F1] SETUP
In deze display worden de noten 'geplaatst' tijdens stapsgewijs opnemen. Als het metrum 4/4 is, is de display
onderverdeeld in vier tellen (één maat). Elke ruitvormige markering in de display stelt een 1/32-tel voor (elke 1/4-
nootverdeling is onderverdeeld in acht 1/32-tellen). Als in het volgende voorbeeld het ritmepatroon ''
wordt ingevoerd in een tijd van 4/4, verschijnt een display zoals in de rechterbovenhoek wordt weergegeven.
Pointer
Bepaalt de positie van de data-invoer. De driehoekige aanwijzer boven de telgrafiek geeft de positie van de data-invoer
aan. Gebruik de knoppen [INC] en [DEC] of de draaiknop [DATA] om de aanwijzer naar rechts of naar links te
verplaatsen.
Value
Als de in te voeren event ([F1] SETUP Æ Event) is ingesteld op 'note', bepaalt deze waarde de aanslagsnelheid
waarmee de noot wordt ingevoerd.
Instellingen: Als de event is ingesteld op 'note': 1-127, kbd, rnd1 – rnd4 1 – 127, kbd, rnd1 – rnd4
Als de event is ingesteld op 'p.bend': -8192 – +8191
Als de event is ingesteld op 'CC (Control Change 001 – 119)': 000 – 127
Als de event is ingesteld op 'tempo' en 'RecTrack' = 'tempo': 005 – 300
OPMERKING U kunt 'kbd' (keyboard) and 'rnd1' – 'rnd4' (random1 – 4) en de waarden 1 – 127 selecteren als de event die moet
StepTime
Geeft de 'grootte' aan van de huidige opnamestaptijd voor de volgende noot die moet worden ingevoerd, en bepaalt
de positie waarnaar de aanwijzer zal worden verplaatst nadat de noot is ingevoerd. U kunt deze parameter ook instellen
in het selectievenster Note Type dat wordt opgeroepen met de knop [SF6].
De 'gatetijd' bepaalt de werkelijke tijdsduur van een noot. Voor dezelfde 1/4-noot produceert een lange gatetijd
bijvoorbeeld een legato-effect, terwijl een korte gatetijd een staccato-effect produceert. Hierdoor kunt u legato's,
staccatonoten enzovoort produceren. De gatetijd wordt aangeduid als een percentage van de staptijd.
Instellingen: 1% – 200%
[SONG] Æ Song selecteren Æ [REC] Æ [R] (Play)
worden ingevoerd is ingesteld op 'note'. Als 'kbd' is geselecteerd, wordt de daadwerkelijke speelsterkte ingevoerd
als de aanslagsnelheidswaarde. Als een van de willekeurige instellingen is geselecteerd, wordt een willekeurige
aanslagsnelheidswaarde ingevoerd.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
81
Page 82
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] REST
Druk op [F3] om een rust in te voeren die even lang is als de opgegeven staptijd. De aanwijzer wordt voor de volgende
datainvoerpositie geplaatst. Een rust wordt niet weergegeven in de display.
OPMERKING
In MIDI-sequencers worden geen data gebruikt om een rust voor te stellen. Als een 'rust' wordt ingevoerd, wordt de
aanwijzer gewoon voor de volgende data-invoerpositie geplaatst, en wordt zo een rust geplaatst.
[F4] TIE
12
Als u drukt op de knop [F4] om een verbindingsboog in te voeren, wordt de voorgaande noot verlengd tot de volledige
staptijd. In de frase in het bovenstaande voorbeeld worden de noten ingevoerd met een staptijd van 1/4-noot. Als u de
staptijd wijzigt naar 1/8-noot en vervolgens op [F4] drukt, wordt een noot ingevoerd. U kunt ook gepuncteerde noten
invoeren met de functie TIE. Om een gepuncteerde 1/4-noot te produceren, stelt u de staptijd in op 1/8-noot, voert
u vervolgens een noot in en drukt u ten slotte tweemaal op [F4].
OPMERKING
Deze display is alleen beschikbaar als de event die moet worden ingevoerd is ingesteld op 'note'.
[F5] DELETE
Druk hierop om de nootevents op de huidige cursorpositie te wissen.
[F6] BAK DEL (Back Delete)
Verplaatst de aanwijzer naar achteren met één stap en verwijdert alle noten op die locatie.
OPMERKING
U kunt noten die u per vergissing hebt ingevoerd wissen door onmiddellijk nadat u de noten hebt ingevoerd (voordat
u de staptijdwaarde wijzigt) op [F6] te drukken.
Arpeggio Edit
Deze display bevat de basisinstellingen voor het afspelen van arpeggio, inclusief het type en het tempo.
De MOX6/MOX8 heeft vier arpeggiators. In de modus Song kunnen de verschillende arpeggiotypen worden
toegewezen aan maximaal vier partijen en kunnen er maximaal vier arpeggiotypen gelijktijdig worden bespeeld.
De parameters zijn hetzelfde als in de modus Voice (pagina 27), met uitzondering van de volgende parameters.
Werking
[F1] COMMON
Switch
Bepaalt of arpeggio voor alle partijen is in- of uitgeschakeld. Deze instelling wordt ook toegepast op de knop
ARP [ON/OFF] op het paneel.
Instellingen: off, on
[SONG] Æ [REC] Æ [F3] ARP ED
modus Song Æ ARP [EDIT]
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
SyncQtzValue (Sync Quantize Value)
Hiermee wordt de daadwerkelijke timing bepaald voor de volgende keer dat het arpeggio wordt afgespeeld als u dit
activeert terwijl de arpeggio van een bepaalde partij wordt afgespeeld. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', start
het volgende arpeggio zodra u dit activeert. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4 noot in
Druk op de knop [F5] om alle aanvinktekens tegelijk te verwijderen.
[F6] SET ALL
Druk op de knop [F6] om alle selectievakjes aan te vinken.
[F4] TR SEL (Track Select)
U kunt met deze knop schakelen tussen de displays voor tracks 1 – 16, SCN (scenetrack) en TMP (tempotrack).
[F5] INSERT
Als de cursor zich op de gewenste positie in de display [F1] CHANGE (Event List) bevindt, kunt u de display voor het
invoegen van nieuwe MIDI-events in de modus Song of de modus Pattern oproepen door te drukken op deze knop.
De eventtypen die in de song kunnen worden ingevoegd, worden hieronder beschreven.
Note
Dit zijn de events die noten definiëren, die het grootste deel van alle performancedata uitmaken. Dit is het meest
voorkomende datatype.
NOTE (Note name)
Bepaalt de nootnaam of de specifieke toonhoogte van de noot op het toetsenbord.
Instellingen: C -2 – G8
GATE (Gate time)
Bepaalt de werkelijke tijdsduur van een noot in tellen en clocks.
Instellingen: 000:001 – 999:479
OPMERKING Op deze synthesizer is één clock gelijk aan 1/480e van een 1/4-noot.
VELO (Velocity)
Bepaalt hoe sterk de geselecteerde noot weerklinkt.
Instellingen: 001 – 127
[SONG] Æ Song selecteren Æ [EDIT]
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
84
Page 85
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
PitchBend
Deze events bepalen voortdurende toonhoogteveranderingen en worden gegenereerd als u het pitchbendwiel bedient.
DATA
Bepaalt de pitchbenddata.
Instellingen: -8192 – +8191
ProgramChange
Programmawijzigingsevents worden gebruikt om voices te selecteren.
BANK
Bepaalt de voicebank. De voicebank bestaat uit MSB en LSB.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Bankselectie MSB en LSB maken eigenlijk deel uit van de besturingswijzigingsberichten (hieronder).
Omdat ze specifiek worden gebruikt voor de voiceselectie, worden ze echter hier ingedeeld en beschreven.
PC NO (Program Change Number)
Bepaalt de specifieke voice (uit de bank die hierboven door MSB en LSB is geselecteerd).
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Raadpleeg het 'Voiceoverzicht' in het PDF-document 'Datalijst' voor meer informatie over voicebanken en
voicenummers.
Control Change
Deze events bepalen het geluid en bepaalde responskenmerken van de voice, en worden doorgaans gegenereerd/
opgenomen als u een regelaar (zoals een modulatiewiel, knop, schuifregelaar of voetregelaar) bedient.
CTRL NO (Control Number)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer.
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Zie het gedeelte 'MIDI' in het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de functies die zijn toegewezen aan elk besturingswijzigingsnummer.
DATA
Zie 'Data Entry MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
Ch.AfterTouch (Channel After Touch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
OPMERKING
Het keyboard van de MOX6/MOX8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter wel
After Touch-events in de songdata invoegen.
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
PolyAfterTouch (Polyphonic After Touch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
In tegenstelling tot bij de Channel After Touch-event worden er echter voor elke toets afzonderlijke data geleverd.
OPMERKING
Het keyboard van de MOX6/MOX8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter wel
After Touch-events in de songdata invoegen.
NOTE
Bepaalt de toets waarop After Touch wordt toegepast.
Instellingen: C -2 – G8
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
85
Page 86
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
RPN (Registered Parameter Number)
Met deze events kunt u de parameterwaarden voor elke toongeneratorpartij wijzigen. Deze events worden gebruikt voor
de instellingen van een partij, zoals pitchbendgevoeligheid en stemming.
MSB-LSB
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
DATA (Data Entry MSB-LSB)
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Normaal gesproken worden er drie typen besturingswijzigingsdata verzonden: RPN MSB (101), RPN LSB (100) en
Data Entry MSB (6). Op deze synthesizer is hieraan Data Entry LSB (38) toegevoegd en wordt de resulterende groep
besturingswijzigingsevents als één geheel verwerkt in deze display. Houd er rekening mee dat wanneer de RPN
eenmaal is ingesteld voor een kanaal, hierop volgende data-invoer wordt herkend als een wijziging in de waarde van
dezelfde RPN. Om operationele fouten te voorkomen, dient u een RPN Null-bericht (7FH, 7FH) te verzenden nadat
u deze berichten hebt gebruikt voor het uitvoeren van een besturingsbewerking.
NRPN (Non Registered Parameter Number)
Hiermee wijzigt u parameterwaarden voor elke toongeneratorpartij. Deze kunnen worden gebruikt om geluiden te
bewerken via MIDI, zodat u filter- of EG-instellingen kunt bewerken of de toonhoogte of het niveau van elk instrument
van een drumvoice kunt aanpassen.
MSB-LSB
Zie 'Non Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
DATA (Data Entry MSB-LSB)
Zie 'Non Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Normaal gesproken worden er drie typen besturingswijzigingsdata verzonden: NRPN MSB (99), NRPN LSB (98) en
Data Entry MSB (6). Op deze synthesizer wordt deze groep besturingswijzigingsevents als één geheel verwerkt in deze
display. Houd er rekening mee dat wanneer de NRPN eenmaal is ingesteld voor een kanaal, hierop volgende datainvoer wordt herkend als een wijziging in de waarde van dezelfde NRPN. Om operationele fouten te voorkomen, dient
u een RPN Null-bericht (7FH, 7FH) te verzenden nadat u deze berichten hebt gebruikt voor het uitvoeren van een
besturingsbewerking.
OPMERKING Op de MOX6/MOX8 kunnen geen NRPN-berichten worden ontvangen.
Exclusive (System Exclusive)
Dit type MIDI-bericht wordt gebruikt voor het uitwisselen van data die uniek zijn voor een apparaat van een specifiek
model of type. In tegenstelling tot andere MIDI-events verschillen deze events al naargelang de fabrikant of het
apparaat en zijn ze niet compatibel met andere apparaten.
DATA (HEX)
Zie 'Systeemeigen berichten' in het gedeelte 'MIDI' in het PDF-document 'Parameterhandleiding bij
synthesizer'.
Instellingen: 00 – 7F, F7 (data moeten worden ingevoerd in hexadecimaal formaat.)
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
[F6] DELETE
Druk hierop om de nootevents op de huidige cursorpositie te wissen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
86
Page 87
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Song Job
LET OP
LET OP
De modus Song Job biedt een uitgebreide set bewerkingstools en datatransformatiefuncties waarmee u het geluid
van de song kunt wijzigen. In deze modus kunt u ook verschillende nuttige handelingen uitvoeren, zoals het kopiëren
of wissen van data. Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
Het bericht 'Executing…' wordt weergegeven als het uitvoeren van de taak even duurt. Schakel het instrument niet uit wanneer
het bericht 'Executing…' wordt weergegeven. Dit leidt tot het verlies van alle gebruikersdata.
Werking
[F1] UNDO/REDO
Met de taak Undo annuleert u de wijzigingen die u hebt gemaakt in uw meest recente opnamesessie, bewerkingssessie
of taak en herstelt u de vorige toestand van de data. Zo kunt u de data herstellen in geval van onbedoeld dataverlies.
De taak Redo is alleen beschikbaar nadat u Undo hebt gebruikt. Met deze taak kunt u de wijzigingen herstellen die
u hebt gemaakt voordat u deze ongedaan maakte.
Undo/Redo werkt niet met mixvoicehandelingen.
[F2] NOTE (Note data Job)
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
OPMERKING
01: Quantize
Kwantisering is het proces van aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter bij de eerstvolgende exacte
tel te plaatsen. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de timing te verbeteren van een toetsenspel dat realtime
is opgenomen.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Quantize (Resolution)
Bepaalt op welke tellen de nootdata in de opgegeven track worden gelijkgetrokken.
Deze parameter bepaalt de 'sterkte' waarmee nootevents naar de dichtstbijzijnde kwantiseringstellen worden
getrokken. De instelling 100% resulteert in een exacte timing. Een instelling van 0% leidt tot geen kwantisering.
Instellingen: 000% – 100%
SwingRate
Vertraagt noten op even genummerde tellen (backbeats) om een swinggevoel te creëren. Als het metrum bijvoorbeeld
4/4 is en de kwantiseringswaarde is kwartnoten, worden de 2e en 4e tel van de maat vertraagd. Als er een
trioolkwantiseringswaarde wordt gebruikt, wordt de laatste noot van elke triool vertraagd. Als de kwantiseringswaarde
even is, worden de tellen vertraagd.
Instellingen: Het bereik is afhankelijk van de kwantiseringsinstelling. Zie onder voor details.
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noot, 1/8-noot, 1/16-noot, 1/32-noot is:
Een instelling van 100% is gelijk aan tweemaal de lengte van de opgegeven kwantiseringswaarde. Met een instelling
van 50% wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 51% vergroten het
swinggevoel, waarbij 75% gelijk is aan de vertraging van een gepunteerde noot.
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noottriool, 1/8-noottriool, 1/16-noottriool is:
Een instelling van 100% is gelijk aan driemaal de lengte van de opgegeven kwantiseringswaarde. Met een instelling
van 66% wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 67% vergroten het
swinggevoel, waarbij 83% gelijk is aan een sextoolvertraging.
Als de kwantiseringswaarde 1/8-noot + 1/8-noottriool, 1/16-noot + 1/16-noottriool is:
Een instelling van 100% is gelijk aan tweemaal de lengte van een 1/8-noot of een 1/16-noot. Met een instelling van 50%
wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 51% vergroten het swinggevoel,
waarbij 66% gelijk is aan een trioolvertraging.
OPMERKING Als een andere swingwaarde dan 100% wordt gebruikt, worden er noten geplaatst na andere niet-swingnoten en
[SONG] Æ Song selecteren Æ [JOB]
Controleer of u de track (01 – 16, all) en het bereik (maat : tel : clock) waarop de job moet worden toegepast hebt
opgegeven voordat u de nootdatataak uitvoert.
worden deze laatstgenoemde noten overeenkomstig vertraagd.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
87
Page 88
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
GateTime
Bepaalt de gatetijd (hoe lang een noot klinkt) van de even backbeatnoten om het swinggevoel te vergroten. Als er
een trioolkwantiseringswaarde wordt gebruikt, wordt de gatetijd van de laatste noot van elke triool aangepast. Als de
kwantiseringswaarde 1/8-noot + 1/8-noottriool of 1/16-noot + 1/16-noottriool is, wordt de gatetijd van de even 1/8-
noottellen of 1/16 noottellen aangepast. Een instelling van 100% betekent dat de oorspronkelijke gatetijd onveranderd
blijft. Als een aangepaste gatetijdwaarde kleiner is dan 1, wordt de waarde op 1 afgerond.
Instellingen: 000% – 200%
02: Modify Velocity
Met deze taak wijzigt u de aanslagwaarden van het opgegeven notenbereik, waardoor u selectief het volume van deze
noten kunt verhogen of verlagen. Wijzigingen in de aanslag worden als volgt berekend:
Aangepaste aanslag = (oorspronkelijke aanslag x snelheid) + offset
Als het resultaat gelijk is aan 0 of minder, wordt de waarde ingesteld op 1. Als het resultaat groter is dan 127, wordt de
waarde ingesteld op 127.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
SetAll
Hiermee wordt de aanslag van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde (1 tot en met 127) ingesteld. Wanneer de
parameter Set All is ingesteld op 'off', heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere
waarde dan 'off', zijn de parameters 'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven
als '***'.
Instellingen: off (0), 001 – 127
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de doelnoten worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke aanslagen.
Instellingen onder 100% verkleinen de aanslagen, instellingen boven de 100% verhogen de aanslagen proportioneel.
De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze
parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
Offset
Hiermee voegt u een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste aanslagwaarden. Instellingen onder 0
verkleinen de aanslagen, instellingen boven 0 verhogen de aanslagen. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet
worden gewijzigd.
Instellingen: -127 – +0 – +127, ***
03: Modify Gate Time
Met deze taak wijzigt u de gatetijden van het opgegeven notenbereik. Wijzigingen in de gatetijd worden als volgt
berekend:
Aangepaste gatetijd = (oorspronkelijke gatetijd x snelheid) + offset
Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde afgerond op 1.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
SetAll
Hiermee worden de gatetijden van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All is
ingesteld op 'off', heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere waarde dan 'off', zijn
de parameters 'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven als '***'.
Instellingen: off (0), 0001 – 9999
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de gatetijd van de doelnoten wordt gewijzigd. Instellingen onder 100% verkorten de
noten, instellingen boven de 100% verlengen de noten proportioneel. De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging.
Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet
worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
MOX6/MOX8 Naslaggids
88
Page 89
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Offset
Voegt een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste gatetijdwaarden. Instellingen onder 0 verkorten de
gatetijd, instellingen boven 0 verlengen de gatetijd. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de parameter
Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: -9999 – +0 – +9999, ***
04: Crescendo
Met deze taak kunt u een crescendo of decrescendo maken voor het opgegeven notenbereik. (Crescendo is een
geleidelijke toename in volume en decrescendo is een geleidelijke afname.)
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
VelocityRang e
Bepaalt de intensiteit van het crescendo of decrescendo. De aanslagwaarden van de noten in het opgegeven bereik
worden geleidelijk aan verhoogd of verlaagd, te beginnen met de eerste noot in het bereik. De aanslag van de laatste
noot in het bereik wordt de oorspronkelijke aanslag van de noot plus de waarde van Velocity Range. Als de resulterende
aanslag buiten het bereik 1 – 127 ligt, wordt deze ingesteld op 1 of 127. Instellingen hoger dan 0 produceren een
crescendo, instellingen kleiner dan 0 produceren een decrescendo. De instelling 0 heeft geen effect.
Instellingen: -127 – +0 – +127
OPMERKING Door deze job uit te voeren worden de aanslagen van de noot gewijzigd voor events in het opgegeven bereik om het
crescendo/decrescendo te produceren. Het crescendo/decrescendo kan niet met deze taak worden toegepast op lang
aangehouden noten met een lange gatetijd. Gebruik voor dit type noten de taak 'Create Continuous Data' (pagina 92)
met het eventtype ingesteld op 'Control Change 11'.
05: Transpose
Met de taak Transpose kunt u de toonsoort of de toonhoogte van de noten in het opgegeven bereik wijzigen.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Note
Bepaalt het toonhoogtebereik waarop de taak wordt toegepast. U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard
instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken.
Instellingen: C -2 – G8
Transpose
Hiermee transponeert u de noten in het opgegeven bereik (in halve tonen). Bij een instelling van +12 wordt naar een
octaaf hoger getransponeerd, bij een instelling van
-12 naar een octaaf lager. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Instellingen: -127 – +0 – +127
06: Glide
Met de taak Glide vervangt u alle noten na de eerste noot in het opgegeven bereik door pitchbenddata, waardoor een
vloeiende overgang van noot naar noot wordt verkregen. Dit is ideaal voor het produceren van slidegitaar- of
stringbendeffecten.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
GlideTime
Bepaalt de tijd van de overgang. Hogere waarden zorgen voor een langere overgang tussen noten.
Instellingen: 000 – 100
PBRange (Pitch Bend Range)
Bepaalt het maximale toonbuigingsbereik dat door de taak Glide moet worden toegepast (in halve tonen).
Instellingen: 01 – 24
OPMERKING Houd er rekening mee dat de song mogelijk niet correct wordt afgespeeld als u 'PB Range' instelt op een waarde
MOX6/MOX8 Naslaggids
die afwijkt van de waarde die in de modus Voice Edit is ingesteld. Om ervoor te zorgen dat de song correct wordt
afgespeeld, voegt u de MIDI-event in onder de bijbehorende track in de display Song Edit (pagina 84).
RPN [000-000] xxx ('xxx' stelt de pitchbendwaarde voor)
89
Page 90
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
07: Create Roll
Met deze taak maakt u een reeks herhaalde noten (zoals bij tromgeroffel) in het opgegeven bereik met de opgegeven
continue wijzigingen in clockstap en aanslag. Dit is ideaal voor het maken van snel staccatogeroffel en speciale
'stotter'-effecten.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
StartStep (Starting Step)
EndStep (Ending Step)
Bepaalt de grootte van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel. Hoe kleiner de waarde is, hoe fijner
de roffel. Zowel de begin- als de eindclockwaarden kunnen worden opgegeven, zodat u eenvoudig roffels kunt maken
Met deze job worden noten in akkoorden binnen het opgegeven bereik enigszins gescheiden, met een opgegeven
aantal clocks tussen elke noot. Gebruik deze taak na de taak Chord Sort hierboven om gitaarachtige opwaartse of
neerwaartse slageffecten te maken.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Clock
Bepaalt het aantal clockcycli dat tussen twee opeenvolgende akkoordnoten wordt ingevoegd.
Instellingen: 000 – 999
OPMERKING Opmerking: er zijn 480 clockcycli per 1/4-noot.
OPMERKING Het is niet mogelijk om akkoorden te scheiden zodat ze in het volgende akkoord overgaan of het bereik (hierboven
ingesteld) overschrijden.
MOX6/MOX8 Naslaggids
90
Page 91
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
LET OP
[F3] EVENT (Event Job)
Brontrack en het bereik in maten, tellen en clocks
Bestemmingstrack en het begin (maat, tel en clock) van
de bestemming.
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
OPMERKING
01: Shift Clock
Met deze taak verschuift u alle data-events in het opgegeven bereik met het opgegeven aantal clocks voorwaarts of
achterwaarts.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP=tempo, SCN=SCENE, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt
toegepast.
Clock
Bepaalt hoeveel de data worden vertraagd of versneld in maten, tellen en clocks.
Instellingen: 000: 0: 000 – 999: 3: 479
Direction
Bepaalt de richting waarin de data worden verschoven. Met Advance worden de data naar het begin van de sequence
verplaatst, met Delay worden de data verschoven naar het einde van de sequence.
Instellingen: Advance, Delay
02: Copy Event
Met deze taak kopieert u alle data van een opgegeven bronbereik naar een opgegeven bestemmingslocatie.
Voer deze taak uit nadat u de volgende parameters hebt ingesteld:
• Source Track (01-16, TMP, SCN, all)
• Source range (measure : beat : clock)
• Destination Track (01-16, TMP, SCN, all)
• Destination range (measure : beat : clock)
• Beginmaat van de bestemming
• Teller (het aantal keren dat de data moeten worden gekopieerd)
NumberOfTimes
Hiermee bepaalt u het aantal keren dat de data worden
gekopieerd.
Instellingen: x01 – x99
Wanneer Copy Event wordt uitgevoerd, worden data die reeds
aanwezig zijn op de bestemmingslocatie overschreven.
03: Erase Event
Met deze taak wist u alle opgegeven events in het opgegeven bereik, waardoor op doeltreffende wijze een segment
met stilte wordt verkregen.
Controleer of u de track en het bereik (maat : tel : clock) waarop de taak moet worden toegepast hebt opgegeven
voordat u de eventjob uitvoert. Houd er rekening mee dat de track die moet worden opgegeven, varieert afhankelijk
van de taak.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, SCN, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden gewist. Wanneer 'all' is geselecteerd, worden alle events gewist. Voor het
wissen van besturingswijzigingsevents kunnen afzonderlijke besturingswijzigingsnummers worden opgegeven.
Instellingen: Als TR is ingesteld op 01 – 16: Note (nootevents), PC (programmawijziging), PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*,
MOX6/MOX8 Naslaggids
CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), EXC (systeemeigen), All (alle events)
Als TR is ingesteld op 'TMP' (tempo): TMP (tempo)
Als TR is ingesteld op 'SCN' (scene): SceneMemory (scenewijzigingsinformatie), TrackMute (wijzigingsinformatie
trackdempingsinstelling)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
91
Page 92
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
04: Extract Event
Curve = +16 Curve = 0 (lineair) Curve = -16
Beginpunt
Eindpunt
De afstand opgegeven door Clock
Met deze taak verplaatst u alle exemplaren van de opgegeven eventdata in een opgegeven bereik van een track naar
hetzelfde bereik in een andere track.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
EventType
Hiermee selecteert u het eventtype dat moet worden onttrokken. Indien nodig kunnen ook afzonderlijke noot-
en besturingswijzigingsnummers worden opgegeven.
Instellingen: Note (nootevents), PC (programmawijziging), PB (pitchbend), CC (besturingswijziging), CAT (kanaalaftertouch),
PAT (polyfone aftertouch), EXC (systeemeigen)
Æ TR (track)
Bepaalt de bestemmingstrack (01 – 16).
05: Create Continuous Data
Met deze taak maakt u continue pitchbend- of besturingswijzigingsdata voor het opgegeven notenbereik.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
Data (Data Range)
Bepaalt de onder- en bovengrenzen voor het databereik dat moet worden gemaakt.
Instellingen: Als het eventtype is ingesteld op 'PB': -8192 – +0 – +8191
Als het eventtype is ingesteld op 'TMP': 005.0 – 300.0
Als het eventtype is ingesteld op 'other': 0 – 127
Clock
Bepaalt het aantal clocks dat moet worden ingevoegd tussen de gemaakte events.
Instellingen: 001 – 999
Curve
Bepaalt de curve van de continue data. Raadpleeg de grafiek
voor een benadering van de curvevormen.
Instellingen: -16 – +0 – +16
NumberOfTimes
Bepaalt het aantal keren dat het maken van data moet worden herhaald. Als de data bijvoorbeeld zijn gemaakt in
het bereik M001:1:000 – M003:1:000 en deze parameter is ingesteld op 03, worden dezelfde data gemaakt in
M003:1:000 – M005:1:000 en M005:1:000 – M007:1:000. Met deze job kunt u herhaalde volume- of filterafsnijvariaties
invoegen om tremolo- of wah-effecten te maken.
Instellingen: x01 – x99
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
92
Page 93
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
06: Thin Out
Met deze job dunt u het opgegeven type continue data in het opgegeven bereik uit. Hierdoor kunt u geheugenruimte
vrijmaken voor andere data of meer opnamen.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden uitgedund.
Instellingen: PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*, CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), TMP (tempo)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
OPMERKING De taak Thin Out werkt niet op continue data met een clockinterval van meer dan 60 clocks per event.
07: Modify Control Data
Met deze taak kunt u de waarden van een opgegeven type besturingswijzigingsdata (bijvoorbeeld pitchbend,
besturingswijziging, aftertouch, enz.) wijzigen in het opgegeven bereik. Wijzigingen in de data worden als volgt
berekend:
Aangepaste waarde = (oorspronkelijke waarde x snelheid) + offset.
Een resultaat dat onder het minimum ligt, wordt ingesteld op het minimum. Een resultaat dat hoger ligt dan het
maximum, wordt op het maximum ingesteld.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden aangepast.
Instellingen: PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*, CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), TMP (tempo)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
SetAll
Hiermee worden alle doelevents op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All is ingesteld op 'off',
heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere waarde dan 'off', zijn de parameters
'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven als '***'.
Instellingen: off, 000 -127 (-8192 – +0 – +8191 voor pitchbend, 005.0 – 300.0 voor tempo), ***
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de doelevents worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke waarden.
Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet
worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
Offset
Hiermee voegt u een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste eventwaarden. Wanneer de parameter Set All
niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: -127- +0 – +127 (-8192 – +0 – +8191 voor pitchbend, -275 – +0 – +275 voor tempo), ***
08: Beat Stretch
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Met deze job voert u een tijdexpansie of -compressie uit voor het geselecteerde bereik. Houd er rekening mee dat deze
bewerking een invloed heeft op alle eventtimings, nootstaptijden en nootgatetijden.
TR (track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Rate
Hiermee wordt de tijdexpansie of -compressie bepaald en uitgedrukt in een percentage. Instellingen hoger dan 100%
veroorzaken expansie, instellingen onder 100% veroorzaken compressie. De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging.
Instellingen: 025% – 400%
MOX6/MOX8 Naslaggids
93
Page 94
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F4] MEAS (Measure Job)
001 – 004 005 – 012 013 – 024
001 – 004 005 – 016
Metrum (maatsoort)
van in te voegen
maten
Aantal in te
voegen maten
Invoegpunt (maatnummer)
Brondata
8 maten ingevoegd voor maat 5
De 8 ingevoegde maten
Verwijderingsbereik
Brondata
Maten M006 – M012 verwijderd
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Create Measure
Met deze taak maakt u lege maten op de opgegeven plaats in alle tracks.
Metrum van in te voegen maten
Bepaalt het metrum of de maatsoort van de maten die moeten worden gemaakt. Deze parameter kan van pas komen
als u een song wilt maken die metrumwijzigingen omvat.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
Invoegpunt (maatnummer)
Bepaalt het invoegpunt (maatnummer) waarop de zojuist gemaakte lege maten worden ingevoegd.
Instellingen: 001 – 999
Aantal in te voegen maten
Hiermee bepaalt u het aantal lege maten dat u wilt maken en invoegen.
Instellingen: 01 – 99
OPMERKING Bij het invoegen van lege maten worden de maat- en metrumdata achter het invoegpunt dienovereenkomstig naar
voren verplaatst.
OPMERKING Als het invoegpunt na de laatste maat met data wordt ingesteld, worden alleen de metrumdata op dat punt ingesteld
zonder dat de maten daadwerkelijk worden ingevoegd.
02: Delete Measure
Deze taak verwijdert de opgegeven maten van de huidige song. De maat- en meterdata achter de verwijderde maten
worden dienovereenkomstig naar achteren verplaatst.
001 – 004 005 – 012 013 – 024
001 – 004 005 – 016
Verwijderingsbereik
Instellingen: 001 – 999
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
94
Page 95
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
LET OP
[F5] TRACK (Track Job)
Te kopiëren datatype
Bronsong en -track
(01 – 16)
Bestemmingssong
en -track (01 – 16)
Doeltracks voor de verwisselingsbewerking (01 – 16)
Te verwisselen datatype
Track A (01 – 16)Track B (01 – 16)
Trac k ATr ac k B
Track B
Track mixen
Track waarvan de data gewist worden (01 – 16, TMP, SCN, all)
Te wissen datatype
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Copy Track
Met deze taak kopieert u alle data van het geselecteerde
type uit een opgegeven brontrack naar een opgegeven
bestemmingstrack.
Door de kopieerbewerking worden alle aanwezige data op de
bestemmingstrack overschreven.
Te kopiëren datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt kopiëren.
Selecteer het gewenste type door het selectievakje in te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove (voor de geselecteerde track), Mix Part Param (alle parameters van
Mixing Part)
02: Exchange Track
Met deze taak wordt het opgegeven datatype verwisseld
tussen twee opgegeven tracks in de huidige song.
Te verwisselen datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt verwisselen.
Selecteer het gewenste type door het selectievakje in
te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove
(voor de geselecteerde track), Mix Part Param
(alle parameters van Mixing Part)
03: Mix Track
In deze taak worden alle data van twee geselecteerde tracks ('A' en 'B') gemixt, en wordt het resultaat in track B
geplaatst.
Doeltracks voor de mixbewerking
Instellingen: 01 – 16
04: Clear Track
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Met deze taak verwijdert u alle data van het geselecteerde type
uit de geselecteerde patroontrack.
Te wissen datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt wissen. Selecteer het
gewenste type door het selectievakje in te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove (voor de
MOX6/MOX8 Naslaggids
geselecteerde track), Mix Part Param (alle parameters van
Mixing Part)
95
Page 96
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
05: Normalize Play Effect
LET OP
LET OP
LET OP
Bronsong
Bestemmingssong
Bronsongbereik (in maten)
Bestemmingspatroon en -sectie
Met deze job herschrijft u de data in de geselecteerde track zodat deze de huidige instellingen van Grid Groove
omvatten.
TR (Track)
Bepaalt de songtrack waarop de taak moet worden toegepast.
Instellingen: 01 – 16, all
06: Divide Drum Track
Hiermee splitst u de nootevents in een drumspel in een opgegeven track en plaatst u de noten die bij verschillende
druminstrumenten horen in afzonderlijke tracks (tracks 1 t/m 8).
TR (Track)
Bepaalt de songtrack waarop de taak moet worden toegepast.
Instellingen: 01 – 16
07: Pu t Track To Arp (Pu t Track to Arpeg gio)
Met deze taak kopieert u data in de opgegeven maten van een track om arpeggiodata te maken. Zie pagina 126 voor
meer informatie.
08: Copy Phrase
Met deze taak kopieert u de frase (gemaakt in de modus Pattern) naar een opgegeven track van de huidige song.
Met deze taak overschrijft u eventuele bestaande data in de bestemmingstrack, met uitzondering van de mixconfiguratie.
[F6] SONG (Song Job)
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Copy Song
Met deze taak kopieert u alle data van een geselecteerde
bronsong naar een geselecteerde bestemmingssong.
De mixvoices die door de song gebruikt worden, worden
eveneens gekopieerd.
Met deze taak overschrijft u eventuele bestaande data in de
bestemmingssong.
02: Split Song To Pattern
Met deze taak kunt u een deel van de huidige song of alle
16 tracks in een opgegeven maatbereik kopiëren.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Door deze taak worden alle aanwezige data in het
bestemmingspatroon en de bestemmingssectie overschreven.
03: Clear Song
Met deze taak kunt u alle data (inclusief de mixvoices) wissen uit de geselecteerde song of uit alle songs.
De functie kan ook worden gebruikt om alle 64 songs tegelijkertijd te verwijderen.
04: Song Name
Met deze taak kunt u een naam toewijzen aan de geselecteerde song. Zie het gedeelte 'Basisbediening' van de
Gebruikershandleiding voor meer informatie over het toekennen van namen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
96
Page 97
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Aanvullende informatie
Locatie 1 Locatie 2
Songafspeeltypen
Afspelen vanaf het midden van de song
Als u het afspelen van de song halverwege wilt starten, stelt u de gewenste locatie in met de regelaars onder de song
en drukt u op de knop [R] (Play). U kunt deze handelingen ook uitvoeren tijdens het afspelen.
VooruitspoelenDruk op de knop [RR] (Forward) button.
Snel vooruitspoelenHoud de knop [RR] (Forward) ingedrukt.
TerugspoelenDruk op de knop [LL] (Rewind).
Snel terugspoelenHoud de knop [LL] (Rewind) ingedrukt.
Naar het begin van de song gaanDruk op de knop [T] (Top).
Naar locatie 1 gaanHoud de knop [T] (Top) ingedrukt en druk op de knop [LL] (Rewind).
Naar locatie 2 gaanHoud de knop [T] (Top) ingedrukt en druk op de knop [RR] (Forward).
Als de song niet juist wordt afgespeeld:
Als u een song ergens in het midden start, kunnen er problemen optreden bij het afspelen, zoals het verkeerde geluid,
een onjuiste toonhoogte of onverwachte volumewijzigingen. Deze problemen ontstaan doordat de MIDI-events die aan
het begin van de song zijn opgenomen, niet zijn herkend door de toongeneratorsectie, omdat het afspelen op een
ander punt in de song is gestart met andere MIDI-events. Om dit te voorkomen, stelt u de parameter 'SongEventChase'
(pagina 145) in op 'PC+PB+Ctrl' of 'all' in de display OTHER display van de modus Utility. Met deze instelling wordt de
song correct afgespeeld, zelfs als het afspelen vanaf het midden van de song wordt gestart.
Specifieke maatnummers toewijzen aan locatie 1 en 2
Als u specifieke maatnummers wilt toewijzen aan locatie 1
en 2, selecteert u het gewenste maatnummer en drukt u op
de knop [LL]/[RR] (Rewind/Forward) terwijl u de knop
[REC/SET LOCATE] ingedrukt houdt. De instelling die hier
wordt opgegeven, wordt bovenaan in de display [F1] PLAY
van de modus Song weergegeven.
Diverse instellingen voor het afspelen van songs toewijzen (Song Scene)
U kunt vijf verschillende 'snapshots' van belangrijke songgerelateerde parameters, zoals transponeren, tempo,
trackdempingsstatus en de basissongmixconfiguratie, toewijzen aan de knoppen [SF1] – [SF6] als songscenes.
Een van de handige voordelen van Song Scene is dat u hiermee snel en automatisch parameterinstellingen kunt
doorvoeren waarvoor u anders veel knoppen of regelaars nodig hebt. U kunt dit tijdens het opnemen of afspelen
van songs gebruiken om snel instellingen te wijzigen.
Songsceneparameters
TempoModus SongDisplay PLAY (pagina 76)
Transponeren
Speeleffectinstellingen voor 16 tracksDisplay GROOVE (pagina 77)
Trackdempingsinstellingen voor 16 tracks[MUTE] (Zie de 'Beknopte handleiding' van de
Gebruikershandleiding)
Paninstellingen voor 16 mixpartijenModus MixingDisplay OUTPUT (pagina 118)
Volume-instellingen voor 16 mixpartijen
Reverb Send-instellingen voor 16 mixpartijen
Chorus Send-instellingen voor 16 mixpartijen
Cutoff Frequency-instellingen voor 16 mixpartijenDisplay TONE (pagina 118)
Resonantie-instellingen voor 16 mixpartijen
AEG Attack-instellingen voor 16 mixpartijen
AEG Release-instellingen voor 16 mixpartijen
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
97
Page 98
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
De songscene vastleggen
Nadat u de gewenste scene-instellingen hebt gemaakt, houdt u de knop [STORE] ingedrukt terwijl u op een van de
knoppen [SF1] – [SF6] drukt. Het 1/8-nootsymbool verschijnt op het tabblad van de SF-knop waarin u de songscene
hebt vastgelegd. Druk op de knop [STORE] om de songdata inclusief de songscene-instellingen op te slaan.
De songscene activeren
U kunt de songscene opnieuw oproepen met een van de knoppen [SF1] t/m [SF6] in de display PLAY of in de andere
displays waarin bij de knoppen [SF1] – [SF6] de indicator 'SCN' wordt weergegeven.
Song Chain Playback
Met Song Chain Playback kunt u een afspeellijst samenstellen van vooraf ingestelde songs, in elke gewenste volgorde,
en deze automatische achter elkaar laten afspelen. U kunt de volgorde voor het afspelen van songs instellen en
vervolgens het afspelen van de keten starten vanuit de display Song Chain.
1 Hiermee opent u de display Song Chain (pagina 78).
Druk op de knop [F6] CHAIN in de display Song Play.
2 Druk op de knop [R] (Play) om het afspelen van de songketen te starten.
De songs worden afgespeeld volgens de volgorde in de keten. Wanneer een lege song is toegewezen aan het
ketennummer, wordt er één maat stilte geteld, waarna de volgende song wordt afgespeeld. Wanneer een 'skip'
(overslaan) wordt toegewezen aan het ketennummer, wordt de toegewezen song genegeerd of overgeslagen en
wordt de volgende song gestart. Wanneer een 'stop' is toegewezen aan het ketennummer, wordt het afspelen bij die
song gestopt. Druk op de knop [R] (Play) om het afspelen te hervatten vanaf het volgende ketennummer. Wanneer
er een 'end' (einde) wordt toegewezen aan het ketennummer, wordt het afspelen aan het einde van de song
gestopt.
3 Als u het afspelen midden in de songketen wilt stoppen, drukt u op de knop [J] (Stop).
OPMERKING De songketen kan uitsluitend worden afgespeeld in de display Song Chain en niet vanuit een andere display.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
98
Page 99
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Song Track Loop- instellingsvoorbeeld
LET OP
LET OP
LET OP
Trac k 1
(40 maten data)
Trac k 2
(40 maten data)
Playback
De data van 4 maten wordt tien maal herhaald
In dit voorbeeld is de laatste maat ingesteld op '004'.
In het voorbeeld hieronder is een song van 40 maten opgenomen en is track 1 ingesteld om normaal af te spelen over
de 40 maten. Track 2 is ingesteld om in lusvorm af te spelen, en herhaalt de song totdat er op de knop [J] (Stop) wordt
gedrukt.
Als dit is ingeschakeld, kunt u het bereik opgeven dat in lusvorm moet worden afgespeeld. (Alleen het eindpunt kan
worden ingesteld. Het beginpunt van het afspelen in lusvorm is vastgelegd op het begin van de song.)
Houd er rekening mee dat alle data van het gebied die niet in lusvorm worden afgespeeld gewist worden als u de instelling van
Track Loop wijzigt van 'off' naar 'on'.
1
Druk op de knop [F1] PLAY om de display Song Play op te roepen. Stel de laatste maat in voor het
afspelen in lusvorm.
2 Druk op de knop [F3] TRACK en druk vervolgens op de knop [SF3] TR LOOP om de display
Track Loop op te roepen, en verplaats de cursor naar de gewenste track.
3 Schakel Track Loop in met de knop [INC] of de draaiknop [DATA]. (Op de display wordt
u gevraagd dit te bevestigen.)
4 Druk op de knop [INC]. Het afspelen in lusvorm wordt ingeschakeld en het gedeelte dat niet in
lusvorm wordt afgespeeld, wordt gewist.
Als u de gewiste data wilt herstellen en de geselecteerde track opnieuw wilt uitschakelen, drukt u op de knop
[SF6] UNDO.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
De functie Undo kan alleen worden gebruikt voor de laatst uitgevoerde Track Loop-bewerking. Als u andere tracks voor afspelen
in lusvorm hebt ingesteld, kunnen de oorspronkelijke data van de bewerkte tracks niet hersteld worden.
Als u naar een andere display gaat, kan de functie Undo niet worden uitgevoerd.
MOX6/MOX8 Naslaggids
99
Page 100
PERFSONGPATTERNMIXMASTERREMOTEUTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Punch In/Out (Type = punch)
LET OP
LET OP
Voor de nieuwe opname
Na de nieuwe opname
Begin van de opname
Punch-in
Einde van de opname
Punch-out
Nieuwe opgenomen data
BeginpuntEindpunt
Gebruik deze methode als u alleen over een specifiek gedeelte van de track opnieuw wilt opnemen. U moet de
begin- en eindpunten instellen voordat u opnieuw opneemt. In het acht maten tellende voorbeeld hieronder zijn de
maten 3 t/m 5 opnieuw opgenomen.
12345678
12345678
OPMERKING
OPMERKING Met de Punch In/Out-methode worden de oorspronkelijke data in het opgegeven gebied altijd vervangen (gewist).
Punch In/Out Recording kan alleen worden gebruikt met Realtime opnames.
Basisprocedure in de modus Song Job
1 Druk op de knop [JOB] om de modus Song Job te activeren.
2 Selecteer het gewenste jobmenu door te drukken op een van de knoppen [F1] – [F6].
3 Verplaats de cursor naar de gewenste job met de draaiknop [DATA] en de knoppen [INC]
en [DEC] en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de jobdisplay op te roepen.
4 Verplaats de cursor naar de gewenste parameter en stel de waarde in met de draaiknop [DATA]
en de knoppen [INC] en [DEC].
5 Na het instellen drukt u op de knop [ENTER] om de job uit te voeren.
Op de display verschijnt 'Completed' als de job is uitgevoerd.
Bij bepaalde taken worden eventuele data in het bestemmingsgeheugen overschreven. Belangrijke data moeten altijd worden
opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat dat is aangesloten op de aansluiting USB TO [DEVICE].
6 Druk tweemaal op de knop [EXIT] om terug te keren naar de display Song Play.
Zelfs als een taak is uitgevoerd, worden de songdata gewist als u een andere song selecteert of het instrument uitschakelt
zonder de songdata op te slaan. Zorg ervoor dat u de songdata opslaat in het interne geheugen door op de knop [STORE]
(opslaan) te drukken voordat u een andere song selecteert of het instrument uitschakelt.
OPMERKING Voor sommige taken dient u het bereik op te geven (beginpunt en eindpunt, zoals hieronder weergegeven) waarop
de taak moet worden toegepast. Houd er rekening mee dat het eindpunt zelf niet in het bereik wordt opgenomen.
Het feitelijke bereik waarop de taak wordt toegepast loopt van het beginpunt tot het punt dat één clock minder is dan
het eindpunt. Deze regel is van toepassing op gevallen waarvoor u alleen de maat opgeeft. In het voorbeeld dat
hieronder wordt weergegeven, worden echter de maat, tel en clock opgegeven.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Song Record
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
During Song Recording
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song Edit
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
OPMERKING Als in sommige taken de cursor zich op een dergelijke parameter bevindt, verschijnt het pictogram NUM in de
rechterbenedenhoek van de display. In dat geval kunt u deze parameter ook instellen in het venster dat wordt
opgeroepen via de knop [SF6] NUM en waarin u direct een nummer kunt opgeven. Druk op de knop [EXIT] om het
venster te sluiten.
MOX6/MOX8 Naslaggids
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.