Het Xerox-installatieteam lever de printer af, pakt deze uit en installeert het product. Het team zal vaststellen welke
documentatie nodig is voor uw printer. De materialen kunnen per model en geïnstalleerde opties verschillen. De
volgende materialen erbij nemen en distribueren zoals hieronder aangegeven.
Dit document - voor de systeembeheerder.
Pagina
4 - De printer aansluiten op een netwerk
5 - Opties Scannen en E-mail inschakelen
6 - De optie Faxen inschakelen
7 - De optie Netwerkaccountadministratie inschakelen
8 - Afdrukken via USB (Universal Serial Bus) inschakelen
9 - Beveiliging beeld overschrijven inschakelen
11 - 100BaseT Ethernet
13 - Statische (handmatige) TCP/IP-adressering
15 - Dynamische toekenning TCP/IP-adres (DHCP/BOOTP/RARP)
17 - Novell NetWare 4.X en 5.X NDS
19 - UNIX / Linux (Solaris/SunOS) (HP-UX) (AIX)
21 - Microsoft Windows 2000 LPR- en IPP-afdrukken
23 - Microsoft Windows NT 4.0 Server (TCP/IP)
25 - Microsoft Windows (NetBEUI) peer-to-peer-netwerken
27 - WINS (Windows Internet Name Service)
29 - Apple Macintosh (AppleTalk)
31 - Port 9100 TCP/IP-afdrukken
33 - E-mail
37 - Beveiliging door beeld overschrijven
39 - E-mail in een oogopslag
Overige documentatie:
CD Pack
•Brochure Aan de slag – Voor de beheerder/operateur van het apparaat. De brochure bevat stappen voor het
installeren van de klantdocumentatie-cd op een pc en informatie m.b.t. het milieu, gezondheid en veiligheid.
De brochure lezen en bewaren om later te kunnen raadplegen.
•Informatie-cd – Deze cd dient te worden verstrekt aan de beheerder/operateur van het apparaat. De inhoud
van deze trainings-cd op een gedeelde server op uw lokale netwerk installeren zodat alle gebruikers er
toegang toe hebben.
•Klantdocumentatie-cd (x2) – De inhoud van de cd’s is hetzelfde. Ze bevatten PDF-bestanden van de gebruikersdocumentatie die kunnen worden bekeken op het scherm of kunnen worden afgedrukt. Het wordt
aanbevolen om de bestanden van de Handleiding voor de gebruiker en het Overzicht naar een gedeelde
server op uw lokale netwerk te kopiëren zodat alle gebruikers er toegang tot hebben.
CentreWare® - Deze aan de systeembeheerder geven
•Netwerkscanservices
•Scan to PC Desktop Standaard
•Scan to PC Desktop Deluxe
3
604P14402
De printer aansluiten op een netwerk
•Zie de pagina met de titel 100BaseT Ethernet. De Handleiding voor de systeembeheerder
1.
2.
(PDF-bestand) raadplegen op de Klantdocumentatie-cd in het klantinformatiepakket voor nadere uitleg.
•Voor een draadloze verbinding de bijlage bij de Handleiding voor de systeembeheerder raadplegen.
•De juiste pagina over netwerken of protocol selecteren in dit document voor de netwerkverbinding.
•De CentreWare® Printer- en faxdrivers-cd uit het CentreWare Netwerkservicespakket erbij nemen.
De brochure Aan de slag met netwerkservices raadplegen. De drivers laden, het systeem testen en de
printerdrivers verstrekken aan de gebruikers.
Opmerking:
Naast de printer en faxdrivers bevat het CentreWare Netwerkservicespakket een aantal handige
hulpmiddelen zoals:
CentreWare Printer- en faxdrivers-cd
•TIFF/PDF-verzendprogramma
•Fontbeheerprogramma
•Xerox Printerconfiguratieprogramma
•Xerox Printerinstallatieprogramma
CentreWare Printerbeheer-cd
•Koppelingen voor het downloaden van de wizard Apparaatbeheer en Apparaat zoeken
•Op deze cd staan nog andere hulpmiddelen
De handleiding Aan de slag met netwerkservices raadplegen voor meer informatie.
604P14402
4
Opties Scannen en E-mail inschakelen
Indien u alleen Basisnetwerkscannen en E-mail heeft ontvangen, de instructies in stap 1 volgen.
Indien u ook CentreWare Netwerkscannen (Standaard of Deluxe) heeft ontvangen, de instructies in
stap 1 en 2 volgen.
Wanneer deze opties zijn ingeschakeld, kunt u papieren documenten converteren naar digitale beelden.
De gescande beelden kunnen direct naar netwerkopslagplaatsen worden verstuurd of als bijlage bij een e-mail
direct vanaf de printer worden verzonden. De printer biedt een reeks e-mailtoepassingen. U kunt adressen zoeken
en selecteren met behulp van een e-mailadresboek van het bedrijfsnetwerk of een adressenlijst die naar het
apparaat is gedownload. U kunt ook een e-mailadres invoeren met het standaardtoetsenbord dat op het
aanraakscherm verschijnt. U kunt daarnaast Verificatie (beveiliging) inschakelen, waardoor gebruikers eerst een
geldige netwerkaanmeldprocedure dienen te voltooien of zich als gast dienen aan te melden (optioneel) voordat zij
toegang hebben tot optionele toepassingen zoals e-mail, scannen en faxen.
E-mail, Verificatie en Basisnetwerkscannen inschakelen
1.
•Om servers voor de toepassingen E-mail en Verificatie in te schakelen, de instructies op de
E-mailpagina volgen in dit document.
•Om Basisnetwerkscannen in te schakelen, Internetservices van de printer (ingebouwde webserver)
gebruiken. Voor een meer gedetailleerde uitleg de Handleiding voor de systeembeheerder
(pdf-bestand) raadplegen die zich op de klantdocumentatie-cd in het Klantinformatiepakket bevindt.
CentreWare Netwerkscannen inschakelen
2.
•Het CentreWare Netwerkscanservicespakket erbij nemen. De brochure Aan de slag met
Netwerkscanservices raadplegen voor ondersteuning bij het installeren, configureren en gebruiken van
de scantoepassingen.
•Voor het installeren van Scan to PC Desktop (Standaard of Deluxe) of andere beeldbeheerapplicaties,
de installatie-instructies volgen die bij uw beeldbeheerapplicatie zijn geleverd.
•Indien u CentreWare-software gebruikt, kunt u uw printer ook configureren om te scannen naar
e-mailbestemmingen via een distributieserver van CentreWare Netwerkscanservices of Microsoft
Exchange openbare mappen. U kunt ook een opslagplaats voor scansjablonen maken voor gebruik
bij meerdere printers, zodat u niet voor ieder apparaat apart een scansjabloon hoeft te maken. Het
CentreWare Netwerkscanservicespakket erbij nemen voor de software en installatie-instructies voor
deze opties. De brochure Aan de slag met Netwerkscanservices raadplegen.
5
604P14402
De optie Faxen inschakelen
De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw
bedrijfsvoering.
De software voor Netwerkfax en eventuele andere hardware op een netwerkserver installeren met behulp
1.
van de documentatie die bij de onderdelen van Netwerkfax wordt geleverd.
De Faxopslagplaats instellen. De documentatie bij Netwerkfax van uw leverancier raadplegen voor meer
2.
informatie.
De instellingen voor de faxopslagplaats van de printer instellen. Voor ondersteuning de Handleiding voor de
3.
systeembeheerder (pdf-bestand) raadplegen op de Klantdocumentatie-cd in het CD Pack.
Indien nodig, de clientsoftware, zoals drivers, gebruiken om faxen vanaf het bureaublad van de pc in te
4.
schakelen. Deze drivers dienen te worden geleverd als onderdeel van de netwerkfaxsoftware.
604P14402
6
De optie Netwerkaccountadministratie inschakelen
De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
De toepassing Netwerkaccountadministratie op de printer instellen. Voor meer informatie de
1.
Handleiding voor de systeembeheerder (pdf-bestand) raadplegen die zich op de Klantdocumentatie-cd
in het CD Pack bevindt.
De software voor Netwerkaccountadministratie installeren en configureren met behulp van de documentatie
2.
van de leverancier. Met behulp van deze documentatie kunt u de printer op het netwerk aansluiten,
gebruikersaccounts maken en rapportage instellen.
De optie Netwerkaccountadministratie in de CentreWare-printerdrivers inschakelen.
3.
De printerdrivers maken deel uit van de CentreWare-software. Instructies voor het instellen van de
printerdriver kunt u vinden in de CentreWare Handleiding bij printer- en faxdrivers (voor Windows en
Macintosh) (pdf-bestand) op de CentreWare Printer- en faxdrivers-cd in het CentreWare
Netwerkservicespakket.
De drivers worden gedistribueerd zonder dat de optie Netwerkaccountadministratie is ingeschakeld.
Gebruikers dienen de optie voor accountadministratie zelf in te schakelen.
7
604P14402
Afdrukken via USB (Universal Serial Bus) inschakelen
De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
Controleren of de USB-afdrukset is geïnstalleerd en de USB-printerpoort is ingeschakeld, door een
1.
configuratierapport af te drukken. De bijlage bij de Handleiding voor de systeembeheerder raadplegen voor
meer informatie over het inschakelen van de USB-poort.
De printer met een standaard USB-kabel voor randapparatuur aansluiten op een pc. De pc herkent het
2.
USB-apparaat. Indien de drivers al zijn geïnstalleerd, selecteert u de juiste printerdriver.
Indien de drivers nog niet zijn geïnstalleerd, vraagt het systeem om de printerdrivers te installeren.
De Printerdriver-cd gebruiken om de juiste printerdriver te installeren.
Zodra de USB-afdrukset is geïnstalleerd op uw systeem, voldoet het aan de volgende
vereisten:
WAARSCHUWING: Dit is een Klasse A-product. In een woonomgeving
kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval dient u mogelijk
passende maatregelen te treffen.
604P14402
8
Beveiliging beeld overschrijven inschakelen
De onderstaande stappen volgen om de printer een meer geïntegreerd onderdeel te maken van uw bedrijfsvoering.
Met beveiliging beeld overschrijven schakelt u Overschrijven op aanvraag en Opdracht direct overschrijven
1.
in om uw vertrouwelijke of persoonlijke informatie te beveiligen.
•De instructies op de pagina Beveiliging beeld overschrijven in dit document volgen om deze
beveiligingstoepassing in te schakelen en te configureren.
9
604P14402
Notities
604P14402
10
100BaseT Ethernet
Voordat u verbinding maakt met een
100BaseT Ethernet-netwerk
De Ethernet-interface van de printer heeft als snelheidsinstellingen 10 Mbps (10 Megabit per seconde),
100 Mbps (100 Megabit per seconde) en Auto
(AutoSensing).
Indien uw netwerk hubs of concentrators heeft
waarop Auto-Sensing is ingeschakeld, is het
mogelijk dat indien de printer is ingesteld op Auto,
de hub/concentrator niet de juiste snelheid vaststelt.
Voordat u de printer op het netwerk aansluit, voert u de
procedure in de volgende kolom op deze pagina uit
getiteld Naar de printer gaan en...
Naar de printer gaan en...
1.Naar Hulpmiddelen gaan.
a) De toets Toegang ( of ) indrukken.
b) Via het toetsenbord 1111 of de huidige
toegangscode invoeren en vervolgens de
toets Enter indrukken. Tenzij anders
aangegeven, worden de resterende
gegevens via het aanraakscherm ingevoerd.
c) De toets Naar hulpprogramma’s gaan
selecteren.
2.De Ethernet-snelheid instellen of wijzigen.
a) Wachten tot het scherm is ververst en de
toets Connectivity en netwerkinstellingen
selecteren.
b) Wachten tot het scherm is ververst en de
toets Fysieke media selecteren.
c) De toets Ethernet selecteren, indien
beschikbaar.
OPMERKING: Auto-Sensing hubs onderhandelen
mogelijk niet goed met de printer wanneer Auto is
geselecteerd. Indien uw hubs/concentrators de
snelheid 100BaseT ondersteunen, is het raadzaam
bij stap d hieronder 100 Mbps te selecteren.
(Controleren of de Ethernet-kabel Category 5 is.
)
d) De gewenste snelheid selecteren (10Mbps,
100Mbps of Auto).
e) Wanneer u de wijzigingen heeft
doorgevoerd, Opslaan indrukken.
3.Het menu Hulpprogramma’s afsluiten
a) De toets Hulpprogramma’s afsluiten
selecteren.
OPMERKING: Op dit punt wordt de netwerkcontroller opnieuw ingesteld en geïnitialiseerd met de
nieuwe instellingen. Wanneer dit gebeurd is, wordt
een configuratie-overzicht afgedrukt.
b) De pagina Configuratie-overzicht uit de
printer halen en controleren of de instellingen
zijn behouden.
4.De printer met de juiste bekabeling op het
netwerk aansluiten.
5.De juiste netwerk- of protocolinstructiekaart
selecteren en doorgaan met configureren.
11 604P14702
Notities
604P14702 12
Statische (handmatige) TCP/IP-adressering
Alvorens te beginnen
Controleren of de Ethernet-verbinding compleet is en de
gewenste snelheid is ingesteld. Vervolgens terugkeren
naar deze pagina.
OPMERKING: DHCP is standaard ingeschakeld op
de printer. Op deze kaart wordt uitgelegd hoe u
DHCP kunt uitschakelen en handmatig uw TCP/IPinformatie instelt.
De printer ondersteunt het afdrukken via verschillende
besturingssystemen die TCP/IP ondersteunen.
Met de procedure op deze kaart kunt u uw printer in
iedere TCP/IP-omgeving aansluiten:
De volgende informatie noteren:
Hostnaam __________________________________
IP-adres ___________________________________
Subnetmasker _______________________________
Standaard-gateway ___________________________
Naar de printer gaan en...
1.De printer met de juiste kabels op het netwerk
aansluiten.
2.Naar Hulpprogramma’s gaan.
a) De toets Toegang ( of ) indrukken.
b) Via het toetsenbord 1111 of de huidige
toegangscode invoeren en vervolgens de toets
Enter indrukken. De overige gegevens worden
via het aanraak-scherm ingevoerd, tenzij
anders aangegeven.
c) De toets Naar hulpprogramma’s gaan
selecteren.
3.Naar de menu’s Netwerkinstellingen gaan
a) Wachten tot het scherm is ververst en de toets
Connectivity en netwerkinstellingen
selecteren.
b) Wachten tot het scherm is ververst en de toets
Netwerkinstellingen selecteren.
c) De toets TCP/IP-opties selecteren.
4.De netwerkinterface en het protocol inschakelen.
a) De toets TCP/IP-instellingen selecteren.
b) De toets Protocol en Media selecteren.
c) De toets Inschakelen selecteren.
d) Opslaan selecteren.
5.Dynamische adressering uitschakelen
a) De toets Dynamische adressering
selecteren.
b) Uitgeschakeld selecteren en vervolgens
Opslaan om de instellingen te behouden en
terug te keren naar het instellingenscherm
voor TCP/IP.
6.De hostnaam en het TCP/IP-adres instellen
a) De toets Naam/adres selecteren.
b) De toetsen op het aanraakscherm om de
beurt selecteren voor ieder deel van het
IP-adres en de cijfers via de aantaltoetsen
invoeren.
c) De toets Hostnaam selecteren.
d) Wanneer het toetsenbord op het
aanraakscherm verschijnt, de hostnaam
PRECIES zo invoeren als u wilt dat deze
verschijnt, inclusief de correcte hoofd- en
kleine letters. Vervolgens de toets Opslaan
tweemaal selecteren om de wijzigingen op te
slaan en terug te keren naar het scherm
TCP/IP-instellingen.
7.Het subnetmasker en de gateway instellen
a) De toets Subnet en Gateway selecteren.
b) De toetsen op het aanraakscherm om de
beurt selecteren voor ieder achttal van
het subnetmasker en de cijfers via de
aantaltoetsen invoeren.
c) Deze procedure herhalen voor het
IP-gateway-adres. Vervolgens Opslaan
selecteren om de wijzigingen op te slaan
en terug te keren naar het scherm TCP/IP-
instellingen.
OPMERKING: Het rondzendadres wordt
automatisch berekend.
8.lp of lpr inschalen voor het afdrukken (stappen
8a t/m 8c overslaan indien u NIET via lp of lpr
wilt afdrukken)
a) De toets Sluiten selecteren.
b) De toets TCP/IP-lijnprinter selecteren. Op
het volgende scherm de toets Inschakelen
selecteren.
OPMERKING: Hoewel het mogelijk is het nummer
te wijzigen van de poort waar uw printer lprafdrukopdrachten ontvangt, dient u hier ZEER
voorzichtig mee te zijn, aangezien de meeste lprspoolers zijn ingesteld om afdrukopdrachten naar
de standaardpoort te verzenden.
13 604P14802
Loading...
+ 29 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.