Yamaha F300A, FL300A, FL350A User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
F300A F350A FL300A FL350A
6AW-28199-73-D0
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken of er aan te werken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Belangrijke handleidingsinformatie
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha­buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei­ding bevat informatie die u nodig hebt voor het correct bedienen, onderhouden en ver­zorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze eenvoudige instructies strikt naleeft zult u optimaal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de be­diening of het onderhoud van uw buiten­boordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel belangrijke informatie op de volgende ma­nieren aangegeven.
Het veiligheidsalarmsymbool betekent LET OP! WEES ALERT! UW VEILIGHEID STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschu­wingsinstructies kan dat leiden tot ernsti­ge verwonding of de dood van de bestuurder, een omstaander of de per­soon die de buitenboordmotor inspec­teert of herstelt.
DCM00700
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale voorzorgmaatregelen die moeten worden genomen om beschadiging van de bui­tenboordmotor te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete-
ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat betekent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschikbaar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kun­nen voorkomen tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het pro­duct te gebruiken en de gespecificeerde na­zichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebruikershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze in­structies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het pro­duct elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden ge­registreerd in het land van bestemming. Bo­vendien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een ander land, dient u de dealer te raadple­gen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de ge­specificeerde diensten.
NOTA:
De F300AET, F350AET, FL300AET, FL350AET en de standaardaccessoires wor­den gebruikt als basis voor de uitleg en af­beeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toe­passing zijn op alle modellen.
Belangrijke handleidingsinformatie
F300A, F350A, FL300A, FL350A
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2007 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2007
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Inhoud
Algemene informatie......................... 1
Plaats voor identificatienummers .... 1
Buitenboordmotorserienummer......... 1
Serienummer van de digitale
elektronische besturing................... 1
Sleutelnummer.................................. 2
EG label .......................................... 2
Lees handleidingen en labels.......... 3
Waarschuwingslabels .......................3
Veiligheidsinformatie........................ 7
Veiligheidsinformatie ....................... 7
Draaiende onderdelen ...................... 7
Hete onderdelen ............................... 7
Elektrische schokken ........................7
Trim- en kantelbekrachtiging............. 7
Motoruitschakelkoord........................ 7
Benzine ............................................. 7
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 8
Koolmonoxide ...................................8
Wijzigingen........................................ 8
Scheepvaartveiligheid ..................... 8
Alcohol en verdovende middelen...... 8
Zwemvesten...................................... 8
Mensen in het water.......................... 8
Passagiers ........................................8
Overladen ......................................... 9
Vermijd botsingen .............................9
Weersomstandigheden ..................... 9
Passagiersopleiding.......................... 9
Scheepvaartveiligheidspublicaties .... 9
Wetten en voorschriften .................... 9
Basisvereisten................................. 10
Tankinstructies .............................. 10
Benzine ........................................... 10
Motorolie .........................................10
Installatievereisten ........................ 11
Bootvermogen (pk) ......................... 11
Monteren van de motor................... 11
Vereisten voor de digitale
elektronische besturing................. 11
Accuvereisten ................................. 12
Propellerkeuze ................................ 12
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Basiscomponenten......................... 14
Hoofdcomponenten ...................... 14
Digital electronic control .................. 18
Lampje “digitale elektronische
besturing actief” ............................19
Waarschuwingslampje van de
digitale elektronische besturing..... 20
Bedieningshendel............................ 20
Schakelaar voor het losmaken
van de gashendel.......................... 21
Gashendelfrictieafstelling ................ 22
Stationkeuzeschakelaar .................. 23
Motorkeuzeschakelaar .................... 23
Motoruitschakelaar.......................... 24
Hoofdschakelaar .............................25
Startknop......................................... 26
Motorstopknop ................................26
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op digitale elektronische
besturing .......................................27
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op onderste motorkap ................... 27
Trim- en
kantelbekrachtigings-
schakelaars...................................28
Kantelbegrenzer.............................. 28
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging..........28
Motorkapvergrendelingshendel
(draaitype).....................................29
Doorspoelplug ................................. 30
Brandstoffilter/waterafscheider........ 30
6Y8 Multifunctionele meters............ 30
Toerenteller ..................................... 31
Snelheids- & brandstofmeter........... 34
Snelheidsmeter ...............................35
Brandstofbeheermeter ....................35
Waarschuwingssysteem ............... 36
Waarschuwing van de digitale
elektronische besturing ................. 36
Waarschuwingsinrichting voor
oververhitting ................................37
Oliedrukwaarschuwing .................... 38
Inhoud
Werking ............................................39
Installatie ....................................... 39
De buitenboordmotor monteren ...... 39
Inlopen van de motor .................... 40
Procedure voor 4-takt modellen...... 40
Controles vóór gebruik .................. 41
Brandstof......................................... 41
Bedieningselementen ..................... 41
Stopschakelaars ............................. 41
Motor............................................... 42
Controleren van het oliepeil ............42
Brandstof bijvullen......................... 42
De motor gebruiken....................... 42
Op gang brengen van het
brandstofsysteem ......................... 42
Veranderen van station................... 43
Starten van de motor ...................... 43
De motor laten warmdraaien......... 48
Buitenboordmotor selecteren
(drie motoren).............................. 48
Schakelen ..................................... 50
De boot stoppen............................ 51
Bedienen van de bakboord- /
middelste / stuurboordmotor .......51
Bootrichting ................................... 54
Motor uitschakelen ........................ 57
Procedure voor modellen met één
station ........................................... 57
Procedure voor modellen met twee
stations (hoofdstation) .................. 57
Procedure voor modellen met twee
stations (substation)...................... 57
De buitenboordmotor trimmen ...... 58
Instellen van de trimhoek
(trim- en kantelbekrachtiging) .......58
Boottrim instellen ............................ 59
Naar boven en naar beneden
kantelen....................................... 60
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 61
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 62
Varen in ondiep water ................... 63
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 63
Varen in andere
omstandigheden ......................... 65
Onderhoud....................................... 66
Technische gegevens................... 66
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ........................ 67
Opbergen van de
buitenboordmotor..........................67
Procedure........................................ 68
Smering........................................... 69
Spoelen van het motorblok .............69
Reiniging van de
buitenboordmotor..........................70
Controle van het geverfde
oppervlak van de motor ................70
Periodiek onderhoud..................... 70
Vervangingsonderdelen ..................70
Zware gebruiksomstandigheden ..... 71
Onderhoudsschema 1..................... 72
Onderhoudsschema 2..................... 74
Smeren............................................ 75
Reiniging en afstelling van de
bougie ...........................................76
Controle van het
brandstofsysteem.......................... 79
Controle van het onbelaste
toerental ........................................ 80
Motorolie verversen......................... 80
Controle van de bedrading en
aansluitstukken .............................80
Uitlaatlekkage.................................. 81
Waterlekkage ..................................81
Motorolielekkage ............................. 81
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........81
Propeller controleren....................... 82
Verwijderen van de propeller ..........83
Installeren van de propeller............. 84
Vervanging van tandwielolie ...........84
Controle en vervanging van
anoden .......................................... 86
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter) .......................................... 86
Aansluiting van de accu .................. 87
Loskoppeling van de accu .............. 89
Controleren van de motorkap ......... 89
De onderkant van de boot van een
coating voorzien............................ 90
Herstellen van defecten.................. 91
Problemen verhelpen .................... 91
Tijdelijke handeling in een
noodgeval.................................... 95
Beschadiging door botsing.............. 95
Werking in noodgevallen
(twee motoren of drie motoren) .... 95
Vervanging van de zekering ........... 96
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet ...................................... 97
Waarschuwingslamp van
waterafscheider knippert tijdens
varen............................................. 97
Behandeling van
ondergedompelde motor ............. 99
Inhoud

Algemene informatie

Plaats voor
identificatienummers
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat vermeld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestel­len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmo­tor wordt gestolen.
1
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
ZMU05814
tronische besturing bevindt. Noteer het serienummer van uw digitale elektronische besturing in de daarvoor be­stemde zones om u te helpen wanneer u de digitale elektronische besturing voor het eerst aansluit op uw buitenboordmotor.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u vragen hebt betreffende het serienummer van de di­gitale elektronische besturing.
1
ZMU05885
1
Serienummer van de digitale elektronische besturing
Het serienummer van de digitale elektroni­sche besturing werd gestempeld op het label dat zich op de behuizing van de digitale elek-
1
ZMU05887
Algemene informatie
1
ZMU05958
1. Plaats van het serienummer van de digitale elektronische besturing
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan bepaalde gedeelten van de richtlijn van het Europese Parlement in verband met machi­neparken. Zie het label en de EG Verklaring van Overeenstemming voor verdere details.
1
ZMU05943
1. EG-labellocatie
ZMU01696
2
Algemene informatie
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F300A, F350A
1
2
4
ZMU05942
3
FL300A, FL350A
Algemene informatie
1
3
2
4
ZMU05815
4
Algemene informatie
1
3
6K1-83623-50
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01681
WAARSCHUWING
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait. Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen.
2
DWM01671
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
2
6K1-83623-41
ZMU05708
aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
3
DWM01282
WAARSCHUWING
Gebruik enkel een linksdraaiende propel­ler bij deze motor. Linksdraaiende propellers zijn te herken­nen aan een letter “L” achter de maataan­duiding. Een verkeerde propellertype zou er kun­nen voor zorgen dat de boot een andere richting uitgaat dan verwacht, wat een on­geval zou kunnen veroorzaken.
5
Algemene informatie
Andere labels
4
ZMU05711
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Voorzichtig/Waarschuwing
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Lees de gebruikershandleiding
ZMU05696
ZMU05664
6

Veiligheidsinformatie

Veiligheidsinformatie
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan-
telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
Motoruitschakelkoord
Bevestig de motoruitschakelkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertra­gen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
ken steeds de procedure op pagina 42 om
Volg voor het tan-
7
Veiligheidsinformatie
het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de
8
Veiligheidsinformatie
boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstem­ming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaar­heid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit
werpen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beperken of uw zicht op anderen blokkeren.
Vaar defensief
waar steeds een veilige afstand van men­sen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa­terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen.
Vermijd zones met voorwerpen onder wa­ter of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en bot­sen zo klein mogelijk te houden.
naar mensen, voor-
met veilige snelheden en be-
Grijp tijdig in
men. Denk eraan,
remmen
om botsingen te voorko-
boten hebben geen
, en het stoppen van de motor of het terugnemen van gas kan de boot min­der bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een ob­stakel, laat u de motor in de tegenoverge­stelde richting draaien.
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
9

Basisvereisten

Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOF­BAAR!
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf uit de buurt van vonken, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
Zet de motor af alvorens brandstof te tanken.
Tank op een goed verluchte plaats. Vul draagbare brandstoftanks niet in de boot.
Mors geen benzine. Verwijder gemorste benzine onmiddellijk met droge doe­ken.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Draai de vuldop goed vast na het tan­ken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzi­nedamp hebt in geademd of benzine in de ogen hebt gekregen.
Mocht er benzine op uw huid terecht komen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Kleed u om als er benzine op uw kleren is terecht geko­men.
Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische von­ken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine die bewaard werd in zuivere containers en die niet gecontamineerd is door water of vreemde stoffen.
Benzine
Aanbevolen brandstof:
F300AET Normale loodvrije benzine F350AET Loodvrije superbenzine FL300AET Normale loodvrije benzine FL350AET Loodvrije superbenzine
Min. research octaangetal:
F300AET 91 F350AET 94 FL300AET 91 FL350AET 94
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30, 10W-40, 20W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
7.8 L (8.24 US qt) (6.86 Imp.qt)
NOTA:
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selec­teren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
10
Basisvereisten
DCM01050
OPGELET:
Alle 4-taktmotoren worden door de fa­briek zonder motorolie geleverd.
ZMU01710
Installatievereisten
Bootvermogen (pk)
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal­leren, dient u na te gaan of het totale vermo­gen (pk) van uw motor(en) het toegestane maximumvermogen van de boot niet over­schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de
boot of neem contact op met de fabrikant.
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Monteren van de motor
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 39.
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Vereisten voor de digitale elektronische besturing
De digitale elektronische besturing moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbe­veiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden gestart.
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con-
11
Basisvereisten
tact op met uw Yamaha-dealer.
Deze digitale elektronische besturingseen­heid is alleen verkrijgbaar voor de buiten­boordmotor die u hebt gekocht. Alvorens de digitale elektronische besturing­seenheid te gebruiken, dient u ze in te stellen om alleen uw buitenboordmotor te bedienen. Anders zal het niet mogelijk zijn uw buiten­boordmotor te bedienen. U dient de buitenboordmotor en de digitale elektronische besturingseenheid in de vol­gende gevallen in te stellen.
Als er een tweedehands buitenboordmotor wordt geïnstalleerd
Als de digitale elektronische besturing­seenheid wordt vervangen Als de ECM (Electronic Control Module,
elektronische besturingsmodule) van de tweedehands buitenboordmotor wordt ver­vangen
Als de ECM (Electronic Control Module, elektronische besturingsmodule) van de digitale elektronische besturingseenheid
wordt vervangen Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het in­stellen.
Accuvereisten
DCM01061
OPGELET:
Gebruik nooit een accu met een andere dan de opgegeven capaciteit. Als er een accu wordt gebruikt die niet aan de speci­ficaties voldoet, bestaat de kans dat het elektrisch systeem slecht werkt of over­belast wordt, waardoor het beschadigd raakt.
Voor modellen met elektrische starter dient u een accu te kiezen die voldoet aan de vol­gende technische gegevens.
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
670.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
110.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van be­langrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd gese­lecteerd voor een goed resultaat bij tal van toepassingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere propeller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote­re spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, kies
12
Basisvereisten
dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpas­sen om binnen het aanbevolen motortoeren­talbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 82.
-
12
3
ZMU05937
1. Propellerspoed in inches
2. Type van propeller (propellermerk)
3. Propellerdiameter in inches
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde digitale elektroni­sche besturingen zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wan­neer u de motor start.
13

Basiscomponenten

DMU2579E
Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F300A, F350A, FL300A, FL350A
1
7
6 5
4
2
3
1. Motorkap
2. Anti-cavitatieplaat
3. Propeller*
4. Koelwaterinlaat
5. Klembeugel
6. Kantelsteunhendel
7. Motorkapvergrendelingshendel(s)
8. Waterafscheider
9. Doorspoelplug
10. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
8
7
7
10
9
6
10
ZMU05813
14
Basiscomponenten
Modellen met één station
123 4
5
6
1. Digitale elektronische besturing (voor één motor)*
2. Schakelaarpaneel (voor gebruik met één motor)*
3. Digitale elektronische besturing (voor twee motoren)*
4. Schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
5. Clip
6. Motoruitschakelaar
6
5
ZMU05938
15
Modellen met twee stations / hoofdstation
Basiscomponenten
1
2
5
6
7
1. Digitale elektronische besturing (voor één motor)*
2. Schakelaarpaneel (voor gebruik met één motor)*
3. Digitale elektronische besturing (voor twee motoren)*
4. Schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
5. Clip
6. Motoruitschakelaar
7. Digitale elektronische besturing (voor drie motoren)*
8. Schakelaarpaneel (voor gebruik met drie motoren)*
9. Stationkeuzeschakelaarpaneel
8
34
6
5
9
6
5
ZMU05974
16
Basiscomponenten
Modellen met twee stations / substation
1
2
65
7
89
6
1. Digitale elektronische besturing (voor één motor)*
2. Schakelaarpaneel (voor gebruik met één motor)*
3. Digitale elektronische besturing (voor twee motoren)*
4. Schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
5. Clip
6. Motoruitschakelaar
7. Digitale elektronische besturing (voor drie motoren)*
8. Schakelaarpaneel (voor gebruik met drie motoren)*
9. Stationkeuzeschakelaarpaneel
34
65
5
ZMU05975
17
Basiscomponenten
1
3
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Snelheidsmeter (vierkant type)
3. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)
4. Brandstofbeheermeter (vierkant type)
2
4
ZMU05485
1
6
2
Digital electronic control
De digital electronic control bestuurt de schakelhendel, de gashendel en de elektri­sche operaties op afstand. Vergewis u ervan dat het “actief”-lampje brandt en dat de digi­tal electronic control correct werd aangeslo­ten op de buitenboordmotor. De digital electronic controls van het hoofd­station en het substation hebben dezelfde functies.
3
5
4
ZMU05850
18
Basiscomponenten
6
5
1
2
1
3
4
ZMU05851
1
6
2
5
1. Bedieningshendel
2. Lampje “digitale elektronische besturing actief
3. Waarschuwingslampje van de digitale elek­tronische besturing
4. Schakelaar voor het losmaken van de gashendel
5. Gashendelfrictieafstelling
6. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
7. Motorkeuzeschakelaar
Lampje digitale elektronische besturing actief
Het lampje digitale elektronische besturing actief geeft aan dat het digitale elektroni­sche besturingssysteem in bedrijfsmodus staat.
3 7
4
ZMU05959
ZMU05888
1
ZMU05890
1
ZMU05966
1. Lampje “digitale elektronische besturing actief
Het lampje digitale elektronische besturing actief op het geselecteerde station brandt.
Brandt:
del als gashendel mogelijk.
Knippert (alleen wanneer de schakelin­richting in neutraal staat):
del niet bedienbaar. Alleen gashendelbediening beschikbaar.
bediening van zowel schakelhen-
schakelhen-
19
Uit:
schakelhendel en gashendel niet be-
dienbaar.
Waarschuwingslampje van de digitale elektronische besturing
Het waarschuwingslampje van de digitale elektronische besturing brandt wanneer er zich een storing voordoet in de aansluiting tussen de digitale elektronische besturing en de buitenboordmotor. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
1
ZMU05889
1
ZMU05891
Basiscomponenten
1
ZMU05960
1. Waarschuwingslampje van de digitale elek­tronische besturing
Bedieningshendel
Door de hendel naar voren te duwen vanuit de neutrale stand schakelt u de voorwaartse versnelling in. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand schakelt u de buitenboordmotor in achteruit. De motor blijft met onbelast toerental draaien tot de hendel ongeveer 22.5° wordt verplaatst (u kunt een palletje voelen). Wanneer u de hen­del verder duwt, wordt de gasklep geopend en begint de motor te accelereren. De digital electronic control zorgt voor de au­tomatische synchronisatie van de motortoe­rentallen van beide motoren. Ook de digital electronic control voor drie motoren zorgt voor de automatische syn­chronisatie van de toerentallen van de mid­delste en de stuurboordmotor en past het toerental van de bakboordmotor daaraan aan. De functies van de bedieningshendel voor de digital electronic control van een driemo­torige boot zijn als volgt.
Bedien de bakboordmotor met de bak­boordbedieningshendel.
Het toerental van de middelste motor is het gemiddelde van de toerentallen van de
20
Basiscomponenten
bakboord- en stuurboordmotoren.
Bedien de stuurboordmotor met de stuur­boordbedieningshendel.
F
2
6
N 1
4
R
4
3
6
5
5
7
7
ZMU05878
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
Schakelaar voor het losmaken van de gashendel
In neutraal houdt u de schakelaar ingedrukt, beweegt u de bedieningshendel voorwaarts en laat u de schakelaar los zodra het lampje digital electronic control actief begint te knipperen. Terwijl het lampje knippert, kunt u de gashendel openen of sluiten. Dat kan ook worden gedaan wanneer de bedieningshen­del in achteruit staat.
Eén motor
FN
3
1
Twee motoren
2
ZMU05880
N
22.5
ZMU05881
NF
ZMU05882
21
Basiscomponenten
2
3
1
Drie motoren
2
3
1
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
22.5
NF
22.5
N
ZMU05883
je begint te knipperen, begint de gasklep open te gaan nadat de bedieningshendel minstens 22.5° werd verplaatst. Na het gebruiken van de schakelaar voor het losmaken van de gashendel dient u de be­dieningshendel weer in neutraal te zetten. De schakelaar voor het losmaken van de gashendel keert automatisch terug naar zijn ingestelde stand. Het lampje digital electro­nic control actief zal stoppen met knipperen en continu gaan branden en de digital elec­tronic control zal de voorwaartse en achter­waartse versnelling dan normaal inschakelen.
Gashendelfrictieafstelling
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan de beweging van de bedie­ningshendel en kan worden afgesteld naar
ZMU05961
N
gelang van de voorkeur van de bestuurder. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef naar rechts. Om de weerstand te verlagen, draait u de afstelschroef naar links.
DWM01770
WAARSCHUWING
Als de wrijving te gering is, kan de be­dieningshendel mogelijk vrij bewegen, wat tot ongevallen kan leiden.
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
ZMU05962
vast. Als er te veel weerstand is, wordt het moeilijk om de bedieningshendel te bewegen, hetgeen tot ongevallen kan leiden.
De schakelaar voor het losmaken van de gashendel kan alleen worden gebruikt als de bedieningshendel in neutraal staat. Tijdens de werking verandert het lampje “di- gital electronic control actief van continu branden naar knipperen. Wanneer het lamp-
22
Basiscomponenten
Eén motor
Twee motoren
Drie motoren
ZMU05820
ZMU05819
het hoofdstation en het substation hebben dezelfde functies. U kunt het station wijzigen wanneer de hoofdschakelaar in de stand “” (aan) staat en alle bedieningshendels in neutraal staan. Het schakelaarpaneel kan zowel worden be­diend op het hoofdstation als op het substa­tion wanneer de hoofdschakelaar in de stand “” (aan) staat.
ZMU05976
Motorkeuzeschakelaar
Wanneer al de motoren gestart zijn, kunt u de gewenste motor voor de aandrijving se­lecteren door op de motorkeuzeschakelaar te drukken. De motorkeuzeschakelaar werkt uitsluitend wanneer alle bedieningshendels in neutraal staan.
ZMU05963
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewens­te gashendelinstelling te behouden.
Stationkeuzeschakelaar
De stationkeuzeschakelaar kan hetzij het hoofdstation hetzij het substation selecteren voor de digital electronic control die de boot bestuurt. De digital electronic controls van
23
1
ZMU05977
1. Motorkeuzeschakelaar
Loading...
+ 78 hidden pages