Yamaha 250G, L250G User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
250G L250G
6S3-28199-72-D0
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken of er aan te werken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Belangrijke handleidingsinformatie
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha­buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei­ding bevat informatie die u nodig hebt voor het correct bedienen, onderhouden en ver­zorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze eenvoudige instructies strikt naleeft zult u optimaal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de be­diening of het onderhoud van uw buiten­boordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel belangrijke informatie op de volgende ma­nieren aangegeven.
Het veiligheidsalarmsymbool betekent LET OP! WEES ALERT! UW VEILIGHEID STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschu­wingsinstructies kan dat leiden tot ernsti­ge verwonding of de dood van de bestuurder, een omstaander of de per­soon die de buitenboordmotor inspec­teert of herstelt.
DCM00700
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale voorzorgmaatregelen die moeten worden genomen om beschadiging van de bui­tenboordmotor te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete-
ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat betekent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschikbaar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kun­nen voorkomen tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het pro­duct te gebruiken en de gespecificeerde na­zichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebruikershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze in­structies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het pro­duct elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden ge­registreerd in het land van bestemming. Bo­vendien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een ander land, dient u de dealer te raadple­gen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de ge­specificeerde diensten.
NOTA:
De 250GETO, L250GETO en de standaar­daccessoires worden gebruikt als basis voor de uitleg en afbeeldingen in deze handlei­ding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toepassing zijn op alle model­len.
Belangrijke handleidingsinformatie
250G, L250G
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2007 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, april 2007
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Inhoud
Algemene informatie......................... 1
Plaats voor identificatienummers .... 1
Buitenboordmotorserienummer......... 1
Sleutelnummer.................................. 1
EG label .......................................... 1
Belangrijke labels ............................ 2
Waarschuwingslabels .......................2
Veiligheidsinformatie........................ 3
Veiligheidsinformatie ....................... 3
Draaiende onderdelen ...................... 3
Hete onderdelen ............................... 3
Elektrische schokken ........................3
Trim- en kantelbekrachtiging............. 3
Motoruitschakelkoord........................ 3
Benzine ............................................. 3
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 4
Koolmonoxide ...................................4
Wijzigingen........................................ 4
Scheepvaartveiligheid ..................... 4
Alcohol en verdovende middelen...... 4
Zwemvesten...................................... 4
Mensen in het water.......................... 4
Passagiers ........................................4
Overladen ......................................... 5
Vermijd botsingen .............................5
Weersomstandigheden ..................... 5
Passagiersopleiding.......................... 5
Scheepvaartveiligheidspublicaties .... 5
Wetten en voorschriften .................... 5
Basisvereisten................................... 6
Tankinstructies ................................ 6
Benzine ............................................. 6
Motorolie ...........................................6
Installatievereisten .......................... 6
Bootvermogen (pk) ........................... 6
Monteren van de motor..................... 6
Afstandsbedieningsvereisten ............ 7
Accuvereisten ................................... 7
Propellerkeuze .................................. 7
Neutraal-startbeveiliging ................. 8
Basiscomponenten ...........................9
Hoofdcomponenten......................... 9
Afstandsbediening ............................ 9
Afstandsbedieningshendel .............. 10
Neutraal vergrendeltrekker.............. 11
Neutraal gashendel ......................... 11
Chokeschakelaar ............................11
Neutraal gas handel ........................ 11
Gashandel frictie afstelling .............. 12
Motoruitschakelaar..........................12
Hoofdschakelaar .............................13
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar op
afstandsbediening.........................14
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar op
onderste motorkap ........................ 14
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaars
(type met twee motoren) ............... 15
Trimtap met anode .......................... 15
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging..........16
Motorkapvergrendelhendels............ 16
Doorspoelplug ................................. 17
Digitale toerenteller .........................17
Oliepeilindicator (digitaal type) ........ 18
Oververhittingwaarschuwings-
lampje (digitaal type).....................18
Snelheidsmeter (digitaal type)......... 18
Trimmeter (digitaal type) .................19
Urenmeter .......................................19
Urenmeter (digitaal type)................. 19
Tripmeter.........................................20
Klok .................................................20
Brandstofmeter................................ 21
Brandstofwaarschuwingslampje...... 21
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning................................21
Brandstofbeheermeter ....................22
Brandstofstroommeter..................... 22
Brandstofverbruikmeter...................23
Brandstofbesparing ......................... 23
Toerentalsynchronisator voor twee
motoren.........................................24
Waarschuwingssysteem ............... 24
Waarschuwingsinrichting voor
oververhitting ................................25
Inhoud
Oliepeil- en oliefilterverstopping-
waarschuwingssysteem................ 25
Werking ............................................27
Installatie ....................................... 27
De buitenboordmotor monteren ...... 27
De motor inlopen........................... 28
Diagram voor het benzine-en-
oliemengsel (50:1) ........................ 29
Procedure voor olie-
inspuitingsmodellen ...................... 29
Controles vóór gebruik .................. 29
Brandstof......................................... 29
Olie.................................................. 30
Bedieningselementen ..................... 30
Stopschakelaars ............................. 30
Motor............................................... 30
Gebruik na een lange periode van
opslag ........................................... 30
Brandstof en motorolie bijvullen .... 31
Brandstof bijvullen voor modellen
zonder
brandstofleidingkoppelstuk ........... 31
Olie bijvullen voor olie-
injectiemodellen ............................ 31
Werking van de
oliepeilaanduidingslamp ............... 33
De motor gebruiken....................... 34
Brandstof toevoeren........................ 34
Starten van de motor ...................... 34
De motor laten warmdraaien......... 37
Modellen met een chokestarter....... 37
Schakelen ..................................... 37
De boot stoppen............................ 39
Motor uitzetten .............................. 39
Procedure ....................................... 39
De buitenboordmotor trimmen ...... 40
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 40
Boottrim instellen ............................ 41
Naar boven en naar beneden
kantelen ....................................... 42
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 43
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)......................44
Varen in ondiep water................... 45
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 45
Varen in andere
omstandigheden ......................... 46
Onderhoud....................................... 48
Technische gegevens................... 48
Vervoer en opslag van de
buitenboordmotor ........................ 49
Opberging van de
buitenboordmotor..........................49
Procedure........................................ 50
Smeren (modellen met
olie-inspuiting)...............................51
Verzorging van de accu ..................51
Spoelen van het motorblok .............52
Reiniging van de
buitenboordmotor..........................53
Controle van het geverfde
oppervlak van de motor ................53
Periodiek onderhoud..................... 53
Vervangingsonderdelen ..................53
Onderhoudsschema........................55
Onderhoudsschema (bijkomend) .... 56
Smeren............................................ 57
Reiniging en afstelling van de
bougie ...........................................57
Controle van het
brandstofsysteem.......................... 58
Controle van de brandstoffilter ........ 59
Reiniging van de brandstoffilter....... 59
Controle van de vrijloopsnelheid ..... 60
De motorolietank op water
controleren .................................... 61
Controle van de bedrading en
aansluitstukken .............................61
Uitlaatlekkage.................................. 62
Waterlekkage ..................................62
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........62
Propeller controleren.......................63
Verwijderen van de propeller ..........64
Installeren van de propeller.............64
Vervanging van tandwielolie ...........65
Controle en vervanging van
anoden.......................................... 66
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 66
Aansluiten van de accu................... 67
Loskoppeling van de accu .............. 68
Controleren van de motorkap ......... 68
De onderkant van de boot van een
coating voorzien............................ 69
Herstellen van defecten.................. 70
Problemen verhelpen .................... 70
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................... 74
Beschadiging door botsing.............. 74
Slechts één motor laten draaien .....74
Vervanging van een zekering ......... 74
De trim- en kantelbekrachtiging
werkt niet ...................................... 75
De starter werkt niet........................ 75
Noodstart ........................................ 76
De motor werkt niet ....................... 77
De motor werkt niet......................... 77
De waarschuwing voor een laag
oliepeil wordt geactiveerd ............. 77
Behandeling van een
ondergedompelde motor ............. 78
Procedure ....................................... 79
Inhoud

Algemene informatie

Plaats voor
identificatienummers
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat vermeld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestel­len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmo­tor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan bepaalde gedeelten van de richtlijn van het Europese Parlement in verband met machi­neparken. Zie het label en de EG Verklaring van Overeenstemming voor verdere details.
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
1
1
ZMU01947
1. EG-labellocatie
ZMU01696
Belangrijke labels
Waarschuwingslabels
ZMU05296
ZMU01948
Label
DWM01260
WAARSCHUWING
Zorg dat de schakelinrichting in neu­traal staat alvorens de motor te starten
Algemene informatie
(behalve bij 2 pk).
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
Label (modellen met tegengestelde draaiing)
DWM01281
WAARSCHUWING
Gebruik enkel een tegengesteld draaien­de propeller bij deze motor. Tegengesteld draaiende propellers zijn te herkennen aan een letter “L” na de maat­aanduiding. Een verkeerde soort propeller zou er kun­nen voor zorgen dat de boot een andere richting uitgaat dan verwacht, wat een on­geval zou kunnen veroorzaken.
Label
UITSLUITEND MOTOROLIE
Giet de motorolie in deze olietank. Giet er
geen benzine in. AANBEVOLEN OLIE: YAMALUBE 2 STROKE OUTBOARD OIL of een evenwaardige olie voor buitenboordmo­toren met TC-W3-certificaat.
DWM01270
WAARSCHUWING
Giet geen benzine in de olietank. Dat zou een ontploffing kunnen veroorzaken.
2

Veiligheidsinformatie

Veiligheidsinformatie
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan-
telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
Motoruitschakelkoord
Bevestig de motoruitschakelkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertra­gen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
ken steeds de procedure op pagina 34 om
Volg voor het tan-
3
Veiligheidsinformatie
het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de
4
Veiligheidsinformatie
boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstem­ming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaar­heid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit
werpen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beperken of uw zicht op anderen blokkeren.
Vaar defensief
waar steeds een veilige afstand van men­sen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa­terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen.
Vermijd zones met voorwerpen onder wa­ter of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en bot­sen zo klein mogelijk te houden.
naar mensen, voor-
met veilige snelheden en be-
Grijp tijdig in
men. Denk eraan,
remmen
om botsingen te voorko-
boten hebben geen
, en het stoppen van de motor of het terugnemen van gas kan de boot min­der bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een ob­stakel, laat u de motor in de tegenoverge­stelde richting draaien.
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
5

Basisvereisten

Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOF­BAAR!
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf uit de buurt van vonken, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
Zet de motor af alvorens brandstof te tanken.
Tank op een goed verluchte plaats. Vul draagbare brandstoftanks niet in de boot.
Mors geen benzine. Verwijder gemorste benzine onmiddellijk met droge doe­ken.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Draai de vuldop goed vast na het tan­ken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzi­nedamp hebt in geademd of benzine in de ogen hebt gekregen.
Mocht er benzine op uw huid terecht komen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Kleed u om als er benzine op uw kleren is terecht geko­men.
Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische von­ken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine die bewaard werd in zuivere containers en die niet gecontamineerd is door water of vreemde stoffen.
Benzine
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk ben­zine of loodvrije superbenzine.
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 2-takt buitenboordmo­torolie
Als de aanbevolen motorolie niet beschik­baar is, mag er een andere 2-taktmotorolie met een door de NMMA gewaarmerkte TC-W3-graad worden gebruikt.
Installatievereisten
Bootvermogen (pk)
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal­leren, dient u na te gaan of het totale vermo­gen (pk) van uw motor(en) het toegestane maximumvermogen van de boot niet over­schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Monteren van de motor
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies.
6
Basisvereisten
Voor meer informatie, zie pagina 27.
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Afstandsbedieningsvereisten
De afstandsbedieningseenheid moet wor­den uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen. Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
Accuvereisten
DCM01061
OPGELET:
Gebruik nooit een accu met een andere dan de opgegeven capaciteit. Als er een accu wordt gebruikt die niet aan de speci­ficaties voldoet, bestaat de kans dat het elektrisch systeem slecht werkt of over­belast wordt, waardoor het beschadigd
raakt.
Voor modellen met elektrische starter dient u een accu te kiezen die voldoet aan de vol­gende technische gegevens.
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
711.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
100.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van be­langrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd gese­lecteerd voor een goed resultaat bij tal van toepassingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere propeller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote-
7
re spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpas­sen om binnen het aanbevolen motortoeren­talbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 63.
x
-
123
ZMU04608
Basisvereisten
1
ZMU01713
1. Label voor neutrale startbeveiliging
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren met het afge­beelde label of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitslui­tend kan worden gestart wanneer hij in neu­traal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
8

Basiscomponenten

P S
DMU2579B
Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
250G, L250G
1
2
8
7
6 5
3
4
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel(s)
3. Trimtap (anode)
4. Propeller*
5. Koelwaterinlaat
6. Anti-cavitatieplaat
7. Anode
8. Kantelsteunhendel
9. Doorspoelplug
10. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11. Digitale toerenteller
12. Digitale snelheidsmeter*
13. Brandstofbeheermeter*
2
11 12
14
15
17
14. Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
15. Afstandsbedieningskast (voor dubbele motor)*
16. Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
17. Losse olietank
Afstandsbediening
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars zijn op het afstandsbe­dieningskastje gemonteerd.
SPEED
TRIP TIME BATT
set
YAMAHA
9
10
13
YAMAHA
Km/h knot mph
km mile
mode
FUEL MANAGEMENT
ECON SYNCTTL
set
I/h gph
Km/L mpg
mode
16
ZMU05321
9
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
1
2
4
2
3
ZMU04569
1. Afstandsbedieningshendel
2. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
3. Neutraalgashendel
4. Gashendelfrictieafstelling
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling ingeschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te
Basiscomponenten
voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
N
F
2
6
7
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
1
4
R
4
3
6
5
5
7
ZMU04573
10
Basiscomponenten
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trekken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te zetten, moet u de afstandsbe­dieningshendel in neutraal zetten en de neu­traal gashendel omhoog zetten.
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
Chokeschakelaar
Om het chokesysteem te activeren, drukt u de hoofdschakelaar in terwijl de sleutel in de “” (aan)- of “” (start)-stand staat. Het chokesysteem levert dan het rijke brandstof­mengsel dat vereist is om de motor te star­ten. Als de sleutel wordt losgelaten, wordt de choke automatisch uitgeschakeld.
ZMU03160
ON
START
ZMU04593
Neutraal gas handel
Om de gashendel te openen zonder in voor­uit of achteruit te zetten, moet u de vrijknop neutraal gas handel indrukken en de af­standsbedieningshendel verplaatsen.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
11
2
3
1
ZMU04575
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
NOTA:
De vrijknop neutraal gas handel kan alleen
worden gebruikt als de afstandsbedie­ningshendel in neutraal staat. Na het indrukken van de knop begint de
gasklep open te gaan nadat de afstands­bedieningshendel minstens 35° is ver­plaatst.
Zet na gebruik van de neutraal gas handle de afstandsbedieningshendel weer in neu­traal. De vrijknop neutraal gas handel keert automatisch terug naar de ingestel­de stand. De afstandsbediening kan dan normaal in vooruit en achteruit worden ge­zet.
Gashandel frictie afstelling
Een frictie-inrichting zorgt voor regelbare be­wegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen draait u de frictieregelaar rechtsom. Om de weerstand te verlagen draait u de frictieregelaar links-
Basiscomponenten
om.
DWM00031
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroor­zaken.
ZMU04646
Als constante snelheid vereist is, draai de frictieregelaar dan strakker aan om de ge­wenste gashendelinstelling te bewaren.
Motoruitschakelaar
De clip moet bevestigd zijn aan de motoruit­schakelaar om de motor te laten draaien. Het koord moet op een veilige plaats worden be­vestigd aan de kledij van de schipper, of aan zijn arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip naar buiten waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die
12
Basiscomponenten
manier wordt voorkomen dat de boot onbe­stuurd verder vaart.
DWM00121
WAARSCHUWING
Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
NOTA:
De motor kan niet worden gestart wanneer de clip verwijderd is.
OFF
START
START
ON
ON
OFF
2
1
ZMU04564
1. Koord
2. Clip
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan is hieronder be­schreven.
“”
(off)
Met de hoofdschakelaar in de “” (uit)- stand zijn de elektrische schakelingen uitge­schakeld en de sleutel kan worden uitgeno­men.
“”
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de “” (on)- stand zijn de elektrische schakelingen inge­schakeld en de sleutel kan niet worden uitge­nomen.
“” Met de hoofdschakelaar in de “” (start)- stand begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Als de sleutel wordt losge­laten, keert deze automatisch terug naar de “” (on)-stand.
(start)
1. Koord
2. Clip
13
OFF
ON
START
OFF
ON
START
ZMU04566
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op afstandsbediening
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
NOTA:
Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­nas 40 en 42.
Basiscomponenten
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op onderste motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar bevindt zich op de zijkant van de onderste motorkap. Door de schakelaar “” (om- hoog) in te drukken, wordt de buitenboord­motor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
DWM01030
WAARSCHUWING
Gebruik de kantelbekrachtigingsschake­laar op de onderbak alleen wanneer de boot helemaal stil ligt en de motor afgezet is. Als u die schakelaar zou willen gebrui­ken terwijl de boot in beweging is, ver­hoogt de kans dat er iemand overboord valt en dat de bestuurder afgeleid wordt, wat op zijn beurt de kans op een botsing met een andere boot of een hindernis ver­hoogt.
14
Basiscomponenten
UP
1
DN
ZMU05298
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
NOTA:
Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 42.
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars (type met twee motoren)
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
1
DN
UP
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
NOTA:
Bij de bediening voor twee motoren be-
dient de schakelaar op de afstandsbedie-
ningsgreep beide buitenboordmotoren
tegelijk.
Voor instructies over het gebruik van de
trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars,
zie paginas 40 en 42.
Trimtap met anode
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien.
DWM00840
WAARSCHUWING
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
15
Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft
Basiscomponenten
naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (B in de afbeelding).
DCM00840
OPGELET:
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
3
2
1
B
A
ZMU02525
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
A
B
ZMU01863
Boutaandraaimoment:
42.0 Nm (31 ft-lb) (4.2 kgf-m)
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge-
kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
1
ZMU05299
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, ge­bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
Motorkapvergrendelhendels
Om de motorkap te verwijderen, beweegt u het onderste gedeelte van de voorste ver­grendelhendel opwaarts om de vergrende­ling te ontgrendelen. Draai vervolgens aan de achterste vergrendelhendels om ze te ontgrendelen, zodat de motorkap kan wor­den afgenomen. Bij het terugplaatsen van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze cor­rect in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap vervolgens opnieuw door de hen­dels neerwaarts te bewegen.
16
Basiscomponenten
1
ZMU05323
1. Motorkapvergrendelingshendel
1
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met behulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 52.
1
ZMU05300
1
ZMU01866
1. Doorspoelplug
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies.
NOTA:
Alle segmenten van het display lichten kort op na inschakelen van de hoofdschakelaar en keren daarna terug naar normale toe­stand.
1
2
3
5
6
4
7
ZMU01891
17
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliepeillamp
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
De waterafscheider- en motorstoringwaar-
schuwingslampjes werken alleen wanneer de motor is uitgerust met de toepasselijke functies.
Oliepeilindicator (digitaal type)
Deze indicator geeft het motoroliepeil aan. Als het oliepeil tot onder de onderlimiet zakt, begint het waarschuwingslampje te knippe­ren. Voor verdere informatie, zie pagina 25.
DCM00030
OPGELET:
Laat de motor niet werken zonder olie. Ernstige motorschade zou daarvan het gevolg zijn.
Basiscomponenten
1
ZMU04632
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
Snelheidsmeter (digitaal type)
Deze meter geeft de bootvaarsnelheid aan.
1
ZMU01867
1. Oliepeillamp
Oververhittingwaarschuwingslampje (digitaal type)
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie over het aflezen van het verklikkerlampje, zie pagina 24.
DCM00051
OPGELET:
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslamp(en)
NOTA:
Wanneer de hoofdschakelaar de eerste keer wordt bediend, lichten alle segmenten van het display op bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar normaal bedrijf. Kijk naar de meter wanneer u de hoofdschakelaar inschakelt om na te gaan of alle segmenten geactiveerd worden.
NOTA:
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in
18
Basiscomponenten
km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste maateenheid met behulp van de keuzeschakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
Trimmeter (digitaal type)
Deze meter toont de trimhoel van uw buiten­boordmotor.
NOTA:
Onthoud de trimhoeken die het best wer­ken voor uw boot onder verschillende om­standigheden. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbe­krachtigingsschakelaar. Als de trimhoek van uw motor het trimbe-
drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU04631
Urenmeter
De digitale urenmeter is aan de binnenkant van de motorkap gemonteerd. Hij meet het aantal uren dat de motor heeft gedraaid sinds hij werd gemaakt. Als de hoofdschake­laar aan staat, branden alle segmenten op het display. De aanduidingslamp toont dan normaal gesproken het aantal uren.
ZMU05302
NOTA:
Het aantal uren wordt alleen gemeten als de motor draait. Als de hoofdschakelaar aan staat, maar de motor niet draait, toont de di­gitale urenmeter het aantal uren dat de mo­tor heeft gedraaid, maar voegt daar geen tijd aan toe.
Urenmeter (digitaal type)
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Deze kan worden ingesteld om het
19
totale aantal uren of het aantal uren voor de huidige trip aan te geven. Het display kan ook worden aan- en uitgezet.
ZMU04633
Het displayformaat wijzigen Door het indrukken van de “” (werk-
stand)-knop wordt het displayformaat ge­wijzigd in de volgende sequentie: Totale uren→Tripuren→Display uit
De tripuren resetten
Gelijktijdig indrukken van de “” (instel- len)- en “” (werkstand)-knoppen ge- durende meer dan 1 seconden terwijl de tripuren worden weergegeven zet de trip­meter terug op 0 (nul).
NOTA:
Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet worden gereset.
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst werd gereset. Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator op de meter “” (trip) aanwijst. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de “” (instellen)- en “” (werkstand)-knoppen tegelijk in- drukken.
Basiscomponenten
NOTA:
De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge-
toond afhankelijk van de voor de snel-
heidsmeter gekozen meeteenheid.
De tripafstand wordt in het geheugen be-
waard door accustroom. De opgeslagen
gegevens gaan verloren als de accu wordt
losgekoppeld.
Klok
Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator in de meter “” (tijd) aanwijst. Om de klok in te stellen moet u zorgen dat de meter in de “” (tijd)-werkstand staat. Druk op de “” (in- stellen)-knop; het urendisplay begint te knip­peren. Druk op de “” (werkstand)-knop tot het gewenste uur wordt weergegeven. Druk nogmaals op de “” (instellen)-knop en het minutendisplay begint te knipperen. Druk op de “” (werkstand)-knop tot de gewenste minuut wordt weergegeven. Druk nogmaals op de “” (instellen)-knop om de klok te starten.
20
Loading...
+ 61 hidden pages