Xerox COPYCENTRE C65, WORKCENTRE PRO 65, WORKCENTRE PRO 90, COPYCENTRE C90, WORKCENTRE PRO 75 DIGITAL COPIER QUICK REFERENCE GUIDE [nl]

WorkCentre Pro 65/75/90
604S14202
Netwerk­installatie­instructies
Dit lezen vóór u gaat installeren
Materialen distribueren
Het Xerox-installatieteam lever de printer af, pakt deze uit en installeert het product. Het team zal vaststellen welke documentatie nodig is voor uw printer. De materialen kunnen per model en geïnstalleerde opties verschillen. De volgende materialen erbij nemen en distribueren zoals hieronder aangegeven.
Dit document - voor de systeembeheerder.
Pagina
4 - De printer aansluiten op een netwerk 5 - Opties Scannen en E-mail inschakelen 6 - De optie Faxen inschakelen 7 - De optie Netwerkaccountadministratie inschakelen 8 - Afdrukken via USB (Universal Serial Bus) inschakelen 9 - Beveiliging beeld overschrijven inschakelen 11 - 100BaseT Ethernet 13 - Statische (handmatige) TCP/IP-adressering 15 - Dynamische toekenning TCP/IP-adres (DHCP/BOOTP/RARP) 17 - Novell NetWare 4.X en 5.X NDS 19 - UNIX / Linux (Solaris/SunOS) (HP-UX) (AIX) 21 - Microsoft Windows 2000 LPR- en IPP-afdrukken 23 - Microsoft Windows NT 4.0 Server (TCP/IP) 25 - Microsoft Windows (NetBEUI) peer-to-peer-netwerken 27 - WINS (Windows Internet Name Service) 29 - Apple Macintosh (AppleTalk) 31 - Port 9100 TCP/IP-afdrukken 33 - E-mail 37 - Beveiliging door beeld overschrijven 39 - E-mail in een oogopslag
Overige documentatie:
CD Pack
Brochure Aan de slag – Voor de beheerder/operateur van het apparaat. De brochure bevat stappen voor het installeren van de klantdocumentatie-cd op een pc en informatie m.b.t. het milieu, gezondheid en veiligheid. De brochure lezen en bewaren om later te kunnen raadplegen.
Informatie-cd – Deze cd dient te worden verstrekt aan de beheerder/operateur van het apparaat. De inhoud van deze trainings-cd op een gedeelde server op uw lokale netwerk installeren zodat alle gebruikers er toegang toe hebben.
Klantdocumentatie-cd (x2) – De inhoud van de cd’s is hetzelfde. Ze bevatten PDF-bestanden van de ge­bruikersdocumentatie die kunnen worden bekeken op het scherm of kunnen worden afgedrukt. Het wordt aanbevolen om de bestanden van de Handleiding voor de gebruiker en het Overzicht naar een gedeelde server op uw lokale netwerk te kopiëren zodat alle gebruikers er toegang tot hebben.
CentreWare® - Deze aan de systeembeheerder geven
Netwerkscanservices
Scan to PC Desktop Standaard
Scan to PC Desktop Deluxe
604P14402

De printer aansluiten op een netwerk

Zie de pagina met de titel 100BaseT Ethernet. De Handleiding voor de systeembeheerder
1.
2.
(PDF-bestand) raadplegen op de Klantdocumentatie-cd in het klantinformatiepakket voor nadere uitleg.
Voor een draadloze verbinding de bijlage bij de Handleiding voor de systeembeheerder raadplegen.
De juiste pagina over netwerken of protocol selecteren in dit document voor de netwerkverbinding.
De CentreWare® Printer- en faxdrivers-cd uit het CentreWare Netwerkservicespakket erbij nemen. De brochure Aan de slag met netwerkservices raadplegen. De drivers laden, het systeem testen en de printerdrivers verstrekken aan de gebruikers.
Opmerking:
Naast de printer en faxdrivers bevat het CentreWare Netwerkservicespakket een aantal handige hulpmiddelen zoals:
CentreWare Printer- en faxdrivers-cd
TIFF/PDF-verzendprogramma
Fontbeheerprogramma
Xerox Printerconfiguratieprogramma
Xerox Printerinstallatieprogramma
CentreWare Printerbeheer-cd
Koppelingen voor het downloaden van de wizard Apparaatbeheer en Apparaat zoeken
Op deze cd staan nog andere hulpmiddelen
De handleiding Aan de slag met netwerkservices raadplegen voor meer informatie.
604P14402

Opties Scannen en E-mail inschakelen

Indien u alleen Basisnetwerkscannen en E-mail heeft ontvangen, de instructies in stap 1 volgen.
Indien u ook CentreWare Netwerkscannen (Standaard of Deluxe) heeft ontvangen, de instructies in stap 1 en 2 volgen.
Wanneer deze opties zijn ingeschakeld, kunt u papieren documenten converteren naar digitale beelden. De gescande beelden kunnen direct naar netwerkopslagplaatsen worden verstuurd of als bijlage bij een e-mail direct vanaf de printer worden verzonden. De printer biedt een reeks e-mailtoepassingen. U kunt adressen zoeken en selecteren met behulp van een e-mailadresboek van het bedrijfsnetwerk of een adressenlijst die naar het apparaat is gedownload. U kunt ook een e-mailadres invoeren met het standaardtoetsenbord dat op het aanraakscherm verschijnt. U kunt daarnaast Verificatie (beveiliging) inschakelen, waardoor gebruikers eerst een geldige netwerkaanmeldprocedure dienen te voltooien of zich als gast dienen aan te melden (optioneel) voordat zij toegang hebben tot optionele toepassingen zoals e-mail, scannen en faxen.
E-mail, Verificatie en Basisnetwerkscannen inschakelen
1.
Om servers voor de toepassingen E-mail en Verificatie in te schakelen, de instructies op de E-mailpagina volgen in dit document.
Om Basisnetwerkscannen in te schakelen, Internetservices van de printer (ingebouwde webserver) gebruiken. Voor een meer gedetailleerde uitleg de Handleiding voor de systeembeheerder (pdf-bestand) raadplegen die zich op de klantdocumentatie-cd in het Klantinformatiepakket bevindt.
CentreWare Netwerkscannen inschakelen
2.
Het CentreWare Netwerkscanservicespakket erbij nemen. De brochure Aan de slag met Netwerkscanservices raadplegen voor ondersteuning bij het installeren, configureren en gebruiken van de scantoepassingen.
Voor het installeren van Scan to PC Desktop (Standaard of Deluxe) of andere beeldbeheerapplicaties, de installatie-instructies volgen die bij uw beeldbeheerapplicatie zijn geleverd.
Indien u CentreWare-software gebruikt, kunt u uw printer ook configureren om te scannen naar e-mailbestemmingen via een distributieserver van CentreWare Netwerkscanservices of Microsoft Exchange openbare mappen. U kunt ook een opslagplaats voor scansjablonen maken voor gebruik bij meerdere printers, zodat u niet voor ieder apparaat apart een scansjabloon hoeft te maken. Het CentreWare Netwerkscanservicespakket erbij nemen voor de software en installatie-instructies voor deze opties. De brochure Aan de slag met Netwerkscanservices raadplegen.
604P14402

De optie Faxen inschakelen

De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
De software voor Netwerkfax en eventuele andere hardware op een netwerkserver installeren met behulp
1.
van de documentatie die bij de onderdelen van Netwerkfax wordt geleverd.
De Faxopslagplaats instellen. De documentatie bij Netwerkfax van uw leverancier raadplegen voor meer
2.
informatie.
De instellingen voor de faxopslagplaats van de printer instellen. Voor ondersteuning de Handleiding voor de
3.
systeembeheerder (pdf-bestand) raadplegen op de Klantdocumentatie-cd in het CD Pack.
Indien nodig, de clientsoftware, zoals drivers, gebruiken om faxen vanaf het bureaublad van de pc in te
4.
schakelen. Deze drivers dienen te worden geleverd als onderdeel van de netwerkfaxsoftware.
604P14402

De optie Netwerkaccountadministratie inschakelen

De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
De toepassing Netwerkaccountadministratie op de printer instellen. Voor meer informatie de
1.
Handleiding voor de systeembeheerder (pdf-bestand) raadplegen die zich op de Klantdocumentatie-cd in het CD Pack bevindt.
De software voor Netwerkaccountadministratie installeren en configureren met behulp van de documentatie
2.
van de leverancier. Met behulp van deze documentatie kunt u de printer op het netwerk aansluiten, gebruikersaccounts maken en rapportage instellen.
De optie Netwerkaccountadministratie in de CentreWare-printerdrivers inschakelen.
3.
De printerdrivers maken deel uit van de CentreWare-software. Instructies voor het instellen van de printerdriver kunt u vinden in de CentreWare Handleiding bij printer- en faxdrivers (voor Windows en Macintosh) (pdf-bestand) op de CentreWare Printer- en faxdrivers-cd in het CentreWare Netwerkservicespakket.
De drivers worden gedistribueerd zonder dat de optie Netwerkaccountadministratie is ingeschakeld. Gebruikers dienen de optie voor accountadministratie zelf in te schakelen.
604P14402

Afdrukken via USB (Universal Serial Bus) inschakelen

De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
Controleren of de USB-afdrukset is geïnstalleerd en de USB-printerpoort is ingeschakeld, door een
1.
configuratierapport af te drukken. De bijlage bij de Handleiding voor de systeembeheerder raadplegen voor meer informatie over het inschakelen van de USB-poort.
De printer met een standaard USB-kabel voor randapparatuur aansluiten op een pc. De pc herkent het
2.
USB-apparaat. Indien de drivers al zijn geïnstalleerd, selecteert u de juiste printerdriver.
Indien de drivers nog niet zijn geïnstalleerd, vraagt het systeem om de printerdrivers te installeren. De Printerdriver-cd gebruiken om de juiste printerdriver te installeren.
Zodra de USB-afdrukset is geïnstalleerd op uw systeem, voldoet het aan de volgende vereisten:
WAARSCHUWING: Dit is een Klasse A-product. In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval dient u mogelijk passende maatregelen te treffen.
604P14402

Beveiliging beeld overschrijven inschakelen

De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
Met beveiliging beeld overschrijven schakelt u Overschrijven op aanvraag en Opdracht direct overschrijven
1.
in om uw vertrouwelijke of persoonlijke informatie te beveiligen.
De instructies op de pagina Beveiliging beeld overschrijven in dit document volgen om deze beveiligingstoepassing in te schakelen en te configureren.
604P14402
Notities
604P14402
10

100BaseT Ethernet

Voordat u verbinding maakt met een 100BaseT Ethernet-netwerk
De Ethernet-interface van de printer heeft als snelheids­instellingen 10 Mbps (10 Megabit per seconde), 100 Mbps (100 Megabit per seconde) en Auto (AutoSensing).
Indien uw netwerk hubs of concentrators heeft waarop Auto-Sensing is ingeschakeld, is het mogelijk dat indien de printer is ingesteld op Auto, de hub/concentrator niet de juiste snelheid vaststelt.
Voordat u de printer op het netwerk aansluit, voert u de procedure in de volgende kolom op deze pagina uit getiteld Naar de printer gaan en...
Naar de printer gaan en...
1. Naar Hulpmiddelen gaan.
a) De toets Toegang ( of ) indrukken.
b) Via het toetsenbord 1111 of de huidige
toegangscode invoeren en vervolgens de toets Enter indrukken. Tenzij anders aangegeven, worden de resterende gegevens via het aanraakscherm ingevoerd.
c) De toets Naar hulpprogramma’s gaan
selecteren.
2. De Ethernet-snelheid instellen of wijzigen.
a) Wachten tot het scherm is ververst en de
toets Connectivity en netwerkinstellingen selecteren.
b) Wachten tot het scherm is ververst en de
toets Fysieke media selecteren.
c) De toets Ethernet selecteren, indien
beschikbaar.
OPMERKING: Auto-Sensing hubs onderhandelen mogelijk niet goed met de printer wanneer Auto is geselecteerd. Indien uw hubs/concentrators de snelheid 100BaseT ondersteunen, is het raadzaam bij stap d hieronder 100 Mbps te selecteren. (Controleren of de Ethernet-kabel Category 5 is.
)
d) De gewenste snelheid selecteren (10Mbps,
100Mbps of Auto).
e) Wanneer u de wijzigingen heeft
doorgevoerd, Opslaan indrukken.
3. Het menu Hulpprogramma’s afsluiten
a) De toets Hulpprogramma’s afsluiten
selecteren.
OPMERKING: Op dit punt wordt de netwerkcon­troller opnieuw ingesteld en geïnitialiseerd met de nieuwe instellingen. Wanneer dit gebeurd is, wordt een configuratie-overzicht afgedrukt.
b) De pagina Configuratie-overzicht uit de
printer halen en controleren of de instellingen zijn behouden.
4. De printer met de juiste bekabeling op het netwerk aansluiten.
5. De juiste netwerk- of protocolinstructiekaart selecteren en doorgaan met configureren.
11 604P14702
Notities
604P14702 12

Statische (handmatige) TCP/IP-adressering

Alvorens te beginnen
Controleren of de Ethernet-verbinding compleet is en de gewenste snelheid is ingesteld. Vervolgens terugkeren naar deze pagina.
OPMERKING: DHCP is standaard ingeschakeld op de printer. Op deze kaart wordt uitgelegd hoe u DHCP kunt uitschakelen en handmatig uw TCP/IP­informatie instelt.
De printer ondersteunt het afdrukken via verschillende besturingssystemen die TCP/IP ondersteunen.
Met de procedure op deze kaart kunt u uw printer in iedere TCP/IP-omgeving aansluiten:
De volgende informatie noteren:
Hostnaam __________________________________
IP-adres ___________________________________
Subnetmasker _______________________________
Standaard-gateway ___________________________
Naar de printer gaan en...
1. De printer met de juiste kabels op het netwerk aansluiten.
2. Naar Hulpprogramma’s gaan.
a) De toets Toegang ( of ) indrukken.
b) Via het toetsenbord 1111 of de huidige
toegangscode invoeren en vervolgens de toets Enter indrukken. De overige gegevens worden via het aanraak-scherm ingevoerd, tenzij anders aangegeven.
c) De toets Naar hulpprogramma’s gaan
selecteren.
3. Naar de menu’s Netwerkinstellingen gaan
a) Wachten tot het scherm is ververst en de toets
Connectivity en netwerkinstellingen selecteren.
b) Wachten tot het scherm is ververst en de toets
Netwerkinstellingen selecteren.
c) De toets TCP/IP-opties selecteren.
4. De netwerkinterface en het protocol inschakelen.
a) De toets TCP/IP-instellingen selecteren.
b) De toets Protocol en Media selecteren.
c) De toets Inschakelen selecteren.
d) Opslaan selecteren.
5. Dynamische adressering uitschakelen
a) De toets Dynamische adressering
selecteren.
b) Uitgeschakeld selecteren en vervolgens
Opslaan om de instellingen te behouden en terug te keren naar het instellingenscherm voor TCP/IP.
6. De hostnaam en het TCP/IP-adres instellen
a) De toets Naam/adres selecteren.
b) De toetsen op het aanraakscherm om de
beurt selecteren voor ieder deel van het IP-adres en de cijfers via de aantaltoetsen invoeren.
c) De toets Hostnaam selecteren.
d) Wanneer het toetsenbord op het
aanraakscherm verschijnt, de hostnaam PRECIES zo invoeren als u wilt dat deze verschijnt, inclusief de correcte hoofd- en kleine letters. Vervolgens de toets Opslaan tweemaal selecteren om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het scherm TCP/IP-instellingen.
7. Het subnetmasker en de gateway instellen
a) De toets Subnet en Gateway selecteren.
b) De toetsen op het aanraakscherm om de
beurt selecteren voor ieder achttal van het subnetmasker en de cijfers via de aantaltoetsen invoeren.
c) Deze procedure herhalen voor het
IP-gateway-adres. Vervolgens Opslaan selecteren om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het scherm TCP/IP-
instellingen.
OPMERKING: Het rondzendadres wordt automatisch berekend.
8. lp of lpr inschalen voor het afdrukken (stappen 8a t/m 8c overslaan indien u NIET via lp of lpr wilt afdrukken)
a) De toets Sluiten selecteren.
b) De toets TCP/IP-lijnprinter selecteren. Op
het volgende scherm de toets Inschakelen selecteren.
OPMERKING: Hoewel het mogelijk is het nummer te wijzigen van de poort waar uw printer lpr­afdrukopdrachten ontvangt, dient u hier ZEER voorzichtig mee te zijn, aangezien de meeste lpr­spoolers zijn ingesteld om afdrukopdrachten naar de standaardpoort te verzenden.
13 604P14802
Loading...
+ 29 hidden pages