Yamaha MOX 6, MOX 8 User Manual [nl]

Naslaggids
Inhoudsopgave
De documentatie bij de MOX6/MOX8 gebruiken........ 2
Basisstructuur 3
Functionele blokken.....................................................3
Toongeneratorblok.......................................................4
A/D Input-blok ...............................................................8
Sequencerblok ..............................................................9
Arpeggioblok...............................................................11
Effectblok ....................................................................18
Intern geheugen..........................................................22
Referentie 24
De modus Voice..........................................................25
Aanvullende informatie ................................................... 53
Overzicht van voicecategorieën ..............................................53
Instellingsvoorbeelden voor de bestemming...........................53
Functies van de knoppen 1 – 8................................................54
De modus Performance .............................................55
Aanvullende informatie ................................................... 74
Overzicht van performancecategorieën...................................74
Functies van de knoppen 1 – 8................................................74
De modus Song .......................................................... 76
Aanvullende informatie ................................................... 97
Songafspeeltypen ....................................................................97
Song Track Loop- instellingsvoorbeeld....................................99
Punch In/Out (Type = punch).................................................100
Basisprocedure in de modus Song Job.................................100
De modus Pattern .....................................................101
Aanvullende informatie ................................................. 112
Patroonafspeeltypen ..............................................................112
Loop Recording (Pattern).......................................................113
De modus Mixing ......................................................114
Aanvullende informatie ................................................. 124
Een performance bewerken met de knoppen........................124
Een arpeggio maken..............................................................125
De mixinstellingen opslaan als een mixsjabloon....................126
De modus Master......................................................128
De modus Remote .................................................... 133
De modus Utility ....................................................... 141
Quick Setup............................................................... 151
De modus File ........................................................... 153
Aanvullende informatie ................................................. 158
Bestand/map selecteren........................................................158
Een SMF (Standard MIDI File) afspelen van een
USB-flashgeheugen...............................................................158
Een USB-flashgeheugenapparaat formatteren .....................159
Appendix 160
Over MIDI................................................................... 160
Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor om deze handleiding op elk gewenst moment zonder voorafgaande kennisgeving
te wijzigen of aan te passen. De meest recente versie kan vrij worden gedownload via de volgende webpagina.
http://www.yamaha.co.jp/manual/

De documentatie bij de MOX6/MOX8 gebruiken

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Voice Mode
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
Voice Mode
The Voice mode is used for selecting, playing, and editing desired Voices. This section explains each parameter in the
four types (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice Edit, and Voice Job). Note that available parameters for editing
differ depending on the Voice types (Normal Voice and Drum Voice).
Voice Play
The Voice Play mode is the main “portal” by which you enter the Voice mode, and it is here where you select and play a
Voice. Some of the Voice settings can also be edited in this mode.
Voice Play display
1 Voic e Ba nk 2 Voic e Nu mbe r
Indicates the currently selected Voice bank and Voice number.
3 Favorite Category indicator
When assigning the currently selected Voice to the Favorite category, this indicator will appear.
4 Category
Indicates the Main category and Sub category of the currently selected Voice.
5 (ArpeggioTempo)
Indicates the arpeggio tempo set for the currently selected Voice.
NOTE
This parameter can be set also by holding the [SHIFT] button and pressing the [ENTER] button several times repeatedly at the desired tempo. This function is referred to as “Tap Tempo.”
6 OCT (Octave)
Indicates the Keyboard Octave setting.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
The Arpeggio types are assigned to the buttons with 8th note icons on the display tab. You can call them up by pressing
these buttons any time during your keyboard performance. The Arpeggio Type can be set in the Arpeggio Edit display
(page 27).
Operation
Press the [VOICE] button.
[F1] PLAY
13526
4
Selecteer de modus Selecteer de functie
Bij de MOX6/MOX8 synthesizer worden vier verschillende handleidingen meegeleverd: de Gebruikershandleiding, de Naslaggids (dit
document), de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Data List. De Gebruikershandleiding wordt meegeleverd als een gedrukt handboek.
Deze Naslaggids, de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Data List worden geleverd als PDF-documenten op de meegeleverde cd-rom.
Gebruikershandleiding (gedrukt boekje)
Beschrijft de installatie en de basisbediening van de MOX6/MOX8
Deze handleiding legt de volgende handelingen uit
• Spelen in de modus Voice
• Een nieuwe performance maken met uw favoriete voice (Performance Creator)
• Spelen in de modus Performance
• Een microfoon en geluiden van andere audioapparaten gebruiken
• Uw eigen songs maken
• Uw eigen patronen maken
• Aansluiten op een computer
• Gebruiken als masterkeyboard (modus Master)
• Algemene systeeminstellingen aanpassen (modus Utility)
• Data opslaan/laden (modus File)
Naslaggids (dit PDF-document)
Beschrijft het interne ontwerp van de MOX6/MOX8 en de verschillende parameters die kunnen worden aangepast en ingesteld.
Parameterhandleiding bij synthesizer (PDF-document)
Hierin worden de voiceparameters, effecttypen, effectparameters en MIDI-berichten beschreven die worden gehanteerd voor alle synthesizers met geïntegreerde Yamaha AWM2-klankopwekking. Lees eerst de Gebruikershandleiding en de Naslaggids en raadpleeg vervolgens deze parameterhandleiding als u meer informatie nodig hebt over parameters en termen die betrekking hebben op Yamaha-synthesizers.
Bevat overzichten zoals de Waveform List, Performance List, Effect Type List, Arpeggio Type List en referentiemateriaal zoals de MIDI Implementation Chart en Remote Control Function List.
De Naslaggids gebruiken
• Via de modustabbladen bovenaan elke pagina in het gedeelte
• Klik op een paginanummer in de Inhoudsopgave of in de
• U kunt ook in de index met 'Bladwijzers' links in het hoofdvenster op
MOX6/MOX8 Naslaggids
• Als u informatie over een specifiek onderwerp, functie of
OPMERKING
OPMERKING De namen en posities van menu-items kunnen variëren naargelang de versie van Adobe Reader die wordt gebruikt.
Informatie
• De afbeelingen en LCD-schermen zoals die in deze Naslaggids worden getoond zijn uitsluitend voor instructiedoeleinden en kunnen enigszins afwijken van die op uw instrument.
• Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Data List (PDF-document)
Referentie kunt u naar de pagina met uitleg over de parameters van de overeenkomstige modus gaan. De inhoudslijst aan de rechterkant van elke pagina in de geselecteerde modus is gelijk aan een functiestructuur. Als u op het gewenste item in de lijst klikt, kunt u direct naar de pagina met uitleg over de overeenkomende functie gaan.
beschrijvende tekst om naar de overeenkomende pagina te gaan.
gewenste items en onderwerpen die u wilt raadplegen klikken om naar de overeenkomende pagina te gaan. (Als de index niet wordt weergegeven, klikt u op het tabblad 'Bladwijzers' om deze te openen.)
eigenschap zoekt, selecteert u 'Zoeken' in het menu 'Bewerken' in Adobe Reader en voert u een trefwoord in om de betreffende informatie in het document te zoeken.
De meest recente versie van Adobe® Reader® kan worden gedownload via de volgende webpagina.
http://www.adobe.com/products/reader/
2

Basisstructuur

Controller-gedeelte
(pagina 17)
Keyboard
Regelaars
Toongenerator
(pagina 4)
AWM2-toongenerator
16 partijen
Voices en performances
Arpeggio-blok (pagina 11)
Arpeggio afspelen x 4
Presetarpeggio
Gebruikersarpeggio
Sequencerblok
(pagina 9)
16-tracks MIDI-sequencer
Songs en patronen
Effecten (pagina 18)
Systeemeffect
Insertion-effect x 3
Element-EQ
Par t-EQ x 16
Mastereffect
Master-EQ
A/D Input (pagina 8)
Songmixing
Patroonmixing
MIDI-berichtenbaan
Audiosignaalbaan
Computer Externe MIDI-apparatuur
Computer
Microfoon, gitaar, bas,
audioapparatuur enz.
Computer
Luidsprekers
met eigen
voeding enz.
MIDI OUT MIDI IN AUDIO IN AUDIO OUT

Functionele blokken

Het MOX6/MOX8-systeem bestaat uit zes functionele hoofdblokken: Tone Generator, A/D Input, Sequencer, Arpeggio,
Controller en Effect.
*1
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
*2
USB [TO HOST]
MIDI [OUT]
USB [TO HOST]
MIDI [IN]
USB [TO HOST]
A/D INPUT [L]/[R]
USB [TO HOST]
OUTPUT [L/MONO]/[R]
*1 Afhankelijk van de instellingen voor de audiosignaalaansluitingen is het mogelijk dat de via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen ingevoerde signalen niet
naar het systeemeffect of het mastereffect worden verzonden.
*2 De via de USB [TO HOST]-aansluiting ingevoerde signalen worden rechtstreeks uitgevoerd naar de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen, waarbij het
A/D Input-blok en het Effect-blok worden genegeerd.
AWM2 (Advanced Wave Memory 2)
Dit instrument is voorzien van een AWM2-toongeneratorblok. AWM2 (Advanced Wave Memory 2) is een
synthesizersysteem dat is gebaseerd op gesamplede golfvormen (geluidsmateriaal). Het wordt gebruikt in veel
Yamaha-synthesizers. Voor een ongeëvenaard realistisch geluid gebruikt elke AWM2-voice meerdere samples
van de golfvorm van een echt instrument. Bovendien kan een groot aantal parameters (envelopgenerator-, filter-,
modulatie- en andere parameters) worden toegepast.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
3

Toongeneratorblok

Aanslag-
snelheid
Element 2
Element 1
Element 4
Element 3
Element 6
Element 5
Het toongeneratorblok is het gedeelte dat het daadwerkelijke geluid produceert als reactie op de MIDI-berichten die
worden ontvangen van het sequencerblok, het regelaarblok, het arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument
via de MIDI [IN]-aansluiting of de USB [TO HOST]-aansluiting. De MIDI-berichten worden toegewezen aan zestien
onafhankelijke kanalen. Het instrument kan zestien aparte partijen tegelijk afspelen via de zestien MIDI-kanalen.
Deze beperking van zestien kanalen kan echter worden opgeheven door het gebruik van aparte MIDI-'poorten', die
elk zestien kanalen ondersteunen. Het toongeneratorblok van dit instrument kan MIDI-berichten verwerken via Poort 1.
De structuur van het toongeneratorblok verschilt afhankelijk van de modus.

Toongeneratorblok in de modus Voice

Partijstructuur in de modus Voice
Er kan slechts één MIDI-kanaal in de modus Voice worden herkend omdat er in deze modus slechts één partij beschikbaar is. Naar deze status wordt verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. Een voice wordt op het keyboard afgespeeld via één partij. Als u het MIDI-ontvangstkanaal wilt instellen op unitimbrale werking (modi Voice en Performance), gebruikt u de parameter 'BasicRcvCh' (pagina 148) in de display Utility MIDI. In de modus Voice herkent het instrument alleen data via MIDI-poort 1.
OPMERKING
Voice
Als u songdata wilt afspelen op een externe MIDI-sequencer of een computer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, moet u de modus Song/Pattern gebruiken (pagina 76).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Een programma dat de sonische elementen bevat voor het genereren van het geluid van een specifiek muziekinstrument, wordt een 'voice' genoemd. Intern bestaan twee typen voices: normale voices en drumvoices. De normale voices bestaan hoofdzakelijk uit melodische geluiden van muziekinstrumenten, die over het keyboardbereik kunnen worden afgespeeld. Elke voice bestaat uit maximaal acht elementen (normale voice) of maximaal 73 toetsen (drumvoice). Een element of drumtoets vormt de basiseenheid en kleinste eenheid van een voice. Dit betekent dat slechts één element of toets het geluid van een muziekinstrument kan produceren. Daarnaast kan een normale voice verschillende typen geluiden nog realistischer weergeven via een combinatie van meerdere elementen. Elke voice wordt gemaakt door het bewerken van de unieke parameters van elk element en elke toets (Element Edit-parameters/Key Edit-parameters) en de algemene parameters van alle elementen en toetsen (Common Edit-parameters).
OPMERKING
Zie pagina 30 voor instructies voor het bewerken van een normale voice. Zie pagina 47 voor instructies voor het bewerken van een drumvoice.
Normale voices en drumvoices
Normale voices
Dit is een voice die normaal op het keyboard wordt afgespeeld, waarbij de standaardtoonhoogte is te horen voor elke toets. Elke normale voice kan maximaal acht elementen hebben. Afhankelijk van de instellingen in de modus Voice Edit hoort u deze elementen tegelijkertijd of worden verschillende elementen afgespeeld op basis van de instellingen voor het nootbereik, het aanslagsnelheidsbereik en de XA (Expanded Articulation). In de afbeelding ziet u een voorbeeld van een normale voice. Omdat de zes elementen in het voorbeeld zijn verdeeld over het nootbereik van het keyboard en het aanslagsnelheidsbereik, hoort u telkens een ander element afhankelijk van de noot die u speelt en met welke kracht. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5 als het keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als het keyboard krachtig wordt bespeeld. In de nootdistributie klinken element 1 en 2 in het lagere bereik van het keyboard, element 3 en 4 in het middenbereik en element 5 en 6 in het hogere bereik. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5 als het keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als het keyboard krachtig wordt bespeeld. In een praktisch voorbeeld van dit gebruik zou een pianovoice kunnen worden samengesteld uit zes verschillende samples. Element 1, 3 en 5 vertegenwoordigen daarin het geluid van de piano als deze zacht wordt bespeeld in een nootbereik, terwijl element 2, 4 en 6 de krachtig gespeelde geluiden vertegenwoordigen voor elk afzonderlijk nootbereik. De MOX6/MOX8 is eigenlijk nog flexibeler, omdat er maximaal acht afzonderlijke elementen zijn toegestaan.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
4
Drumvoices
C0
C1 C6
Afzonderlijke
drumgeluiden (voor
elke toets anders)
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en drumgeluiden die worden toegewezen aan afzonderlijke noten op het keyboard. In tegenstelling tot elementen staat een drumtoets gelijk aan de overeenkomende noot, wat betekent dat u het bereik ervan niet kunt wijzigen. Drum- of percussiegeluiden worden toegewezen aan de verschillende drumtoetsen. U kunt verschillende typen drumvoices maken door het drum- of percussiegeluid te wijzigen dat is toegewezen aan de toetsen en door de parameters zoals toonhoogte en EG te bewerken.
Expanded Articulation (XA)
Expanded Articulation (XA) is een speciaal ontworpen toongeneratiesysteem van de MOTIF XS waarmee u over meer flexibiliteit en groter akoestisch realisme beschikt bij uw spel. Deze functie, die is overgenomen van de MOTIF XS-synthesizer, kan realistische geluiden en natuurlijke speltechnieken, zoals legato en staccato, doelmatig nabootsen. Hiermee beschikt u over unieke modi voor willekeurige en afwisselende geluidswijzigingen terwijl u speelt.
Realistisch legatospel
Op conventionele synthesizers wordt een legato-effect in monomodus bereikt doordat de volume­envelop van een eerdere noot wordt voortgezet voor de volgende noot. Dit resulteert echter in een onnatuurlijk geluid dat verschilt van het geluid van een echt akoestisch instrument. De MOX6/MOX8 kan het legato-effect beter reproduceren doordat specifieke elementen kunnen klinken bij het afspelen van legato, terwijl andere elementen normaal kunnen worden afgespeeld (met de XA Control-parameters ingesteld op 'normal' en 'legato').
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Authentiek geluid bij loslaten noot
Conventionele synthesizers zijn niet goed in het weergeven van het geluid dat wordt geproduceerd als de noot van het akoestische instrument wordt losgelaten. De MOX6/MOX8 reproduceert deze speciale, karakteristieke geluiden door de XA-besturingsparameter van bepaalde elementen in te stellen op 'keyOffSound'.
Subtiele geluidsvariaties voor elke noot die wordt gespeeld
Conventionele synthesizers proberen dit effect te reproduceren door de toonhoogte en/of het filter op willekeurige wijze te wijzigen. Dit resulteert echter in een elektronisch effect dat sterk verschilt van de werkelijke geluidswijzigingen op een akoestisch instrument. De MOX6/MOX8 geeft deze subtiele geluidsvariaties veel nauwkeuriger weer via de instellingen van de XA-besturingsparameters 'waveCycle' en 'waveRandom'.
Overschakelen tussen verschillende geluiden om het natuurlijke spel op een akoestisch instrument te reproduceren
Akoestische instrumenten hebben eigen, unieke eigenschappen of zelfs specifieke unieke geluiden die alleen op bepaalde momenten tijdens het spel hoorbaar zijn. Voorbeelden zijn de tongslag van een fluit of het spelen van zeer hoge boventonen op een akoestische gitaar. Conventionele synthesizers (van voor de MOTIF XS-serie) konden dergelijke geluiden reproduceren door deze te activeren via een grote aanslaggevoeligheid. De MOX6/MOX8 reproduceert deze speciale geluiden daarentegen doordat u kunt overschakelen tussen de geluiden terwijl u speelt, met de ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2]­knoppen en de instellingen van de XA Control-parameters 'AF1 On', 'AF2 On' en 'all AF off'.
OPMERKING
U kunt de knop ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2] ook in- of uitschakelen door vanaf een extern apparaat het Control Change-nummer te verzenden dat is opgegeven als 'AF1'/'AF2' (pagina 146) in de display Utility CTL ASN.
Nieuwe geluiden en nieuwe manieren van spelen
De zeer veelzijdige functies die hierboven zijn beschreven kunnen niet alleen doelmatig worden toegepast op akoestische geluiden, maar ook op synthesizer- en elektronische voices. De functie XA biedt daarmee een enorm potentieel voor het produceren van authentieke geluiden, expressief spel en het ontdekken van nieuwe spelstijlen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
5
Elementen en drumtoetsen
OSC
(Oscillator)
LFO
Lagefrequentie-
oscillator
PITCH
Regelt de
toonhoogte (pitch)
van het geluid.
FILTER
Verandert de
toonkwaliteit van de
geluidsuitgang van
de PITCH-eenheid.
Wavefo rm
(AWM2)
AMP
Regelt het uitgangsniveau
(de amplitude) van de
geluidsuitgang vanaf de
FILTER-eenheid. Vervolgens
worden de signalen met dit niveau verzonden naar het
effectblok.
Pitch EG
(Pitch Envelope
Generator)
Filter EG
(Filter Envelope
Generator)
Amplitude EG
(Amplitude Envelope
Generator)
Elementen en drumtoetsen zijn de kleinste 'bouwstenen' op de MOX6/MOX8 waaruit een voice bestaat. Sterker nog: een voice zou kunnen worden gemaakt uit slechts één element of drumtoets. Deze kleine geluidseenheden kunnen worden opgebouwd, versterkt en verwerkt met een groot aantal traditionele synthesizerparameters zoals Oscillator, Pitch, Filter, Amplitude en LFO (hieronder toegelicht).
Oscillator
Deze eenheid verzendt de golf die de basistoonhoogte bepaalt. U kunt de golfvorm (of het basisgeluidsmateriaal) toewijzen aan elk element van een normale voice of elke toets van een drumvoice. Bij een normale voice kunt u het nootbereik instellen voor het element (het bereik van noten op het keyboard waarop het element klinkt), evenals de aanslagsnelheid (het bereik van nootaanslagsnelheden waarin het element klinkt). Daarnaast kunt u de met XA verwante parameters van deze eenheid instellen. Elke golfvorm bestaat uit sample(s) die zijn gemaakt via het opnemen van het daadwerkelijke geluid van het instrument en waaraan de juiste instellingen op het keyboard en voor de aanslaggevoeligheid worden toegewezen. De oscillatorparameters kunnen worden ingesteld op de display Oscillator (pagina 38 en 48).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Pitch
Deze eenheid regelt de toonhoogte (golf) van de geluidsuitgang vanaf de oscillator. In het geval van een normale voice kunt u aparte elementen ontstemmen, toonhoogteschaalverdeling toepassen enz. U kunt ook het variëren van de toonhoogte in een bepaald tijdsbestek regelen door de PEG (Pitch Envelope Generator) in te stellen. Toonhoogteparameters kunnen worden ingesteld in de display PITCH (pagina 39) van Voice Element Edit. Toonhoogteparameters van een drumvoice kunnen worden ingesteld in de display PITCH (pagina 49) van Drum Voice Key Edit.
Filter
Deze eenheid wijzigt de toon van de geluidsuitgang vanaf Pitch door de uitvoer van een specifiek frequentiegedeelte van het geluid af te snijden. U kunt ook het variëren van de afsnijfrequentie van het filter in een bepaald tijdsbestek regelen door de FEG (Filter Envelope Generator) in te stellen. Filterparameters kunnen worden ingesteld op de display FILTER (pagina 41 en 50) van Voice Element Edit of Drum Voice Key Edit.
Amplitude
Deze eenheid regelt het uitgangsniveau (de amplitude) van de geluidsuitgang vanaf het filterblok. Vervolgens worden de signalen met dit niveau verzonden naar het effectblok. U kunt ook het variëren van het volume in een bepaald tijdsbestek regelen door de AEG (Amplitude Envelope Generator) in te stellen. Amplitudeparameters kunnen worden ingesteld op de display AMP (pagina 43 en 50) van Voice Element Edit of Drum Voice Key Edit.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Zoals de naam al aangeeft, genereert de LFO een laagfrequente golf. Deze golven kunnen worden
MOX6/MOX8 Naslaggids
gebruikt om de toonhoogte, het filter of de amplitude van elk element te variëren voor het maken van effecten zoals vibrato, wah en tremolo. De LFO kan voor elk element afzonderlijk of voor alle elementen tegelijk worden ingesteld. LFO-parameters kunnen worden ingesteld in de display LFO (pagina 33 en
45) van Voice Common Edit of Voice Element Edit.
6
Geheugenstructuur van voices
Normale voices
Presetbank 1 – 8 1024 normale voices (128 voices per bank) Gebruikersbank 1 – 3 384 voices (128 voices per bank) GM-bank 128 voices
Drumvoices
Presetdrumbank 64 voices Gebruikersdrumbank 32 voices GM-drumbank 1 voice
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen

Toongeneratorblok in de modus Performance

Partijstructuur in de modus Performance
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data via één kanaal. Naar deze status wordt verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. In deze modus kunt u een performance spelen (waarin meerdere voices of partijen worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties) met het keyboard. Houd er rekening mee dat songdata op een externe sequencer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, niet goed worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDI-sequencer of een computer gebruikt om het instrument te bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
Performance
Een programma waarin meerdere voices (partijen) worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties wordt een 'performance' genoemd. Elke performance kan maximaal vier verschillende partijen (voices) bevatten. U maakt elke performance door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Performance (pagina 55).
Inhoud performancegeheugen
Er worden twee gebruikersbanken geleverd. Elke bank beschikt over 128 performances, in totaal 256 gebruikersperformances.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI

Toongeneratorblok in de modus Song/Pattern

Partijstructuur van het toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
In deze modi worden verschillende partijen geleverd en kunnen voor elke partij verschillende voices en verschillende melodieën en frasen worden afgespeeld. Een MIDI-toongenerator die data via meerdere MIDI-kanalen tegelijk ontvangt en meerdere instrumentpartijen afspeelt, wordt 'multitimbrale' toongenerator genoemd. De instellingen van de multitimbrale toongenerator worden gezamenlijk een 'mix' genoemd. U kunt de mix gebruiken als u de geluiden van de MOX6/MOX8 afspeelt met een externe MIDI-sequencer of het sequencerblok van het instrument. In dit geval moet u de mix van de song of het patroon gebruiken die geen sequencedata bevat.
Wat is mixen?
Een programma waarin meerdere voices worden toegewezen aan partijen voor multitimbraal bespelen in de modi Song en Pattern wordt een 'mix' genoemd. Elke mix kan bestaan uit maximaal 16 partijen. U maakt elke mix door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Mixing (pagina 114). Eén mix heeft ook tot zestien geheugenlocaties om normale voices op te slaan. Deze opgeslagen voices worden 'mixvoices' genoemd. Meestal wordt de voice die is opgeslagen in de modus Voice toegewezen aan elke mixpartij. In dit geval kan het geluid van de song die of het patroon dat u hebt gemaakt onverwacht veranderen als u de voice die is gebruikt bij het mixen van de song of het patroon in de modus Voice bewerkt of verwijdert. Mixvoices zijn bedoeld om deze ongewenste veranderingen in het geluid te voorkomen.
MOX6/MOX8 Naslaggids
7
Geheugenstructuur van mixing
Voor elke song en elk patroon is er een mixprogramma. Als u een andere song of een ander patroon selecteert, wordt het bijbehorende mixprogramma geactiveerd. Een mixvoice biedt 16 geheugens voor elk mixprogramma (song of patroon). Als u een andere song of een ander patroon selecteert, activeert u een andere mixvoice en een ander mixprogramma. Als u een mixvoice van een bepaalde song of een bepaald patroon wilt gebruiken voor een andere song of een ander patroon, voert u de kopieerhandeling (pagina 123) uit in Mixing Voice Job. U kunt maximaal 256 mixvoices opslaan voor alle songs en patronen. Als het mixvoicegeheugen vol is, gebruikt u de taak Delete om de mixvoices die u niet nodig hebt te verwijderen in de Mixing Voice Job.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Maximale polyfonie
Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd
door de interne toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van de synthesizer is
64. Als het interne toongeneratorblok meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde noten
afgekapt. Dit is met name merkbaar bij voices zonder decay. De maximale polyfonie geldt voor
het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices. Als normale voices met
maximaal acht elementen worden gebruikt, is het maximale aantal gelijktijdige noten mogelijk
minder dan 64.

A/D Input-blok

Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. U kunt verschillende
parameters, zoals volume, pan en effect, instellen voor het audiosignaal en het geluid samen met andere voices
laten uitvoeren. Het Insertion-effect en de systeemeffecten kunnen worden toegepast op het audiosignaal dat wordt
ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. De parameters die betrekking hebben op het A/D Input-blok kunnen
in de volgende display worden ingesteld.
Overeenkomstige
Modus Display
Modus Voice Display VCE A/D in de modus Utility Pagina 145
Modus Performance Display A/D IN in de modus Performance Common Edit Pagina 62
Modus Song/Pattern Display A/D IN in de modus Mixing Common Edit Pagina 116
pagina in de
Naslaggids
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Het effect dat wordt toegepast op het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen
wordt ingesteld in de display USB I/O (pagina 147) van de modus Utility. De versterking van het audiosignaal via
de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen kan worden aangepast via de knop A/D INPUT [GAIN] op het paneel. Bovendien
kan de aan/uit-instelling van het audiosignaal via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen worden ingesteld via de knop
A/D INPUT [ON/OFF].
MOX6/MOX8 Naslaggids
8

Sequencerblok

Song 01 Song 22 Song 15
Via dit blok kunt u songs en patronen maken door uw performances op te nemen en te bewerken als MIDI-data
(via het regelblok), waardoor u de data kunt afspelen met het toongeneratorblok.

Sequencerblok in de modus Song

Over songs
U maakt een song door uw keyboardspel als MIDI-sequencedata op te nemen naar afzonderlijke tracks. Een song op deze synthesizer is in wezen hetzelfde als een song op een MIDI-sequencer en het afspelen ervan stopt automatisch aan het einde van de opgenomen data.
Songtrackstructuur
Een song bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en een tempotrack. U kunt deze tracks opnemen door Realtime recording (realtime opname) of Step recording (stapsgewijze opname) (pagina 79) te gebruiken. Bovendien kunt u de opgenomen data invoegen of bewerken met Song Edit (pagina 84).
Sequencetracks 1 – 16
Hiermee kunt u MIDI-data opnemen.
Scenetrack
Hiermee kunt u scenewijzigingsinstellingen opnemen, zoals trackdemping en solo. Deze kunnen worden ingesteld in de display Song Play (pagina 76) en worden opgeroepen tijdens het afspelen van songs. Tijdens het afspelen van songs veranderen de trackdempings- en solo-instellingen automatisch op basis van de instellingen die u voor de scenetrack hebt opgenomen.
Tempotrack
Hiermee kunt u tempowijzigingsinstellingen opnemen. Tijdens het afspelen van songs veranderen de tempowijzigingen automatisch op basis van de instellingen die u voor deze track hebt opgenomen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Song Chain
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen. U kunt de afspeelvolgorde instellen in Song Play (pagina 76).

Sequencerblok in de modus Pattern

Over patronen
Op de MOX6/MOX8 verwijst de term 'patroon' naar een relatief korte muziek- of ritmefrase (1 tot 256 maten) die voor afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een patroon eenmaal is gestart, wordt dit herhaald totdat u op de knop [J] (Stop) drukt.
Sectie
Patronen zijn meer dan alleen een enkele frase. Ze bevatten 16 variaties, 'secties' genaamd. Deze secties kunnen tijdens het afspelen worden gewijzigd en worden gebruikt als ritme-/ achtergrondvariaties voor de verschillende partijen van een song. U kunt bijvoorbeeld één sectie voor het couplet, een andere sectie voor het refrein en een derde sectie voor de brug gebruiken. De patrooninstellingen zoals tempo en mixing veranderen niet, zelfs niet als de sectie wordt omgeschakeld, zodat het afspelen ook bij de veranderingen hetzelfde gevoel en ritme houdt. U kunt de sectiefunctie gebruiken als handig hulpmiddel voor het componeren, waarbij onmiddellijk achtergrondpatroonvariaties voor een song worden gemaakt, zoals melodie A, melodie B en hoofdthema. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de MOX6/MOX8 voor instructies over het wijzigen van patronen en secties.
MOX6/MOX8 Naslaggids
9
Patroonketen
Sectie A Sectie B Sectie C
Track 1 Track 2
:
Track 16
Frase 001 Frase 002
:
Frase 003
Frase 001 Frase 002 Frase 003
:
MIDI-data MIDI-data MIDI-data
:
In een patroonketen rijgt u verschillende secties (binnen één patroon) aan elkaar om één volledige song te maken. U kunt de MOX6/MOX8 secties automatisch laten wijzigen door vooraf een patroonketen te maken, waarbij het afspelen van een patroon via de display Pattern Chain met sectiewijzigingen wordt opgenomen. Voor elk patroon op de display Pattern Chain kan één patroonketen worden gemaakt (pagina 103). U kunt deze functie ook gebruiken bij het maken van songs op basis van een bepaald patroon, aangezien de gemaakte patroonketen in Pattern Chain Edit kan worden omgezet in een song (pagina 104).
Frase
Dit zijn de elementaire MIDI-sequencedata in een track (en de kleinste eenheid) die worden gebruikt bij het maken van een patroon. 'Frases' zijn korte muziek-/ritmepassages voor één instrument, zoals een ritmepatroon voor de ritmepartij, een baslijn voor de baspartij of een achtergrondakkoord voor de gitaarpartij. Deze synthesizer biedt geheugenruimte voor 256 van uw eigen gebruikerfrasen.
OPMERKING
De MOX6/MOX8 heeft geen presetfrasen.
Patroontrackstructuur
Een patroon bestaat uit 16 afzonderlijke tracks. Zie 'sequencetracks 1 – 16' van 'songtrackstructuur' (Pagina 9).
Patroontracks en -frasen
Een patroon bestaat uit 16 tracks waaraan de frase kan worden toegewezen. MIDI-data kunnen niet rechtstreeks op elke track worden opgenomen in de modus Pattern. Er wordt opgenomen op een lege gebruikersfrase. De net gemaakte frase wordt automatisch toegewezen aan de opnametrack.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI

Sequencerblok toegepast op zowel songs als patronen

MIDI-tracks en mixinstellingen
U maakt MIDI-tracks door uw keyboardspel in de modus Song Record/Pattern Record op te nemen. MIDI-sequencedata worden opgenomen op de MIDI-track en de normale voice of drumvoice wordt toegewezen aan de mixpartij die overeenkomt met de track. Als u de mixparameters, zoals voice, volume en de panfactor, voor iedere track wilt bewerken, drukt u op de knop [MIXING] om de modus Mixing te activeren (pagina 114) en bewerkt u vervolgens de parameters voor de mixpartij die overeenkomt met de gewenste track. Denk eraan dat track 1 niet altijd overeenkomt met mixpartij 1. Zoals hieronder wordt getoond worden alle tracks van de songsequencedata en alle mixpartijen van het toongeneratorblok met elkaar verbonden als het uitgangskanaal (TxCH) gelijk is aan het ontvangstkanaal (RcvCH). Dit betekent dat de sequencedata van elke track de overeenkomstige partijen (de partijen met dezelfde MIDI-kanaaltoewijzing) in het toongeneratorblok afspelen. De zendkanalen van elke track kunnen worden ingesteld op de display TRACK (pagina 78) van de modus song of patroon, terwijl de ontvangstkanalen van elke partij kunnen worden ingesteld op de display VOICE (pagina 117) van Mixing Edit.
MOX6/MOX8 Naslaggids
10
Basisstructuur
Song/patroon
Sequencerblok
Sequencedata
(song, patroon)
Track 1 Track 2 Track 3
:
Trac k 1 6
Partij 1 Partij 2 Partij 3
:
Partij 16
TxCH
2 2 3
:
16
RcvCH
2 3 3
:
16
Toongeneratorblok
Mixen
Opname
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok

Arpeggioblok

Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING Als u het keyboard bespeelt in modus Mixing, klinkt de geselecteerde partij niet, maar weerklinkt de
partij toegewezen aan de track met hetzelfde nummer als de geselecteerde partij. Als u het keyboard bijvoorbeeld instelt zoals op de bovenstaande afbeelding, weerklinkt partij 1, zelfs als partij 2 wordt geselecteerd in de modus Mixing.

Sequencerblok toegepast op de modus Performance

Performances opnemen
In de modus Performance kunt u uw eigen keyboardspel opnemen in de song of het patroon. U kunt knophandelingen, regelaarhandelingen en het afspelen van arpeggio's, alsmede uw keyboardspel als MIDI-events opnemen op de opgegeven track.
OPMERKING
Arpeggio-afspeeldata voor partij 1 – 4 worden respectievelijk opgenomen op de opgegeven vier tracks (in de display REC TR van Performance Record) van de song/het patroon. Uw keyboardspel en handelingen met regelaars/knoppen (gemeenschappelijk voor partij 1 – 4) worden afzonderlijk opgenomen op track 1 – 4.
OPMERKING
Als u bij het opnemen van performances de knoppen gebruikt, worden alleen besturingswijzigingsberichten opgenomen. Parameterwijzigingsberichten kunnen niet worden opgenomen. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer’ voor meer informatie over besturingswijzingsberichten.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de MOX6/MOX8 voor meer informatie over de werking.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Arpeggioblok
Met dit blok kunt u automatisch muziek- en ritmefrasen activeren met de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een of
meer noten op het keyboard aan. De arpeggiosequence verandert ook in overeenstemming met de noten of akkoorden
die u speelt, zodat u zowel bij het componeren als bij het bespelen een grote verscheidenheid aan inspirerende
muzikale frases en ideeën ter beschikking hebt. Zelfs in de modi Song en Pattern kunt u vier verschillende
arpeggiotypen tegelijk afspelen.

Arpeggiocategorieën

De arpeggiotypen zijn verdeeld in de volgende 18 categorieën. De categorieën zijn onderverdeeld op basis van het
soort instrument.
Overzicht van categorieën
ApKb Acoustic Piano & Keyboard Lead Synth Lead
Organ Organ PdMe Synth Pad / Musical Effect
GtPl Guitar / Plucked CPrc Chromatic Percussion
GtMG Guitar for “Mega Voice” DrPc Drum / Percussion
Bass Bass Seq Synth Seq
BaMG Bass for “Mega Voice” Chord Chord Seq
Strng Strings Hybrd Hybrid Seq
Brass Brass Cntr Control
RdPp Reed / Pipe
OPMERKING De categorieën met de naam 'GtMG' en 'BaMG' beschikken over arpeggiotypen die geschikt zijn
MOX6/MOX8 Naslaggids
voor gebruik in combinatie met een megavoice.
11
Megavoices en megavoice-arpeggio’s
Normale voices gebruiken aanslagomschakeling om de geluidskwaliteit en/of het niveau van een voicewijziging overeen te laten komen met hoe sterk of zacht u speelt op het keyboard, waardoor deze voices een authentiekere en natuurlijkere respons bieden. Megavoices hebben echter een zeer complexe structuur met veel verschillende layers die niet handmatig bespeeld kunnen worden. Megavoices zijn specifiek ontworpen om te worden afgespeeld door megavoice-arpeggio’s, waarmee een zeer realistisch resultaat wordt behaald. Gebruik megavoices altijd met megavoice-arpeggio’s (die u kunt vinden in de categorie 'GtMG' en 'BaMG'). Zie het 'voicetype' in de 'lijst met arpeggiotypen' in het PDF-document 'Data List' voor meer informatie over het megavoice-arpeggio’s.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen

Subcategorieën

De arpeggiocategorieën zijn verdeeld in de volgende subcategorieën. Omdat de subcategorieën zijn gebaseerd
op het muziekgenre, is het gemakkelijk om de subcategorie te vinden die bij de door u gewenste muziekstijl past.
Overzicht van subcategorieën
Rock Rock Z.Pad Zone Velocity for Pad*
R&B R&B Filtr Filter
Elect Electronic Exprs Expression
Jazz Jazz Pan Pan
World World Mod Modulation
Genrl General Pbend Pitch Bend
Comb Combination Asign Assign 1/2
Zone Zone Velocity*
OPMERKING Arpeggiotypen uit de subcategorieën die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) bevatten meer dan
één aanslagbereik. Aan elk bereik is een andere frase toegewezen. Als een type uit deze categorieën wordt geselecteerd in de modus Voice, is het aan te raden om de aanslagbegrenzing van elk element in te stellen in het bereik dat hieronder wordt weergegeven.
Aanslagbereik van elk arpeggiotype. 2Z_*****: 1 – 90, 91 – 127 4Z_*****: 1 – 70, 71 – 90, 91 – 110, 111 – 127 8Z_*****: 1 – 16, 17 – 32, 33 – 48, 49 – 64, 65 – 80, 81 – 96, 97– 108, 109 – 127 PadL_*****: 1 – 1, 2 – 2, 3 – 127 PadH_*****: 1 – 112, 113 – 120, 121 – 127
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI

Naam van arpeggiotype

De naamgeving van arpeggiotypen geschiedt op basis van bepaalde regels en afkortingen. Zodra u deze regels
en afkortingen onder de knie hebt, zult u het gemakkelijk vinden om door de typen te bladeren en de gewenste
arpeggiotypen te selecteren.
Arpeggiotype met '_ES' aan het einde van de naam (voorbeeld: HipHop1_ES)
Deze arpeggiotypen gebruiken dezelfde meersporenarchitectuur voor arpeggio als de MOTIF ES. Het ES-type arpeggio heeft de volgende voordelen: 1) Deze arpeggio’s kunnen complexe noten en akkoorden vormen, zelfs als ze door slechts één noot worden geactiveerd. 2) Het arpeggio volgt kort op de noten die op het keyboard worden gespeeld (alleen in het gebied waaraan het arpeggio is toegewezen), zodat u over een grote mate van harmonische vrijheid beschikt en de mogelijkheid hebt om solo's te spelen met deze arpeggio's.
Arpeggiotype met '_XS' aan het einde van de naam (voorbeeld: Rock1_XS)
Deze arpeggio’s maken gebruik van een recent ontwikkelde technologie voor het herkennen van akkoorden om te bepalen welke noten door het arpeggio moeten worden afgespeeld. Het XS-type arpeggio heeft de volgende voordelen: 1) De arpeggio’s reageren alleen op een gebied op het keyboard waaraan het XS-type arpeggio is toegewezen. Andere gebieden van het keyboard zijn niet van invloed op akkoordherkenning. Dit maakt het bespelen van het volledige keyboard een natuurlijke ervaring, inclusief door arpeggio gegenereerde bas- en achtergrondpartijen. 2) Met het arpeggio worden altijd harmonisch correcte partijen gespeeld. Deze zijn vooral handig voor begeleidingspartijen met bas en akkoorden.
MOX6/MOX8 Naslaggids
12
Arpeggiotype met een normale naam (voorbeeld: UpOct1)
Naast de bovengenoemde typen zijn er drie afspeeltypen: de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik met normale voices en die alleen worden afgespeeld met de gespeelde noten en octaafnoten (pagina 15), de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik in combinatie met drumvoices (pagina 16) en de arpeggio’s die hoofdzakelijk niet-nootevents bevatten (pagina 16).

De lijst met arpeggiotypen gebruiken

De lijst met arpeggiotypen in het PDF-document 'Data List' (datalijst) bevat de volgende kolommen.
Main
Sub
OPMERKING
ARP
Category
Category
ApKb Rock 1 70sRockB 4 / 4 2 130 Acoustic Piano
ApKb Rock 2 70sRockC 4 / 4 1 130 :
ApKb Rock 3 70sRockD 4 / 4 2 130
ApKb Rock 4 70sRockE 4 / 4 4 130
ApKb Rock 5 70sRockF 4 / 4 2 130
ApKb Rock 6 70sRockG 4 / 4 1 130
ApKb Rock 7 70sRockH 4 / 4 1 130
Houd er rekening mee dat deze lijst alleen voor afbeeldingsdoeleinden is. Raadpleeg het PDF-document 'Data List' voor een compleet overzicht van de arpeggiotypen.
ARP Name
No.
1 Main Category
Geeft een arpeggiohoofdcategorie aan.
2 Sub Category
Geeft een arpeggiosubcategorie aan.
Time
Signature
Length
Original
Tempo
Accent
Random
SFX
Voice Type
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
3 ARP No (Arpeggio Number)
Geeft het nummer van het arpeggiotype aan.
4 ARP Name (Arpeggio Name)
Geeft de arpeggionaam aan.
5 Time Signature
Duidt de maatsoort van het arpeggiotype aan.
6 Length
Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype aan. Als de parameter Loop*1 wordt
ingesteld op 'off', wordt het arpeggio voor deze duur afgespeeld en vervolgens gestopt.
7 Original Tempo
Geeft de toepasselijke tempowaarde van het arpeggiotype aan. Houd er rekening mee dat dit
tempo niet automatisch wordt ingesteld bij het selecteren van het arpeggiotype.
8 Accent
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie Accent Phrase
(pagina 14).
9 Random SFX
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie SFX (pagina 15).
) Vo ice Ty pe
Geeft het geschikte voicetype voor het arpeggiotype aan. Als de parameter 'VoiceWithARP'
(voice met arpeggio)
automatisch geselecteerd.
*2
wordt ingesteld op 'on' in Song/Pattern Record, wordt de voice van dit type
Appendix
MIDI
*1 U kunt de parameter Loop instellen op de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28),
de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
*2 De parameter 'VoiceWithARP' kan worden ingesteld op de display MAIN van Arpeggio Edit voor de modus
Song/Pattern (pagina 83).
MOX6/MOX8 Naslaggids
13

Arpeggio-instellingen

Druk enkele malen op deze knop, zodat het lampje gaat branden
Arpeggiofuncties die geregeld kunnen worden via de knoppen
Er bestaan verschillende methoden voor het activeren en stoppen van het afspelen van arpeggio. Daarnaast kunt
u instellen of SFX-geluiden en speciale accentfrasen samen met de normale sequencedata worden geactiveerd.
In deze sectie worden arpeggioparameters beschreven die u kunt instellen in de modi Voice, Performance en Mixing.
Afspelen van arpeggio in- of uitschakelen
De volgende drie instellingen zijn beschikbaar voor het in-/uitschakelen van het afspelen van arpeggio's.
Het arpeggio alleen afspelen als op de noot wordt gedrukt:
Doorgaan met arpeggio afspelen zelfs als de noot wordt losgelaten:
Het afspelen van het arpeggio in- of uitschakelen als op de noot wordt gedrukt:
OPMERKING
Voor de displays met de parameters 'Hold' en 'TriggerMode' raadpleegt u de display MAIN en de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
OPMERKING Bij ontvangst van het MIDI-sustainbericht (besturingswijziging #64) met 'Arp Sw' ingesteld op 'on'
kunt u hetzelfde resultaat verkrijgen als u 'Arp Hold' instelt op 'on'.
De knoppen gebruiken om arpeggio's in te stellen
Als het lampje ARP brandt, kunt u door enkele malen op de Functieknop 2 te drukken de knoppen 5 – 8 gebruiken om het afspelen van arpeggio's in te stellen. Probeer dit eens uit en luister naar de veranderingen in het geluid. Zie Knopfuncties van de modus Voice (pagina 54) voor meer informatie over het effect van knop 5 – 8.
Stel de parameter 'Hold' in op 'off' en de parameter 'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'Hold' in op 'on' en de parameter 'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'TriggerMode' in op 'toggle'. De parameter 'Hold' kan worden ingesteld op 'on' of 'off'.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Accentfrase
Accentfrasen bestaan uit sequencedata die deel uitmaken van bepaalde arpeggiotypen en die alleen klinken als u noten speelt met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt (sterker is) dan de waarde die is opgegeven voor de parameter Accent Velocity Threshold. Als het moeilijk is om te spelen met de vereiste aanslaggevoeligheid voor het activeren van de accentfrase, moet u de parameter 'AccntVelTh' (Accent Velocity Threshold) instellen op een lagere waarde.
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Arpeggio Type List' (lijst met arpeggiotypen) in het PDF-document 'Data List'
MOX6/MOX8 Naslaggids
Voor de displays met de parameters 'AccntVelTh' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
(datalijst) voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
14
Random SFX
Bepaalde arpeggiotypen beschikken over de functie Random SFX die speciale geluiden activeert (zoals fretruis op een gitaar) als de noot wordt losgelaten. De volgende parameters die van invloed zijn op Random SFX zijn beschikbaar.
Voor het in- of uitschakelen van Random SFX: Parameter Random SFX
Voor het instellen van het volume van het SFX-geluid: Parameter SFXVelOffset (Random SFX Velocity Offset)
Voor het bepalen of het volume van het SFX-geluid wordt bestuurd met aanslaggevoeligheid:
Parameter SFXKeyOnCtrl (Random SFX Key on Control)
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Arpeggio Type List' (lijst met arpeggiotypen) in het PDF-document 'Data List'
Voor de displays met de parameters 'RandomSFX', 'SFXVelOffset' en 'SFXKeyOnCtrl' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
(datalijst) voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
Arpeggio-instellingsdisplays
Elke modus heeft een display Arpeggio Edit voor de arpeggio-instellingen. U kunt deze display weergeven met de knop [ARP] EDIT in de elke modus.

Arpeggio-afspeeltypen

Voor het afspelen van arpeggio zijn er drie hoofdtypen, zoals hieronder wordt beschreven.
Arpeggio's voor normale voices
Arpeggiotypen (die behoren tot alle categorieën, behalve DrPC en Cntr) die zijn gemaakt voor het gebruik van normale voices hebben de volgende drie afspeeltypen:
Alleen afspelen van gespeelde noten
Het arpeggio wordt alleen met de gespeelde noot (noten) en de overeenkomstige octaafnoten afgespeeld.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van de gespeelde noten
Deze arpeggiotypen hebben verschillende sequences, elk voor een bepaald akkoordtype. Zelfs als u slechts één toets indrukt, wordt het arpeggio afgespeeld volgens de geprogrammeerde sequence. Dit betekent dat u mogelijk andere noten hoort dan de noten die u speelt. Als u op een andere noot drukt, wordt de getransponeerde sequence geactiveerd, waarbij de gespeelde noot als de nieuwe grondtoon wordt beschouwd. Als u noten toevoegt aan de noten die u al indrukt, wordt de sequence gewijzigd. Arpeggio’s met dit afspeeltype hebben '_ES' aan het einde van de naam.
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van het gespeelde akkoord
Deze arpeggiotypen voor gebruik met normale voices worden afgespeeld volgens het akkoordtype dat wordt bepaald via het vaststellen van de noten die u speelt op het keyboard. Arpeggio’s met dit afspeeltype hebben '_XS' aan het einde van de naam.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor normale voices, is het resultaat bij het gebruik met
Als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'sortdirect', wordt dezelfde sequence afgespeeld, ongeacht de volgorde waarin u de noten speelt. Als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'thru' of 'thrudirect', wordt een andere sequence afgespeeld, afhankelijk van de volgorde waarin u de noten speelt.
drumvoices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
MOX6/MOX8 Naslaggids
15
Arpeggio's voor drum-/percussievoices (Categorie: DrPc)
Deze arpeggiotypen zijn specifiek geprogrammeerd voor gebruik met drumvoices, waardoor u directe toegang hebt tot verschillende ritmepatronen. Er zijn drie afspeeltypen beschikbaar.
Afspelen van een drumpatroon
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon.
Afspelen van een drumpatroon, plus extra afgespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon. Door noten toe te voegen aan de noot die al wordt gespeeld, kunt u extra geluiden (toegewezen druminstrumenten) produceren voor het drumpatroon.
Alleen afspelen van gespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u een ritmepatroon waarbij alleen de gespeelde noten worden afgespeeld (toegewezen druminstrumenten). Houd er rekening mee dat zelfs als u dezelfde noten speelt, het geactiveerde ritmepatroon varieert, afhankelijk van de volgorde waarin de noten worden gespeeld. Hierdoor hebt u toegang tot verschillende ritmepatronen met dezelfde instrumenten door gewoon de volgorde te wijzigen waarin u de noten speelt als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'thru' of 'thrudirect'.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor drumvoices, is het resultaat bij het gebruik met
De drie hierboven vermelde afspeeltypen worden niet onderscheiden door categorie- of typenaam. U moet de typen daadwerkelijk afspelen en naar het verschil luisteren.
normale voices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Arpeggio's met hoofdzakelijk niet-nootevents (Categorie: Cntr)
Deze arpeggiotypen zijn geprogrammeerd met hoofdzakelijk besturingswijzigings- en pitchbenddata. Ze worden gebruikt om de toon of toonhoogte van het geluid te wijzigen, maar niet om specifieke noten af te spelen. In feite bevatten sommige typen zelfs helemaal geen nootdata. Als u een type uit deze categorie gebruikt, moet u de parameter 'KeyMode' instellen op 'direct', 'thrudirect' of 'sortdirect'.
OPMERKING
Tips voor het afspelen van arpeggio
Arpeggio’s vormen niet alleen een bron van inspiratie en complete ritmische passages voor uw eigen spel, ze bieden u tevens kwalitatief hoogwaardige MIDI-data die u kunt gebruiken voor het maken van songs of kant-en­klare begeleidingspartijen die u kunt gebruiken bij live optredens. Raadpleeg de 'Beknopte handleiding' in de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van arpeggio.
Voor de displays met de parameters 'KeyMode' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
16

Regelblok

Toonhoogte
verhogen
Toonhoogte
verlagen
Maximum
Minimum
Dit blok bestaat uit het keyboard, de pitchbend- en modulatiewielen, de lintregelaar, knoppen schuifregelaars enz. Het keyboard zelf genereert geen geluiden maar genereert/verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere informatie (MIDI­berichten) naar het toongeneratorblok van de synthesizer als u noten speelt. Ook de regelaars genereren/verzenden MIDI-berichten. Het toongeneratorblok van de synthesizer produceert geluid op basis van de MIDI-berichten die vanaf het keyboard en de regelaars worden verzonden.

Keyboard

Het keyboard stuurt de noot-aan-/noot-uit-berichten naar het toongeneratorblok (voor geluidsproductie) en het sequencerblok (voor opname). Het keyboard wordt tevens gebruikt om het afspelen van arpeggio te starten. U kunt het nootbereik van het keyboard wijzigen in octaven met de knoppen OCTAVE [-]/[+], de noten transponeren met de knoppen TRANSPOSE [-]/[+] en instellen hoe de daadwerkelijke aanslaggevoeligheid wordt gegenereerd op basis van de kracht waarmee u de noten speelt.

Pitchbendwiel

Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen (draai het wiel van u af) of te verlagen (draai het wiel naar u toe) terwijl u het keyboard bespeelt. Rol het wiel naar boven als u de toonhoogte wilt verhogen of naar beneden als u de toonhoogte wilt verlagen. Dit wiel is zelfcentrerend en springt automatisch terug naar de normale toonhoogte als u het loslaat. Elke presetvoice heeft zijn eigen standaardinstelling voor het pitchbendbereik. U kunt de instelling Pitch Bend Range wijzigen display GENERAL (pagina 30) van Voice Common Edit, de display VOICE (pagina 64) van Performance Part Edit of de display VOICE van Mixing Part Edit (pagina 117). Vanuit deze displays kunt u de functie Pitch Bend tevens omkeren, zodat de toonhoogte wordt verlaagd als u het wiel omhoog beweegt en wordt verhoogd als u het wiel omlaag beweegt. U kunt andere functies dan Pitch Bend toewijzen aan het pitchbendwiel op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.

Modulatiewiel

Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Hoewel het modulatiewiel met name wordt gebruikt om vibrato toe te voegen aan het geluid, zijn voor veel presetvoices ook andere functies en effecten toegewezen aan dit wiel. Naarmate u het wiel verder omhoog draait, wordt het toegepaste effect op het geluid sterker. Controleer voordat u begint met spelen of het modulatiewiel is ingesteld op de minimumwaarde, zodat het onbedoeld gebruiken van effecten voor de huidige voice wordt voorkomen. U kunt diverse functies toewijzen aan het modulatiewiel op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Common Edit.

Toewijsbare functieknoppen

Volgens de XA Control-instellingen (Expanded Articulation) op de display OSC (pagina 38) van Voice Element Edit kunt u specifieke elementen van de huidige voice oproepen door op elk van deze knoppen te drukken tijdens het keyboardspel. U kunt selecteren hoe de status aan/uit van deze knoppen moet worden omgewisseld met de parameters Assignable Function 1 Mode en Assignable Function 2 Mode op de display GENERAL (pagina 30) van Voice Common Edit. Bovendien kunt u verschillende functies (anders dan de functies voor het oproepen van specifieke elementen) toewijzen aan deze knoppen op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.

Knoppen

Met deze acht knoppen kunt u verschillende aspecten van de voice in realtime aanpassen, terwijl u speelt. Met de acht schuifregelaars kunt u het volume van de voice-elementen, performancepartijen en mixpartijen aanpassen. Zie de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van de knoppen in de modus Voice/Performance. Zie pagina 124 voor instructies over het gebruik van de knippen in de modus Song/Pattern.
DAW Remote
Druk op de knop [DAW REMOTE] om de modus Remote te activeren. Als u de modus Remote inschakelt, worden de functies van de paneelknoppen gewijzigd, met uitzondering van de knoppen A/D INPUT [ON/OFF], OCTAVE [-]/[+], TRANSPOSE [-]/[+] en [UTILITY], in functies die uitsluitend voor deze modus bedoeld zijn. Raadpleeg de modus Remote in het gedeelte 'Naslagwerk' op pagina 133 voor meer informatie.
MOX6/MOX8 Naslaggids
17

Effectblok

Dit blok past effecten toe op de uitgang van zowel het toongeneratorblok als het audio-ingangsblok, waarbij het geluid
wordt verwerkt en verbeterd. De effecten worden toegepast in de laatste bewerkingsfasen, zodat u het geluid naar
wens kunt aanpassen.

Effectstructuur

Systeemeffecten - reverb en chorus
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Systeemeffecten worden toegepast op het totaalgeluid. Bij het gebruik van systeemeffecten wordt het geluid van elke part verzonden in overeenstemming met het Effect Send-niveau voor elke part. Het verwerkte geluid (dit wordt 'nat' genoemd) wordt naar de mixer teruggestuurd op basis van het retourniveau en uitgevoerd nadat het is gemixt met het onverwerkte 'droge' geluid. Dit instrument beschikt over reverb en chorus als systeemeffecten. Daarnaast kunt u het verzendniveau instellen van chorus naar reverb. Deze parameter wordt gebruikt voor het toepassen van reverb op de signalen die worden uitgevoerd door de chorus. U kunt een natuurlijk effect verkrijgen door de reverbdiepte toe te passen op het chorusgeluid met hetzelfde niveau als dat van het droge geluid.
Insertion-effecten
Insertion-effecten kunnen individueel worden toegepast op alle gespecificeerde partijen voor de signalen van alle partijen worden samengevoegd. Ze moeten worden gebruikt voor geluiden waarvan u de kenmerken ingrijpend wilt wijzigen. Elke voice beschikt over een set met A- en B-eenheden. U kunt verschillende effecttypen instellen voor de Insertion-effecten A en B of een Vocoder-effect toepassen op Insertion-effecten A en B. Deze instellingen kunnen worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35) van Voice Common Edit. Deze synthesizer biedt drie sets Insertion-effecten. Deze effecten kunnen worden toegepast op drie partijen (maximum) van de performance, de song of het patroon. Denk eraan dat in de modus Performance en Mixing (song/patroon) het Vocoder-effect alleen op Part 1 kan worden toegepast. Dit betekent dat het Vocoder-effect niet werkt als u de voice (waarop Vocoder is toegepast in de modus Voice) toewijst aan andere parts (Part 2 of hoger).
Mastereffect
Dit blok past effecten toe op het uiteindelijke stereo uitgangssignaal van het totaalgeluid. Er zijn meerdere effecttypen beschikbaar.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Element-EQ
Element-EQ wordt toegepast op elk element van de normale voice en elke toets van de drumvoice. U kunt één van drie verschillende EQ-vormen kiezen, waaronder shelving of parametrisch.
OPMERKING
Part-EQ/Common-EQ
Deze driebands parametrische EQ wordt toegepast op elke partij van Performance/Mixing. De hoge band en de lage band zijn van het shelvingtype. De middenband is van het parametrische type. De instellingen voor Common-EQ vormen de offset voor de instellingen voor de parameters van de Part-EQ.
OPMERKING
Master-EQ
De Master-EQ wordt toegepast op het uiteindelijke totaalgeluid (na de toepassing van effecten) van het instrument. In deze EQ worden alle vijf banden ingesteld op parametrisch, maar de hoge en lage band kunnen ook worden ingesteld op shelving.
MOX6/MOX8 Naslaggids
Element-EQ heeft geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen.
Part-EQ en Common-EQ hebben geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]­aansluitingen.
18

Effectaansluitingen in elke modus

Element 1 – 8
Drumtoets C0 – C6
Voic e
Element of toets
Element-EQ
Common-EQ
Insertion A Insertion B
Zendniveau
Chorus
Reverb
Chorus To Reverb
Retourniveau
Master-
effect
Master-EQ
In de modus Voice
1 Element-EQ toegepast op elk element (van een normale
voice) en elke toets (van een drumvoice)
Instellingen:
Kan worden ingesteld op de display EQ (pagina 46 en 51) van Voice Element Edit/Voice Key Edit.
2 Common-EQ toegepast op alle elementen en toetsen
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 32) van Voice Common Edit.
3 Selectie van het Insertion-effect, A of B, dat wordt toegepast
op elk element/elke toets
Instellingen:
Wordt ingesteld in 'EL: OUT' (pagina 35) of 'KEY: OUT' (pagina 48) op de display EFFECT van Voice Common Edit of wordt ingesteld in 'InsEffectOut' (pagina 39) op de display OSC van Voice Element Edit (of Key Edit).
OPMERKING De twee displaytypen zijn aan elkaar gekoppeld en hebben
dezelfde instellingen, alleen in andere indelingen.
4 Parameters in verband met Insertion-effect A/B
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35) en de display INSA/de display INSB (pagina 36) van Voice Common Edit.
5 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35) en de display CHORUS/de display REVERB (pagina 36) van Voice Common Edit.
6 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MFX (pagina 144) in de modus Utility.
7 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MEQ (pagina 144) in de modus Utility.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Voice wordt ingesteld op de display VCE A/D van de modus Utility. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
19
In de modus Performance
Voice
Par t-EQ
Insertion A/B
Partij 1 – 4 A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus To Re ve rb
Retourniveau
Performance
Part
Part-EQ
Voice
Insertion A/B
Par t 1 – 16 A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus To Re ve rb
Retourniveau
Mixing
1 Part-EQ toegepast op elke part
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
3 Parameters in verband met reverb en chorus
4 Parameters in verband met Mastereffect
5 Parameters in verband met Master-EQ
OPMERKING De effectinstellingen van 1, 3 en 4 in de modus Voice zijn
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
Instellingen:
toegepast
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 67) van Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display INS SW (pagina 64) van Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display CONNECT (pagina 63), de display CHORUS en de display REVERB (pagina 64) van Performance Common Edit en de display EF SEND (pagina 66) van Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 60) van Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 61) van Performance Common Edit.
beschikbaar voor maximaal drie parts waarvoor het Insertion-effect is ingeschakeld.
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Performance wordt ingesteld op de display A/D IN van Performance Common Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
In de modus Mixing
1 Part-EQ toegepast op elke part
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 118) van Mixing Part Edit.
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
toegepast
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van Mixing Common Edit.
3 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van Mixing Common Edit.
4 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 116) van Mixing Common Edit.
5 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 116) van Mixing Common Edit.
OPMERKING De effectinstellingen van 1, 3 en 4 in de modus Voice zijn
beschikbaar voor maximaal drie parts waarvoor het Insertion-effect is ingeschakeld.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Song/Pattern wordt ingesteld op de display A/D IN van Mixing Common Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 147) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
20

Over het Vocoder-effect

Mic-ingang
Toetsenspel
Robotstem
Formanten maken
Extractie van de stemeigenschappen
Vocode r
MOX6/MOX8 omvat een Vocoder-effect. Vocoder is een karakteristieke, 'robotstemachtige' klank, een effect waarmee
eigenschappen die aan het microfoongeluid zijn ontleend, worden toegevoegd aan het geluid van uw toetsenspel.
De menselijke stem bestaat uit geluiden die worden geproduceerd door de stembanden en worden gefilterd door de
keel, neus en mond. Deze klankvormers hebben alle specifieke frequentie-eigenschappen en ze fungeren effectief
als een filter, waarbij verschillende formanten worden gevormd (resonantie). Met het Vocoder-effect worden de
filtereigenschappen geëxtraheerd uit de voice van de microfooningang, waarna de stemformanten opnieuw worden
opgebouwd aan de hand van verschillende banddoorlaatfilters. De machineachtige 'robot'-stem wordt gemaakt door
de hoge klanken van muziekinstrumenten (zoals een synthesizergeluid) door de filters heen te leiden. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van het Vocoder-effect.
Over effectcategorieën, -typen en -parameters
Zie de 'Effect Type List' (effecttypelijst) in het PDF-document Data List (datalijst) voor informatie over de effectcategorieën van dit instrument en de effecttypen in elke categorie. Zie de 'Effect Parameter List' (effectparameterlijst) in het PDF-document 'Data List' (datalijst) voor informatie over de effectparameters die voor elk effecttype kunnen worden ingesteld. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor informatie over de omschrijvingen van elke effectcategorie, elk effecttype en elke effectparameter.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
Over presetinstellingen
Het instrument wordt geleverd met presetparameterinstellingen voor elk effecttype, die zijn opgenomen in sjablonen en kunnen worden geselecteerd via de selectiedisplay Effect Type. Om het gewenste effectgeluid te verkrijgen, selecteert u eerst een standaardinstelling (preset) dicht bij het geluid dat u wilt bereiken. Vervolgens brengt u de nodige wijzigingen aan in de parameters. Presetinstellingen kunnen in elke display voor effectparameters worden bepaald door 'Preset' in te stellen. Zie het PDF-document 'Data List' voor informatie over elk effecttype.
MOX6/MOX8 Naslaggids
21

Intern geheugen

*2
*1
*1
Intern geheugen
Terugroepbuffer
Vergelijkingsbuffer
(DRAM)
Exclusief instellingen voor Master en Utility
Presetdata (ROM)
Voice
• Preset arpeggio
• Demo
Bewerkingsbuffer
(DRAM)
Voice Edit
• Mixing Voice Edit
• Performance Edit
• Performance Record
• Song Record
• Song Mixing Edit
• Song Chain
• Pattern Record
• Pattern Patch
• Pattern Mixing Edit
• Pattern Chain
• Utility en Quick Setup
• Master Edit
Gebruikersgeheugen
Flash-ROM
• Gebruikersvoice (normaal, drum)
Gebruikersperformance
• Gebruikersarpeggio
• Song
• Song Mixing
• Pattern
• Pattern Mixing
• Frase
• Pattern Chain
• Song Chain
• Systeeminstellingen
(Utility-instellingen + Sequencer Setup-instellingen + Mixsjabloon)
• User Master
Bulkdump
Store
Store
Store
MIDI-instrument of computer
Sequence-software MOX6/MOX8 Editor
USB-flashgeheugen
Bestandsextensies '.X4V'
Bestandsextensies '.X4G'
Bestandsextensies '.MID'
Bestandsextensies '.X4S'
Bestandsextensies '.MID'
Bestandsextensies '.X4P'
Bestandsextensies '.X4A'
(inclusief alle data in gebruikersgeheugen)
Interne datacommunicatie
Datacommunicatie tussen deze synthesizer en een extern apparaat
Bu
lkd
ump
Laden/opslaan (uitgevoerd in de modus File)
De MOX6/MOX8 maakt vele verschillende soorten data, zoals voices, performances, songs en patronen. In deze sectie
wordt beschreven hoe u de verschillende soorten data van elkaar kunt onderscheiden en hoe u geheugenapparaten
en -media gebruikt om ze op te slaan.

Intern geheugen van de MOX6/MOX8

Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
*1 De Mixing-instellingen kunnen worden opgeslagen/opgeroepen als een sjabloon in Song Mixing Job/Pattern Mixing Job.
*2 U kunt de MIDI-sequencedata die in Song Record/Pattern Record zijn opgenomen naar arpeggiodata omzetten. Dit kan worden gedaan met de volgende
handelingen: [SONG] Æ [JOB] Æ [F5] Track Æ 07: Track in Arpeggio of [PATTERN] Æ [JOB] Æ [F5] Track Æ 07: Track in arpeggio
Flash-ROM
ROM (Read Only Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het uitlezen van data. Er kunnen geen data naar dit geheugen worden geschreven. In tegenstelling tot conventioneel ROM kan flash-ROM worden overschreven - om uw eigen data erin te bewaren. De inhoud van het flash-ROM blijft behouden, zelfs als het instrument wordt uitgeschakeld.
DRAM
RAM (Random Access Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het schrijven en lezen van data. Er zijn twee soorten RAM, afhankelijk van de toestand waarin de data worden opgeslagen. SRAM (Static RAM) en DRAM (Dynamic RAM). De MOX6/MOX8 beschikt alleen over DRAM. Omdat data in het DRAM verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld, moet u data uit het DRAM altijd opslaan naar de Flash-ROM of een USB-flashgeheugen voordat u de stroom uitschakelt.
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
22
Bewerkingsbuffer en gebruikersgeheugen
De bewerkingsbuffer is de geheugenlocatie voor bewerkte data van het volgende type: Voice, Performance, Master, Song, Mixing en Pattern Mixing. Data die op deze locatie worden bewerkt, worden in het gebruikersgeheugen opgeslagen. In de modus Voice/Performance/Master/Mixing is de bewerkingsbuffer slechts voor één programma de geheugenlocatie. Als u een andere voice, performance, master, song of patroon selecteert, wordt de volledige inhoud van de bewerkingsbuffer dus opnieuw geschreven met de data voor de door u geselecteerde voice, performance of mixing. Sla belangrijke data altijd op voordat u een andere voice enz. selecteert. In de modus Song/Pattern is de bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige programma’s van beide modi (64 x 2). Als u dus een andere modus (modus Song of modus Pattern) of een andere song of patroon selecteert, worden de sequencedata van de oude songs/patronen behouden. Zorg ervoor dat u de sequencedata opslaat voor u de stroom uitschakelt. De sequencedata zullen immers verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld. Als u de sequencedata opslaat, worden alle song- en patroondata, inclusief de Mixing-instellingen, opgeslagen in het gebruikersgeheugen.
Bewerkingsbuffer en terugroepbuffer
Als u een andere voice, performance, song of patroon selecteert zonder het item op te slaan dat u aan het bewerken was, kunt u de oorspronkelijke bewerkingen terugroepen, omdat de inhoud van de bewerkingsbuffer in het back-upgeheugen wordt opgeslagen. Als u een andere voice, performance, song of patroon selecteert zonder het item dat u aan het bewerken was op te slaan, kunt u de oorspronkelijke bewerkingen terugroepen.
OPMERKING
Houd er rekening mee dat de terugroepbuffer niet beschikbaar is in de modus Master Edit.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene rator blok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Appendix
MIDI
MOX6/MOX8 Naslaggids
23
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Referentie

12 3
In deze sectie vindt u een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt voor de configuratie van de MOX6/MOX8.
Basisconfiguratie van de display
4
6
5
1 Geeft de geselecteerde track aan.
2 Geeft de huidige bewerkingsstatus aan. Bijvoorbeeld: Common Edit of Part Edit.
3 Geeft de voice/performance/song/patroon/master aan die momenteel geselecteerd is voor bewerking.
4 Geeft de momenteel bewerkbare parameters aan.
5 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens functie en in tabformaat. Door te drukken op de functieknoppen [F1] – [F6] kunt u de
display van de corresponderende functie oproepen.
6 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens subfunctie en in tabformaat (als de tab die u hebt geselecteerd in 5 subfuncties
bevat). Door te drukken op de subfunctieknoppen [SF1] – [SF6] kunt u de display van de corresponderende subfunctie oproepen.
Over de symbolen
U kunt de parameters die in de sectie Referentie met dit symbool worden aangeduid direct wijzigen met behulp
van de overeenkomstige knop op het paneel.
Knob
MOX6/MOX8 Naslaggids
24
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

De modus Voice

135276
4
De modus Voice wordt gebruikt voor het selecteren, afspelen en bewerken van de gewenste voices. In dit gedeelte
wordt elke parameter in de vier types beschreven (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice en Voice Job).
Welke parameters kunnen worden bewerkt varieert afhankelijk van het voicetype (normale voice en drumvoice).

Voice Play

De modus Voice Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Voice. Hier kunt u een voice
selecteren en afspelen. Bepaalde voice-instellingen kunnen ook in deze modus worden bewerkt.
Werking
[F1] PLAY
1 Voic e Ba nk 2 Voic e Nu mber
Geeft de geselecteerde voicebank en het voicenummer aan.
3 Favorite Category-indicator
Deze indicator wordt weergegeven als u de geselecteerde voice toewijst aan de Favorite Category.
4 Category
Geeft de hoofdcategorie en subcategorie van de geselecteerde voice aan.
5 TCH (Transmit Channel)
Hiermee wordt het MIDI-zendkanaal van het keyboard aangegeven. U kunt het MIDI-zendkanaal van het keyboard
wijzigen door op de knop [TRACK] te drukken zodat de bijbehorende indicator oplicht en door op een van de
nummerknoppen [1] – [16] te drukken. Het MIDI-zendkanaal van het keyboard kan ook met de volgende handeling
worden gewijzigd: [UTILITY] Æ [F6] MIDI Æ [SF1] CH Æ 'KBDTransCh'.
6 (arpeggiotempo)
Geeft het arpeggiotempo aan dat is ingesteld voor de geselecteerde voice.
OPMERKING
7 OCT (octaaf)
Geeft de Keyboard Octave-instelling aan.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. U kunt het arpeggiotype instellen in
de display Arpeggio Edit (pagina 27).
Druk op de knop [VOICE].
De display Voice Play
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
25
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] PORTA (Portamento)
Knob
Knob
Knob
In deze display kunt u monofoon of polyfoon afspelen selecteren en de portamentoparameters instellen.
De instellingen die u hier vastlegt worden toegepast op dezelfde parameter in Voice Common Edit.
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon geluid.
Instellingen: mono, poly
PortaSW (Portamento Switch)
Bepaalt of portamento wordt toegepast op de huidige voice.
Instellingen: off, on
PortaTime (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast.
Instellingen: 0 – 127
Knob
PortaMode (Portamento Mode)
Bepaalt hoe portamento op uw keyboardspel wordt toegepast. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: fingered, fulltime
[F4] EG (Envelope Generator)
In dit gedeelte stelt u de offsetwaarde in voor de Amplitude EG en de Filter EG van alle elementen waaruit de voice
bestaat.
AEG (Amplitude EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt hoe snel het geluid het maximumniveau bereikt nadat op een toets is gedrukt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel het volume van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
SUS (Sustain Level)
Bepaalt het sustainniveau waarop het volume wordt vastgehouden terwijl een noot wordt aangehouden, na de initiële attack en decay.
REL (Release Time)
Bepaalt hoe snel het geluid wegsterft (decay) tot stilte nadat de toets is losgelaten.
Instellingen: -64 – +0 – +63
OPMERKING Wanneer er een drumvoice is geselecteerd, zijn Sustain Level en Release Time niet beschikbaar.
'---' verschijnt bij elk van de corresponderende kolommen en deze parameters kunnen niet worden bewerkt.
FEG (Filter EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt de snelheid van filtervariatie vanaf het tijdstip waarop een noot wordt gespeeld tot het maximale oorspronkelijke niveau van de afsnijfrequentie wordt bereikt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
REL (Release Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het sustainniveau naar nul daalt zodra een noot wordt losgelaten.
DEPTH
Hiermee bepaalt u het bereik waarbinnen de afsnijfrequentie van de Filter EG wordt gewijzigd.
CUTOF (Cutoff)
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie voor het filter. Wanneer het laagdoorlaatfilter is geselecteerd, geldt bijvoorbeeld dat het decay helderder is naarmate de waarde hoger is.
RESO (Resonance)
Hiermee wordt de nadruk bepaald die aan de afsnijfrequentie wordt gegeven.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Knob
Knob
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
26
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] ARP ED (Arpeggio Edit)
Knob
Geeft de display Arpeggio Edit (pagina 27) aan in de modus Voice.
[F6] EFFECT
Geeft de display EFFECT (pagina 35) van Voice Common Edit aan.
Arpeggio Edit
Stelt de arpeggiogerelateerde parameters in. Druk op de knoppen [SF1] ARP1 – [SF6] ARP6 in elke display om het
arpeggio te selecteren dat u wilt bewerken.
Werking
[F2] TYPE
Bank (Arpeggio Bank) Category (Arpeggio Category) SubCategory (Arpeggio Sub Category) Type (Arpeggio Type)
Hiermee wordt het gewenste arpeggiotypenummer bepaald in de opgegeven bank en categorie.
Instellingen: Bank................................... pre (preset), user
Category/Subcategory ......Zie het overzicht van categorieën (pagina 11).
Type................................... Zie het PDF-document 'Datalijst'.
VeloRateOfs (Velocity Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de aanslagsnelheid bij het afspelen van arpeggio. Als de resulterende
aanslagsnelheidswaarde kleiner is dan nul, wordt deze ingesteld op 1. Als de resulterende aanslagsnelheid groter is
dan 128, wordt deze ingesteld op 127.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
GateRateOfs (Gate Time Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de Gate Time Rate bij het afspelen van arpeggio. De Gate-tijd kan niet verder worden
verlaagd dan het normale minimum van 1. Alle waarden buiten dit bereik worden automatisch beperkt tot het minimum.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
[F3] MAIN
Tempo (Arpeggio Tempo)
Bepaalt het arpeggiotempo.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
Switch (Arpeggio Switch)
Hiermee wordt bepaald of arpeggio is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
[VOICE] Æ Voice selecteren Æ [F5] ARP ED Modus Voice Æ ARP [EDIT]
Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display MIDI van de modus Utility ( instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
pagina 149
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
)
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Hold (Arpeggio Hold)
Bepaalt of het arpeggio wordt herhaald nadat de toetsen zijn losgelaten. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: sync-off, off, on
MOX6/MOX8 Naslaggids
27
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ChgTiming (Change Timing)
Knob
Knob
Bepaalt de timing voor het omschakelen van het arpeggiotype als u tijdens het afspelen van het arpeggio een ander
type selecteert. Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'realtime', wordt het arpeggiotype onmiddellijk omgeschakeld.
Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'measure', wordt aan het begin van de volgende maat omgeschakeld.
Instellingen: realtime, measure
KeyMode
Bepaalt hoe het arpeggio wordt afgespeeld als u het keyboard bespeelt. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: sort, thru, direct, sortdirect, thrudirect
OPMERKING Enkele arpeggiotypen die tot de categorie 'Cntr' behoren, hebben mogelijk geen nootevents (pagina 16). Als een
dergelijk arpeggiotype wordt geselecteerd en als 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'thru', wordt geen geluid geproduceerd, zelfs niet wanneer de MOX6/MOX8 een Note On-bericht ontvangt.
VelMode (Velocity Mode)
Past de aanslagsnelheid van de arpeggionoten aan.
Instellingen: original, thru
OutOctShift (Output Octave Shift)
Verschuift de toonhoogte van het arpeggio omhoog of omlaag in octaven.
Instellingen: -10 – +0 – +10
[F4] LIMIT
NoteLimit (Arpeggio Note Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van het arpeggio.
Instellingen: C -2 – G8
VelocityLimit (Arpeggio Velocity Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste aanslagsnelheid die het afspelen van het arpeggio kan activeren.
Instellingen: 1 – 127
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Swing
Vertraagt noten op even genummerde tellen (backbeats) om een swinggevoel te creëren.
Instellingen: -120 – +0 – +120
UnitMultiply
Past de afspeeltijd voor het arpeggio aan het tempo aan.
Instellingen: 50%, 66%, 75%, 100%, 133%, 150%, 200%
QtzValue (Quantize Value)
Bepaalt op welke tellen de nootdata in het arpeggio worden gelijkgetrokken, of op welke tellen in het arpeggio
swing wordt toegepast. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4-noten in clocks aan.
Instellingen: 260 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16 noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
QtzStrength (Quantize Strength)
Stelt de 'sterkte' in waarmee nootevents naar de dichtstbijzijnde kwantiseertellen worden getrokken.
Instellingen: 0% – 100%
VelocityRate
Bepaalt hoeveel de aanslagsnelheid van het afspelen van het arpeggio wordt gewijzigd ten opzichte van
de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: 0% – 200%
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
GateTimeRate
Bepaalt hoeveel de gatetijd (lengte) van de arpeggionoten wordt gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: 0% – 200%
MOX6/MOX8 Naslaggids
28
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
OctaveRange
Knob
Geeft het maximale arpeggiobereik in octaven op.
Instellingen: -3 – +0 – +3
Loop
Bepaalt of het arpeggio één keer of voortdurend wordt afgespeeld terwijl noten worden aangehouden.
Instellingen: off, on
Tri gger Mode
Als deze parameter wordt ingesteld op 'gate', wordt het afspelen van het arpeggio gestart bij het indrukken van de
noot. Het afspelen wordt gestopt als u de noot weer loslaat. Als deze parameter wordt ingesteld op 'toggle', wordt het
afspelen van het arpeggio gestart en gestopt met het indrukken van de noot. Als u de noot weer loslaat, is dit niet van
invloed op het afspelen van het arpeggio.
Instellingen: gate, toggle
AccntVelTh (Accent Velocity Threshold)
Bepaalt de minimale aanslagsnelheid die de accentfrase activeert.
Instellingen: off, 1 – 127
AccntStrtQtz (Accent Start Quantize)
Hiermee wordt het beginpunt bepaald van de accentfrase als de aanslagsnelheid die wordt opgegeven in Accent
Velocity Threshold hierboven, wordt ontvangen. Als deze parameter wordt ingesteld op 'off', start de accentfrase zodra
de aanslagsnelheid wordt ontvangen. Als deze parameter wordt ingesteld op 'on', wordt de accentfrase gestart op de
tel die is ingesteld voor elk arpeggiotype nadat de aanslagsnelheid is ontvangen.
Instellingen: off, on
RandomSFX
Bepaalt of Random SFX is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
SFXVelOffset (Random SFX Velocity Offset)
Hiermee wordt bepaald hoeveel de aanslagsnelheid van de Random SFX-noten wordt gewijzigd ten opzichte van
de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: -64 – +0 – +63
SFXKeyOnCtrl (Random SFX Key on Control)
Als deze parameter wordt ingesteld op 'on', wordt een speciaal Random SFX-geluid afgespeeld met een vooraf
geprogrammeerde aanslagsnelheid. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', wordt het Random SFX-geluid
afgespeeld met de aanslagsnelheid die wordt gegenereerd bij het aanslaan van elke noot.
Instellingen: off, on
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOX6/MOX8 Naslaggids
29
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Normal Voice Edit

Een normale voice bestaat uit melodische geluiden van muziekinstrumenten die via het keyboardbereik kunnen worden
afgespeeld en kan maximaal acht elementen bevatten. Er zijn twee typen Normal Voice Edit-displays: de displays voor
Common Edit voor het bewerken van de gemeenschappelijke instellingen voor alle elementen en de displays voor
Element Edit voor het bewerken van de individuele elementen. In dit gedeelte worden de parameters voor Common Edit
en Element Edit beschreven.
Common Edit
Werking
[F1] GENERAL
[SF1] NAME
Name (Voice Name)
Hiermee voert u de gewenste naam voor de voice in. Als de cursor zich bevindt op 'Name' en u op de knop [SF6] CHAR
drukt, wordt het dialoogvenster voor de voicenaam weergegeven. Voicenamen kunnen uit maximaal 20 tekens bestaan.
U kunt de voicenaam instellen met behulp van de draaiknop [DATA] en de cursorknoppen [<]/[>] terwijl u de knop
[SF6] CHAR ingedrukt houdt. Zie het gedeelte 'Basisbediening' in de Gebruikershandleiding voor meer informatie
over het toekennen van namen aan voices.
MainCtgry (Main Category) SubCtgry (Sub Category)
Bepaalt de hoofd- en subcategorie van de voice. Categorieën zijn trefwoorden die de algemene kenmerken van de
voices aanduiden. Als u de juiste categorie selecteert, wordt het gemakkelijker om de gewenste voice te vinden tussen
het grote aantal voices. Er zijn 17 hoofdcategorieën die typen muziekinstrumenten vertegenwoordigen. Er zijn er zijn
maximaal zes subcategorieën voor elke hoofdcategorie, die meer gedetailleerde typen muziekinstrumenten
vertegenwoordigen.
Instellingen: Zie het 'Overzicht van voicecategorieën' op pagina 53.
[SF2] PLY MODE (Play Mode)
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon geluid.
Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: mono, poly
KeyAsgnMode (Key Assign Mode)
Bepaalt de speelmethode wanneer dezelfde noten continu via hetzelfde kanaal worden ontvangen en zonder
bijbehorende noot-uit-berichten. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de instellingen.
Instellingen: single, multi
NoteShift
Bepaalt de transponeerinstelling voor de hoeveelheid (in halve tonen) waarmee de toonhoogte wordt verhoogd of
verlaagd.
Instellingen: -24 – +0 – +24
M. TuningNo. (Micro Tuning Number)
Bepaalt het stemmingssysteem voor de voice. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer
informatie over de verschillende stemmingssystemen.
Instellingen: 01 (Equal Temp), 02 (PureMaj), 03 (PureMin), 04 (Werckmeist), 05 (Kirnberger), 06 (Vallot&Yng), 07 (1/4 Shift),
08 (1/4 Tone), 09 (1/8 Tone), 10 (Indian), 11 (Arabic 1), 12 (Arabic 2), 13 (Arabic 3)
[VOICE] Æ Normale voice selecteren Æ [EDIT] Æ [COMMON]
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
M. TuningRoot (Micro Tuning Root)
Bepaalt de grondtoon voor de functie Micro Tuning.
Instellingen: C – B
MOX6/MOX8 Naslaggids
30
Loading...
+ 130 hidden pages