Als eigenaar van de YP250A profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft
verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw YP250A optimaal
kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de
scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU00005
Q
X@
<>
OPMERKING:
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij
de scooter blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in
deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT
GEBRUIKEN.
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID .............................................1-1
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden ..............................1-2
1
DAU00021
Q
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Veiligheidsinformatie
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven.
Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan
niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te
behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te
rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk
uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—geestelijk en lichamelijk op hun best te
zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan
zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal
met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende
kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken
geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat
weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
Q
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU03099
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Aandachtspunten voor veilig motorrijden
8 Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
8 Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
8 Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
8 Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan
het portier openslaan in uw rijrichting.
8 Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte
toestand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
8 De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen
van de scooter, voordat u gaat rijden.
8 Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen
te voorkomen), en een felgekleurd jack.
8 Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
AAN
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting,
het achterlicht, de kentekenverlichting en
het parkeerlicht gaan branden en de
motor kan worden gestart. De sleutel kan
niet worden uitgenomen.
DAU00029
DAU04580
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid of de zijstandaard omlaag wordt
bewogen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
3-1
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt
gehouden.
DW000016
X@
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
scooter rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mogelijk
zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken.
Zorg altijd dat de scooter stilstaat
voordat u de sleutel naar “OFF” of
naar “LOCK” draait.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
13
4
5
2
.
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het contactslot naar “
.
” te draaien:
1. Draai de sleutel naar “LOCK”.
2. Draai de sleutel iets linksom tot hij
stuit.
3. Draai de sleutel nog verder linksom
en druk tegelijkertijd in tot hij vastklikt.
<>
Gebruik de parkeerverlichting niet
gedurende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU03733
DCA00043
1. Controlelamp linker richtingaanwijzers
“4”
2. ABS-waarschuwingslampje “”
3. Controlelamp grootlicht “&”
4. Controlelampje “7” voor
olieverversingstermijn
5. Controlelamp rechter richtingaanwijzer
“6”
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
Controlelampjes richtingaanwijzers
“4” en “6”
Controlelampjes richtingaanwijzers
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is
gedrukt.
DAU04121
ABS-waarschuwingslampje “”
ABS-waarschuwingslampje
DAU04901
DCA00019
<>
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden of knippert, is het ABS-systeem mogelijk
defect. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de werking van ABS.
Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de noodstopschakelaar op “#” te zetten en de
sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan. Als het waarschuwingslampje niet oplicht of blijft branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te controleren.
3
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
X@
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens het rijden brandt of knippert,
wordt alleen het conventionele remsysteem gebruikt. Wees dan voorzichtig en zorg dat de wielen tijdens plotseling remmen niet blokkeren.
3
OPMERKING:
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden als de startknop wordt ingedrukt
en als gas wordt gegeven terwijl de
scooter op de middenbok staat. Er is dan
echter geen sprake van een storing.
Controlelampje grootlicht “&”
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
DWA00069
DAU00063
DAU03734
Controlelampje “7” voor olieverversingstermijn
Controlelampje voor olieverversingstermijn
Dit controlelampje gaat aan zodra de eerste 1.000 km zijn afgelegd en gaat vervolgens telkens na 3.000 km branden, om
zo aan te geven dat het tijd is om de
motorolie te verversen.
Als de motorolie werd ververst voordat
het controlelampje olieverversingstermijn
brandde (dus voordat de intervalperiode
voor olieverversing was verstreken), moet
het controlelampje na de olieverversing
worden teruggesteld om het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing correct aan
te geven. (Zie pagina 6-17 voor de juiste
werkwijze.)
Het elektrisch circuit van het controlelampje kan via de volgende procedure
worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “#”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of het controlelampje een paar
seconden oplicht en dan dooft.
3. Als het controlelampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
Het controlelampje olieverversingstermijn
kan gaan knipperen als gas wordt gegeven terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een storing.
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
DCA00134
<>
8 Laat de motor niet draaien bij
een hoger motortoerental dan
8.500 r/min.
8 Deze motor is uitgerust met een
toerentalbegrenzer, die voorkomt
dat het motortoerental hoger
wordt dan ongeveer 9.000 r/min.
3
1. Snelheidsmeter
DAU04581
Snelheidsmeter
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de snelheidsmeter naar 160 km/u en weer terug
naar nul om het elektrisch circuit te testen.
1. Toerenteller
DAU04582
Toerenteller
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de toerenteller naar 10.000 r/min en weer terug
naar nul r/min om het elektrisch circuit te
testen.
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
2
1
2
3
3
1. Brandstofniveaumeter
DAU00110
Brandstofniveaumeter
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij “E” staat, is nog ca. 2 L
brandstof in de tank aanwezig. Vul in dat
geval zo snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rood merkteken
DAU03124
Temperatuurmeter koelvloeistof
Deze meter geeft de koelvloeistoftemperatuur aan bij aangezet contact. De
bedrijfstemperatuur van de motor is
afhankelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting. Als de meternaald
aanwijst bij het rode merkteken, zet de
scooter dan stil en laat de motor afkoelen.
(Zie pagina 6-44 voor bijzonderheden.)
DC000002
<>
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
3-5
1. Ritteller
2. Kilometerteller, brandstofreserve ritteller
3. Klok, buitentemperatuur display en
voltagedisplay
DAU04906
Multifunctioneel display
Display, multifunctioneel
Het multifunctioneel display toont de volgende voorzieningen:
8 een ritteller (die de afgelegde
afstand toont sinds de teller het
laatst werd teruggesteld op nul)
8 een brandstofreserve ritteller (die de
afgelegde afstand toont vanaf het
moment dat het brandstofniveau
naar ongeveer 2,0 L daalt)
8 een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
8 een klok
8 een buitentemperatuur display
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1. “SELECT”-knop
2. “RESET”-knop
8 een voltagedisplay (dat de accu-
spanning toont)
OPMERKING:
8 Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, gaan alle onderdelen van
het display enkele seconden branden. Gedurende deze tijd voert het
multifunctioneel display een zelftest
uit.
8 Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
2
Ritteller “Trip”
Terugstellen van de ritteller:
1. Druk op de “SELECT”-knop totdat
het voltagedisplay verschijnt. Druk
vervolgens nog een keer op de
“SELECT”-knop en “Trip” begint te
knipperen.
2. Houd de “RESET”-knop minstens
een seconde ingedrukt om de ritteller op nul terug te stellen.
OPMERKING:
8 De terugstelmode van de ritteller
schakelt na vijf seconden automatisch uit. Druk nogmaals op de
“SELECT”-knop totdat “TRIP” begint
te knipperen om terug te keren naar
de terugstelmode.
8 Druk op de “SELECT”-knop om de
terugstelmode van de ritteller uit te
schakelen.
8 Als de ritteller “––––” aangeeft, laat
dan een Yamaha dealer het multifuntioneel display nakijken of repareren, aangezien de ritteller defect kan
zijn.
3
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Kilometerteller “Odo”
De kilometerteller heeft twee functies.
8 Het geeft de totaal afgelegde
afstand weer.
8 Het schakelt automatisch over op de
brandstofreserve ritteller “Trip F”
weergave wanneer het brandstofniveau naar ongeveer 2,0 L is
gedaald. (Zie “Brandstofreserve rit-
teller” voor meer informatie.)
OPMERKING:
Als de kilometerteller “––––––” aangeeft,
laat dan een Yamaha dealer het multifunctioneel display nakijken of repareren,
aangezien het defect kan zijn.
Brandstofreserve ritteller “Trip F”
Wanneer het brandstofniveau naar ongeveer 2,0 L is gedaald, schakelt de kilometerteller weergave automatisch over naar
de brandstofreserve ritteller “Trip F” weergave en begint met het bijhouden van de
afstand die vanaf dat punt wordt afgelegd. Nadat de tank is bijgevuld en er 5
km is gereden keert de kilometerteller
weergave terug naar “Odo”.
3-7
Druk op de “SELECT”-knop totdat “Trip F”
begint te knipperen om voor het tanken
terug te keren naar de kilometerteller
weergave (“Trip F” knippert slechts vijf
seconden). Druk minstens een seconde
op de “RESET”-knop terwijl “Trip F” knippert en het display keert terug naar de
kilometerteller weergave. Vanaf dan worden zowel “Trip” als “Odo” weergegeven
totdat u bijtankt en 5 km hebt gereden.
OPMERKING:
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “Trip F” nadat de “RESET”-knop is
ingedrukt.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Druk op de “SELECT”-knop totdat
de klok wordt weergegeven.
2. Houd de “SELECT”-knop en de
“RESET”-knop tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “RESET”-
knop om de uren in te stellen.
3-8
4. Druk op de “SELECT”-knop en de
minutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-knop om de
minuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-knop en laat
deze dan los om de klok te starten.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
8 Wanneer de buitentemperatuur
beneden de –10,0 °C komt, wordt
“––°C” weergeven.
8 Wanneer de buitentemperatuur
boven de 50,0 °C komt, wordt “50,0”
knipperend weergegeven.
3
Buitentemperatuur display
Dit display geeft de buitentemperatuur
weer vanaf –10,0 °C tot 50,0 °C in stappen van 0,5 °.
OPMERKING:
8 Als “–– °C” wordt weergegeven of
“50,0” knippert terwijl de buitentem-peratuur tussen de –10,0 °C en 50,0
°C ligt, is er een probleem met het
elektrische circuit. Laat een Yamaha
dealer het elektrische circuit nakijken
of repareren.
8 De nauwkeurigheid van de tempera-
tuuraflezing kan worden beinvloed
door langzaam rijden (ongeveer
onder 20 km/u) of door het oponthoud bij verkeerslichten, spoorwegovergangen etc.
3-9
Voltagedisplay
Dit display toont de accuspanning.
DCA00135
<>
Als het voltagedisplay “LO” of “HI”
weergeeft, zijn er mogelijk problemen
met de laadkring van de accu of is de
accu mogelijk defect. Laat de scooter
door een Yamaha-dealer nakijken of
repareren als “LO” of “HI” in het display wordt weergegeven.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
3
4
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Antidiefstal-alarm
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “&/%”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
4. Claxonschakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
Stuurschakelaars
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Lichtsignaalschakelaar
DAU00120
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
Dimlichtschakelaar “&/%”
Dimlichtschakelaar
DAU03888
Zet deze schakelaar op “&” voor grootlicht en op “%” voor dimlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
Richtingaanwijzerschakelaar
DAU03889
Druk deze schakelaar naar “6” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “4” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
Claxonschakelaar “*”
Claxonschakelaar
DAU00129
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
3
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
1
3
1. Noodstopschakelaar “#/$”
2. Startknop “,”
Noodstopschakelaar “#/$”
Noodstopschakelaar
Zet deze schakelaar op “#” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“$” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
DAU03890
Startknop “,”
Startknop
DAU03801
Druk bij ingetrokken zijstandaard en
bekrachtigde voor- of achterrem deze
knop in om de motor via de startmotor te
starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
1. Voorremhendel
DAU03882
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1. Achterremhendel
DAU00163
Achterremhendel
Remhendel, achterrem
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
3
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
ABS
ABS
Het Yamaha ABS (Anti-lock Brake
System) bestaat uit een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aanstuurt. Het ABS-systeem voorkomt blokkeren van de wielen tijdens plotseling
3
remmen op uiteenlopende typen wegdek
en onder allerlei weersomstandigheden,
waarbij tegelijk de band/wegdek hechting
en de functionele werking optimaal blijven
terwijl de remwerking toch soepel verloopt. De ABS-werking wordt gecontroleerd door een ECU (Electronic Control
Unit) die bij een systeemstoring uitgaat
van handmatig remmen.
DAU03631
DW000020
X@
8 Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwegen.
8 Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer zijn dan bij remmen zonder
ABS. Houd daarom steeds voldoende afstand tot uw voorligger,
afgestemd op uw rijsnelheid.
OPMERKING:
8 Wanneer ABS is geactiveerd, wor-
den de remmen op de gebruikelijke
wijze bediend. In de remhendels
kunnen pulsaties worden gevoeld,
maar dat duidt niet op een storing.
8 Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de motorrijder pulsaties kan voelen in de rembediening terwijl ABS actief is. Er is
echter speciaal gereedschap vereist,
dus neem voor het uitvoeren van
deze test contact op met uw
Yamaha dealer.
3-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Voorremslang
Onderdelen van ABS-systeem
2. Achterremslang
3. Waarschuwingslampje ABS
4. Noodlooprelais
5. ECU (elektronische regeleenheid)
6. Stoprelais
7. Hydraulische stuureenheid (HU)
8. Voorremslang
9. Opneemring voorwielsensor
10. Voorwielsensor
11. Zekeringenkastjes
12. ABS-testaansluiting
13. Achterremslang
14. Opneemring achterwielsensor
15. Achterwielsensor
3
3-14
Loading...
+ 84 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.