Yamaha F40B, F30A User Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
qq
qq
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F30A F40B
67C-28199-7A-D0
Page 2
DMU25052
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebruiken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25105
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha­buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei­ding bevat informatie die u nodig hebt voor het correct bedienen, onderhouden en ver­zorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze eenvoudige instructies strikt naleeft, zult u optimaal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de be­diening of het onderhoud van uw buiten­boordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel belangrijke informatie op de volgende ma­nieren aangegeven.
: dit is het veiligheidswaarschuwings­symbool. Het wordt gebruikt om u te wijzen op potentiele risico’s van lichamelijke letsels. Leef alle veiligheidsinstructies die achter dit symbool staan na om lichamelijke letsels of dodelijke ongevallen te voorkomen.
DWM00781
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
OPGELET
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigen­dommen te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie
om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete­ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat betekent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschikbaar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kun­nen voorkomen tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het pro­duct te gebruiken en de gespecificeerde na­zichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebruikershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze in­structies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het pro­duct elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden ge­registreerd in het land van bestemming. Bo­vendien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een ander land, dient u de dealer te raadple­gen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de ge­specificeerde diensten.
NOTA:
De F30AET, F30AMHD, F40BET, F40BED, F40BMHD en de standaardaccessoires wor­den gebruikt als basis voor de uitleg en af-
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
beeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toe­passing zijn op alle modellen.
DMU25121
F30A, F40B
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2008 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, maart 2008
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5
Inhoud
Veiligheidsinformatie........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid............. 1
Propeller............................................ 1
Draaiende onderdelen ...................... 1
Hete onderdelen ............................... 1
Elektrische schokken ........................1
Trim- en kantelbekrachtiging............. 1
Motorstopschakelaarkoord................ 1
Benzine ............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide ...................................2
Wijzigingen........................................ 2
Scheepvaartveiligheid ..................... 2
Alcohol en verdovende middelen...... 2
Zwemvesten...................................... 2
Mensen in het water.......................... 2
Passagiers ........................................3
Overladen ......................................... 3
Vermijd botsingen .............................3
Weersomstandigheden ..................... 3
Passagiersopleiding.......................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties .... 4
Wetten en voorschriften .................... 4
Algemene informatie......................... 5
Plaats voor identificatienummers .... 5
Buitenboordmotorserienummer......... 5
Sleutelnummer.................................. 5
EG-verklaring van
overeenstemming .......................... 5
CE-label .......................................... 5
Lees handleidingen en labels.......... 7
Waarschuwingslabels .......................7
Specificaties en vereisten ..............10
Technische gegevens ................... 10
Installatievereisten ........................ 12
Bootvermogen (pk) ......................... 12
Monteren van de motor................... 12
Afstandsbedieningsvereisten ........ 12
Accuvereisten................................ 13
Technische gegevens van de
accu .............................................. 13
Monteren van de accu .................... 13
Meerdere accu’s ............................. 13
Zonder een gelijkrichter of een
gelijkrichterregelaar....................... 13
Propellerkeuze.............................. 13
Neutraal-startbeveiliging ............... 14
Motorolievereisten......................... 14
Brandstofvereisten........................ 14
Benzine ...........................................14
Modderig of zuurrijk water............. 15
Anti-fouling.................................... 15
Motorafdankingsvereisten............. 15
Nooduitrusting............................... 15
Emissiebeheersingsinformatie...... 15
SAV-modellen .................................15
Componenten.................................. 17
Schematische voorstelling van de
componenten .............................. 17
Brandstoftank .................................. 17
Brandstofleidingkoppelstuk .............18
Brandstofmeter................................ 18
Brandstoftankdop ............................ 18
Ontluchtingsschroef ........................18
Afstandsbedieningskast ..................18
Afstandsbedieningshendel .............. 18
Neutraal vergrendeltrekker.............. 19
Neutraal gashendel ......................... 19
Stuurhendel.....................................19
Schakelhendel................................. 19
Gashendel.......................................20
Brandstofverbruiksindicator............. 20
Gashendelfrictieafstelling ................ 20
Motorstopschakelaarkoord en
clip................................................. 21
Motorstopknop ................................21
Hendel voor manuele start .............. 22
Hoofdschakelaar .............................22
Stuurfrictieregelhendel ....................22
Stuurfrictieafstelinrichting ................ 23
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op afstandsbediening of
stuurhendel ................................... 23
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op onderste motorkap ................... 24
Trimtap met anode .......................... 24
Kantelvergrendelingsmechanisme .. 25
Page 6
Inhoud
Kantelsteunknop .............................25
Motorkapvergrendelingshendel(s)
(draaitype)..................................... 26
Doorspoelplug................................. 26
Waarschuwingslampje .................... 26
Instrumenten en
verklikkerlampjes ............................ 28
Lampjes......................................... 28
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 28
Oververhittingwaarschuwingsl-
ampje ............................................ 28
Digitale toerenteller ....................... 28
Toerenteller..................................... 29
Trimmeter........................................ 29
Urenmeter ....................................... 29
Oliedrukwaarschuwingslampje........ 30
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 30
Motorcontrolesysteem.................... 31
Waarschuwingssysteem ............... 31
Oververhittingswaarschuwing ......... 31
Oliedrukwaarschuwing.................... 32
Installatie.......................................... 33
Installatie ....................................... 33
De buitenboordmotor monteren ...... 33
Werking ............................................ 35
Eerste gebruik ............................... 35
De motor met motorolie vullen ........ 35
Inlopen van de motor ......................35
Leer uw boot kennen ...................... 35
Controles alvorens de motor te
starten ......................................... 36
Brandstofpeil ................................... 36
Verwijderen van de motorkap .........36
Brandstofsysteem ...........................36
Bedieningselementen ..................... 36
Motorstopschakelaarkoord.............. 37
Motorolie .........................................37
Motor............................................... 38
Doorspoelplug................................. 38
Motorkap installeren........................ 38
Trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........ 39
Accu ................................................ 39
Brandstof bijvullen ........................ 40
De motor gebruiken ...................... 40
Brandstof toevoeren (draagbare
tank) .............................................. 40
Starten van de motor....................... 42
Controles na het starten van de
motor ........................................... 45
Koelwater ........................................45
De motor laten warmdraaien......... 46
Modellen met manuele starter en
elektrische starter.......................... 46
Controles na het warmdraaien van
de motor ...................................... 46
Schakelen .......................................46
Stopschakelaars.............................. 46
Schakelen ..................................... 46
De boot stoppen ........................... 48
Motor uitschakelen........................ 48
Procedure........................................ 49
De buitenboordmotor trimmen ...... 49
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging)......................50
Afstellen van trimhoek voor
modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 51
Boottrim instellen............................. 51
Naar boven en naar beneden
kantelen ...................................... 52
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met
hydraulisch kantelmechanisme).... 53
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)......................54
Procedure voor het naar beneden
kantelen (modellen met
hydraulisch kantelmechanisme).... 55
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)......................56
Ondiep water ................................ 57
Modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 57
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 58
Page 7
Inhoud
Varen in andere
omstandigheden .......................... 59
Onderhoud....................................... 61
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ........................ 61
Opberging van de
buitenboordmotor.......................... 61
Procedure ....................................... 62
Smering........................................... 63
Spoelen van het motorblok .............63
Reiniging van de
buitenboordmotor.......................... 64
Controle van het geverfde
oppervlak van de motor ................ 64
Periodiek onderhoud ..................... 65
Vervangingsonderdelen .................. 65
Zware gebruiksomstandigheden..... 65
Onderhoudsschema 1..................... 66
Onderhoudsschema 2..................... 68
Smeren ........................................... 69
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 69
Controle van de brandstoffilter........ 70
Controle van de vrijloopsnelheid..... 70
Motorolie verversen......................... 71
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 73
Propeller controleren....................... 73
Verwijderen van de propeller ..........73
Installeren van de propeller............. 74
Verversen van tandwielolie ............. 74
De brandstoftank reinigen............... 76
Controle en vervanging van
anoden.......................................... 76
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 77
Aansluiten van de accu................... 77
Loskoppelen van de accu ...............78
Herstellen van defecten.................. 79
Problemen verhelpen .................... 79
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................... 83
Beschadiging door botsing.............. 83
Vervangen van de zekering ............83
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet....................................... 84
De starter werkt niet ........................ 84
Noodstart......................................... 85
Behandeling van
ondergedompelde motor ............. 86
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36500
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propel­ler, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan­telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertra­gen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Volg voor het tan­ken steeds de procedure op pagina 40 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van
uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan-
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstem­ming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaar­heid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33771
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit
werpen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beperken of uw zicht op anderen blokkeren.
naar mensen, voor-
ZMU06025
Vaar defensief
met veilige snelheden en be­waar steeds een veilige afstand van men­sen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa-
terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen. Vermijd zones met voorwerpen onder wa-
ter of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en bot­sen zo klein mogelijk te houden.
Grijp tijdig in
men. Denk eraan,
remmen
om botsingen te voorko-
boten hebben geen
, en het stoppen van de motor of het terugnemen van gas kan de boot min­der bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een ob­stakel, laat u de motor in de tegenoverge­stelde richting draaien.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 11
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4
Page 12

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor
identificatienummers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat vermeld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestel­len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmo­tor wordt gestolen.
1
ZMU04028
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37290
EG-verklaring van overeenstemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt geleverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam Productcode van model (goedgekeurde
modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25203
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/ 25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
5
Page 13
1
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU04029
ZMU06040
6
Page 14
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F30A, F40B
2
1
2
1
3
ZMU05783
7
Page 15
Algemene informatie
1
3
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
WAARSCHUWING
Bij een noodstart is er geen neutraal­startbeveiliging. Vergewis u ervan dat de schakelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
WAARSCHUWING
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen
2
ZMU05746
terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen.
3
DWM01671
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing) aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
8
Page 16
Algemene informatie
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedie­ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
9
ZMU05668
Page 17

Specificaties en vereisten

DMU34520
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
NOTA:
“*” betekent, selecteer de motorolie op basis van de motorolietabel. Voor meer informatie, zie pagina 14.
DMU2821C
Maat:
Totale lengte:
F30AET 701 mm (27.6 in) F30AMHD 1332 mm (52.4 in) F40BED 701 mm (27.6 in) F40BET 701 mm (27.6 in) F40BMHD 1332 mm (52.4 in)
Totale breedte:
378 mm (14.9 in)
Totale hoogte S:
F30AET 1217 mm (47.9 in) F30AMHD 1217 mm (47.9 in) F40BET 1217 mm (47.9 in) F40BMHD 1217 mm (47.9 in)
Totale hoogte L:
F30AET 1340 mm (52.8 in) F30AMHD 1369 mm (53.9 in) F40BED 1340 mm (52.8 in) F40BET 1340 mm (52.8 in) F40BMHD 1340 mm (52.8 in)
Spiegel hoogte S:
F30AET 410 mm (16.1 in) F30AMHD 410 mm (16.1 in) F40BET 410 mm (16.1 in) F40BMHD 410 mm (16.1 in)
Spiegel hoogte L:
533 mm (21.0 in)
Gewicht (AL) S:
F40BED 83.4 kg (184 lb)
Gewicht (zonder propeller) S:
F30AET 86.1 kg (190 lb) F30AMHD 83.8 kg (185 lb) F40BET 86.1 kg (190 lb) F40BMHD 83.8 kg (185 lb)
Gewicht (zonder propeller) L:
F30AET 97.0 kg (214 lb) F30AMHD 95.1 kg (210 lb) F40BED 87.7 kg (193 lb) F40BET 97.0 kg (214 lb) F40BMHD 88.1 kg (194 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
F30AET 4500–5500 omw/min F30AMHD 4500–5500 omw/min F40BED 5000–6000 omw/min F40BET 5000–6000 omw/min F40BMHD 5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F30AET 22.1 kW bij 5000 omw/min (30 PK bij 5000 omw/min) F30AMHD 22.1 kW bij 5000 omw/min (30 PK bij 5000 omw/min) F40BED 29.4 kW bij 5500 omw/min (40 PK bij 5500 omw/min) F40BET 29.4 kW bij 5500 omw/min (40 PK bij 5500 omw/min) F40BMHD 29.4 kW bij 5500 omw/min (40 PK bij 5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
850 ±50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt L
Slag:
747.0 cm
Boring × slag:
3
10
Page 18
Specificaties en vereisten
65.0 × 75.0 mm (2.56 × 2.95 in)
Ontstekingssysteem:
CDI
Bougie (NGK):
DPR6EA-9
Electrode afstand bougie:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Besturingssysteem:
F30AET Afstandsbediening F30AMHD Stuurhendel F40BED Afstandsbediening F40BET Afstandsbediening F40BMHD Stuurhendel
Startsysteem:
F30AET Elektrische starter F30AMHD Manuele F40BED Elektrische starter F40BET Elektrische starter F40BMHD Manuele
Carburateur met start systeem:
Prime Start (Voorinspuitstartsys­teem)
Klepspeling (koude motor) IL:
0.15–0.25 mm (0.0059–0.0098 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.25–0.35 mm (0.0098–0.0138 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
F30AET 430.0 A F40BED 430.0 A F40BET 430.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
F30AET 70.0 A/u F40BED 70.0 A/u F40BET 70.0 A/u
Maximumdynamovermogen:
F30AET 15.0 A F30AMHD 6.0 A F40BED 15.0 A F40BET 15.0 A F40BMHD 15.0 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.00 (26/13)
Trim- en kantelsysteem:
F30AET Trim- en kantelbekrachtiging F30AMHD Hydraulisch kantelmecha­nisme F40BED Hydraulisch kantelmecha­nisme F40BET Trim- en kantelbekrachtiging F40BMHD Hydraulisch kantelmecha­nisme
Propellermerkteken:
G
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen-motoroliegroep 1*:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen-motoroliegroep 2*:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Smering:
Oliecarter Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
2.0 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90) Tandwieloliehoeveelheid:
0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt)
11
Page 19
Specificaties en vereisten
Aanspankoppel:
Bougie:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Propellermoer:
40.0 Nm (4.08 kgf-m, 29.5 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Motoroliefilter:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
79.0 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
Trilling in stuurhendel bedraagt min­der dan 2.5m/s
DMU33553
2
Installatievereisten
DMU33563
Bootvermogen (pk)
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal­leren, dient u na te gaan of het totale vermo­gen (pk) van uw motor(en) het toegestane maximumvermogen van de boot niet over­schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist
om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 33.
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet wor­den uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
12
Page 20
Specificaties en vereisten
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
F30AET 430.0 A F40BED 430.0 A
F40BET 430.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
F30AET 70.0 A/u
F40BED 70.0 A/u
F40BET 70.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot.
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU36300
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU25730
Zonder een gelijkrichter of een gelijkrichterregelaar
DCM01090
OPGELET
Er kan geen accu worden gekoppeld aan modellen die geen gelijkrichter of ge­lijkrichterregelaar hebben.
WAARSCHUWING! Plaats geen
[DWM01820]
Als u een accu wilt gebruiken voor de model­len zonder gelijkrichter of gelijkrichterrege­laar, installeer dan een optionele gelijkrichterregelaar. Het gebruik van een onderhoudsvrije accu voor de bovengenoemde modellen kan de levensduur van de accu gevoelig verkorten. Installeer een optionele gelijkrichterregelaar of gebruik accessoires die bestand zijn te­gen 18 volt of meer met de bovengenoemde modellen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor informatie over het installeren van een optionele gelijkrichterregelaar.
DMU34191
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van de belangrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd gese­lecteerd voor een goed resultaat bij tal van toepassingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere propeller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote­re spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een
13
Page 21
Specificaties en vereisten
kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpas­sen om binnen het aanbevolen motortoeren­talbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 73.
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU37471
Motorolievereisten
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
2.0 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selec­teren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbediening­seenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36801
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te verto­nen, gebruik dan een ander merk benzine of
14
Page 22
Specificaties en vereisten
loodvrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01980
OPGELET
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Veront­reinigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorscha­de veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd bewaard.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmo­tor in modderig of zuurrijk water moet gebruiken. Afhankelijk van het model is dat echter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zoveel mogelijk vrij worden gehouden van aangroeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorkoming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
ZMU01943
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36351
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape. Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip. Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU25221
Emissiebeheersingsinformatie
DMU25351
SAV-modellen
Motoren die voorzien zijn van het hieronder afgebeelde label, zijn conform de SAV (de Zwitserse emissieregelingsvoorschriften voor de Zwitserse kustwateren).
15
Page 23
Goedgekeurd label van het emissierege­lingscertificaat
1
ZMU04030
1. Situering van Goedkeuringslabel
YAMAHA MOTOR CO.,LTD.
Motorfamilie
Abgastypenpruf­Nummer
Specificaties en vereisten
Brandstoflabel
1. Positie van het brandstoflabel
ZMU04492
1
ZMU04031
16
Page 24

Componenten

DMU2579J
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F30A, F40B
12
10
1
11
9
2
8
3
7
4
5
6
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel
3. Aftapschroef
4. Anti-cavitatieplaat
5. Trimtap (anode)
6. Propeller
7. Koelwaterinlaat
8. Klembeugel
9. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar*
10. Handgreep repeteerstarter*
11. Waarschuwingslampje(s)*
12. Stuurhendel*
13. Kantelsteunknop
14. Doorspoelplug
15. Brandstoftank
13
14
13
15
16
17
16. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
17. Digitale toerenteller*
DMU25802
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
WAARSCHUWING
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten
ZMU04034
17
Page 25
Componenten
voldoen aan de van toepassing zijnde li­centie- of goedkeuringsvoorschriften.
13
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
DMU25830
42
ZMU03157
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppel­stuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver­wijderd is, kan de tank worden gevuld met brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij tegen de wijzers van de klok in worden ge­draaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU26181
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel
de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling ingeschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
18
Page 26
Componenten
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “ ”
3. Achteruit “ ”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trekken.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te zetten, moet u de afstandsbe­dieningshendel in neutraal zetten en de neu­traal gashendel omhoog zetten.
19
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zo­dat dat boot vooruit vaart. Als u de schakel­hendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruitversnelling zodat de boot achteruit vaart.
Page 27
Componenten
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “ ”
3. Achteruit “ ”
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Als u de hendel tegen de klok in draait, verhoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25973
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef naar rechts.
WAARSCHUWING! Draai de wrijvingsaf­stelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
Om de weerstand te verlagen, draait u de af­stelschroef naar links.
[DWM00032]
20
Page 28
Componenten
ZMU03169
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewens­te gashendelinstelling te behouden.
DMU25993
Motorstopschakelaarkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorko­men dat de boot onbestuurd verder vaart.
WAARSCHUWING! Bevestig de motor­stopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg er­voor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zon­der motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslin­gerd worden.
[DWM00122]
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te drukken.
21
Page 29
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de han­del uit tot u weerstand voelt. Trek hem dan snel verder uit om de motor aan te zwenge­len.
Componenten
“” Met de hoofdschakelaar in de “ ” (start)­stand begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Als de sleutel wordt losge­laten, keert deze automatisch terug naar de “” (on)-stand.
(start)
ON
STARTOFF
ZMU04037
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan is hieronder be­schreven.
“”
“”
(aan)
(off)
Met de hoofdschakelaar in de “ ” (uit)­stand zijn de elektrische schakelingen uitge­schakeld en de sleutel kan worden uitgeno­men.
Met de hoofdschakelaar in de “ ” (on)­stand zijn de elektrische schakelingen inge­schakeld en de sleutel kan niet worden uitge­nomen.
ZMU03590
DMU31432
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in­stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
22
Page 30
Componenten
vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
B
A
ZMU02810
Als de weerstand niet toeneemt, zelfs niet wanneer de hendel naar bakboord “A” wordt gedraaid, dient u na te gaan of de moer werd aangedraaid met het gespecificeerde aan­draaimoment.
1. Moer
Moeraandraaimoment:
3.7 Nm (0.4 kgf-m, 2.7 ft-lb)
NOTA:
De stuurbeweging is geblokkeerd wan­neer de instelhendel in de stand “A” werd gezet.
Controleer of de stuurhendel soepel be­weegt wanneer de hendel naar stuurboord “B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere-
gelhendel.
DMU26122
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Op de zwenkbeugel bevindt er zich een instelschroef of -bout.
ZMU02908
Om de weerstand te doen toenemen dient u de schroef met de wijzer van de klok mee te draaien. Om de weerstand te doen afnemen dient u de schroef tegen de wijzers van de klok in te draaien.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op afstandsbediening of stuurhendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ ” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens
23
Page 31
Componenten
omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 49 en 52.
trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 52.
DWM01030
WAARSCHUWING
Gebruik de kantelbekrachtigingsschake­laar op de onderbak alleen wanneer de boot helemaal stil ligt en de motor afgezet is. Als u die schakelaar zou willen gebrui­ken terwijl de boot in beweging is, ver­hoogt de kans dat er iemand overboord valt en dat de bestuurder afgeleid wordt, wat op zijn beurt de kans op een botsing met een andere boot of een hindernis ver­hoogt.
UP
DN
DMU26153
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op onderste motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar bevindt zich op de zijkant van de onderste motorkap. Door de schakelaar “ ” (om­hoog) in te drukken, wordt de buitenboord­motor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge-
ZMU04038
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
WAARSCHUWING
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
24
Page 32
Componenten
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
OPGELET
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
1
A
1
1. Kantelvergrendelhendel
ZMU04039
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de “ ” (lock)-stand te zetten. Om te ontgrendelen dient u de kan­telvergrendelingshendel in de “ ” (release)­stand te duwen.
DMU26321
Kantelsteunknop
Om de buitenboordmotor in de naar boven gekantelde stand te houden, dient u op de kantelsteunknop onder de zwenkbeugel te drukken.
B
2
ZMU02822
1. Trimtap
2. Bout
Boutaandraaimoment:
18.0 Nm (1.8 kgf-m, 13 ft-lb)
DMU26312
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
25
ZMU04040
DCM00660
OPGELET
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, ge-
Page 33
bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
DMU26372
Motorkapvergrendelingshendel(s) (draaitype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelingshendel(s) te draaien en de kap op te heffen. Bij het installeren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze goed op de rubberen dichting wordt aange­bracht. Vergrendel de motorkap dan op­nieuw door de hendel(s) weer in de vergrendelde stand te zetten.
1
ZMU04041
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
DMU26460
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met behulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 63.
Componenten
1
ZMU04042
1. Doorspoelplug
DMU31752
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 31.
NOTA:
Multifunctionele stuurhendel: het is mogelijk dat het waarschuwingslampje eventjes zwak brandt bij het gebruik van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar / kantelbekrachti­gingsschakelaar. Dat wordt veroorzaakt door de ruis van het trim- en kantelbekrach­tigingsrelais en wijst niet op een storing.
1
1. Waarschuwingslampje
ZMU04043
26
Page 34
Componenten
1. Waarschuwingslampje
27
Page 35

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36014
Lampjes
DMU36023
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 31.
DCM00022
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade. Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
37.
DMU36032
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 31.
DCM00052
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
ZMU04105
ZMU04044
DMU26493
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale
28
Page 36
Instrumenten en verklikkerlampjes
toestand.
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
De waterafscheider- en motorstoringwaar­schuwingslampjes werken alleen wanneer de motor is uitgerust met de toepasselijke functies.
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/ min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toeren­tellerdisplay “22” wordt weergegeven, be­draagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw buiten­boordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe­drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste
7
4
ZMU03601
segment van het trimmeterdisplay knippe-
ren.
ZMU01740
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha­keld.
ZMU01741
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “ ” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitge­schakeld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor
29
Page 37
Instrumenten en verklikkerlampjes
kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waarschuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 31.
DCM00022
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controle­ren. Voor meer informatie, zie pagina
37.
de.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 31.
DCM00052
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha-
30
Page 38

Motorcontrolesysteem

DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681A
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa­tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Het oververhittingwaarschuwingslampje
zal branden of knipperen.
ZMU05231
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-
zig op de stuurhendel, de afstandsbedie-
ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
31
ZMU04045
ZMU04044
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of
de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is.
Page 39
Motorcontrolesysteem
DMU3016A
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa­tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Als de motor een oliedrukwaarschuwings­lampje heeft, zal dat continu branden of knipperen.
ZMU01828
ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zo­dra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
ZMU04105
ZMU05232
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe­zig op de stuurhendel, de afstandsbedie-
32
Page 40

Installatie

DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/mo­tor-combinatie.
DWM01590
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ernstige instabiliteit veroorzaken. In­stalleer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkracht­vermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteits­plaat heeft, neem dan contact op met de fabrikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33470
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26931
ZMU01760
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemonteerd, kan er propellerventilatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt ver­minderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bovendien kunnen de wa­terinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemonteerd, zal de waterweer­stand toenemen, waardoor de motorefficiën­tie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende montagehoogte kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montagehoogte.
33
Page 41
ZMU01762
DCM01630
OPGELET
Controleer tijdens het testen in het wa-
ter het drijfvermogen van de boot in rusttoestand met maximale lading. Ga na of het peil van het stilstaande water op het uitlaathuis laag genoeg is om te voorkomen dat er water in de vermo­genskop terecht kan komen, wanneer het water ten gevolge van golven stijgt wanneer de buitenboordmotor niet draait.
Een verkeerde motorhoogte of zaken die het gelijkmatig stromen van water belemmeren (de vorm of de staat van de boot, of accessoires als spiegellad­ders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor opstuivend water als de boot aan het varen is. Als de motor continu wordt gebruikt in aanwezigheid van op­stuivend water, kan er genoeg water in de inlaatopening van de onderbak te­rechtkomen om de motor ernstig te be­schadigen. Elimineer de oorzaak van het opstuivend water.
Installatie
34
Page 42

Werking

DMU36380
Eerste gebruik
DMU36390
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zonder motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen al­vorens de motor te starten.
na of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van de motoroliepeil, zie pagina 37.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET:
niet volgt, kan dat resulteren in een korte­re levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27084
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la-
Als men de inloopprocedure
OPGELET:
[DCM00801]
Ga
[DCM01780]
ZMU01710
ten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer mee­gaan.
NOTA:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kortere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade. Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/ min of met het gas ongeveer half geo­pend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur:
Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende acht uren:
Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren:
Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 49).
35
Page 43
DMU36412
Controles alvorens de motor te
starten
DWM01920
WAARSCHUWING
Als tijdens de controle voor het starten van de motor blijkt dat een onderdeel niet werkt zoals het hoort, moet het worden nagekeken en hersteld alvorens de bui­tenboordmotor te gebruiken. Anders kun­nen er zich ongevallen voordoen.
DCM00120
OPGELET
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU37640
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/ 3 te houden als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwa­gen of in het water draait u de sleutel in de stand “ ”(aan) en controleert u het brand­stofpeil. Brandstofvulinstructies vindt u op pagina 40.
DMU36570
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de motor­kap van de motor te verwijderen. Om de mo­torkap te verwijderen moet u de vergrendelhendel ontgrendelen en de kap afnemen.
Werking
ZMU06085
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlam­men en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een
bevoegd mecanicien. Als de buiten-
boordmotor slecht hersteld is, kan het
zijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
DMU36450
Controleer op brandstoflekken
Zoek onder de motorkap en in de boot
naar brandstoflekken of benzinedampen.
Controleer de brandstofleidingaansluitin-
gen om zeker te zijn dat ze in orde zijn.
Controleer de brandstofleidingen op bar-
sten, zwellingen of andere schade.
DMU36900
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Draai de stuurhendel volledig naar links en
36
Page 44
Werking
naar rechts om na te gaan of hij soepel werkt. Beweeg de gashendel van de volledig ge-
sloten naar de volledig open stand. Verge­wis u ervan dat hij soepel beweegt en dat hij helemaal terugkeert naar de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels onder de motorkap.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en
helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie. Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels onder de motorkap.
DMU36481
Motorstopschakelaarkoord
Inspecteer de motorstopschakelaarkoord op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU27165
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mo­gelijk niet accuraat.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
4. Schroef de peilstok in de motor en ver-
wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de
OPGELET:
[DCM01790]
Wanneer de
37
Page 45
Werking
oliepeilmeting niet correct zijn.
5. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste en de onderste peil­markering komt. Vul olie bij als het oliepeil slechts tot onder de onderste markering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de bovenste markering reikt.
1
ZMU04046
1. Oliepeilstok
1
3
2
ZMU02082
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
DMU27140
Motor
Controleer de motor en de motormontage.
Controleer op losse of beschadigde be­vestigingsmiddelen. Controleer de schroef op beschadigingen.
DMU36490
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd.
OPGELET:
Wan­neer de doorspoelplug niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weglopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01800]
2
1
ZMU06051
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36952
Motorkap installeren
1. Zorg ervoor dat een motorkapvergren-
delhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich-
ting overal correct zit.
3. Plaats de kap op de dichting.
4. Controleer of de rubberen dichting cor-
rect zit over de volledige omtrek van de motor.
5. Beweeg de hendel zoals getoond om de
motorkap te vergrendelen.
Als de motorkap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de kap terechtkomen en de motor be­schadigen, of kan de motorkap weg­vliegen bij hoge snelheden.
OPGELET:
[DCM01990]
38
Page 46
Werking
rens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti-
gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
ZMU06110
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU34581
Trim- en kantelbekrachtigingssysteem
DWM01930
WAARSCHUWING
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken. Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvo-
1
ZMU04088
1. Trim- en kantelstang
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachti-
gingsschakelaars om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven
en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij
is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene-
den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
DMU36581
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elektrische contacten van de accu en de ka­bels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, anders kan de accu de motor niet star­ten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
39
Page 47
Werking
DMU27442
Brandstof bijvullen
DWM01830
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ontvlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te be­perken.
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de draagbare tank van de boot.
3. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van von­ken, vlammen, statische ontladingen of andere ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. De brandstof kan uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur
stijgt.
Brandstoftankinhoud:
25 L (6.60 US gal, 5.50 Imp.gal)
ZMU04047
NOTA:
Vulinrichtingen voor loodvrije brandstof pas­sen in de kleinere vulopening van de brand­stoftank bij modellen met emissieregeling (Bodensee).
8. Draai de vuldop stevig vast.
9. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp die doeken weg zoals het hoort. Over­eenkomstig de plaatselijk geldende wet­ten en voorschriften.
DMU27451
De motor gebruiken
DMU27464
Brandstof toevoeren (draagbare tank)
DWM00420
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof-
40
Page 48
Werking
baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
ZMU02022
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppel­stuk. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU04048
ZMU02024
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp stevig voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
41
1. Pijl
Page 49
DMU27492
Starten van de motor
DWM01600
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU27545
Starten van de motor
DWM01840
WAARSCHUWING
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
Werking
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
3. Zet de gashendel in de stand “ ” (start).
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
42
Page 50
Werking
4. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe­teerstarter tot u weerstand voelt. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
ZMU04050
5. Nadat de motor gestart is, laat u de handgreeprepeteerstarter langzaam te­rugkeren in zijn uitgangspositie alvorens hem los te laten.
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 46.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 79.
6. Laat de gashendel langzaam terugkeren naar de volledig gesloten stand.
DMU27595
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
WAARSCHUWING
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor
op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
43
Page 51
3. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand.
5. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan).
OPGELET:
Zet
de hoofdschakelaar nooit op “
Werking
(start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (on), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 46.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 79.
DMU27664
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
WAARSCHUWING
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be-
[DCM00192]
44
Page 52
Werking
stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (aan).
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand.
5. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “ ” (aan).
OPGELET:
Zet de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (on), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 46.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en pro­beert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagi­na 79.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36520
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de
45
Page 53
Werking
koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
OPGELET
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige be­schadiging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplos­sen.
Controleer of er geen water lekt uit de verbin­dingsstukken tussen het uitlaatdeksel, de ci­linderkop en het motorblok.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU27715
Modellen met manuele starter en elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daar-
door worden verkort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje wel uitgaat na het starten van de motor.
OPGELET:
Als het oliedruk­waarschuwingslampje knippert na­dat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd ra­ken. Controleer het oliepeil en vul in­dien nodig olie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u niet kunt achter­halen waarom het oliedrukwaarschu­wingslampje blijft branden.
DMU36530
[DCM01830]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36540
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34530
Schakelen
DWM00180
WAARSCHUWING
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin-
46
Page 54
Werking
den, alvorens te schakelen.
DCM01610
OPGELET
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terug­schakelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de mo­tor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
ZMU04053
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
47
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
Page 55
2. Zodra de motor in versnelling met statio­nair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
Werking
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
WAARSCHUWING
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aangezien dat ertoe kan leiden dat u de controle over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ernstige letsels vergroten. Bo­vendien kan het schade toebrengen aan het schakelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashen­del werd dichtgedraaid en de motor met sta­tionair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de wind­richting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij-
48
Page 56
Werking
loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU27845
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofd­schakelaar op “ ” (uit).
boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
ZMU04057
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tankdop vast (indien voorzien).
ZMU04058
ON
OFF
START
ZMU03630
2. Koppel na het uitschakelen van de mo­tor de brandstofleiding los, als de buiten-
49
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motoruitschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
WAARSCHUWING
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden)kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk be­stuurbaar is. Dat doet de kans op een on­geluk toenemen. Als de boot onstabiel
Page 57
Werking
aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snelheid geleidelijk op en kijk uit voor tekenen van instabiliteit of voor bestu­ringsproblemen. Een foute trimhoek kan ervoor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1
ZMU04059
1. Trimbedieningshoek
DMU27885
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
WAARSCHUWING
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
50
Page 58
Werking
UP
DN
1
ZMU04060
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
buitenboordmotor is wanneer u de trimhoek bijregelt en dat er geen li­chaamsdelen tussen de aandrijfeen­heid en de klembeugel gekneld raken.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snelheid geleidelijk op en kijk uit voor tekenen van instabiliteit of voor bestu­ringsproblemen. Een foute trimhoek kan ervoor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
1. Zet de motor af.
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ ” (om­hoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ ” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27892
Afstellen van trimhoek voor modellen met hydraulisch kantelmechanisme
DWM00491
WAARSCHUWING
Schakel de motor uit alvorens de trim-
hoek bij te regelen.
Zorg dat iedereen uit de buurt van de
51
ZMU04061
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor in de gewenste hoek.
4. Zet de kantelvergrendelhendel weer in de vergrendelde stand om de motor te ondersteunen.
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de motor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de motor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhoog
Page 59
houding leiden tot minder luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rende­ment. Dit is in het algemeen wanneer de kiel­lijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden omhoog wijst. Met de boeg omhoog kan de boot een grotere neiging hebben om naar links of rechts af te wijken. Compenseer deze afwijking terwijl u stuurt. De trim tab kan ook worden aangepast om dit effect te com­penseren. Als de boeg van de boot omlaag is, verloopt het optrekken van staande start naar planeren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg van de boot te hoog in het water. Prestaties en zuinigheid gaan achteruit omdat de romp van de boot het water wegduwt en er meer luchtweerstand optreedt. Een te sterk bui­tenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog ver­der worden verlaagd en de boot kan begin­nen “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden gegooid.
Werking
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water ploegen, waardoor het brand­stofverbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim aan hogere snelheden maakt de boot ook instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoek van de buitenboordmotor weinig invloed hebben op de trim van de boot tijdens het ge­bruik.
DMU27934
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat,
52
Page 60
Werking
dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor blijft tijdens het naar boven of naar beneden kantelen. Er kunnen lichaamsdelen worden verplet­terd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of ge­kanteld.
DWM00250
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu­ten wordt gekanteld. Anders zou er brandstof kunnen gaan lekken.
DCM00241
OPGELET
Vooraleer de buitenboordmotor te kan­telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 48. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting veroorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU27999
Procedure voor het naar boven kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03087
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
ZMU04064
53
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast, kantel de motor om­hoog en draai de kantelsteunstang naar
Page 61
u toe of draai de kantelsteunknop in de klembeugel, en zet de kantelvergrendel­hendel vervolgens opnieuw in de ver­grendelde stand om de buitenboordmotor te ondersteunen.
OPGELET:
Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 61.
DMU32723
[DCM01641]
ZMU04065
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Werking
N
ZMU03196
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
NOTA:
Multifunctionele stuurhendel: het is mogelijk dat het waarschuwingslampje eventjes zwak brandt bij het gebruik van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar. Dat wordt veroor­zaakt door de ruis van het trim- en kantelbekrachtigingsrelais en wijst niet op een storing.
54
Page 62
Werking
UP
tigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262]
OPGELET:
UP DN
steunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buiten-
Gebruik de kantel-
boordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de mo­tor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een
ZMU01935
bijkomend ondersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetail­leerde informatie, zie pagina 61.
UP
ZMU04067
[DCM01641]
ZMU04068
3. Druk de kantelsteunknop in de klembeu­gel om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantel­steunknop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid of in de kantelbekrach-
55
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo­dra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “ ” (omlaag) om de trim­stangen in te trekken.
OPGELET:
Zorg ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen be­schermd tegen aangroeiing en corro­sie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme zouden kunnen beschadigen.
DMU34480
[DCM00251]
Procedure voor het naar beneden kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Ontgrendel de kantelvergrendelhendel.
Page 63
ZMU04069
2. Houd de achterkant van de motorkap vast met één hand, kantel de buiten­boordmotor lichtjes omhoog en trek de kantelsteunknop uit of zet de kantel­steunstang weer op haar plaats.
Werking
DMU33120
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­knop vrijkomt.
NOTA:
Multifunctionele stuurhendel: het is mogelijk dat het waarschuwingslampje eventjes zwak brandt bij het gebruik van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar. Dat wordt veroor­zaakt door de ruis van het trim- en kantelbekrachtigingsrelais en wijst niet op een storing.
2. Trek de kantelsteunknop uit.
ZMU04070
3. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
4. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
ZMU04071
ZMU04072
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
56
Page 64
Werking
DN
het systeem voor varen in ondiep water gebruikt. Wees uiterst voorzichtig wanneer u
UP DN
achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt
ZMU01936
vergroot.
DCM00260
OPGELET
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart-
DN
ZMU04073
stuk boven het wateroppervlak komt wanneer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kunnen veroorzaken.
DMU28061
Ondiep water
DMU28081
Modellen met hydraulisch kantelmechanisme
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00271
WAARSCHUWING
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u
57
ZMU04074
DMU28175
Procedure voor modellen met hydrau­lisch kantelmechanisme
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Page 65
N
ZMU03087
2. Trek de kantelvergrendelhendel op tot hij in de ontgrendelstand staat.
ZMU04075
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar boven tot in de gewenste stand en duw de hendel voor ondiep water naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
4. Om de buitenboordmotor weer in de ge­wone vaarstand te zetten, dient u de kantelvergrendelhendel op te trekken tot hij in de vergrendelstand staat. Kantel
Werking
de buitenboordmotor vervolgens lang­zaam naar beneden.
5. Duw de kantelvergrendelhendel naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
ZMU04076
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrachtiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DCM00260
OPGELET
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wanneer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kunnen veroorzaken.
DMU32912
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
58
Page 66
Werking
N
UP
UP
DN
ZMU03525
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om­hoog naar de gewenste stand met be­hulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
WAARSCHUWING! Het gebruiken van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbeweegt of terwijl de motor draait, verhoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuur­der afleiden, waardoor het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hindernis wordt vergroot.
[DWM01850]
ZMU01935
UP
ZMU04077
3. Om de buitenboordmotor weer in de normale vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar en kantelt u de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
DMU28194
Varen in andere
omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa-
59
Page 67
terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water en spoel de vermogenskop onder de onderbak indien mogelijk.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 15) wanneer u de bui­tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod­derig of troebel water. Na het varen in derge­lijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Werking
60
Page 68

Onderhoud

DMU28226
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM00692
WAARSCHUWING
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
DWM01860
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Bij het transporteren en opbergen van de buitenboordmotor dient u de brandstofkraan dicht te draaien ter voor­koming van lekkende brandstof. Begeef u nooit onder de motor wanneer hij gekan­teld is. Als de buitenboordmotor per on­geluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DCM00660
OPGELET
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, ge­bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
Uw boot moet worden gesleept en opgebor­gen met de buitenboordmotor in de normale vaarstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge-
kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU28241
Opberging van de buitenboordmotor
Wanneer u uw Yamaha-buitenboordmotor gedurende een lange periode (2 maand of langer)opbergt, dient u verschillende belang­rijke procedures uit te voeren om beschadi­ging te voorkomen. Het is aan te raden om uw buitenboordmotor een onderhoudsbeurt te laten geven door een erkende Yamaha-dealer voor u hem op­bergt. U kan echter zelf met een minimum aan gereedschap de volgende procedures uitvoeren.
DCM01080
OPGELET
Om problemen te voorkomen die ver­oorzaakt worden door olie die vanuit het oliecarter in de cilinder terecht­komt, moet de buitenboordmotor in de getoonde stand worden gehouden als hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als de buitenboordmotor liggend (niet rechtop) wordt vervoerd of opgebor­gen, leg hem dan op een kussen nadat de motorolie afgetapt is.
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij voordat het koelwater helemaal is afge­tapt, anders kan het water langs het uit­laatkanaal in de cilinder terechtkomen en motorpech veroorzaken.
Berg de buitenboordmotor op op een droge, goed verluchte plaats, waar hij niet aan rechtstreeks zonlicht is bloot­gesteld.
61
Page 69
ZMU04078
Onderhoud
indien voorzien.
3. Neem de motorkap en het geluiddem­perdeksel af. Verwijder de propeller.
4. Installeer de buitenboordmotor op de testtank. Vul de tank met leidingwater tot boven het niveau van de anti-cavitatie­plaat.
OPGELET:
vers water onder het peil van de anti­cavitatieplaat komt of als de water­voorraad niet groot genoeg is, kan de motor vastlopen.
Als het peil van het
[DCM00291]
1
2
ZMU04079
DMU28303
Procedure
DMU28334
Spoelen in een testtank
DCM00300
OPGELET
Laat de motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door overver­hitting. Alvorens de motor te starten, moet worden gecontroleerd of de koelwa­termantels wel worden voorzien van wa­ter.
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET:
luchtinlaat.
tie, zie pagina 64.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of draai de brandstofkraan dicht,
Spuit geen water in de
[DCM01840]
Voor meer informa-
ZMU02051
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
5. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien is het conserveren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roestvorming te voor­komen. Voer het doorspoelen en bene­velen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00091]
6. Laat de motor enkele minuten draaien
62
Page 70
Onderhoud
met een snel vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitschakelt, sproeit u snel en afwisselend wat “conserve­ringsolie” in elke carburator of in de con­serveringsopening van het geluiddemperdeksel, indien voorzien. Indien correct uitgevoerd, zal de motor sterk beginnen roken en bijna stilvallen.
8. Verwijder de buitenboordmotor van de testtank.
9. Installeer het geluiddemperdeksel/de dop van de conserveringsopening en de motorkap.
10. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, laat u de motor met een hoog vrijlooptoerental draaien tot het brand­stofsysteem leeg is en de motor stilvalt.
11. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het lichaam grondig schoon.
12. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbewegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
13. Laat de brandstoftank leeglopen.
NOTA:
Bewaar de brandstoftank op een droge, goed geventileerde plaats, buiten het bereik van rechtstreeks zonlicht.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 69.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 74. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervan-
gen van een dichting moet door een be­voegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvorens het gebruik te her­vatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 69.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw mo­tor.
DMU28443
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01530
OPGELET
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onder­bak.
63
Page 71
2
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
Onderhoud
zal uit de aansluiting lopen in plaats
1
3
ZMU04080
van de motor te koelen, wat voor ern­stige oververhitting kan zorgen. Zorg ervoor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het doorspoelen van de motor.
[DCM00541]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter om de bui­tenboordmotor zo te kantelen dat hij volle­dig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 61.
DMU28450
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem met zoet water.
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuinslang die is aangesloten op een lei­dingwaterkraan, en sluit het andere uit­einde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan.
OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de on­derbakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water
ZMU02550
NOTA:
Voor instructies voor het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 61.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen en afbladderende verf. Plaatsen waar de verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest. Reinig en verf die plaatsen indien nodig. Re­toucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha­dealer.
64
Page 72
Onderhoud
DMU2847B
Periodiek onderhoud
DWM01871
WAARSCHUWING
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakken­nis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voeren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar nemen van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi-
nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34150
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgen­de toepassingen op regelmatige basis voorkomen:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/ min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Korte perioden van hoge acceleratie en vertraging gevolgd door het uitschakelen van de motor alvorens hij zijn normale be­drijfstemperatuur heeft bereikt
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de mo­tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
65
Page 73
Onderhoud
DMU34445
Onderhoudsschema 1 NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan­gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder­houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver­loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zui-
ver water worden afgespoeld. Het “ ”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. Het “ ”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterrege­laardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapklem Inspecteren
Motorstartconditie/ lawaai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur (5 jaar)
66
Page 74
Onderhoud
Item Handelingen
Brandstoffilter (weg­werptype)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/olielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Tr im- & kantelbekrach­tigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/hoog­spanningskabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur (5 jaar)
67
Page 75
Item Handelingen
Waterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Draadboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
(Yamaha) Brandstof­tank
DMU34451
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoud
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
1000 uren
300 uur
(3 jaar)
Om de
500 uur (5 jaar)
68
Page 76
Onderhoud
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F30A, F40B
DMU28955
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carbu­ratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er-
69
ZMU04081
voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert. Als de elektro­de-erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen heb­ben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou­gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
Page 77
Onderhoud
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
Standaardbougie:
DPR6EA-9
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Breng de afstand indien nodig in overeenstemming met de spe­cificaties.
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai hem echter zodra dat mo­gelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU28990
Controle van de brandstoffilter
Controleer regelmatig de brandstoffilter. De brandstoffilter bestaat uit één stuk en is weg­werpbaar. Als er vreemd materiaal in de filter wordt gevonden, moet hij worden vervan­gen. Voor de vervanging van de brandstoffil­ter dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
3. Bougienummer
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
ZMU04083
DMU29041
Controle van de vrijloopsnelheid
DWM00451
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00490
OPGELET
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt
70
Page 78
Onderhoud
van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Er dient een diagnostische toerenteller te worden gebruikt bij deze procedure. De re­sultaten kunnen variëren naargelang van de manier waarop de test wordt uitgevoerd: met de doorspoelaansluiting, in een testtank of met de buitenboordmotor in het water.
1. Start de motor en laat hem in de neutrale stand warm lopen tot hij soepel draait.
NOTA:
Controle van de juiste vrijloopsnelheid is en­kel mogelijk als de motor volledig is opge­warmd. Als hij niet volledig is opgewarmd, zal de vrijloopsnelheid hoger zijn dan nor­maal. Raadpleeg een Yahama-dealer of een andere bevoegde mecanicien als u moeilijk­heden ondervindt bij het controleren van de vrijloopsnelheid of als de vrijloopsnelheid moet worden afgesteld.
2. Controleer of de vrijloopsnelheid over­eenkomt met de specificaties. Voor de vrijloopsnelheidspecificaties zie pagina
10.
DMU29077
Motorolie verversen
Ververs de motorolie een aantal minuten na­dat de motor werd uitgeschakeld, zodat de olie nog warm is maar niet heet.
DWM01950
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor ste­vig aan de spiegel of een stabiel statief is vastgemaakt.
DCM01710
OPGELET
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld).
OPGELET:
Wanneer de motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mo­gelijk niet accuraat.
[DCM01860]
ZMU04084
2. Houd een geschikte opvangbak klaar die meer olie kan bevatten dan de totale hoeveelheid motorolie in de motor. Draai de aftapplug los en verwijder hem en houd tegelijkertijd de opvangbak on­der het aftapgat. Neem vervolgens de olievuldop af. Laat de olie helemaal uit de motor lopen. Veeg eventueel gemor­ste olie onmiddellijk op.
1
ZMU04085
1. Aftapschroef
3. Breng een nieuwe pakking aan op de af­tapplug. Breng een dunne laag olie aan
71
Page 79
Onderhoud
op de pakking en installeer de aftapplug.
Aandraaimoment van de aftapplug:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
NOTA:
Als er geen momentsleutel beschikbaar is wanneer u de aftapplug installeert, draai de schroef dan met de vingers vast tot de pak­king in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai ze vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan met een gewone sleutel. Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk aan tot het correcte aandraaimoment met behulp van een momentsleutel.
4. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Installeer de vuldop.
OPGELET:
kan lekkage of schade veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het boven­ste peilstreepje bevindt, tap de olie dan af tot het gewenste peil is bereikt.
[DCM01850]
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
2.0 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Te veel olie in de motor
het oliedrukwaarschuwingslampje (in­dien voorzien) uitgaat. Controleer of er geen olielekken te bespeuren zijn.
OPGELET:
Als het oliedrukwaarschu­wingslampje blijft branden of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhelpen, kan hij ernstig bescha­digd raken. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als u het probleem niet kunt lo­kaliseren en oplossen.
[DCM00682]
6. Schakel de motor uit en wacht 3 minu­ten. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tussen de bovenste en de onder­ste peilmarkering komt. Vul olie bij als het oliepeil slechts tot onder de onderste markering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de bovenste markering reikt.
1
ZMU04086
1. Olievuldop
5. Start de motor en vergewis u ervan dat
ZMU02058
7. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
72
Page 80
Onderhoud
DMU29112
Controle van de bedrading en aansluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
vastgemaakt. Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
gekoppeld.
ZMU04087
DMU32111
Propeller controleren
DWM01880
WAARSCHUWING
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt.
Alvorens de propeller te inspecteren, te demonteren of te installeren, dient u de schakelinrichting in neutraal te zetten, de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten, de sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te ver­wijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavitatieplaat en de propeller om te be­letten dat de propeller kan draaien.
ZMU01897
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op slijtage, op erosie door cavitatie of ventilatie, of op an­dere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de propelleras is gedraaid.
Controleer de propellerasoliekeerring op
schade.
DMU30661
Verwijderen van de propeller
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de
73
Page 81
Onderhoud
propellermoer losdraait.
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
[DWM01890]
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30671
Installeren van de propeller
DMU29233
Spiebaanmodellen
DCM00500
OPGELET
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller los komen te zitten als de motor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist), de drukring, de ring (indien vereist) en de propeller op de propelleras.
OPGELET:
ring alvorens de propeller te installe­ren, anders kunnen het staartstuk en de propellernaaf beschadigd raken.
[DCM01880]
3. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist) en de ring. Draai de propellermoer
Installeer eerst de druk-
aan met het gespecificeerde aandraai­moment.
Propellermoeraandraaimoment:
40.0 Nm (4.08 kgf-m, 29.5 ft-lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om.
OPGELET:
Gebruik de geïnstalleerde splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tij­dens de werking.
[DCM01890]
ZMU02063
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU29287
Verversen van tandwielolie
DWM00800
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt. Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk
74
Page 82
Onderhoud
valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking.
OPGELET:
Als er zich een te grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01900]
2
1
ZMU04090
Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van de staartstukdich­tingen.
[DCM00711]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het afdanken van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
0.430 L (0.455 US qt, 0.378 Imp.qt)
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magneti­sche tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET:
olie nadat die is afgetapt. Als de olie melkachtig is, wijst dat op water in de tandwielkast, wat ernstige schade aan de tandwielen kan veroorzaken.
75
Controleer de gebruikte
ZMU04091
6. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil­plugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tand-
Page 83
wielolieaftapplug aan en draai ze vast.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
WAARSCHUWING
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
Als u vragen hebt over het juist uitvoe­ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaret­ten, vlammen en andere vormen van ontbranding als u de brandstoftank rei­nigt. Verwijder de brandstoftank van de boot
alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op. Het opnieuw assembleren van de
brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse­lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt oplosmiddel in de tank. Installeer de tankdop en schud de tank. Laat het op­losmiddel volledig weer wegstromen.
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
Onderhoud
ZMU02066
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter drogen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplosa­noden. Controleer regelmatig de externe anoden. Verwijder de aanslag van het op­pervlak van de anoden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de vervanging van ex­terne anoden.
DCM00720
OPGELET
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe anoden op uitgeruste mo­dellen. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de vervanging van interne anoden die verbonden zijn met het motor­blok.
76
Page 84
Onderhoud
ZMU02820
ZMU04092
DMU29322
Controleren van de accu (voor modellen met elektrische starter)
DWM01900
WAARSCHUWING
Accu-elektrolyt is giftig en bijtend en ac­cu’s genereren explosief waterstofgas. Bij werkzaamheden in de buurt van de ac­cu:
Draag een beschermbril en rubber­handschoenen.
Rook niet en breng geen andere ontste-
kingsbronnen in de buurt van de accu. Zie pagina 13 voor uitgebreide veilig­heidsinformatie in verband met accu’s.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac-
cufabrikant naleven.
DCM01920
OPGELET
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snelheidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als de accu moet wor­den opgeladen.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte aanslui­tingen kunnen kortsluitingen en von­ken veroorzaken en daardoor tot explosies leiden.
DMU29333
[DWM01910]
Aansluiten van de accu
DWM00570
WAARSCHUWING
Maak de accuhouder stevig vast op een droge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. Installeer een volledig
77
Page 85
Onderhoud
opgeladen accu in de houder.
DCM01123
OPGELET
Omkering van de accukabels beschadigt de elektrische onderdelen.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “ ” (uit) staat, alvorens aan de accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voor­komen.
[DCM01940]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de mo­tor niet starten.
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET:
ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool.
altijd eerst alle negatieve (-) kabels
Als ze er op worden gela-
[DCM01930]
OPGELET:
Koppel
78
Page 86

Herstellen van defecten

DMU29427
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha­dealer. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
De motor start niet (de starter werkt).
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor­ven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 42.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver­vang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd?
79
Page 87
Herstellen van defecten
A. Bevestig de koord.
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver­vang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor­ven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of
slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale wer­kingsstand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
80
Page 88
Herstellen van defecten
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde motorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het gespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat de­fect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld?
81
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde
Page 89
Herstellen van defecten
type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of ver­vang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedor­ven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juis­te brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgege­ven type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste ma­nier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propelleras beschadigd?
82
Page 90
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
DWM00870
WAARSCHUWING
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt, dient u de volgende proce­dure te volgen.
troleer ook de boot op beschadiging.
3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging hebt aangetroffen, dient u langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde ha­ven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buiten­boordmotor controleren alvorens hem weer in gebruik te nemen.
DMU29473
Vervangen van de zekering
Wanneer er een zekering is doorgesmolten, verwijdert u het elektriciteitsdeksel, opent u de zekeringhouder en verwijdert u de zeke­ring met een zekeringtrekker (als die voor­handen is). Vervang ze door een reservezekering met de juiste stroomsterkte.
DWM00631
WAARSCHUWING
Het installeren van een verkeerde zeke­ring of een stukje draad kan een overma­tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan het elektrisch systeem beschadigen en brand veroorzaken.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de nieuwe zekering onmiddellijk doorsmelt.
4
1. Zet de motor onmiddellijk af.
2. Controleer het besturingssysteem en alle onderdelen op beschadiging. Con-
83
1. Zekeringkast
2. Zekering (20 A)
3. Reservezekering (20 A)
4. Zekeringtrekker
3
2
1
ZMU04094
Page 91
1
ZMU04093
1. Zekeringtrekker
DMU29512
De trim- en kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om­laag gekanteld met de trim- en kantelbe­krachtiging omwille van een lege accu of een storing in de trim- en kantelbekrachtiging­seenheid, kunt u de motor ook manueel kan­telen.
1. Draai de manuele klepschroef los door ze naar rechts te draaien tot ze stopt.
1
ZMU04095
1. Schroef van de handbediende klep
2. Zet de motor in de gewenste stand en draai vervolgens de manuele klepschroef vast door ze naar links te draaien.
Herstellen van defecten
DMU29533
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de mo­tor kan niet worden aangezwengeld met de starter), kan de motor worden gestart met de noodstartkoord.
DWM01022
WAARSCHUWING
Pas die procedure alleen toe in een noodgeval om naar de dichtstbijzijnde haven terug te keren voor herstelling.
Wanneer de noodstartkoord wordt ge­bruikt om de motor te starten, werkt de neutraalstartbeveiliging niet. Zorg er­voor dat de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. Anders kan de boot onverwacht beginnen te bewegen, wat tot ongevallen zou kunnen leiden.
Bevestig de motoruitschakelkoord tij­dens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
Vergewis u ervan dat er niemand achter u staat als u aan het startkoord trekt. Het zou achterwaarts kunnen zwepen en iemand verwonden.
Een onafgeschermd, draaiend vliegwiel is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding
84
Page 92
Herstellen van defecten
en andere voorwerpen uit de buurt bij het starten van de motor. Gebruik de noodstartkoord uitsluitend zoals voor­geschreven. Raak het vliegwiel of ande­re bewegende onderdelen niet aan wanneer de motor draait. Installeer het startermechanisme of de motorkap nooit terwijl de motor draait. Raak bij het starten of gebruiken van de
motor de ontstekingsspoel, de bougie­kabel, de bougiedop of andere elektri­sche onderdelen niet aan. U loopt het risico op elektrische schokken.
DMU30362
Noodstart
1. Verwijder de motorkap.
2. Maak de neutrale-startbeveiligingskabel los van de startmotor, indien voorzien.
ZMU04098
4. Maak de motor klaar om te starten. Voor meer informatie, zie pagina 42. Zorg er­voor dat de motor in neutraal staat en dat de klem is bevestigd aan de motor­stopschakelaar. De hoofdschakelaar moet in de stand “ ” (aan) staan, indien voorzien.
ZMU04096
3. Verwijder de starter/het vliegwiel door de bouten los te draaien.
ZMU04097
85
ZMU02334
Page 93
ON STARTOFF
ZMU01906
5. Steek het geknoopte uiteinde van de noodstartkoord in de inkeping in de vliegwielrotor en draai de koord verschil­lende keren rond het vliegwiel in de rich­ting van de wijzers van de klok.
6. Trek voorzichtig aan het startkoord tot u weerstand voelt.
7. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te star­ten. Herhaal dat indien nodig.
Herstellen van defecten
ZMU04100
DMU33501
Behandeling van
ondergedompelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on­dergedompeld, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-dealer worden gebracht. An­ders kan er haast onmiddellijk roestvorming intreden.
boordmotor niet te laten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
OPGELET:
Probeer de buiten-
[DCM00401]
86
Page 94
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt in Japan April 2008–0.1 × 1
!
Gedrukt op recyclagepapier
Loading...