Yamaha M7CL User Manual [nl]

Page 1
Gebruikershandleiding
NL
Page 2
FCC INFORMATION (U.S.A.)
1. IMPORTANT NOTICE: DO NOT MODIFY THIS UNIT!
This product, when installed as indicated in the instructions contained in this manual, meets FCC requirements. Modifications not expressly approved by Yamaha may void your authority, granted by the FCC, to use the product.
2. IMPORTANT: When connecting this product to
accessories and/or another product use only high quality shielded cables. Cable/s supplied with this product MUST be used. Follow all installation instructions. Failure to follow instructions could void your FCC authorization to use this product in the USA.
3. NOTE: This product has been tested and found to
comply with the requirements listed in FCC Regulations, Part 15 for Class “B” digital devices. Compliance with these requirements provides a reasonable level of assurance that your use of this product in a residential environment will not result in harmful interference with other electronic devices. This equipment generates/uses radio frequencies and, if not installed and used according to the instructions found in the users manual, may cause interference harmful to the operation of other electronic
* This applies only to products distributed by YAMAHA CORPORATION OF AMERICA. (class B)
devices. Compliance with FCC regulations does not guarantee that interference will not occur in all installations. If this product is found to be the source of interference, which can be determined by turning the unit “OFF” and “ON”, please try to eliminate the problem by using one of the following measures:
Relocate either this product or the device that is being affected by the interference.
Utilize power outlets that are on different branch (circuit breaker or fuse) circuits or install AC line filter/s.
In the case of radio or TV interference, relocate/reorient the antenna. If the antenna lead-in is 300 ohm ribbon lead, change the lead-in to co-axial type cable.
If these corrective measures do not produce satisfactory results, please contact the local retailer authorized to distribute this type of product. If you can not locate the appropriate retailer, please contact Yamaha Corporation of America, Electronic Service Division, 6600 Orangethorpe Ave, Buena Park, CA90620
The above statements apply ONLY to those products distributed by Yamaha Corporation of America or its subsidiaries.
COMPLIANCE INFORMATION STATEMENT
(DECLARATION OF CONFORMITY PROCEDURE)
Responsible Party : Yamaha Corporation of America
Address : 6600 Orangethorpe Ave., Buena Park, Calif. 90620
Telephone : 714-522-9011
Type of Equipment : DIGITAL MIXING CONSOLE
Model Name : M7CL-48, M7CL-32
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following conditions:
1) this device may not cause harmful interference, and
2) this device must accept any interference received including interference that may cause undesired operation.
See user manual instructions if interference to radio reception is suspected.
* This applies only to products distributed by
YAMAHA CORPORATION OF AMERICA.
IMPORTANT NOTICE FOR THE UNITED KINGDOM
Connecting the Plug and Cord
WARNING: THIS APPARATUS MUST BE EARTHED IMPORTANT. The wires in this mains lead are coloured in accordance with the following code:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying the terminals in your plug proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-and-YELLOW must be connected to the terminal in the plug which is marked by the letter E or by the safety earth symbol or colored GREEN or GREEN-and-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK.
The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED.
GREEN-AND-YELLOW : EARTH BLUE : NEUTRAL BROWN : LIVE
(FCC DoC)
M7CL Gebruikershandleiding
2
• This applies only to products distributed by Yamaha-Kemble Music (U.K.) Ltd. (3 wires)
Page 3
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF
ELECTRIC SHOCK, DO NOT REMOVE
COVER (OR BACK). NO USER-SERVICEABLE
PARTS INSIDE. REFER SERVICING TO
QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
De bovenstaande waarschuwing bevindt zich achter op het apparaat.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Verklaring van de grafische symbolen
De bliksemschicht met pijlpunt in een gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de aanwezig­heid van ongeïsoleerde, gevaarlijke span­ningen in de behuizing van dit product, die voldoende groot kunnen zijn om een gevaar voor een elektrische schok te vormen.
Het uitroepteken in een gelijkzijdige drie­hoek, is bedoeld om u te wijzen op de aan­wezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de handleiding van het product.
1 Lees deze instructies. 2Bewaar deze instructies. 3 Sla acht op alle waarschuwingen. 4Volg alle instructies. 5 Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water. 6 Alleen schoonmaken met een droge doek. 7 Blokkeer geen enkele ventilatieopening. Installeer
overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
8 Niet installeren in de buurt van verwarmingsbronnen
zoals radiators, kachels, komforen of andere appa­raten (waaronder versterkers) die warmte produceren.
9 Omzeil de veiligheidsfunctie van de gepolariseerde of
geaarde stekker niet. Een gepolariseerde stekker heeft twee pennen, waarvan de een breder is dan de ander. Een geaarde stekker heeft twee pennen en een derde contact voor randaarde. De brede pen of het randaardecontact is ten behoeve van uw veiligheid. Als de bijgeleverde stekker niet in uw stopcontact past, raadpleeg dan een elektricien voor vervanging van het ongeschikte stopcontact.
10 Zorg ervoor dat er niet over het netsnoer gelopen kan
worden of dat het beklemd kan raken, met name bij de stekker of bij het punt waar het netsnoer het apparaat verlaat.
11 Gebruik alleen de door de fabrikant aangegeven
bevestigingen/accessoires.
12 Gebruik deze alleen met de kar,
standaard, driepoot, klamp of tafel aangegeven door de fabrikant of die bij het apparaat wordt verkocht. Wees voor­zichtig bij het gebruik van een kar bij het verplaatsen, om verwonding door omvallen te voorkomen.
13 Koppel het apparaat los tijdens onweer of als deze
gedurende een langere periode niet wordt gebruikt.
14 Laat alle servicehandelingen over aan gekwalificeerd
servicepersoneel. Service is nodig als het apparaat op de een of andere manier beschadigd is geraakt, zoals wanneer het netsnoer of de stekker is beschadigd, er vloeistof of voorwerpen in of op het apparaat zijn gevallen, het apparaat aan regen is blootgesteld geweest of vocht, niet normaal functioneert of is gevallen.
WAARSCHUWING
STEL DIT APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN OF VOCHT, OM ZO HET RISICO OP BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOK TE VERMINDEREN.
(98-6500)
ADVARSEL!
Lithiumbatteri—Eksplosionsfare ved fejlagtig håndtering. Udskiftning må kun ske med batteri af samme fabrikat og type. Levér det brugte batteri tilbage til leverandoren.
VARNING
Explosionsfara vid felaktigt batteribyte. Använd samma batterityp eller en ekvivalent typ som rekommenderas av apparattillverkaren. Kassera använt batteri enligt fabrikantens instruktion.
VAROITUS
Paristo voi räjähtää, jos se on virheellisesti asennettu. Vaihda paristo ainoastaan laitevalmistajan suosittelemaan tyyppiin. Hävitä käytetty paristo valmistajan ohjeiden mukaisesti.
(lithium caution)
NEDERLAND / THE NETHERLANDS
• Dit apparaat bevat een lithiumbatterij voor geheugenback-up.
• This apparatus contains a lithium battery for memory back-up.
• Raadpleeg over de verwijdering van de batterij op het moment dat u het apparaat aan het einde van de levensduur afdankt uw leverancier of de volgende Yamaha-serviceafdeling:
Yamaha Music Central Europe Branche Benelux, serviceafdeling Clarissenhof 5-B, 4133 AB VIANEN Tel. 0347-358 040
•For the removal of the battery at the moment of the disposal at the end of the service life please consult your retailer or Yamaha Service Center as follows:
Yamaha Music Central Europe Branche Benelux, serviceafdeling Address : Clarissenhof 5-B, 4133 AB VIANEN Te l: 0347-358 040
• Gooi de batterij niet weg, maar lever deze in als klein chemisch afval.
• Do not throw away the battery. Instead, hand it in as small chemical waste.
(lithium disposal)
M7CL Gebruikershandleiding
3
Page 4
VOORZORGSMAATREGELEN
LEES DIT ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U VERDERGAAT
* Bewaar deze gebruikershandleiding op een veilige plaats voor toekomstige naslag.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd, om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De maatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Spanningsvoorziening/netsnoer
• Gebruik uitsluitend de voor het apparaat aangegeven juiste spanning. De vereiste spanning is op het naamplaatje van het apparaat gedrukt.
• Gebruik uitsluitend de aangegeven voeding (PW800W), als u een externe voeding gebruikt.
• Plaats het netsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals kachels of radiatoren. Verbuig of beschadig het snoer niet, plaats er geen zware voorwerpen op en leg het niet op een plaats waar mensen erover kunnen struikelen of er voorwerpen over kunnen rollen.
• Zorg ervoor dat u verbinding maakt met een geschikt stopcontact met een beschermende aardingsaansluiting. Ongeschikte aarding kan tot een elektrische schok leiden.
Niet openen
• Open het apparaat niet, haal en probeer de interne onderdelen niet uit elkaar te halen en modificeer ze op geen enkele manier. Het apparaat bevat geen door de gebruiker te repareren onderdelen. Als het apparaat stuk lijkt te zijn, stop dan met het gebruik ervan en laat het nakijken door Yamaha-servicepersoneel.
Waarschuwing tegen water
• Stel het apparaat niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van water of onder natte of vochtige omstandigheden en plaats geen voorwerpen op het apparaat die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
• Haal nooit een stekker uit het stopcontact met natte handen.
Als u onregelmatigheden opmerkt
• Als het netsnoer of de stekker beschadigd is of stuk gaat, of als er plotseling geluidsverlies optreedt in het apparaat, of als er een ongebruikelijke geur of rook uit het apparaat komt, moet u het apparaat onmiddellijk uitzetten, de stekker uit het stopcontact halen en het apparaat na laten kijken door gekwalificeerd Yamaha-servicepersoneel.
• Als dit apparaat of de voeding zou vallen of beschadigen, zet dan onmiddellijk de POWER-schakelaar uit, haal de stekker uit het stopcontact en laat het apparaat nakijken door gekwalificeerd Yamaha-servicepersoneel.
PAS OP
Volg altijd de basisvoorzorgsmaatregelen die hieronder staan opgesomd, om de mogelijkheid van lichamelijke verwonding van u of anderen, of beschadiging van het apparaat of andere eigendommen, te voorkomen. De maatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Spanningsvoorziening/netsnoer
• Haal de stekker uit het stopcontact als u het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt of tijdens elektrische stormen.
• Als u de elektrische stekker loskoppelt van het apparaat of een stopcontact, houd dan altijd de stekker zelf beet en nooit het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadigen.
Plaatsing
•Transporteer of verplaats het apparaat altijd met twee of meer mensen. Proberen het apparaat alleen op te tillen kan uw rug beschadigen, resulteren in andere verwondingen of het apparaat zelf beschadigen.
• Houd het apparaat nooit bij de display vast tijdens het transporteren of verplaatsen.
• Koppel alle aangesloten kabels los voor het verplaatsen van het apparaat.
• Zorg er bij het opstellen van het apparaat voor dat de POWER-schakelaar op het achterpaneel eenvoudig kan worden aan-/uitgezet. Zet onmiddellijk de POWER­schakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact als er problemen of defecten optreden.
M7CL Gebruikershandleiding
4
•Vermijd het alle equalizerregelaars en schuiven maximaal te zetten. Afhankelijk van de toestand van de aangesloten apparaten, kan dit feedback veroorzaken en de luidsprekers beschadigen.
• Stel het apparaat niet bloot aan overdreven hoeveelheden stof of trillingen, of extreme kou of hitte (zoals in direct zonlicht, bij een verwarming of overdag in een auto) om de kans op vervorming van het paneel of beschadiging van de interne componenten te voorkomen.
• Plaats het apparaat niet in een onstabiele positie, waardoor het per ongeluk om kan vallen.
• Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Dit apparaat heeft ventilatieopeningen aan de achterkant om te voorkomen dat de inwendige temperatuur te hoog oploopt. Plaats het apparaat vooral niet op zijn kant of ondersteboven. Inadequate ventilatie kan leiden tot oververhitting, mogelijke schade aan apparaten en zelfs brand.
• Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van een tv, radio, stereoapparatuur, mobiele telefoon of andere elektrische apparaten. Dit wel doen kan leiden tot bijgeluiden, zowel in het apparaat zelf als in de tv of radio in de buurt.
(5)-4 1/2
Page 5
Aansluitingen
• Zet alle apparaten uit, voordat u het apparaat op andere apparaten aansluit. Stel alle volumeniveaus in op het minimum, voordat u alle apparaten aan- of uitzet.
• Zet eerst het apparaat en de PW800W uit, als u het apparaat op de PW800W aan wilt sluiten, en sluit vervolgens de voedingskabel (PSL360) aan.
• Sluit het apparaat aan op een goed geaarde spanningsbron. Er is een massaschroef voorhanden op het achterpaneel van dit apparaat voor maximale veiligheid en ter voorkoming van schokken. Zorg ervoor dat u de massaschroef aansluit op een goedgekeurd aardingspunt voordat u het apparaat aansluit op het lichtnet, als het stopcontact geen aardingsaansluiting heeft. Ongeschikte aarding kan tot een elektrische schok leiden.
Zorgvuldig behandelen
• Zet de versterker altijd het LAATST aan, als u uw audio-installatie aanschakelt, om luidsprekerbeschadiging te vermijden. Zet om dezelfde reden de versterker altijd het EERST uit, als u de apparatuur uitschakelt.
• Steek uw vingers of handen niet in enig gat of in enige opening in het apparaat (ventilatieopening).
•Vermijd het vreemde voorwerpen (papier, plastic, metaal, enz.) in enige opening van het apparaat (ventilatieopeningen) te steken of te laten vallen. Als dit gebeurt, zet het apparaat dan onmiddellijk uit en haal de stekker uit het stopcontact. Laat het apparaat vervolgens nakijken door gekwalificeerd Yamaha­servicepersoneel.
• Gebruik het apparaat of de hoofdtelefoon niet gedurende een langere tijd op een hoog of onaangenaam volumeniveau, aangezien dit permanent gehoorverlies kan veroorzaken. Consulteer een kno-arts als u geruis in uw oren of gehoorverlies constateert.
• Leun niet op het apparaat, plaats er geen zware voorwerpen op en vermijd het uitoefenen van overmatig veel kracht op de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
• Breng geen olie, smeermiddelen of contactreiniger op de schuiven aan. Dit wel doen kan problemen met elektrische contacten of beweging van de schuiven veroorzaken.
Back-upbatterij
• Dit apparaat heeft een ingebouwde back-upbatterij. Als u het netsnoer loskoppelt van het stopcontact worden de huidige scènegegevens en librarygegevens vastgehouden. Als de batterij echter volledig leeg raakt, zullen de gegevens verloren gaan. Als de back-upbatterij leeg begint te raken geeft de LCD-display ’Low Battery!’ aan wanneer u het systeem opstart. (In dit geval geeft het batterijveld ’LOW’ of ’NO’ aan in het scherm SET UP.) Sla de gegevens onmiddellijk op op een USB-opslagapparaat en laat vervolgens gekwalificeerd Yamaha-servicepersoneel de back-upbatterij vervangen.
XLR-type aansluitingen zijn als volgt bedraad (IEC60268-standaard): pin 1: massa, pin 2: heet (+) en pin 3: koud (-).
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor beschadiging die veroorzaakt wordt door onjuist gebruik van of modificaties aan het apparaat, of gegevens die verloren zijn gegaan of vernietigd.
Zet het apparaat altijd uit als het niet in gebruik is.
De werking van componenten met bewegende contacten, zoals schakelaars, volumeregelaars en aansluitingen, wordt in de loop van de tijd minder. Raadpleeg gekwalificeerd Yamaha-servicepersoneel over het vervangen van defecte componenten.
(5)-4 2/2
M7CL Gebruikershandleiding
5
Page 6
Inhoud
1. Introductie 9
Dank u .........................................................................9
Een overzicht van de M7CL.......................................9
Verschillen tussen de M7CL-48 en M7CL-32 .........11
Kanaalstructuur van de M7CL................................. 13
Over de MIX-bustypen (VARI/FIXED)......................14
Over wordclock ........................................................14
Afspraken voor deze handleiding...........................14
Over de firmwareversie............................................ 14
2. Panelen en regelaars 15
Bedieningspaneel..................................................... 15
Achterpaneel............................................................. 22
Aan de voorkant .......................................................24
3. Basisbediening van de M7CL 25
Basishandelingen op het bedieningspaneel/
aanraakscherm..................................................... 25
Op het aanraakscherm drukken ..........................25
Meervoudige selectie (een bereik aangeven)...... 25
Speciale handelingen voor toetsen .....................25
Encoderhandelingen............................................ 25
Handelingen met de multifunctionele encoders... 26
De schermgebruikersinterface................................ 26
Tabs..................................................................... 26
Knoppen ..............................................................26
Schuiven/knoppen ............................................... 27
Lijstvensters......................................................... 27
Toetsenbordvenster............................................. 27
Pop-upvensters ...................................................28
Dialoogvensters...................................................28
Het aanraakscherm bekijken...................................28
Functieoproepgebied...........................................28
Hoofdgebied ........................................................29
Namen opgeven........................................................ 30
De toolknoppen gebruiken ...................................... 31
Over de toolknoppen ...........................................31
Libraries gebruiken .............................................. 31
Instellingen initialiseren .......................................35
Instellingen kopiëren/plakken ..............................36
Twee instellingen vergelijken............................... 36
4. Aansluitingen en configuratie 39
Aansluitingen............................................................ 39
De M7CL configureren voor gebruik ......................43
Terugzetten van de huidige scène naar de
standaardinstellingen ...................................... 43
Wordclockverbindingen en
-instellingen .....................................................43
Versterkingsinstellingen maken voor de
HA (voorversterker) .........................................44
Een INPUT-kanaalsignaal naar de
STEREO-bus zenden......................................47
5. Ingangskanaalshandelingen 51
Signaalbaan voor ingangskanalen..........................51
De kanaalnaam en het kanaalpictogram
aangeven..............................................................53
HA-instellingen (voorversterkerinstellingen)
maken ....................................................................55
Het signaal van een ingangskanaal naar de
STEREO/MONO-bussen versturen .....................57
Het signaal van een ingangskanaal naar een
MIX-bus versturen ................................................61
Via de sectie SELECTED CHANNEL ..................61
Via de sectie Centralogic .....................................63
Via de schuiven
(modus SENDS ON FADER) ..........................64
Het signaal van een ingangskanaal naar de
MATRIX-bussen versturen ..................................66
Via de sectie SELECTED CHANNEL ..................66
Via de sectie Centralogic .....................................67
6. Uitgangskanaalshandelingen 69
Signaalbaan voor uitgangskanalen ........................69
De kanaalnaam en het kanaalpictogram
aangeven..............................................................71
Signalen van MIX-kanalen naar de
STEREO/MONO-bus versturen ...........................72
Signalen van MIX-kanalen en STEREO/MONO-
kanalen naar MATRIX-bussen versturen ...........75
Via de sectie SELECTED CHANNEL ..................75
Via de sectie Centralogic .....................................77
7. Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL 79
Over de sectie SELECTED CHANNEL ....................79
Over het scherm SELECTED CHANNEL VIEW ......80
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL...81
8. Handelingen in de sectie Centralogic 87
Over de sectie Centralogic ......................................87
Over het scherm OVERVIEW ...................................88
Handelingen in de sectie Centralogic.....................90
De kanalen of DCA-groepen van de sectie
Centralogic vastzetten .........................................94
M7CL Gebruikershandleiding
6
Page 7
Inhoud
9. Ingangs-/uitgangspatching 95
De uitgangspatchinstellingen wijzigen ..................95
De ingangspatchinstellingen wijzigen....................98
Een extern apparaat in een kanaal
tussenvoegen..................................................... 100
Een INPUT-kanaal direct uitvoeren....................... 102
10. EQ en dynamiekprocessor 105
Over EQ en dynamiekprocessor...........................105
EQ gebruiken .......................................................... 105
Dynamiekprocessors gebruiken...........................108
De EQ- of dynamiekprocessorlibrary gebruiken.111
EQ-library ..........................................................111
Dynamiekprocessorlibrary ................................. 111
11. Groeperen en koppelen 113
Over DCA-groepen en dempingsgroepen............ 113
DCA-groepen gebruiken ........................................ 113
Kanalen aan een DCA-groep toewijzen ............113
DCA-groepen regelen........................................ 115
Dempingsgroepen gebruiken................................ 116
Kanalen aan dempingsgroepen toewijzen......... 116
Dempingsgroepen regelen ................................117
De functie Mute Safe (beveiligd tegen dempen)
gebruiken ......................................................119
De functie Channel Link (kanaalkoppeling).........120
De gewenste ingangskanalen koppelen............120
Een kanaal kopiëren, verplaatsen of initialiseren
Parameters van een kanaal kopiëren................122
Parameters van een kanaal verplaatsen ........... 123
Parameters van een kanaal initialiseren............ 124
..122
12. Scènegeheugen 125
Over scènegeheugens ........................................... 125
Scènegeheugens gebruiken.................................. 125
Een scène opslaan ............................................ 125
Een scène terugroepen .....................................128
Gebruikerssneltoetsen gebruiken voor
terugroepen................................................... 129
Scènegeheugens bewerken ..................................130
Scènegeheugens sorteren en de namen
wijzigen .........................................................130
Scènegeheugen bewerken................................132
Een scène kopiëren/plakken .............................132
Een scène wissen.............................................. 133
Een scène knippen ............................................ 134
Een scène tussenvoegen ..................................134
De functie Focus gebruiken ..................................135
De functie Recall Safe gebruiken.......................... 136
De functie Fade gebruiken.....................................139
13. Monitor/Cue 141
Over de monitor- en cue-functies .........................141
De monitorfunctie gebruiken.................................142
De functie Cue gebruiken ......................................145
Over cue-groepen ..............................................145
De Cue-functie bedienen........................................146
14. Talkback / Oscillator 149
Over de talkback- en oscillatorfuncties................149
Talkback gebruiken ................................................149
De oscillator gebruiken ..........................................151
15. Meters 153
Handelingen in het scherm METER ......................153
De meterbrug MBM7CL (optie) gebruiken............155
16. Grafische EQ en effecten 157
Over het virtuele rek ...............................................157
Handelingen met het virtuele rek .......................158
Handelingen grafische EQ .....................................161
Over de grafische EQ ........................................161
Een GEQ in een kanaal tussen-voegen.............161
De 31 Band GEQ gebruiken ..............................163
De Flex15GEQ gebruiken..................................165
Over de interne effecten.........................................167
Een intern effect gebruiken via zend/retour .......168
Een intern effect tussenvoegen (insert) in
een kanaal.....................................................170
De interne effectparameters bewerken..............171
De taptempofunctie gebruiken ...........................173
Het effect Freeze gebruiken...............................175
De grafische EQ en effectlibraries ........................176
Een extern voorversterker gebruiken ...................177
Externe voorversterkeraansluitingen .................177
Een externe voorversterker op afstand regelen.178
17. MIDI 181
MIDI-functionaliteit op de M7CL ............................181
Basis-MIDI-instellingen ..........................................182
Programmanummers gebruiken om scènes en
libraryitems terug te roepen..............................184
Besturingswijzigingen gebruiken om
parameters te besturen......................................187
Parameterwijzigingen gebruiken om
parameters te besturen......................................189
M7CL Gebruikershandleiding
7
Page 8
Inhoud
18. Gebruikersinstellingen (beveiliging) 191
Gebruikersniveau-instellingen..............................191
Gebruikerstypen en gebruikersauthenticatie-
codes............................................................. 191
Het wachtwoord voor de systeembeheerder
instellen .........................................................192
Een gebruikersauthentificatiecode aanmaken... 193
Inloggen.............................................................193
Het wachtwoord wijzigen ................................... 195
Een gebruikersauthentificatiecode bewerken....196
Het gebruikersniveau wijzigen...........................196
Voorkeuren .............................................................198
Gebruikerssneltoetsen ..........................................200
Consolevergrendeling............................................201
De console vergrendelen................................... 201
De console ontgrendelen................................... 201
Een USB-opslagapparaat gebruiken om
gegevens op te slaan/te laden ..........................202
De interne gegevens van de M7CL opslaan
op een USB-opslagapparaat......................... 202
Een bestand laden van een
USB-opslagapparaat.................................... 203
De bestanden bewerken die zijn opgeslagen
op een USB-opslagapparaat......................... 203
Een medium formatteren op een
USB-opslagapparaat..................................... 206
19. Overige functies 207
Over het scherm SETUP ........................................ 207
Wordclock- en slotinstellingen .............................208
Cascadeverbindingen gebruiken..........................210
Handelingen op de cascadeslave-M7CL...........210
Handelingen op de cascademaster M7CL ........211
Basisinstellingen voor MIX-bussen en
MATRIX-bussen .................................................212
De datum en tijd van de interne klok instellen ....213
Het netwerkadres instellen....................................214
De helderheid van het aanraakscherm, LED’s
en lampjes aangeven......................................... 215
Het interne geheugen van de M7CL initialiseren.216
Aanpassen van het detectiepunt van het
aanraakscherm (kalibratiefunctie).................... 217
Aanpassen van de schuiven (kalibratiefunctie) ..218
De in-/uitgangsversterking aanpassen
(kalibratiefunctie) ...............................................219
Appendices 221
EQ-librarylijst ..........................................................221
DYNAMICS-librarylijst ............................................222
Parameters dynamiekprocessors .........................225
Effecttype-lijst .........................................................228
Effectparameters ....................................................229
Effecten en temposynchronisatie .........................240
Tabel scènegeheugen/effectlibrary naar
programmawijziging ..........................................241
Parameters die aan besturingswijzigingen
kunnen worden toegewezen .............................245
Toewijzingen voor besturingsparameters............247
Toewijzingen NRPN-parameters ...........................249
Toepassingsmogelijkheden bediening
mixparameters....................................................252
Functies die aan gebruikerssneltoetsen
kunnen worden toegewezen .............................253
MIDI-gegevensindeling...........................................255
Waarschuwingsberichten en foutmeldingen .......262
Problemen oplossen ..............................................264
Algemene specificaties ..........................................265
Ingangs-/uitgangseigenschappen.........................266
Elektrische eigenschappen ...................................268
Overige functies......................................................269
Pintoewijzing...........................................................270
Afmetingen ..............................................................271
De meterbrug MBM7CL (optie) installeren ...........272
MIDI-implementatie-overzicht................................273
Index ........................................................................274
Blokdiagram ........................ achter in de handleiding
Niveaudiagram .................... achter in de handleiding
• De illustraties en schermweergaven die in deze Gebruikershandleiding worden getoond, zijn uitslui­tend voor instructiedoeleinden en kunnen afwijken van die op uw apparaat.
• Centralogic is een handelsmerk van Yamaha Corporation.
• De bedrijfsnamen en productnamen in deze Gebruikershandleiding zijn de handelsmerken en geregistreerde handelsmerken van hun respectieve bedrijven.
M7CL Gebruikershandleiding
8
Page 9
Hoofdstuk 1
Effecten en grafische EQ die in de gewenste signaalbaan kunnen worden gepatcht
Introductie
Dank u
Dank u voor de aanschaf van het Yamaha M7CL digitale mengpaneel. Lees deze handleiding voordat u het product gebruikt, om zo optimaal gebruik te kunnen maken van de superieure functionaliteit van de M7CL en van jarenlang probleemloos gebruik te kunnen genieten. Bewaar de handleiding op een veilige plaats nadat u deze hebt gelezen.
Een overzicht van de M7CL
1
Introductie
De M7CL is een digitaal mengpaneel met de volgende eigenschappen.
Een mengsysteem met zowel de nieuwste digitale technologie als bediening op een analoge manier
De M7CL is een volledig digitaal mengpaneel dat de nieuwste digitale technologie bevat, dat is ontworpen voor geïnstalleerde systemen of SR-toepassingen. Er worden 24-bits lineaire AD/DA-converters gebruikt om een dynamisch bereik van tot 108 dB te leveren, alsook een verbazingwekkende geluidskwaliteit. Als ingangskanalen zijn er 32 (model M7CL-32) of 48 (model M7CL-48 ) mono-INPUT-kanalen voorhanden en vier stereo ST IN-kanalen. Als uitgangskanalen zijn er 16 MIX-kanalen, acht MATRIX-kanalen, een STEREO-kanaal en een MONO­kanaal voorhanden. L/C/R driekanaals uitvoer via de STEREO/MONO-kanalen wordt ook ondersteund. De gebruikersinterface is volledig opnieuw ontworpen voor eenvoudige en intuïtieve bediening. Er is een speciale kanaalstrip voorhanden met schuif, cue­en aan/uit-regelaar voor alle veelgebruikte ingangskanalen en de STEREO/MONO-kanalen. Deze mixer kan zelfs gemakkelijk worden bediend door gebruikers die voor het eerst met digitale mengtafels werken. Via de sectie SELECTED CHANNEL, links van de display, kunt u de knoppen gebruiken om de belangrijkste parameters (versterking, EQ, dynamiekprocessor, treshold, buszendniveaus, enz.) te regelen van het speci­fieke kanaal dat u wilt regelen. Deze sectie wordt op dezelfde manier bediend als een module op een analoge mixer.
In het midden van het bedieningspaneel bevindt zich de nieuw ontwikkelde sectie Centralogic, waarmee u acht kanalen tegelijk kunt regelen. Door op een enkele toets te drukken kunt u de instellingen van de schuif, cue en aan/ uit voor de acht kanalen of DCA-groepen regelen, die voor deze sectie zijn opgeroepen. De display is een aanraak­scherm. U kunt functies aan/uit schakelen of items selec­teren door gewoon knoppen in het scherm aan te raken.
Mixparameterinstellingen, waaronder ingangsversterking en fantoomvoeding voor ingangskanalen, kunnen worden opgeslagen en teruggeroepen als ’scènes’. Alle schuiven op het paneel zijn motorgestuurde schuiven, zodat als u een scène terugroept, de bijbehorende posities van de schuiven automatisch worden ingesteld.
Ingebouwde multi-effectprocessors van hoge kwaliteit waarvan er vier gelijktijdig beschikbaar zijn. Effecten zoals reverb, delay, multibandcompressie en verscheidene modulatie-effecten kunnen via interne bussen worden gerout of op het gewenste kanaal worden tussengevoegd. 31-bands grafische EQ en een nieuw ontwikkelde Flex15GEQ zijn ook voorhanden en kunnen in elk kanaal of in elke uitgang worden tussengevoegd. Met de Flex15GEQ kunt u de versterking voor willekeurig vijftien van de 31 banden aanpassen. Aangezien er twee GEQ-eenheden in hetzelfde rek kun­nen worden geplaatst, kunnen er tot zestien GEQ­eenheden gelijktijdig worden gebruikt. Om effecten of grafische EQ’s te gebruiken plaatst u ze in de acht virtuele rekken die in het aanraakscherm worden getoond. De momenteel geplaatste modules kunnen in een oogwenk worden bekeken en u kunt op een intuïtieve manier modules verwisselen en de in-/uitgangspatching wijzigen.
M7CL Gebruikershandleiding
9
Page 10
Een overzicht van de M7CL
Cascadeverbindingen in het digitale domein
Er kan een tweede M7CL of een digitale mixer zoals de Yamaha PM5D in het digitale domein gecascadeerd wor­den aangesloten, via een in een slot geïnstalleerde I/O­kaart. Er kunnen 24 bussen afzonderlijk worden gecascadeerd, van de MIX-bussen, MATRIX-bussen, STEREO/MONO-bussen tot de CUE-bus.
Beveiligingsfuncties die kunnen worden ingesteld op gebruikers- of systeemniveau
De beschikbare functionaliteit kan worden beperkt voor andere gebruikers dan de beheerder, met drie beveiligings­niveaus; Administrator (beheerder), Guest (gast) en User (gebruiker). Er kunnen wachtwoorden worden aangegeven voor de beheerder en gebruikers, om te voorkomen dat belangrijke instellingen per ongeluk worden gewijzigd. Voor elke gebruiker specifieke gegevens (gebruikers­niveau, systeeminstellingen en instellingen voor gebruikerssneltoetsen) kunnen worden opgeslagen op een USB-opslagapparaat als ’gebruikersauthentificatiecode’. Door uw eigen gebruikersauthentificatiecode van een USB-opslagapparaat te laden, kunt u ogenblikkelijk de ideale bedieningsomgeving voor uzelf instellen.
I/O-kaartuitbreiding
Het achterpaneel bevat drie slots waarin afzonderlijk verkochte mini-YGDAI-kaarten kunnen worden geïnstal­leerd. Er kunnen AD-kaarten, DA-kaarten of digitale I/O­kaarten in deze slots worden geïnstalleerd om in- en uitgangen toe te voegen. Als er een externe voorversterker (zoals de Yamaha AD8HR), die een speciaal protocol ondersteunt, is aangesloten op de aansluiting REMOTE, kunnen de fantoomvoeding en versterkingsinstellingen van de externe voorversterker ook op afstand via de M7CL worden bestuurd.
M7CL Gebruikershandleiding
10
Page 11
Verschillen tussen de M7CL-48 en M7CL-32
Verschillen tussen de M7CL-48 en M7CL-32
De M7CL is in twee modellen leverbaar: de M7CL-48 en de M7CL-32. Deze modellen hebben de volgende verschillen.
M7CL-48
Dit model heeft 48 INPUT-aansluitingen en 48 INPUT-kanalen.
INPUT-aansluitingen 1–32 bevinden zich rechts op het achterpaneel en INPUT-aansluitingen 33–48 bevinden zich links op het achterpaneel.
1
Introductie
12
1 INPUT-aansluitingen 1–32
B INPUT-aansluitingen 33–48
Naast de kanaalstrip voor INPUT-kanalen 1–32 links op het bedieningspaneel, is er een kanaalstrip voor INPUT-kanalen 33–48 rechts op het bedieningspaneel.
12
1 Kanaalstrip voor INPUT-kanalen 1–32
B Kanaalstrip voor INPUT-kanalen 33–48
M7CL Gebruikershandleiding
11
Page 12
Verschillen tussen de M7CL-48 en M7CL-32
M7CL-32
Dit model heeft 32 INPUT-aansluitingen en 32 INPUT-kanalen.
INPUT-aansluitingen 1–32 bevinden zich rechts op het achterpaneel, net als op het model M7CL-48, maar er zijn geen INPUT-aansluitingen links op het achterpaneel.
1
1 INPUT-aansluitingen 1–32
De kanaalstrip voor INPUT-kanalen 1–32 bevindt zich links op het bedieningspaneel, net als op het model M7CL-48, maar er is geen kanaalstrip voor INPUT-kanalen aan de rechterkant.
1
1 Kanaalstrip voor INPUT-kanalen 1–32
TIP
• Als er in deze gebruikershandleiding een verschil is tussen het model M7CL-32 en het model M7CL-48, worden de specificaties die alleen van toepassing zijn op het M7CL-48 zijn tussen accolades { } geplaatst (bijv., INPUT­aansluitingen 1 – 32 {1 – 48}).
M7CL Gebruikershandleiding
12
Page 13
Kanaalstructuur van de M7CL
De M7CL heeft de volgende ingangskanalen en uitgangskanalen.
Ingangskanalen
Deze sectie verwerkt een ingangssignaal en stuurt het naar
verscheidene bussen (STEREO, MONO, MIX, MATRIX).
Er zijn de volgende twee typen ingangskanalen.
INPUT-kanalen 1–32 {1–48}
Deze kanalen worden gebruikt om monosignalen te ver­werken. Standaard zijn de ingangssignalen van de analoge mono-ingangsaansluitingen (INPUT-aansluitingen 1–32 {INPUT-aansluitingen 1–48}) toegewezen aan deze kanalen.
ST IN-kanalen 1–4
Deze kanalen worden gebruikt om stereosignalen te verwerken. Standaard zijn de ingangssignalen van EFFECT RETURN 1–4 toegewezen aan deze kanalen.
STEREO-kanaal/MONO-kanaal
Deze kanalen verwerken de signalen die via de ingangs­kanalen of MIX-kanalen worden verzonden, en sturen ze uit via de corresponderende uitgangspoort. Deze kanalen worden gebruikt als de hoofdstereo-uitgang en -mono­uitgang Het STEREO-kanaal en MONO-kanaal kunnen of worden gebruikt om onafhankelijk signalen uit te voeren, of voor driekanaals L/C/R-weergave. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
STEREO-kanaal L
STEREO-kanaal R
MONO-kanaal Geen toewijzing
Kanaalstructuur van de M7CL
1
Introductie
OMNI OUT-aansluiting 15, 2TR OUT DIGITAL-aansluiting L
OMNI OUT-aansluiting 16, 2TR OUT DIGITAL-aansluiting R
Signaaltoewijzingen naar de INPUT-kanalen kunnen desgewenst worden gewijzigd.
Uitgangskanalen
Deze sectie mengt de signalen die verzonden worden van ingangskanalen, enz. en stuurt ze naar de correspon­derende uitgangspoorten of uitgangsbussen. Er zijn de volgende drie typen uitgangskanalen.
MIX-kanalen 1–16
Deze kanalen verwerken de signalen die van de ingangs­kanalen naar de MIX-bussen worden gestuurd en stuurt ze uit via de uitgangspoorten. Deze worden hoofdzakelijk gebruikt om signalen naar het monitorsysteem of naar externe effecten te sturen. De signalen van MIX-kanalen 1–16 kunnen ook naar de STEREO-bus, MONO-bus of MATRIX-bussen worden gestuurd.
Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
MIX-kanalen 1–12 OMNI OUT-aansluitingen 1–12
MIX-kanalen 1–8 Slot 1 uitgangskanalen 1–8, 9–16
MIX-kanalen 9–16 Slot 2 uitgangskanalen 1–8, 9–16
Signaaltoewijzingen naar de uitgangskanalen kunnen desgewenst worden gewijzigd.
MATRIX-kanalen 1–8
Deze kanalen verwerken de signalen die van de ingangs­kanalen, MIX-kanalen, het STEREO-kanaal en MONO­kanaal naar de MATRIX-bussen worden verzonden en sturen ze uit via de uitgangspoorten. Door de STEREO­en MONO-bussen te gebruiken kunnen er verschillende signaalcombinaties en balansmixen worden uitgestuurd door de M7CL. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
MATRIX-kanalen 1/2 OMNI OUT-aansluitingen 13/14
MATRIX-kanalen 1–8 Slot 3 uitgangskanalen 1–8, 9–16
M7CL Gebruikershandleiding
13
Page 14
Over de MIX-bustypen (VARI/FIXED) • Over wordclock • Afspraken voor deze handleiding • Over de firmwareversie
Over de MIX-bustypen (VARI/FIXED)
De zestien MIX-bussen die op de M7CL voorhanden zijn, kunnen of als type VARI (variabel) of als type FIXED (vast) worden toegewezen, in paren van aangrenzende oneven-/even­genummerde bussen ( pag. 212). Elk van de typen heeft de volgende eigenschappen.
VARI
Dit type maakt het mogelijk het zendniveau te variëren van het signaal dat vanaf de ingangskanalen wordt verzonden naar de MIX-bus. Het punt waarvandaan het signaal van het ingangskanaal wordt verzonden naar een MIX-bus van het type VARI, kan voor de EQ, voor de schuif of voor de toets [ON] worden gekozen. Dit type wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het verzenden van het signaal naar een monitorsysteem of extern effect.
FIXED
Bij dit type ligt het zendniveau vast van het signaal dat vanaf de ingangskanalen wordt verzonden naar de MIX­bus. Het signaal dat van een ingangskanaal naar een MIX­bus van het type FIXED wordt verzonden, wordt genomen van onmiddellijk na de toets [ON]. Dit type wordt hoofd­zakelijk gebruikt als u signalen naar een extern apparaat wilt versturen met dezelfde balansmix als de STEREO/ MONO-bussen.
Over wordclock
’Wordclock’ verwijst naar het clocksignaal dat de basis levert voor de timing voor digitale audio­signaalbewerking. Normaalgesproken verstuurt één apparaat een referentiewordclocksignaal en de andere apparaten ontvangen dit wordclocksignaal en synchroniseren daaraan. Om digitale audiosignalen te verzenden naar, of te ontvangen van een extern apparaat via een in een slot van de M7CL geïnstalleerde digitale I/O-kaart, moet de wordclock van de apparaten worden gesynchroniseerd. Merk op dat als de wordclock niet is gesynchroniseerd, het signaal niet goed verzonden zal worden of er ongewenste bijgeluiden te horen kunnen zijn. (Voor details over het synchroniseren van de wordclock van de M7CL met een extern apparaat pag. 208.)
Afspraken voor deze handleiding
In deze handleiding worden schakelende regelaars op het paneel ’toetsen’ genoemd. De draai­regelknoppen op het paneel die van een minimumwaarde naar een maximumwaarde kunnen worden ingesteld worden ’knoppen’ genoemd, en die eindeloos kunnen worden gedraaid worden ’encoders’ genoemd.
Regelaars op het paneel worden omsloten door spekhaken [ ] (bijv. toets [CUE]) om ze te onderscheiden van de virtuele toetsen en knoppen die op het scherm worden weergegeven. Bij enkele regelaars wordt de naam van de sectie genoemd voor de [ ] (bijv. SCENE MEMORY-toets [STORE]).
Als er een verschil is tussen het model M7CL-32 en het model M7CL-48, worden de specificaties die alleen van toepassing zijn op het M7CL-48 zijn tussen accolades { } geplaatst (bijv., INPUT-aansluitingen 1 – 32 {1 – 48}).
Over de firmwareversie
U kunt het firmwareversienummer in het scherm SETUP bekijken ( pag. 207). U kunt ook de meest recente firmwareversie van de website downloaden.
http://www.yamahaproaudio.com/
M7CL Gebruikershandleiding
14
Page 15
Hoofdstuk 2
• Deze illustratie toont het bedieningspaneel van de M7CL-48. De M7CL-32 heeft geen INPUT-sectie rechts (kanalen 33–48).
Panelen en regelaars
Dit hoofdstuk legt de namen en functies uit van elk gedeelte van de M7CL.
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van de M7CL is in de volgende secties verdeeld.
2
SELECTED CHANNEL-sectie
(pag. 17)
Displaysectie (pag. 18)
Meterbrug (optie)
(pag. 17)
Panelen en regelaars
Sectie SCENE MEMORY/MONITOR (pag. 19)
Sectie INPUT (pag. 16)
Sectie ST IN (stereo­ingang) (pag. 16)
Sectie Centralogic (pag. 19)
Sectie USER DEFINED KEYS (pag. 20)
OPMERKING
Sectie INPUT (pag. 16)
Sectie STEREO/MONO MASTER (pag. 20)
Sectie NAVIGATION KEYS (pag. 21)
M7CL Gebruikershandleiding
15
Page 16
Bedieningspaneel
Sectie INPUT
In deze sectie kunt u de belangrijkste parameters regelen van de mono-ingangskanalen 1–32 {1–48}.
1
2
3
4
5
Sectie ST IN (stereo-ingang)
In deze sectie kunt u de voornaamste parameters regelen voor de stereo ST IN-kanalen 1–4. Met uitzondering van het feit dat het gedeelte dat u regelt elke keer zal schakelen tussen het L- en R-kanaal, als u op de toets [SEL] drukt, werken deze regelaars op dezelfde manier als bij de INPUT-kanalen.
1
2
3
4
5
1 Toets [SEL]
Deze toetsen selecteren het kanaal dat wordt geregeld. Als u op deze toets drukt zodat de LED oplicht, wordt dat kanaal voor regelen geselecteerd in de sectie SELECTED CHANNEL en in het aanraakscherm. In de modus SENDS ON FADER zullen de [SEL]-toetsen van alle kanalen oplichten.
B Toets [CUE]
Deze toetsen selecteren het kanaal dat via cue wordt gemonitord. Als cue aanstaat, licht de LED op.
C Meter-LED’s
Deze LED’s geven het ingangsniveau van het kanaal aan.
D Toets [ON]
Deze schakelt het kanaal aan/uit. Als een kanaal aanstaat, licht de toets-LED op. In de modus SENDS ON FADER is dit een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van elk van de kanalen wordt verzonden naar de momenteel geselecteerde MIX-bus.
E Schuif
Past het ingangsniveau van het kanaal aan. In de modus SENDS ON FADER past dit het zendniveau aan van het signaal dat van elk van de kanalen wordt verzonden naar de momenteel geselecteerde MIX-bus.
M7CL Gebruikershandleiding
16
Page 17
Meterbrug (optie)
Bedieningspaneel
Als er een optionele MBM7CL meterbrug is geïnstalleerd kunnen de MIX/MATRIX-kanaalniveaus voortdurend worden gemonitord. De monitorpositie kan worden geselecteerd uit PRE EQ (onmiddellijk voor verzwakker), PRE FADER (onmiddellijk voor de schuif) of POST ON (onmiddellijk na de toets [ON]).
1 2
SELECTED CHANNEL-sectie
In deze sectie kunt u de mixparameters regelen voor het momenteel geselecteerde ingangs- of uitgangskanaal.
1 2 3
4
5
6
7
1 Encoders [MIX/MATRIX]
Als er een ingangskanaal is geselecteerd
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van dat kanaal wordt verzonden naar de MIX/MATRIX-bussen.
Als er een MIX-kanaal is geselecteerd
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van het geselecteerde MIX-kanaal wordt verzonden naar de MATRIX-bussen.
Als er een MATRIX-kanaal is geselecteerd
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van elk van de MIX-kanalen wordt verzonden naar de geselecteerde MATRIX-bus.
B Encoder [HA]
Regelt de versterking van de voorversterker van een ingangskanaal, maar doet niets bij een ander type kanaal.
C Encoder [PAN]
Als er een ingangskanaal is geselecteerd
Dit past de panning aan van het signaal dat van het geselecteerde kanaal wordt verzonden naar de L/R­kanalen (of L/C/R-kanalen) van de STEREO-bus.
1 MIX-meters
Deze geven het niveau aan van MIX-kanalen 1–16.
B MATRIX-meters
Deze geven het niveau aan van MATRIX-kanalen 1–8.
Als er een ST IN-kanaal is geselecteerd
Dit past de links/rechts-balans aan van de signalen die van de geselecteerde twee kanalen worden verzonden naar de STEREO-bus.
Als er een MIX-kanaal (MONO x 2) is geselecteerd
Dit past de panning aan van het signaal dat van het geselecteerde kanaal wordt verzonden naar de L/R­kanalen van de STEREO-bus.
Als er een MIX-kanaal (STEREO) is geselecteerd
Dit past de links/rechts-balans aan van de signalen die van de geselecteerde twee kanalen worden verzonden naar de STEREO-bus.
Als er een MATRIX-kanaal (STEREO) is geselecteerd
Dit past de links/rechts-balans aan van de signalen die van de geselecteerde twee kanalen worden verzonden naar de STEREO-bus.
Als er een STEREO-kanaal is geselecteerd
Dit past de links/rechts-balans aan van de signalen die worden uitgevoerd via de L/R-kanalen van de STEREO-bus.
D Encoder [DYNAMICS 1]
Als er een ingangskanaal is geselecteerd
Past de parameter THRESHOLD van de gate, enz. aan.
Als er een MIX-, MATRIX- of STEREO/MONO­kanaal is geselecteerd
Past de parameter THRESHOLD van de compressor, enz. aan.
E Encoder [DYNAMICS 2]
Als er een ingangskanaal is geselecteerd
Past de parameter THRESHOLD van de compressor, enz. aan.
Als er een MIX-, MATRIX- of STEREO/MONO­kanaal is geselecteerd
Geen functie.
F Encoder [HPF]
Past de HPF-cutofffrequentie (afsnijfrequentie) aan voor een ingangskanaal. Dit doet niets voor andere kanaaltypen.
G
Encoders EQ [Q], EQ [FREQUENCY], EQ [GAIN]
Dit past voor elk van de banden van de vierbands EQ de Q, middenfrequentie (afsnijfrequentie) en versterking aan.
M7CL Gebruikershandleiding
2
Panelen en regelaars
17
Page 18
Bedieningspaneel
Displaysectie
Dit is een aanraakscherm dat u kunt bedienen door het oppervlak van het scherm aan te raken. Er is een USB­aansluiting rechts van de display voorhanden.
2
1 Display (aanraakscherm)
Deze display toont u de informatie die nodig is om de M7CL te bedienen en zorgt dat u systeembrede instellin­gen kunt maken en mixparameters kunt regelen voor ingangs- en uitgangskanalen. Aangezien dit een aanraak­scherm is, kunt u uw vinger op het scherm gebruiken om menu’s te selecteren of parameters in te stellen. U kunt echter niet op twee of meer plaatsen drukken voor gelijk­tijdige bediening.
OPMERKING
• Als het aanraakscherm vuil wordt, veeg het dan schoon met een zachte droge doek.
WAARSCHUWING
• Gebruik nooit een scherp of puntig voorwerp zoals uw vingernagel om het aanraakscherm te bedienen. Dit doen kan krassen op het scherm veroorzaken en ervoor zorgen dat het aanraakscherm niet meer werkt.
1
B USB-aansluiting
U kunt hier een USB-opslagapparaat op aansluiten om interne gegevens op te slaan of te laden. USER KEY-gege­vens die het gebruikersniveau bepalen, kunnen op een USB-opslagapparaat worden opgeslagen om de functionaliteit te beperken waar elk van de gebruikers gebruik van kan maken.
OPMERKING
•U kunt een USB-opslagapparaat aansluiten op de USB­aansluiting. De werking wordt echter alleen gegarandeerd met USB-flashgeheugen.
USB-opslagapparaatindelingen
Opslagmedia met een capaciteit van 2 GB of minder, met de indeling FAT12, FAT16 of FAT32 worden onder­steund. Als uw opslagapparaat anders is ingedeeld, deel het dan opnieuw in via het scherm SAVE/LOAD.
Voorkomen van per ongeluk wissen
Sommige USB-opslagapparaten hebben een schrijf­beveiligingsinstelling om te voorkomen dat gegevens per ongeluk worden gewist. Als uw opslagapparaat belangrijke gegevens bevat, is het verstandig deze schrijfbeveiliginsinstelling te gebruiken. U moet er dan wel op letten dat de schrijfbeveiligings­instelling van uw USB-opslagapparaat is uitgeschakeld voordat u probeert er gegevens op op te slaan.
M7CL Gebruikershandleiding
18
WAARSCHUWING
• Er wordt een ACCESS-indicator in het functieoproepgebied getoond als er toegang tot gegevens wordt gezocht (opslaan, laden of verwijderen). Haal het USB-apparaat niet los en zet de M7CL niet uit terwijl deze indicator wordt getoond. Dit wel doen kan uw opslagmedium beschadigen of de gegevens in de M7CL of op uw medium beschadigen.
Page 19
Sectie Centralogic
Bedieningspaneel
In deze sectie kunt u een groep regelen van (tot) acht kanalen of DCA-groepen die in de sectie NAVIGATION KEYS zijn geselecteerd.
1
2
3
4
5
6
1 Multifunctionele encoders
Afhankelijk van het schermtype dat momenteel is geselecteerd, regelen deze encoders de knoppen die in het aanraakscherm zijn geselecteerd.
B Toets [SEL]
Deze toetsen selecteren het kanaal dat wordt geregeld. Als u op deze toets drukt zodat de LED oplicht, wordt dat kanaal voor regelen geselecteerd in de sectie SELECTED CHANNEL en in het aanraakscherm.
C Toets [CUE]
Deze toetsen selecteren het kanaal dat via cue wordt gemonitord. Als cue aanstaat, licht de LED op.
D Meter-LED’s
Deze LED’s geven het in-/uitgangsniveau aan van het kanaal.
E Toets [ON]
Deze schakelt het kanaal aan/uit. Als een kanaal aanstaat, licht de toets-LED op.
F Schuif
Deze past het in-/uitgangsniveau aan van het kanaal. U kunt ook interne instellingen maken ( pag. 163) zodat deze schuiven worden gebruikt als regelaars om de versterking aan te passen van elke GEQ-band.
2
Panelen en regelaars
Sectie SCENE MEMORY/MONITOR
In deze sectie kunt u handelingen uitvoeren voor scènegeheugen en monitoring.
41
2
3
1 SCENE MEMORY-toets [STORE]
Deze toets slaat de huidige mixparameterinstellingen op in een daarvoor toegewezen scènegeheugen.
B SCENE MEMORY-toets [RECALL]
Deze toets roept voorheen-opgeslagen instellingen terug van een scènegeheugen.
C SCENE MEMORY-toetsen []/[]
Gebruik deze toetsen om het scènenummer te selecteren dat u wilt opslaan of terugroepen. Het nummer van de momenteel geselecteerde scène wordt in het functie­oproepgebied getoond, rechts in het aanraakscherm. U kunt gelijktijdig op de toetsen []/[] drukken om terug te keren naar het huidige scènenummer.
D Knop [MONITOR LEVEL]
Past het signaalniveau aan van de monitoruitgang. Als de functie PHONES LEVEL LINK is aangezet in het scherm MONITOR, past deze ook het niveau aan van de [PHONES]-aansluiting op het bedieningspaneel.
M7CL Gebruikershandleiding
19
Page 20
Bedieningspaneel
Sectie USER DEFINED KEYS
Deze toetsen voeren de functies uit die door de gebruiker zijn toegewezen.
1
Sectie STEREO/MONO MASTER
In deze sectie kunt u de voornaamste parameters regelen van de STEREO/MONO-kanalen.
1
2
3
1 Gebruikerssneltoetsen (user defined keys)
[1]–[12]
Deze toetsen voeren de functies uit die door de gebruiker zijn toegewezen (scènewijzigingen, het terugspreken omschakelen of interne oscillator aan/uit, enz.).
1 Toets [SEL]
Deze toets selecteert het kanaal dat kan worden geregeld. Als u op deze toets drukt zodat de LED oplicht, wordt dat kanaal voor regelen geselecteerd in de sectie SELECTED CHANNEL en in het aanraakscherm. Bij het STEREO-kanaal zal het geselecteerde gedeelte dat geregeld kan worden, elke keer dat u op de toets [SEL] drukt, schakelen tussen het L- en R-kanaal
B Toets [CUE]
Deze toets selecteert het kanaal dat via cue wordt gemonitord. Als cue aanstaat, licht de LED op.
C Toets [ON]
Deze toets schakelt het kanaal aan/uit. Als een kanaal aanstaat, licht de toets-LED op.
D Schuif
Deze past het uitgangsniveau aan van het kanaal.
4
M7CL Gebruikershandleiding
20
Page 21
Sectie NAVIGATION KEYS
Bedieningspaneel
In deze sectie kunt u de kanalen selecteren die worden geregeld door de sectie Centralogic en het aanraakscherm.
OPMERKING
• Als u een navigatietoets twee seconden of langer ingedrukt houdt, gaat die toets knipperen. Op zo’n moment wordt alleen het gedeelte dat door de sectie Centralogic wordt geregeld, gewijzigd naar de corresponderende kanalen en vastgezet. Als u op een andere navigatietoets drukt terwijl de eerste toets knippert, wordt alleen het gedeelte dat geregeld kan worden in het aanraakscherm gewijzigd.
9
8
3 4
1 2 5
6
7
L
J K
1 Toets [IN 1-8]
B Toets [IN 9-16]
C Toets [IN 17-24]
D Toets [IN 25-32]
Deze toetsen selecteren respectievelijk INPUT-kanalen 1–8, 9–16, 17–24 en 25–32.
E Toets [ST IN]
Deze toets selecteert ST IN-kanalen 1–4.
F Toets [DCA]
Deze toets selecteert de DCA-groepen.
G Toets [MIX 1-8]
H Toets [MIX 9-16]
Deze toetsen selecteren respectievelijk MIX-kanalen 1–8 en 9–16.
I Toets [MATRIX]
Deze toets selecteert MATRIX-kanalen 1–8.
J Toets [STEREO]
Deze toets wijst de STEREO-kanalen L/R en het MONO­kanaal toe aan modules 1–3 van de sectie Centralogic. In dit geval worden de modules 4–8 niet gebruikt.
K Toets [IN 33-40] {alleen M7CL-48 }
L Toets [IN 41-48] {alleen M7CL-48 }
Deze toetsen selecteren respectievelijk INPUT-kanalen 33–40 en 41–48.
2
Panelen en regelaars
M7CL Gebruikershandleiding
21
Page 22
Achterpaneel
Achterpaneel
J987653 2K3
1 4M L 1 1
M7CL-48
1
1 INPUT-aansluitingen 1–32 {1–48}
Dit zijn gebalanceerde XLR-3-31 vrouwtjes­ingangsaansluitingen voor invoer van analoge audiosignalen van lijnniveau-apparaten of microfoons. Het nominale ingangsniveau is -62 dBu tot +10 dBu.
Mannetje XLR-plug
1 (massa)
3 (koud)
2 (heet)
3
2
4
D OMNI OUT-aansluitingen 1–16
Dit zijn XLR-3-32 mannetjes-uitgangsaansluitingen die analoge audiosignalen uitvoeren. Deze worden hoofdzakelijk gebruikt om de signalen uit te voeren van MIX-kanalen of MATRIX-kanalen. Het nominale uitgangsniveau is +4 dBu.
Vrouwtjes XLR-plug
OPMERKING
• Hoewel OMNI OUT-aansluitingen 1–16 een nominaal in-/ uitgangsniveau hebben van +4 dBu (maximumniveau +24 dBu), kan dit zo nodig met een interne schakelaar worden gewijzigd naar -2 dBu (maximumniveau +18 dBu). (Voor deze procedure worden kosten in rekening gebracht.) Neem voor informatie contact op met uw Yamaha-dealer.
2 (heet)
3 (koud)
1 (massa)
B ST IN-aansluitingen 1–4
Dit zijn gebalanceerde XLR-3-31 vrouwtjes­ingangsaansluitingen voor invoer van analoge audiosignalen van lijnniveau-apparaten of microfoons. Het nominale ingangsniveau is -62 dBu tot +10 dBu.
Mannetje XLR-plug
1 (massa)
3 (koud)
2 (heet)
C LAMP-aansluiting
Dit is een vier-pins vrouwtjes XLR-uitgangsaansluiting die voeding levert aan een afzonderlijke verkochte zwanenhalslamp (zoals de Yamaha LA5000). {De M7CL­48 heeft deze aansluitingen op twee plaatsen.}
M7CL Gebruikershandleiding
22
56789
E 2TR OUT DIGITAL-aansluiting
Dit is een AES/EBU-aansluiting (XLR-3-32 mannetje) die de digitale audiosignalen van een gewenst kanaal in de indeling AES/EBU uitvoert. Dit wordt hoofdzakelijk gebruikt om het signaal uit te voeren van het STEREO/ MONO-kanaal.
F REMOTE-aansluiting
Dit is een 9-pins D-sub mannetjesaansluiting voor het op afstand bedienen van een externe voorversterker (bijv. de Yamaha AD8HR) die een speciaal protocol ondersteunt Het kan ook worden gebruikt om MIDI-boodschappen te verzenden/ontvangen van/naar een extern apparaat.
Page 23
G WORD CLOCK IN/OUT-aansluitingen
• Als u de PW800W aansluit moet u ervoor zorgen dat u zowel de M7CL als de PW800W uitzet. Gebruik vervolgens de optionele voedingskabel (PSL360) om de verbinding te maken. Dit niet in acht nemen zal defecten of een elektrische schok veroorzaken.
• Als de PW800W is aangesloten, zal de M7CL goed functioneren,
of de interne voeding en de PW800W nu beiden zijn aangezet, of er slecht een van deze is aangezet.
• Als beide voedingen aan zijn en er wordt een onregelmatigheid in
een van de voedingen gedetecteerd, dan zal de M7CL automa­tisch omschakelen naar de andere voeding. Als dit zich voordoet zal het aanraakscherm een bericht tonen om dit aan te geven.
Dit zijn BNC-aansluitingen die worden gebruikt om wordclocksignalen te verzenden/ontvangen naar/van een extern apparaat. De WORD CLOCK IN-aansluiting is intern afgesloten met 75 ohm.
H MIDI IN/OUT-aansluitingen
Deze aansluitingen worden gebruikt om MIDI-bood­schappen te verzenden naar, en te ontvangen van externe MIDI-apparaten. De MIDI IN-aansluiting ontvangt boodschappen van een extern apparaat, en de MIDI OUT­aansluiting verzendt boodschappen van de M7CL. Deze worden hoofdzakelijk gebruikt om parameterhandelingen van de M7CL of scène-/library-selecties op te nemen op een extern apparaat, of om de parameters van de M7CL via een extern apparaat te regelen
I ETHERNET-aansluiting (LAN)
Via deze aansluiting kan de M7CL op een Windows-com­puter worden aangesloten via een CAT3 (overdrachts­snelheid tot 10 Mbps) of CAT5 (overdrachtsnelheid tot 100 Mbps) ethernetkabel. Deze wordt hoofdzakelijk gebruikt om mixparameters te regelen of scènegeheugens en bibliotheken te bewerken via het speciaal daarvoor bestemde toepassingsprogramma ’M7CL Editor’.
OPMERKING
• Het stuurprogramma DME Network Driver is vereist voor verbin­ding via de ethernetaansluiting, Studio Manager is vereist voor M7CL Editor en M7CL Editor zelf kan worden gedownload van de volgende Yamaha-website:
http://www.yamahaproaudio.com/
Achterpaneel
JKN LM
J Slots 1–3
Via deze slots kunnen afzonderlijke verkochte mini­YGDAI I/O-kaarten worden geïnstalleerd om de ingangs/ uitgangspoorten uit te breiden.
K AC IN-aansluiting
Sluit het bijgeleverde netsnoer op deze aansluiting aan.
L POWER-schakelaar
Deze schakelaar zet de interne voeding aan/uit.
M DC POWER INPUT-aansluiting
U kunt hier de afzonderlijk verkochte PW800W-voeding op aansluiten als externe back-upvoeding. Als de PW800W is aangesloten, zal de M7CL zelfs voedings­spanning van de PW800W ontvangen als zijn eigen interne voeding stopt vanwege een probleem.
WAARSCHUWING
2
Panelen en regelaars
TIP
N Aardingsschroef
Gebruik deze schroef om de M7CL met een elektrische aarding te verbinden, voor een veilige werking. Het maken van een juiste aardingsverbinding zal bijgeluiden zoals brom en interferentie effectief elimineren.
M7CL Gebruikershandleiding
23
Page 24
Aan de voorkant
Aan de voorkant
1 2 3 4
1 Knop PHONES LEVEL
Past het niveau aan van het signaal dat wordt uitgevoerd via de PHONES OUT-aansluiting.
B Aansluiting PHONES OUT
(hoofdtelefoonuitgang)
Via deze hoofdtelefoonaansluiting kunt u het MONITOR OUT- of CUE-signaal afluisteren.
C Aansluiting TALKBACK
Dit is een gebalanceerde XLR-3-31-aansluiting waarop een terugspreekmicrofoon kan worden aangesloten. U kunt instellingen in het scherm maken om +48V fantoom­voeding aan deze aansluiting te leveren. Deze wordt gebruikt om instructies van de geluidstechnicus naar het gewenste uitgangskanaal te verzenden.
D Knop TALKBACK GAIN
Deze past het ingangsniveau aan van de microfoon die op de aansluiting TALKBACK is aangesloten.
M7CL Gebruikershandleiding
24
Page 25
Hoofdstuk 3
• Hierdoor kunt u eenvoudig een serie knoppen selecteren die gezamenlijk aan-/uitgeschakeld moet worden.
Speciale handelingen voor toetsen
Encoderhandelingen
Basisbediening van de M7CL
Dit hoofdstuk legt de M7CL’s gebruikersinterface en zijn basisbediening uit.
Basishandelingen op het bedieningspaneel/aanraakscherm
Deze sectie legt de basishandelingen uit die u met het bedieningspaneel en het aanraakscherm van de M7CL kunt verrichten. In het algemeen zult u de M7CL bedienen via een combinatie van de hier uitgelegde handelingen.
Op het aanraakscherm drukken
Plaats uw vingertop op een knop, draaiknop of veld in het aanraakscherm, en druk er licht op. U gebruikt deze handeling hoofdzakelijk om van scherm en pagina te wisselen, om de parameter te selecteren die moet worden geregeld en om een knop aan of uit te zetten. Afhankelijk van het type knop kan het getal toenemen of afnemen, afhankelijk van de plaats waar u drukt.
3
Basisbediening van de M7CL
Meervoudige selectie (een bereik aangeven)
Verplaats uw vinger in de richting links-rechts terwijl u op het aanraakscherm drukt, om een bereik in een regel met lettertekens aan te geven. U gebruikt dit hoofdzakelijk als u een naam aan een scène of library toewijst
Voor de kanaalselectieknoppen kunt u meerdere knoppen selecteren door uw vinger over het aanraakscherm te bewegen terwijl u blijft drukken.
.
TIP
Normaalgesproken drukt u eenmaal op een bedienings­paneeltoets, maar in sommige gevallen kunt u een speciale functie gebruiken door twee keer snel op een toets te druk­ken.
Normaalgesproken worden encoders naar links/rechts gedraaid om de waarde van de corresponderende parameter te wijzigen. Door op een encoder te drukken kunt u een bepaald scherm oproepen. Bij sommige parameters kunt u de waarde in kleinere stappen (gedetail­leerder) aanpassen door de encoder te draaien terwijl u deze ingedrukt houdt.
M7CL Gebruikershandleiding
25
Page 26
Basishandelingen op het bedieningspaneel/aanraakscherm • De schermgebruikersinterface
Handelingen met de multifuncionele encoders
Multifunctionele encoders 1–8 worden gebruikt om de knoppen te bedienen die in het aanraakscherm voor bediening zijn geselecteerd ( pag. 27). Als u drukt om een knop te selecteren die via de multi­functionele encoders kan worden geregeld, verschijnt er een dikke lijn omheen. (Normaalgesproken komt een knop van dit type overeen met de multifunctionele encoder die zich direct onder die knop bevindt, waardoor u tot acht parameters tegelijk kunt regelen.) Als er een knop is geselecteerd zal draaien aan de multifunctionele encoder, direct onder die knop, de waarde van de corresponderende parameter wijzigen. In het scherm SCENE LIST kunt u een meervoudige selectie maken door aan een multifunctionele encoder te draaien, terwijl u die indrukt.
Druk op het aan­raakscherm om de knop te selec­teren die u wilt bedienen.
De multifunctionele encoders gebrui­ken om para­meters te regelen.
De schermgebruikersinterface
Handelingen zoals mixen en aanpassen van het geluid van elk kanaal worden verricht door de schuiven, toetsen en encoders op het bedieningspaneel te gebruiken. Om echter meer gedetail­leerdere instellingen te maken, zult u de betreffende functie op moeten roepen en de parameter­waarden in het aanraakscherm moeten bewerken. De sectie hieronder legt de verscheidene gebruikersinterfacecomponenten uit die in het aanraakscherm worden getoond en hoe u ze kunt gebruiken.
Tabs Knoppen
Enkele schermen die in de display worden getoond bestaan uit meerdere pagina’s. In schermen van dit type wordt de paginanaam onder- en bovenin getoond. Het gebied van de display met de paginanaam heet een ’tab’. Tabs worden gebruikt om tussen pagina’s in hetzelfde scherm te schakelen.
Knoppen in de display worden gebruikt om bepaalde functies uit te voeren, parameters aan/uit te schakelen of om een van meerdere keuzes te selecteren. Knoppen die een aan/uit-handeling verrichten worden in kleuren aange­geven zoals wit, geel of groen als ze aanstaan, en blauw of zwart als ze uitstaan. Als u op een knop drukt met een afzonderlijk venster openen, waardoor u gedetailleerde instellingen kunt maken.
-symbool, zal er een
M7CL Gebruikershandleiding
26
Page 27
Schuiven/knoppen
Lijstvensters
•U kunt ook omhoog/omlaag schuiven via de multifunctionele encoder.
• Bij meerdere lijsten in het scherm, zijn uw handelingen van toepassen op de lijst in het gele kader. U kunt op de multi­functionele encoder drukken om uw handelingen naar de vol­gende kolom te verplaatsen.
Toetsenbordvenster
De schermgebruikersinterface
Schuiven in het scherm worden hoofdzakelijk gebruikt voor visuele bevestiging van de niveaus van de corresponderende kanalen, en zullen gelijktijdig mee bewegen als u schuiven op het bedieningspaneel bedient. De huidige waarde wordt direct onder de schuif ook op numerieke wijze aangegeven.
Knoppen in het scherm geven een visuele bevestiging van de waarde van de corresponderende parameter.
De meest knoppen zijn gekoppeld aan de bediening van de encoders in de sectie SELECTED CHANNEL of de multifunctionele encoders. De huidige waarde wordt direct onder de knop ook op numerieke wijze aangegeven. Als er eenmaal op een knop wordt gedrukt die door de multifunctionele encoders (dat wil zeggen andere knoppen dan in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW) kan worden bediend, verschijnt er een dik kader om de knop. Dit kader geeft aan dat de knop is geselecteerd voor bediening via de multifunctionele encoders.
Terwijl u de multifunctionele encoders gebruikt om een knop te bedienen, wordt de lijn die gebruikt wordt om de instelling van de knop aan te geven langer, en de lijn om de omtrek wordt dunner; hierdoor wordt duidelijk de knop aangegeven die u bedient. Er verschijnt ook een kader om de numerieke waarde.
Het volgende venstertype verschijnt als u een item in een lijst moet selecteren, zoals een lijst van gebruikerssnel­toetsen.
In de lijst is het gemarkeerde item in het midden, het item dat geselecteerd is voor gebruik. Druk op de
/
onder de
lijst om de lijst omhoog of omlaag te schuiven.
TIP
Het volgende toetsenbordvenster verschijnt als het nodig is om een naam of opmerking toe te wijzen aan een scène of library, of als er een kanaalnaam moet worden toe­gewezen. Druk op lettertekens in het venster om de gewenste lettertekens op te geven (zie pag. 30 voor de procedure).
3
Basisbediening van de M7CL
Knoppen waarbij een dubbel kader wordt getoond, geven PAN/BALANCE aan.
TIP
• Bij sommige knoppen zal opnieuw drukken als ze worden omgeven door een dik kader, een venster openen waar u aanvullende gedetailleerde instellingen kunt maken.
M7CL Gebruikershandleiding
27
Page 28
De schermgebruikersinterface • Het aanraakscherm bekijken
Pop-upvensters
Als u op een knop of veld voor een bepaalde parameter in een scherm drukt, verschijnt er een venster met gedetail­leerde parameters of lijsten. Dit venstertype wordt een ’pop-upvenster’ genoemd.
Toolknoppen
Er zijn drie typen pop-upvenster, ’1 ch’-vensters die alleen een bepaald kanaal tonen, ’8 ch’-vensters die de momenteel geselecteerd groep van acht kanalen toont, en ’ALL’-vensters die alle kanalen in een enkel scherm tonen. U kunt hiertussen schakelen via tabs.
Enkele pop-upvensters tonen verscheidene knoppen boven in het venster die ’toolknoppen’ worden genoemd. U kunt deze toolknoppen gebruiken om libraries terug te roepen of kopieer/plak-handelingen uit te voeren.
Druk op het ’X’-symbool om het pop-upvenster te sluiten en terug te keren naar het voorgaande scherm.
Dialoogvensters
Er verschijnt een dialoogvenster zoals het volgende, als het nodig is om de handeling die u net hebt uitgevoerd te bevestigen.
Druk op de knop OK om de handeling uit te voeren. De handeling wordt geannuleerd als u op de knop CANCEL drukt.
Het aanraakscherm bekijken
Het aanraakscherm van de M7CL toont de volgende informatie en is grofweg in twee gebieden verdeeld
1 2
4
3
5
6
7 8
9
J
.
Hoofdgebied
Functieoproepgebied
1 Geselecteerde kanaal
Dit toont het nummer, de naam en het pictogram van het kanaal dat momenteel is geselecteerd voor bediening. (Zie voor details over een naam toewijzen pag. 30, over een pictogram selecteren pag. 53.) U kunt ook op dit veld drukken om van kanalen te wisselen. Op de linkerhelft drukken zal het voorgaande kanaal selecteren en op de rechterhelft het volgende kanaal.
M7CL Gebruikershandleiding
28
K
Functieoproepgebied
B Tijd
Dit geeft de huidige tijd aan. (Zie voor details over hoe u de tijd in kunt stellen pag. 213.)
C Gebruikersnaam
Dit geeft de naam aan van de gebruiker die momenteel is ingelogd (d.w.z. geautoriseerd is en in staat is het systeem te bedienen).
Page 29
Als de oscillator of het terugspreken is ingeschakeld toont
Hoofdgebied
• Als het scherm METER in het METER-gebied wordt getoond, verschijnt het scherm OVERVIEW zelfs niet als u op een toets in de sectie NAVIGATION KEYS drukt. Druk nogmaals op een multifunctionele encoder of het gemarkeerde METER-veld om terug te keren naar het scherm OVERVIEW.
dit gebied respectievelijk ’OSC’ of ’TB’. Als cue-monitor aanstaat, wordt het signaaltype dat via cue gemonitord wordt (IN/OUT/DCA/KEY IN/EFFECT) aangegeven. De indicatie ’ACCESS’ wordt aangegeven terwijl er een USB-opslagapparaat, dat aangesloten is op de USB­aansluiting, wordt uitgelezen of beschreven.
OPMERKING
•Verbreek de USB-verbinding niet terwijl de indicatie ’ACCESS’ hier wordt getoond. Dit wel doen kan de gegevens op het USB­opslagapparaat beschadigen.
D Help
Deze knop wordt gebruikt om de online-help in het hoofd­gebied te tonen. De huidige software van september 2005 ondersteunt dit echter niet.
E SENDS ON FADER
Druk op deze knop om naar de modus SENDS ON FADER te schakelen, waar u de schuiven van het bedieningspaneel kunt gebruiken om het MIX-zendniveau aan te passen (
pag. 64). Gedurende deze tijd wijzigt het functieoproep­gebied van het aanraakscherm naar een scherm waarin u de zendbestemmings-MIX-bus kunt selecteren.
F CH JOB (kanaaltaak)
Druk op deze knop om naar de modus CH JOB te schakelen, waar u instellingen kunt maken voor kanaalgroeperen en
-linken ( pag. 113). Gedurende deze tijd wijzigt het functieoproepgebied van het aanraakscherm naar een scherm waarin u de functie kunt selecteren die u wilt bedienen.
G RACK
Als u op deze knop drukt verschijnt het scherm VIRTUAL RACK in het hoofdgebied, waardoor u de GEQ- of effect­instellingen kunt bewerken (
pag. 158).
H MONITOR
Als u op deze knop drukt verschijnt het scherm MONITOR in het hoofdgebied, waardoor u de monitor- of oscillatorinstellingen kunt bewerken ( pag. 142).
I METERS
Dit zijn niveaumeters die het niveau aangeven van de STEREO-bus (L/R), MONO-bus (M) en het cue-signaal (CUE). Als u in dit veld drukt verschijnt het METER-scherm in het hoofdgebied waardoor de meters en schuif-status voor alle kanalen in een keer worden getoond (
pag. 153).
J SETUP
Als u op deze knop drukt verschijnt het scherm SYSTEM in het hoofdgebied, waardoor u de basis- en specifieke gebruikersinstellingen kunt maken (
pag. 207).
K SCENE
Dit geeft het nummer en de naam aan van de scène die het laatst is opgeslagen of teruggeroepen. Er wordt een slot­pictogram getoond bij alleen-lezenscènes. Als u de para­meters van hun laatste opgeslagen of terugroepen status bewerkt, verschijnt het symbool rechtsonder. Als u op dit veld drukt verschijnt het scherm SCENE LIST in het hoofdgebied, waardoor u scènes kunt opslaan of terugroepen (
pag. 125).
Het aanraakscherm bekijken
De inhoud van het hoofdgebied wijzigt afhankelijk van de momenteel geselecteerde functie. Bij mixhandelingen zijn meestal de volgende twee typen schermen betrokken.
Scherm SELECTED CHANNEL VIEW
Dit scherm toont alle mixparameters van het momenteel geselecteerde kanaal. Klik op een van de encoders in de sectie SELECTED CHANNEL om toegang te krijgen tot dit scherm.
Scherm OVERVIEW
Dit scherm toont tegelijkertijd de belangrijkste parameters van de (tot) acht kanalen die momenteel aan de sectie Centralogic zijn toegewezen. Druk op een van de toetsen in de sectie NAVIGATION KEYS of op een van de multifunctionele encoders, om dit scherm op te roepen,
TIP
3
Basisbediening van de M7CL
Als u op een van de knoppen 7 t/m K drukt, om het corresponderende scherm op te roepen, wordt de knop gemarkeerd. In deze status zal nogmaals op de knop druk­ken het laatst opgeroepen SELECTED CHANNEL VIEW-scherm of OVERVIEW-scherm terugroepen.
M7CL Gebruikershandleiding
29
Page 30
Namen opgeven
Namen opgeven
Op de M7CL kunt u een naam toewijzen aan elk ingangskanaal, uitgangskanaal en elke DCA­groep, en aan scène- en library-gegevens bij het opslaan. Om een naam toe te wijzen gebruikt u het toetsenbordvenster dat in het scherm wordt getoond.
Roep het scherm op voor het toewijzen van
1
een naam.
De afbeelding hieronder is een voorbeeld van het venster SCENE STORE, dat wordt gebruikt om een scènenaam of opmerking op te geven.
cursor
Het vak dat de lettertekens toont die u hebt opgegeven, geeft een verticale lijn aan die de ’cursor’ wordt genoemd en die de huidige positie aangeeft.
Knop DEL
Wist het letterteken rechts van de cursor (of de reeks lettertekens die in het tekstveld geselecteerd zijn).
Knop BS
Wist het letterteken links van de cursor (of de reeks lettertekens die in het tekstveld geselecteerd zijn).
Knop TAB
Deze knop roept het volgende te selecteren item op. In het venster SCENE STORE kunt u deze knop bij­voorbeeld gebruiken om te schakelen tussen de twee invoervakken, en in het venster PATCH/NAME kunt u deze gebruiken om van kanaal te wisselen.
Knop SHIFT LOCK
Schakelt tussen hoofdletters en kleine letters. U kunt hoofdletters en symbolen opgeven als deze knop aanstaat, en kleine letters en nummers als deze knop uitstaat.
Knop ENTER
Legt de naam vast die u hebt opgegeven. Deze heeft in het venster SCENE STORE hetzelfde effect als op de knop STORE drukken.
Druk op de knop STORE of ENTER als u de
4
naam hebt opgegeven.
De naam die u hebt opgegeven wordt toegepast.
Gebruik het toetsenbordvenster in het
2
aanraakscherm om de gewenste letter­tekens op te geven.
Als u op een letterteken in het toetsenbordvenster drukt, wordt het corresponderende letterteken ingevoerd in het vak en de cursor gaat naar rechts.
Geef de daaropvolgende lettertekens op
3
dezelfde manier op.
Bij het opgeven van lettertekens kunt u de volgende knoppen in het toetsenbordvenster gebruiken.
Knop COPY
Kopieert de reeks lettertekens die in het tekstvak zijn geselecteerd (gemarkeerd).
Knop CUT
Wist en kopieert de reeks lettertekens die in het tekstvak zijn geselecteerd (gemarkeerd).
Knop PASTE
Vo e gt de reeks lettertekens toe op de cursorpositie die zijn gekopieerd via COPY of CUT (of over­schrijft de momenteel geselecteerde reeks letter­tekens).
Knop CLEAR
Wist alle lettertekens die in het tekstinvoerveld zijn ingevoerd.
Knop INS
Vo e gt een spatie toe op de cursorpositie.
TIP
• Deze basisprocedure geldt ook voor schermen waarin u namen voor kanalen of andere library-items kunt opgeven. Als u een naam opgeeft voor een kanaal, wordt uw invoer onmiddellijk weergegeven, zonder dat u op de knop ENTER hoeft te drukken.
• Door op een tekstinvoerveld te drukken kunt u de invoer­positie verplaatsen naar de plaats waar u drukte. Als u een reeks lettertekens selecteert die u in een vak hebt opgegeven en vervolgens een nieuw letterteken opgeeft, overschrijft het nieuw opgegeven letterteken de geselecteerde reeks.
M7CL Gebruikershandleiding
30
Page 31
De toolknoppen gebruiken
Libraries gebruiken
De toolknoppen gebruiken
In sommige pop-upvensters bevat de titelbalk boven in het venster toolknoppen voor extra func­ties. U kunt deze knoppen gebruiken om gerelateerde libraries op te roepen of om parameters van één kanaal naar een ander kanaal te kopiëren. Deze sectie legt uit hoe u de toolknoppen kunt gebruiken.
Over de toolknoppen
In de pop-upvensters ATT/HPF/EQ, DYNAMICS 1/2, GEQ en EFFECT worden de volgende toolknoppen getoond.
1 2 3 4 5
1 Knop LIBRARY
Deze knop opent de library (bibliotheek) die te maken heeft met het huidige pop-upvenster (EQ-, dynamiek­processor, GEQ- of effectlibrary).
B Knop DEFAULT
Deze knop zet het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/ dynamiekprocessor) of rek (effect) terug naar zijn standaardinstellingen.
C Knop COPY
Deze knop kopieert de instellingen van het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/dynamiekprocessor) of rek (GEQ/effect). De gekopieerde inhoud wordt in een buffer­geheugen (een tijdelijk geheugengebied) vastgehouden.
D Knop PASTE
Deze knop plakt de instellingen van het buffergeheugen in het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/dynamiek­processor) of rek (GEQ/effect).
E Knop COMPARE
Deze knop verwisselt en vergelijkt de instellingen in het buffergeheugen met de instellingen van het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/dynamiekprocessor) of rek (GEQ/effect).
Deze sectie legt de basisbediening van libraries (biblio­theken) uit. Via libraries kunt u instellingen opslaan of terugroepen van het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/ dynamiekprocessors) of rek (GEQ/effect).
De volgende libraries zijn voorhanden.
• Ingangs-EQ-library
• Uitgangs-EQ-library
• Dynamiekprocessorlibrary
• GEQ-library
• Effect-library
De bediening is in principe voor elke library gelijk.
De instellingen van een library terug­roepen
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Voer de volgende handelingen uit om elk van de pop­upvenster op te roepen.
[Pop-upvenster ATT/HPF/EQ] [Pop-upvenster DYNAMICS 1/2]
Druk op het betreffende veld voor EQ of DYNAMICS 1/2 in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW of OVERVIEW.
2
1
3
Basisbediening van de M7CL
Bij enkele vensters worden ook de volgende toolknoppen getoond.
• SET ALL .........Stelt alle parameters in het venster in.
• CLEAR ALL....Wist alle parameters in het venster.
• ALL PRE.........Geeft PRE als de positie waarvandaan
• ALL POST ......Geeft POST als de positie waarvan-
alle signalen naar de aangegeven bus worden verzonden.
daan alle signalen naar de aangegeven bus worden verzonden.
1 Veld EQ-curve B Veld Dynamics 1/2
M7CL Gebruikershandleiding
31
Page 32
De toolknoppen gebruiken
1 Veld EQ-curve
Veld Dynamics 1/2
B
[Pop-upvenster GEQ/EFFECT]
Druk op een rek waarin al een GEQ/effect is geplaatst, in het venster VIRTUAL RACK dat verschijnt als u op de knop RACK drukt in de functieoproepgebied.
1 2
Selecteer het kanaal (EQ/dynamiek-
2
processor) of rek (GEQ/effect) waarvoor u instellingen wilt terugroepen.
De methode voor het selecteren van een kanaal of rek is afhankelijk van het type pop-upvenster dat wordt weergegeven.
[Pop-upvenster ATT/HPF/EQ (1 ch)] [Pop-upvenster DYNAMICS 1/2 (1 ch)]
Gebruik de paneeltoetsen [SEL] of de kanaalselectie­knop in het functieoproepgebied om een kanaal te selecteren.
Kanaalselectieknop
1 Knop RACK B
Rekken
1
[Pop-upvenster ATT/HPF/EQ (8 ch/ALL)] [Pop-upvenster DYNAMICS 1/2 (8 ch/ALL)]
Naast het gebruik van de [SEL]-paneeltoetsen of de kanaalselectieknop in het functieoproepgebied kunt u ook een kanaal selecteren door op een kanaalnummer­/kanaalnaamknop in het pop-upvenster te drukken.
2
Kanaalnummer-/kanaalnaamknoppen
M7CL Gebruikershandleiding
32
Page 33
De toolknoppen gebruiken
• De rechterkant van de lijst toont de informatie (zoals het gebruikte dynamiekprocessortype of effecttype) over de corresponderende gegevens. De dynamiekprocessorlibrary toont ook symbolen om aan te geven of de gegevens kunnen worden terugroepen in Dynamics 1 en/of Dynamics 2.
Als u de kanaalnummer-/kanaalnaamknoppen in de het pop-upvenster 8 ch/ALL gebruikt, kunt u meerdere kanalen selecteren door een reeks te selecteren. In dit geval worden dezelfde library-gegevens teruggeroepen voor alle geselecteerde kanalen.
Geselecteerde reeks
[Pop-upvenster GEQ/EFFECT]
Gebruik de rekselectietabs onder in het pop-upvenster om een rek te selecteren.
Rekselectietabs
OPMERKING
•U kunt geen rek of tab van een rek selecteren waarin geen GEQ of effect is geplaatst.
Druk op de toolknop LIBRARY om het
3
corresponderende library-venster op te roepen.
Het library-venster bevat de volgende items.
1 Lijst
Deze toont de gegevens die in de library zijn opgeslagen. Een gemarkeerde regel geeft aan dat deze is geselecteerd voor gebruik. Alleen-lezen gegevens worden aangeduid met een R-symbool.
TIP
B Knop RECALL
Dit roept de in de lijst geselecteerde gegevens terug naar het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/ dynamiekprocessor) of rek (GEQ/effect).
Door aan een van de multifunctionele
4
encoders te draaien, verplaatst u de gemarkeerde regel in de lijst om het library­item te selecteren dat u terug wilt roepen.
Afhankelijk van de gegevens die u hebt geselecteerd om terug te roepen, kan het zijn dat het niet mogelijk is deze naar het momenteel geselecteerde kanaal of rek terug te roepen. Elke library heeft de volgende beperkingen.
Dynamiekprocessorlibrary
De dynamiekprocessorlibrary bevat drie typen gege­vens; Dynamics 1 en Dynamics 2 voor ingangs­kanalen, en Dynamics 1 voor uitgangskanalen. U kunt de gegevens niet terugroepen als er een ver­keerd type dynamiekprocessorgegevens is geselecteerd in de library.
GEQ-library
De GEQ-library bevat twee typen gegevens; 31 Band GEQ of Flex15GEQ. U kunt de gegevens niet terugroepen als het in de library geselecteerde type afwijkt van het type van de bestemmings-GEQ voor terugroepen.
Effectlibrary
Effectlibraryitems die gebruik maken van de effect­typen ’HQ.5 Pitch’ en ’Freeze’ kunnen alleen wor­den terugroepen naar rek 5 of 7. Ze kunnen niet worden terugroepen als er een ander rek is geselecteerd.
Als u een librarynummer selecteert dat kan niet wor­den terugroepen, is het niet mogelijk om op de knop RECALL te drukken.
3
Basisbediening van de M7CL
1
2
M7CL Gebruikershandleiding
33
Page 34
De toolknoppen gebruiken
Druk op de knop RECALL.
5
TIP
•U kunt instellingen maken zodat een dialoogvenster u om bevestiging zal vragen voor de terugroephandeling. Raadpleeg pag. 198 voor details over deze instelling.
De geselecteerde gegevens worden onmid-
6
dellijk naar het kanaal (EQ/dynamiek­processor) of rek (GEQ/effect) geladen dat u in stap 2 hebt geselecteerd.
Instellingen in een library opslaan
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Selecteer het kanaal (EQ/dynamiek-
2
processor) of rek (GEQ/effect) waarvan u de instellingen wilt opslaan.
Draai aan een van de multifunctionele
4
encoders om het librarynummer van de opslagbestemming te selecteren.
OPMERKING
•U kunt niet opslaan naar een librarynummer dat alleen-lezen gegevens bevat (aangegeven door een R-symbool).
Druk op de knop STORE als u de
5
opslagbestemming hebt geselecteerd.
Het pop-upvenster LIBRARY STORE verschijnt, waardoor u een naam aan de instellingen kunt toe­wijzen. Raadpleeg "Namen opgeven"(→ pag. 30) voor details over het opgeven van tekst.
OPMERKING
•U kunt slechts één kanaal of rek selecteren als bron voor opslaan. Als er meerdere kanalen in het pop-upvenster dynamiekprocessor/EQ (8 ch of ALL) zijn geselecteerd, kunt u de opslaghandeling niet uitvoeren.
Druk in het bovenste gedeelte van het pop-
3
upvenster op de knop LIBRARY om de library op te roepen.
1
1 Knop STORE
De instellingen van het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/dynamiekprocessor) of rek (GEQ/effect) worden opgeslagen naar de positie die in de lijst is geselecteerd.
Druk op de knop STORE in het pop-up-
6
venster LIBRARY STORE als u een naam aan de instellingen hebt toegewezen.
Er verschijnt een dialoogvenster dat u om een bevestiging van de opslaghandeling vraagt.
Druk op de knop OK om de opslag-
7
handeling uit te voeren.
De huidige instellingen worden opgeslagen op het librarynummer dat u in stap 4 hebt geselecteerd. Druk op de knop CANCEL in plaats van op de knop OK, als u besluit de opslaghandeling te annuleren.
TIP
• Ook nadat u de instellingen hebt opgeslagen, kunt u de naam van de instellingen bewerken door op de gegevensnaam te drukken om het pop-upvenster LIBRARY TITLE EDIT op te roepen. De naam van een alleen-lezen libraryitem (aangege­ven door een R symbool) kunt u echter niet bewerken.
OPMERKING
• Let op dat als u instellingen opslaat op een plaats die al gege­vens bevat, de bestaande gegevens worden overschreven. (Alleen-lezen gegevens kunnen niet worden overschreven.)
M7CL Gebruikershandleiding
34
Page 35
Instellingen van een library wissen
Instellingen initialiseren
• In het geval van EQ/dynamiekprocessor kunt u de kanaal­nummer-/kanaalnaamknoppen in het pop-upvenster 8 ch/ALL gebruiken om een reeks kanalen te selecteren en ze in een enkele handeling initialiseren.
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Druk in het bovenste gedeelte van het pop-
2
upvenster op de knop LIBRARY om de library op te roepen.
De toolknoppen gebruiken
Zo kunt u de instellingen van de EQ/dynamiekprocessor van het momenteel geselecteerde kanaal of de effect­instellingen van een rek terugzetten naar hun standaard­instellingen. Een GEQ kan worden geïnitialiseerd via de knop FLAT in het scherm.
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Selecteer het kanaal (EQ/dynamiek-
2
processor) of rek (GEQ/effect) waarvan u de instellingen wilt initialiseren.
Druk op de knop DEFAULT.
3
Er verschijnt een dialoogvenster dat u om een bevestiging van de initialisatiehandeling vraagt.
3
1
1 Knop CLEAR
Dit wist de instellingen die in de lijst zijn geselecteerd.
Draai aan een van de multifunctionele
3
encoders om het libraryitem te selecteren dat u wilt wissen.
TIP
•U kunt geen alleen-lezen gegevens (aangegeven door een R symbool) wissen.
Druk op de knop CLEAR.
4
Er verschijnt een dialoogvenster dat u om een bevestiging van de wishandeling vraagt.
Druk op de knop OK om de wishandeling
5
uit te voeren.
De in stap 3 geselecteerde gegevens worden gewist. Druk op de knop CANCEL in plaats van op de knop OK, als u besluit de wishandeling te annuleren.
Druk op de knop OK om het initialiseren uit
4
te voeren.
De EQ/dynamiekprocessor van het kanaal of de effectinstellingen van het rek die u in stap 2 hebt geselecteerd worden geïnitialiseerd. Druk op de knop CANCEL in plaats van op de knop OK, als u besluit het initialiseren te annuleren.
TIP
Basisbediening van de M7CL
M7CL Gebruikershandleiding
35
Page 36
De toolknoppen gebruiken
Instellingen kopiëren/plakken
Zo kunt u de instellingen van de EQ/dynamiekprocessor van het momenteel geselecteerde kanaal of de GEQ-/ effectinstellingen van een rek naar een buffergeheugen kopiëren en naar een ander kanaal of rek plakken.
Kopieer/plakhandelingen zijn beperkt tot de volgende combinaties:
• tussen EQ-instellingen van ingangskanalen
• tussen EQ-instellingen van uitgangskanalen
• tussen dynamiekprocessors waarvoor hetzelfde type (GATE, DUCKING, COMPRESSOR, EXPANDER, COMPANDER-H, COMPANDER-S, of DE­ESSER) is geselecteerd
• tussen in een rek geplaatste effecten
TIP
• Alleen 31 Band GEQ-instellingen die minder dan vijftien banden gebruiken, kunnen naar een Flex15GEQ worden gekopieerd.
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Selecteer het kanaal (EQ/dynamiek-
2
processor) of rek (GEQ/effect) waarvan u de instellingen wilt kopiëren.
Druk op de knop COPY.
3
De huidige instellingen worden opgeslagen in het buffergeheugen.
OPMERKING
• Let op dat als u andere instellingen kopieert voordat u plakt, het buffergeheugen wordt overschreven.
•U kunt slechts één kanaal of rek selecteren als bron voor kopiëren. Als er meerdere kanalen in het pop-upvenster 8 ch of ALL zijn geselecteerd, kunt u niet op de knop COPY drukken.
Twee instellingen vergelijken
U kunt de knop COMPARE gebruiken om de instellingen in het buffergeheugen om te wisselen met de instellingen van het momenteel geselecteerde kanaal (EQ/dynamiek­processor) of rek (GEQ/effect). Dit is handig als u op een bepaald moment de instellingen tijdelijk wilt bewaren en ze later wilt vergelijken met de daarna bewerkte instellin­gen.
Open een pop-upvenster met toolknoppen.
1
Selecteer een kanaal (EQ/dynamiek-
2
processor) of rek (GEQ/effect).
Druk op de knop COPY om de huidige
3
instellingen in het buffergeheugen te plaatsen.
Dit wordt de eerste set instellingen.
OPMERKING
• Let op dat als u andere instellingen kopieert voordat u vergelijkt, het buffergeheugen wordt overschreven.
Bewerk de instellingen van het momenteel
4
geselecteerde kanaal (EQ/dynamiek­processor) of rek (GEQ/effect).
Dit wordt de tweede set instellingen.
TIP
• Nadat u de eerste set instellingen in het buffergeheugen hebt opgeslagen, kunt u het kanaal of rek initialiseren en de tweede set instellingen desgewenst vanaf de geïnitialiseerde toestand bewerken.
Selecteer het bestemmingskanaal of -rek
4
voor plakken.
TIP
• Als u EQ-/dynamiekprocessor-instellingen plakt, kunt u het pop-upvenster 8 ch of ALL gebruiken om meerdere kanalen als plakbestemming te selecteren. In dit geval wordt dezelfde inhoud naar alle geselecteerde kanalen geplakt.
Druk op de knop PASTE.
5
De instellingen van het kanaal (EQ/dynamiek­processor) of rek (GEQ/effect) die u in stap 2 hebt geselecteerd worden geplakt.
OPMERKING
• Let op dat als u plakt, de instellingen de plakbestemming overschrijven.
• Als er niets in het buffergeheugen is opgeslagen kan de knop PASTE niet worden ingedrukt.
• Bij de twee typen GEQ zal het gebruik van de toolknoppen in een rek waarin een Flex15GEQ is geselecteerd er voor zor­gen dat de instellingen afzonderlijk worden gekopieerd/ geplakt.
• Effectinstellingen met het effecttype ’HQ.5 Pitch’ of ’Freeze’ kunnen niet naar 6 of 8 worden geplakt.
M7CL Gebruikershandleiding
36
Page 37
Druk op de knop COMPARE om de eerste
5
set instellingen te vergelijken met de hui­dige instellingen (de tweede set).
U keert terug naar de eerste set instellingen. Op dit moment wordt de tweede set instellingen in het buffergeheugen vastgehouden.
De toolknoppen gebruiken
De eerste set
Bewerk de instellingen
(De tweede set)
De eerste set
COPY
3
De eerste set
Buffergeheugen
Basisbediening van de M7CL
De eerste set
Buffergeheugen
COMPARE
De tweede set
Buffergeheugen
U kunt herhaaldelijk op knop COMPARE
6
drukken om de eerste en tweede set instel­lingen te vergelijken.
Elke keer als u op de knop COMPARE drukt, worden de huidige instellingen uitgewisseld met de instellin­gen in het buffergeheugen.
In tegenstelling tot bij de plakhandeling kunt u bij de vergelijkhandeling terugkeren naar de vorige instellin­gen, zolang het buffergeheugen niet is overschreven.
TIP
• De instellingen in het buffergeheugen kunnen ook worden gebruikt voor de plakhandeling.
OPMERKING
• Bij de twee typen GEQ zal het gebruik van de toolknoppen in een rek waarin een Flex15GEQ is geselecteerd, ervoor zor­gen dat de instellingen afzonderlijk worden omgewisseld met die in het buffergeheugen.
M7CL Gebruikershandleiding
37
Page 38
M7CL Gebruikershandleiding
38
Page 39
Hoofdstuk 4
REC
SONG SCENE
MUSIC
PRODUCTION
SYNTHESIZER
Integrated
Sampling
Sequencer
Real-timeExternalControl
Surface
Modular
SynthesisPlug-in
System
Aansluitingen en configuratie
Dit hoofdstuk legt uit hoe u audio-ingangs- en -uitgangsaansluitingen kunt maken en hoe u de configuratie uit kunt voeren die vereist is voor het eerste keer opstarten van de M7CL.
Aansluitingen
Analoge ingangsaansluitingen
4
Aansluitingen en configuratie
INPUT-aansluitingen 1–32 {1–48} worden hoofdzakelijk gebruikt om microfoons en monolijnniveau-apparaten aan te slui­ten. ST IN-aansluitingen 1–4 (L/R) worden hoofdzakelijk gebruikt om stereo-lijnniveau-apparaten aan te sluiten.
OPMERKING
• Bij de standaardstatus zijn de ST IN-aansluitingen niet gepatcht. (Rekken 5–8 zijn toegewezen aan de ST
IN-kanalen.) Om de hierop aangesloten signalen als invoer te gebruiken zult u patchinstellingen moeten maken.
M7CL Gebruikershandleiding
39
Page 40
Aansluitingen
Analoge uitgangsaansluitingen
PW800W-voeding
Monitorluidsprekers (foldback)
Netsnoer
Monitorluidsprekers
Hoofdluidsprekers
U kunt de uitgangssignalen van uitgangskanalen (MIX, MATRIX, STEREO (L/R), MONO (C)), monitorsignalen (MONITOR OUT L/R/C-kanaal) en de directe uitgangssignalen van INPUT-kanalen 1–32 {1–48} naar de OMNI OUT-aansluitingen 1-16 patchen.
Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende kanalen naar de aangegeven uitgangspoorten gepatcht. (U kunt deze patchinstellingen desgewenst wijzigen.)
OMNI OUT-aansluitingen 1–12 MIX-kanalen 1–12
OMNI OUT-aansluitingen 13/14 MATRIX-kanalen 1/2
OMNI OUT-aansluitingen 15/16 STEREO-kanaal (L/R)
Aan de voorkant van de M7CL bevindt zich de aansluiting PHONES OUT voor monitoring en via deze aansluiting kunt u altijd het signaal beluisteren dat als monitoringbron is geselecteerd (pag. 141). Door de MONITOR OUT L/R/C-kanalen toe te wijzen aan de gewenst uitgangsaansluitingen, kunt u ditzelfde signaal ook via externe luidsprekers monitoren ( pag. 142).
TIP
• Als u het netsnoer op de aansluiting AC IN aansluit en ook de afzonderlijke verkrijgbare PW800W-voeding aansluit, wordt de voeding zelfs nog door de PW800W geleverd als de interne voeding stopt vanwege een probleem.
M7CL Gebruikershandleiding
40
Page 41
Digitale ingangs-/uitgangsaansluitingen
Cd-recorder
Hoofdluidsprekers
Luidsprekerprocessor (bijv. Yamaha DME64N)
Digitale I/O­kaart
Aansluitingen
4
Gebruik de aansluiting 2TR OUT DIGITAL om de interne signalen van de M7CL naar een extern digitaal audioapparaat te verzenden. Bij de standaardstatus van de M7CL is het uitgangssignaal van het STEREO-kanaal naar de aansluiting 2TR OUT DIGITAL gepatcht en kan deze worden gebruikt om de hoofdmix op te nemen op een cd-recorder of ander apparaat. Door afzonderlijk verkochte mini-YGDAI I/O-kaarten in slots 1–3 te installeren, kunt u ingangs-/uitgangsaansluitingen aan de M7CL toevoegen of een HDR (harddiskrecorder) of luidsprekerprocessorunits aansluiten.
Raadpleeg de appendix ( pag. 267) voor de typen I/O-kaarten die kunnen worden gebruikt. Raadpleeg de website Yamaha professional audio voor de meest recente informatie over I/O-kaarten.
http://www.yamahaproaudio.com/
OPMERKING
• Om digitale audiosignalen via de 2TR OUT DIGITAL-aansluiting of slots 1–3 te verzenden en ontvangen, moet de wordclock van beide apparaten worden gesynchroniseerd (
pag. 208).
Aansluitingen en configuratie
M7CL Gebruikershandleiding
41
Page 42
Aansluitingen
Optiekaart installeren
Controleer de Yamaha-website om te bepalen welke kaart compatibel is met de M7CL en om het totaal aantal kaarten te controleren van Yamaha of derden dat in combinatie met die kaart kan worden geïnstalleerd.
Yamaha-website: http://www.yamahaproaudio.com/
Ga als volgt te werk om een optionele mini-YGDAI-kaart te installeren.
Zorg ervoor dat het apparaat is uitgezet.
1
Schroef de schroeven los die de slot-
2
afdekking op zijn plaats houden en verwijder de slotafdekking.
Bewaar de slotafdekking op een veilige plaats.
Slotafdekking
Breng de randen van de kaart op één lijn
3
met de geleiderails in het slot en plaats de kaart in het slot.
Schuif de kaart helemaal in het slot zodat de connector aan het eind van de kaart goed op de connector in het slot wordt geplaatst.
Gebruik de bij de kaart geleverde schroe-
4
ven om de kaart op zijn plaats vast te zet­ten.
Er kan storing en onjuiste werking optreden als de kaart niet goed wordt vastgeschroefd.
WAARSCHUWING
•U moet de aan/uit-schakelaar van de M7CL en de PC800W­voeding uitzetten voordat u een afzonderlijk verkochte mini­YGDAI I/O-kaart op de M7CL aansluit. Dit niet doen zal defecten of een elektrische schok veroor­zaken.
M7CL Gebruikershandleiding
42
Kaart
Page 43
De M7CL configureren voor gebruik
Wordclockverbindingen en
-instellingen
Digitaal audiosignaal
+
Wordclockgegevens
SLOT 1–3
HDR of ander digitaal audio­apparaat (wordclockmaster)
M7CL (wordclockslave)
Wordclockgegevens
SLOT 1–3
Digitale multitrackrecorder of ander digitaal audio­apparaat (wordclockmaster)
M7CL (wordclockslave)
Digitaal audiosignaal
Aansluiting WORD CLOCK IN
• De onderstaande procedure hoeft niet gevolgd te worden als u de M7CL als de wordclockmaster gebruikt of als de M7CL niet digitaal op een extern apparaat is aangesloten.
De M7CL configureren voor gebruik
Deze sectie legt de configuratie uit die vereist is voor het eerste keer opstarten van de M7CL. We bespreken ook de basishandelingen voor het via de STEREO-bus uitsturen van een ingangs­signaal zodat u de aansluitingen kunt controleren.
Terugzetten van de huidige scène naar de standaardinstellingen
Zet de M7CL aan en roep (laad) de scène op met de standaardinstelling (scènenummer 000).
OPMERKING
• In de hier beschreven procedure wordt u gevraagd deze scène met standaardinstellingen op te roepen, zodat de vol­gende stappen in dit hoofdstuk op de juiste manier kunnen worden uitgevoerd. Bij de feitelijke bediening is het niet nodig om elke keer de scène met de standaardinstellingen op te roepen.
Zet de M7CL aan.
1
Als u de M7CL aanzet moet u eerst de M7CL aanzetten en vervolgens de versterker en het monitorsysteem. (Houd bij het uitzetten de omgekeerde volgorde aan.)
TIP
• Als er een PW800W-voeding is aangesloten op de M7CL zal de M7CL aangaan, ongeacht of u nu eerst de POWER­schakelaar van de M7CL of van de PW800W aanzet.
Gebruik de SCENE MEMORY-toetsen []/
2
[] op het bedieningspaneel om scène­nummer ’000’ in het veld SCENE in het functieoproepgebied van de display te laten verschijnen.
’Wordclock’ verwijst naar de wordclockgegevens die de basis leveren voor de timing voor digitale audiosignaal­bewerking. Als u externe apparatuur zoals een DAW-systeem of HDR (harddiskrecorder) aansluit op een digitale I/O-kaart die in slot 1–3 is geïnstalleerd, moet deze apparatuur met dezelfde wordclock worden gesynchroniseerd als de M7CL, om ervoor te zorgen dat de digitale audiosignalen kunnen worden overgedragen tussen de M7CL en de externe apparatuur. Stel hiervoor één apparaat in als wordclockmaster (verzendende apparaat) en de andere apparaten als de slaves (ontvangende apparaten), zodat de slaves synchroniseren met de wordclockmaster. Er zijn twee manieren waarop de M7CL als wordclock­slave kan werken die is gesynchroniseerd met een extern aangeleverde wordclock; de M7CL kan de wordclock­gegevens gebruiken die onderdeel zijn van de digitale audiosignalen die binnenkomen via een digitale I/O-kaart, of het kan een afzonderlijk wordclocksignaal gebruiken dat wordt aangeleverd via de aansluiting WORD CLOCK IN op het achterpaneel.
4
Aansluitingen en configuratie
1 SCENE MEMORY-toetsen []/[] B SCENE MEMORY-toets [RECALL]
Veld SCENE
Druk op de SCENE MEMORY-toets
3
[RECALL] op het bedieningspaneel.
Scènenummer ’000’ wordt geladen en de mixpara­meters worden teruggezet naar de standaardstatus.
TIP
•Merk op dat als scènenummer ’000’ is geladen, de ingangs­patch-, uitgangspatch-, interne effect- en HA-instellingen (voorversterker) ook zullen terugkeren naar hun standaard­status. (De selectie van de wordclockmaster wordt echter niet beïnvloed.)
1
2
In beide gevallen moet u de volgende procedure gebruiken om aan te geven welke wordclockbron de M7CL gebruikt.
TIP
M7CL Gebruikershandleiding
43
Page 44
De M7CL configureren voor gebruik
Druk op de knop SETUP in het functie-
1
oproepgebied om het scherm SETUP op te roepen.
In het scherm SETUP kunt u instellingen maken die op de hele M7CL van toepassing zijn.
1 2
1 Veld SYSTEM SETUP B Knop WORDCLOCK/SLOT SETUP
Druk op de knop
2
SETUP in het venster, om het pop-upvenster WORD CLOCK/SLOT SETUP te openen.
in het veld SYSTEM SETUP midden
1
WORDCLOCK/SLOT
Selecteer de wordclockbron in het veld
3
WORD CLOCK SELECT.
Gebruik de knoppen in het veld WORD CLOCK SELECT om de wordclockbron te selecteren die u als wordclockmaster wilt gebruiken.
Bij gebruik van de wordclockgegevens van een digitaal audiosignaal als wordclockbron
Druk op een geldige tweekanaalsknop voor het corresponderende slot.
Bij gebruik van de wordclockgegevens van de aansluiting WORD CLOCK IN als wordclockbron
Druk op de knop WORD CLOCK IN.
Als de M7CL goed werkt met de nieuwe wordclock, wordt het symbool direct boven de corresponderende knop lichtblauw.
TIP
• De wordclockgegevens van het digitale audiosignaal, dat aangeleverd wordt via een digitale I/O-kaart in slots 1–3, kun­nen worden geselecteerd in eenheden van twee kanalen.
• Raadpleeg "Wordclock- en slotinstellingen" (→ pag. 208) voor details over wordclock.
Druk op het symbool ’×’ rechts bovenin om
4
het pop-upvenster WORD CLOCK/SLOT SETUP te sluiten.
U keert terug naar het scherm SETUP.
Druk op de knop SETUP in het
5
functieoproep-gebied om het scherm SETUP te sluiten.
1 Veld WORD CLOCK SELECT
OPMERKING
• Als u van wordclockbron wisselt kunnen er ongewenste bijgeluiden optreden ten gevolge van het verloren gaan van de synchronisatie. Zorg ervoor dat u het volume van uw versterkers en monitorsysteem lager zet voordat u verdergaat met de volgende procedure.
Versterkingsinstellingen maken voor de HA (voorversterker)
Zo past u versterking van de HA (voorversterker) aan voor elk ingangskanaal waarop een microfoon of instrument is aangesloten. Op de M7CL kunnen kanaalparameters worden geregeld door de sectie SELECTED CHANNEL te gebruiken om instellingen te maken voor een enkel kanaal of door de sectie Centralogic te gebruiken om instellingen te maken voor tot acht kanalen. Gebruik de methode die het meest passend is voor uw situatie.
De sectie SELECTED CHANNEL gebrui­ken (instellingen voor één kanaal)
Via deze methode kunt u het ingangskanaal selecteren waarvan u de instellingen wilt aanpassen en de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL gebruiken om de instellingen voor dat kanaal aan te passen.
Zorg ervoor dat er een microfoon of
1
instrument is aangesloten op een INPUT­aansluiting ( pag. 39).
Druk op de toets [SEL] in de sectie INPUT
2
op het bedieningspaneel van het kanaal dat overeenkomt met de ingangsaansluiting die u wilt regelen.
M7CL Gebruikershandleiding
44
Page 45
De M7CL configureren voor gebruik
1
1
• In feite kunt u de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL gebruiken om het kanaal te regelen dat geselecteerd is via zijn toets [SEL], zelfs zonder het scherm SELECTED CHANNEL VIEW weer te geven. (In dit geval verschijnt er een pop-upvenster dat de waarde toont van de parameter die u regelt.)
In de situatie onmiddellijk na het terugroepen van scène 000, worden de ingangssignalen van INPUT­aansluitingen 1–32 {1–48} respectievelijk naar de ingangskanalen 1–32 {1–48} verzonden en kunnen ze worden geregeld door de corresponderende kanaal­strip.
Druk bijvoorbeeld op de toets [SEL] van de kanaal­strip voor INPUT-kanaal 7 als u voorversterkerinstel­lingen wilt maken voor INPUT-kanaal 7.
[Sectie INPUT kanaalstrip]
1
3
[Sectie SELECTED CHANNEL]
4
1 Encoder [HA]
Aansluitingen en configuratie
Als u op een van de encoders drukt in deze sectie, verschijnt het scherm SELECTED CHANNEL VIEW in het aanraakscherm.
1 Toets [SEL] B Niveaumeter
Als u de toets [SEL] drukt, licht de toets-LED op. De brandende LED geeft aan dat dit kanaal is geselecteerd voor bediening. De niveaumeter van die kanaalstrip geeft het ingangsniveau van dat kanaal aan.
Druk op een van de encoders in de sectie
3
SELECTED CHANNEL, links van het aan­raakscherm.
Via de sectie SELECTED CHANNEL kunt u het momenteel geselecteerde kanaal (dat wil zeggen het kanaal waarvan de toets [SEL] verlicht is) gericht regelen.
[Scherm SELECTED CHANNEL VIEW]
1 Veld HA
Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW toont de meeste parameters van het kanaal dat momenteel met zijn toets [SEL] is geselecteerd.
TIP
M7CL Gebruikershandleiding
45
Page 46
De M7CL configureren voor gebruik
Draai aan de encoder [HA] van de sectie
4
SELECTED CHANNEL, terwijl u de micro­foon of het instrument gebruikt, om de ver­sterking aan te passen van het momenteel geselecteerde kanaal.
Stel het niveau zo hoog mogelijk in zonder dat het OVER-segment van de niveaumeter van de kanaalstrip oplicht als de microfoon of het instrument met het luidste volume wordt gebruikt.
Als u aan de encoder [HA] in de sectie SELECTED CHANNEL draait, draait de knop in het veld HA van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW gelijk met de encoder.
OPMERKING
• Als de niveaumeter zelfs geen beweging vertoont als u de encoder [HA] hoger hebt gedraaid, dan komt wellicht het met zijn toets [SEL] geselecteerde INPUT-kanaal niet overeen met de INPUT-aansluiting waarop uw microfoon of instrument is aangesloten. Zorg ervoor dat de aansluitingen en de selectie van de toets [SEL] kloppen. Roep zonodig scène­nummer 000 opnieuw op.
Druk op de toets [SEL] van een andere
5
ingangskanaal en pas de voorversterker­versterking op dezelfde manier aan.
Als u op een [SEL]-toets drukt om een ander kanaal te selecteren, verandert het in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW getoonde kanaal mee.
Toets [IN 1-8]
Toets [IN 9-16]
Toets [IN 17-24]
Toets [IN 25-32]
Deze toetsen selecteren respectievelijk INPUT­kanalen 1–8, 9–16, 17–24 en 25–32.
Toets [ST IN]
Deze toets selecteert ST IN-kanalen 1–4.
Toets [IN 33-40] {alleen M7CL-48}
Toets [IN 41-48] {alleen M7CL-48}
Deze toetsen selecteren respectievelijk INPUT­kanalen 33–40 en 41–48.
Als u op een navigatietoets drukt verschijnt het scherm OVERVIEW in de display en de voornaamste para­meters van de tot acht geselecteerde kanalen worden tegelijkertijd getoond. U kunt de toetsen en schuiven van de sectie Centralogic gebruiken voor het regelen van het niveau, de aan/uit-status en de cue-handelin­gen van de geselecteerde acht kanalen of DCA-groe­pen.
1
2
TIP
In het scherm SELECTED CHANNEL VIEW kunt u ook de fantoomvoeding van de voorversterker aan- en uitschakelen, en de fase schakelen tussen normaal en tegenfase (reverse). Druk op het veld HA/PHASE om het pop-upvenster op te roepen.
pag. 55 voor details over de procedure.)
(Zie
De sectie Centralogic gebruiken (instellingen voor acht kanalen)
Gebruik de sectie Centralogic en het scherm OVERVIEW om de voorversterkerinstellingen voor tot acht kanalen te maken. Deze methode is handig als u dezelfde parameter voor meerdere kanalen tegelijk wilt aanpassen.
Sluit een microfoon of instrument aan op
1
een INPUT-aansluiting. (Voor details over het maken van verbindingen pag. 39.)
Druk op een navigatietoets in de sectie
2
NAVIGATION KEYS zodat de INPUT-kanalen die u wilt regelen aan de sectie Centralogic worden toegewezen.
3
4
5
6
1 Multifunctionele encoders B [SEL]-toetsen C [CUE]-toetsen D Niveaumeters E [ON]-toetsen F Schuiven
De navigatietoetsen van de sectie NAVIGATION KEYS selecteren de acht kanalen of DCA-groepen die door de sectie Centralogic worden geregeld. In deze sectie komen de volgende toetsen overeen met ingangskanalen.
M7CL Gebruikershandleiding
46
TIP
•U kunt snel van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW naar het scherm OVERVIEW schakelen door op een van de multifunctionele encoders in de sectie Centralogic te dr ukken.
Page 47
De volgende illustratie toont bijvoorbeeld het scherm
Een INPUT-kanaalsignaal naar de STEREO-bus zenden
1
OVERVIEW voor INPUT-kanalen 1–8. De knoppen van het veld HA/PHASE geven de hoeveelheid HA­versterking aan voor elk kanaal.
1
1 Veld HA/PHASE
Druk op een knop in het veld HA/PHASE in
3
het scherm om het te selecteren.
Als u op een knop drukt die in het scherm OVER­VIEW is te zien, wordt er een vette omlijning rond de horizontale rij knoppen van hetzelfde type weerge­geven. Deze omlijning geeft aan dat u de multifunctio­nele encoders van de sectie Centralogic kunt gebrui­ken om de corresponderende knoppen te regelen.
De M7CL configureren voor gebruik
Deze sectie legt uit hoe u de versterking kunt aanpassen om het niveau van het signaal in te stellen dat van een ingangs­kanaal naar de STEREO-bus wordt verzonden, en hoe u de pan/balans kunt aanpassen zodat het signaal via externe luidsprekers kan worden beluisterd, die zijn aangesloten op het STEREO-kanaal. Via de volgende procedure kunt u controleren of de aansluitingen van de microfoon of het instrument naar de hoofdluidsprekers kloppen. Ook in dit geval kunt u de sectie SELECTED CHANNEL gebruiken om de instellingen voor één kanaal per keer te maken, of de sectie Centralogic gebruiken om de instel­lingen voor tot acht kanalen tegelijk te maken.
De sectie SELECTED CHANNEL gebrui­ken (instellingen voor één kanaal)
Druk op de toets [SEL] van het
1
ingangskanaal dat u wilt regelen.
Druk op een van de encoders in de sectie
2
SELECTED CHANNEL.
Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW voor het geselecteerde kanaal verschijnt.
4
Aansluitingen en configuratie
Gebruik de multifunctionele encoders 1-8
4
van de sectie Centralogic om de HA-verster­king van elk kanaal in te stellen, terwijl u de microfoon of het instrument gebruikt.
Stel het niveau zo hoog mogelijk in zonder dat het OVER-segment van de niveaumeter van de sectie Centralogic oplicht als de microfoon of het instrument met het luidste volume wordt gebruikt.
Het ingangsniveau wordt ook aangegeven door de niveaumeter van de corresponderende INPUT- of ST IN-sectie.
TIP
In het scherm OVERVIEW kunt u ook de fantoomvoeding van de voorversterker aan- en uitschakelen, en de fase schakelen tussen normaal en tegenfase (reverse). Druk hiervoor nog­maals op de geselecteerde knop in het veld HA/PHASE om het pop-upvenster op te roepen.
Gebruik de navigatietoetsen om de acht
5
kanalen te schakelen die worden geregeld door de sectie Centralogic en stel de ver­sterking voor andere ingangskanalen op dezelfde manier in.
(Voor details pag. 55.)
1 Veld TO ST PAN/BALANCE
Zorg ervoor dat de knop ST aanstaat (witte
3
lettertekens op een roze achtergrond), in het veld TO ST PAN/BALANCE van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW.
In het veld TO ST PAN/BALANCE kunt u de knop ST/ MONO gebruiken om het signaal aan en uit te schakelen dat van het ingangskanaal naar de STEREO/MONO­bussen wordt gezonden. De knop in dit veld geeft de pan/ balans aan van het signaal naar de STEREO-bus.
Druk op de knop om deze aan te schakelen als de knop ST uit is (zwarte lettertekens op een blauwe achtergrond).
Controleer op het bedieningspaneel of de
4
[ON] van het corresponderende ingangs­kanaal aanstaat.
[ON] zet het corresponderende kanaal aan of uit. Druk op de toets [ON] om deze aan te zetten (LED licht op) als deze uit is (LED is donker).
M7CL Gebruikershandleiding
47
Page 48
De M7CL configureren voor gebruik
Zorg ervoor dat in de sectie STEREO/MONO
5
MASTER de toets [ON] van het STEREO­kanaal aanstaat, en zet de STEREO-kanaal­schuif op 0 dB.
1
2
TIP
• Het signaal dat wordt uitgevoerd via het STEREO-kanaal kan ook worden beluisterd via een hoofdtelefoon die is aangesloten op de aansluiting PHONES OUT, die zich aan de voorkant bevindt
(→ pag. 142).
Draai aan de encoder [PAN] in de sectie
7
SELECTED CHANNEL om de pan/balans aan te passen van het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus wordt verzonden.
Als u aan de encoder [PAN] in de sectie SELECTED CHANNEL draait, draait de knop in het veld HA van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW gelijk met de encoder.
Druk op de toets [SEL] van een ander
8
ingangskanaal en pas de pan/balans op dezelfde manier aan.
Als u op een [SEL]-toets drukt om een ander kanaal te selecteren, verandert het in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW getoonde kanaal mee.
1 STEREO-kanaaltoets [ON] B STEREO-kanaalschuif
Stel de schuif van het momenteel geselec-
6
teerde ingangskanaal in op een geschikt volume.
U zou nu het geluid dat naar het STEREO-kanaal is gepatcht, moeten horen via het luidsprekersysteem.
Als u het geluid niet hoort, controleer dan of de LR­meters uitslaan in het veld METER van het functie­oproepgebied.
[Veld METER van het functieoproepgebied]
De sectie Centralogic gebruiken (instellingen voor acht kanalen)
Zo kunt u de sectie Centralogic en scherm OVERVIEW gebruiken om voor tot acht kanalen tegelijk het ingangs­niveau en de pan/balans aan te passen dat naar de STEREO-bus wordt gezonden.
Druk op een navigatietoets in de sectie
1
NAVIGATION KEYS zodat de INPUT-kanalen die u wilt regelen aan de sectie Centralogic worden toegewezen.
De geselecteerde acht kanalen worden in het scherm OVERVIEW getoond.
Als de LR-meters uitslaan
Het kan zijn dat het STEREO-kanaal niet goed naar de uitgangsaansluitingen is gepatcht, die op uw luidsprekersysteem zijn aangesloten. Controleer de uitgangspoortpatching( pag. 95).
Als de LR meters niet uitslaan
Het kan zijn dat de toets [ON] van het INPUT-kanaal uit is. Controleer de status van de toets [ON] ( pag. 16).
M7CL Gebruikershandleiding
48
1
1 Veld TO STEREO/MONO
Zorg ervoor dat in het veld TO STEREO/
2
MONO van het scherm, het symbool ST van alle kanalen aanstaat (witte lettertekens op een roze achtergrond).
Het symbool ST/MONO in het scherm OVERVIEW geeft de aan/uit-status van het signaal aan dat van dat ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen wordt verzonden. Gebruik het veld TO ST PAN/BALANCE
Page 49
van de pagina SELECTED CHANNEL VIEW om het aan te schakelen (pag. 47), als het symbool ST uit is (grijze lettertekens op een zwarte achtergrond).
Controleer in de sectie Centralogic of de
3
[ON] van het corresponderende ingangskanaal aanstaat.
Zorg ervoor dat in de sectie STEREO/MONO
4
MASTER de toets [ON] van het STEREO­kanaal aanstaat, en zet de STEREO­kanaalschuif op 0 dB.
Stel in de sectie Centralogic de schuif van
5
het corresponderende ingangskanaal in op een geschikt volume.
U zou nu het geluid dat naar het STEREO-kanaal is gepatcht, moeten horen via het luidsprekersysteem.
TIP
•U kunt het ingangsniveau ook aanpassen via de schuiven van de sectie INPUT of ST IN, in plaats via de schuiven van de sectie Centralogic.
Als u het geluid niet hoort, controleer dan of de LR­meters uitslaan in het veld METER van het functie­oproepgebied.
Als de LR-meters uitslaan
Het kan zijn dat het STEREO-kanaal niet goed naar de uitgangsaansluitingen is gepatcht, die op uw luidsprekersysteem zijn aangesloten. Controleer de uitgangspoortpatching ( pag. 95).
Als de LR meters niet uitslaan
Het kan zijn dat de toets [ON] van het INPUT­kanaal uit is. Controleer de status van de toets [ON] ( pag. 16).
De M7CL configureren voor gebruik
4
Aansluitingen en configuratie
TIP
Het signaal dat wordt uitgevoerd via het STEREO-kanaal kan ook worden beluisterd via een hoofdtelefoon die is aangesloten op de aansluiting PHONES OUT, die zich aan de voorkant bevindt (
pag. 142)
.
Druk op een knop in het veld TO STEREO/
6
MONO in het scherm om het te selecteren en draai aan de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic om de pan/balans aan te passen van het signaal dat van elke ingangskanaal naar de STEREO-bus wordt verzonden.
Als u aan een multifunctionele encoder draait, draait de knop in het veld TO STEREO/MONO van het scherm OVERVIEW ook.
Gebruik de navigatietoetsen om de acht
7
kanalen te schakelen die worden geregeld door de sectie Centralogic en maak de aanpassingen voor andere ingangskanalen op dezelfde manier.
M7CL Gebruikershandleiding
49
Page 50
M7CL Gebruikershandleiding
50
Page 51
Hoofdstuk 5
CH 1-32 {48}
INSERT OUT 1-32 {48}
INSERT IN 1-32 {48}
INSERT POINT
INSERT
POST PAN L
POST PAN R
POST ON
4BAND
EQ
PRE FADER INSERT OUT PRE EQ INSERT OUT
METER
METER METER METER METER
MATRIX CUE
LR MONO
METER METER
INSERT
POST ON
MONO (C)
ST L
ST R
PAN
PAN
PAN
LEVEL
MIX
ST
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL/ DCA1-8
32
{48}
To RACKIN PATCH To OUTPUT PATCH
CH
CH
PRE HPF
(PRE FADER)PFL / (POST ON)AFL/POST PAN L
(PRE FADER)PFL / (POST ON)AFL/POST PAN R
INSERT OUT
PRE EQ EQ OUT
DYNA1OUT PRE FADER
KEYIN CUE
PRE FADER
PRE FADER
POST ON
POST PAN R
POST PAN L
PAN MODE
PAN LINK
MIX1,3...15
MIX2,4...16
MATRIX1,3...7
MATRIX2,4...8
CUE L
CUE R
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
DYNA2OUT
PRE EQPRE HPF
Keyin
Self PRE EQ
Self POST EQ
MIX13-16 OUT
CH[1-8,9-16,17-24,25-32]POST EQ {32}
CH[1-8,9-16,17-24,25-32,33-40,41-48]POST EQ{48}
PRE EQ
INSERT OUT
POST EQ
ATT
To MIX
To MIX
To MATRIX
To MATRIX
To MIX
To MIX
VARI
VARI
FIXED
FIXED
STEREO
VARI
STEREO
VARI
STEREO
GATE DUCK
EXPAND
COMP
COMP COMPAND DE-ESSER
HPF
GR METER GR METER
PRE HPE PRE EQ
ON
ON
Keyin Filter
ON
L R (C) L R
ON
LCR
TO LCR
TO MONO TO ST
CSR
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
To OUTPUT PATCH
DIRECT OUT 1-32 {48}
1 2
1516
1 2 7 8
M O N O
···
···
INPUT PATCH
PRE HPF
PRE HPF PRE EQ POST EQ
PRE EQ
PRE FADER
POST ON
POST ON
PAN LINK
MIX 1,3... 15
MIX 2,4... 16
MATRIX1,3...7
MATRIX2,4...8
LR MONO
TO MONO TO ST
TO LCR
PRE FADER
METER
METER
METER
To MIX
POST ON
POST PAN L
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
PRE EQ / PRE FADER / POST ON
POST PAN R
To MIX
To MATRIX
To MATRIX
To MIX
To MIX
FIXED
VARI
VARI
FIXED
STEREO
VARI
STEREO
VARI
STEREO
METER
GR METER
KEYIN CUE
GR METER
METER
LEVEL/ DCA 1-8
METER
METER
BAL
POST PAN L
POST PAN R
PAN MODE
ST L
ST R
ON
ON
ON
ON
ON
ON
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
LEVEL
BAL
BAL
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
MATRIX CUE
MIX
ST
(PRE FADER)PFL/(POST ON)AFL / POST PAN L
(PRE FADER)PFL/(POST ON)AFL / POST PAN R
Keyin
Self PRE EQ
Self POST EQ
MIX13-16 OUT
STCH 1L-4R POST EQ
STCH 1L-4R
ATT
HPF
EQ OUT
DYNA 1OUT
DYNA 2OUT
4BAND
EQ
GATE DUCK
EXPAND
COMP
COMP COMPAND DE-ESSER
Keyin Filter
LCR
CSR
MONO (C)
CUE R
CUE L
L R (C) L R
1 2
1516
1 2 7 8
M O N O
8
···
···
INPUT PATCH
Ingangskanaalshandelingen
Dit hoofdstuk legt de handelingen uit voor ingangskanalen (INPUT-kanalen en ST IN-kanalen).
Signaalbaan voor ingangskanalen
De ingangskanalen vormen het gedeelte dat de signalen verwerkt die worden ontvangen via de ingangsaansluitingen op het achterpaneel of slots 1–3, en stuurt ze naar de STEREO-bus, MONO bus, MIX-bussen en MATRIX-bussen. Er zijn de volgende twee typen ingangskanalen.
INPUT-kanalen 1–32 {1–48}
Deze kanalen worden gebruikt om monosignalen te bewerken. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de ingangssignalen van INPUT-aansluitingen 1–32 {1–48} aan deze kanalen toegewezen.
5
ST IN-kanalen 1–4
Deze kanalen worden gebruikt om stereosignalen te bewerken. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de signalen van EFFECT RETURN 1–4 (L/R) aan deze kanalen toegewezen.
M7CL Gebruikershandleiding
Ingangskanaalshandelingen
51
Page 52
Signaalbaan voor ingangskanalen
INPUT PATCH
Dit wijst een ingangssignaal toe aan het ingangskanaal.
ø (fase)
Schakelt de fase van het ingangssignaal.
HPF (High Pass Filter, hoogdoorlaatfilter)
Dit is een hoogdoorlaatfilter dat het gedeelte onder de aan­gegeven frequentie wegfiltert.
ATT (verzwakker)
Verzwakt/versterkt het niveau van het ingangssignaal.
4 BAND EQ (4-bands equalizer)
Een parametrische EQ met vier banden; HIGH, HIGHMID, LOWMID en LOW.
DYNAMICS 1
Dit is een dynamiekprocessor die kan worden gebruikt voor gating, ducking, expander of compressor.
DYNAMICS 2
Dit is een dynamiekprocessor die kan worden gebruikt als een compressor, compander of slisfilter.
LEVEL/DCA 1–8
Past het ingangsniveau aan van het kanaal.
ON (aan/uit)
Zet het ingangskanaal aan/uit. Bij uit is het kanaal gedempt.
PAN
Dit past de panning aan van het signaal dat van het INPUT-kanaal naar de STEREO-bus wordt verzonden. Zonodig kan deze paninstelling ook worden toegepast op signalen die naar twee gepaarde MIX/MATRIX-bussen worden gezonden.
BALANCE
Bij ST IN-kanalen wordt de parameter BALANCE gebruikt in plaats van PAN. De parameter BALANCE past de volumebalans aan van de links/rechts-signalen die van het ST IN-kanaal naar de STEREO-bus worden gezonden. Zonodig kunt u de PAN LINK aanzetten in het pop­upvenster BUS SETUP, zodat de instelling van deze parameter ook wordt toegepast op het signaal dat naar twee MIX of MATRIX-bussen wordt verzonden die op stereo zijn ingesteld.
LCR (Left/Center/Right, links/midden/rechts)
Dit stuurt het signaal van het ingangskanaal als een drie­kanaals uitvoer (het MONO-kanaal (C) en de L/R­kanalen) naar de STEREO-bus/MONO bus.
MIX ON/OFF (MIX-zenden aan/uit)
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van het ingangskanaal naar de MIX-bussen 1–16 wordt verzonden.
MIX LEVEL 1-16 (MIX-zendniveau 1–16)
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van het ingangssignaal naar de MIX-bussen 1–16 van het type VARI wordt verzonden. Als plaats waarvandaan het signaal naar de MIX-bus wordt verzonden, kunt u kiezen uit het volgende: gelijk voor ATT, pre-fader (voor de schuif) of post-fader (na de schuif).
MATRIX ON/OFF (MATRIX-zenden aan/uit)
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van het ingangskanaal naar de MATRIX-bussen 1–8 wordt verzonden.
MATRIX LEVEL 1–8 (MATRIX-zendniveaus 1–8)
Past het zendniveau aan van het signaal dat van het ingangssignaal naar de MATRIX-bussen 1–8 wordt verzonden. Als plaats waarvandaan het signaal naar de MATRIX-bus wordt verzonden, kunt u kiezen uit het vol­gende: gelijk voor ATT, pre-fade (voor de schuif) of post­fader (na de schuif).
INSERT (alleen INPUT-kanalen)
U kunt de gewenste uitgangs-/ingangspoorten patchen om een extern apparaat zoals een effectprocessor tussen te voegen. Als plaats voor het insertie-uit- en insertie-in-punt kunt u kiezen uit gelijk voor ATT of pre-fade (voor de schuif).
DIRECT OUT (alleen INPUT-kanalen)
Deze kan naar elke uitgangspoort worden gepatcht en het ingangssignaal wordt direct via die uitgangspoort ver­stuurd. Als plaats voor de directe uitvoer kunt u kiezen voor gelijk voor HPF of gelijk voor ATT.
METER
Dit geeft het niveau aan van het ingangskanaal. U kunt de plaats waarvandaan het niveau wordt gemeten, om­schakelen.
M7CL Gebruikershandleiding
52
Page 53
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
1
2
•U kunt zelfs lettertekens in het kanaalnaamveld toevoegen of bewerken nadat u de voorbeeldnaam hebt ingevoerd. Als u opeenvolgend genummerde kanaalnummers zoals ’Vocal1’ en ’Vocal2’ wilt toewijzen, kan dit eenvoudig wor­den gedaan door een voorbeeldnaam op te geven en ver­volgens een nummer toe te voegen.
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
Bij de M7CL kunnen de naam en het pictogram die in het scherm worden getoond voor elk van de ingangskanalen worden aangegeven. Hier leggen we uit hoe u de kanaalnaam en het kanaal­pictogram aan kunt geven.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
1
OVERVIEW op te roepen dat het ingangs­kanaal bevat waaraan u een kanaalnaam/
-pictogram wilt toewijzen.
1
1 Kanaalnummer/kanaalnaamveld
Roep het pop-upvenster PATCH/NAME op
2
door op het kanaalnummer/kanaalnaam­veld van het kanaal te drukken waarvan u de kanaalnaam en het kanaalpictogram wilt toewijzen.
23
1
toetsenbordvenster waardoor u een naam kunt toewijzen.
D Tabs
Gebruik deze tabs om tussen items te schakelen.
Druk op de pictogramknop om een picto-
3
gram voor dat kanaal te selecteren.
Het onderste gedeelte van het pop-upvenster verandert als volgt.
1 Selectieknoppen pictogram
Deze knoppen selecteren het voor dit kanaal gebruikte pictogram.
B Selectieknoppen voorbeeldnaam
Deze knoppen selecteren een voorbeeldnaam die aan het momenteel geselecteerde pictogram is gekoppeld. Als u op een knop drukt, wordt die voorbeeldnaam in het kanaalnaamveld ingevoerd.
5
Ingangskanaalshandelingen
4
Het pop-upvenster toont de volgende items.
1 Ingangspoortknop
Deze geeft de momenteel geselecteerde ingangspoort aan. Als u op deze knop drukt bij het selecteren van een pictogram of het veranderen van de kanaalnaam, keert u terug naar het ingangspoortselectiescherm.
B Pictogramknop
Deze geeft het voor dat kanaal geselecteerde pictogram aan. Als u op deze knop drukt verschijnt er een scherm waarin u een pictogram of voorbeeldnaam kunt selec­teren.
C Invoerveld kanaalnaam
Dit geeft de aan dat kanaal toegewezen naam aan. Als u op dit veld drukt verschijnt er een
Gebruik de pictogramselectieknoppen om
4
het pictogram te selecteren dat u voor dat kanaal wilt gebruiken.
Het geselecteerde pictogram wordt in de pictogram­knop getoond, in het bovenste gedeelte van het venster.
Gebruik zonodig de voorbeeldnaam-
5
selectieknoppen om de gewenste voorbeeldnaam te selecteren.
De voorbeeldnaam die u selecteerde wordt ingevoerd in het kanaalnaamveld, in het bovenste gedeelte van het venster.
TIP
M7CL Gebruikershandleiding
53
Page 54
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
Druk op het kanaalnaamveld in het
6
bovenste gedeelte van het venster als u een kanaalnaam rechtstreeks op wilt geven (of de voorbeeldnaam die is ingevoerd, wilt bewerken)
Het toetsenbordvenster verschijnt in het onderste gedeelte van het venster, waardoor u de lettertekens kunt opgeven of bewerken. Raadpleeg pag. 30 voor details over het gebruik van het toetsenbordvenster.
Gebruik de [SEL]-toetsen om van ingangs-
7
kanaal te wisselen en het pictogram of de kanaalnaam voor andere kanalen op dezelfde manier op te geven.
Als het pop-upvenster PATCH/NAME wordt getoond, kunt u de [SEL]-toetsen gebruiken om het te bewerken kanaal te wisselen.
Druk op het symbool ’×’ rechtsboven in het
8
venster als u klaar met het opgeven.
TIP
•U kunt op de knop TAB drukken om naar het volgende kanaal te schakelen. U kunt op de knop ENTER drukken om het pop-upvenster op dezelfde manier te sluiten als via het symbool ’
×
’.
M7CL Gebruikershandleiding
54
Page 55
HA-instellingen (voorversterkerinstellingen) maken
• Als u de hoofdinstelling van de fantoomvoeding in het veld SYSTEM SETUP in het scherm SETUP hebt uitgeschakeld, zal er geen fantoomvoeding worden geleverd, zelfs niet als de +48V-knop voor elk kanaal is aangezet.
• Zet deze knop uit als u de fantoomvoeding niet nodig hebt.
• Zorg ervoor dat er geen ander apparaat dan een condensatormicrofoon op die aansluiting is aangesloten voordat u de fantoomvoeding aanschakelt. Anders loopt u het risico uw externe apparatuur te beschadigen.
• Laat de eindversterkers (versterkte luidsprekers) uit terwijl u de fantoomvoeding aan-/uitschakelt, om uw luidspreker­systeem te beschermen. We adviseren u ook alle uitgangs­niveauschuiven in de minimumpositie in te stellen. Anders kan het hoge uitgangsniveau uw gehoor of apparatuur beschadigen.
HA-instellingen (voorversterkerinstellingen) maken
Deze sectie legt uit hoe u HA-(voorversterker)-gerelateerde instellingen (fantoomvoeding aan/uit, versterking, fase) voor elk ingangskanaal kunt maken.
Als u alleen de HA-versterking (gain) wilt
1
aanpassen, kunt u dat doen met de HA­encoder van de sectie SELECTED CHANNEL (pag. 17).
Als u gedetailleerde parameters wilt
2
bewerken zoals fantoomvoeding aan/uit of fase, gebruik dan de navigatietoetsen om het scherm OVERVIEW op te roepen, dat het ingangskanaal bevat waarvan u de HA wilt bewerken.
1
OPMERKING
WAARSCHUWING
5
1 Veld HA/PHASE
Druk op het veld HA/PHASE van het kanaal
3
waarvan u de HA wilt aanpassen; het pop­upvenster HA/PATCH verschijnt.
Dit pop-upvenster kan op drie manieren worden beke­ken (1 ch, 8 ch, ALL) en u kunt de tabs onder in het scherm gebruiken om tussen deze manieren te schakelen. Deze vensters bevatten de volgende items.
[Pop-upvenster HA/PATCH (1 ch)]
1
C Knop GAIN
Deze geeft de versterking aan van de voorversterker die aan dit kanaal is toegewezen. Gebruik de multi­functionele encoder 3 om deze waarde aan te passen. De niveaumeter gelijk rechts naast de knop geeft het ingangsniveau van de corresponderende poort aan.
D Knop ø (fase)
Deze schakelt de aan het kanaal toegewezen voor­versterker tussen normale fase (zwart) en tegenfase (oranje).
E Pop-upknop INPUT PORT
Deze geeft de aan dit kanaal aangewezen ingangspoort aan. U kunt op deze knop drukken om het pop­upvenster INPUT PORT SELECT op te roepen, waar u voor elk kanaal de ingangspoort kunt selecteren.
F Knop pictogram/kanaalnaam
Deze geeft het nummer, het pictogram en de kanaal­naam aan van dat kanaal. U kunt op deze knop druk­ken om het pop-upvenster PATCH/NAME op te roe­pen, waar u de patching van de ingangspoort kunt bewerken en de kanaalnaam kunt aangeven.
Ingangskanaalshandelingen
2 43 5 6
Hier kunt u HA-gerelateerde instellingen voor het momenteel geselecteerde kanaal maken.
1 Pictogram/kanaalnummer/kanaalnaam
Dit geeft het pictogram, het kanaalnummer en de kanaalnaam van dat kanaal aan.
B Knop +48V
Deze schakelt de fantoomvoeding aan (rood) of uit (zwart) voor de voorversterker die aan dit kanaal is toegewezen.
M7CL Gebruikershandleiding
55
Page 56
HA-instellingen (voorversterkerinstellingen) maken
[Pop-upvenster HA/PATCH (8 ch)]
Hier kunt u HA-gerelateerde instellingen maken voor een groep van acht kanalen.
1
2 3 4
5
1 Kanaalselectieknop
Deze geeft het pictogram, het kanaalnummer en de kanaalnaam van het kanaal aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
B Knop INPUT PATCH
Dit geeft de momenteel geselecteerde ingangspoort aan. U kunt op deze knop drukken om het pop­upvenster INPUT PORT SELECT op te roepen, waar u voor elk kanaal de ingangspoort kunt selecteren.
C Knop +48V
Deze schakelt de fantoomvoeding aan (rood) of uit (zwart) voor de voorversterker die aan dit kanaal is toegewezen.
D Knop GAIN
Deze geeft de versterking aan van de voorversterker die aan dit kanaal is toegewezen. Gebruik de multifun­ctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen. De niveaumeter gelijk rechts naast de knop geeft het ingangsniveau van de corresponderende poort aan.
E Knop ø (fase)
Deze schakelt de aan het kanaal toegewezen voor­versterker tussen normale fase (zwart) en tegenfase (oranje).
[Pop-upvenster HA/PATCH (ALL)]
Dit venster geeft de voorversterkerinstellingen van alle ingangskanalen aan. Hier kunt u ook de voorverster­kerversterking aanpassen in groepen van de geselec­teerde acht kanalen.
4
3
1
1 Kanaalselectieknop
Deze geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
B Knop GAIN
Deze geeft de versterking van de aan het kanaal toe­gewezen voorversterker aan. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen.
De indicator gelijk rechts van de knop geeft de aanwe­zigheid of afwezigheid van een signaal voor de corresponderende poort aan.
C +48V
Deze geeft de fantoomvoedingstatus aan, aan (rood) of uit (zwart), voor de aan het kanaal toegewezen voor­versterker.
D ø (fase)
Dit geeft de normale fase (zwart) of de tegenfase (oranje) voor de aan het kanaal toegewezen voor­versterker aan.
Roep het pop-upvenster HA/PATCH 1 ch of
4
8 ch op.
Gebruik de schermknoppen of de multi-
5
functionele encoders om de voorverster­kerversterking, fase en fantoomvoeding aan/uit-instellingen te bewerken.
OPMERKING
• De knop GAIN, +48V en ø werken alleen voor de kanalen waarvan de toegewezen ingangspoort een INPUT-aan­sluiting, ST IN-aansluiting of een slot die aan een extern voorversterkeraparaat is verbonden (bijv. de Yamaha AD8HR) is. (Voor details over het aansluiten van externe voor-versterkerapparaten
Voer desgewenst dezelfde handelingen uit
6
pag. 177).
voor andere ingangskanalen.
Als u het éénkanaals pop-upvenster HA/PATCH bekijkt, kunt u ook de [SEL]-toetsen gebruiken om het kanaal voor bewerking te schakelen.
Als u het achtkanaals pop-upvenster HA/PATCH bekijkt, kunt u de navigatietoetsen gebruiken om de kanalen die in groepen van acht worden geregeld, te schakelen.
2
M7CL Gebruikershandleiding
56
Druk op het symbool ’×’ rechtsboven in het
7
venster als u klaar bent met bewerken.
Page 57
Signaal van een ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen versturen
• Als u het signaal van de STEREO-bus of MONO-bus via een hoofdtelefoon enz. wilt beluisteren, drukt u op de knop MONITOR in het functieoproepgebied om ’LCR’ als monitorbron te selecteren voor u verdergaat met de volgende procedure (
pag. 142).
1
3
2
4
Signaal van een ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen versturen
Deze sectie legt uit hoe u het signaal van een ingangskanaal naar de STEREO-bus of MONO bus kunt versturen. De STEREO-bus en MONO-bus worden hoofdzakelijk gebruikt om signalen naar de hoofd­luidsprekers te sturen. Er zijn twee manieren om signalen naar de STEREO-bus of MONO bus te versturen; modus ST/MONO en modus LCR. U kunt voor elk kanaal de modus afzonderlijk instellen. Deze modi verschillen op de volgende manieren.
Modus ST/MONO
Deze modus stuurt het signaal van het ingangskanaal afzonderlijk naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus.
• Het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus wordt verstuurd, kan afzonderlijk worden aan-/ uitgeschakeld.
• De panning van het signaal dat van een INPUT-kanaal naar de STEREO-bus L/R wordt gestuurd, wordt geregeld door de knop TO ST PAN. (Het signaal dat naar de MONO-bus wordt gestuurd, wordt niet door deze knop beïnvloed.)
• De links/rechts-volumebalans van het signaal dat van een ST IN-kanaal naar de STEREO-bus wordt gestuurd, wordt geregeld door deze knop. (Het signaal dat naar de MONO-bus wordt gestuurd, wordt niet door deze knop beïnvloed.)
Modus LCR
Deze modus stuurt het signaal van het ingangskanaal naar in totaal drie bussen (STEREO (L/R) en MONO (C)).
• Het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus wordt gestuurd, wordt in zijn totaal aan-/uitgeschakeld.
• De knop CSR (Center Side Ratio, midden/zijkant-verhouding) bepaalt de niveauverhouding tussen het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus (L/R) en de MONO-bus (C) wordt gestuurd.
• De knop TO ST PAN of knop BALANCE bepaalt het niveau van het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) wordt gestuurd.
TIP
Zorg ervoor dat er een ingangsbron op het
1
ingangskanaal is aangesloten dat u aan-past en stel de fantoomvoeding, versterking en fase van de voorversterker in om het optima­le ingangssignaal te verkrijgen (→ pag. 55).
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
2
OVERVIEW op te roepen dat het ingangs­kanaal bevat dat u naar de STEREO/MONO­bus wilt versturen.
Druk in het veld STEREO/MONO op een
3
knop om het kanaal te selecteren dat u wilt aanpassen en druk vervolgens opnieuw op de knop om het pop-upvenster TO STEREO/ MONO op te roepen.
In het pop-upvenster TO STEREO/MONO kunt u het signaal regelen dat van het ingangskanaal naar de STEREO/MONO bus wordt verstuurd. U kunt dit pop­upvenster op twee manieren bekijken, 8ch en ALL; gebruik de tabs onder het venster om om te schakelen. Deze vensters bevatten de volgende items.
5
Ingangskanaalshandelingen
1
1 Veld STEREO/MONO
[Pop-upvenster TO STEREO/MONO (8 ch)]
Hier kunt u de aan/uit- en pan/balans-instellingen in groepen van acht kanalen regelen van het signaal dat van de ingangskanalen naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) wordt verstuurd.
M7CL Gebruikershandleiding
57
Page 58
Signaal van een ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen versturen
1 Kanaalselectieknop
Deze geeft het pictogram, het kanaalnummer en de kanaalnaam van het kanaal aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
B Knop MODE
Deze knop selecteert of de modus ST/MONO of de modus LCR als wijze waarop het signaal naar de STEREO-bus of MONO-bus wordt gestuurd. Deze modus kan voor elk afzonderlijk worden aangegeven.
De twee modi worden elke keer dat u op de knop drukt, beurtelings geactiveerd. Een indicator (ST/ MONO of LCR) gelijk boven de knop licht op om de momenteel geselecteerde modus aan te geven.
C Knoppen STEREO/MONO
Deze knoppen zijn afzonderlijke aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van elk kanaal naar de STEREO­bus/MONO-bus wordt verzonden, als de knop MONO is ingesteld op modus ST/MONO.
D Knop TO ST PAN/TO ST BALANCE
Bij INPUT-kanalen werkt deze als de knop PAN die de links/rechts-panning aanpast van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd.
Bij ST IN-kanalen werkt deze knop als de knop BALANCE die het volume aanpast van het linker- en het rechtersignaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
Als de knop MODE is ingesteld op modus LCR, wordt de volgende knop weergegeven in plaats van de knop STEREO/MONO (
3).
5
6
E Knop LCR
Deze knop is een algemene aan/uit-schakelaar voor de signalen die van het kanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus worden verstuurd. Als deze knop uit is, worden er geen signalen van het corresponderende ingangskanaal naar de STEREO-bus of MONO-bus verstuurd.
F Knop CSR
Deze knop past het relatieve niveau aan van de signalen die van het kanaal naar de STEREO-bus (L/ R) en naar de MONO-bus (C) worden verstuurd, in een bereik van 0-100%. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
[Pop-upvenster TO STEREO/MONO (ALL)]
Het scherm toont de status van de signalen die van alle ingangskanalen naar de STEREO-bus/MIX-bus worden verstuurd. Hier kunt u ook de pan of balans aanpassen in groepen van de geselecteerde acht kanalen
1
3
3
.
2
1 Kanaalselectieknop
Deze geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
B Knop TO ST PAN/TO ST BALANCE
Bij INPUT-kanalen werkt deze als de knop PAN die de links/rechts-panning aanpast van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd. Bij ST IN-kanalen werkt deze knop als de knop BALANCE die het volume aanpast van het linker- en het rechtersignaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd.
Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
Als het signaal het oversturingspunt op een wille­keurig detectiemeetpunt van dat kanaal bereikt, licht de indicator rechts van de knop op.
C Indicator ST/MONO
Als een kanaal op modus ST/MONO is ingesteld, geeft deze afzonderlijk de aan/uit-status aan van het signaal dat van het kanaal naar de STEREO-bus/ MONO-bus wordt verstuurd.
Als een kanaal op modus LCR is ingesteld, wordt de indicator LCR op deze plaats weergegeven. De indicator LCR geeft de aan/uit-status aan van alle signalen die van dat kanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus worden verstuurd.
Roep het achtkanaals pop-upvenster TO
4
STEREO/MONO op.
Gebruik de knop MODE om of modus ST/
5
MONO of modus LCR voor elk kanaal te selecteren.
Zorg dat de toets [ON] van het STEREO-
6
kanaal/MONO-kanaal aan is in de sectie STEREO/MONO MASTER van het bedie­ningspaneel, en stel de schuif in op een geschikte stand.
M7CL Gebruikershandleiding
58
Page 59
Signaal van een ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen versturen
Signaalniveau
CLR
Signaal naar de STEREO-bus (R)
Signaal naar de STEREO-bus (L)
Knop TO ST PAN
CLR
Signaal van het ST IN-kanaal (L) naar de STEREO-bus (L)
Knop TO ST BALANCE
Signaalniveau
CLR
Signaal van het ST IN-kanaal (R) naar de STEREO-bus (R)
Knop TO ST BALANCE
Signaalniveau
CLR
Signaal naar de STEREO-bus (R)
Signaal naar de STEREO-bus (L)
Knop PAN
Signaal naar de MONO-bus (C)
Signaalniveau
Zorg dat de toets [ON] van het ingangs-
7
kanaal aan is in de sectie INPUT of sectie ST IN van het bedieningspaneel, en stel de schuif in op een geschikte stand.
De hieropvolgende stappen verschillen, afhankelijk van of in stap 5 modus ST/MONO of modus LCR voor het kanaal is geselecteerd.
Kanalen waarvoor modus ST/MONO is geselecteerd
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/
8
MONO de knop STEREO/MONO om het signaal, dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus/MONO-bus wordt verstuurd, aan of uit te schakelen.
Bij een kanaal waarvoor modus ST/MONO is inge­steld, kunnen de signalen die naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus worden verstuurd afzonderlijk worden aan-/uitgeschakeld.
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/
9
MONO de knop TO ST PAN om de panning in te stellen van het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus wordt verstuurd.
Als de knop CSR op 0% is ingesteld, wijzigt het gebruik van de knop TO ST PAN van een INPUT-kanaal het niveau van de signalen die naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd, zoals aangegeven in het volgende diagram. In dit geval werkt de knop TO ST PAN als een conventionele PAN-knop en wordt er geen signaal naar de MONO-bus (C) verstuurd
Het gebruik van de knop TO ST BALANCE van een ST IN-kanaal wijzigt het niveau van de signalen die van de ST IN L/R-kanalen naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd, zoals aangegeven in het volgende diagram. In dit geval werkt de knop TO ST PAN als een conventionele BALANCE-knop en wordt er geen signaal naar de MONO-bus (C) verstuurd
.
.
5
Ingangskanaalshandelingen
Kanalen waarvoor modus LCR is gese­lecteerd
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/
8
MONO de knop LCR om de signalen die van het ingangskanaal naar de STEREO-bus/ MONO-bus worden verstuurd, samen aan of uit te schakelen.
Bij een kanaal waarvoor modus LCR is ingesteld, kun­nen de signalen die naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus worden verstuurd alleen samen worden aan-/uitgeschakeld.
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/
9
MONO de knop CSR om het niveauverschil aan te passen tussen de signalen die van dat kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en naar de MONO-bus (C) worden verstuurd.
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/
10
MONO de knop TO ST PAN om de panning in te stellen van het signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus (C) wordt verstuurd.
Als de knop CSR op 100% is ingesteld, wijzigt het gebruik van de knop INPUT TO ST PAN het niveau van de signalen die naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd, zoals aangegeven in het volgende diagram.
M7CL Gebruikershandleiding
59
Page 60
Signaal van een ingangskanaal naar de STEREO/MONO-bussen versturen
Het gebruik van de knop TO ST BALANCE van een ST IN-kanaal wijzigt het niveau van de signalen die van de ST IN L/R-kanalen naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd, zoals aangege­ven in het volgende diagram.
Signaal van het ST IN-kanaal (L) naar de STEREO-bus (L)
Signaal van het ST
Signaalniveau
CLR
Knop TO ST BALANCE
Signaalniveau
IN-kanaal (L) naar de MONO-bus (C)
Signaal van het ST IN-kanaal (R) naar de MONO-bus (C)
Signaal van het ST IN-kanaal (R) naar de STEREO-bus (R)
CLR
Knop TO ST BALANCE
M7CL Gebruikershandleiding
60
Page 61
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
1
2
4
3
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
Deze sectie legt uit hoe u signalen van een ingangskanaal naar MIX-bussen 1–16 kunt versturen. MIX-bussen worden hoofdzakelijk gebruikt om signalen naar monitorluidsprekers op het podium of naar effectprocessors te versturen. U kunt een signaal van een ingangskanaal op de volgende drie manieren naar een MIX-bus versturen.
Via de sectie SELECTED CHANNEL
Bij deze methode gebruikt u de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MIX-bussen aan te passen. Als u deze methode gebruikt, kunnen de signalen van een specifiek ingangskanaal naar alle MIX-bussen tege­lijkertijd worden aangepast.
Via de sectie Centralogic
Bij deze methode gebruikt u de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic om de zendniveaus naar de MIX­bussen aan te passen. Als u deze methode gebruikt, kunnen de signalen van een acht opeenvolgende ingangskanalen naar een specifieke MIX-bussen tegelijkertijd worden aangepast.
Via de schuiven op het bedieningspaneel
Bij deze methode schakelt u de M7CL naar de modus SENDS ON FADER en gebruikt u de schuiven van het bedienings­paneel om de zendniveaus naar de MIX-bussen in te stellen. Als u deze methode gebruikt, kunnen de signalen van alle ingangskanalen naar een specifieke MIX-bussen tegelijkertijd worden aangepast.
Via de sectie SELECTED CHANNEL
Zo kunt u via de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL de zendniveaus aanpassen van de signalen die van een bepaald ingangskanaal naar alle MIX-bussen wor­den verstuurd.
Zorg ervoor dat er een uitgangspoort aan
1
elke MIX-bus is toegewezen waarnaar u signalen wilt versturen en dat uw monitor­systeem of externe effectprocessor, enz., is aangesloten op de corresponderende uitgangspoort.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Gebruik de [SEL]-toetsen van het
2
bedieningspaneel om het ingangskanaal te selecteren dat signalen naar de MIX-bussen moet versturen.
Druk op een van de encoders in de sectie
3
SELECTED CHANNEL om het scherm SELECTED CHANNEL VIEW op te roepen.
Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW toont alle mixparameters van het corresponderende ingangskanaal. Aanpassingen van zendniveaus naar de MIX/MATRIX-bussen worden in het veld TO MIX/ TO MATRIX veld van dit scherm gedaan.
1 Veld TO MIX/TO MATRIX
In dit veld kunt u de aan/uit-status schakelen en het niveau aanpassen van het signaal dat van het ingangs­kanaal naar de MIX-bussen/MATRIX-bussen wordt verstuurd.
B TO MIX/TO MATRIX-knoppen
Deze knoppen selecteren de zendbestemming die wordt geregeld via het veld TO MIX/TO MATRIX. Als de knop TO MIX aanstaat, regelt u de signalen die naar de MIX-bussen worden verstuurd.
C Knop TO MIX SEND LEVEL
Past het zendniveau aan van het signaal dat van het ingangskanaal naar de MIX-bus wordt verstuurd. Gebruik de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus aan te passen.
Als de zendbestemmings-MIX-bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als PAN-knop (bij een ST IN-kanaal als BALANCE-knop). Als de knop TO MIX SEND ON/ OFF (
4) uit is, wordt de knop gedimd.
5
Ingangskanaalshandelingen
M7CL Gebruikershandleiding
61
Page 62
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
D Knop TO MIX SEND ON/OFF
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van het ingangskanaal naar de MIX-bus wordt verzonden.
De indicatie ’PRE’, in zwarte lettertekens op een witte achtergrond, wordt alleen boven deze knoppen aange­geven als PRE (pre-fader) is geselecteerd als positie waarvandaan het signaal van het ingangskanaal wordt verstuurd. Deze indicatie wordt niet aangegeven voor POST (post-fader). (Voor details over hoe om te schakelen tussen PRE en POST pag. 64).
TIP
• Als PRE is geselecteerd als zendpositie naar een MIX-bus, kunt u voor elke MIX-bus PRE EQ (onmiddellijk voor de verzwakker) of PRE FADER (onmiddellijk voor de schuif) selecteren (
Zorg dat de knop TO MIX is aangezet in het
4
pag. 212).
veld TO MIX/TO MATRIX in het scherm.
Als de TO MIX knop aanstaat, toont het veld TO MIX/ TO MATRIX alle knoppen voor MIX-bussen 1–16. Druk op de knop om deze aan te zetten als de knop uit is.
MIX-bussen kunnen van het type FIXED (vast) zijn waarbij het zendniveau vastligt of van het type VARI waarbij het zendniveau variabel is. U kunt per twee aangrenzende oneven-/evengenummerde MIX-bussen schakelen tussen FIXED en VARI (voor de procedure pag. 212).
Als de zendbestemmings-MIX-bus van het type FIXED is, wordt het symbool O weergegeven in plaats van de knop TO MIX SEND LEVEL. In dit geval kunt u het zendniveau niet aanpassen.
Bij een INPUT-kanaal past de rechterknop het gemeenschappelijk zendniveau naar de twee MIX­bussen aan en de linkerknop past de panning tussen de twee MIX-bussen aan. De linkerknop TO MIX SEND LEVEL naar links draaien vergroot de hoeveelheid signaal die naar de onevengenummerde MIX-bus wordt verstuurd, en deze naar rechts draaien vergroot de hoeveelheid die naar de evengenummerde MIX-bus wordt gestuurd.
Bij een ST IN-kanaal past de rechterknop het gezamenlijke zendniveau voor de twee MIX-bussen aan, en de linkerknop past de volumebalans van de linker- en rechtersignalen aan die naar de twee MIX­bussen worden verstuurd. De linkerknop TO MIX SEND LEVEL naar links draaien vergroot de hoeveel­heid signaal die van het L-kanaal naar de oneven­genummerde MIX-bus wordt verstuurd, en deze naar rechts draaien vergroot de hoeveelheid die van het R­kanaal naar de evengenummerde MIX-bus wordt verstuurd.
TIP
• Zonodig kan de instelling van de knop TO MIX PAN/TO MIX BALANCE worden gekoppeld met het gebruik van de knop TO ST PAN/TO ST BALANCE die in het veld STEREO/MONO van het scherm OVERVIEW wordt getoond (
Zorg ervoor dat de knop TO MIX SEND ON/
5
pag. 212).
OFF is aangezet voor de zendbestemmings­MIX-bus.
Druk op de knop in het scherm om deze aan te zetten als de knop uit is.
Als de zendbestemmings-MIX-bus van het type VARI is, wordt de knop TO MIX SEND LEVEL weerge­geven in dezelfde kleur als de corresponderende encoder in de sectie SELECTED CHANNEL. In dit geval kunt u de corresponderende encoder van de sectie SELECTED CHANNEL gebruiken om het zendniveau aan te passen.
U kunt zonodig twee aangrenzende oneven-/even­genummerde MIX-bussen aangeven als stereobus en de belangrijkste parameters koppelen ( pag. 212).
Als de zendbestemmings-MIX-bus als stereo is toe­gewezen, werkt de linkerknop van de twee aangren­zende TO MIX SEND LEVEL-knoppen als de knop TO MIX PAN (bij een ST IN-kanaal als TO MIX BALANCE-knop).
Gebruik de MIX SEND LEVEL-knoppen in
6
de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MIX-bussen aan te passen.
TIP
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatietoetsen om het corresponderende MIX-kanaal op te roepen en druk op de betreffende [CUE]-toets in de sectie Centralogic.
U kunt de [SEL]-toetsen van het bedienings-
7
paneel gebruiken om de ingangskanalen te schakelen en het zendniveau naar alle MIX­bussen op dezelfde manier te regelen.
M7CL Gebruikershandleiding
62
Page 63
Via de sectie Centralogic
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatietoetsen om het corresponderende MIX-kanaal in de sectie Centralogic op te roepen en druk op de [CUE]-toets voor dat MIX-kanaal.
1 7 8
2
3
4 5
6
Zo kunt u via de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic het zendniveau van de signalen aanpassen die van acht opeenvolgende ingangskanalen naar een bepaalde MIX-bus worden verstuurd.
Zorg ervoor dat er een uitgangspoort aan
1
elke MIX-bus is toegewezen waarnaar u sig­nalen wilt verzenden en dat uw monitorsys­teem of externe effect, enz., is aangesloten op de corresponderende uitgangspoort.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
2
OVERVIEW op te roepen dat het ingangskanaal bevat dat u wilt regelen.
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld TO MIX/ TO MATRIX gebruiken om de zendniveaus naar de MIX/MATRIX-bus aan te passen.
1
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
Druk op de knop TO MIX SEND LEVEL voor
3
de gewenste zendbestemmings-MIX-bus.
Er verschijnt een vette omlijning om alle TO MIX SEND LEVEL-knoppen voor die MIX-bus.
Gebruik de multifunctionele encoders 1–8
4
om het zendniveau aan te passen van de signalen die van de tot acht ingangs­kanalen naar de geselecteerde MIX-bus worden verstuurd.
U kunt zonodig de navigatietoetsen gebruiken om de ingangskanalen te schakelen die zijn toegewezen aan de sectie Centralogic en de zendniveaus van andere ingangskanalen naar de geselecteerd MIX-bus aanpassen.
TIP
5
Ingangskanaalshandelingen
2
3
1 Veld TO MIX/TO MATRIX
In dit veld kunt u de aan/uit-status schakelen en het niveau aanpassen van het signaal dat van het ingangs­kanaal naar de MIX-bussen/MATRIX-bussen wordt verstuurd. Gebruik de TO MIX/TO MATRIX-knoppen van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om het type zendbestemming te schakelen dat in dit veld wordt getoond ( pag. 82).
B Knop TO MIX SEND LEVEL
Dit scherm toont het zendniveau van de signalen die van de ingangskanalen naar de MIX-bus worden ver­stuurd. Deze knoppen worden alleen weergegeven als de zendbestemmings-MIX-bus van het type VARI is.
Druk om het zendniveau aan te passen op de betref­fende knop om deze te selecteren en gebruik de multi­functionele encoders 1–8. Als de zendbestemmings­MIX-bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als PAN-knop (bij een ST IN-kanaal als BALANCE-knop). Als de knop TO MIX SEND ON/OFF uit is, wordt de knop gedimd.
C Knop TO MIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van de ingangskanalen naar de MIX-bus wordt verstuurd. Deze knoppen worden alleen weergegeven als de zendbestemmings-MIX-bus van het type FIXED is.
Druk nogmaals op de knop TO MIX SEND
5
LEVEL binnen de vette omlijning, als u gedetailleerde instellingen wilt maken voor MIX-verzendingen.
Als u nogmaals op de momenteel geselecteerde TO MIX SEND LEVEL-knop drukt, verschijnt het pop­upvenster MIX SEND. Het venster bevat de volgende items.
1 SEND TO
Dit geeft het nummer, de kanaalnaam en het pictogram van de MIX-bus aan, die momenteel als de zend­bestemming voor signalen is geselecteerd.
B Knoppen /
Gebruik deze knoppen om tussen zendbestemmings­bussen te schakelen. U kunt achtereenvolgens door de MIX-bussen 1–16 en MATRIX-bussen 1–8 schakelen.
C Kanaalselectieknop
Deze geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
M7CL Gebruikershandleiding
63
Page 64
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
D Knop PRE
Deze knop schakelt de positie waarvandaan het signaal van het ingangskanaal wordt verzonden naar een MIX­bus van het type VARI. Het signaal wordt van de posi­tie na de schuif verzonden als deze knop is uit, en van de positie voor de schuif als deze knop aanstaat.
E Knop TO MIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van de ingangskanalen naar de MIX-bus wordt verstuurd.
F Knop TO MIX SEND LEVEL
Dit scherm toont de zendniveaus van de signalen die van de ingangskanalen naar de MIX-bus worden ver­stuurd. Gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om het niveau aan te passen.
Als de zendbestemmings-MIX-bus is ingesteld op stereo, worden de knop TO MIX PAN (bij een ST IN­kanaal de knop TO MIX BALANCE) en de knop TO MIX SEND LEVEL op deze plaats getoond.
G Knop ALL PRE
Deze knop selecteert PRE als de positie waarvandaan signalen van alle ingangskanalen naar de MIX-bussen van het type VARI worden verstuurd.
H Knop ALL POST
Deze knop selecteert POST als de positie waarvan­daan signalen van alle ingangskanalen naar de MIX­bussen van het type VARI worden verstuurd.
Via de schuiven (modus SENDS ON FADER)
Zo kunt u via de schuiven van het bedieningspaneel het signaal aanpassen dat van alle ingangskanalen naar een bepaalde MIX-bus wordt verzonden.
Zorg ervoor dat er een uitgangspoort aan
1
elke MIX-bus is toegewezen waarnaar u signalen wilt verzenden en dat uw monitor­systeem of externe effect, enz., is aange­sloten op de corresponderende uitgangs­poort.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Druk op de knop SENDS ON FADER in het
2
functieoproepgebied.
De M7CL schakelt naar de modus SENDS ON FADER. De laatst geselecteerde groep MIX-bussen wordt aan de sectie Centralogic toegewezen. De schuiven van de sectie INPUT en ST IN bewegen naar de zendniveauwaarden van elk kanaal voor de momenteel geselecteerde MIX-bus.
Gebruik de knoppen TO MIX SEND ON/OFF
6
om de signalen aan/uit te schakelen die van de ingangskanalen naar de momenteel geselecteerde MIX-bus worden verstuurd.
Gebruik zonodig de PRE-knoppen om de
7
locatie van het signaal te selecteren dat van elk ingangskanaal naar een MIX-bus van het type VARI wordt gestuurd.
TIP
• Als de knop PRE aanstaat, kunt u ook PRE EQ (onmiddellijk voor de verzwakker) of PRE FADER (onmiddellijk voor de schuif) selecteren voor elke MIX-bus. Deze instelling wordt in het pop-upvenster BUS SETUP gemaakt (
• De knop PRE wordt niet getoond voor MIX-bussen van het type FIXED.
Herhaal de stappen 3–6 om het zendniveau
8
pag. 212).
voor andere MIX-bussen op dezelfde manier aan te passen.
In de modus SENDS ON FADER toont het functie­oproepgebied in de display knoppen voor het selecteren van de zendbestemmings-MIX-bus.
1 MIX-busselectieknoppen
Deze knoppen selecteren de zendbestemmings-MIX­bus. De knoppen worden gekoppeld als twee MIX­bussen op stereo zijn ingesteld.
Gebruik de MIX-busselectieknoppen in het
3
functieoproepgebied om de zend­bestemmings-MIX-bus te selecteren.
1
M7CL Gebruikershandleiding
64
TIP
•U kunt ook een MIX-bus selecteren met de navigatietoetsen of de [SEL]-toetsen van de sectie Centralogic.
• Als u nogmaals op de momenteel geselecteerde MIX-bus­selectieknop drukt, wordt de monitoring van het correspon­derende MIX-kanaal aangeschakeld. Deze methode is handig als u het signaal wilt beluisteren dat naar de geselecteerd MIX-bus wordt verstuurd.
Page 65
Signaal van een ingangskanaal naar een MIX-bus versturen
Gebruik de schuiven van het bedienings-
4
paneel in de sectie INPUT of ST IN om het zendniveau van de ingangskanalen naar de geselecteerde MIX-bus aan te passen.
TIP
•U kunt de functie SENDS ON FADER toewijzen aan een gebruikerssneltoets. Hierdoor kunt u snel naar de modus SENDS ON FADER voor een bepaalde MIX-bus schakelen, en snel weer terug.
Herhaal de stappen 3–4 om het zendniveau
5
voor andere MIX-bussen op dezelfde manier aan te passen.
Druk op het symbool ’×’ in het functie-
6
oproepgebied als u klaar ben met het aanpassen van de MIX-zendniveaus.
De weergave van het functieoproepgebied keert terug naar zijn voorlaatste status en de M7CL verlaat de modus SENDS ON FADER en keert terug naar de normale modus.
5
Ingangskanaalshandelingen
M7CL Gebruikershandleiding
65
Page 66
Signaal van een ingangskanaal naar de MATRIX-bussen versturen
Signaal van een ingangskanaal naar de MATRIX-bussen versturen
Deze sectie legt uit hoe u het signaal van een ingangskanaal naar MATRIX-bussen 1–8 verstuurt. De MATRIX-bussen worden gebruikt om een mix te maken die onafhankelijk van de STEREO-bus of MIX-bussen is, hoofdzakelijk om naar een masterrecorder of het monitorsysteem voor de musici te versturen.U kunt op de volgende twee manieren een signaal van een ingangskanaal naar de MATRIX-bussen versturen.
Via sectie SELECTED CHANNEL
Bij deze methode gebruikt u de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MATRIX­bussen aan te passen. Als u deze methode gebruikt kunnen de signalen van een bepaald ingangskanaal naar alle MATRIX­bussen tegelijkertijd worden aangepast.
Via de sectie Centralogic
Bij deze methode gebruikt u de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic om de zendniveaus naar de MATRIX­bussen in te stellen. Als u deze methode gebruikt, kunnen de signalen van een acht opeenvolgende ingangskanalen naar een specifieke MATRIX-bussen tegelijkertijd worden aangepast.
Via de sectie SELECTED CHANNEL
Zo kunt u via de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL de zendniveaus aanpassen van de signalen die van een bepaald ingangskanaal naar alle MATRIX-bussen worden verstuurd.
Zorg ervoor dat een er een uitgangspoort
1
aan de MATRIX-bus is toegewezen waar­naar u signalen wilt versturen, en dat uw externe apparaat op de corresponderende uitgangspoort is aangesloten.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MATRIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Gebruik de [SEL]-toetsen van het bedienings-
2
paneel om het ingangskanaal te selecteren dat signalen naar de MATRIX-bussen moet versturen.
Druk op een van de encoders in de sectie
3
SELECTED CHANNEL om het scherm SELECTED CHANNEL VIEW op te roepen.
Aanpassingen van zendniveaus van het ingangskanaal naar de MIX-bussen/MATRIX-bussen worden in het veld TO MIX/TO MATRIX van dit scherm gedaan.
2
3
4
1
1 Veld TO MIX/TO MATRIX
In dit veld kunt u de aan/uit-status schakelen en het niveau aanpassen van het signaal dat van het ingangs­kanaal naar de MIX-bussen/MATRIX-bussen wordt verstuurd.
B TO MIX/TO MATRIX-knoppen
Deze knoppen selecteren de zendbestemming die wordt geregeld via het veld TO MIX/TO MATRIX. Als de knop TO MATRIX aanstaat, kunt u het signaal regelen dat naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
C Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Past het zendniveau aan van het signaal dat van het ingangssignaal naar de MATRIX-bus wordt verzon­den. Gebruik de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus aan te passen.
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als PAN-knop (bij een ST IN-kanaal als BALANCE-knop).
D Knop TO MATRIX SEND ON/OFF
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van het ingangskanaal naar een MATRIX-bus wordt ver­stuurd.
De indicatie ’PRE’, in zwarte lettertekens op een witte achtergrond, wordt alleen boven deze knoppen aange­geven als PRE (pre-fader) is geselecteerd als positie waarvandaan het signaal van het ingangskanaal wordt verstuurd. Deze indicatie wordt niet aangegeven voor POST (post-fader). (Voor details over hoe om te schakelen tussen PRE en POST pag. 77).
Zorg dat de knop TO MATRIX aanstaat in
4
het veld TO MIX/TO MATRIX in het scherm.
Als de knop TO MATRIX aanstaat toont het veld TO MIX/TO MATRIX de knoppen voor MATRIX-bussen 1–8. Druk op de knop om deze aan te zetten als de knop uit is.
M7CL Gebruikershandleiding
66
U kunt zonodig twee aangrenzende oneven-/even­genummerde MATRIX-bussen aangeven als stereobus en de belangrijkste parameters koppelen ( pag. 212).
Page 67
Signaal van een ingangskanaal naar de MATRIX-bussen versturen
Via de sectie Centralogic
1
2
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus als stereo is toegewezen, werkt de linkerknop van de twee aan­grenzende TO MATRIX SEND LEVEL-knoppen als de knop TO MATRIX PAN (bij een ST IN-kanaal als TO MATRIX BALANCE-knop).
Bij een INPUT-kanaal past de rechterknop het gezamen­lijke zendniveau naar de twee MATRIX-bussen aan en de linkerknop past de panning tussen de twee MATRIX­bussen aan. De linkerknop TO MATRIX SEND LEVEL naar links draaien vergroot de hoeveelheid signaal die naar de onevengenummerde MATRIX-bus wordt ver­stuurd, en deze naar rechts draaien vergroot de hoeveel­heid die naar de evengenummerde MATRIX-bus wordt gestuurd.
Bij een ST IN-kanaal past de rechterknop het gezamen­lijke zendniveau voor de twee MATRIX-bussen aan, en de linkerknop past de volumebalans van de linker- en rechtersignalen aan die naar de twee MATRIX-bussen worden verstuurd. De linkerknop TO MATRIX SEND LEVEL naar links draaien vergroot de hoeveelheid signaal die van het L-kanaal naar de onevengenum­merde MATRIX-bus wordt verstuurd, en deze naar rechts draaien vergroot de hoeveelheid die van het R­kanaal naar de evengenummerde MATRIX-bus wordt verstuurd.
Zo kunt u via de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic het zendniveau aanpassen van de signalen die van acht opeenvolgende ingangs-kanalen naar een bepaal­de MATRIX-bus worden verstuurd.
Zorg ervoor dat er een uitgangspoort aan elke
1
MATRIX-bus is toegewezen waarnaar u signalen wilt verzenden en dat uw monitor­systeem of externe effect, enz., is aangesloten op de corresponderende uitgangspoort.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MATRIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
2
OVERVIEW op te roepen dat het ingangs­kanaal bevat dat u wilt regelen.
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld TO MIX/ TO MATRIX gebruiken om de zendniveaus naar de MIX/MATRIX-bus aan te passen.
5
Ingangskanaalshandelingen
TIP
• Zonodig kan de instelling van de knop TO MATRIX PAN/ TO MATRIX BALANCE worden gekoppeld met het gebruik van de knop TO ST PAN/TO ST BALANCE die in het veld STEREO/MONO van het scherm OVERVIEW wordt getoond (
pag. 212).
Zorg dat de knop TO MATRIX SEND ON/OFF
5
aanstaat voor de zendbestemmings-MATRIX­bus.
Druk op de knop in het scherm om deze aan te zetten als de knop uit is.
Gebruik de MATRIX SEND LEVEL-knoppen
6
in de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MATRIX-bussen aan te passen.
TIP
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MATRIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatie­toetsen om het corresponderende MATRIX-kanaal op te roepen en druk op de betreffende [CUE]-toets in de sectie Centralogic.
U kunt de [SEL]-toetsen van het bedienings-
7
paneel gebruiken om de ingangskanalen te schakelen en het zendniveau naar de MATRIX-bussen op dezelfde manier te regelen.
1 Veld TO MIX/TO MATRIX
In dit veld kunt u de aan/uit-status schakelen en het niveau aanpassen van het signaal dat van het ingangs­kanaal naar de MIX-bussen/MATRIX-bussen wordt verstuurd. Gebruik de TO MIX/TO MATRIX-knoppen van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om het type zendbestemming te schakelen dat in dit veld wordt getoond ( pag. 82).
B Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Dit scherm toont de zendniveaus van de signalen die van de ingangskanalen naar de MATRIX-bus worden verstuurd.
Druk om het zendniveau aan te passen op de betreffende knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctio­nele encoders 1–8. Als de zendbestemmings-MATRIX­bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als TO MATRIX PAN-knop.
Druk op de knop TO MATRIX SEND LEVEL
3
voor de gewenste zendbestemmings­MATRIX-bus.
Er verschijnt een vette omlijning om alle TO MATRIX SEND LEVEL-knoppen voor die MATRIX-bus.
M7CL Gebruikershandleiding
67
Page 68
Signaal van een ingangskanaal naar de MATRIX-bussen versturen
Gebruik de multifunctionele encoders 1–8
4
om het zendniveau aan te passen van de signalen die van de tot acht ingangs­kanalen naar de geselecteerde MATRIX-bus worden verstuurd.
U kunt zonodig de navigatietoetsen gebruiken om de ingangskanalen te schakelen die zijn toegewezen aan de sectie Centralogic en de zendniveaus van andere ingangskanalen naar de geselecteerd MATRIX-bus aanpassen.
TIP
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MATRIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatie­toetsen om het corresponderende MATRIX-kanaal in de sectie Centralogic op te roepen en druk op de [CUE]-toets voor dat MATRIX-kanaal.
Druk nogmaals op de knop TO MATRIX
5
SEND LEVEL binnen de vette omlijning, als u gedetailleerde instellingen wilt maken voor MATRIX-verzendingen.
Als u nogmaals op de momenteel geselecteerde TO MATRIX SEND LEVEL-knop drukt, verschijnt het pop-upvenster MATRIX SEND. Het venster bevat de volgende items.
2
1 7 8
3
4 5
6
1 SEND TO
Dit geeft het nummer, de kanaalnaam en het pictogram van de MATRIX-bus aan, die momenteel als de zend­bestemming voor signalen is geselecteerd.
B Knoppen /
Gebruik deze knoppen om tussen zendbestemmings­bussen te schakelen. U kunt achtereenvolgens door de MIX-bussen 1–16 en MATRIX-bussen 1–8 schakelen.
C Kanaalselectieknop
Deze geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
D Knop PRE
Deze knop selecteert de locatie waarvandaan het signaal van het ingangskanaal naar de MATRIX-bus wordt verzonden. Het signaal wordt verstuurd van POST (onmiddellijk na de toets [ON]) als deze knop uit is. Het signaal wordt gestuurd van de PRE EQ (onmiddellijk voor de verzwakker) of PRE FADER (onmiddellijk voor de schuif), zoals aangegeven in het pop-upvenster BUS SETUP als deze knop aanstaat.
E Knop TO MATRIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van de ingangskanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
F Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Dit scherm toont de zendniveaus van de signalen die van de ingangskanalen naar de MATRIX-bus worden verstuurd. Gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om het niveau aan te passen.
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus is ingesteld op stereo, worden de knop TO MATRIX PAN (bij een ST IN-kanaal de knop TO MATRIX BALANCE) en de knop TO MATRIX SEND LEVEL op deze plaats getoond.
G Knop ALL PRE
Deze knop selecteert PRE als de positie waarvandaan signalen van alle ingangskanalen naar de MATRIX­bussen van het type VARI worden verstuurd.
H Knop ALL POST
Deze knop selecteert POST als de positie waarvan­daan signalen van alle ingangskanalen naar de MATRIX-bussen van het type VARI worden verstuurd.
Gebruik de knoppen TO MATRIX SEND ON/
6
OFF om de signalen aan/uit te schakelen die van de ingangskanalen naar de momen­teel geselecteerde MATRIX-bus worden verstuurd.
Gebruik zonodig de PRE-knoppen om de
7
locatie van het signaal te selecteren dat van elk ingangskanaal naar een MATRIX-bus van het type VARI wordt gestuurd.
Herhaal de stappen 3–6 om het zendniveau
8
voor andere MATRIX-bussen op dezelfde manier aan te passen.
M7CL Gebruikershandleiding
68
Page 69
Hoofdstuk 6
MIX 1-16
MATRIX CUE
MIX
ST
To R ACKIN PATCH
INSERT POINT
4 BAND
EQ
METER
LEVEL
LEVEL
LEVEL
METERMETER
Keyin
INSERT
LEVEL
METER METER
PRE EQ
PRE EQ
INSERT OUT
INSERT
CUE ON
ST L
PAN
ST R
MONO (C)
MATRIX1,3...7
MATRIX2,4...8
PRE EQ
POST EQ
PRE FADER INSERT OUT
(PRE FADER) PFL / (POST ON) AFL
PRE FADER / POST ON
PRE FADER / POST ON
EQ OUT
GR METER
DYNA OUT
COMP
COMPAND
EXPAND
PRE FADER
To OUTPUT PATCH
L R (C) L R
INSERT OUT 1-16
INSERT IN 1-16
MIX OUT1-16
1 2
1516
1 2 7 8
M O N O
PRE FADER INSERT OUT PRE EQ INSERT OUT
MIX
MIX
ON
VARI
STEREO
POST ON
POST ONPRE FADER
To MATRIX
PAN MODE
TO ST
TO LCR
LCR
CSR
VARI
To MATRIX
Self PRE EQ / Self POST EQ / MIX13-16 OUT/
MIX(1-8,9-16)POST EQ
ATT
(13-16)To KEYIN To RACKIN PATCH To OUTPUT PATCH To MONITOR SELECT
ON
ON
ON
TO MONO
PAN
LR MONO
POST ON
···
···
Uitgangskanaalshandelingen
Dit hoofdstuk legt de handelingen uit voor uitgangskanalen (MIX-kanalen, MATRIX-kanalen, STEREO-kanaal, MONO-kanaal).
Signaalbaan voor uitgangskanalen
De uitgangskanaalsectie regelt de signalen die van de ingangskanalen naar de verschillende bussen worden verstuurd, bewerkt ze met EQ en dynamiekprocessor, en stuurt ze naar uitgangspoorten of andere bussen. De volgende typen uitgangskanaal zijn voorhanden.
MIX-kanalen 1–16
Deze kanalen bewerken de signalen die van de ingangskanalen naar MIX-bussen worden verstuurd en voert ze uit naar de corresponderende uitgangspoort, MATRIX-bus, STEREO-bus of MONO-bus (C). Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
6
MIX-kanalen 1–12 OMNI OUT-aansluitingen 1–12
MIX-kanalen 1–8 Slot 1-uitgangskanalen 1–8, 9–16
MIX-kanalen 9–16 Slot 2-uitgangskanalen 1–8, 9–16
STEREO-kanaal/MONO-kanaal (C)
Elk van deze kanalen bewerkt het signaal dat van de ingangskanalen naar de STEREO-bus of MONO-bus (C) wordt verstuurd en verstuurt het naar de corresponderende uitgangspoort of MATRIX-bus. Als ingangskanalen in de modus LCR staan, kunnen de STEREO-kanalen (L/R) en het MONO-kanaal (C) samen worden gebruikt als een set van drie uitgangs­kanalen. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
STEREO-kanaal (L/R)
OMNI OUT-aansluitingen 15/16, 2TR OUT DIGITAL-aansluiting (L/R)
Uitgangskanaalshandelingen
M7CL Gebruikershandleiding
69
Page 70
Signaalbaan voor uitgangskanalen
M O N
ST
MIX
···
1 2
O
L R (C) L R
1516
MATRIX CUE
···
1 2 7 8
STEREO L,R,MONO(C)
To R ACKIN PATCH To OUTPUT PACH
INSERT OUT L,R,MONO (C)
INSERT IN L,R,MONO (C)
MATRIX1,3...7
MATRIX2,4...8
STEREO
STEREO
CUE ON
INSERT POIN
PRE FADER INSERT OUT PRE EQ INSERT OUT
PRE EQ
METER
INSERT
ATT
PRE EQ POST EQ
PRE EQ
INSERT OUT
LEVEL
ON
LEVEL
ON
ON
LEVEL
PAN
DYNA OUT
EQ OUT METER METER METER
GR METER
COMP
4BAND
COMPAND
EQ
EXPAND
Keyin
Self PRE EQ / Self POST EQ / MIX13-16 OUT / ST (L,R,MONO (C)) POST EQ
(PRE FADER) PFL / (POST ON) AFL
PRE FADER / POST ON
PRE FADER / POST ON
INSERT
PRE FADER INSERT OUT
PRE FADER
PRE FADER
To M ATRIX
VARI
To M ATRIX
VARI
STEREO
LEVEL
POST ON
BAL
METER
POST ON
STEREO OUT L,R,MONO (C)
To OUTPUT PATCH To MONITOR SELECT
ON
MATRIX-kanalen 1–8
Deze kanalen bewerken de signalen die van de MIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen naar MATRIX-bussen worden verstuurd en versturen ze naar de corresponderende uitgangspoorten. Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende uitgangspoorten toegewezen.
MATRIX-kanalen 1–8 Slot 3-uitgangskanalen 1–8, 9–16
MATRIX-kanalen 1/2 OMNI OUT-aansluitingen 13/14
M O N
ST
MIX
···
1 2
O
L R (C) L R
1516
MATRIX CUE
···
1 2 7 8
MATRIX 1-8
To R ACKIN PATCH To OUTPUT PATCH
INSERT OUT 1-8
MATRIX
MATRIX
INSERT IN 1-8
CUE ON
INSERT POINT
ATT (verzwakker)
Verzwakt/versterkt het niveau van het signaal.
4 BAND EQ (4-bands equalizer)
Een parametrische EQ met vier banden; HIGH, HIGHMID, LOWMID en LOW.
DYNAMICS 1
Dit is een dynamiekprocessor die kan worden gebruikt als compressor, compander of expander.
LEVEL
Deze past het uitgangsniveau aan van het kanaal.
BALANCE (alleen STEREO-kanaal)
Past de links/rechts-volumebalans van het STEREO (L/ R)-kanaal aan.
ON (aan/uit)
Zet het uitgangskanaal aan/uit. Bij uit is het kanaal gedempt.
MATRIX ON/OFF (MATRIX-zenden aan/uit)
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van de MIX-kanalen, het STEREO-kanaal (L/R) of MONO (C)­kanaal naar elk van de MATRIX-bussen 1–8 wordt verstuurd.
MATRIX 1-8 (MATRIX-zendniveaus 1–8)
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van de MIX­kanalen, het STEREO-kanaal (L/R) of MONO (C)-kanaal naar elk van de MATRIX-bussen 1–8 wordt verstuurd. U kunt of onmiddellijk voor de vierbands-EQ, of onmiddellijk voor de schuif, of onmiddellijk na de toets [ON] kiezen als positie waarvandaan het signaal naar de MATRIX-bus wordt verzonden.
M7CL Gebruikershandleiding
70
PRE FADER INSERT OUT
PRE EQ INSERT OUT
PRE EQ METER METER METER METER
INSERT
PRE EQ
INSERT OUT
ATT
PRE EQ
EQ OUT DYNA OUT
GR METER
COMP
4BAND
COMPAND
EQ
EXPAND
POST EQ
PRE FADER INSERT OUT
Keyin
Self PRE EQ / Self POST EQ / MIX13-16 OUT/ MATRIX1-8 POST EQ
(PRE FADER) PFL / (POST ON) AFL
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus op stereo is inge­steld, kunt u de knop PAN gebruiken om de panning tus­sen de twee MATRIX-bussen aan te passen. Gebruik de knop BALANCE om de volumebalans aan te passen van het linker- en rechterkanaal die naar de twee MATRIX­bussen worden verzonden, als de zendbron een stereo­MIX-kanaal of het STEREO-kanaal is.
INSERT
U kunt de gewenste uitgangs-/ingangspoorten patchen om een extern apparaat zoals een effectprocessor tussen te voegen. U kunt de insert-out en insert-in-locaties wijzigen.
METER
Deze geeft het niveau aan van het uitgangskanaal. U kunt de plaats waar het niveau wordt gemeten wijzigen.
KEY IN (alleen MIX-kanalen 13–16)
U kunt de uitgangssignalen van MIX-kanalen 13–16 naar dynamiekprocessors versturen en ze als KEY IN-signalen gebruiken om de dynamiekprocessor te besturen.
RACK IN PATCH
Dit patcht het uitgangssignaal van een MIX-kanaal naar een ingang van het rek.
OUTPUT PATCH
Dit wijst een uitgangspoort toe aan een uitgangskanaal.
MONITOR SELECT
Dit selecteert het uitgangssignaal van een uitgangskanaal als monitorbron.
PRE FADER
INSERT
LEVEL
PRE FADER
ON
POST
METER
ON
MATRIX OUT 1-8
POST ON
To OUTPUT PATCH To MONITOR SELECT
Page 71
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
1
2
•U kunt zelfs letter tekens in het kanaalnaamveld toevoegen of bewerken nadat u de voorbeeldnaam hebt ingevoerd. Als u opeenvolgende genummerde kanaalnummers zoals ’Chorus1’ en ’Chorus2’ wilt toewijzen, kan dit eenvoudig worden gedaan door een voorbeeldnaam op te geven en vervolgens een num­mer toe te voegen.
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
Deze sectie legt uit hoe u de naam en het pictogram kunt opgeven die voor elk uitgangskanaal in het scherm worden getoond.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
1
OVERVIEW op te roepen dat het uitgangs­kanaal bevat waarvoor u een kanaalnaam/­pictogram wilt opgeven.
1
1 Kanaalnummer/kanaalnaamveld
Roep het pop-upvenster PATCH/NAME op
2
door op het kanaalnummer/kanaalnaam­veld van het kanaal te drukken waarvan u de kanaalnaam en het kanaalpictogram wilt toewijzen.
2
1
3
Druk op de pictogramknop om een picto-
3
gram voor het kanaal te selecteren.
Het onderste gedeelte van het pop-upvenster verandert als volgt.
1 Pictogramselectieknoppen
Deze knoppen selecteren het voor dit kanaal gebruikte pictogram.
B Voorbeeldnaam-selectieknoppen
Deze knoppen selecteren een voorbeeldnaam die aan het momenteel geselecteerde pictogram is gekoppeld. Als u op een knop drukt, wordt die voorbeeldnaam in het kanaalnaamveld ingevoerd.
Gebruik de pictogramselectieknoppen om
4
het pictogram te selecteren dat u voor dat kanaal wilt gebruiken.
Het geselecteerde pictogram wordt in de pictogram­knop getoond, in het bovenste gedeelte van het venster.
6
Uitgangskanaalshandelingen
4
Het pop-upvenster bevat de volgende items.
1 Pictogramknop
Deze geeft het voor dat kanaal geselecteerde picto­gram aan. Als u op deze knop drukt verschijnt er een scherm waarin u een pictogram of voorbeeldnaam kunt selecteren.
B Invoerveld kanaalnaam
Dit geeft de aan dat kanaal toegewezen naam aan. Als u op dit veld drukt verschijnt er een toetsenbord­venster waardoor u een naam kunt toewijzen.
C Uitgangspoortknop
Deze geeft de momenteel geselecteerde uitgangspoort aan. Als u op deze knop drukt als u een pictogram selecteert of de kanaalnaam verandert, keert u terug naar het uitgangspoortselectiescherm.
D Tabs
Deze tabs selecteren de items die in het onderste gedeelte van het scherm worden getoond.
Gebruik zonodig de voorbeeldnaam-
5
selectieknoppen om de gewenste voor­beeldnaam te selecteren.
De voorbeeldnaam die u selecteerde wordt ingevoerd in het kanaalnaamveld in het bovenste gedeelte van het venster.
TIP
M7CL Gebruikershandleiding
71
Page 72
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven • Signalen van MIX-kanalen naar de STEREO/MONO-bus versturen
Druk op het kanaalnaamveld in het bovenste
6
gedeelte van het venster als u een kanaal­naam rechtstreeks op wilt geven (of de voor­beeldnaam die is ingevoerd wilt bewerken).
Het toetsenbordvenster verschijnt in het onderste gedeelte van het venster, waardoor u de lettertekens kunt opgeven of bewerken. Raadpleeg pag. 30 voor details over het gebruik van het toetsenbordvenster.
Gebruik de [SEL]-toetsen van de sectie
7
Centralogic om van uitgangskanaal te wisselen en geef het pictogram of de kanaalnaam voor andere kanalen op dezelfde manier op.
Als het pop-upvenster PATCH/NAME wordt getoond, kunt u de [SEL]-toetsen van de sectie Centralogic gebruiken om van kanaal te wisselen binnen de momenteel geselecteerde acht kanalen.
Als u andere uitgangskanalen wilt regelen dan die van de momenteel geselecteerde acht kanalen, gebruik dan de navigatietoetsen sectie Centralogic [SEL]­toetsen, om het gewenste kanaal te selecteren.
Druk op het symbool ’×’ rechtsboven in het
8
venster als u klaar met het opgeven.
Signalen van MIX-kanalen naar de STEREO/MONO-bus versturen
Deze sectie legt uit hoe u het signaal van een MIX-kanaal naar de STEREO-bus of MONO bus kunt versturen. Er zijn twee manieren om signalen van een MIX-kanaal naar de STEREO-bus of MONO bus te versturen; modus ST/MONO en modus LCR. U kunt voor elk kanaal de modus afzonderlijk instellen. Deze modi verschillen op de volgende manieren.
Modus ST/MONO
Deze modus stuurt het signaal van het MIX-kanaal afzonderlijk naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus.
• Het signaal dat van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus en naar de MONO-bus wordt verstuurd, kan afzonderlijk worden aan-/uitgeschakeld.
• De panning van het signaal dat van een mono-MIX-kanaal naar de STEREO-bus L/R wordt gestuurd, wordt geregeld door de knop TO ST PAN. (Het signaal dat naar de MONO-bus wordt gestuurd, wordt niet door deze knop beïnvloed.)
• De links/rechts-volumebalans van het signaal dat van een stereo-MIX-kanaal naar de STEREO-bus wordt gestuurd, wordt geregeld door de knop BALANCE. (Het signaal dat naar de MONO-bus wordt gestuurd, wordt niet door deze knop beïnvloed.)
Modus LCR
Deze modus stuurt het signaal van het MIX-kanaal naar in totaal drie bussen (STEREO (L/R) en MONO (C)).
• Het signaal dat van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) wordt gestuurd, wordt in zijn totaal aan-/uitgeschakeld.
• De knop CSR (Center Side Ratio, midden/zijkant-verhouding) bepaalt de niveauverhouding tussen het signaal dat van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en de MONO-bus (C) wordt gestuurd.
De knop TO ST PAN of knop BALANCE bepaalt het niveau van het signaal dat van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus (L/ R)
en MONO-bus (C) wordt gestuurd.
TIP
• Als u het signaal van de STEREO-bus of MONO-bus via een hoofdtelefoon, enz. wilt beluisteren, drukt u op de knop MONITOR in het functieoproepgebied om ’LCR’ als monitorbron te selecteren voor u verdergaat met de volgende procedure (
M7CL Gebruikershandleiding
72
pag. 142).
Page 73
Signalen van MIX-kanalen naar de STEREO/MONO-bus versturen
5
6
3
3
1
2
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
1
OVERVIEW op te roepen dat het MIX-kanaal bevat dat u naar de STEREO/MONO-bus wilt versturen.
1
1 Veld STEREO/MONO
Druk in het veld STEREO/MONO op een
2
knop om het MIX-kanaal te selecteren dat u wilt aanpassen en druk vervolgens opnieuw op de knop om het pop-upvenster TO STEREO/MONO op te roepen.
In het pop-upvenster TO STEREO/MONO kunt u het signaal regelen dat van het MIX-kanaal naar de STEREO/MONO bus wordt verstuurd. U kunt dit pop­upvenster op twee manieren bekijken, 8ch en ALL; gebruik de tabs onder het venster om om te schakelen. Deze vensters bevatten de volgende items.
[Pop-upvenster TO STEREO/MONO (8 ch)]
1
2
3
4
C Knoppen STEREO/MONO
Deze knoppen zijn afzonderlijke aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van elk kanaal naar de STEREO­bus/MONO-bus wordt verzonden, als de knop MONO is ingesteld op modus ST/MONO.
D Knop TO ST PAN/BALANCE
Bij mono-MIX-kanalen werkt deze als de knop PAN die de links/rechts-panning aanpast van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd.
Bij stereo-MIX-kanalen werkt deze als de knop BALANCE die het volume aanpast. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
Als de knop MODE is ingesteld op modus LCR, wordt de volgende knop weergegeven in plaats van de knop STEREO/MONO (
3).
E Knop LCR
Deze knop is een algemene aan/uit-schakelaar voor de signalen die van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd. Als deze knop uit is worden er geen signalen van het correspon­derende MIX-kanaal naar de STEREO- of MONO-bus verstuurd.
F Knop CSR (
Deze knop past het relatieve niveau aan van de signalen die van het kanaal naar de STEREO-bus (L/ R) en naar de MONO-bus (C) worden verstuurd, in een bereik van 0-100%. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multi­functionele encoder om de waarde aan te passen.
Center Side Ratio, midden/zijkant-verhouding
6
Uitgangskanaalshandelingen
)
Hier kunt u de aan/uit- en pan/balans-instellingen in groepen van acht kanalen regelen van het signaal dat van de MIX-kanalen naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) wordt verstuurd.
1 Kanaalselectieknop
Deze geeft het pictogram, het kanaalnummer en de kanaalnaam van het kanaal aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets van de sectie Centralogic licht op.
B Knop MODE
Deze knop selecteert of de modus ST/MONO of de modus LCR als wijze waarop het signaal naar de STEREO-bus of MONO-bus wordt gestuurd. Deze modus kan voor elk afzonderlijk worden aangegeven.
De twee modi worden elke keer dat u op de knop drukt, beurtelings geactiveerd. Een indicator (ST/ MONO of LCR) gelijk boven de knop licht op om de momenteel geselecteerde modus aan te geven.
[Pop-upvenster TO STEREO/MONO (ALL)]
Dit toont de status van de signalen die van alle MIX­kanalen naar de STEREO-bus/MONO-bus worden verstuurd en past de pan of balans aan van de acht geselecteerde kanalen.
Bij MATRIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen worden alleen het kanaalnummer, het pictogram en de kanaalnaam getoond.
M7CL Gebruikershandleiding
73
Page 74
Signalen van MIX-kanalen naar de STEREO/MONO-bus versturen
1 Kanaalselectieknop
Dit geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
B Knop TO ST PAN/BALANCE
Bij mono-MIX-kanalen werkt deze als de knop PAN die de links/rechts-panning aanpast van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd. Bij stereo­MIX-kanalen werkt deze als de knop BALANCE die het volume aanpast.
Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de corresponderende multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
Als het signaal het oversturingspunt op een wille­keurig detectiemeetpunt van dat kanaal bereikt, licht de indicator rechts van de knop op.
C Indicator ST/MONO
Als een MIX-kanaal op modus ST/MONO is inge­steld, geeft deze afzonderlijk de aan/uit-status aan van het signaal dat van het kanaal naar de STEREO-bus/ MONO-bus wordt verstuurd.
Als een kanaal op modus LCR is ingesteld, wordt de indicator LCR op deze plaats weergegeven. De indicator LCR geeft de aan/uit-status aan van alle signalen die van dat kanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus worden verstuurd.
Roep het achtkanaals pop-upvenster TO
3
STEREO/MONO op.
Gebruik de knop MODE om of modus ST/
4
MONO of modus LCR voor elk kanaal te selecteren.
Zorg dat de toets [ON] van het STEREO-
5
kanaal/MONO-kanaal aan is in de sectie STEREO/MONO MASTER van het bedie­ningspaneel, en stel de schuif in op een geschikte stand.
Druk op de toets [MIX 1-8] of toets [MIX 9-
6
16], zodat de MIX-kanalen die u wilt regelen naar de sectie Centralogic worden opge­roepen.
Zorg ervoor dat de toets [ON] van dat
7
kanaal aanstaat en gebruik de schuif in de sectie Centralogic om het totaalniveau van het MIX-kanaal op een geschikt niveau in te stellen.
De hieropvolgende stappen verschillen, afhankelijk van of in stap 5 modus ST/MONO of modus LCR voor het kanaal is geselecteerd.
Kanalen waarvoor modus ST/MONO is
8
9
Kanalen waarvoor modus LCR is
8
9
10
geselecteerd
Gebruik in het pop-upvenster TO STEREO/ MONO de knop STEREO/MONO om het signaal dat van het MIX-kanaal naar de STEREO-bus/MONO-bus wordt verstuurd, aan of uit te schakelen.
Bij een kanaal waarvoor modus ST/MONO is ingesteld, kunnen de signalen die naar de STEREO­bus en naar de MONO-bus worden verstuurd afzonderlijk worden aan-/uitgeschakeld.
Druk op de knop TO ST PAN in het pop­upvenster TO STEREO/MONO om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de pan van het signaal aan te passen dat van de MIX-kanalen naar de STEREO-bus wordt verstuurd.
geselecteerd
Zorg ervoor dat de knop LCR is aangezet in het pop-upvenster TO STEREO/MONO.
Kanalen waarbij de knop LCR uit is, versturen geen enkel signaal naar de STEREO-bus of MONO-bus.
Druk op de knop CSR in het pop-upvenster TO STEREO/MONO om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1– 8 om het niveauverschil tussen de signalen aan te passen, die van dat kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en naar de MONO-bus (C) worden verstuurd.
De CSR-knopinstellingen zijn gelijk aan die bij ingangskanalen. (Raadpleeg pag. 59 voor details)
Druk op de knop TO ST PAN in het pop­upvenster TO STEREO/MONO om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de panning van de signalen aan te passen die van het MIX­kanaal naar de STEREO-bus (L/R) worden verstuurd en de balans van de signalen die naar de MONO-bus (C) en STEREO-bus (L/ R) worden verstuurd.
Raadpleeg pagina 59 voor details over hoe het signaal­niveau dat van een MIX-kanaal in de modus LCR naar van de bussen wordt verstuurd wijzigt overeenkomstig het gebruik van de knop TO ST PAN.
M7CL Gebruikershandleiding
74
Page 75
Signalen van MIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen naar MATRIX-bussen versturen
2
3
1
Signalen van MIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen naar MATRIX-bussen
Deze sectie legt uit hoe u het signaal van een MIX- of STEREO/MONO-kanaal naar MATRIX­bussen 1–8 verstuurt. U kunt dit op een van de volgende twee manieren doen:
Via de sectie SELECTED CHANNEL
Bij deze methode gebruikt u de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MATRIX­bussen aan te passen. Deze methode maakt het u mogelijk tegelijkertijd de signalen te regelen die van een bepaald MIX-, STEREO (L/R)- of MONO (C)-kanaal naar alle MATRIX-bussen worden verstuurd.
Via de sectie Centralogic
Bij deze methode gebruikt u de multifunctionele encoders van de sectie Centralogic om de zendniveaus naar de MATRIX­bussen in te stellen. Met deze methode kunt u de signalen van tot acht MIX-, STEREO (L/R)- of MONO (C)-kanalen tege­lijk regelen, die naar een bepaalde MATRIX-bus worden verstuurd.
Via de sectie SELECTED CHANNEL
Gebruik de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om het zendniveau aan te passen van de signalen die van het gewenste MIX-, STEREO (L/R)- of MONO (C)-kanaal naar alle MATRIX-bussen worden verstuurd.
6
Zorg ervoor dat een er een uitgangspoort
1
aan de MATRIX-bus is toegewezen waar­naar u signalen wilt versturen, en dat er een extern apparaat op de corresponderende uitgangspoort is aangesloten.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MATRIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Wijs de gewenste MIX-kanalen 1–8 of 9–16
2
of de STEREO/MONO-kanalen toe aan sectie Centralogic met de navigatietoetsen.
Gebruik de [SEL]-toetsen van de sectie
3
Centralogic om het ingangskanaal te selecteren dat signalen naar de MATRIX­bussen moet versturen.
De STEREO/MONO-kanalen kunnen ook direct met de [SEL]-toetsen van de sectie STEREO/MONO MASTER worden geselecteerd.
Druk op een van de encoders in de sectie
4
SELECTED CHANNEL om het scherm SELECTED CHANNEL VIEW op te roepen.
Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW toont alle mixparameters van het corresponderende kanaal. Aanpassing van zendniveaus naar de MATRIX-bussen gebeurt via het veld TO MATRIX van dit scherm.
1 Veld TO MATRIX
In dit veld kunt u de aan/uit-status omschakelen en het niveau aanpassen van het signaal dat van dat kanaal naar de MATRIX-bussen wordt verstuurd.
B Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van dat kanaal naar de MATRIX-bussen wordt verstuurd. Gebruik de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus aan te passen.
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als PAN-knop (bij een ST IN-kanaal of stereo-MIX-kanaal als BALANCE-knop). Als de knop TO MATRIX SEND ON/OFF ( knop gedimd.
C Knop TO MATRIX SEND ON/OFF
Werkt als een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van dat kanaal naar een MATRIX-bus wordt verstuurd.
De indicatie ’PRE’, in zwarte lettertekens op een witte achtergrond, wordt alleen boven deze knoppen aange­geven als PRE (pre-fader) als zendpositie is geselecteerd. Deze indicatie wordt niet aangegeven voor POST (post-fader). (Voor details over hoe om te schakelen tussen PRE en POST pag. 77).
3) uit is, wordt de
Uitgangskanaalshandelingen
M7CL Gebruikershandleiding
75
Page 76
Signalen van MIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen naar MATRIX-bussen versturen
TIP
• Als PRE is geselecteerd als positie waarvandaan het signaal naar een MATRIX-bus word verstuurd, wordt het signaal van de positie voor de schuif verstuurd, ongeacht de instelling in het scherm BUS SETUP.
Zorg dat de knop TO MATRIX SEND ON/OFF
5
aanstaat voor de zendbestemmings-MATRIX­bus.
Druk op de knop in het scherm om deze aan te zetten als de knop uit is.
Gebruik de MIX/MATRIX SEND LEVEL-knop-
6
pen in de sectie SELECTED CHANNEL om de zendniveaus naar de MATRIX-bussen aan te passen.
TIP
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MATRIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatie­toetsen om het corresponderende MATRIX-kanaal op te roe­pen en druk op de betreffende [CUE]-toets in de sectie Centralogic.
Gebruik de navigatietoetsen en de [SEL]-
7
toetsen van de sectie Centralogic om van kanaal te wisselen en pas het zendniveau van andere kanalen naar de MATRIX-bussen op dezelfde manier aan.
Via de sectie Centralogic
Bij deze methode kunt u via de multifunctionele encoders de zendniveaus van de acht kanalen, die in de sectie Centralogic zijn geselecteerd, naar de gewenste MATRIX­bus tegelijkertijd aanpassen.
Zorg dat er een uitgangspoort aan de
1
MATRIX-bus is toegewezen waarnaar u signalen wilt versturen en dat uw externe apparaat op de corresponderende uitgangs­poort is aangesloten.
Raadpleeg pag. 95 voor details over het toewijzen van een uitgangspoort aan een MATRIX-bus. Raadpleeg pag. 39 voor details over het aansluiten van een extern apparaat.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
2
OVERVIEW op te roepen dat het kanaal (MIX-kanalen 1–8, 9–16 of STEREO/MONO­kanalen) bevat dat u wilt regelen.
U kunt het veld TO MATRIX in het scherm OVERVIEW gebruiken om de zendniveaus naar de MATRIX-bus aan te passen
1
.
2
1 Veld TO MATRIX
Dit veld bepaalt het zendniveau van het signaal dat van de MIX- en STEREO/MONO-kanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
B Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van het geselecteerde MIX-kanaal of STEREO/MONO­kanaal naar de MATRIX-bussen wordt verzonden.
Druk om het zendniveau aan te passen op de betreffende knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctio­nele encoders 1–8. Als de zendbestemmings-MATRIX­bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als PAN-knop (bij een stereo­MIX-kanaal of STEREO-kanaal als BALANCE-knop).
Druk op de knop TO MATRIX SEND LEVEL
3
voor de gewenste zendbestemmings­MATRIX-bus.
Er verschijnt een vette omlijning om alle TO MATRIX SEND LEVEL-knoppen voor die MATRIX-bus.
M7CL Gebruikershandleiding
76
Page 77
Signalen van MIX-kanalen en STEREO/MONO-kanalen naar MATRIX-bussen versturen
Gebruik de multifunctionele encoders 1–8
4
om het zendniveau aan te passen van de signalen die van de tot acht MIX-kanalen naar de geselecteerde MATRIX-bus worden verstuurd.
U kunt zonodig de navigatietoetsen en de [SEL]­toetsen van de sectie Centralogic gebruiken om van zendbestemmingskanaal te wisselen.
TIP
• Als u het geluid wilt beluisteren dat naar een bepaalde MATRIX-bus wordt verstuurd, gebruik dan de navigatie­toetsen om het corresponderende MATRIX-kanaal in de sectie Centralogic op te roepen en druk op de [CUE]-toets van dat MATRIX-kanaal.
Druk nogmaals op de knop TO MATRIX
5
SEND LEVEL binnen de vette omlijning, als u gedetailleerde instellingen wilt maken voor MATRIX-verzendingen.
Als u nogmaals op de momenteel geselecteerde TO MATRIX SEND LEVEL-knop drukt, verschijnt het pop-upvenster MATRIX SEND. Het venster bevat de volgende items.
1 2
7 8
F Knop TO MATRIX SEND LEVEL
Dit past het zendniveau aan van het signaal dat van het MIX- of STEREO/MONO-kanaal naar de MATRIX­bus wordt verstuurd. Gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om het niveau aan te passen.
Als de zendbestemmings-MATRIX-bus is ingesteld op stereo, worden de knop TO MATRIX PAN (bij een stereo-MIX-kanaal of het STEREO-kanaal de knop TO MATRIX BALANCE) en knop TO MATRIX SEND LEVEL op deze plaats getoond.
G Knop ALL PRE
Deze knop stelt PRE in als de positie waarvandaan het signaal van alle kanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
H Knop ALL POST
Deze knop stelt POST in als de positie waarvandaan het signaal van alle kanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
Gebruik de TO MATRIX SEND ON/OFF-knop-
6
pen om de signalen te aan/uit te schakelen die van de MIX- en STEREO/MONO-kanalen naar de momenteel geselecteerde MATRIX­bus worden verstuurd.
6
3 4
5
6
1 SEND TO
Dit geeft het nummer, de kanaalnaam en het pictogram van de MATRIX-bus aan, die momenteel als de zend­bestemming voor signalen is geselecteerd.
B Knoppen /
Gebruik deze knoppen om tussen zendbestemmings­MATRIX-bussen te schakelen.
C Kanaalselectieknop
Dit geeft het kanaalnummer, het voor dat kanaal geselecteerde pictogram en de kanaalnaam aan. Als u op deze knop drukt wordt dat kanaal geselecteerd voor bediening en de corresponderende [SEL]-toets zal oplichten.
D Knop PRE
Deze knop selecteert de locatie waarvandaan het signaal van het MIX- of STEREO/MONO-kanaal naar de MATRIX-bus wordt verzonden. Het signaal wordt van de positie na de schuif verzonden als deze knop is uit, en van de positie voor de schuif als deze knop aanstaat.
E Knop TO MATRIX SEND ON/OFF
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat van het MIX- of STEREO/MONO-kanaal naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
U kunt zonodig de knop PRE gebruiken om
7
de locatie te selecteren waarvandaan het signaal van elk kanaal naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
Herhaal de stappen 3–6 om het zendniveau
8
voor andere MATRIX-bussen op dezelfde manier aan te passen.
Uitgangskanaalshandelingen
M7CL Gebruikershandleiding
77
Page 78
M7CL Gebruikershandleiding
78
Page 79
Hoofdstuk 7
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
Dit hoofdstuk legt uit hoe u de sectie SELECTED CHANNEL en het scherm SELECTED CHANNEL VIEW kunt gebruiken om het geselecteerde kanaal te regelen.
Over de sectie SELECTED CHANNEL
De sectie SELECTED CHANNEL, links van de display, komt overeen met een mixermodule van een conventionele analoge mixer en hiermee kunt u handmatig alle belangrijke parameters van het momenteel geselecteerde kanaal aanpassen. Handelingen in deze sectie worden toegepast op het kanaal dat het laatst via zijn [SEL]-toets is geselecteerd. Bij een ST IN-kanaal of STEREO-kanaal is of het L- of R-kanaal geselecteerd en de belangrijkste parameters zijn gekoppeld. U kunt de encoders op het paneel gebruiken om de mixparameters te regelen zoals de voorver­sterkerversterking, de HPF-/EQ-instellingen, de thresholdinstelling van de dynamiekprocessors, de pan-/balansinstellingen en de zendniveaus naar de MIX/MATRIX-bussen.
7
Sectie SELECTED CHANNEL
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
M7CL Gebruikershandleiding
79
Page 80
Over het scherm SELECTED CHANNEL VIEW
Over het scherm SELECTED CHANNEL VIEW
Als u op een van de encoders in de sectie SELECTED CHANNEL drukt, verschijnt het scherm SELECTED CHANNEL VIEW in het aanraakscherm. Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW toont de meeste parameters van het kanaal dat momenteel met zijn [SEL]-toets is geselecteerd. Via dit scherm kunt u de instellingen controleren die via de encoders van de sectie SELECTED CHANNEL worden geregeld. Het scherm SELECTED CHANNEL VIEW bevat de volgende items.
1
237
8
M
564
N O
1 Veld TO MIX/TO MATRIX
• Als er een ingangskanaal is geselecteerd
........... Hier kunt u de aan/uit-status van de
signalen schakelen, die van dat kanaal naar elke MIX-bus en MATRIX-bus wor­den verstuurd, en de zendniveaus bekij­ken. Door tussen de knoppen TO MIX en TO MATRIX te schakelen, kunt u de bussen schakelen die in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW of scherm OVERVIEW worden getoond.
• Als een MIX-, STEREO- of MONO-kanaal is geselecteerd
........... Hier kunt u de aan/uit-status van de
signalen schakelen, die van dat kanaal naar elke MATRIX-bus worden verstuurd, en de zendniveaus bekijken.
• Als er een MATRIX-kanaal is geselecteerd
........... Hier kunt u de aan/uit-status van de
signalen schakelen, die van elk van de kanalen naar die MATRIX-bus worden verstuurd, en de zendniveaus bekijken.
B Veld HA (alleen ingangskanalen)
Dit veld toont de ingangspoort die naar het ingangskanaal is gepatcht, de voorversterkerversterking, de aan/uit-status van de fantoomvoeding, de fase-instelling en de OVER­indicator van het ingangsniveau.
I
J K
L
C Veld PATCH (alleen uitgangskanalen)
Bij uitgangskanalen is het veld PATCH te zien in het gebied (
2). Dit veld geeft de uitgangspoort aan die naar
het uitgangskanaal is gepatcht. Als er twee of meer uit­gangspoorten zijn gepatcht, wordt er slechts een weerge­geven.
D Veld TO ST PAN/BALANCE
• Als er een INPUT-kanaal of mono-MIX-kanaal is geselecteerd
............Functioneert dit als aan/uit-schakelaar
voor het signaal dat van dat kanaal naar de STEREO/MONO-bus wordt verstuurd. De panning van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd, wordt ook getoond.
• Als er een ST IN-kanaal of een stereo-MIX-kanaal is geselecteerd
............Functioneert dit als aan/uit-schakelaar
voor het signaal dat van dat kanaal naar de STEREO/MONO-bus wordt verstuurd. Toont dit ook de balans tussen de links/ rechts-signalen die van dat kanaal naar de STEREO-bus worden verstuurd.
• Als er een stereo-MATRIX-kanaal is geselecteerd
............Toont dit de balans tussen de links/
rechts-signalen die van het MATRIX­kanaal worden verstuurd.
• Als er een STEREO-kanaal is geselecteerd
............Toont dit de balans tussen de links/
rechts-signalen die van het STEREO­kanaal worden verstuurd
.
E Veld DYNAMICS 1 F Veld DYNAMICS 2 (alleen ingangskanalen)
Dit toont de Dynamics 1/2-parameters. Dit roept ook een pop-upvenster op waarin u gedetailleerde dynamiek­parameters kunt bewerken die niet in de sectie SELECTED CHANNEL kunnen worden bewerkt.
G Veld HPF (alleen ingangskanalen)
Deze regelaars schakelen de HPF (high-pass filter, hoog­doorlaatfilter) aan/uit en past zijn cutofffrequentie (afsnij­frequentie) aan.
H Veld EQ
Hier kunt u de vierbands EQ aan/uit-schakelen en zijn parameters bekijken.
M7CL Gebruikershandleiding
80
Page 81
• Daarnaast kunt u instellingen maken in het scherm PREFERENCE zodat u gedetailleerde parameters op kunt roepen die niet in de sectie SELECTED CHANNEL kunnen worden bewerkt. (Raadpleeg pag. 198 voor details.)
Over het scherm SELECTED CHANNEL VIEW • Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
I Veld EQ-curve
Dit toont de respons van de EQ/HPF.
J Veld INSERT (alleen INPUT-, MIX-, MATRIX-,
STEREO- en MONO-kanalen)
Hier kan de signaalbaan via de insertie in het kanaal aan-/ uitgeschakeld worden.
K Veld DIRECT OUT (alleen INPUT-kanalen)
Dit is een aan/uit-schakelaar voor het signaal dat direct van het kanaal wordt uitgevoerd. Het uitgangsniveau wordt hier ook getoond.
M Veld FADER
Hier kunt u het ingangs-/uitgangsniveau van het kanaal bekijken en het aan-/uitschakelen.
N Veld DCA (alleen ingangskanalen)
Hier kunt u de DCA-groep selecteren waaraan dat kanaal is toegewezen.
O Veld MUTE
Hier kunt u de dempingsgroep (mutegroep) selecteren waaraan dat kanaal is toegewezen.
L Veld RECALL SAFE
Schakelt de status Recall Safe (terugroepbeveiliging) voor dat kanaal aan/uit. Als slechts enkele van de kanaalpara­meters op Recall Safe zijn ingesteld, licht de indicator PA RTIAL op.
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
Deze sectie legt uit hoe u de sectie SELECTED CHANNEL kunt gebruiken om alle parameters van een bepaald kanaal te regelen.
Gebruik een [SEL]-toets om het kanaal te
1
selecteren dat u wilt regelen.
De sectie SELECTED CHANNEL regelt het kanaal dat het laatst met zijn [SEL]-toets is geselecteerd.
7
Druk op de betreffende [SEL]-toets in de sectie INPUT, ST IN of STEREO/MONO MASTER van het bedieningspaneel om een INPUT-, ST IN-, STEREO­of MONO-kanaal te selecteren.
Gebruik de navigatietoetsen om het gewenste kanaal in de sectie Centralogic op te roepen, en druk vervol­gens op de toets [SEL] voor het gewenste kanaal om een MIX of MATRIX-kanaal te selecteren.
Het nummer en de naam van het momenteel geselec­teerde kanaal worden in het kanaalselectieveld getoond, dat zich in het functieoproepgebied van het aanraakscherm bevindt.
Kanaalnummer
Kanaalnaam
TIP
• Bij ST IN- of STEREO-kanalen kunt u tussen L en R schakelen door herhaaldelijk op dezelfde [SEL]-toets te drukken.
•U kunt ook van kanaal wisselen door op het kanaalselectie­veld te drukken dat zich in het functieoproepgebied bevindt. Aan de linkerkant drukken selecteert het voorgaande kanaal en op de rechterkant drukken selecteert het volgende kanaal.
TIP
Zelfs als er een ander scherm wordt geselecteerd blij­ven de knoppen van de sectie SELECTED CHANNEL altijd het momenteel geselecteerde kanaal bewerken. Er verschijnt dan een venster in het scherm dat de waarde van die parameter aangeeft als u een knop gebruikt
.
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
Druk op een van de knoppen in de sectie
2
SELECTED CHANNEL.
Als u op een knop in de sectie SELECTED CHANNEL drukt verschijnt het scherm SELECTED CHANNEL VIEW voor het momenteel geselecteerde kanaal. Als u dit scherm in beeld houdt kunt u altijd de instellingen in het scherm bekijken terwijl u een encoder in de sectie SELECTED CHANNEL gebruikt.
Gebruik de encoders van de sectie
3
SELECTED CHANNEL en de knoppen in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om de parameters van het geselecteerde kanaal te bewerken.
M7CL Gebruikershandleiding
81
Page 82
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
De benodigde achtereenvolgende handelingen verschil­len, afhankelijk van de parameters die u wilt aanpassen.
Aanpassen van het zendniveau naar een MIX-bus of MATRIX-bus
Gebruik het veld TO MIX/TO MATRIX als u het signaal van een INPUT-/ST IN-kanaal naar een MIX-bus wilt versturen, of van een INPUT-, ST IN-, MIX- of STEREO­kanaal naar een MATRIX-bus.
1
2
3
Om het zendniveau naar de MIX- of MATRIX-bussen aan te passen, gebruikt u eerst de TO MIX/TO MATRIX­knoppen om de bussen te selecteren waarnaar u het signaal wilt versturen (alleen voor ingangskanalen).
Gebruik vervolgens de corresponderende [MIX/MATRIX]­encoders van de sectie SELECTED CHANNEL (kleur­gecodeerd in het scherm) om de zendniveaus van het signaal naar elk van de bussen aan te passen.
U kunt desgewenst de TO MIX/TO MATRIX SEND ON/ OFF-knoppen gebruiken om het signaal, dat naar elk van de bussen wordt verstuurd, aan/uit te schakelen. Boven elk van deze knoppen wordt de positie getoond waarvandaan het signaal van het huidige kanaal wordt verstuurd. (Voor details over het veranderen van de zendpositie pag. 64.)
Het zendniveau van de MIX-kanalen naar een bepaalde MATRIX-bus aanpassen
Om het zendniveau van de MIX-kanalen naar een bepaalde MATRIX-bus aan te passen, selecteert u eerst het zendbestemmings-MATRIX-kanaal, en vervolgens roept u het scherm SELECTED CHANNEL VIEW op. Als u een MATRIX-kanaal hebt geselecteerd, wordt het veld FROM MIX aan de linkerkant van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW getoond. Dit veld bevat de volgende items.
1 TO MIX-/TO MATRIX-knoppen
(alleen ingangskanalen)
Deze knoppen selecteren de bussen die worden gere­geld. Dit veld toont de MIX-bussen als de knop TO MIX aanstaat, of de MATRIX-bussen als de knop TO MATRIX aanstaat.
B Knoppen TO MIX/TO MATRIX SEND LEVEL
Deze knoppen geven het zendniveau van het signaal aan dat van dat ingangskanaal naar elk van de MIX­bussen of MATRIX-bussen wordt verstuurd. Gebruik de corresponderende [MIX/MATRIX]-encoder van de sectie SELECTED CHANNEL om de waarden aan te passen.
Als de zendbestemmings-MIX-bus/-MATRIX-bus op stereo is ingesteld, werkt de linker van de twee aan­grenzende knoppen als PAN-knop. (Bij een ST IN-, stereo-MIX- of STEREO-kanaal werkt deze als de knop BALANCE.) Als u op deze knop drukt verschijnt het corresponderende MIX-/MATRIX SEND-pop­upvenster.
OPMERKING
• Als de zendbestemmings-MIX-bus van het type FIXED is, verschijnt deze knop niet; alleen de knop TO MIX SEND ON/ OFF (
3) wordt getoond.
C Knop TO MIX/TO MATRIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van het kanaal naar elk van de MIX-/MATRIX-bussen wordt verstuurd.
1
2
1 Knoppen TO MATRIX ZENDNIVEAU
Deze passen het zendniveau aan van het signaal dat van elk van de MIX-kanalen naar de geselecteerde MATRIX-bus wordt verstuurd.
B Knoppen TO MATRIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van elk van de MIX-kanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd.
Draai aan de corresponderende [MIX/MATRIX]-encoder in de sectie SELECTED CHANNEL (ze hebben dezelfde kleurcode als in het scherm) om het zendniveau naar een MATRIX-bus aan te passen. U kunt desgewenst de knoppen TO MATRIX SEND ON/ OFF gebruiken om het signaal, dat van elk van de MIX­kanalen naar de MATRIX-bus wordt verstuurd, aan/uit te schakelen. Boven elk van deze knoppen wordt de positie getoond waarvandaan het signaal van het MIX-kanaal wordt verstuurd. (Voor details over het veranderen van de zendpositie pag. 77.)
M7CL Gebruikershandleiding
82
Page 83
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
1 2
3
HA-instellingen maken (alleen ingangskanalen)
Om de voorversterker (HA) te regelen die aan een INPUT/ ST IN-kanaal is toegewezen, kunt u de encoder [HA] van de sectie SELECTED CHANNEL en het veld HA van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW gebruiken. Het veld HA bevat de volgende items.
5
1
3
1 Knop GAIN
Deze geeft de versterking van de aan het kanaal toegewezen voorversterker aan. Gebruik de encoder [HA] van de sectie SELECTED CHANNEL om de waarde aan te passen.
B Pop-upknop INPUT PORT
Deze geeft de aan dit kanaal toegewezen ingangspoort aan. Het roept ook een pop-upvenster op waarin u de ingangspoort kunt selecteren.
C +48V
Deze geeft de fantoomvoedingstatus aan, aan (rood) of uit (zwart), voor de aan het kanaal toegewezen voorversterker.
D ø (Fase)
Dit geeft de normale fase (zwart) of de tegenfase (oranje) voor de aan het kanaal toegewezen ingang aan.
E Indicator OVER
Deze licht op als het ingangssignaal van de HA het oversturingspunt bereikt.
2
4
De panning/balans instellen
Gebruik de encoder [PAN] van de sectie SELECTED CHANNEL en het veld TO ST PAN/BALANCE van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om de panning/ balans van het signaal in te stellen dat van dat kanaal naar de STEREO-bus wordt gestuurd. Het veld TO ST PAN/ BALANCE bevat de volgende items.
1 Knop PAN/BALANCE
De volgende parameter verandert, afhankelijk van het geselecteerde kanaal.
INPUT-kanaal TO STEREO PAN
ST IN-kanaal TO STEREO BALANCE
MIX-kanaal (MONO×2) TO STEREO PAN
MIX-kanaal (STEREO) MIX BALANCE
MATRIX-kanaal (MONO×2) Niet weergegeven
MATRIX-kanaal (STEREO) MATRIX BALANCE
STEREO-kanaal STEREO BALANCE
MONO-kanaal Niet weergegeven
B ST/MONO-knop
(alleen INPUT-, ST IN- en MIX-kanalen)
Deze schakelt de aan/uit-instelling van het signaal dat van dat kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO­bus (C) wordt verstuurd.
7
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
Gebruik de encoder [HA] van de sectie SELECTED CHANNEL om de voorversterkerversterking aan te passen. In het scherm toont de indicator rechtsboven de knop HA, de aanwezigheid of afwezigheid van een signaal op de gepatchte ingangspoort, alsook of er een oversturing heeft plaats gevonden. Als u op de knop GAIN in het scherm drukt verschijnt het pop-upvenster HA/PATCH (1 ch), waardoor u instellingen voor de voorversterker kunt maken. (Voor details over het pop-upvenster pag. 55.) Als u op de knop INPUT PORT drukt verschijnt het pop-upvenster PATCH/NAME, waardoor u de ingangspoort voor elk kanaal kunt selecteren. (Voor details over het pop-upvenster pag. 98.)
C Knop LCR
(alleen INPUT-, ST IN-, MIX-kanalen)
Als een INPUT-, ST IN- of MIX-kanaal in de modus LCR is ingesteld, wordt de knop LCR weergegeven bij (
2). De knop LCR is een totaal-aan/uit-schakelaar
voor de signalen die van het kanaal naar de STEREO­bus en MONO-bus worden verstuurd.
Gebruik de knop ST/MONO of LCR om de zendbestem­mingsbus te selecteren en gebruik vervolgens de encoder [PAN] van de sectie SELECTED CHANNEL om de pan/ balans van elk kanaal aan te passen.
M7CL Gebruikershandleiding
83
Page 84
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
De uitgangspatching wijzigen (alleen uitgangskanalen)
Gebruik de pop-upknop in het veld PATCH om de uitgangs­patching in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW te wijzigen.
Als u op de pop-upknop drukt, verschijnt het pop-upvenster PATCH/NAME, waardoor de uitgangspoort kunt selecteren en de kanaalnaam en het kanaalpictogram kunt aangeven. (Voor details over het pop-upvenster
pag. 98.)
Dynamiekprocessorinstellingen maken
Gebruik het veld DYNAMICS 1/DYNAMICS 2 van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW of de [DYNAMICS 1]-/[DYNAMICS 2]-encoders van de sectie SELECTED CHANNEL, om de dynamiekprocessor voor het momenteel geselecteerde kanaal te bewerken.
OPMERKING
• Het veld DYNAMICS 2 van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW en de encoder [DYNAMICS 2] van de sectie SELECTED CHANNEL werken alleen als er een ingangskanaal is geselecteerd.
Het veld DYNAMICS 1/DYNAMICS 2 van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW bevat de volgende items.
2 3 4
1
1 Knop THRESHOLD
Deze geeft de instelling aan van de parameter THRESHOLD van een gate of compressor. Gebruik de [DYNAMICS 1]-/[DYNAMICS 2]-encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de instelling te bewerken.
B Indicator OVER
Deze licht op als het uitgangsniveau van de dynamiek­processor het oversturingspunt bereikt.
C Niveaumeter
Deze geeft een grafische balkindicatie weer van het signaalniveau dat wordt ingevoerd in de dynamiek­processor (aan=groen, uit=grijs) en de hoeveelheid versterkingsreductie (oranje). De instelling THRESHOLD wordt numeriek en als verticale lijn weergegeven.
D DYNAMICS ON/OFF-knoppen
Deze knoppen zetten de dynamiekprocessors 1/2 aan/uit.
E Parameterknoppen
Deze knoppen geven de waarden van alle parameters behalve THRESHOLD weer.
5
Om de dynamiekprocessorinstellingen te bewerken zet u de knop DYNAMICS ON/OFF aan en gebruikt u de [DYNAMICS 1]/[DYNAMICS 2]-encoders van de sectie SELECTED CHANNEL om de parameter THRESHOLD aan te passen. Als u andere parameters dan THRESHOLD wilt bewerken of bestaande gegevens terug wilt roepen van de library, drukt u op een willekeurige plaats in het veld om het pop­upvenster DYNAMICS 1/DYNAMICS 2 op te roepen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 108.)
HPF/EQ-instellingen maken
Gebruik het veld HPF van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW of de encoder [HPF] van de sectie SELECTED CHANNEL (alleen ingangskanalen) om de HPF van het momenteel geselecteerde kanaal te bewerken.
Het veld HPF van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW bevat de volgende items.
1
2
1 Knop FREQUENCY
Geeft de cutofffrequentie (afsnijfreq.) aan van de HPF.
B Knop HPF ON/OFF
Schakelt de HPF aan/uit.
Om de HPF te bewerken zet u de HPF ON/OFF aan en gebruikt u de encoder [HPF] van de sectie SELECTED CHANNEL om de cutofffrequentie aan te passen.
Om de EQ van het momenteel geselecteerde kanaal te bewerken, gebruikt u het veld EQ van de functie SELECTED CHANNEL VIEW of de encoders EQ [Q], EQ [FREQUENCY] en EQ [GAIN] van de sectie SELECTED CHANNEL. Het veld EQ van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW bevat de volgende items.
2 3
1
1 Knoppen Q/FREQUENCY/GAIN
Deze knoppen geven de Q, FREQUENTIE (midden­frequentie) en GAIN (hoeveelheid versterking/ver­zwakking) aan voor elke band (LOW, LOW-MID, HIGH-MID en HIGH).
M7CL Gebruikershandleiding
84
Page 85
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
1
2
3
1
2
3
B Indicator OVER
Deze licht op als het post-EQ-signaal het oversturings­punt bereikt.
C Knop EQ ON/OFF
Schakelt de EQ aan/uit.
Om de EQ te bewerken schakelt u de knop EQ ON/OFF aan en gebruikt u de knoppen EQ [Q], EQ [FREQUENCY] en EQ [GAIN] van de sectie SELECTED CHANNEL om de Q-factor, de middenfrequentie en de hoeveelheid versterking/verzwakking aan te passen.
Als u meer gedetailleerde parameters wilt bewerken of bestaande instellingen van de library op wilt roepen, drukt u op een van de EQ- of HPF-knoppen of op een plaats in het EQ-curveveld, om het pop-upvenster EQ op te roepen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 105
OPMERKING
• De typen van de EQ-banden LOW en HIGH kunnen niet in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW worden omge­schakeld. U kunt zonodig het pop-upvenster EQ oproepen en van EQ-type wisselen.
• Als het type van de EQ-band HIGH al is ingesteld op Low Pass Filter (laagdoorlaatfilter), wordt de knop Q van de HIGH­band niet getoond en werkt de knop GAIN als een aan/uit­schakelaar voor het laagdoorlaatfilter.
Insertie-instellingen maken
(alleen
.)
INPUT-, MIX-, MATRIX-, STEREO- en MONO­kanalen)
Gebruik het veld INSERT om insert-gerelateerde instellin­gen te maken voor een ingangskanaal in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW. Dit veld bevat de vol­gende items.
2
1
3
Directe uitvoersinstellingen maken (alleen INPUT-kanalen)
Gebruik het veld DIRECT OUT om directe-uitvoergere­lateerde instellingen te maken voor een ingangskanaal in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW. Dit veld bevat de volgende items.
1 Pop-upknop DIRECT OUT
Als u op deze knop drukt verschijnt het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT, waardoor u instellingen voor insertie en directe uitvoer kunt maken.
B Indicator DIRECT OUT LEVEL
Deze geeft de momenteel aangegeven DIRECT OUT LEVEL-waarde aan.
C Knop DIRECT OUT ON/OFF
Schakelt de directe uitvoer aan/uit.
Om directe uitvoersinstellingen in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW te maken, drukt u op de pop-upknop DIRECT OUT om het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT (1 ch) op te roepen en wijst u een uitgangspoort toe aan de directe uitvoer ( pag. 102). Druk op de knop DIRECT OUT ON/OFF om deze aan te zetten en gebruik de knop DIRECT OUT LEVEL om het uitgangsniveau aan te passen.
Een kanaal instellen op Recall Safe (terugroepbeveiliging)
Gebruik het veld RECALL SAFE om Recall Safe aan te geven voor het kanaal dat momenteel in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW is geselecteerd. Dit veld bevat de volgende items.
7
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
1 Pop-upknop INSERT
Als u op deze knop drukt verschijnt het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT, waardoor u instellingen voor insertie en directe uitvoer kunt maken.
B Indicator IN
Dit geeft de aanwezigheid of afwezigheid van een signaal aan op de ingangspoort die naar de INSERT IN is gepatcht.
C Knop INSERT ON/OFF
Schakelt de insertie aan/uit.
Om insertie-instellingen in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW te maken, drukt u op de pop-upknop INSERT om het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT (1 ch) op te roepen en een uitgangspoort en ingangspoort toe te wijzen aan de insertie-uit en insertie-in ( pag. 102). Als u de poorten hebt toegewezen, drukt u op de knop INSERT ON/OFF om deze aan te zetten.
1 Pop-upknop RECALL SAFE
Deze opent het pop-upvenster RECALL SAFE MODE waar u instellingen kunt maken die aan Recall Safe zijn gerelateerd.
B Indicator PARTIAL
Dit licht op als slechts enkele parameters van dat kanaal op Recall Safe zijn ingesteld.
C Knop RECALL SAFE ON/OFF
Schakelt de instelling Recall Safe aan/uit voor het kanaal.
Om het kanaal in te stellen op de modus Recall Safe drukt u op de knop RECALL SAFE ON/OFF om deze aan te zetten. Als u Recall Safe alleen voor bepaalde parameters aan wilt geven, drukt u op het pop-upvenster RECALL SAFE om het pop-upvenster RECALL SAFE MODE te openen en selecteert u vervolgens de parameters waarvoor u Recall Safe wilt aangeven. (Voor details over het pop­upvenster pag. 136
.)
M7CL Gebruikershandleiding
85
Page 86
Handelingen in de sectie SELECTED CHANNEL
Een kanaal aan-/uitzetten
Gebruik het veld FADER om het kanaal in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW aan/uit te schakelen. Dit veld bevat de volgende items.
2
1
4
1 FADER
Deze geeft het in-/uitgangsniveau aan van het kanaal. Deze is gekoppeld aan de schuif op het bedienings­paneel.
B Indicator Σ CLIP
Deze indicator licht op als er op een van de niveau­detectiepunten in dat kanaal oversturing plaatsvindt.
C Ingangs-/uitgangsniveau
Dit geeft de huidige instelling van de schuif aan.
D Knop CH ON/OFF
Deze knop schakelt het kanaal aan/uit. Deze is gekoppeld aan de [ON] van het bedieningspaneel.
3
Zet de betreffende DCA-knop 1–8 aan om het kanaal aan de gewenste DCA-groep toe te wijzen (meerdere keuzes zijn mogelijk). Druk op de pop-upknop DCA om het pop­upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN MODE te openen om de kanalen te controleren die aan elke DCA­groep zijn toegewezen. (Voor details over het pop-up­venster pag. 114
.)
Een kanaal aan een dempingsgroep toewijzen
Gebruik het veld MUTE van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om een kanaal aan een dempingsgroep toe te wijzen. Dit veld bevat de volgende items.
2
1
3
Als u op de knop CH ON/OFF in het veld FADER drukt, wordt dat kanaal aan-/uitgeschakeld en de toets [ON] op het bedieningspaneel doet precies hetzelfde.
Een kanaal aan een DCA-groep toewijzen (alleen ingangskanalen)
Gebruik het veld DCA van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW om een kanaal aan een DCA-groep toe te wijzen. Dit veld bevat de volgende items.
1
2
1 Pop-upknop DCA
Deze roept het pop-upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN MODE op waar u de kanalen kunt selecteren die aan de DCA-groepen of dempingsgroepen worden toegewezen.
B Knoppen DCA 1–8
Deze knoppen selecteren de DCA-groep(en) waaraan dit kanaal is toegewezen.
1 Pop-upknop MUTE
Deze roept het pop-upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN MODE op waar u de kanalen kunt selecteren die aan de DCA-groepen of dempingsgroepen worden toegewezen.
B Indicator MUTE SAFE
Deze licht op als dit kanaal is ingesteld op Mute Safe.
U kunt Mute Safe-instellingen maken in het pop­upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN MODE.
C Knoppen MUTE 1–8
Deze knoppen selecteren de dempingsgroep(en) waar­aan dit kanaal is toegewezen.
Zet de betreffende dempingsknop 1–8 aan om het kanaal aan de gewenste dempingsgroep toe te wijzen (meerdere keuzes zijn mogelijk). Druk op de pop-upknop MUTE om het pop-upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN MODE te openen om de kanalen te controleren die aan elke dempingsgroep zijn toegewezen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 114
.)
M7CL Gebruikershandleiding
86
Page 87
Hoofdstuk 8
Handelingen in de sectie Centralogic
Dit hoofdstuk legt uit hoe u de sectie Centralogic en het scherm OVERVIEW kunt gebruiken om tot acht kanalen tegelijk te regelen.
Over de sectie Centralogic
Via de sectie Centralogic, onder het aanraakscherm, kunt u een set van tot acht ingangskanalen, uitgangskanalen of DCA-groepen oproepen en tegelijk regelen. Gebruik de navigatietoetsen van de sectie NAVIGATION KEYS om de kanalen te selecteren die moeten worden geregeld.
8
Sectie NAVIGATION KEYS
Sectie Centralogic
Als u op een van de navigatietoetsen in de sectie NAVIGATION KEYS drukt, worden de kanalen/DCA-groepen die corresponderen met die toets aan de sectie Centralogic worden toegewezen, en kunnen ze worden geregeld via de schuiven, [ON]-toetsen en [CUE]-toetsen van de sectie Centralogic.
Handelingen in de sectie Centralogic
M7CL Gebruikershandleiding
87
Page 88
Over het scherm OVERVIEW
Over het scherm OVERVIEW
Het scherm OVERVIEW toont gelijktijdig de belangrijkste parameters van de (tot) acht kanalen die momenteel aan de sectie Centralogic zijn toegewezen. Als u de navigatietoetsen gebruikt om de acht kanalen te selecteren, die worden toegewezen aan de sectie Centralogic, geeft het aanraakscherm het scherm OVERVIEW weer voor die kanalen. (De toets [DCA] is hierop een uitzondering.)
Het scherm OVERVIEW bevat de volgende items.
1
2
4
5
6
7
8
Als u op een van de knoppen in het scherm OVERVIEW drukt, wordt hetzelfde type knop voor elk kanaal omsloten door een vette omlijning.
Deze vette omlijning geeft aan dat de parameter die over­eenkomt met die knoppen kan worden bewerkt. In deze situatie kunt u de multifunctionele encoders 1-8 gebruiken om de parameterwaarden van de corresponderende kana­len te bewerken. Er is geen OVERVIEW-scherm voor de DCA-groep. Dit betekent dat als u op de toets [DCA] drukt om de DCA­groepen aan de sectie Centralogic toe te wijzen, het scherm OVERVIEW de acht kanalen blijft weergeven die het ook daarvoor weergaf. In dit geval regelen de schuiven en [ON]-toetsen van de sectie Centralogic de werking van de DCA-groep, en de multifunctionele encoders en [SEL]­/[CUE]-toetsen regelen de tot acht kanalen die in het scherm OVERVIEW worden getoond.
J
K
L
1 Kanaalnummer/kanaalnaamveld
Dit toont het nummer, de naam en het pictogram van de tot acht kanalen die momenteel zijn geselecteerd voor bediening in het scherm OVERVIEW.
B Veld HA/PHASE (alleen ingangskanalen)
Voor ingangskanalen die een ingangsaansluiting op het achterpaneel hebben of waar een extern voorversterker­apparaat (bijv. Yamaha AD8HR) naar toe is gepatcht, wor­den hier de voorversterkerinstellingen (versterkingsinstel­ling, fantoomvoeding aan/uit, fase-instelling) weergegeven. Voor ingangskanalen waarnaar een andere ingangspoort of rekuitgang (intern effect of GEQ) is gepatcht, wordt hier informatie over de ingangsbron (poort-/reknaam en -nummer, kaartnaam en effectmodulenaam, fase-instelling) getoond.
Als er een uitgangskanaal is geselecteerd, wijzigt het gebied
B als volgt.
3
4
M7CL Gebruikershandleiding
88
C Veld OUTPUT PORT (alleen uitgangskanalen)
Dit toont de naam en het nummer van de uitgangspoort die naar elk kanaal is gepatcht.
TIP
• Als twee of meer uitgangspoor ten zijn gepatcht, wordt er een ’+’-sym­bool weergegeven achter de naam van een van de uitgangspoorten.
D Veld INSERT/DIRECT OUT
• Als er een ingangskanaal is geselecteerd
........... Dit toont de aan/uit-instelling van de insertie
of directe uitvoer van elk kanaal.
• Als er een uitgangskanaal is geselecteerd
........... Dit toont de insertie aan/uit-instelling van
elk kanaal.
Page 89
Over het scherm OVERVIEW
E Veld EQ
Dit is een curve die een benadering van de EQ-respons voor elk kanaal toont.
F Veld DYNAMICS 1 G Veld DYNAMICS 2 (alleen ingangskanalen)
Dit toont voor elk kanaal de naam van het type dat voor Dynamics 1 geselecteerd is, het ingangsniveau, de hoe­veelheid versterkingreductie en de threshold (drempel). Als GATE is geselecteerd als dynamiekprocessortype, toont een driestapsindicator de aanwezigheid of afwezig­heid van een signaal, en de open/gesloten-status van de gate.
H Veld TO MIX/TO MATRIX
Dit geeft het zendniveau aan van het signaal dat van dat kanaal wordt verzonden naar de MIX-/MATRIX-bussen. (Als de zendbestemmingen MATRIX-bussen zijn is de indicatie ’TO MATRIX’ onder in het veld te zien.) Druk om het zendniveau van elke bus aan te passen op de betreffende knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8.
TIP
• Als er ingangskanalen worden getoond kunt u de knop TO MIX/TO MATRIX in het scherm SELECTED CHANNEL VIEW gebruiken om de in dit veld getoonde zendbestemming te wijzigen.
•U kunt ook de functie SEND ENCODER MODE aan een gebruikers­sneltoets toewijzen en deze gebruiken om de zendbestemming op dezelfde manier te wijzigen.
K Veld DCA/MUTE GROUP
Deze toont de DCA-groep (alleen ingangskanalen) en dempingsgroep waartoe elk kanaal behoort.
L Kanaalnummer/kanaalnaamveld
Dit toont het nummer, de kanaalnaam en het pictogram voor de tot acht kanalen die momenteel zijn geselecteerd voor bediening in de sectie Centralogic (met uitzondering van de multifunctionele encoders).
Gebied A toont de kanalen die kunnen worden geregeld via het scherm OVERVIEW, de multifunctionele encoders, de [SEL]-toetsen en de [CUE]-toetsen. Gebied
L
toont de kanalen of DCA-groepen die kunnen worden geregeld via de schuiven en [ON]-toetsen van de sectie Centralogic.
Als u bijvoorbeeld de DCA-groepen aan de sectie Centralogic toewijst, blijft het scherm OVERVIEW de acht kanalen tonen die tot dan toe werden getoond, en in dit geval zijn de kanalen of DCA-groepen die in de gebie­den
A en L worden getoond verschillend.
Op de M7CL kunt u de kanalen/groepen die aan de sectie Centralogic zijn toegewezen vastzetten en alleen de acht­kanaals groepen wisselen die in het scherm OVERVIEW worden getoond ( pag. 94), en de inhoud die wordt getoond in
A en L verschilt in dit geval ook.
8
Als er MATRIX-kanalen zijn geselecteerd, verandert het gebied
H als volgt.
9
I Veld FROM MIX
Dit geeft het zendniveau aan van de signalen die van MIX­kanalen 1–16 naar elk van de MATRIX-bussen wordt verstuurd. Druk om het zendniveau van elke bus aan te passen op de betreffende knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8.
J Veld TO STEREO/MONO
Dit laat toont de aan/uit-status van het signaal dat van elk kanaal naar de STEREO-bus en MONO-bus wordt verstuurd, en de panning van het signaal dat naar de STEREO-bus wordt verstuurd (of de links/rechts-volume­balans als de zendbron stereo is). Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen.
Handelingen in de sectie Centralogic
M7CL Gebruikershandleiding
89
Page 90
Handelingen in de sectie Centralogic
Handelingen in de sectie Centralogic
Deze sectie legt uit hoe u de sectie Centralogic en het scherm OVERVIEW kunt gebruiken om tegelijkertijd de parameters van tot acht kanalen te regelen.
Gebruik de navigatietoetsen van de sectie
1
NAVIGATION KEYS om de kanalen of DCA­groepen te selecteren die u wilt regelen.
Als u op een navigatietoets drukt licht de LED van die toets op. Het aanraakscherm toont het scherm OVER­VIEW en de parameters van de tot acht kanalen die u selecteerde verschijnen.
TIP
• Als het scherm SELECTED CHANNEL VIEW wordt weer­gegeven, kunt u naar het scherm OVERVIEW schakelen door op een van de multifunctionele encoders 1–8 te drukken. Dit is handig als u snel om wilt schakelen naar het scherm OVERVIEW terwijl dezelfde kanalen of DCA-groepen geselecteerd blijven voor regelen.
Gebruik de schuiven en [ON]-toetsen van
2
de sectie Centralogic om het niveau aan te passen van de (tot) acht geselecteerde kanalen en schakel ze aan/uit.
TIP
• De onderste regel van het scherm OVERVIEW toont de kanalen of DCA-groepen die via de schuiven en [ON]-toetsen van de sectie Centralogic kunnen worden geregeld.
• De bovenste regel van het scherm OVERVIEW toont de kana­len die door de [CUE]-toetsen en multifunctionele encoders 1–8 van de sectie Centralogic kunnen worden geregeld.
Gebruik de velden in het scherm OVER-
3
VIEW en de multifunctionele encoders en [CUE]-toetsen om de parameters voor de (tot) acht kanalen aan te passen.
De benodigde achtereenvolgende handelingen ver­schillen, afhankelijk van de parameters die u wilt aanpassen.
De kanaalnaam en het kanaalpictogram aangeven
In het scherm OVERVIEW kunt u de kanaalnummer- en kanaalnaamvelden gebruiken om de naam en het picto­gram voor elk kanaal aan te geven. Dit veld bevat de vol­gende items.
1
23
1 Kanaalnummer
Het nummer van dat kanaal of die DCA-groep.
B Kanaalnaam C Pictogram
Deze tonen de naam en het pictogram dat voor dat kanaal of die DCA-groep is geselecteerd.
Druk op het veld om het pop-upvenster PATCH/ NAME op te roepen, als u de naam of het pictogram wilt wijzigen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 53.)
HA-instellingen maken (alleen ingangs­kanalen)
Voor ingangskanalen waarnaar een ingangsaansluiting op het achterpaneel of een externe voorversterker (bijv. de Yamaha AD8HR) is gepatcht, kunt u het veld HA/PHASE van het scherm OVERVIEW gebruiken om de voorver­sterker te regelen. Het veld HA/PHASE bevat de volgende items.
M7CL Gebruikershandleiding
90
132
1 Knop GAIN
Deze geeft de versterking van de aan het kanaal toe­gewezen voorversterker aan. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen.
B +48V
Deze geeft de fantoomvoedingstatus aan, aan (rood) of uit (zwart), voor de aan het kanaal toegewezen voor­versterker.
C ø (fase)
Deze geeft de normale fase (zwart) of de tegenfase (oranje) voor de aan het kanaal toegewezen voorver­sterker aan.
Page 91
Handelingen in de sectie Centralogic
1 3
2
4
Rood
Geel
Groen
• Het veld DYNAMICS 2 van het scherm OVERVIEW is alleen beschikbaar als er een ingangskanaal is geselecteerd.
Als het kanaal naar een ingangspoort zonder voorver-ster­ker is gepatcht of naar het rek (intern effect of GEQ), wor­den de poortnaam, het poortnummer en de fase getoond.
Als u de fantoomvoeding aan/uit wilt schakelen, de fase tussen normaal/tegenfase wilt schakelen, of de ingangs­poortpatching voor elk kanaal wilt wijzigen, druk dan op het veld HA/PHASE (als de knop GAIN wordt weer-gege­ven, dan druk op de knop om deze te selecteren en druk vervolgens nogmaals op de knop) om het pop-upvenster HA/PATCH op te roepen. (Voor details over het pop­upvenster pag. 55.)
De uitgangspatching wijzigen (alleen uit­gangskanalen)
Via het scherm OVERVIEW kunt u de uitgangspoort wijzigen die naar een uitgangskanaal is gepatcht, door op het veld OUTPUT PORT van het veld OVERVIEW te drukken om het pop-upvenster PATCH/NAME op te roe­pen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 53.)
Instellingen voor insertie (anders dan voor ST IN-kanalen/-monitor) of directe uitvoer (alleen INPUT-kanalen)
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld INSERT/ DIRECT OUT gebruiken om instellingen te maken die gerelateerd zijn aan insertie en directe uitvoer. Dit veld bevat de volgende items.
Dynamics 1/2-instellingen maken
In het scherm OVERVIEW kunt u de velden DYNAMICS 1/DYNAMICS 2 gebruiken om de Dynamics 1/2-instellin­gen voor elk kanaal te maken. Deze velden bevatten de vol­gende items.
1 Ingangsniveaumeter
Deze groene balkindicatie geeft het niveau aan van het signaal, na passeren van de dynamiekprocessor.
B Meter GR
Deze oranje balkindicatie geeft de hoeveelheid versterkingsreductie aan die door de dynamiek­processor wordt geproduceerd.
C Threshold (drempel)
De verticale lijn geeft de momenteel geldende drempelwaarde en een benadering van zijn positie in de GR-meter.
Alleen als GATE als type is geselecteerd, wijzigen de gebieden
B–3 als volgt.
8
1
2
1 INS
Deze geeft de insertie aan/uit-status aan.
B D.OUT (alleen INPUT-kanalen)
Deze geeft de directe uitvoer aan/uit-status aan.
Om gedetailleerde instellingen te maken voor insertie of directe uitvoer, drukt u op het veld INSERT/DIRECT OUT om het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT (8 ch) op te roepen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 100.)
ATT/HPF/EQ-instellingen maken
In het scherm OVERVIEW kunt u het EQ-curveveld gebruiken om instellingen te maken voor de ATT (verzwakking), HPF (hoogdoorlaatfilter) en EQ van elk kanaal.
Als u op het EQ-curveveld drukt, verschijnt het pop­upvenster ATT/HPF/EQ (1 ch). In dit venster kunt u de schermknoppen en de multifunctionele encoders gebrui­ken om alle ATT-/HPF-/EQ-parameters te regelen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 105.)
D Meter GR
Deze indicator toont de werkingsstatus van de gate. De volgende segmenten lichten op afhankelijk van de aan­wezigheid of afwezigheid van signaal dat door de gate gaat en afhankelijk van de open/dicht-status van de gate.
• Rood ........Deze licht op als er geen signaal door
Dynamics 1/2 gaat (hoeveelheid versterkingsreductie = 30 dB of meer).
• Geel..........Deze licht op als het signaal door
Dynamics 1/2 gaat en de gate zelfs iets dicht is (hoeveelheid versterkings­reductie = minder dan 30 dB).
•Groen .......Deze licht op als het signaal door
Dynamics 1/2 gaat en de gate open is (hoeveelheid versterkingsreductie = 0 dB).
OPMERKING
Als u de dynamiekprocessor via het scherm OVERVIEW wilt regelen, drukt u op het veld DYNAMICS 1/2 om het pop-upvenster DYNAMICS 1/DYNAMICS 2 (1 ch) op te roepen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 108.)
M7CL Gebruikershandleiding
Handelingen in de sectie Centralogic
91
Page 92
Handelingen in de sectie Centralogic
De zendniveaus van een kanaal naar alle MIX-bussen/MATRIX-bussen aanpassen
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld TO MIX/TO MATRIX gebruiken om signalen van een kanaal naar de MIX-bussen en MATRIX-bussen te versturen. Dit veld bevat de volgende items.
1
1 Knop TO MIX/TO MATRIX SEND LEVEL
Past het zendniveau aan van het signaal dat van het ingangskanaal naar elke MIX-bus/MATRIX-bus wordt verstuurd. Druk op de knop van de gewenste bus om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen.
Als de zendbron een ingangskanaal is moet u eerst de zendbestemmingsbussen selecteren (MIX-bussen of MATRIX-bussen). Gebruik de knop TO MIX/TO MATRIX van het scherm SELECTED CHANNEL VIEW ( pag. 82) om deze selectie te maken. Het scherm wijzigt als volgt afhankelijk van de bussen die u selecteert
Als er MIX-bussen als zendbestemming zijn geselecteerd
.
Als er MATRIX-bussen als zendbestemming zijn geselecteerd
Deze knoppen passen de panning tussen twee bussen aan die zijn ingesteld op stereo. (Voor een stereokanaal pas­sen ze de volumebalans aan van het linker- en rechter­kanaal die naar de twee bussen worden verstuurd.)
2
B Knop TO MIX SEND ON/OFF
Dit zijn aan/uit-schakelaars voor het signaal dat van het ingangskanaal naar de MIX-bussen wordt ver­stuurd. Deze knoppen worden alleen getoond als de zendbron een ingangskanaal is en de zendbestemming een MIX-bus van het type FIXED is.
Om de aan/uit-status om te schakelen van het signaal dat van het kanaal naar MIX-bussen van het type VARI of naar MATRIX-bussen wordt verstuurd, drukt u nogmaals op de geselecteerde knop om het pop-upvenster MIX SEND/ MATRIX SEND te openen. (Als alternatief kunt u ook het scherm SELECTED CHANNEL VIEW gebruiken.)
De zendniveaus van alle MIX-kanalen naar een MATRIX-bus aanpassen
In het scherm OVERVIEW kunt u tegelijkertijd het zend­niveau aanpassen van de signalen die van alle MIX­kanalen naar elk van de MATRIX-bussen wordt verstuurd. Gebruik hiervoor de toets [MATRIX] van de sectie NAVIGATION KEYS om de MATRIX-kanalen 1–8 aan de sectie Centralogic toe te wijzen. Het scherm OVERVIEW toont dan het veld FROM MIX. Dit veld bevat de volgende items.
Druk nogmaals op de geselecteerde knop en het pop­upvenster MIX SEND/MATRIX SEND (8 ch) ver­schijnt, afhankelijk van de zendbestemmings bussen die u hebt geselecteerd. Dit pop-upvenster bevat aan/ uit-schakelaars voor de signalen die van het kanaal naar de corresponderende bussen worden verstuurd en laat u het verzendpunt selecteren (PRE of POST). (Voor details over het pop-upvenster pag. 212.)
Als de zendbestemmings-MIX-bus of -MATRIX-bus is ingesteld op stereo, werkt de linker van de twee aangrenzende knoppen als de knop TO MIX PAN of TO MATRIX PAN (of als de knop BALANCE als het zendbronkanaal stereo is).
Knop TO MIX PAN/ TO MATRIX PAN
M7CL Gebruikershandleiding
92
1
1 Knop FROM MIX SEND LEVEL
Voor elke MATRIX-bus toont dit het zendniveau van de signalen die van MIX-kanalen 1–16 worden verstuurd. Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de waarde aan te passen.
Als u op de geselecteerde knop drukt verschijnt het pop-upvenster MATRIX SEND (8 ch). In dit pop­upvenster kunt u de aan/uit-status omschakelen van het signaal dat van een bepaald MIX-kanaal naar MATRIX-bussen 1–8 wordt verstuurd en de zend­positie selecteren (PRE/POST). (Gebruik de / ­knoppen in het venster om MIX-kanalen te selecteren. Voor details over het pop-upvenster pag. 64.)
Page 93
Handelingen in de sectie Centralogic
1
2
De pan/balans aanpassen (alleen INPUT-, ST IN-, STEREO- en MIX-kanalen)
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld TO STEREO/ MONO gebruiken om de aan/uit-status om te schakelen en de pan/balans aan te passen van het signaal dat van elk kanaal naar de STEREO/MONO-bussen wordt verstuurd. De volgende items worden in het veld TO STEREO/ MONO getoond.
1 2
3
1 Knop PAN/BALANCE
• Als er een INPUT-kanaal of mono-MIX-kanaal is geselecteerd
........ De panning van het signaal dat naar de
STEREO-bus wordt verstuurd, wordt getoond.
• Als er een ST IN-kanaal of een stereo-MIX­kanaal is geselecteerd
........ De balans tussen de links/rechts-signalen
die van dat kanaal naar de STEREO-bus worden verstuurd, wordt getoond.
• Als er een STEREO-kanaal of een stereo­MATRIX-kanaal is geselecteerd
........ De balans tussen de links/rechts-signalen
worden getoond.
Druk op de knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoder om de waarde aan te passen.
Als u nogmaals op de geselecteerde knop drukt, verschijnt het pop-upvenster TO STEREO/MONO (8 ch). In dit pop-upvenster kunt u schakelen tussen de modi ST/MONO en LCR en de aan/uit-status van het signaal dat wordt verstuurd naar de STEREO/MONO­bus van tot acht kanalen tegelijk wijzigen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 57).
B Indicator OVER
Deze indicator licht op als een van de niveaudetectie-
punten in elk kanaal het niveau OVER bereikt.
C Indicator ST/MONO (alleen INPUT-, ST IN-
en MIX-kanalen)
Deze geeft de aan/uit-instelling aan van het signaal dat van dat kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO­bus (C) wordt verstuurd. Om deze aan/uit te schakelen drukt u nogmaals op de geselecteerde knop om het pop-upvenster TO STEREO/MONO te openen.
Een kanaal aan een DCA-groep of dempings­groep toewijzen
In het scherm OVERVIEW kunt u het veld DCA/MUTE GROUP gebruiken om een kanaal aan een DCA-groep (alleen ingangskanalen) of dempingsgroep toe te wijzen. Dit veld bevat de volgende items.
1 Indicator DCA (alleen ingangskanalen)
Deze indicator toont de DCA-groep(en) waaraan het ingangskanaal is toegewezen. De nummers van DCA­groepen waartoe dit kanaal behoort zijn gemarkeerd.
B Dempingsindicator
Deze indicator toont de dempingsgroepen waaraan het kanaal is toegewezen. De nummers van dempings­groepen waartoe dit kanaal behoort zijn gemarkeerd.
Om een kanaal aan een DCA-groep of dempingsgroep toe te wijzen, drukt u op het veld DCA/MUTE GROUP om het pop-upvenster DCA/MUTE GROUP ASSIGN te openen. (Voor details over het pop-upvenster pag. 114.)
8
Handelingen in de sectie Centralogic
Als een INPUT-, ST IN- of MIX-kanaal is ingesteld op modus LCR, wijzigt het gebied
C als volgt.
4
D Indicator LCR (alleen INPUT-, ST IN-, MIX-
kanalen)
De indicator LCR geeft de totale aan/uit-status aan van de signalen die van dat kanaal naar de STEREO-bus (L/R) en MONO-bus (C) worden verstuurd.
Om deze aan/uit te schakelen drukt u nogmaals op de geselecteerde knop om het pop-upvenster TO STEREO/MONO te openen.
M7CL Gebruikershandleiding
93
Page 94
De kanalen of DCA-groepen van de sectie Centralogic vastzetten
De kanalen of DCA-groepen van de sectie Centralogic vastzetten
U kunt zonodig de kanalen of DCA-groepen vastzetten, die geregeld worden door de schuiven, [ON]-toetsen en meters van de sectie Centralogic, en schakelen tussen groepen van acht kanalen voor regelen in het scherm OVERVIEW. In dat geval regelen de multifunctionele encoders, [SEL]-toetsen, en [CUE]-toetsen een andere groep van acht kanalen dan de schuiven en [ON]-toetsen van de sectie Centralogic.
Druk in de sectie NAVIGATION KEYS op de
1
navigatietoets voor de kanalen of DCA­groep die u in de sectie Centralogic wilt vastzetten en houd deze twee seconden of langer ingedrukt.
De LED van de navigatietoets zal knipperen. Het knipperen geeft aan dat de corresponderende kanalen of DCA-groepen nu voor de sectie Centralogic zijn vastgelegd.
Druk op een navigatietoets (anders dan de
2
toets [DCA]) om de acht kanalen te selec­teren die u in het scherm OVERVIEW wilt regelen.
De LED van de in stap 2 geselecteerde navigatietoets licht op. De verlichte status geeft aan dat de corres­ponderende kanalen via het scherm OVERVIEW en de multifunctionele encoders kunnen worden geregeld.
OPMERKING
•U kunt geen DCA-groepen in het scherm OVERVIEW regelen via de multifunctionele encoders. Daarom heeft drukken op de toets [DCA] in stap 2 geen effect.
De volgende illustratie toont het voorbeeld van de DCA-groepen die voor de sectie Centralogic zijn vast­gelegd en de INPUT-kanalen 1–8 die worden geregeld via het scherm OVERVIEW.
Regel
INPUT-kanalen 1–8
via het scherm
OVERVIEW.
Selecteer
INPUT-kanalen
1–8 en CUE.
Regel DCA-
groepen 1–8.
Gebruik zonodig de navigatietoetsen om de
3
groep van acht kanalen te wisselen die wordt geregeld via het scherm OVERVIEW, de multifunctionele encoders, de [SEL]­toetsen en de [CUE]-toetsen.
M7CL Gebruikershandleiding
94
Om de kanalen of DCA-groepen vrij te geven
4
die voor de sectie Centralogic zijn vastgezet, drukt u nogmaals op de navigatietoets die u in stap 1 hebt gebruikt en houdt u deze inge­drukt tot de navigatietoets-LED verandert van knipperen naar aan.
Als de navigatietoets-LED verandert naar aan, worden zijn kanalen of DCA-groepen toegewezen aan zowel de sectie Centralogic als het scherm OVERVIEW.
Page 95
Hoofdstuk 9
1 2 3
4
6
5
Ingangs-/uitgangspatching
Dit hoofdstuk legt uit hoe u de ingangspatch- en uitgangspatchinstellingen kunt bewerken en hoe u de insertieverbindingen en directe uitvoer kunt gebruiken.
De uitgangspatchinstellingen wijzigen
Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de uitgangs­poorten naar de volgende kanalen gepatcht.
OMNI OUT-aansluitingen 1–12 MIX-kanalen 1–12
OMNI OUT-aansluitingen 13/14 MATRIX-kanalen 1/2
OMNI OUT-aansluitingen 15/16 STEREO-kanaal (L/R)
2TR OUT DIGITAL-aansluiting STEREO-kanaal (L/R)
Slot 1-uitgangskanalen 1–8 MIX-kanalen 1–8
Slot 1-uitgangskanalen 9–16 MIX-kanalen 1–8
Slot 2-uitgangskanalen 1–8 MIX-kanalen 9–16
Slot 2-uitgangskanalen 9–16 MIX-kanalen 9–16
Slot 3-uitgangskanalen 1–8 MATRIX-kanalen 1–8
Slot 3-uitgangskanalen 9–16 MATRIX-kanalen 1–8
De bovenstaande patching kan echter naar wens worden veranderd. Om de patching te wijzigen kunt u of de uitgangspoort selecteren die de uitvoerbestemming wordt voor elk uitgangskanaal, of u kunt het uitgangskanaal selecteren die de uitvoerbron wordt voor elke uitgangspoort.
De uitgangspoort selecteren voor elk uitgangskanaal
Zo selecteert u de uitgangspoort die de uitvoerbestemming wordt voor elk uitgangskanaal.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
1
OVERVIEW op te roepen dat het uitgangs­kanaal bevat waarvan u de uitgangspoort wilt toewijzen.
1
1 Kanaalnummer/kanaalnaam
Druk in het bovenste gedeelte van het
2
scherm op het kanaalnummer/kanaalnaam­veld om het pop-upvenster PATCH/NAME op te roepen.
In het pop-upvenster PATCH/NAME kunt u de kanaal­naam, het pictogram en de uitgangspoort wijzigen die is toegewezen aan elk uitgangskanaal. Het venster bevat de volgende items.
1 Pictogramknop
Deze geeft het voor dat kanaal geselecteerde picto­gram aan. Als u op deze knop drukt verschijnt er een scherm waarin u een pictogram of voorbeeldnaam kunt selecteren.
B Invoerveld kanaalnaam
Dit geeft de aan dat kanaal toegewezen naam aan. Als u op dit veld drukt verschijnt er een toetsenbord­venster waardoor u een naam kunt toewijzen.
C Uitgangspoortknop
Deze geeft de momenteel geselecteerde uitgangs-poort aan. Als u op deze knop drukt als u een picto-gram selecteert of de kanaalnaam verandert, keert u terug naar de uitgangspoortselectiescherm.
D Uitgangspoort-selectietabs
Deze tabs selecteren de uitgangspoorten die in het pop-upvenster worden getoond. Elke tab komt overeen met de volgende uitgangspoorten.
OMNI/2TR OUT
OMNI OUT-aansluitingen 1–16 en de 2TR OUT DIGITAL-aansluiting worden getoond.
SLOT 1–SLOT 3
Uitgangskanalen 1–16 van slots 1–3 worden getoond.
9
Ingangs-/uitgangspatching
M7CL Gebruikershandleiding
95
Page 96
De uitgangspatchinstellingen wijzigen
RACK
De ingangspoorten van rek 1–8 worden getoond.
TIP
• Raadpleeg pag. 161 voor details over de GEQ.
E Uitgangspoort-selectieknoppen
Deze knoppen wijzen een uitgangspoort toe aan het momenteel geselecteerde uitgangskanaal.
F Tabs
Gebruik deze tabs om tussen items te schakelen.
Gebruik de uitgangspoort-selectietabs en
3
de uitgangspoort-selectieknoppen om de uitgangspoort aan te geven die aan dat kanaal wordt toegewezen.
Druk op de tab PATCH als de uitgangspoort-selectie­knoppen niet onder in het venster worden getoond.
Gebruik de navigatietoetsen en de [SEL]-
4
toetsen om de uitgangskanalen te wisselen die worden geregeld en geef hun uitgangs­poorten op dezelfde manier aan.
Druk op het symbool ’×’ rechts bovenin om
5
het venster te sluiten als u klaar bent met maken van de instellingen.
U keert terug naar het scherm OVERVIEW.
Het uitgangskanaal voor elke uitgangs­poort selecteren
Zo selecteert u het uitgangskanaal dat de uitvoerbron wordt voor elke uitgangspoort.
Druk op de knop SETUP in het functieoproep-
1
gebied om het scherm SETUP op te roepen
Knop OUTPORT SETUP
Druk op de knop OUTPORT SETUP in het
2
veld SYSTEM SETUP in het midden van het scherm, om het pop-upvenster OUTPUT PORT te openen.
In het pop-upvenster OUTPUT PORT kunt u het bron­kanaal voor elke uitgangspoort toewijzen. Het pop-up­venster bevat de volgende items.
.
M7CL Gebruikershandleiding
96
2
1
3
4
5
6
7
8
9
J
1 Slotnummer/kaarttype
Als een uitgangskanaal van slot 1–3 is geselecteerd voor bediening, toont dit het slotnummer en het type van de I/O-kaart die in dat slot is geïnstalleerd.
B Veld DELAY SCALE
Hier kunt u de eenheden instellen voor de vertragings­tijd die wordt weergegeven onder de vertragingstijd­knop (
5).
• METER (343,59 m/s)
...........De vertragingtijd wordt weergegeven
als een afstand in meters, berekend met de snelheid van geluid (343,59 m/s) bij een luchttemperatuur van 20 °C (68 °F) vermenigvuldigd met de vertragingstijd (seconden).
Page 97
De uitgangspatchinstellingen wijzigen
1 2
• Als u CH 1–32 of CH 33–48 {alleen M7CL–48} hebt geselecteerd, wordt het INPUT-kanaal dat u hebt geselecteerd direct via de corresponderende uitgangspoort uitgevoerd. Op dat moment wordt de kanaalselectieknop in het pop-upvenster OUTPUT PORT weergegeven als ’DIR CH xx’ (xx= kanaalnummer). (Voor details over directe uitvoer
pag. 102.)
• FEET (1127,26 ft/s)
............De vertragingstijd wordt weergegeven
als een afstand in voeten, berekend met de snelheid van geluid (1127,26 feet/s) bij een luchttemperatuur van 20 °C (68 °F) vermenigvuldigd met de vertragingstijd (seconden).
• SAMPLE
• msec
.........De vertragingstijd wordt weergegeven
in samples. Als u de samplefrequen­tie wijzigt waarop de M7CL werkt, wijzigt het aantal samples overeen­komstig.
............De vertragingstijd wordt weergegeven
in milliseconden. Als deze knop aan is wordt dezelfde waarde weerge­geven boven en onder de vertragings­tijdknop (
5
).
C Uitgangspoort
Dit geeft het type en nummer van de uitgangspoort aan waaraan het kanaal is toegewezen.
D Kanaalselectie-pop-upknop
Via deze knop kunt u het kanaal selecteren dat is toegewezen aan de uitgangspoort. De naam van het momenteel geselecteerde kanaal wordt weergegeven.
E Ver tragingstijdknop
Deze knop stelt de vertragingstijd in van de uitgangs­poort. Druk op deze knop om deze te selecteren en gebruik de multifunctionele encoders 1–8 om de instellingen aan te passen. De waarde in milliseconden wordt boven de knop weergegeven en de waarde van de vertragingstijd in de eenheden zoals geselecteerd in het veld DELAY SCALE (
2) onder de knop.
F Knop DELAY
Schakelt de uitgangspoortvertraging aan/uit.
G Knop ø (fase)
Schakelt de fase van het signaal dat aan de uitgangs­poort is toegewezen tussen normale fase (zwart) en tegenfase (oranje).
H Knop ATT
Past de hoeveelheid verzwakking aan van het signaal dat aan de uitgangspoort is toegewezen. Om deze waarde aan te passen drukt u op de knop in het scherm om deze te selecteren en gebruikt u de multifunctio­nele encoders 1–8. U kunt de instelling aanpassen in stappen van 0,1 dB binnen een bereik van -96 tot +24 dB. De huidige waarde wordt onmiddellijk onder de knop getoond.
I Niveaumeter
Deze meter geeft het niveau aan van het signaal dat aan de uitgangspoort is toegewezen.
J Uitgangspoort-selectietabs
Deze tabs schakelen de uitgangspoorten die in het pop-upvenster worden geregeld in groepen van tot acht poorten.
OMNI 1–8, 9–16
Deze regelen respectievelijk de OMNI OUT­aansluitingen 1–8 en 9–16.
SLOT1 1–8, 9–16
SLOT2 1–8, 9–16
SLOT3 1–8, 9–16
Deze regelen respectievelijk de uitgangskanalen 1–8 en 9–16 van slots 1–3.
2TR OUT
Regelt de L/R-kanalen van de 2TR OUT DIGITAL­aansluiting.
Om een kanaal aan een uitgangspoort toe
4
te wijzen, drukt u op het kanaalselectie­pop-upvenster van die poort.
Het pop-upvenster OUTPUT CH SELECT verschijnt. Het pop-upvenster bevat de volgende items.
1 Kanaalselectietabs
Deze selecteert het type kanaal dat in het pop­upvenster wordt getoond. Elke tab komt overeen met de volgende kanalen.
• OUT CH..........Toont de uitgangskanalen (MIX-
kanalen 1–16, MATRIX-kanalen 1– 8, STEREO L/R-kanalen en MONO (C)-kanaal).
• MONITOR OUT
........... Toont de MONITOR OUT L/R/C-
kanalen.
• CH 1–32
• CH 33–48 {alleen M7CL–48}
........... Toont de INPUT-kanalen 1–32
{1–48}
B Kanaalselectieknop
Selecteert het kanaal dat aan de uitgangspoort wordt toegewezen die u in stap 3 hebt geselecteerd.
TIP
9
Ingangs-/uitgangspatching
Gebruik de uitgangspoort-selectietabs
3
onder in het pop-upvenster om de uit­gangspoort te selecteren die u wilt regelen.
Elke tab komt overeen met de volgende uitgangs­poorten.
M7CL Gebruikershandleiding
97
Page 98
De uitgangspatchinstellingen wijzigen • De ingangspatchinstellingen wijzigen
Gebruik de kanaalselectietabs en de
5
kanaalselectieknoppen om het bronkanaal te selecteren en druk op de knop CLOSE.
U keert terug naar het pop-upvenster OUTPUT PORT.
TIP
• Als de PATCH CONFRIMATION (bevestiging) op ON staat, verschijnt er een bevestigingsdialoogvenster als u probeert de patchinstellingen te wijzigen. Als de STEAL PATCH CONFIRMATION (bevestiging patch stelen) op ON staat, verschijnt er een bevestigingsdialoogvenster als u probeert een locatie te wijzigen die al ergens gepatcht is. (Raadpleeg
pag. 198 voor details
.
)
De ingangspatchinstellingen wijzigen
Bij de standaardstatus van de M7CL zijn de volgende ingangspoorten naar de aangegeven ingangskanalen gepatcht.
INPUT-kanalen 1 – 32 {1 – 48} INPUT-aansluitingen 1–32 {1–48}
ST IN-kanalen 1 – 4 EFFECT RETURN 1–4 (L/R)
De bovenstaande patching kan echter naar wens worden gewijzigd. Hier leggen we uit hoe u de patch voor elk ingangskanaal kunt wijzigen.
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
1
OVERVIEW op te roepen voor de ingangs­kanalen waarvan u de ingangsbron wilt wijzigen.
Maak naar wens instellingen voor de delay,
6
fase en verzwakker.
Herhaal stap 3–6 om kanalen voor andere
7
uitgangspoorten toe te wijzen.
Als u klaar bent met het maken van instel-
8
lingen, klikt u op het symbool ’×’ rechts­boven in het venster om terug te keren naar het voorgaande scherm.
[pop-upvenster PATCH/NAME (PATCH)]
2 3
1
4
5
1
1 Kanaalnummer/kanaalnaam
Druk in het bovenste gedeelte van het
2
scherm op het kanaalnummer/kanaalnaam­veld om het pop-upvenster PATCH/NAME op te roepen.
In het pop-upvenster PATCH/NAME kunt u de kanaal­naam, het pictogram en de ingangspoort wijzigen die is toegewezen aan elk ingangskanaal.
6
1 Ingangspoortknop
Dit geeft de momenteel geselecteerde ingangspoort aan. Als u op deze knop drukt bij het selecteren van een pictogram of het veranderen van de kanaalnaam, keert u terug naar het ingangspoortselectiescherm.
B Pictogramknop
Deze geeft het voor dat kanaal geselecteerde picto­gram aan. Als u op deze knop drukt verschijnt er een scherm waarin u een pictogram of voorbeeldnaam kunt selecteren.
C Invoerveld kanaalnaam
Dit geeft de aan dat kanaal toegewezen naam aan. Als u op dit veld drukt verschijnt er een toetsenbord­venster waardoor u een naam kunt toewijzen.
D Ingangspoort-selectietabs
Deze tabs selecteren de ingangspoorten die in het pop­upvenster worden getoond. Elke tab komt overeen met de volgende ingangspoorten.
• CH IN 1–32
• CH IN 33–48 {alleen M7CL–48}
........... INPUT-aansluitingen 1–32 of 33–48
{alleen M7CL–48} worden getoond.
M7CL Gebruikershandleiding
98
Page 99
• ST IN...............L/R-kanalen van ST IN-
aansluitingen 1–4 worden getoond.
• SLOT 1–SLOT 3
...........Ingangskanalen 1–16 van slots 1–3
worden getoond.
•RACK..............De uitgangspoorten van rek 1–8
worden getoond.
E Ingangspoort-selectieknoppen
Deze knoppen wijzen een ingangspoort toe aan het momenteel geselecteerde ingangskanaal.
F Tabs
Gebruik deze tabs om er tussen te schakelen.
Ga naar het ingangspoort-selectiescherm
3
van het pop-upvenster PATCH/NAME en gebruik de ingangspoort-selectietabs en ingangspoort-selectieknoppen om een ingangspoort te selecteren.
TIP
• Als de PATCH CONFRIMATION (bevestiging) op ON staat, verschijnt er een bevestigingsdialoogvenster als u probeert de patchinstellingen te wijzigen. Als de STEAL PATCH CONFIRMATION (bevestiging patch stelen) op ON staat, verschijnt er een bevestigingsdialoogvenster als u probeert een locatie te wijzigen die al ergens gepatcht is. (Raadpleeg
pag. 198 voor details
.
)
De ingangspatchinstellingen wijzigen
9
Druk op het symbool ’×’ rechts bovenin om
4
het venster te sluiten als u klaar bent met maken van de instellingen.
U keert terug naar het scherm OVERVIEW.
TIP
• In het pop-upvenster PATCH/NAME kunt u het pictogram voor een kanaal selecteren of er een naam aan toewijzen (
•U kunt ook een ingangspoort selecteren via het pop-up­venster HA/PATCH.
Herhaal stap 2–4 om een ingangspoort toe
5
te wijzen voor andere kanalen.
pag. 53).
Ingangs-/uitgangspatching
M7CL Gebruikershandleiding
99
Page 100
Een extern apparaat in een kanaal tussenvoegen
Een extern apparaat in een kanaal tussenvoegen
U kunt zonodig een effectprocessor of andere extern apparaat tussenvoegen in de signaalbaan van een INPUT-, MIX-, MATRIX-, STEREO- of MONO-kanaal. Als u dit doet, kan het type ingangs­/uitgangspoort dat wordt gebruikt voor het tussenvoegen en de plaats van de insertie in/uit, voor elk kanaal afzonderlijk worden aangegeven.
Sluit desgewenst uw externe apparatuur
1
aan op de I/O-kaart(en) in slots 1–3.
DIGITAL INDIGITAL OUT
digitale I/O-kaart
M7CL
TIP
• Als u een digitale I/O-kaart in een slot installeert en een extern apparaat digitaal aansluit, zult u de wordclock tussen de M7CL en uw externe apparaat moeten synchroniseren ( pag. 208
.
)
Gebruik de navigatietoetsen om het scherm
2
effectprocessor
DIGITAL INDIGITAL OUT
OVERVIEW op te roepen voor het kanaal waaraan u een ingangsbron wilt toewijzen.
Druk op het veld INSERT/DIRECT OUT om
3
het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT op te roepen.
In het pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT kunt u het voor insertie gebruikte type ingangs-/uitgangs­poort bekijken of wijzigen, alsook de locatie waar de insertie plaatsvindt. Er zijn twee variaties van dit pop­upvenster; éénkanaals en achtkanaals. Deze vensters bevatten de volgende items.
B Veld INSERT
Hier kunt u aan insertie gerelateerde instellingen maken. Druk op het linker- of het rechterveld om PRE EQ (voor de verzwakker) of PRE FADER (voor de schuif) als insertie-uit/in-positie te selecteren.
C Pop-upknop INSERT OUT
Dit geeft de uitgangspoort aan die als insertie-uit voor dit kanaal is geselecteerd. Druk op deze knop om een pop-upvenster te openen waarin u de uitgangspoort kunt selecteren.
D Pop-upknop INSERT IN
Dit geeft de ingangspoort aan die als insertie-in voor dit kanaal is geselecteerd. Druk op deze knop om een pop-upvenster te openen waarin u de ingangspoort kunt selecteren.
E Knop INSERT ON/OFF
Deze knop schakelt de insertie aan/uit. Als deze knop uit is wordt de insertiesignaalbaan omzeild.
[Pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT (8ch)]
1
2
3
4
5
100
[Pop-upvenster INSERT/DIRECT OUT (1ch)]
1
2
3 4 5
1 Pictogram/kanaalnummer/kanaalnaam
Deze geeft het voor dat kanaal geselecteerde pictogram aan, het kanaalnummer en het kanaalnaam.
M7CL Gebruikershandleiding
1 Kanaalnummer/pictogram
Dit toont het kanaalnummer en het pictogram dat is geselecteerd voor dat kanaal. U kunt op dit veld druk­ken om het geselecteerde kanaal te wijzigen.
B Kanaalnaam
Dit geeft de aan dat kanaal toegewezen naam aan.
C Pop-upknop INSERT OUT
Dit geeft de uitgangspoort aan die als insertie-uit voor dit kanaal is geselecteerd. Druk op deze knop om een pop-upvenster te openen waarin u de uitgangspoort kunt selecteren. De momenteel aangegeven insert-out/ in-positie wordt onder de knop weergegeven.
D Knop INSERT ON/OFF
Deze knop schakelt de insertie aan/uit. Als deze knop uit is, wordt de insertie-uit/in-signaalbaan omzeild.
E Pop-upknop INSERT IN
Dit geeft de ingangspoort aan die als insertie-in voor dit kanaal is geselecteerd. Druk op deze knop om een pop-upvenster te openen waarin u de ingangspoort kunt selecteren.
Loading...