Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de CS50/CS50M/CS50Z profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en
fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
CS50/CS50M/CS50Z. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch
nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU34111
t
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
ss
WAARSCHUWINGWanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd,
kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de bestuurder, omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
LET OP:De aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten
worden getroffen om schade aan de scooter te voorkomen.
OPMERKING:De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan verge-
makkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
● Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter
blijven, ook als deze later wordt verkocht.
● Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er
soms sprake zijn van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al
bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze
handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
DWA12410
ss
WAARSCHUWING
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
SCOOTERS ZIJN TWEEWIELIGE
VOERTUIGEN. HUN VEILIG
GEBRUIK EN WERKING ZIJN
AFHANKELIJK VAN JUISTE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DESKUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN ALVORENS MET DEZE SCOOTER TE GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
● DOOR EEN COMPETENTE
INFORMATIEBRON GRONDIG
ZIJN INGELICHT OVER ALLE
ASPECTEN VAN SCOOTERRIJDEN.
● ZICH HOUDEN AAN DE WAARS-
CHUWINGEN EN ONDERHOUDSEISEN VERMELD IN HET INSTRUCTIEBOEKJE VOOR DE
EIGENAAR.
● GRONDIG GETRAIND ZIJN IN
VEILIGE EN CORRECTE RIJTECHNIEKEN.
● GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVICE, ZOALS AANGEGEVEN IN
HET INSTRUCTIEBOEKJE EN/OF
WANNEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
● Controleer de machine altijd voor
u gaat rijden. Een zorgvuldige
controle kan een ongeval helpen
voorkomen.
● Deze scooter is gebouwd voor
het vervoer van de bestuurder
plus een passagier.
OPMERKING:
Hoewel deze scooter is gebouwd
voor het vervoeren van de bestuurder
en een passagier, dient u altijd de
lokale wet- en regelgeving na te
leven.
● Het niet opmerken en herkennen
van scooters door andere weggebruikers vormt de belangrijkste
oorzaak van auto/scooter ongevallen. Vaak worden ongevallen
veroorzaakt doordat een autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het
risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het
naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken
met scooters zich namelijk het
meest voor.
• Ga daar rijden waar andere
weggebruikers u kunnen zien.
Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.
● Bij veel ongevallen zijn onervaren
bestuurders betrokken. Vaak
waren bij een ongeval betrokken
bestuurders zelfs niet in het bezit
van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om
te rijden en leen uw machine
alleen uit aan ervaren scooterrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden
met uw beperkingen helpt u
ongelukken voorkomen.
• We raden aan om het scooterrijden te oefenen op plekken
waar geen verkeer is, totdat u
1
1-1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
grondig bekend bent met de
scooter en zijn bediening.
● Ongelukken worden vaak veroor-
1
zaakt door een fout van de scooterbestuurder. Veel bestuurders
houden bij het ingaan van een
bocht een TE HOGE RIJSNELHEID aan of rijden te lang rechtop
(onvoldoende schuinleggen bij
de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd wordt genomen.
• Neem altijd de maximum snelheid in acht en rijd nooit sneller
dan de wegcondities en het
verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat
u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.
● De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor
een goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het
rijden beide handen aan het
stuur houden en beide voeten
op de voetplaat, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de
bestuurder, de zadelband of de
handgreep, indien aanwezig,
met beide handen vast te houden en beide voeten op de
passagiersvoetsteunen te houden.
• eem nooit een passagier mee
die niet in staat is om beide
voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.
● Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
● Deze scooter is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde
wegen. De machine is niet bedoeld voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke
afloop betreffen meestal hoofdletsel.
Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of
reduceren van hoofdletsel.
● Draag altijd een goedgekeurde
helm.
● Draag ook een gezichtskap of
een veiligheidsbril. De rijwind in
uw niet-afgeschermde ogen kan
het zicht verslechteren, zodat u
1-2
gevaren te laat zou opmerken.
● Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen
e.d. te dragen verkleint u de kans
op schaafwonden of ontvellingen.
● Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen
worden gegrepen en zo een
ongeval of letsel veroorzaken.
● Raak nooit de motor of het uitla-
atsysteem aan terwijl de motor
draait. Deze onderdelen worden
zeer heet en kunnen zo brandwonden veroorzaken. Draag altijd
beschermende kleding die uw
benen, enkels en voeten bedekt.
● De hierboven vermelde voor-
zorgsmaatregelen gelden ook
voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische
wijzigingen die niet door Yamaha zijn
goedgekeurd, of door originele
onderdelen te verwijderen, kan deze
scooter onveilig worden in het gebruik
en ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Door dergelijke wijzigingen kan
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
het gebruik van uw scooter ook
onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het
vervoer van bagage kan een negatief
effect hebben op de rijstabiliteit en
het weggedrag als hierdoor de
gewichtsverdeling van de scooter
verandert. Wees uiterst voorzichtig bij
het monteren van accessoires of het
beladen van uw scooter, om zo
mogelijke ongevallen te vermijden.
Pas extra op wanneer u op een scooter rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hier
volgen enkele algemene richtlijnen bij
het beladen van de scooter of het
monteren van accessoires:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagier, accessoires en bagage
mag de maximale gewichtlimiet niet
overschrijden.
Maximale belasting:
CS50 169 kg (373 lb)
CS50M 169 kg (373 lb)
CS50Z 166 kg (366 lb)
Let op het volgende wanneer u tot
deze gewichtslimiet belaadt:
● Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk
nabij de scooter. Zorg dat het
gewicht zo gelijkmatig mogelijk
aan beide zijden van de scooter
wordt verdeeld, om zo onbalans
of instabiliteit te beperken.
● Als gewicht gaat schuiven kan
zich een plotselinge onbalans
voordoen. Controleer voordat u
gaat rijden of accessoires en
bagage stevig aan de scooter zijn
bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
● Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de
voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke items kunnen
een instabiel weggedrag of een
te trage reactie op het stuur vero-
orzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden speciaal ontworpen voor montage aan deze scooter. Yamaha is niet in
1-3
staat om alle overige leverbare accessoires te testen. U bent dus zelf
verantwoordelijk voor de juiste keuze,
installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de
keuze en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires
de onderstaande richtlijnen en die
vermeld onder het kopje “Beladen”.
● Monteer nooit accessoires en
vervoer nooit bagage als deze
een nadelige invloed hebben op
de prestaties van uw scooter.
Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken,
om zeker te zijn dat het de
grondspeling of de hellinghoek
op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag
of de bediening beperkt of lampen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij
het stuur of de voorvork zijn
gemonteerd zullen mogelijk
instabiliteit veroorzaken door
een foutieve gewichtsverdeling
of door aërodynamische effecten. Accessoires aan het stuur
of nabij de voorvork moeten zo
1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
1
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aërodynamisch
effect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit
veroorzaken terwijl u grote
voertuigen inhaalt of door deze
wordt ingehaald.
• Sommige accessoires noodzaken de bestuurder om een
andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde
zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele
bediening hinderen, zodat we
dergelijke accessoires sterk
afraden.
● Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de
capaciteit van het elektrisch systeem van de scooter te boven
gaan, kan zich een gevaarlijke
elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de
motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
● BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
• Zet de motor altijd af als u benzine tankt.
• Pas op en mors tijdens het tanken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
• Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
● Start de motor nooit in een afges-
loten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen al heel snel bewusteloosheid of dodelijk letsel veroorzaken. Start de motor alleen in
de open lucht of in een ruimte die
voldoende ventilatie heeft.
● Zet de motor altijd uit voordat u
de scooter onbeheerd achterlaat
en neem de sleutel uit het contactslot. Let op het volgende als
u de scooter gaat parkeren:
• De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, dus parkeer
de scooter op een plek waar
1-4
voetgangers of kinderen hiervan geen hinder hebben.
• arkeer de scooter niet op een
helling of op een zachte ondergrond, om omvallen te voorkomen.
• Parkeer de scooter niet nabij
een brandend toestel(bijv. een
petroleumkachel) of bij open
vuur, hij zou zo vlam kunnen
vatten.
● Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine in uw ogen is
terecht gekomen. Morst u benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding
aan.
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10371
Andere aandachtspunten
voor veilig motorrijden
● Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
● Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen
slippen. Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek
wilt stoppen.
● Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek
langzaam op nadat u de bocht
hebt genomen.
● Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op
en kan het portier openslaan in
uw rijrichting.
● Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de
wegenbouw en putdeksels worden in natte toestand zeer glad.
Minder snelheid en passeer ze
voorzichtig. Houd de scooter
recht, anders kan hij gaan schuiven.
● De remvoeringen kunnen nat
worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen
na het wassen van de scooter,
voordat u gaat rijden.
● Draag steeds een helm, hands-
choenen, een lange broek (taps
toelopend bij de enkel/omslag,
om flapperen te voorkomen), en
een felgekleurd jack.
● Vervoer op uw scooter niet te
veel bagage. Een overbeladen
scooter is onstabiel.
1
1-5
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde
CS50/CS50M
2
DAU32220
1. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Chokdemperunit (pagina 3-13)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-7)
4. Stelmoer vrije slag remhendel (pagina 6-14)
5. Olieaftapplug eindoverbrenging (pagina 6-7)
6. Kickstarter (pagina 3-11)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-10)
8. Voorremblokken (pagina 6-15)
2-1
CS50Z
BESCHRIJVING
DAU32220
2
1. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Chokdemperunit (pagina 3-13)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-7)
4. Stelmoer vrije slag remhendel (pagina 6-14)
5. Olieaftapplug eindoverbrenging (pagina 6-7)
6. Kickstarter (pagina 3-11)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-10)
8. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-8)
9. Voorremblokken (pagina 6-15)
2-2
BESCHRIJVING
Aanzicht rechterzijde
CS50/CS50M
2
DAU32230
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Olietankdop (pagina 3-8 / pagina 3-10)
3. Tankdop (pagina 3-8)
4. Zadel (pagina 3-11)
5. Accu (pagina 6-20)
6. Zekeringen (pagina 6-22)
7. Bagagehaak (pagina 3-14)
8. Middenbok (pagina 6-18)
9. Voetsteun passagier
2-3
CS50Z
BESCHRIJVING
DAU32230
2
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Olietankdop (pagina 3-8 / pagina 3-10)
3. Tankdop (pagina 3-8)
4. Zadel (pagina 3-11)
5. Accu (pagina 6-20)
6. Zekeringen (pagina 6-22)
7. Bagagehaak (pagina 3-14)
8. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-8)
9. Middenbok (pagina 6-18)
10. Voetsteun passagier
2-4
BESCHRIJVING
1
2
34
5
67
8
Bedieningen en instrumenten
CS50/CS50M/CS50Z
2
DAU32240
1. Achterremhendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-6)
3. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-4)
5. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-6)
7. Gasgreep (pagina 6-11)
8. Voorremhendel (pagina 3-7)
2-5
m
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden
het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het
stuur vergrendeld. De diverse standen
worden hierna beschreven.
ON “f”
Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp, de instrumentenverlichting en het achterlicht gaan automatisch branden wanneer de motor
wordt gestart.
DAU10640
DAU10660
OFF “e”
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10670
h
Het waarschuwingslampje 2-takt
injectiesmering moet gaan branden.
(Zie pagina 5-1.)
DAU10680
LOCK “m”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
1. Drukken.
2. Draaien.
3-1
2. Druk de sleutel in de “e”-stand
in en draai hem dan naar de “m”-
stand. Houd de sleutel hierbij
ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar “e” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
ss
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar
“ee” of naar “mm” terwijl de machine
rijdt; elektrische systemen worden
dan afgeschakeld en mogelijk zult
u zo de macht over het stuur verlie-
3
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
2
345
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
234
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
zen of een ongeval veroorzaken.
Zorg altijd dat de machine stilstaat
voordat u de sleutel naar “ee” of
naar “mm” draait.
Het bijbehorende controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
Controlelampje grootlicht “j”
Dit controlelampje brandt terwijl de
koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11080
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU11180
Waarschuwingslampje olieniveau
“z”
Dit waarschuwingslampje brandt als
de sleutel in de “f”-stand staat of als
het olieniveau in het oliereservoir voor
2-takt injectiesmering bij draaiende
motor te laag staat. Als het waarschuwingslampje bij draaiende motor gaat
branden, stop dan direct en vul het
oliereservoir met Yamalube 2 of gelijkwaardige 2-takt injectiesmering met
ofwel JASO klasse “FC” of met de
ISO klassen “EG-C” of “EG-D”.Het
waarschuwingslampje moet doven
nadat het oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering is bijgevuld.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer het elektrisch circuit te controleren als het
waarschuwingslampje niet gaat branden als de sleutel in de “f”-stand
staat of niet dooft nadat de olie in het
oliereservoir voor 2-takt injectiesmering is bijgevuld.
DCA10010
LET OP:
Gebruik de machine alleen als u
weet dat het motorolieniveau voldoende hoog is.
Dit waarschuwingslampje gaat branden als de motor oververhit raakt. Zet
in zo’n geval de motor onmiddellijk af
en geef deze de tijd om af te koelen.
DCA10020
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
3
3-3
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
2
3
4
km/h
mph
0
10
20
30
40
50
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50Z
1
km/h
mph
0
10
20
30
40
50
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
CS50/CS50M
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50Z
1
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50/CS50M
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Snelheidsmeter
3
1. Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
DAU11591
ALLEEN VOOR GROOTBRITTANNIË
1. Snelheidsmeter
Multifunctioneel display
1. Knop
2. Kilometerteller/rittellers
DAUS1422
3. Digitale klok
4. Brandstofniveaumeter
DWA12311
ss
WAARSCHUWING
Zorg dat de machine stilstaat,
voordat u wijzigingen in de instellingen van het multifunctionele display gaat aanbrengen.
Het multifunctionele display heeft de
volgende voorzieningen:
1. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele
rijsnelheid.
3-4
● een digitale klok
● een kilometerteller, die de totale
afgelegde afstand toont
● een ritteller, die de afgelegde afs-
tand toont sinds de teller het
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
laatst werd teruggesteld op nul
● een brandstofniveaumeter
● een zelfdiagnosesysteem
● een functietoets (om diverse
modi van het multifunctionele
display te selecteren, in te stellen
en terug op nul te stellen)
OPMERKING:
● Vergeet niet de sleutel naar “f”
te draaien voordat u de toets
gebruikt.
● Alleen voor Groot-Brittannië: De
kilometerteller en ritteller worden
weergegeven in mijlen.
De klok op tijd zetten:
1. Selecteer de kilometerteller en
houd de toets minstens twee
seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de toets
om de uren in te stellen.
5. Houd de toets minstens twee
seconden ingedrukt om de eenheden van de minutenaanduiding
te veranderen.
6. Als het cijfer van de eenheden
begint te knipperen, drukt u op
de toets om dit cijfer in te stellen.
3
3. Houd de toets minstens twee
seconden ingedrukt om de tientallen van de minutenaanduiding
te veranderen.
4. Als het tientallencijfer begint te
knipperen, drukt u op de toets
om dit cijfer in te stellen.
7. Houd de toets minstens twee
seconden ingedrukt om de klok
te starten.
OPMERKING:
Nadat de klok op tijd is gezet, moet
de toets minstens twee seconden
lang worden ingedrukt alvorens de
sleutel naar “e” te draaien, anders
geeft de klok niet de juiste tijd aan.
3-5
1
Rechts
1
2
3
Links
PRESS
BUTTON
PRESS
BUTTON
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets wisselt
de weergave tussen de kilometertellermodus “ODO” en de ritteller
“TRIP”, volgens onderstaande volgorde:
ODO TRIP ODO
3
1. Kilometerteller
2. Ritteller
Om de ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door op de toets te
drukken en houdt u daarna de toets
ten minste twee seconden ingedrukt.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan
hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen
richting “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Wanneer er
nog maar één segment naast “E” is
Stuurschakelaars
DAU12347
overgebleven, vul dan zo snel mogelijk brandstof bij.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het brandstofelektrische circuit.
Indien het brandstofelektrische circuit
een defect heeft, gaan alle displaysegmenten van de brandstofniveaumeter knipperen. Als dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha dealer het
voertuig te controleren.
1. Dimlichtschakelaar “j/k”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “c/d”
3. Claxonschakelaar “a”
1. Startknop “g”
3-6
Loading...
+ 56 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.