Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een FJR1300 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische ken-
nis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkw a liteit, w aarmee Yamaha
haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen
van uw FJR1300 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt
beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale
conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem
contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, v e iligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidin gen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW
VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan
vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-
●
tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
●
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving
ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde
van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS
GAAT GEBRUIKEN.
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............... ... .... ....................... 1-1
1
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU000021
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid
kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook
de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belan g om de waarde en de goede conditie van uw
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voo r de motorfiets, maar ook voor de mot orrijder: om
goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen,
drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorr ijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt
een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of
slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed
passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en
bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in
een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DAU00040
DAU00027
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
_
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
DAU01237
DCA00043
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
3. Controlelampje “” voor vrijstand
4. Controlelampje grootlicht “”
5. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
6. Waarschuwingslampje motorstoring “”
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU03299*
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat.
3-2
Controlelampje grootlicht “”
DAU00063
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje “” voor olie-
DAU03201
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “” en
draai de sleutel naar “ON”.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand of trek de koppelingshendel in.
3. Druk op de startknop. Als het controlelampje niet gaat branden als de startknop wordt ingedrukt, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.
_
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing.
_
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
3
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
3. Controlelampje “” voor vrijstand
4. Controlelampje grootlicht “”
5. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
6. Waarschuwingslampje motorstoring “”
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval de Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “”.
2. Draai de sleutel naar “ON”. Als het
waarschuwingslampje niet gaat branden, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
DAU03192
1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Multifunctioneel display
DAU04031
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
3-3
1. Toerenteller
2. Rode toerentellerzone
DAU00101
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de motorrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
_
Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 9.000 tpm en hoger
_
DC000003
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Multifunctioneel display
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
DAU04066
Multifunctioneel display
Het multifunctioneel display toont de volgende voorzieningen:
een brandstofmeter
●
een temperatuurmeter voor koelvloei-
●
stof
een kilometerteller (die de totale afge-
●
legde afstand aangeeft)
twee rittellers (die de afgelegde af-
●
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
●
de afstand aangeeft die wordt afgelegd op de brandstofreserve)
een voorziening voor zelfdiagnose
●
een klok
●
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-knop
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller-mode
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP”.
ODO → TRIP (boven) → TRIP (onder)
ODO
→
Als nog ca. 5 L brandstof in de brandstoftank aanwezig is, wisselt het display automatisch naar brandstofreserve ritteller
“TRIP F” weergave en wordt de afgelegde
afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat
geval wordt door indrukken van de
“SELECT”-toets gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller, volgens onderstaande volgorde:
TRIP F → TRIP (boven) → TRIP (onder)
→
ODO → TRIP F
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets minstens 1 seconde ingedrukt wordt gehouden. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont het
multifunctionele display een foutcode van
2 cijfers (bijv. 11, 12, 13).
Noteer zo’n foutcode als die op het multifunctionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer de motorfiets na
te zien.
3
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
LET OP:
_
Wanneer het multifunctionele display
een foutcode aangeeft, moet de motorfiets zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.
_
Klokweergave
3
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toetsen tegelijkertijd minstens twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
DCA00090
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Verstelknop kuipruit “”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00119
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht en op “” voor dimlicht.
Verstelknop kuipruit “”
DAU04077
Om de kuipruit hoger te stellen drukt u de
knop richting a. Om de kuipruit lager te
stellen drukt u de knop richting b.
_
Als de motor wordt afgezet, beweegt de
kuipruit automatisch terug naar de laagste
stand.
_
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
Claxonschakelaar “”
DAU00129
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
1. Schakelaar voor alarmverlichting “”1. Noodstopschakelaar “ / ”
DAU03826
Schakelaar “” voor alarmverlichting
2. Lichtschakelaar “ / / ”
3. Startknop “”
Met de contactsleutel in de stand “ON” of
“” wordt deze schakelaar gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting worden gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
mers te waarschuwen als uw machine
stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
DC000006
LET OP:
_
Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
Lichtschakelaar “ / / ”
Zet deze schakelaar in de stand “”
om het parkeerlicht, het achterlicht en de instrumentenverlichting in te schakelen. Zet
de schakelaar in de stand “” om ook de
koplamp in te schakelen. Zet de schakelaar
in de stand “” om alle verlichting uit te
schakelen.
DAU03890
DAU03898
Startknop “”
DAU00143
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
_
3
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00153
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgela-
3
ten.
1. Koppelingshendel
2. Pijlteken
3. Stelwiel voor afstelpositie koppelingsh endel
a. Afstand tussen koppelingshendel en
stuurgreep
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuurgreep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt gehouden. Controleer of het correcte instelpunt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-18 voor uitleg over het startspersysteem.)
1. Schakelpedaal
DAU00157
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00161
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
3
1. Stelwiel voor afstelpositie remhendel
2. Pijlteken
3. Remhendel
a. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het
stelwiel tegenover het pijlteken staat op de
koppelingshendel.
3-8
1. Rempedaal
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
WAARSCHUWING
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3
DAU00109
1. Slotplaatje tankdopslot
2. Ontgrendelen.
DAU04068
Vuldop brandstoftank
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Neem de sleutel uit en sluit dan het
slotplaatje.
_
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.
_
_
DWA00025
Controleer of de tankdop stevig is aangebracht alvorens te gaan rijden.
_
3-9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
WAARSCHUWING
_
●
Overvul de brandstoftank niet, anders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
●
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
DW000130
DAU00185
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
_
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met een
octaangetal (RON) van minstens 91
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
25 L
Reservehoeveelheid:
5 L
OPMERKING:
_
Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of
met een hoger octaangetal.
_
1. Tankbeluchtingsslang
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
●
beluchtingsslang.
Controleer de tankbeluchtingsslang
●
op scheuren of beschadiging en vervang zo nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
●
beluchtingsslang niet verstopt is en
reinig die zo nodig.
3
DAU02955
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
3
1. Slot motorrijderzadel
2. Ontgrendelen.
Zadels
Rijderzadel
Verwijderen van het motorrijderzadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai hem dan zoals afgebeeld.
2. Trek het rijderzadel los.
DAU03945
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
Aanbrengen van het motorrijderzadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het motorrijderzadel in de zadelbevestiging zoals getoond, en druk
dan de achterzijde van het zadel omlaag om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
3-11
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Verwijder het motorrijderzadel.
2. Trek het duozadel omhoog.
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek het uitsteeksel aan de achterzijde van het duozadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag.
2. Breng het rijderzadel aan.
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03949*
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor instellen van de veervoorspanning,
stelknoppen voor instellen van de uitveerdemping en stelschroeven voor instellen
van de inveerdemping.
WAARSCHUWING
_
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
1. U-SLOT1. Stelbout veervoorspanning
DAU01688
Opbergcompartiment
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.
_
het opbergen van een origineel Yamaha ULOCK-slot. (Andere typen sloten passen
mogelijk niet.) Bij het opbergen van een Uslot in het opbergcompartiment, moet dit
stevig met de riemen worden bevestigd. Als
het U-slot niet in het opbergcompartiment is
opgeborgen, maak dan de riemen vast om
deze niet te verliezen.
Als het instructieboekje of andere documentatie in het opbergcompartiment wordt
opgeborgen, omwikkel dit dan in een plastic
zak om nat worden te voorkomen. Zorg bij
het wassen van de motorfiets dat geen water het opbergcompartiment kan binnendringen.
DW000035
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting a.
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting b.
3
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Huidige instelling
2. Tappo filettato dello stello forcella
OPMERKING:
_
Breng de gewenste groef op het stelmechanisme in lijn met het bovenvlak van de vorkplug.
_
CI-13D
Stand
afsteller
Hard
1234 56
Standaard
Zacht
1. Stelknop voor uitveerdemping
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stelknop op beide vorkpoten richting a. Draai
om de uitveerdemping te verlagen en zo de
vering zachter te maken de stelknop op beide vorkpoten richting b.
CI-09D
Minimum (zacht)17 klikstanden ingedraaid b*
Standaard12 klikstanden ingedraaid b*
Maximum (hard)1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelknop volledig in de richting a gedraaid
3-13
1. Stelschroef voor inveerdemping
Inveerdemping
Draai om de inveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting a.
Draai om de inveerdemping te verlagen en
zo de vering zachter te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting b.
CI-14D
Minimum (zacht)21 klikstanden ingedraaid b*
Standaard12 klikstanden ingedraaid b*
Maximum (hard)1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelschroef volledig in de richting a gedraaid
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DC000015
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
_
OPMERKING:
_
Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmechanisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenkomen; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te raden het aantal klikken van elk veerdempingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
_
DAU03950
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelhefboom voor veervoorspanning en een
stelknop voor uitveerdemping.
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
_
DC000015
3
1. Stelhefboom veervoorspanning
a. “HARD” (hard)
b. “SOFT” (zacht)
Veervoorspanning
Voor solorijden beweegt u de stelhefboom
voor veervoorspanning naar “SOFT”. Zet
voor rijden met een passagier de stelhefboom voor veervoorspanning op “HARD”.
3-14
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00315
WAARSCHUWING
_
Deze schokdemper is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees en begrijp de volgende informatie alvorens de
schokdemper te gebruiken. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade aan eigendommen of voor
3
1. Stelknop voor uitveerdemping
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen
voor een hardere uitveerdemping de stelschroef in de richting a. Draai om de uitveerdemping te verlagen voor een zachtere
uitveerdemping de stelschroef in de
richtingb.
CI-09D
Minimum (zacht)20 klikstanden ingedraaid b*
Standaard10 klikstanden ingedraaid b*
Maximum (hard)3 klikstanden ingedraaid b*
* Met de stelknop volledig in de richting a gedraaid
persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
verkeerd gebruik.
●
Probeer de gascilinder niet te openen en blijf er verder vanaf.
●
Stel de schokdemper niet bloot aan
open vuur of aan andere hittebronnen, anders kan deze door de oplopende druk exploderen.
●
Vervorm of beschadig de gascilinder op geen enkele wijze, de
dempende werking zal dan achteruitgaan.
●
Laat onderhoud aan de schokdemper altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
_
3-15
Loading...
+ 72 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.