Yamaha F100D, F80B User Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F80B F100D
6D7-28199-74-D0
Page 2
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebruiken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt ver­kocht.
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25105
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha-bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie die u nodig hebt voor het cor­rect bedienen, onderhouden en verzorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze een­voudige instructies strikt naleeft, zult u opti­maal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel be­langrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
: dit is het veiligheidswaarschuwings­symbool. Het wordt gebruikt om u te wijzen op potentiele risico’s van lichamelijke letsels. Leef alle veiligheidsinstructies die achter dit symbool staan na om lichamelijke letsels of dodelijke ongevallen te voorkomen.
DWM00781
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt verme­den.
DCM00701
OPGELET
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden genomen om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbetering inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat bete­kent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschik­baar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kunnen voorko­men tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handlei­ding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha­dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebrui­kershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het product elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden geregis­treerd in het land van bestemming. Boven­dien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een an­der land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de gespeci­ficeerde diensten.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
NOTA:
De F80BET, F100DET en de standaardac­cessoires worden gebruikt als basis voor de uitleg en afbeeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toepassing zijn op alle modellen.
DMU25121
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2008 door Yamaha Motor Co., Ltd.
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
F80B, F100D
1e Uitgave, februari 2008
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5

Inhoud

Veiligheidsinformatie ........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid............. 1
Propeller............................................. 1
Draaiende onderdelen........................ 1
Hete onderdelen................................. 1
Elektrische schokken.......................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging.............. 1
Motorstopschakelaarkoord................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide..................................... 2
Wijzigingen......................................... 2
Scheepvaartveiligheid ..................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten....................................... 2
Mensen in het water........................... 2
Passagiers.......................................... 3
Overladen........................................... 3
Vermijd botsingen............................... 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie.........................5
Plaats voor identificatienummers .... 5
Buitenboordmotorserienummer.......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming......................... 5
CE-label .......................................... 5
Lees handleidingen en labels.......... 7
Waarschuwingslabels......................... 7
Specificaties en vereisten ..............10
Technische gegevens ................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Bootvermogen (pk)........................... 11
Monteren van de motor .................... 11
Afstandsbedieningsvereisten ........ 11
Accuvereisten................................ 12
Technische gegevens van de
accu .............................................. 12
Monteren van de accu...................... 12
Propellerkeuze .............................. 12
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Motorolievereisten......................... 13
Brandstofvereisten ........................ 14
Benzine ............................................ 14
Modderig of zuurrijk water............. 14
Anti-fouling .................................... 14
Motorafdankingsvereisten............. 14
Nooduitrusting............................... 14
Componenten.................................. 15
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 15
Afstandsbedieningskast ................... 16
Afstandsbedieningshendel ............... 17
Neutraal vergrendeltrekker............... 17
Neutraal gashendel .......................... 17
Stuurhendel ...................................... 17
Schakelhendel.................................. 18
Gashendel ........................................ 18
Brandstofverbruiksindicator.............. 18
Gashendelfrictieafstelling ................. 18
Motorstopschakelaarkoord en clip.... 19
Motorstopknop.................................. 19
Hoofdschakelaar .............................. 20
Stuurfrictieregelhendel ..................... 20
Trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaar op afstandsbediening of
stuurhendel ................................... 21
Trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaar op onderste motorkap ........ 21
Schakelaars voor het regelen van de
snelheid voor stapvoets varen ...... 22
Trimtap met anode ........................... 22
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging.......... 23
Motorkapvergrendelhendel
(optrektype)................................... 23
Doorspoelplug .................................. 24
Brandstoffilter/waterafscheider......... 24
Waarschuwingslampje ..................... 24
Instrumenten en
verklikkerlampjes ............................ 26
Lampjes ........................................ 26
Oliedrukwaarschuwingslampje......... 26
Page 6
Inhoud
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 26
Digitale toerenteller ....................... 26
Toerenteller ...................................... 27
Trimmeter......................................... 27
Urenmeter ........................................ 27
Oliedrukwaarschuwingslampje......... 27
Oververhittingwaarschuwings-
lampje ........................................... 28
Digitale snelheidsmeter................. 28
Snelheidsmeter ................................ 28
Brandstofmeter................................. 29
Tripmeter / klok / voltmeter............... 29
Brandstofpeilwaarschuwings-
lampje ........................................... 30
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning................................ 30
6Y8 Multifunctionele meters .......... 30
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ............................... 30
Startcontroles ................................... 31
Oliedrukwaarschuwing ..................... 32
Oververhittingswaarschuwing .......... 32
Waterafscheiderwaarschuwing ........ 33
Motorstoringwaarschuwing............... 33
Waarschuwing voor lage
accuspanning................................ 33
6Y8 Multifunctionele snelheids- &
brandstofmeters ......................... 34
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ......................... 35
6Y8 Multifunctionele brandstofbe-
heermeters ................................. 35
Motorcontrolesysteem .................... 37
Waarschuwingssysteem ............... 37
Oververhittingswaarschuwing .......... 37
Oliedrukwaarschuwing ..................... 37
Installatie.......................................... 39
Installatie ....................................... 39
De buitenboordmotor monteren ....... 39
Werking ............................................ 41
Eerste gebruik ............................... 41
De motor met motorolie vullen ......... 41
Inlopen van de motor........................ 41
Leer uw boot kennen........................ 41
Controles alvorens de motor te
starten ........................................ 42
Brandstofpeil .................................... 42
Verwijderen van de motorkap........... 42
Brandstofsysteem............................. 42
Bedieningselementen....................... 43
Motorstopschakelaarkoord ............... 43
Motorolie........................................... 44
Motor ................................................ 44
Doorspoelplug .................................. 44
Motorkap installeren ......................... 45
Trim- en kantelbekrachtigingssys-
teem .............................................. 45
Accu ................................................. 46
Brandstof bijvullen......................... 46
De motor gebruiken ...................... 47
Brandstof toevoeren
(draagbare tank) ........................... 47
Starten van de motor........................ 48
Controles na het starten van de
motor.......................................... 51
Koelwater ......................................... 51
De motor laten warmdraaien......... 51
Modellen met elektrische starter ...... 51
Controles na het warmdraaien van
de motor..................................... 51
Schakelen......................................... 51
Stopschakelaars............................... 51
Schakelen ..................................... 52
De boot stoppen............................ 53
Stapvoets varen ............................ 53
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen............................. 53
Motor uitschakelen........................ 54
Procedure......................................... 54
De buitenboordmotor trimmen ...... 55
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 55
Boottrim instellen.............................. 56
Page 7
Inhoud
Naar boven en naar beneden
kantelen...................................... 57
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 58
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 59
Ondiep water................................. 60
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging....................... 60
Varen in andere
omstandigheden......................... 61
Onderhoud ....................................... 62
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ....................... 62
Opberging van de
buitenboordmotor.......................... 62
Procedure......................................... 63
Smering............................................ 64
Spoelen van het motorblok............... 64
Reiniging van de
buitenboordmotor.......................... 65
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor................................. 65
Periodiek onderhoud ..................... 66
Vervangingsonderdelen ................... 66
Zware gebruiksomstandigheden ...... 66
Onderhoudsschema 1...................... 67
Onderhoudsschema 2...................... 69
Smeren............................................. 70
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 71
Motorolie verversen.......................... 72
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 73
Propeller controleren........................ 73
Verwijderen van de propeller............ 74
Installeren van de propeller.............. 74
Verversen van tandwielolie .............. 75
De brandstoftank reinigen ................ 76
Controle en vervanging van
anoden.......................................... 77
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter)........................................... 78
Aansluiten van de accu .................... 78
Loskoppelen van de accu................. 79
Herstellen van defecten.................. 80
Problemen verhelpen .................... 80
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 84
Beschadiging door botsing ............... 84
Vervangen van de zekering.............. 84
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet....................................... 85
Waarschuwingslampje van wateraf-
scheider knippert tijdens varen ..... 85
De starter werkt niet ......................... 87
Noodstart.......................................... 88
Behandeling van
ondergedompelde motor............ 89
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tij­de in acht.
DMU36500
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een
persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller,
zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van even­tuele blootliggende bewegende onderdelen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde motor­onderdelen heet genoeg om brandwonden te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorza­ken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het gekan­teld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel ver­grendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult.
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt ge­trokken. Als er aan de koord wordt getrokken tijdens het varen, wordt de motor uitgescha­keld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts wor­den geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 47 om het risico van brand en explosie zo klein mogelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doe­ken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt in­geademd of benzine in de ogen hebt gekre­gen. Tracht nooit brandstof over te hevelen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die koolmo­noxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van veroorza­ken bij inademing. Symptomen van koolmo­noxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belangrij­ke veiligheidsvoorschriften die u dient na te le­ven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. In­toxicatie is een van de voornaamste factoren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn.
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats hebben genomen alvorens te accelereren en wan­neer de motor sneller draait dan met het sta­tionair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringende golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33771
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit naar mensen, voorwer-
pen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beper­ken of uw zicht op anderen blokkeren.
ZMU06025
Vaar defensief met veilige snelheden en be­waar steeds een veilige afstand van mensen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa-
terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen.
Vermijd zones met voorwerpen onder water
of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd
agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en botsen zo klein mogelijk te houden.
Grijp tijdig in om botsingen te voorkomen.
Denk eraan, boten hebben geen rem- men, en het stoppen van de motor of het te­rugnemen van gas kan de boot minder bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een obstakel, laat u de motor in de tegenovergestelde richting draaien.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weerbe­richt. Controleer de weersvoorspellingen al­vorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 11
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere passa­gier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende regels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Inter­nationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4
Page 12

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat ver­meld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1
ZMU04214
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37290
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeenstemming bevat de volgende infor­matie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde
modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25203
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
5
Page 13
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU06040
6
Page 14
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F80B, F100D
7
Page 15
Algemene informatie
1
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels bete­kenen het volgende.
1
DWM01691
WAARSCHUWING
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
WAARSCHUWING
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01671
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
8
Page 16
Algemene informatie
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedie­ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
9
ZMU05668
Page 17

Specificaties en vereisten

DMU34520
Technische gegevens
NOTA:
(AL) in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en (PL) dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
NOTA:
* betekent, selecteer de motorolie op basis van de motorolietabel. Voor meer informatie, zie pagina 13.
DMU2821C
Maat:
Totale lengte:
825 mm (32.5 in)
Totale breedte:
479 mm (18.9 in)
Totale hoogte L:
1582 mm (62.3 in)
Spiegel hoogte L:
536 mm (21.1 in)
Gewicht (zonder propeller) L:
170.0 kg (375 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F100DET 73.6 kWbij5500 omw/min (100 PKbij5500 omw/min) F80BET 58.8 kWbij5500 omw/min (80 PKbij5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
700 ±50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt L
Slag:
1596.0 cm³
Boring × slag:
79.0 × 81.4 mm (3.11 × 3.20 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
LFR5A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling (koude motor) IL:
0.17–0.23 mm (0.0067–0.0091 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.31–0.37 mm (0.0122–0.0146 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70.0 A/u
Maximumdynamovermogen:
25.0 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.31 (30/13)
Trim- en kantelsysteem:
Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
K
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
10
Page 18
Specificaties en vereisten
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen-motoroliegroep 1*:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen-motoroliegroep 2*:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Smering:
Oliecarter Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid met vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) Hoeveelheid bij te vullen olie (bij periodiek onderhoud) Exclusief oliefilter:
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Hoeveelheid bij te vullen olie (bij periodiek onderhoud) Inclusief oliefilter:
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt) Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Tandwieloliehoeveelheid:
0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb) Propellermoer:
35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) Motorolieaftapbout:
28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb) Motoroliefilter:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
73.2 dB(A)
DMU33553
Installatievereisten
DMU33563
Bootvermogen (pk)
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ernsti­ge instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor(en) te installe­ren, dient u na te gaan of het totale vermogen (pk) van uw motor(en) het toegestane maxi­mumvermogen van de boot niet overschrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appara­tuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 39.
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
11
Page 19
Specificaties en vereisten
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de mo­tor uitsluitend in neutraal kan worden gestart.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
70.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de accu­spanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde compartiment als de accu. Dat kan leiden tot brand, ex­plosies of vonken.
DMU34191
[DWM01820]
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van de belangrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt
en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd geselec­teerd voor een goed resultaat bij tal van toe­passingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere pro­peller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladin­gen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toe­rentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aan­bevolen motortoerentalbereik te blijven wan­neer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 73.
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
12
Page 20
Specificaties en vereisten
x
-
123
ZMU04607
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25760
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren met het afge­beelde label of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
1
DMU37471
Motorolievereisten
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL Motoroliehoeveelheid zonder vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid met vervanging van oliefilter (oliecarterinhoud):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) Hoeveelheid bij te vullen olie (bij perio­diek onderhoud) Exclusief oliefilter:
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Hoeveelheid bij te vullen olie (bij perio­diek onderhoud) Inclusief oliefilter:
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selecte­ren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
1. Label voor neutrale startbeveiliging
13
ZMU01713
Page 21
Specificaties en vereisten
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36801
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de mo­tor geklop of gepingel begint te vertonen, ge­bruik dan een ander merk benzine of loodvrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01980
OPGELET
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de
brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade ver­oorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmotor in modderig of zuurrijk water moet gebruiken. Afhankelijk van het model is dat echter mis­schien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van
de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raadplegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36351
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met
clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
14
Page 22

Componenten

DMU2579J
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F80B, F100D
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Waterafscheider
10.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Digitale snelheidsmeter*
13.Digitale toerenteller*
14.Brandstoftank*
15
Page 23
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
DMU26181
2
5
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
3
6
ZMU05429
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
16
Page 24
Componenten
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voe­len). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor begint te ac­celereren.
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te zetten, moet u de afstandsbedie­ningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de af­standsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is ge­zet.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
17
Page 25
Componenten
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zodat dat boot vooruit vaart. Als u de schakelhendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruit­versnelling zodat de boot achteruit vaart.
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
3. Achteruit “”
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhendel. Als u de hendel tegen de klok in draait, ver­hoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25973
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden in­gesteld volgens de voorkeur van de schipper. Om de weerstand te verhogen, draait u de af­stelschroef naar rechts. WAARSCHUWING!
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroor­zaken.
[DWM00032]
18
Page 26
Componenten
Om de weerstand te verlagen, draait u de af­stelschroef naar links.
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25993
Motorstopschakelaarkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motorstop­schakelaar om de motor te laten draaien. Be­vestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de be­stuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter
verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26001
[DWM00122]
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te druk­ken.
19
Page 27
Componenten
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan is hieronder be­schreven.
“” (off)
Met de hoofdschakelaar in de “” (uit)- stand zijn de elektrische schakelingen uitge­schakeld en de sleutel kan worden uitgeno­men.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de “” (on)-stand zijn de elektrische schakelingen ingeschakeld en de sleutel kan niet worden uitgenomen.
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de “” (start)- stand begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgela­ten, keert deze automatisch terug naar de “” (on)-stand.
DMU26111
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naar gelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een instel­hendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
20
Page 28
Componenten
NOTA:
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord B wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar op afstandsbediening of stuur­hendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­nas 55 en 57.
DMU26153
Trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar op onderste motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar bevindt zich op de zijkant van de onderste motorkap. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buitenboordmotor om­hoog getrimd en vervolgens omhoog gekan­teld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag getrimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 57.
DWM01030
WAARSCHUWING
Gebruik de kantelbekrachtigingsschake­laar op de onderbak alleen wanneer de boot helemaal stil ligt en de motor afgezet is. Als u die schakelaar zou willen gebrui­ken terwijl de boot in beweging is, ver­hoogt de kans dat er iemand overboord valt en dat de bestuurder afgeleid wordt, wat op zijn beurt de kans op een botsing met een andere boot of een hindernis ver­hoogt.
21
Page 29
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU30900
Schakelaars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan worden verhoogd of verlaagd terwijl uw boot stap­voets vaart. Druk op de schakelaar “” om de snelheid voor stapvoets varen te verhogen en druk op de schakelaar “” om de snelheid voor stapvoets varen te verlagen.
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt on-
geveer met 50 omw/min verhoogd of ver­laagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de nor­male snelheid voor stapvoets varen nadat de motor werd uitgeschakeld en opnieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
Voor instructies over het gebruik van de
schakelaars voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen, zie pagina 53.
Componenten
1. Schakelaar voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
WAARSCHUWING
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de bestu­ring correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bijgere­geld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuurboord te draaien (“B” in de afbeelding).
22
Page 30
Componenten
DCM00840
OPGELET
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektroche­mische corrosie. De trimtap mag niet wor­den geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
1
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
B
A
Boutaandraaimoment:
35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb)
3
2
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
OPGELET
A
ZMU02525
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en vallen. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
DMU26382
Motorkapvergrendelhendel (optrek­type)
Om de motorkapvergrendelhendel te verwij­deren, moet u de vergrendelhendel(s) om­hoog trekken en de kap afnemen. Bij het installeren van de motorkap moet u nagaan of deze wel goed in de rubberen dichting past.
B
ZMU01863
Vergrendel de kap vervolgens door de hen­del(s) omlaag te bewegen.
DMU26341
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
23
Page 31
1
ZMU05347
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
1
ZMU005348
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
DMU26460
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 64.
Componenten
DMU35561
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheide water een bepaald vo­lume overschrijdt, wordt het waarschuwings­systeem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje
van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen,
doch uitsluitend wanneer de versnel­lingshendel in neutraal staat.
Wanneer het waarschuwingssysteem werd
geactiveerd, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en een Yamaha-dealer te raadplegen.
DMU26303
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het controle­lampje aan. Meer informatie over het interpre­teren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 37.
1. Doorspoelplug
24
Page 32
Componenten
1. Waarschuwingslampje
25
Page 33

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36014
Lampjes
DMU36023
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 37.
DCM00022
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de resteren­de hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 44.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU31414
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschakelaar en keren daarna terug naar de normale toe­stand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36032
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 37.
DCM00052
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorschade.
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaarschu­wingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
7
ZMU01840
4
26
Page 34
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toe­rentellerdisplay 22 wordt weergegeven, be­draagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw buiten­boordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het
best werken in de verschillende omstandig­heden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe-
drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU01740
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het to­tale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden geschakeld.
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripuren weergeven, of het kan worden uitgeschakeld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knop­pen “” (instellen) en “” (modus). Daar- door wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer in­formatie, zie pagina 37.
DCM00022
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de resteren­de hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 44.
ZMU01741
27
Page 35
Instrumenten en verklikkerlampjes
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 37.
DCM00052
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorschade.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschakelaar en keren daarna terug naar de normale toe­stand.
DMU36061
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuzes­chakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26602
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en an­dere informatie.
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
28
Page 36
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU26712
Brandstofmeter
Acht segmenten geven het brandstofpeil weer. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstoftank vol.
ZMU01745
De brandstofpeilaanduiding kan inaccuraat zijn ten gevolge van de positie van de sensor in de brandstoftank en het gedrag van de boot in het water. Tijdens het varen met de boeg omhoog of tijdens een lange bocht kunnen de aflezingen van de meter verkeerd zijn. Kom niet aan de keuzeschakelaar voor de brandstofsensor. Een foute instelling van de keuzeschakelaar op de meter geeft verkeer­de aflezingen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer over hoe de keuzeschakelaar correct moet worden ingesteld. OPGELET: Zonder benzi-
ne vallen kan de motor beschadigen.
[DCM01770]
DMU36071
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaalde­lijk op de knop “” (modus) tot de indicator op de voorkant van de meter “” (tripme- ter), “” (klok) of “” (voltmeter) aan- wijst.
DMU26691
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet.
De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “” (instellen) en “” (mo- dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26701
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “” (tijd) staat.
2. Druk op de knop “” (instellen): het urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “” (modus) tot het gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “” (instel- len): het minutendisplay begint te knippe­ren.
5. Druk op de knop “” (modus) tot de gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “” (instel- len) om de klok te starten.
29
Page 37
Instrumenten en verklikkerlampjes
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36080
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26721
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschuwings­segment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid te­rug naar de haven. OPGELET: Zonder ben-
zine vallen kan de motor beschadigen.
[DCM01770]
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
DMU26732
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display au­tomatisch worden ingeschakeld en beginnen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschillen­de meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt lichtjes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorg­vuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofd­zakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informa­tie over het instellen van de meters of het wij­zigen van indicatiesystemen.
DMU36182
6Y8 Multifunctionele toerentel-
lers
De toerenteller toont het aantal motoromwen­telingen per minuut. Hij heeft de volgende functies: trimmeter, instellen van de snelheid
30
Page 38
Instrumenten en verklikkerlampjes
voor stapvoets varen, weergave van koelwa­ter/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, waterafschei­derwaarschuwing, motorstoringwaarschu­wing, en indicatie van periodiek onderhoud. Als er optionele sensors werden aangesloten op de eenheid, wordt ook de koelwaterdruk weergegeven. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is verkrijgbaar in ronde en vierkante uitvoerin­gen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
3
2
ZMU05417
1452
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
5
4
7
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
2
ZMU05415
2
3
ZMU05416
6879
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhouds­lampje
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU36190
ZMU05418
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “” (aan). Nadat alle displays werden ge- activeerd en het totale aantal uren werd weer­gegeven, keert de meter terug naar normaal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waar­schuwingslamp van het waterafscheidingsfil­ter knippert, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
31
Page 39
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “” (instellen) of “” (modus).
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental automa­tisch tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05430
DMU36221
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05421
ZMU05431
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoeveel­heid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01592
OPGELET
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
32
Page 40
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er wa­ter in de waterafscheider (brandstoffilter) is te­rechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 84 van deze handleiding om het water uit de brandstoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de ha­ven en raadpleeg uw Yamaha-dealer onmid­dellijk.
ZMU05425
ZMU05423
ZMU05424
DCM00910
OPGELET
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05426
DCM00920
OPGELET
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage accuspan­ning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
33
Page 41
Instrumenten en verklikkerlampjes
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
ZMU05427
ZMU05428
DMU36231
6Y8 Multifunctionele snelheids-
& brandstofmeters
De snelheids- & brandstofmeter geeft de bootsnelheid weer evenals de volgende infor­matie: brandstofpeil, totaal brandstofverbruik, brandstofbesparing, brandstofdebiet en sys­teemspanning. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knoppen “” (instellen) en “” (modus), zoals be- schreven in dit hoofdstuk. Als er optionele sensors werden aangesloten op de eenheid, zijn ook de functies tripmeter, wateropper­vlaktemperatuurmeter, dieptemeter en klok beschikbaar. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensors. De snelheids- & brandstofmeter is verkrijg­baar in ronde of vierkante uitvoering. Contro­leer het type van uw snelheids- & brandstofmeter voor bedieningsinformatie.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05432
2
ZMU05433
34
Page 42
Instrumenten en verklikkerlampjes
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge-
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05434
leverde handleiding.
12
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36240
ZMU05435
6Y8 Multifunctionele snelheids-
meters
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de boot weer en bevat de functies brandstofme­ter en systeemspanningmeter. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knoppen “” (instellen) en “” (modus), zoals beschreven in dit hoofdstuk. Bovendien kan de snelheidsmeter de gewenste meet­eenheid weergeven, zoals km/h, mph of kno­pen. Als er optionele sensors werden aangesloten op de eenheid, zijn ook de func­ties tripmeter, wateroppervlaktemperatuur­meter, dieptemeter en klok beschikbaar. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optio­nele sensors.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05436
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36250
2
ZMU05437
6Y8 Multifunctionele brandstof-
beheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de volgen­de informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knop­pen “” (instellen) en “” (modus), zoals
35
Page 43
Instrumenten en verklikkerlampjes
beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handlei­ding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
36
Page 44

Motorcontrolesysteem

DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
OPGELET
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681A
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortemperatuur te erg stijgt, wordt het waarschuwingssys­teem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch
zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje
zal branden of knipperen.
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of de
koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is.
ZMU01757
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe-
zig op de stuurhendel, de afstandsbedie­ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
37
ZMU02630
DMU26857
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch
zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Het oliedrukwaarschuwingslampje zal continu branden of knipperen.
Page 45
De zoemer weerklinkt.
Motorcontrolesysteem
ZMU01828
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het olie­peil correct is en het waarschuwingssysteem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
38
Page 46

Installatie

DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mo­gelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combinatie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/motor-combi­natie.
DWM01590
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken. Installeer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maxi­male nominale paardenkrachtvermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fabrikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente mon­tage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere persoon met voldoende ervaring in het optuigen van boten.
DMU33470
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalanceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk be­stuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de bui­tenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26931
ZMU01760
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmotor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Boven­dien kunnen de waterinlaten voor het koelsys­teem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemon­teerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
39
Page 47
ZMU01762
DCM01630
OPGELET
Controleer tijdens het testen in het water
het drijfvermogen van de boot in rust­toestand met maximale lading. Ga na of het peil van het stilstaande water op het uitlaathuis laag genoeg is om te voorko­men dat er water in de vermogenskop te­recht kan komen, wanneer het water ten gevolge van golven stijgt wanneer de buitenboordmotor niet draait.
Een verkeerde motorhoogte of zaken die
het gelijkmatig stromen van water be­lemmeren (de vorm of de staat van de boot, of accessoires als spiegelladders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor opstuivend water als de boot aan het va­ren is. Als de motor continu wordt ge­bruikt in aanwezigheid van opstuivend water, kan er genoeg water in de inlaato­pening van de onderbak terechtkomen om de motor ernstig te beschadigen. Eli­mineer de oorzaak van het opstuivend water.
Installatie
40
Page 48

Werking

DMU36380
Eerste gebruik
DMU36390
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van de motoroliepeil, zie pagina 44.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewegen­de onderdelen gelijkmatig te laten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kortere levensduur van de motor of zelfs in ernsti­ge motorschade.
DMU27084
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la-
[DCM00801]
[DCM01780]
ZMU01710
ten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer mee­gaan.
NOTA:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kortere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade. Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal- leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbevaren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende acht uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschillen­de omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 55).
41
Page 49
DMU36412
Controles alvorens de motor te
starten
DWM01920
WAARSCHUWING
Als tijdens de controle voor het starten van de motor blijkt dat een onderdeel niet werkt zoals het hoort, moet het worden na­gekeken en hersteld alvorens de buiten­boordmotor te gebruiken. Anders kunnen er zich ongevallen voordoen.
DCM00120
OPGELET
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36420
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestemming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te hou­den als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwagen of in het water draait u de sleutel in de stand “”(aan) en controleert u het brandstofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pagina 46.
DMU36431
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de motor­kap van de motor te verwijderen. Om de mo­torkap te verwijderen moet u al de vergrendelhendels ontgrendelen en de kap afnemen.
Werking
ZMU06106
ZMU06107
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
42
Page 50
Werking
DMU36450
Controleer op brandstoflekken
Zoek onder de motorkap en in de boot naar
brandstoflekken of benzinedampen.
Controleer de brandstofleidingaansluitin-
gen om zeker te zijn dat ze in orde zijn.
Controleer de brandstofleidingen op bar-
sten, zwellingen of andere schade.
DMU37320
Controleer de brandstoffilter
Ga na of de brandstoffilter zuiver is en geen water bevat. Als er water in de brandstof wordt aangetroffen, of als er een aanzienlijke hoeveelheid vuil in wordt aangetroffen, moet de brandstoftank worden gecontroleerd en gereinigd door een Yamaha-dealer.
Draai het stuur helemaal naar rechts en he-
lemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige be­wegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren
om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moe­ten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels onder de mo­torkap.
DMU36481
Motorstopschakelaarkoord
Inspecteer de motorstopschakelaarkoord op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slijta­ge.
DMU36900
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Draai de stuurhendel volledig naar links en
naar rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Beweeg de gashendel van de volledig ge-
sloten naar de volledig open stand. Verge­wis u ervan dat hij soepel beweegt en dat hij helemaal terugkeert naar de volledig geslo­ten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels onder de mo­torkap.
Modellen met afstandsbediening:
43
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
Page 51
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU27165
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
4. Schroef de peilstok in de motor en verwij­der hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
5. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Vul olie bij als het oliepeil slechts tot onder de onderste markering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de boven­ste markering reikt.
[DCM01790]
Werking
1
ZMU05368
1. Oliepeilstok
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
DMU27151
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed
gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves-
tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigingen.
Controleer op olielekken.
DMU36490
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de door­spoelplug stevig op het hulpstuk op de onder­kap is geschroefd. OPGELET: Wanneer de
doorspoelplug niet correct werd aangeslo­ten, kan er koelwater weglopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01800]
44
Page 52
Werking
12
ZMU06166
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36961
Motorkap installeren
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit.
3. Plaats de kap op de dichting.
4. Controleer of de rubberen dichting cor­rect zit over de volledige omtrek van de motor.
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen. OPGELET:
Als de motorkap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de kap terechtkomen en de motor be­schadigen, of kan de motorkap weg­vliegen bij hoge snelheden.
[DCM01990]
ZMU06131
ZMU06132
Controleer na de motorkap te hebben aange­bracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de motor­kap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU34581
Trim- en kantelbekrachtigingssys­teem
DWM01930
WAARSCHUWING
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klembeu­gel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van
de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielekken.
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachtigings­schakelaars om na te gaan of al de scha­kelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
45
Page 53
1
ZMU04244
1. Trim- en kantelstang
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
DMU36581
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aanslui­tingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, anders kan de accu de motor niet starten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU27436
Brandstof bijvullen
DWM01830
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ont-
vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt inge­slikt, heel veel benzinedamp hebt ingea-
Werking
demd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de draagbare tank van de boot.
3. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. De brandstof kan uitzetten en overlo­pen wanneer de temperatuur stijgt.
Brandstoftankinhoud:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
ZMU04047
8. Draai de vuldop stevig vast.
46
Page 54
Werking
9. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp die doeken weg zoals het hoort. Overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27451
De motor gebruiken
DMU27464
Brandstof toevoeren (draagbare tank)
DWM00420
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot
stevig aangemeerd is en dat u niet be­lemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u be­vindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt losge-
draaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzi­ne is erg ontvlambaar en benzinedampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die
koolmonoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenbeschadiging of de dood kan veroorzaken wanneer het wordt ingeademd. Symptomen zijn on­dermeer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg dat de stuurhut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uit­laatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
ZMU02295
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppel­stuk. Sluit vervolgens het andere uiteinde van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU02024
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp stevig voelt worden. Plaats de tank horizontaal terwijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brand­stoftank.
47
Page 55
1. Pijl
DMU27492
Starten van de motor
DWM01600
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU27595
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
WAARSCHUWING
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Beves­tig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de
Werking
boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
3. Zet de gashendel in de stand “” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
48
Page 56
Werking
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand.
5. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “” (on), wacht 10 seconden en zwengel de mo­tor opnieuw aan.
[DCM00192]
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie pa­gina 51.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet
u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina 80.
DMU27627
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
WAARSCHUWING
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Beves­tig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de afstandsbedieningshendel in de stand “” (neutraal).
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
49
Page 57
Werking
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (aan).
NOTA:
Gebruikers van twee motoren: Wanneer de hoofdschakelaar in de stand ON wordt ge­draaid, weerklinkt de zoemer gedurende en­kele seconden om vervolgens automatisch te stoppen. De zoemer weerklinkt ook wanneer één van de motoren afslaat.
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand.
ON
OFF
START
ZMU01881
5. Zodra de motor is gestart, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij kan terug­keren in de stand “” (aan). OPGELET:
Zet de hoofdschakelaar nooit op “” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten. Bovendien kan de starter wor­den beschadigd. Als de motor na 5 se­conden aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “” (on), wacht 10 seconden en zwengel de mo­tor opnieuw aan.
[DCM00192]
50
Page 58
Werking
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36520
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels. Als de koelwatermantels bevroren zijn, kan het een tijdje duren alvo­rens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
OPGELET
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat leiden tot oververhitting en ernstige beschadi­ging van de motor. Zet de motor af en con­troleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwatercontro­leopening geblokkeerd zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
Controleer of er geen water lekt uit de verbin­dingsstukken tussen het uitlaatdeksel, de ci­linderkop en het motorblok.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU30036
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te la­ten warmdraaien voor een optimale wer­king en een maximaal acceleratievermogen. Als dit niet ge­beurt, zal de motorlevensduur daardoor worden verkort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje uit blijft nadat de motor is gestart.
OPGELET: Als het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u niet kunt achterhalen waarom het olie­drukwaarschuwingslampje blijft bran­den.
DMU36530
[DCM01830]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36540
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts schakelt en ver­volgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “”, of druk op
de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de clip wordt verwijderd van de motor­uitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
51
Page 59
DMU34490
Schakelen
DWM00180
WAARSCHUWING
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevinden, alvorens te schakelen.
DCM01610
OPGELET
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is moge­lijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan er­voor zorgen dat u niet kunt terugschake­len naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor op­nieuw en laat hem warmdraaien.
Werking
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnelling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met af­standsbediening].
NOTA:
Modellen met stuurhendel: De schakelhendel werkt uitsluitend wanneer de gashendel in de volledig gesloten stand staat. Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
52
Page 60
Werking
2. Zodra de motor in versnelling met statio­nair toerental draait, beweegt u de afstandsbedieningshendel / schakelhen­del krachtig en kordaat in de neutrale stand.
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
WAARSCHUWING
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het schakel­mechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan leiden tot het verlies van de controle, het vollo­pen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met stationair toerental draait. De remafstand varieert af­hankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU30880
Stapvoets varen
DMU30890
Regelen van de snelheid voor stap­voets varen
De snelheid voor stapvoets varen op buiten­boordmotoren die zijn uitgerust met schake­laars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen kan worden geregeld in stap­pen van ongeveer 50 omw/min bij iedere druk op de schakelaar.
53
Page 61
1. “” schakelaar
2. “” schakelaar
Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen, drukt u op de schakelaar “”. Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­lagen, drukt u op de schakelaar “”.
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt on-
geveer met 50 omw/min verhoogd of ver­laagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd
gewijzigd, keert de motor terug naar de nor­male snelheid voor stapvoets varen nadat de motor werd uitgeschakeld en opnieuw gestart, of wanneer het motortoerental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrijloop of in een laag toerental. Het is niet raadzaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft gedraaid.
DMU27845
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschakelaar op “” (uit).
Werking
2. Koppel na het uitschakelen van de motor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tankdop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
54
Page 62
Werking
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motor­uitschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “” (uit) te zetten.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
WAARSCHUWING
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden)kan ervoor zorgen dat de boot in­stabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en propel­ler. De correcte trimhoek wordt ook bepaald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaarsnelheid.
1
1. Trimbedieningshoek
DMU27885
ZMU04258
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
WAARSCHUWING
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klembeu­gel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de contro­le over de boot verliest.
55
Page 63
Werking
Als de motor is uitgerust met een trim-
en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim- out), drukt u op de schakelaar “” (om- hoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim- in), drukt u op de schakelaar “” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhoog houding leiden tot minder luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rende­ment. Dit is in het algemeen wanneer de kiel­lijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden omhoog wijst. Met de boeg omhoog kan de boot een grotere neiging hebben om naar links of rechts af te wijken. Compenseer deze afwijking terwijl u stuurt. De trim tab kan ook worden aangepast om dit effect te compense­ren. Als de boeg van de boot omlaag is, ver­loopt het optrekken van staande start naar planeren gemakkelijker.
56
Page 64
Werking
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg van de boot te hoog in het water. Prestaties en zuinigheid gaan achteruit omdat de romp van de boot het water wegduwt en er meer lucht­weerstand optreedt. Een te sterk buitenwaart­se trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan beginnen “springen” in het water, waardoor schipper en passa­giers overboord kunnen worden gegooid.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water ploegen, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan wor­den opgevoerd. Varen met te veel binnenwaartse trim aan hogere snelheden maakt de boot ook instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoek van de buitenboordmotor weinig invloed heb­ben op de trim van de boot tijdens het gebruik.
DMU27934
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te wor­den gekanteld om de propeller en de onder­bak te beschermen tegen botsing met obstakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor blijft tijdens het naar boven of naar beneden kantelen. Er kun­nen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wan­neer de motor wordt getrimd of gekanteld.
DWM00250
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ont­koppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de buitenboord-
57
Page 65
motor meer dan een paar minuten wordt gekanteld. Anders zou er brandstof kun­nen gaan lekken.
DCM00241
OPGELET
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-
telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 54. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting veroorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door tegen
de stuurhendel te duwen (indien voor­zien), want hierdoor kan de hendel bre­ken.
DMU32723
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrach­tiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Werking
2. Druk op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “” (omhoog) tot de buiten- boordmotor volledig omhoog gekanteld is.
N
ZMU03196
58
Page 66
Werking
UP
ZMU04232
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteun­knop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262] OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteu­ningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleerde informatie, zie pa­gina 62.
[DCM01641]
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo­dra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar “” (omlaag) om de trimstangen in te trekken. OPGELET: Zorg ervoor
dat de trimstangen volledig ingetrok­ken zijn bij het aanmeren. Op die ma­nier zijn de stangen beschermd tegen aangroeiing en corrosie, die het trim­en kantelbekrachtigingsmechanisme zouden kunnen beschadigen.
DMU33120
[DCM00251]
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met trim- en kantelbekrachti­ging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
59
Page 67
Werking
3. Druk op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “” (omlaag) om de buiten- boordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
UP
DN
DN
ZMU01936
DCM00260
OPGELET
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staartstuk bo­ven het wateroppervlak komt wanneer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kunnen ver­oorzaken.
DMU32912
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
DN
ZMU04255
DMU28061
Ondiep water
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om­hoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar. WAARSCHUWING! Het ge-
bruiken van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbe­weegt of terwijl de motor draait, ver-
60
Page 68
Werking
hoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuurder afleiden, waar­door het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hinder­nis wordt vergroot.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU28194
Varen in andere omstandighe-
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water en spoel de vermogenskop onder de onderbak indien mogelijk.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 14) wanneer u de buiten­boordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in modderig of troebel water. Na het varen in dergelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
[DWM01850]
den
61
Page 69

Onderhoud

DMU28226
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM00692
WAARSCHUWING
WEES VOORZICHTIG bij het transporte-
ren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn
maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waardoor er zich druk kan ontwikkelen in de contai­ner. Dat kan lekkage en brand veroorza­ken.
DWM01860
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Bij het transporteren en opbergen van de buitenboordmotor dient u de brandstofkraan dicht te draaien ter voor­koming van lekkende brandstof. Begeef u nooit onder de motor wanneer hij gekan­teld is. Als de buitenboordmotor per onge­luk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DCM00660
OPGELET
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en vallen. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
Uw boot moet worden gesleept en opgebor­gen met de buitenboordmotor in de normale vaarstand. Als er in die stand te weinig speling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de gekantelde stand met gebruikmaking van een motoron-
dersteuningssysteem zoals een spiegelbe­schermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha­dealer voor meer informatie.
DMU30041
Opberging van de buitenboordmotor
Als u uw Yamaha-buitenboordmotor voor lan­gere periodes opbergt (2 maanden of langer), moeten verschillende belangrijke procedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen. Het is aan te raden uw buiten­boordmotor door een erkende Yamaha­dealer te laten onderhouden vooraleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met mini­maal gereedschap.
DCM01350
OPGELET
Op problemen te voorkomen die kunnen
worden veroorzaakt door olie die vanuit het carter de cilinder binnenkomt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor transport en opber­ging. Bewaar of vervoer de buitenboord­motor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn
zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een
droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam-
pafscheider wegvloeien. Benzine die ge­durende lange tijd in de dampafscheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroor­zaken.
62
Page 70
Onderhoud
ZMU03659
DMU28303
Procedure
DMU29955
Spoelen met de doorspoelaansluiting
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
tie, zie pagina 65.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Verwijder de motorkap en de propeller.
4. Installeer de doorspoelaansluiting op de koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de mo-
tor niet draaien zonder hem te voor­zien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboordmotor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
[DCM02000]
[DCM01840] Voor meer informa-
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
5. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voorko­men dat het koelwatersysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bovendien moet de motor verplicht worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voorko­ming van motorschade ten gevolge van roest. Voer het doorspoelen en beneve­len op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
[DWM00091]
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge-
bruikt, dient u een adequate waterdruk en een constante waterstroom te handhaven.
Als het oververhittingwaarschuwingssys-
teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raad­plegen.
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een snel vrijlooptoerental in neutraal.
7. Net voor u de motor uitzet, moet u snel conserveringsolie afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con­serveringsopening van het
63
Page 71
Onderhoud
geluiddemperdeksel, indien voorzien. In­dien correct uitgevoerd, zal de motor sterk beginnen roken en bijna stilvallen.
8. Tap de resterende benzine in de dampaf­scheider af in een container. Draai de af­tapplug los en verwijder de kap. Druk de ontluchtingsnippel in met een schroeven­draaier om lucht binnen te laten in de vlot­terkamer, zodat de benzine probleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervolgens vast.
9. Verwijder de doorspoelaansluiting.
10. Installeer de motorkap.
11. Als er geen “conserveringsolie” voorhan­den is, dient de motor na stap 6 te worden uitgeschakeld. Voer vervolgens de 8­stappenprocedure uit.
12. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het lichaam grondig schoon.
13. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
NOTA:
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 71.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instructies, zie pagina 75. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvo­rens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 70.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28443
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01530
OPGELET
Voer deze procedure niet uit terwijl de mo­tor draait. De waterpomp zou erdoor be­schadigd kunnen raken, wat zou kunnen leiden tot ernstige schade door oververhit­ting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
64
Page 72
Onderhoud
1. Fitting
2. Tuinslangadapter
3. Tuinslangkoppelstuk
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koel­mantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslang­koppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET: Laat
bij normaal gebruik het tuinslangkop­pelstuk niet los op de onderbakfitting liggen en laat de tuinslag niet los han­gen. Het water zal uit de aansluiting lo­pen in plaats van de motor te koelen,
wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg ervoor dat het koppel­stuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het doorspoelen van de mo­tor.
[DCM00541]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in
het water bevindt, is het beter om de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen
van het koelsysteem, zie pagina 62.
DMU28450
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem met zoet water.
ZMU04265
NOTA:
Voor instructies voor het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 62.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen en afbladderende verf. Plaatsen waar de verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest. Rei­nig en verf die plaatsen indien nodig. Retou­cheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha­dealer.
65
Page 73
Onderhoud
DMU2847B
Periodiek onderhoud
DWM01871
WAARSCHUWING
Deze procedures vereisen technische vak­kennis, gereedschap en benodigdheden. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elek­trische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu-
tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaars werken ook wanneer de contact­sleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werk­zaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Vergewis u er­van dat er zich niemand in deze zone be­vindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete
onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in el-
kaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origine­le Yamaha-onderdelen of onderdelen van
een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34150
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandighe­den wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
Korte perioden van hoge acceleratie en
vertraging gevolgd door het uitschakelen van de motor alvorens hij zijn normale be­drijfstemperatuur heeft bereikt
Frequente krachtige acceleraties en vertra-
gingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de mo-
tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voorkomt u een snellere slijtage van motoronderdelen.
66
Page 74
Onderhoud
DMU34445
Onderhoudsschema 1
NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en een
regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aangepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-
houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zuiver
water worden afgespoeld. Het “”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. Het “”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterrege­laardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapklem Inspecteren
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoeren­tal/lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
67
Page 75
Item Handelingen
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/olielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim- & kantelbekrach­tigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Drukregelklep
Schakelverbin­ding/schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/hoog­spanningskabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbin­ding/gaskabel/gasklep­opneemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Waterinlaat Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoud
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
68
Page 76
Onderhoud
Eerste Om de
Item Handelingen
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Draadboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
(Yamaha) Brandstof­tank
DMU34451
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
DMU28910
Inspectie of vervan­ging indien nodig
NOTA:
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspeling vaker dan om de 500 uur te controleren.
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
Om de
1000 uren
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
69
Page 77
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F80B, F100D
Onderhoud
ZMU04266
70
Page 78
Onderhoud
DMU28955
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carbu­ratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec- teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afge­zet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van het­zelfde type.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
rens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voelermaat te meten. Breng de afstand indien nodig in overeenstemming met de specificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem ver­volgens in met het correcte aandraaimoment.
Aandraaimoment van de bougies:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai hem echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
Standaardbougie:
LFR5A-11
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het moge­lijk dat de motor niet correct werkt. Alvo-
71
Page 79
DMU37491
Motorolie verversen
DCM01710
OPGELET
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
Onderhoud
De motorolie kan worden verwijderd met een olieververser.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01860]
ZMU04270
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5-10 minuten warmdraaien met het vrijloop­toerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 mi­nuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
1
ZMU06195
1. Olieververser
6. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of schade veroorzaken. Als het oliepeil zich bo­ven het bovenste peilstreepje bevindt, tap de olie dan af tot het gewenste peil is bereikt.
[DCM01850]
1
ZMU04271
1. Olievuldop
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie Hoeveelheid bij te vullen olie (bij perio­diek onderhoud) Exclusief oliefilter:
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Hoeveelheid bij te vullen olie (bij perio­diek onderhoud) Inclusief oliefilter:
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
7. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
72
Page 80
Onderhoud
8. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
9. Schroef de peilstok in de motor en verwij­der hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
10. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om na te gaan of het peil tot er­gens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het oliepeil buiten de gespecificeerde limieten valt.
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
11. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielekken te bespeuren zijn. OPGELET: Als het
waarschuwingslampje voor lage olie­druk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wan­neer u de motor blijft gebruiken zon­der eerst het probleem te verhelpen, kan hij ernstig beschadigd raken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
[DCM01622]
12. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor
onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
DMU29112
Controle van de bedrading en aan­sluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
vastgemaakt.
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
gekoppeld.
ZMU04243
DMU32111
Propeller controleren
DWM01880
WAARSCHUWING
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt.
Alvorens de propeller te inspecteren, te
demonteren of te installeren, dient u de schakelinrichting in neutraal te zetten, de hoofdschakelaar op “” (uit) te zet- ten, de sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwij­deren. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
73
Page 81
Onderhoud
Houd de propeller niet met uw hand vast wan­neer u de propellermoer los- of vastdraait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavita­tieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
ZMU01897
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op slijtage, op
erosie door cavitatie of ventilatie, of op an­dere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of
schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro-
pelleras is gedraaid.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
[DWM01890]
1
3
6
2
4
5
ZMU03228
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30671
Installeren van de propeller
DMU29233
Spiebaanmodellen
DCM00500
OPGELET
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller los komen te zitten als de motor draait en kan u hem kwijtraken.
Controleer de propellerasoliekeerring op
schade.
DMU30661
Verwijderen van de propeller
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien vereist), de drukring, de ring (indien vereist) en de propeller op de propelleras. OPGELET:
Installeer eerst de drukring alvorens de propeller te installeren, anders kun­nen het staartstuk en de propellernaaf beschadigd raken.
[DCM01880]
74
Page 82
Onderhoud
3. Installeer het afstandstuk (indien vereist) en de ring. Draai de propellermoer aan met het gespecificeerde aandraaimo­ment.
Propellermoeraandraaimoment:
35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
geïnstalleerde splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tij­dens de werking.
[DCM01890]
ZMU02063
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroor­zaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag moge­lijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en
-pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftapplug bevindt, kan dat op een staartstukpro­bleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha­dealer.
[DCM01900]
2
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU29287
Verversen van tandwielolie
DWM00800
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
75
1
ZMU03273
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magneti-
sche tandwielolieaftapplug, dient u alle me­talen deeltjes van de plug te verwijderen alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik
de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte
Page 83
Onderhoud
olie nadat die is afgetapt. Als de olie melkachtig is, wijst dat op water in de tandwielkast, wat ernstige schade aan de tandwielen kan veroorzaken. Raad­pleeg een Yamaha-dealer voor het ver­vangen van de staartstukdichtingen.
[DCM00711]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het afdanken van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de opening van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
0.670 L (0.708 US qt, 0.590 Imp.qt)
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
WAARSCHUWING
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
Als u vragen hebt over het juist uitvoe-
ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaretten,
vlammen en andere vormen van ont­branding als u de brandstoftank reinigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot
alvorens ze te reinigen. Werk steeds bui­ten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk
op.
Het opnieuw assembleren van de brand-
stoftank moet zorgvuldig gebeuren. Een verkeerde assemblage kan leiden tot een brandstoflek, met brand- en ontplof­fingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse-
lijke voorschriften.
ZMU03274
6. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil­plugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tandwie­lolieaftapplug aan en draai ze vast.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tankdop en schud de tank. Laat het op­losmiddel volledig weer wegstromen.
76
Page 84
Onderhoud
ZMU03231
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplosa­noden. Controleer regelmatig de externe anoden. Verwijder de aanslag van het opper­vlak van de anoden. Raadpleeg een Yamaha­dealer voor de vervanging van externe ano­den.
DCM00720
OPGELET
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe anoden op uitgeruste model­len. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de vervanging van interne anoden die verbonden zijn met het motorblok.
ZMU02066
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt reini­gingsoplosmiddel. Laat de filter drogen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
77
ZMU04245
Page 85
Onderhoud
DMU29322
Controleren van de accu (voor model­len met elektrische starter)
DWM01900
WAARSCHUWING
Accu-elektrolyt is giftig en bijtend en ac­cus genereren explosief waterstofgas. Bij werkzaamheden in de buurt van de accu:
Draag een beschermbril en rubberhand-
schoenen.
Rook niet en breng geen andere ontste-
kingsbronnen in de buurt van de accu. Zie pagina 12 voor uitgebreide veiligheids­informatie in verband met accu’s.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de accu­fabrikant naleven.
DCM01920
OPGELET
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
de acculading. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als de accu moet worden opgela­den.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte aansluitin­gen kunnen kortsluitingen en vonken veroorzaken en daardoor tot explo­sies leiden.
DMU29333
[DWM01910]
Aansluiten van de accu
DWM00570
WAARSCHUWING
Maak de accuhouder stevig vast op een droge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. Installeer een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01123
OPGELET
Omkering van de accukabels beschadigt de elektrische onderdelen.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “” (uit) staat, alvorens aan de accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervolgens de zwarte accukabel met de NEGATIE­VE (-) pool.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snel­heidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van
1. Rode kabel
78
Page 86
Onderhoud
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de mo­tor niet starten.
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voorkomen.
[DCM01940]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
[DCM01930]
79
Page 87

Herstellen van defecten

DMU29427
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha­dealer. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 48.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd? A. Bevestig de koord.
De motor start niet (de starter werkt).
80
Page 88
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waar­schuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten?
81
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale werkings­stand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld?
Page 89
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde mo­torolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het ge­specificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld?
A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waar­schuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type?
82
Page 90
Herstellen van defecten
A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juiste brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt?
83
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propelleras beschadigd?
Page 91
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
DWM00870
WAARSCHUWING
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt, dient u de volgende procedure te volgen.
2. Controleer het besturingssysteem en alle onderdelen op beschadiging. Controleer ook de boot op beschadiging.
3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging hebt aangetroffen, dient u langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde haven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buitenboord­motor controleren alvorens hem weer in gebruik te nemen.
DMU29473
Vervangen van de zekering
Wanneer er een zekering is doorgesmolten, verwijdert u het elektriciteitsdeksel, opent u de zekeringhouder en verwijdert u de zeke­ring met een zekeringtrekker (als die voorhan­den is). Vervang ze door een reservezekering met de juiste stroomsterkte.
DWM00631
WAARSCHUWING
Het installeren van een verkeerde zekering of een stukje draad kan een overmatige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan het elektrisch systeem beschadigen en brand veroorzaken.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de nieuwe zekering onmiddellijk doorsmelt.
1. Zet de motor onmiddellijk af.
84
Page 92
Herstellen van defecten
1. Elektrisch deksel
2. Zekeringtrekker
3. Zekeringhouder
4. Startrelaiszekering (30 A)
5. Gelijkrichterregelaar(hoofd)zekering (20 A)
6. Zekering van hoofdschakelaar / trimschake­laar (20 A)
7. Motorstuureenheid / ontstekingsspoel / elek­trische brandstofpomp / brandstofsproeier / ISC-zekering (idle speed control; vrijlooptoe­rentalregeling) (20 A)
8. Reservezekering (20 A, 30 A)
DMU29524
De trim- en kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om­laag gekanteld met de trim- en kantelbekrach­tiging omwille van een lege accu of een storing in de trim- en kantelbekrachtiging­seenheid, kunt u de motor ook manueel kan­telen.
1. Draai de manuele klepschroef los door ze naar links te draaien tot ze stopt.
1
1. Schroef van de handbediende klep
ZMU04249
2. Zet de motor in de gewenste stand en draai vervolgens de manuele klepschroef vast door ze naar rechts te draaien.
DMU37580
Waarschuwingslampje van wateraf­scheider knippert tijdens varen
DWM01500
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst brandbaar en benzine­dampen zijn brandbaar en explosief.
Voer de procedure niet uit op een hete of
draaiende motor. Laat de motor eerst af­koelen.
Er zit brandstof in de brandstoffilter. Blijf
ver uit de buurt van vonken, brandende sigaretten, open vlammen of andere ont­stekingsbronnen.
Bij de procedure kan er brandstof wor-
den gemorst. Vang die brandstof op in een doek. Veeg eventueel gemorste brandstof onmiddellijk op.
De brandstoffilter moet zorgvuldig op-
nieuw in elkaar worden gestoken, met de O-ring, de filterkroes en de slangen. Een foute montage of herinstallatie kan leiden tot brandstoflekken, die kunnen leiden tot brand- of ontploffingsgevaar.
85
Page 93
Als het waarschuwingslampje voor de water­afscheider op de 6Y8 multifunctionele toeren­teller knippert, dient u de volgende procedure uit te voeren.
Herstellen van defecten
1. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder de plastic kabelbinder.
1. Plastic kabelbinder
4. Koppel het koppelstuk van de waterde­tectieschakelaar los. OPGELET: Zorg
ervoor dat er geen water op het kop­pelstuk van de waterdetectieschake­laar terechtkomt, anders kunnen er storingen optreden.
[DCM01950]
1. Koppelstuk van waterdetectieschakelaar
5. Schroef de filterkroes van het filterhuis af.
OPGELET: Zorg ervoor dat u de kabel van de waterdetectieschakelaar niet verdraait bij het losschroeven van de filterkroes.
1. Filterhuis
2. Kabel van waterdetectieschakelaar
[DCM01960]
6. Verwijder het water uit de filterkroes door het te absorberen met een doek.
86
Page 94
Herstellen van defecten
7. Schroef de filterkroes stevig op het filter­huis. OPGELET: Zorg ervoor dat u de
kabel van de waterdetectieschakelaar niet verdraait wanneer u de filterkroes op het filterhuis schroeft.
[DCM01970]
8. Sluit het koppelstuk van de waterdetec­tieschakelaar correct aan tot u een klik hoort.
1. Koppelstuk van waterdetectieschakelaar
9. Bevestig de kabel van de waterdetectie­schakelaar met de plastic kabelbinder.
1. Plastic kabelbinder
10. Installeer de motorkap.
11. Start de motor en ga na of het waarschu­wingslampje van de waterafscheider uit blijft. Laat de buitenboordmotor nakijken door een Yamaha-dealer na uw terug­keer in de haven.
DMU29542
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de motor kan niet worden aangezwengeld met de star­ter), kan de motor handmatig worden gestart met de noodstartkoord. De motor kan echter niet manueel worden gestart als de accus­panning te laag is. Als de accu is ontladen tot 9 volt of minder zal de elektrische brandstof­pomp niet langer werken.
DWM01022
WAARSCHUWING
Pas die procedure alleen toe in een
noodgeval om naar de dichtstbijzijnde haven terug te keren voor herstelling.
Wanneer de noodstartkoord wordt ge-
bruikt om de motor te starten, werkt de neutraalstartbeveiliging niet. Zorg er­voor dat de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. Anders kan de boot on­verwacht beginnen te bewegen, wat tot ongevallen zou kunnen leiden.
Bevestig de motoruitschakelkoord tij-
dens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de
87
Page 95
Herstellen van defecten
boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
Vergewis u ervan dat er niemand achter
u staat als u aan het startkoord trekt. Het zou achterwaarts kunnen zwepen en ie­mand verwonden.
Een onafgeschermd, draaiend vliegwiel
is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding en andere voorwerpen uit de buurt bij het starten van de motor. Gebruik de nood­startkoord uitsluitend zoals voorge­schreven. Raak het vliegwiel of andere bewegende onderdelen niet aan wan­neer de motor draait. Installeer het star­termechanisme of de motorkap nooit terwijl de motor draait.
Raak bij het starten of gebruiken van de
motor de ontstekingsspoel, de bougie­kabel, de bougiedop of andere elektri­sche onderdelen niet aan. U loopt het risico op elektrische schokken.
DMU30651
Noodstart
1. Verwijder de motorkap.
2. Til de achterkant van het vliegwieldeksel op en trek het naar voor om het te verwij­deren.
3. Maak de motor klaar om te starten. Voor meer informatie, zie pagina 48. Zorg er­voor dat de motor in neutraal staat en dat
de klem is bevestigd aan de motorstop­schakelaar. De hoofdschakelaar moet op “” (aan) staan.
ZMU02334
4. Steek het geknoopte uiteinde van de noodstartkoord in de inkeping in de vlieg­wielrotor en draai de koord verschillende keren met de wijzers van de klok mee rond het vliegwiel.
5. Trek voorzichtig aan het startkoord tot u weerstand voelt.
6. Verwijder de koord tijdelijk van het vlieg­wiel.
7. Draai de koord ongeveer 3/4 slag met de wijzers van de klok mee rond het vlieg­wiel.
8. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
88
Page 96
Herstellen van defecten
ZMU04272
DMU33501
Behandeling van ondergedom-
pelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on­dergedompeld, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-dealer worden gebracht. Anders kan er haast onmiddellijk roestvorming intreden.
OPGELET: Probeer de buitenboordmotor niet te laten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
[DCM00401]
89
Page 97
Page 98
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt in Japan Maart 2008–0.6 × 1 CR
Gedrukt op recyclagepapier
Loading...