Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de CS50Z/CS50 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
CS50Z/CS50. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch
nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU34110
t
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
ss
WAARSCHUWINGWanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd,
kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de bestuurder, omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
LET OPDe aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten
worden getroffen om schade aan de scooter te voorkomen.
OPMERKING:De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan verge-
makkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
● Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter
blijven, ook als deze later wordt verkocht.
● Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er
soms sprake zijn van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al
bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze
handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
DWA12410
ss
WAARSCHUWING
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
GEBRUIK EN WERKING ZIJN
AFHANKELIJK VAN JUISTE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DESKUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN ALVORENS MET DEZE SCOOTER TE GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
● DOOR EEN COMPETENTE
INFORMATIEBRON GRONDIG
ZIJN INGELICHT OVER ALLE
ASPECTEN VAN SCOOTERRIJDEN.
● ZICH HOUDEN AAN DE WAARS-
CHUWINGEN EN ONDERHOUDSEISEN VERMELD IN HET INSTRUCTIEBOEKJE VOOR DE
EIGENAAR.
● GRONDIG GETRAIND ZIJN IN
VEILIGE EN CORRECTE RIJTECHNIEKEN.
● GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVICE, ZOALS AANGEGEVEN IN
HET INSTRUCTIEBOEKJE EN/OF
DAUT1010
WANNEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
● Controleer de machine altijd voor
u gaat rijden. Een zorgvuldige
controle kan een ongeval helpen
voorkomen.
● Deze scooter is gebouwd voor
het vervoer van de bestuurder
plus een passagier.
OPMERKING:
Hoewel deze scooter is gebouwd voor
het vervoeren van de bestuurder en
een passagier, dient u altijd de lokale
wet- en regelgeving na te leven.
● Het niet opmerken en herkennen
van scooters door andere weggebruikers vormt de belangrijkste
oorzaak van auto/scooter ongevallen. Vaak worden ongevallen
veroorzaakt doordat een autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het
risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.
1-1
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het
naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken
met scooters zich namelijk het
meest voor.
• Ga daar rijden waar andere
weggebruikers u kunnen zien.
Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.
● Bij veel ongevallen zijn onervaren
bestuurders betrokken. Vaak
waren bij een ongeval betrokken
bestuurders zelfs niet in het bezit
van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te
rijden en leen uw machine alleen
uit aan ervaren scooterrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden
met uw beperkingen helpt u
ongelukken voorkomen.
• We raden aan om het scooterrijden te oefenen op plekken
waar geen verkeer is, totdat u
grondig bekend bent met de
scooter en zijn bediening.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
t
● Ongelukken worden vaak veroor-
zaakt door een fout van de scooterbestuurder. Veel bestuurders
houden bij het ingaan van een
bocht een TE HOGE RIJSNELHEID aan of rijden te lang rechtop
(onvoldoende schuinleggen bij
de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd wordt genomen.
• Neem altijd de maximum snelheid in acht en rijd nooit sneller
dan de wegcondities en het
verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat
u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.
● De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het
rijden beide handen aan het
stuur houden en beide voeten op
de voetplaat, om zo de macht
over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep, indien aanwezig,
met beide handen vast te houden en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te houden.
• eem nooit een passagier mee
die niet in staat is om beide
voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.
● Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
● Deze scooter is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde
wegen. De machine is niet bedoeld voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke
afloop betreffen meestal hoofdletsel.
Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of
reduceren van hoofdletsel.
● Draag altijd een goedgekeurde
helm.
● Draag ook een gezichtskap of
een veiligheidsbril. De rijwind in
uw niet-afgeschermde ogen kan
het zicht verslechteren, zodat u
gevaren te laat zou opmerken.
● Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
1-2
op schaafwonden of ontvellingen.
● Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen
worden gegrepen en zo een
ongeval of letsel veroorzaken.
● Raak nooit de motor of het uitla-
atsysteem aan terwijl de motor
draait. Deze onderdelen worden
zeer heet en kunnen zo brandwonden veroorzaken. Draag altijd
beschermende kleding die uw
benen, enkels en voeten bedekt.
● De hierboven vermelde voor-
zorgsmaatregelen gelden ook
voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische
wijzigingen die niet door Yamaha zijn
goedgekeurd, of door originele
onderdelen te verwijderen, kan deze
scooter onveilig worden in het gebruik
en ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Door dergelijke wijzigingen kan
het gebruik van uw scooter ook
onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het
1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
vervoer van bagage kan een negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en het
weggedrag als hierdoor de gewichts-
1
verdeling van de scooter verandert.
Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van
uw scooter, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een scooter rijdt die beladen is
of waaraan accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen enkele algemene richtlijnen bij het beladen van de scooter of
het monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage
mag de maximale gewichtlimiet van
CS50Z 158 kg (348,39lb), CS50 161
kg (355lb) niet overschrijden. Let op
het volgende wanneer u tot deze
gewichtslimiet belaadt:
● Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk
nabij de scooter. Zorg dat het
gewicht zo gelijkmatig mogelijk
aan beide zijden van de scooter
wordt verdeeld, om zo onbalans
of instabiliteit te beperken.
● Als gewicht gaat schuiven kan
zich een plotselinge onbalans
voordoen. Controleer voordat u
gaat rijden of accessoires en
bagage stevig aan de scooter zijn
bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
● Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de
voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke items kunnen
een instabiel weggedrag of een
te trage reactie op het stuur vero-
orzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden speciaal ontworpen voor montage aan deze scooter. Yamaha is niet in
staat om alle overige leverbare accessoires te testen. U bent dus zelf
verantwoordelijk voor de juiste keuze,
installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de
keuze en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die
vermeld onder het kopje “Beladen”.
● Monteer nooit accessoires en
1-3
vervoer nooit bagage als deze
een nadelige invloed hebben op
de prestaties van uw scooter.
Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken,
om zeker te zijn dat het de
grondspeling of de hellinghoek
op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag
of de bediening beperkt of lampen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij
het stuur of de voorvork zijn
gemonteerd zullen mogelijk
instabiliteit veroorzaken door
een foutieve gewichtsverdeling
of door aârodynamische effecten. Accessoires aan het stuur
of nabij de voorvork moeten zo
licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aârodynamisch
effect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit
VEILIGHEIDSINFORMATIE
t
veroorzaken terwijl u grote
voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires noodzaken de bestuurder om een
andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde
zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.
● Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de
capaciteit van het elektrisch systeem van de scooter te boven
gaan, kan zich een gevaarlijke
elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de
motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
● BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
• Zet de motor altijd af als u benzine tankt.
• Pas op en mors tijdens het tanken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
• Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
● Start de motor nooit in een afges-
loten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen al heel snel bewusteloosheid of dodelijk letsel veroorzaken. Start de motor alleen in
de open lucht of in een ruimte die
voldoende ventilatie heeft.
● Zet de motor altijd uit voordat u
de scooter onbeheerd achterlaat
en neem de sleutel uit het contactslot. Let op het volgende als
u de scooter gaat parkeren:
• De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, dus parkeer
de scooter op een plek waar
voetgangers of kinderen hiervan geen hinder hebben.
• arkeer de scooter niet op een
helling of op een zachte ondergrond, om omvallen te voorkomen.
• Parkeer de scooter niet nabij
een brandend toestel(bijv. een
petroleumkachel) of bij open
vuur, hij zou zo vlam kunnen
vatten.
1-4
● Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine in uw ogen is
terecht gekomen. Morst u benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding
aan.
31. Peilglas voor het Koelvloeistof Niveau (bladzijde 6-7)
2-3
j
d
z
c
40
50
30
10
20
60
70
80
0
y
00000.0
23:08
TOTAL
Ex
F
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10460
Contactslot/stuurslot
*
Het waarschuwingslampje 2-takt
injectiesmering moet gaan branden.
(Zie pagina 3-2.)
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld. De diverse standen
worden hierna beschreven.
DAU10630
AAN
Alle elektrische systemen komen
onder stroom en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”stand in en draai hem dan naar
de “LOCK”-stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
den uitgenomen.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
3-1
DAU10670
DAU10680
DWA10060
ss
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur
verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar
“OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU10980
Controlelampjes
1
4
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “b”
2. Controlelampje groot licht “j”
3. Oliepeilcontrolelampje “z”
4. Controlampje Koelvloeistoftemperatuur “y”
1
2
3
3
j
d
z
c
40
50
30
10
20
60
70
80
0
y
00000.0
23:08
TOTAL
Ex
F
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Controlelampjes
richtingaanwijzers “c” en “d”
Het bijbehorende controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
3
Controlelampje grootlicht “j”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.
Waarschuwingslampje 2-takt
injectiesmering “z”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als het niveau voor 2-takt injectiesmering laag is.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan volgens de volgende
procedure worden gecontroleerd.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Schakel de versnellingsbak in de
vrijstand.
3. Als het waarschuwingslampje
niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
DAU11030
DAU11080
DAU11130
DCA11570
LET OP
Gebruik de motorfiets alleen als u
weet dat het 2-takt motorolieniveau
voldoende hoog is.
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau
voor 2-takt injectiesmering kan het
waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of
bij plotseling afremmen of optrekken,
er is dan echter geen sprake van een
storing.
DAU11430
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “y”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als de motor oververhit raakt. Zet
in zo’n geval de motor onmiddellijk af
en geef deze de tijd om af te koelen.
DCA10020
LET OP
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
3-2
DAUM1090
Snelheidsmeterunit
1
5
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Klok
4. Kilometerteller (TOTAL/TRIP)
5. Knop TRIP
De snelheidsmeterunit is voorzien van
een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter
toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand. De ritteller toont de afstand
afgelegd sinds de teller het laatst
werd teruggesteld op nul.
Door indrukken van de terugstelknop
wisselt de weergave tussen kilometertellerweergave “TOTAL”- en rittellerweergave “TRIP”. Om de ritteller terug
4
3
2
k
b
a
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
te stellen activeert u de de “TRIP”weergave en houdt u de terugstelknop
minstens 2 seconden ingedrukt.
De ritteller kan samen met de brandstofniveaumeter worden gebruikt om
de afstand te schatten die met een
volle brandstoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in staat
de volgende tankstops te plannen.
DAU12140
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan
hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De naald beweegt naar “E”
(Empty) naarmate het brandstofniveau daalt. Vul zo snel mogelijk brandstof bij als de naald bij “E” staat.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
DAUS1010
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “f”.
2. Stel het kilometerteller/ritteller
display in op “TOTAL” door de
“SET”-toets in te drukken.
3. Houd de “SET”-toets minstens
twee seconden ingedrukt.
4. Zodra de urenaanduiding begint
te knipperen, drukt u op de
“SET”-toets om de uren in te stellen.
5. Houd de “SET”-toets opnieuw
minstens twee seconden ingedrukt en de minutenaanduiding
begint te knipperen.
6. Druk op de “SET”-toets om de
minuten in te stellen.
7. Houd de “SET”-toets minstens
twee seconden ingedrukt om de
klok in te schakelen en terug te
gaan naar de kilometerteller/ritteller.
OPMERKING:
De klok wordt alleen getoond als de
sleutel in de “f”-stand staat.
3-3
DAU12343
Stuurschakelaars
13
2
1. Claxonschakelaar
2. Richtingaanwijzerschakelaar
3. Dimlichtschakelaar
Dimlichtschakelaar “j/k”
Zet deze schakelaar op “j” voor grootlicht en op “k” voor dimlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar
“TURN”
Druk deze schakelaar naar rechts om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar links om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand.
Om de richtingaanwijzers uit te schakelen
wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is
teruggekeerd in de middenstand.
DAU12400
DAU12440
3
Loading...
+ 39 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.