Yamaha CS50, CS50M, CS50Z User Manual [nl]

HANDLEIDING
CS50 / CS50M / CS50Z
5RW-F819D-D5
INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders! Als eigenaar van de CS50/CS50M/CS50Z profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft ver­worven. Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw CS50/CS50M/CS50Z. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de sco­oter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen. De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer. Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU34111
t
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG­HEID!
ss
WAARSCHUWING Wanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd,
kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de bestuurder, omstanders of degene die de scooter inspecteert of repareert.
LET OP: De aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten
worden getroffen om schade aan de scooter te voorkomen.
OPMERKING: De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan verge-
makkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter
blijven, ook als deze later wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er
soms sprake zijn van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
DWA12410
ss
WAARSCHUWING
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
SAUS1172
CS50/CS50M/CS50Z
HANDLEIDING
©2008 door YAMAHA MOTOR ESPAÑA S.A.
1e uitgave, maart 2008
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
YAMAHA MOTOR ESPAÑA S.A.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Nederland.
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ................1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig motorrijden...........................1-5
BESCHRIJVING ..................................2-1
Aanzicht linkerzijde ...........................2-1
Aanzicht rechterzijde ........................2-3
Bedieningen en instrumenten...........2-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN ..............................3-1
Contactslot/stuurslot ........................3-1 Controle- en waarschuwings-
lampjes ..........................................3-2
Snelheidsmeter.................................3-4
Multifunctioneel display....................3-4
Stuurschakelaars ..............................3-6
Voorremhendel..................................3-7
Achterremhendel ..............................3-7 Tankdop en dop van het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmering............3-8
Brandstof ..........................................3-8
Uitlaatkatalysator ..............................3-9
2-takt injectiesmering .....................3-10 Oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering ............................3-10
Kickstarter.......................................3-11
Rijderzadel ......................................3-11
Opbergcompartiment .....................3-12 Afstellen van de schokdemperunit
(Per model verschillend)..............3-13
Bagagehaak....................................3-14
CONTROLES VOOR HET STARTEN...4-1
Controlelijst voor gebruik..................4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-
INFORMATIE .......................................5-1
Starten van een koude motor...........5-1
Wegrijden..........................................5-2
Sneller en langzamer rijden ..............5-3
Remmen ...........................................5-3 Tips voor een zuinig brandstofver-
bruik...............................................5-4
Inrijperiode ........................................5-4
Parkeren............................................5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES....................6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.......................6-2 Verwijderen en aanbrengen van de
stroomlijn- en framepanelen .........6-5
Controleren van de bougie...............6-6
Versnellingsbakolie ...........................6-7 Koelvloeistof (alleen voor
vloeistofgekoelde modellen)..........6-8
Luchtfilterelement ...........................6-10
Afstellen van de carburateur ..........6-10 Speling van de gaskabel afstellen..6-11
Banden ...........................................6-11
Gietwielen .......................................6-13
Vrije slag van voorremhendel
controleren ..................................6-14
Vrije slag van achterremhendel
afstellen .......................................6-14
Controleren van voorremblokken
en achterremschoenen................6-15
Controleren van remvloeistof-
niveau ..........................................6-16
Verversen van remvloeistof.............6-17 Controleren en smeren van gasgreep
en gaskabel .................................6-17 Smeren van voor- en achterrem-
hendels........................................6-18 Controleren en smeren van de
middenbok ..................................6-18
Voorvork controleren ......................6-19
Controle van stuursysteem.............6-19
Controleren van wiellagers .............6-20
Accu................................................6-20
Zekering vervangen ........................6-22 Vervangen van de koplampgloeilamp
of de gloeilamp van een voorste
richtingaanwijzer..........................6-22 Vervangen van gloeilamp voor
remlicht/achterlicht of van
gloeilamp voor achterste
richtingaanwijzer..........................6-24 Vervangen van een
parkeerlichtgloeilamp ..................6-26
Problemen oplossen.......................6-26
Storingzoekschema’s......................6-27
INHOUDSOPGAVE
VERZORGING EN STALLING VAN
DE SCOOTER......................................7-1
Matkleur, let op .................................7-1
Verzorging .........................................7-1
Stalling ..............................................7-4
SPECIFICATIES...................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE...............9-1
Identificatienummers ........................9-1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAUT1010
SCOOTERS ZIJN TWEEWIELIGE VOERTUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUISTE RIJ­TECHNIEKEN EN VAN DE DESKUN­DIGHEID VAN DE BESTUURDER. ELKE BESTUURDER MOET BEKEND ZIJN MET DE VOLGENDE VEREIS­TEN ALVORENS MET DEZE SCOO­TER TE GAAN RIJDEN. HIJ OF ZIJ MOET:
DOOR EEN COMPETENTE
INFORMATIEBRON GRONDIG ZIJN INGELICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN SCOOTERRIJ­DEN.
ZICH HOUDEN AAN DE WAARS-
CHUWINGEN EN ONDERHOUD­SEISEN VERMELD IN HET INS­TRUCTIEBOEKJE VOOR DE EIGENAAR.
GRONDIG GETRAIND ZIJN IN
VEILIGE EN CORRECTE RIJ­TECHNIEKEN.
GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVI­CE, ZOALS AANGEGEVEN IN HET INSTRUCTIEBOEKJE EN/OF
WANNEER DE MECHANISCHE CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
Controleer de machine altijd voor
u gaat rijden. Een zorgvuldige controle kan een ongeval helpen voorkomen.
Deze scooter is gebouwd voor
het vervoer van de bestuurder plus een passagier.
OPMERKING:
Hoewel deze scooter is gebouwd voor het vervoeren van de bestuurder en een passagier, dient u altijd de lokale wet- en regelgeving na te leven.
Het niet opmerken en herkennen
van scooters door andere weg­gebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto/scooter onge­vallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een auto­bestuurder de scooter niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type onge­val te verminderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van krui­singen, daar doen ongelukken met scooters zich namelijk het meest voor.
• Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zicht­hoek van een andere wegge­bruiker.
Bij veel ongevallen zijn onervaren
bestuurders betrokken. Vaak waren bij een ongeval betrokken bestuurders zelfs niet in het bezit van een geldig rijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw machine alleen uit aan ervaren scoote­rrijders.
• Weet wat u wel en niet aan­kunt. Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.
• We raden aan om het scoote­rrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u
1
1-1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
grondig bekend bent met de scooter en zijn bediening.
Ongelukken worden vaak veroor-
1
zaakt door een fout van de scoo­terbestuurder. Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een TE HOGE RIJSNEL­HEID aan of rijden te lang rechtop (onvoldoende schuinleggen bij de bewuste rijsnelheid), zodat de bocht dan te wijd wordt geno­men.
• Neem altijd de maximum snel­heid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.
• Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wis­selt. Zorg dat andere wegge­bruikers u kunnen zien.
De zithouding van de bestuurder
en de passagier is belangrijk voor een goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en beide voeten op de voetplaat, om zo de macht over het stuur te behou­den.
• De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide handen vast te hou­den en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te hou­den.
• eem nooit een passagier mee die niet in staat is om beide voeten stevig op de passa­giersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alco-
hol of andere drugs.
Deze scooter is uitsluitend ont-
worpen voor gebruik op verharde wegen. De machine is niet bedo­eld voor off-road gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de belan­grijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde
helm.
Draag ook een gezichtskap of
een veiligheidsbril. De rijwind in uw niet-afgeschermde ogen kan het zicht verslechteren, zodat u
1-2
gevaren te laat zou opmerken.
Door een jack, stevige schoenen,
een lange broek, handschoenen e.d. te dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellin­gen.
Draag nooit loszittende kleding,
deze kan blijven haken aan scha­kelhandgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitla-
atsysteem aan terwijl de motor draait. Deze onderdelen worden zeer heet en kunnen zo brand­wonden veroorzaken. Draag altijd beschermende kleding die uw benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voor-
zorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzigingen die niet door Yamaha zijn goedgekeurd, of door originele onderdelen te verwijderen, kan deze scooter onveilig worden in het gebruik en ernstig persoonlijk letsel veroorza­ken. Door dergelijke wijzigingen kan
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
het gebruik van uw scooter ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag als hierdoor de gewichtsverdeling van de scooter verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van uw scooter, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een scoo­ter rijdt die beladen is of waaraan accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen enkele algemene richtlijnen bij het beladen van de scooter of het monteren van accessoires: Beladen Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de maximale gewichtlimiet niet overschrijden.
Maximale belasting:
CS50 169 kg (373 lb) CS50M 169 kg (373 lb) CS50Z 166 kg (366 lb)
Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en
accessoires moet zo laag moge­lijk liggen en zo dicht mogelijk nabij de scooter. Zorg dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk aan beide zijden van de scooter wordt verdeeld, om zo onbalans of instabiliteit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan
zich een plotselinge onbalans voordoen. Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de scooter zijn bevestigd. Controleer de bevesti­gingspunten voor accessoires en bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of
zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspat­bord. Dergelijke items kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur vero-
orzaken. Accessoires Originele Yamaha accessoires wer­den speciaal ontworpen voor monta­ge aan deze scooter. Yamaha is niet in
1-3
staat om alle overige leverbare acces­soires te testen. U bent dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keuze, installatie en gebruik van niet-Yamaha accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze en installatie van accessoires. Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en
vervoer nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw scooter. Inspecteer het accessoire zorg­vuldig alvorens het te gebruiken, om zeker te zijn dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermin­dert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening beperkt of lam­pen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aërodynamische effec­ten. Accessoires aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo
1
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
licht mogelijk zijn en tot een minimum worden beperkt.
1
• Omvangrijke accessoires kun­nen door hun aërodynamisch effect van invloed zijn op de rijstabiliteit van de scooter. De scooter kan door rijwind wor­den opgetild of bij zijwind ins­tabiel worden. Zulke accessoi­res kunnen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires noodza­ken de bestuurder om een andere dan de normale zitposi­tie in te nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewe­gingsvrijheid van de bestuur­der en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van het elektrisch sys­teem van de scooter te boven gaan, kan zich een gevaarlijke
elektrische storing voordoen waardoor de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
• Zet de motor altijd af als u ben­zine tankt.
• Pas op en mors tijdens het tan­ken geen benzine op de motor of op het uitlaatsysteem.
• Tank niet terwijl u rookt of in de nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afges-
loten ruimte en laat hem dan niet draaien. De uitlaatgassen zijn gif­tig en kunnen al heel snel bewus­teloosheid of dodelijk letsel vero­orzaken. Start de motor alleen in de open lucht of in een ruimte die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u
de scooter onbeheerd achterlaat en neem de sleutel uit het con­tactslot. Let op het volgende als u de scooter gaat parkeren:
• De motor en het uitlaatsysteem kunnen heet zijn, dus parkeer de scooter op een plek waar
1-4
voetgangers of kinderen hier­van geen hinder hebben.
• arkeer de scooter niet op een helling of op een zachte onder­grond, om omvallen te voorko­men.
• Parkeer de scooter niet nabij een brandend toestel(bijv. een petroleumkachel) of bij open vuur, hij zou zo vlam kunnen vatten.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt, veel benzinedamp heeft ingea­demd of benzine in uw ogen is terecht gekomen. Morst u benzi­ne op uw huid of kleding, spoel de bewuste plek dan direct met zeepwater en trek andere kleding aan.
t
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10371
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen. Bedien de remmen rus­tig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een bes­tuurder merkt u mogelijk niet op en kan het portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels wor­den in natte toestand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schui­ven.
De remvoeringen kunnen nat
worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van de scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, hands-
choenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te
veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
1
1-5
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde CS50/CS50M
2
DAU32220
1. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Chokdemperunit (pagina 3-13)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-7)
4. Stelmoer vrije slag remhendel (pagina 6-14)
5. Olieaftapplug eindoverbrenging (pagina 6-7)
6. Kickstarter (pagina 3-11)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-10)
8. Voorremblokken (pagina 6-15)
2-1
CS50Z
BESCHRIJVING
DAU32220
2
1. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
2. Chokdemperunit (pagina 3-13)
3. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 6-7)
4. Stelmoer vrije slag remhendel (pagina 6-14)
5. Olieaftapplug eindoverbrenging (pagina 6-7)
6. Kickstarter (pagina 3-11)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-10)
8. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-8)
9. Voorremblokken (pagina 6-15)
2-2
BESCHRIJVING
Aanzicht rechterzijde CS50/CS50M
2
DAU32230
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Olietankdop (pagina 3-8 / pagina 3-10)
3. Tankdop (pagina 3-8)
4. Zadel (pagina 3-11)
5. Accu (pagina 6-20)
6. Zekeringen (pagina 6-22)
7. Bagagehaak (pagina 3-14)
8. Middenbok (pagina 6-18)
9. Voetsteun passagier
2-3
CS50Z
BESCHRIJVING
DAU32230
2
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Olietankdop (pagina 3-8 / pagina 3-10)
3. Tankdop (pagina 3-8)
4. Zadel (pagina 3-11)
5. Accu (pagina 6-20)
6. Zekeringen (pagina 6-22)
7. Bagagehaak (pagina 3-14)
8. Dop koelvloeistofreservoir (pagina 6-8)
9. Middenbok (pagina 6-18)
10. Voetsteun passagier
2-4
BESCHRIJVING
1
2
34
5
67
8
Bedieningen en instrumenten CS50/CS50M/CS50Z
2
DAU32240
1. Achterremhendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-6)
3. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-4)
5. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-6)
7. Gasgreep (pagina 6-11)
8. Voorremhendel (pagina 3-7)
2-5
m
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10460
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlich­tingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna beschreven.
ON “f”
Alle elektrische circuits worden voor­zien van stroom en de motor kan wor­den gestart. De sleutel kan niet wor­den uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp, de instrumentenverlich­ting en het achterlicht gaan automa­tisch branden wanneer de motor wordt gestart.
DAU10640
DAU10660
OFF “e”
Alle elektrische systemen zijn uitges­chakeld. De sleutel kan worden uitge­nomen.
DAU10670
h
Het waarschuwingslampje 2-takt injectiesmering moet gaan branden. (Zie pagina 5-1.)
DAU10680
LOCK “m”
Het stuur is vergrendeld en alle elek­trische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen. Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
1. Drukken.
2. Draaien.
3-1
2. Druk de sleutel in de “e”-stand in en draai hem dan naar de “m”- stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai hem dan naar “e” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DWA10060
ss
WAARSCHUWING
Draai de contactsleutel nooit naar “ee” of naar “mm” terwijl de machine rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verlie-
3
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
2
345
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
234
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
zen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de machine stilstaat voordat u de sleutel naar “ee” of naar “mm” draait.
3
DAU11003
Controle- en waarschuwingslampjes Voor CS50/CS50M
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “c”
2. Waarschuwingslampje olieniveau “z”
3. Controlelampje grootlicht “j”
4. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “d
Voor CS50Z
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “c”
2. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe­ratuur “y”
3. Waarschuwingslampje olieniveau “z”
4. Controlelampje grootlicht “j”
5. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “d
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers “c” en “d”
Het bijbehorende controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
Controlelampje grootlicht “j”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor groo­tlicht.
DAU11080
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU11180
Waarschuwingslampje olieniveau “z
Dit waarschuwingslampje brandt als de sleutel in de “f”-stand staat of als het olieniveau in het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering bij draaiende motor te laag staat. Als het waarschu­wingslampje bij draaiende motor gaat branden, stop dan direct en vul het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk­waardige 2-takt injectiesmering met ofwel JASO klasse “FC” of met de ISO klassen “EG-C” of “EG-D”.Het waarschuwingslampje moet doven nadat het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering is bijgevuld.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer het elek­trisch circuit te controleren als het waarschuwingslampje niet gaat bran­den als de sleutel in de “f”-stand staat of niet dooft nadat de olie in het oliereservoir voor 2-takt injectiesme­ring is bijgevuld.
DCA10010
LET OP:
Gebruik de machine alleen als u weet dat het motorolieniveau vol­doende hoog is.
DAU11431
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “y” (Voor CS50Z)
Dit waarschuwingslampje gaat bran­den als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd om af te koelen.
DCA10020
LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl deze oververhit is.
3
3-3
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
2 3
4
km/h
mph
0
10
20
30
40
50
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50Z
1
km/h
mph
0
10
20
30
40
50
0
10
20
30
40
50
60
70
80
1
CS50/CS50M
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50Z
1
km/h
0
10
20
30
40
50
60
70
80
CS50/CS50M
1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Snelheidsmeter
3
1. Snelheidsmeter
1. Snelheidsmeter
DAU11591
ALLEEN VOOR GROOT­BRITTANNIË
1. Snelheidsmeter
Multifunctioneel display
1. Knop
2. Kilometerteller/rittellers
DAUS1422
3. Digitale klok
4. Brandstofniveaumeter
DWA12311
ss
WAARSCHUWING
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u wijzigingen in de inste­llingen van het multifunctionele dis­play gaat aanbrengen.
Het multifunctionele display heeft de volgende voorzieningen:
1. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
3-4
een digitale klok
een kilometerteller, die de totale
afgelegde afstand toont
een ritteller, die de afgelegde afs-
tand toont sinds de teller het
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
laatst werd teruggesteld op nul
een brandstofniveaumeter
een zelfdiagnosesysteem
een functietoets (om diverse
modi van het multifunctionele display te selecteren, in te stellen en terug op nul te stellen)
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “f”
te draaien voordat u de toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: De
kilometerteller en ritteller worden weergegeven in mijlen.
De klok op tijd zetten:
1. Selecteer de kilometerteller en houd de toets minstens twee seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knipperen, drukt u op de toets om de uren in te stellen.
5. Houd de toets minstens twee seconden ingedrukt om de een­heden van de minutenaanduiding te veranderen.
6. Als het cijfer van de eenheden begint te knipperen, drukt u op de toets om dit cijfer in te stellen.
3
3. Houd de toets minstens twee seconden ingedrukt om de tien­tallen van de minutenaanduiding te veranderen.
4. Als het tientallencijfer begint te knipperen, drukt u op de toets om dit cijfer in te stellen.
7. Houd de toets minstens twee seconden ingedrukt om de klok te starten.
OPMERKING:
Nadat de klok op tijd is gezet, moet de toets minstens twee seconden lang worden ingedrukt alvorens de sleutel naar “e” te draaien, anders geeft de klok niet de juiste tijd aan.
3-5
1
Rechts
1
2
3
Links
PRESS
BUTTON
PRESS
BUTTON
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets wisselt de weergave tussen de kilometerte­llermodus “ODO” en de ritteller “TRIP”, volgens onderstaande volgor­de: ODO TRIP ODO
3
1. Kilometerteller
2. Ritteller
Om de ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze door op de toets te drukken en houdt u daarna de toets ten minste twee seconden ingedrukt.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwe­zig is. De displaysegmenten van de brandstofniveaumeter verdwijnen richting “E” (leeg) naarmate het
brandstofniveau daalt. Wanneer er nog maar één segment naast “E” is
Stuurschakelaars
DAU12347
overgebleven, vul dan zo snel moge­lijk brandstof bij.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelf­diagnosesysteem voor het brandsto­felektrische circuit. Indien het brandstofelektrische circuit een defect heeft, gaan alle display­segmenten van de brandstofniveau­meter knipperen. Als dit zich voordo­et, vraag dan een Yamaha dealer het voertuig te controleren.
1. Dimlichtschakelaar “j/k”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “c/d”
3. Claxonschakelaar “a”
1. Startknop “g”
3-6
Loading...
+ 56 hidden pages