XEROX 3210, 3220 User Manual [nl]

inhoud

5 De functies van uw nieuw laserproduct 8 Veiligheid
11 Informatie over wettelijke voorschriften
INLEIDING
20
AAN DE SLAG
26
20 Schema van de printer
20 Voorkant 20 Achterkant
21 Overzicht van het bedieningspaneel 22 Informatie over de Status-LED 23 Menu-overzicht 24 Meegeleverde software 24 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
24 Printerstuurprogramma 25 PostScript-stuurp r ogra mma (all eenWorkCentre 3220)
26 De hardware installeren 26 Systeemeisen
26 Windows 27 Macintosh 27 Linux
27 Het netwerk installeren
27 Inleiding 27 Ondersteun de bes turi ng ss ys tem en 28 De IP-adressen van WorkCentre 3210 of WorkCentre 3220 zoeken 28 Toegang krijgen tot CentreWare Internet Services (CWIS) 28 Netwerkprotocol configureren via het apparaat 28 Ethernet-snelheid instellen 28 De netwerkconfiguratie herstellen 28 Een netwer kconfiguratiepagina afdrukken 29 Het programma SetIP gebruiken
29 De software installeren 30 Basisinstellingen van het apparaat
30 Luchtdrukaanpassing 30 De taal op het display wijzigen 31 Datum en tijd inste ll en 31 De kloknotatie wijzigen 31 De standaardmodus wijzigen 31 Geluiden instellen 31 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren 32 Gebruik van de energiebesparingsmodi 32 Time-out van afdruktaak instellen 32 De lettertype-instelling wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
33
33 Originelen plaatsen
33 Op de glasplaat 33 In de ADI
34 Afdrukmateriaal selecteren
35 Specificaties van afdrukmateriaal 36 Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden onderst eund 36 Richtlijnen voor het kiezen en bewaren van afdrukmaterialen 36 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
37 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen 38 Papier plaatsen
38 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
38 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Inhoud_1
inhoud
39 De uitvoersteun aanpassen
39 Papier goed stapelen
40 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
41
SCANNEN
45
41 De papierlade selecteren 41 Kopiëren 41 De instellingen per kopie wijzigen
41 Tonersterkte 41 Oorspr. type 42 Verkleinde of vergrote kopie
42 De standaardkopieerinstellingen wijzigen 42 Identiteitskaart kopiëren 43 Speciale kopieerfuncties gebruiken
43 Sorteren 43 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren 43 Poster kopiëren 43 Klonen 43 Achtergrondafbeeldingen bijwerken
44 Dubbelzijdig afdrukken 44 Time-out voor kopiëren instellen
45 Beginselen van scannen 45 Scannen via het bedieningspanee l
45 Scannen naar toepassing en voo r USB-verbi nd ing en
45 Scannen over het netwerk
45 Voorbereiden om te scannen via het netwerk 46 Scannen naar een netwerkclient 47 Naar e-mail scannen
47 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen 47 De standaardscaninstellingen wijzigen 48 Een adresboek aanmaken
48 Snelkiesnummers voor e-mail registreren 48 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren 48 Adresboekitems gebruiken 48 Een item zoeken in het adresboek 48 Adresboek afdrukken
2_Inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
49
FAXEN
50
49 Een document afdrukken 49 Een afdruktaak annuleren
50 Een fax verzenden
50 Faxhoofd instellen 50 De documentinstellingen aanpassen 51 Een fax automatisch ver zenden 51 Een fax han dmatig verzenden 51 Een verzending bevestig en 51 Automatisch opnieuw kiezen 51 Het laatste nummer opnieuw kiezen
51 Een fax ontvangen
51 De papierlade selecteren 52 Ontvangstmodus wijzigen 52 Automatisch ontvangen in Faxmodus 52 Handmatig ontvangen in Telmodus
inhoud
52 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel 52 Automatisch ontvangen in Ant/Faxmodus 52 Faxen ontvangen via de modus DRPD 53 Ontvangen in veilige ontvangstmodus 53 Veilige ontvangstmodus inschakelen 53 Faxen ontvangen in het geheugen
53 Andere manieren om een fax te verzenden
53 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) 54 Een uitgestelde fax verzenden 54 Een fax met voorrang verzenden 55 Faxen doorsturen 56 Een fax versturen vanaf een pc
57 Fax instellen
57 De faxinstellingen wijzigen 58 De standaard documentinstellingen wijzigen 59 Automatisch een verzendrapport afdrukken 59 Adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
61
ONDERHOUD
64
61 Over USB-geheugen 61 Een USB-geheugenapparaat aansluiten 61 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
61 Scannen 62 Aangepast scannen naar USB
62 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
62 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
63 Een back-up maken van uw gegevens
63 Back-up maken van gegevens 63 Gegevens terugzetten
63 USB-geheugen beheren
63 Een afbeeldingsbestand verwijderen 63 Een USB-geheugenapparaat formatteren 63 De USB-geheugenstatus weergeven
64 Rappor ten afdrukken
64 Een rapport afdrukken
65 Geheugen wissen 65 Firmware bijwerken 65 Uw apparaat reinigen
65 De buitenkant reinigen 65 De binnenkant reinigen 66 Scannereenheid reinigen
67 De cassette onderhouden
67 De printercassette bewaren 67 Verwachte levensduur van de cassette 67 Toner herverdelen
68 De tonercassette vervangen
69 De drum reinigen 69 Het bericht Toner op wissen
69 Onderdelen voor onderhoud
69 Verbruiksartikelen controleren 69 Rubbermat van de ADI vervangen 70 De ADI-papierinvoerrol vervangen 70 De transportrol vervangen 71 De opneemrol vervangen
72 Het apparaat beheren vanaf de website 72 Het serienummer van het apparaat controleren
Inhoud_3
inhoud
PROBLEMEN OPLOSSEN
73
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
89
73 Tips om papierstoringen te voorkomen 73 Vastgelopen papier verwijderden
73 Papierstoring in het invoergedeelte 74 Papierstoring aan de uitvoer 74 Papierstoring bij de rol
74 Vastgelopen papier verwijderen
74 In het papierinvoergedeelte 75 In de lade voor handmatige invoer 75 In het gebied rond de printercassette 75 In het papieruitvoergebied 76 In het gebied rond de duplex-eenheid 76 In de optionele lade
77 Informatie over berichten op het display 79 Andere problemen oplossen
79 Papierinvoer 80 Afdrukproblemen 81 Afdrukkwaliteitsproblemen 83 Kopieerproblemen 84 Scanproblemen 85 Netwerkscan-problemen 85 Faxproblemen 86 Veelvoorkomende PostScript-problemen (alleen WorkCentre 3220) 86 Veelvoorkomen de Win dow s -pro ble me n 86 Veelvoorkomen de Lin ux -problemen 88 Veelvoorkomen de Ma cintosh-problemen
89 Verbruiksartikelen 89 Accessoires 89 Aanschafmogelijkheden
4_Inhoud
ACCESSOIRES INSTALLEREN
90
SPECIFICATIES
92
VERKLARENDE WOORDENLIJST
95
INDEX
99
90 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
90 Een geheugenmodule upgraden
90 Een geheugenmodule installeren 91 Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
92 Algemene specificaties 93 Specificaties van de printer 93 Specificaties van de scanner 94 Specificaties van het kopieerapparaat 94 Specificaties van de fax

de functies van uw nieuw laserproduct

Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u:
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwali te it
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve uitvoer.
Uw apparaat drukt papier van A4-formaat af met een snelheid van 24 ppm (WorkCentre 3210), 28 ppm (WorkCentre 3220) en papier van Letter-formaat met een snelheid van 24 ppm (WorkCentre 3210), 30 ppm (WorkCentre 3220).
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
In de lade voor handmatige invoer kunnen de volgende papiersoorten worden gebruikt: briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, afdrukmedia met speciaal formaat, briefkaarten en dikker papier. In de lade voor handmatige invoer past 1 vel papier.
Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Zie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot, en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te breiden (pagina 89).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
* Zoran IPS Emulation is compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder Windows 2000 en Windows XP/ 2003/Vista, evenals op Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat beschikt over een USB- en een netwerkinterface.
Originelen in diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op een enkele pagina.
Er zijn speciale functies om een catalogus- of krantenachtergrond te wissen.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Originelen scannen en direct verzenden
Hiermee kunt u in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende bestemmingen verzenden via scannen over het netwerk.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden, en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen de faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen.
IPv6
De functies van uw nieuw laserproduct_5
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIES WorkCentre 3210 WorkCentre 3220
USB 2.0 USB-geheugeninterface ADI (automatische docum enti nv oer ) Netwerkinterface Ethernet 10/1 00 Base TX bedraad LAN Automatisch dubbelzijdig afdrukken FAX Scannen naar e-mail PostScript-stuurprogramma
( : inclusief, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren van en het werken met het apparaat.
Sommige termen in deze gebruikershandleiding worden afwisselend gebruikt:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materi aal of afdrukm at eria al. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut (Zie pagina 1 voor meer
informatie)
apparaat.
voorziening van het apparaat.
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
Start
De datumnotat ie kan verschillen van land tot land.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aa n.
6_De functies van uw nieuw laserproduct
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of on-linedocumenten zijn.
Beknopte installatiehandleiding
On­linegebruikershandleiding
Hulp bij het printerstuurprogramma
Xerox-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken.
Biedt stapsgewijze i nstruc ties om de functi es van uw ap paraat te n volle te benutte n en beva t info rmatie over het on derhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een hoofdstuk Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en het gebruik van de meegeleverde hulpprogramma’s.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Als u de Help bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie vinden op website van Xerox: www.xerox.com.
Help
in het dialoogvenster met
De functies van uw nieuw laserprodu ct _7

Veiligheid

Lees deze opmerkingen aandachtig voor u di t product in gebruik neemt zodat u precies weet hoe u het apparaat op een veilige manier kunt gebruiken.
Uw Xerox-product en de bijhorende verbruiksartikel en zijn ontworpen en getest volgens strenge veiligheidseisen. Hieronder valt goedkeuring door het Safety Agency (een veiligheidsinstantie in de Verenigde Staten) en naleving van de geldende milieunormen. Lees de volgende instr ucties zorgvuldig voor u het product in gebruik neemt. Raadpl eeg deze instructi es zo vaak als u dit nodig acht om ervoor te zorgen dat u het apparaat op een veilige manier blijft gebruiken.
Onderhoudsinformatie
1. Alle onderhoudsprocedures die door de gebruiker kunnen
en mogen worden uitgevoerd, zijn beschreven in de documentatie die met uw printer werd meegeleverd.
2. Voer geen onderhoudsprocedures uit die niet in de
documentatie voor de klant zijn beschreven.
WAARSCHUWING: gebruik geen
reinigingsmiddelen in spuitbussen. Reinigingsmiddelen in spuitbussen kunnen ontploffen of ontvlammen wanneer ze op elektromechanische apparatuur worden toegepast.
Bij het testen van de veiligheid en de prestaties van dit product zijn enkel Xerox-materialen gebruikt.
WAARSCHUWING: dit waarschuwingssymbool
maakt u attent op situaties die een persoonlijk letsel kunnen toebrengen.
WAARSCHUWING: dit waarschuwingssymbool
geeft aan dat een oppervlak heet is.
LET OP: dit symbool geeft aan dat in het apparaat
een laser wordt gebruikt en maakt de gebruiker er attent op dat hij de desbetreffende veiligheidsinformatie dient te l ezen.
WAARSCHUWING: dit product moet op een
beveiligde, geaarde stroomkring worden aangesloten.
Delen die toegankelijk zijn voor de gebruiker
Dit apparaat is dusdanig ontworpen dat alleen de delen die ongevaarlijk zijn toegankelij k zijn voor de gebruiker. De delen die gevaarlijk zijn werden afgeschermd door kleppen of beschermpanelen die alleen met behulp van gereedschap kunnen worden verwijderd. Deze kleppen of beschermpanelen mogen nooit worden verwijderd.
3. Gebruik verbruiksartikelen en reinigingsmmiddelen
uitsluitend volgens de in deze handleiding beschreven gebruiksrichtlijnen.
4. Verwijder geen kleppen of beschermpanelen die
vastgeschroefd zijn. Achter deze kleppen of beschermpanelen bevinden zich geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden of hersteld mogen worden.
Informatie voor een veilige bediening
Uw Xerox-product en de bijbehorende verbruiksartikelen zijn ontworpen en getest volgens strenge veiligheidseisen. Ze zijn onderzocht en goedgekeurd door veiligheidsinstanties en voldoen aan de gestelde milieunormen.
Neem te allen tijde de onderstaande veili gheidsrichtlijnen in acht om ervoor te zorgen dat uw Xerox-apparaat veilig blij ft werken.
Doe het volgende:
Neem altijd alle waarschuwingen en instructies in acht die op het apparaat of in de bijgeleverde documentatie zijn vermeld.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voor u dit product gaat reinigen. Gebruik altijd de materialen die specifiek voor dit apparaat zijn bestemd. Het gebruik van andere materialen kan tot slechte prestaties lei den en een gevaarlijke situatie creëren.
8_Veiligheid
WAARSCHUWING: gebruik geen
reinigingsmiddelen in spuitbussen. Reinigingsmiddelen in spuitbussen kunnen ontploffen of ontvlammen wanneer ze op elektromechanische apparatuur worden toegepast.
Ga altijd voorzichtig te werk wanneer u het apparaat verplaatst of verhuist. Neem contact op met uw lokal e Xerox­serviceafdeling als u het apparaat naar een ander gebouw wilt verhuizen.
Dit apparaat mag alleen worden geplaat st in een ruimte die voldoende geventileerd is. Neem contact op met uw plaatselijke verdeler voor meer i nformatie.
Plaats het apparaat altijd op een stabiel en hard oppervlak (niet op een dik tapijt) dat sterk genoeg is om het gewicht van het apparaat te dragen.
Plaats het apparaat altijd op een plaats die voldoende geventileerd is en voldoende ruimte biedt om het apparaa t te onderhouden.
Trek altijd de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
OPMERKING: uw Xerox-apparaat beschikt over een
energiebesparingsmodus waar door u energie b espaart al s u het apparaat niet gebruikt. Het apparaat kan constant aan blijven staan.
WAARSCHUWING: de metalen oppervlakken in
de fixeereenheid zijn heet. Wees voorzichtig wanneer u vastgelopen papier uit dit gebied verwijdert en raak geen metalen oppervlakken aan.
Wat u niet mag doen:
Gebruik nooit een geaarde verloopstekker om het apparaat op een niet-geaard stopcontact aan te sluiten.
Probeer nooit een onderhoudsprocedure uit te voeren die niet specifiek in deze documentatie is beschreven.
Blokkeer nooit de ventilatieopeningen. Deze ope ningen zijn aangebracht om oververhitting van de printer te voorkomen.
Verwijder nooit kleppen of beschermpanelen die vastgeschroefd zijn. Achter deze kleppen of beschermpanelen bevinden zich geen onderdelen die door de gebruiker mogen worden onderhouden.
Plaats het apparaat nooit in de buurt van een radiator of een andere warmtebron.
Informatie in verband met elektrische veiligheid
1. Het stopcontact waarop het netsnoer van het apparaat
wordt aangesloten moet voldoen aan de vereisten die vermeld zijn op het typeplaatje aan de achterkant van het apparaat. Als u niet zeker weet of uw voeding aan de vereisten voldoet, raadp leeg dan uw elektriciteitsmaatschappij of een elektricien.
2. Het stopcontact moet zich in de buurt van het apparaat
bevinden en moet gemakkelijk toegankelijk zijn.
3. Gebruik het netsnoer dat met uw print er werd meegeleverd.
Gebruik geen verlengsnoer, en verwijder of wijzig de stekker van het netsnoer niet.
4. Sluit het netsnoer van de printer rechtstreeks aan op een
stopcontact dat op de juist e wij ze is geaar d. Raad pl eeg een elektricien als u niet zeker weet of het stopcontact juist geaard is.
5. Gebruik nooit een verloopstekker om een Xerox-apparaat
aan te sluiten op een niet-geaard stopcontact.
6. Plaats het apparaat niet op een plek waar mensen op het
netsnoer kunnen gaan staan of erover kunnen struikelen.
7. Plaats geen voorwerpen op het netsnoer.
8. Elektrische of mechanische beveiligingen mogen niet
worden overbrugd of uitgeschakeld.
9. Duw geen voorwerpen in gleuven en openingen van het
apparaat. U zou een elektrische schok kunnen krijgen of er zou brand kunnen ontstaan.
10. Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Deze openingen zijn
bedoeld om het Xerox-apparaat voldoende af te koelen.
Duw nooit een voorwerp in de ventilatieopeningen.
De elektrische of mechanische beveiligingen mogen nooit worden 'overbrugd' of uitgeschakeld.
Plaats het apparaat nooit op een plek waar mensen op het netsnoer kunnen gaan staan of erover kunnen struikelen.
Veiligheid_9
Voeding
Kwaliteitsnormen
1. Dit apparaat moet worden aangesloten op het type voeding
dat op het typeplaatje van het apparaat is vermeld. Als u niet zeker weet of uw voeding aan de vereisten voldoet, raadpleeg dan een erkende elektricien.
WAARSCHUWING: dit apparaat moet worden
aangesloten op een beveiligde, geaarde stroomkring. Dit apparaat wordt gel everd met een stekker met aardingspen. Deze stekker past alleen in een geaard stopcontact. Dit is een veiligheidsmaatregel. Als de stekker niet in het stopcontact past, laat het stopcontact dan vervangen door een erkende elektricien.
2. Sluit het appara at altijd aan op een juist geaard stop contact.
Als u twijfelt, laat het stopcontact dan controleren door een erkende elektricien.
Stroom onderbreken
Het netsnoer fungeert ook als stroomonderbreker voor dit apparaat. De stekker van het netsnoer wordt in de netsnoeraansluiting aan de achterkant van het apparaat gestoken. Als u de stroomtoevoer naar het app araat volledig wilt verbreken, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
Uitschakeling in noodsituaties
Als een van de volgende situaties zich voordoet, schakelt u het apparaat onmiddellijk uit en haalt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. Neem contact op met een erkende servicevertegenwoordiger van Xerox om het probleem op te lossen.
Het apparaat geeft een ongewone geur af of maakt een ongewoon geluid. Het netsnoer is beschadigd of rafelig. Een stroomonderbreker, zekering of andere veiligheidsinrichting is geactiveerd. Er is vloeistof in het apparaat tere chtgekomen. Het apparaat is blootgesteld aan water. Een onderdeel van het apparaat is beschadigd.
Dit apparaat is vervaardigd op basis van een geregistreerd ISO 9002-kwaliteitssysteem.
Als u aanvullende veiligheidsinformatie wenst over dit XEROX­apparaat of over de verbruik smaterialen van XEROX, belt u het volgende nummer: EUROPA: +44 (0) 1707 353434 VS/CANADA: 1 800 928 6571
Veiligheidsnormen
EUROPA: dit XEROX-product is goedgekeurd door de volgende
instelling conform de genoemde veiligheidsnormen.
Instelling: TÜV Rheinland
Standaard: IEC60950-1, 2001 VS/CANADA: dit XEROX-product is goedgekeurd door de
volgende instelling conform de genoemde veiligheidsnormen.
Instelling: UNDERWRITERS LABORATORIES
Standaard: UL60950-1, 2003 Editie. Goedkeuring is gebaseerd op wederkerigheidsovereenko msten die de vereisten voor Canada bevatten.
Informatie in verband met laserveiligheid
LET OP: het gebruik van besturingselementen,
aanpassingen of prestaties van procedures die afwijken van deze die in deze handleiding zijn vermeld kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke laserstraling.
Wat laserveiligheid betreft, voldoet dit apparaat aan de prestatienormen voor laserproducten die door overheden en (inter)nationale instanties zijn vastgelegd voor laserproducten van klasse 1. Het apparaat zendt geen gevaarlijke laserstralen uit aangezien de stralen volledig worden afgeschermd op elk moment dat de klant het apparaat gebruikt en onderhoudt.
WAARSCHUWING: er bestaat een explosierisico
als de batterij wordt vervangen door een verk eerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.
10 _Veiligheid
Informatie in verband met bescherming
Informatie over wettelijke
tegen ozon
Dit apparaat produceert ozon tijdens normaal gebru ik. De geproduceerde ozon is zwaarder dan lucht. De hoeveelheid ozon die wordt geproduceerd is afhankelijk van het aantal afgedrukte/gekopieerde exemplaren. Zorg dat de omgeving waarin u het apparaat opstelt voldoet aan de parameters die in de Xerox-installatieprocedure zijn opgegeven zodat de ozonconcentratie binnen veilige grenzen blijft.
Als u meer informatie wenst over ozon, kunt u de Xerox­publicatie 'Ozone' aanvragen op het nu mmer 1-800-828-6571 i n de Verenigde Staten en Canada. In andere landen kunt u cont act opnemen met een erkende plaatselijke verdeler of serviceprovider.
Verbruiksartikelen
Bewaar alle verbruiksartikelen volgens de instru cties die op de verpakking of houder zijn vermeld.
Houd alle verbruiksmaterialen buiten bereik van kinderen.
Werp tonercassettes of cassett es voor ge bruikte t oner nooit in een open vlam.
Cassettes: zorg dat de inhoud van cassettes ( bijv. inkt, fuser, etc.) niet op uw huid of in uw ogen terechtkomt. Als u dergelijke producten in uw oog krijgt, kan dit leiden tot irritaties en ontstekingen. Probeer een cassette nooit open te maken. U loopt dan meer kans dat de inhoud op uw huid of in uw ogen terechtkomt.
Veiligheidscertificering
Dit product is door de volgende instellingen gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vermelde veiligheidsnor men.
Instelling Standaard
Underwriters Laboratories Inc. UL60950-Eerste editie (2003)
(VS/Canada)
voorschriften
CE-markering
De CE-markering op dit product verwijst naar de conformiteitsverklaring van Xerox ten aanzien van de EU-richtlijnen zoals dez e met ingang van de genoemde dat a van toepassing zijn:
12.12.2006: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad, zoals gewijzigd.
Harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake laagspanningsapparatuur.
15.12.2004: Richtlijn 2004/108/EG van de Raad, zoals gewijzigd.
Harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibil iteit.
09.03.1999: Richtlijn 99/5/EG van de Raad betreffende radioappa ratuur en
telecommunicatie-eindap paratuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
U kunt bij uw contactpersoon bij XEROX Limited een volledige verklaring van overeenstemming krijgen waari n de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zij n opgenomen.
WAARSCHUWING: als dit apparaat wordt
gebruikt in de nabijheid van industriële, wetenschappelijke en medische apparatuur, kan het noodzakelijk zijn om de externe straling van het apparaat te beperken of speciale maatregelen te treffen om de straling te beperken.
OPMERKING: als u aan dit apparaat wijzigingen of
aanpassingen aanbrengt die niet specifiek door Xerox Corporation zijn goedgekeurd, kunt u het re cht ver liezen om het apparaat te gebruiken.
SEMKO IEC60950-Eerste editie 1 (2001)
Dit apparaat is vervaardigd op basis van een geregistreerd ISO 9001-kwaliteitssysteem.
WAARSCHUWING: voor deze apparatuur
moeten afgeschermde kabels worden gebruikt conform Richtlijn 2004/108/EG van de Raad.

Informatie over wettelijke voorschriften_11

Informatie met betrekking tot
Illegale kopieën
elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
FCC-kennisgevingen voor de VS
OPMERKING: dit apparaat is getest en voldoet aan de
limieten voor digital e apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferent ie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt , schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit app ar aat schadel ij ke inter ferent ie voor radio - of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt cont roleren door het apparaat in en uit te schakelen, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op;
vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger;
sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten;
raadpleeg de leverancier en of een deskundige radio/tv­technicus.
Als u aan dit apparaat wijzigingen of aanpassingen aanbren gt die niet specifiek door Xerox Cor porati on zijn goedgekeu rd ku nt u het recht verliezen om het apparaat te gebruiken.
EME-conformiteit voor Canada
Dit digitale apparaat van klasse B is in overeenstemming met "Canadian ICES-003".
Cet appareil numerique de la classe « B » est conforme a la norme NMB-003 du Canada.
WAARSCHUWING: voor deze apparatuur
moeten afgeschermde kabels worden gebruikt conform de FCC-voorschriften.
Het Amerikaanse parlement heeft wetten uitgevaardigd die het kopiëren van de volgende zaken in bepaalde omstandigheden verbieden. Wie deze wetten overtreedt, riskeert een boete of gevangenisstraf.
Obligaties of effecten van de Amerikaanse overheid, zoals: Schuldbewijzen Coupons van obligaties Zilvercertificaten Amerikaanse obligaties Schuldbewijzen uitgegeven door de Amerik aanse Centrale
Bank Depositobewijzen Betaalmiddelen uitgegeven door de nationale bank Bankbiljetten uitgegeven door de Amerikaanse Centrale
Bank Goudcertificaten Schatkistpromessen Fractiebewijzen Papiergeld Obligaties en schuldbrieven van bepaalde
overheidsinstanties, zoals de Federal Highway Administration
Obligaties (Amerikaanse spaarobligaties mogen alleen worden gefotografeerd voor recl amedoeleinden in verband met een campagne voor de verkoop van dergelijke obligaties.)
Fiscale zegels (Als het nodig is om een wettelijk document te kopiëren waarop een afgestempelde belastingzegel staat, dan mag dit op voorwaarde dat het document wordt gekopieerd voor wettelijke doeleinden.)
Postzegels, al dan niet afgestempeld (Postzegels mogen worden gefotografeerd op voorwaarde dat de reproductie zwart-wit is en kleiner is dan 3/ 4 of groter dan 1 1/2 van de linaire afmetingen van het originee l.)
12 _Informatie over wettelijke voorschriften
Postwissels Wissels, cheques of geldwissels getrokk en d oor of op
gemachtigde functionarissen van de Verenigde Staten Zegels en andere waardepapieren, ongeacht de
munteenheid, die worden uitgegeven/uitgegeven zijn op grond van een door het Amerikaanse parlement uitgevaardigde wet
"Adjusted compensation certificates" vo or veteranen van de wereldoorlogen.
Informatie in verband met de faxfunctie
Obligaties of effecten van een buitenlandse overheid, bank of rechtspersoon.
Auteursrechtelijk beschermd materiaal (tenzij de eigenaar van het auteursrecht zijn goedkeuring heeft gegeven of de verveelvoudiging onder de bepalingen van de wet op de auteursrechten inzake "geoorlo ofd gebruik " of bib liot heekre­productierechten valt). Meer informatie over deze bepalingen kunt u opvragen bij het Copyri ght Off ic e, Lib rar y of Congress, Washington, D.C. 20559, U.S.A. (vraag naar "Circular R 2 1").
Attesten van nationaliteit of naturalisatie (buitenlandse attesten van naturalisatie mogen worden gefotografeerd).
Paspoorten (buitenlandse paspoorten mogen worden gefotografeerd).
Immigratiepapieren.
Registratiekaarten voor militaire dienst.
"Selective Service Induction Papers " waarop een of meer van de volgende gegevens zijn vermeld:
inkomsten of inkomen van de geregistreerde persoon afhankelijkheidsstatus van de geregistreerde persoon strafblad van de geregistreerde persoon vervulde militaire dienstplicht van de geregistreerde persoon fysieke of mentale toest and van de geregis treerde persoon
OPMERKING: Uitzondering: bewijzen van ontslag uit de
Amerikaanse militaire dienst ( US Army en Navy) mogen worde n gefotografeerd.
Kentekens, legitimatiebewijzen, pasjes of insignes gedragen door militair personeel of door leden van verschillende federale instanties, zoals de FBI en het Ministerie van Financiën (tenzij er een foto van wordt gemaakt in opdracht van het hoofd van een dergelijke instantie of een dergelijk bureau).
WAARSCHUWING: in bepaalde Amerikaanse
staten is het ook verboden om de volgende zaken te kopiëren: autoregistratiebewijz en, rijbewijzen en eigendomscertificaten van auto’s. Dit is geen volledige lijst. Raadpleeg uw advocaat in geval van twijfel.
Cyprus Hongarije Litouwen Slowakije Tsjechische Rep. Italië Malta Slovenië Estland Letland Polen Spanje
Verenigde Staten
Faxidentificatie:
Volgens de 'Telephone Consumer Protection Act' van 1991 is het wettelijk verboden om een bericht te verzenden via een computer of ander elektronisch apparaat, in clusief faxapparaten, tenzij boven- of onderaan op elke verzonden pagina of op de eerste pagina van het verzonden bericht duidelijk de volgende informatie wordt vermeld: de datum en het tijdst ip van verzending, een identificatie van het bedri jf, de entiteit of de persoon die het bericht verzen dt, en het telefoonnummer van het apparaat, het bedrijf, de entiteit o f de persoon dat/di e het bericht verzendt. (Het opgegeven telefoonnummer mag geen 900-nummer zijn of een ander nummer waarvoor hogere communicatiekosten worden aangerekend dan voor lokale of interlokale gesprekken.)
Zie "Het apparaat instellen" en volg de vermelde stappen als u deze informatie in uw faxapparaat wilt programmeren.
Datakoppeling:
Dit apparaat voldoet aan Deel 68 van de FCC-voorschriften en aan de vereisten die door de ACTA (Administrative Council for Terminal Attachments) zi jn aangenomen. Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product­id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
De stekker en aansluiting waarmee dit apparaat op het lokale stroom- en telefoonnet wordt aangesloten moeten voldoen aan Deel 68 van de FCC-voorschrif ten en aan de vereisten die door de ACTA zijn aangenomen. Dit product wordt geleverd met een telefoonsnoer en een modulaire stekker, conform de voorschriften. Het apparaat is ontworpen om te worden aangesloten op een compatibele modulaire aansluiting die eveneens conform de voorschriften is. Zie de insta ll atie­instructies voor meer informatie.
U kunt het apparaat veilig aansluiten op de volgende standaard modulaire aansluiting: USOC RJ-11C via het conforme telefoonsnoer en de modulaire stekkers die met de installatiekit worden meegeleverd. Zie de installati e-instructies voor meer informatie.
Het REN (Ringer Equivalence Number) wordt gebruikt om te bepalen hoeveel apparaten er op een telefoonlij n mogen worden aangesloten. Als het aantal REN’s op een t elefoonlijn te groot is, is het mogelijk dat de apparaten niet overgaan wanneer een
Informatie over wettelijke voorschriften_13
oproep binnenkomt. In de meeste maar niet alle regi o’s mag het totaal aantal REN’s niet groter zijn dan vij f (5.0). Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u zeker wilt zijn van het aantal apparaten dat op een lijn mag worden aangesloten, zoals bepaald door het totale aantal REN’s. Voor producten die zijn goedgekeurd na 23 jul i 2001 maakt het REN voor dit product deel uit van de product-id met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. De cijfers die worden voorgesteld door ## vormen het REN zonder een decimaalteken (bijv. 03 is een REN van 0.3). Voor producten die vóór deze datum z ijn goedgekeurd, wordt het REN afzonderlijk weergegeven op het label.
Als dit Xerox-apparaat schade aan het telefoonnet veroorzaakt, zal de telefoonmaatschappij u vooraf waarschuwen dat het mogelijk nodig is om de dienstverlening tijdelijk stop te zetten. Indien een voorafgaande kennisgeving praktisch gezien niet haalbaar is, zal de telefoonmaatschappij de klant zo snel mogelijk waarschuwen. Men zal u oo k meedel en dat u het recht hebt om een klacht in te dienen bij de FCC indien u van mening bent dat dit nodig is.
De telefoonmaatschappij kan haar faciliteiten, apparatuur, activiteiten of procedures wij zigen, wat invloed kan hebben op de werking van het apparaat. Als dit gebeurt, zal de telefoonmaatschappij u vooraf informeren, zodat u de nodige aanpassingen kunt uitvoeren om te vermijden dat de dienstverlening wordt onderbroken.
Als u problemen ondervindt met dit Xerox-apparaat en u het wilt laten repareren, of als u informatie wenst over de garantie, neemt u contact op met het desbetreffende servicecentrum. U vindt de contactgegevens op het apparaat of in de gebruikshandleiding. Als het apparaat schad e aan het telefoonnet veroorzaakt, kan de telefoonmaatschappij u vragen om het apparaat los te koppelen tot het probleem is verholpen.
Reparaties aan het apparaat mogen alleen worden uitgevoerd door een Xerox-vertegenwoordiger of een erkend Xerox­servicebedrijf. Dit geldt zowel tijdens als na de servicegarantieperiode. Als er een ongeoorloofde reparatie is uitgevoerd, vervalt de r esterende garantie. Dit appar aat mag niet worden aangesloten op een 'party line'. Voor aansluitingen op een 'party line'-service gelden staatstarieven. Neem contact op met de 'State Public Utility Commission', 'Public Service Commission' of 'Corporation Commission' voor informatie. Als er in uw kantoor speciale bedrade alarmsystemen op de telefoonlijn zijn aangesloten moet u controleren of de installatie van deze Xerox-apparatuur uw alarmsysteem niet uitschakelt. Als u vragen hebt over de factoren die een alarmsysteem uitschakelen, raadpleegt u uw telefoonmaatschappij of een erkende installateur.
CANADA
Dit product voldoet aan de geldende technische specificaties van Industry Canada.
OPMERKING: het REN (Ringer Equivalence Number) dat aan
elk eindapparaat wordt toegewezen is een indicatie van het maximumaantal apparaten dat op een tel efooninterface mag worden aangesloten. U kunt een willekeurige combinatie van apparaten aansluiten op een telefooninterface mits de som van de REN's van alle apparaten niet groter is dan 5.
Reparaties aan gecertificeerde apparatuur dienen te worden gecoördineerd door een vertegenwoordiger die door de leverancier is aangewezen. Als gevolg van door de gebruiker uitgevoerde reparaties of wijzigingen of storingen in de apparatuur kan de telefoonmaatschappij de gebrui ker vragen om de apparatuur los te koppelen.
Met het oog op hun eigen veiligheid moeten gebruikers ervoor zorgen dat de stroomvoorziening, de telefoonlijnen en de int erne metalen waterleidingsystemen, indien aanwezig, met de aarde zijn verbonden. Deze voorzorgsmaatregel kan vooral in landelijke gebieden van belang zijn.
LET OP: gebruikers moeten dit soort
verbindingen niet zelf aanbrengen, maar schakelen hiervoor best de juiste elektriciteitsinspectiedienst of elektricien in.
Europa
Richtlijn betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur
Dit Xerox-product is door Xerox zelf gecertificeerd voor de pan­Europese aansluiting van enkelvoudige eindapparatuur op het openbare geschakelde telefoonnetwerk (PSTN) conform richtl ijn 1999/5/EG.
Het product is ontworpen voor gebruik in combinatie met de nationale PSTN’s en compatibele PBX’en van de volgende landen:
Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zwitserland, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Liechtenstein en Noorwegen.
14 _Informatie over wettelijke voorschriften
In geval van problemen neemt u in eerste instantie contact op met uw lokale Xerox-vertegenwoordiger.
Deze apparatuur is getest volgens en is in overeenstemming met TBR21 of ES 103 021-1/2/3 of ES 203 021-1/2/3, technische specificaties voor eindapparatuur die worden gebruikt in analoge geschakelde telefoonnetten in de Europese Economische Ruimte. Dit product kan worden aangepast zodat het compatibel is met telefoonnetten in andere landen. Neem contact op met een Xerox-vertegenwoordiger als het apparaat moet worden aangesloten op een telefoonnet van een ander land.
OPMERKING: hoewel dit apparaat met zowel puls- als
toonsignalen (DTMF) kan werken, wordt aangeraden het apparaat in te stellen op DTMF-signalen. Het gebruik van DTMF-signalen zorgt voor een betrouwbare en snellere initialisatie van de verbinding. De certificering van dit apparaat vervalt als het wordt gewijzigd of aangesloten op externe besturingssoftware of besturingsapparatuur waarvoor Xerox geen machtiging heeft verleend.
OpenSSL-licentie
Copyright (c) 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in br on- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1.
In een herdistribut ie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinforma ti e, de lijst met voorwaarden en de volgende exone ratieclausule ove rgenomen worden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde
copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere mater ialen die met de distr ibuti e worden meegeleverd.
5. Producten die van deze software zijn afgeleid mogen niet
"OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project.
6. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de
volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die ontwikkeld werd door OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)".
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT TER BESCHIKKING GESTELD IN DE FEITELIJKE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT. UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK, GEGEVENS OF WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
Dit product bevat crypt ografische software ges chreven door Eric Young (eay@cryptsoft.com). Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson (tjh@cryptso ft.com).
3. Bij alle reclamemateriaal waarin f uncties of het gebruik van
deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwi kkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit (http://www.openssl.org/)".
4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming niet worden gebruikt om van deze software afgeleide producten te promoten voorafgaande schriftelijke toestemming. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met openssl-core@openssl.org.
Informatie over wettelijke voorschriften_15
Originele SSLeay-licentie
Copyright (C) 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft .com). Alle rechten voorbehouden.
Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young (eay@cryptsoft.com). De implementatie is geschreven conform SSL van Netscape.
Deze bibliotheek kan gratis gebruikt worden voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volg ende voorwaarden worden nageleefd. De volgende voorwaarden ge lden niet all een de SSL-code, maar voor alle code in deze di stributie, zoals RC4, RSA, lhash, DES enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingeslote n gelden dezelfde auteursrechten , behalve dat Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen van de bibliotheek. Dit kan gebeur en in de vorm van een tekstber icht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de tekst) die meegeleverd wordt met het pakket.
Herdistributie en gebruik in br on- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Bij herdistributie van de bron code moeten de
copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende voorwaarden.
DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG IN DE FEITELIJKE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT. UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS ZIJN IN GEEN ENKEL GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, BIJZONDERE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANSCHAF VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN, VERLIES VAN GEBRUIKSNUT, GEGEVENS OF WINSTEN, OF ONDERBREKING VAN DE BEDRIJFSVOERING), ONGEACHT DE OORZAAK EN OP OM HET EVEN WELKE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (INCLUSIEF NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN GEÏNFORMEERD OVER HET RISICO VAN DERGELIJKE SCHADE.
De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschikbare versie of afgeleiden van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze code kan met andere woorden niet zonder meer gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst [met inbegrip van de GNU Public Licence.]
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde
copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere mater ialen die met de distr ibuti e worden meegeleverd.
3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik
van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young (eay@cryptsoft. com)". De term "crypt ografisch" kan worden weggelaten als de gebruikte onderdelen van de bibliothe ek niets met cryptografie te maken hebben.
4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan)
uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in opnemen: "Dit product bevat sof tware geschreven door Tim Hudson (tjh @cryptsoft.com)".
16 _Informatie over wettelijke voorschriften
Naleving van milieuvoorschriften
Verenigde Staten
Energy Star
Recycling en verwijdering van het product
Europese Unie
Als ENERGY STAR®-partner heeft Xerox Corporation vastgesteld dat (de basisconfiguratie van) dit product in overeenstemming is met de ENERGY STAR­richtlijnen voor energierendeme n t.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Het ENERGY STAR Office Equipment Program is een gezamenlijk initiatief van Amerikaanse, Europese en Japanse overheden en de sector van de kantoorapparatuur om energiezuinige kopieermachines, printers, faxapparaten, multifunctionele apparaten, computers en beeldschermen te promoten. Een lager energieverbruik van apparatuur ondersteunt de bestrijding van smog, zure regen en klimaatwijzigingen op lange termijn door de uitstoot die ontstaat bij de productie van elektriciteit te verlagen.
Xerox ENERGY STAR-apparaten worden vooraf ingesteld in de fabriek. De timer van het apparaat is bij levering zo ingesteld dat het apparaat 1 minuten (WorkCentre 3210), 5 minuten (WorkCentre 3220) na de laatste kopie/afdruk overschakelt op de energiebesparingsmodus. In het deel Apparaat instellen van deze handleiding vindt u een gedetailleerde beschrijving van deze functie.
Professionele/bedrijfsomgeving
Als dit symbool op uw apparaat staat , betekent dit dat u uw afgedankte apparaat moet verwijderen conform goedgekeurde nationale voorschriften.
In overeenstemming met de Europese wetgeving moet afgedankte elektrische en elektronische apparatuur worden verwijderd conform goedgekeurde voorschriften.
Thuisomgeving
Als dit symbool op uw apparaat staat , betekent dit dat u het apparaat niet mag weggooien met het normale huishoudelijk afval. In overeenstemming met de Europese wetgeving mag afgedankte elektrische en elektronische apparatuur niet samen met huishoudelijk afval worden weggegooid. Particulieren in lidstaten van de EU mogen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gratis afleveren bij speciaal hiervoor bestemde inzamelpunten. Neem voor informatie contact op met de plaatselijke instantie die verantwoordelijk is voor afvali nzameling. In sommige lidstaten is uw plaatselijke verdeler mogelijk verplicht om uw oude apparatuur gratis terug te nemen wanneer u nieuwe apparatuur koopt. Voor informatie kunt u terecht bij de verkoper van uw apparaat.
Voordat u het apparaat verwijdert, neemt u contact op met uw plaatselijke verdeler of een Xerox­vertegenwoordiger voor informatie over de terugname van afgedankte apparatuur.
Informatie over wettelijke voorschriften_17
Informatie voor gebruikers over het inzamelen
Opmerking in verband met het batterijsymbool
en weggooien van oude appratuur en gebruite batterijen
Deze symbolen op de producten en/of bijhorende documenten geven aan dat gebruikte elektrische en elektronische producten en batterijen niet met het gewone huishoudafvalmogen worden vermengd.
Voor een gepaste verwerking, recuperatie en recycling van oude producten en gebruite batterijen brengt u ze naar de geschikte inzamelpunten, conform uw nationale wetgeving en Richtlijnen 2002/96/EG en 2006/66/EG.
Door deze producten en batterijen op de juiste manier weg te gooien, helpt u bij het behoud van waardevolle bronnen en voorkomt u potentieel negatieve effecten op de menselijke gezondheid die kunnen voortkomen uit een ongepaste afvalverweking.
Voor meer informatie over het inzamelen en recycling van oude producten en gebruikte batterijen neemt u contact op met het gemeentebestuur, uw afvalophaaldienst of het verkooppunt waar u de goederen hebt gekocht.
De nationale wetgeving kan boetes opleggen voor het ongeoorloofd weggooien van afval.
Voor zakelijke gebruikers in de Europese Unie
Als u elektrische of elektronische goederen wilt weggooien neemt u contact op met uw verdeler of leverancier voor meer informatie.
Informatie over het weggooien in andere landen buiten de Europese Unie
Deze symbolen gelden enkel in de Europese Unie. Neem als u deze goederen wilt weggooien contact op met de plaatselijke autoriteiten of uw verdeler en vraag hoe ze op de juiste manier weggegooid moeten worden.
Dit symbool met een vuilbak op wieltjes kan gebruikt worden in combinatie met een chemisch symbool. Hiermee wordt de conformiteit met de vereisten uit de Richtlijn aangegeve n.
Weggooien
Batterijen mogen enkel vervangen worden door een door de FABRIKANT erkend servicecentrum.
Noord-Amerika
Xerox heeft een wereldwijd programma voor het terug nemen en hergebruiken/recyclen van apparatuur. Informeer bij uw vertegenwoordiger van Xerox (1-800-ASK- XEROX) of dit Xero x­product deel uitmaakt van het prog ramma. Meer infor matie ov er de milieuprogramma’s van Xerox vindt u op
www.xerox.com/environment.
Als u uw Xerox-product zelf wilt weggooien, houd er dan rekening mee dat het product mogelijk loo d, perchloraat en andere materialen bevat die mogelijk moeten worden weggegooid volgens specifieke milieuvoorschriften. De aanwezigheid van deze materialen is volledi g in overeenstemming met de wereldwi jde regelgeving die van kracht was op het moment dat het apparaat op de markt werd gebracht. Neem contact op met de plaatseli jke autoritei ten voor in formatie over recycling en het weggooien van produc ten. In de Verenigde Staten kunt u ook terecht op de website van Electronic Industries Alliance: www.eiae.org.
WAARSCHUWING: perchloraatmateriaal –
mogelijk bevat dit product een of meer apparate n die perchloraat bevatten, zoals batterijen. Mogelijk zijn er speciale behandelingsvoorschriften van toepassing. Zie
www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate/
.
Andere landen
18 _Informatie over wettelijke voorschriften
Neem contact op met de plaatselijke autoriteit en die verantwoordelijk zijn voor de afvalinzameling voor informatie over het weggooien van producten.
Contactgegevens in verband met milieu, gezondheid en veiligheid
Voor meer milieu-, gezondheids- en veiligheidsinformatie in verband met dit Xerox-product en de bijbehorende verbruiksartikelen, kunt u terecht op de volgende nummers:
Verenigde Staten: 1-800 828-6571
Canada: 1-800 828-6571
Europa: +44 1707 353 434
Productveiligheidsin formatie voor de VS
www.xerox.com/about-xerox/environment/enus.html
Productveiligheidsin formatie voor de EU
www.xerox.com/about-xerox/environment/eneu.html
Informatie over wettelijke voorschriften_19

inleiding

Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Schema van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED

Schema van de printer

Voorkant Achterkant

Menu-overzicht
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Breedtegeleiders voor
1
documenten Klep van de ADI
2
Bedieningspaneel
3
Papieruitvoersteun
4
Voorklep
5
Lade voor handmatige
6
invoer
Lade 1
7
Documentinvoerlade
8
Documentuitvoerlade
9
USB-geheugenpoort
10
Papierniveau-indicator
11
Optionele lade 2
12
Tonercassette
13
Papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige
14
invoer Scannerdeksel
15
Glasplaat
16
Aansluiting telefoonlijn
1
Uitgang voor extra
2
telefoontoestel (EXT) USB-poort
3
Netwerkpoort
4
15-pins aansluiting voor
5
optionele lade
Handgreep
6
Klep moederbord
7
Achterklep
8
Aansluiting netsnoer
9
10 Stroomschakelaar
20 _Inleiding

Overzicht van het bedieningspaneel

ID Card Copy
1
rijbewijs op een enkel vel papier kopiëren. Zie pagina 42.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een
U kunt beide zijden van een identiteitskaart of
Direct USB
2
USB-geheugenapparaat afdrukken dat is aangesloten op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat. Zie pagina 61.
Display
3
Status Toont de status van uw apparaat. Zie pagina 22.
4
Faxen Activeert de faxmodus.
5
Kopiëren Activeert de kopieermodus.
6
Scannen/E-mail Activeert de scanmodus.
7
Menu
8
Toont de huidige st atu s e n h oud t u op de h oogte tijdens het gebruik.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
Pijl-links/rechts
9
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
10
Back
11
Numeriek
12
klavier Address Book
13
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in. Zie pagina 32.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e-mailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
Redial/Pause
14
(in gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in bewerkingsmodus).
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Hiermee kunt u in gereedmodus de
Stop/Clear
16
kopieeropties (zoal s helderheid, documenttype, kopieerformaat en aantal exemplaren) wissen/ annuleren.
Start Hiermee start u een taak.
17
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt.
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
15
Inleiding_21

Informatie over de Status-LED

De kleur van de Status -LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Groen Knipperen Als het groene lampje langzaam knippert,
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
Rood Knipperen Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan Er is een probleem opgetreden, zoals een
Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsm odu s. Wan nee r er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.
ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Als de groene LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
gebruik.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 77 om het probleem op te lossen.
De printercassette is bijna leeg. Zie "Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen" op pagina 89 om een nieuwe printerc ass et te te bestellen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina68.
papierstoring, een openstaande klep of geen papier in de lade, waardoor het apparaat niet kan doorgaan met de uitvoering van de taak. Controleer het bericht op het display e n ga naar "Informatie over beri chten op het display" op pagina 77 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is leeg of moet worden vervangen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 77.
Controleer altijd het bericht op het display om het probleem op te lossen. Aan de hand van de aanwijzingen in Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 77 voor meer informatie.
22 _Inleiding

Menu-overzicht

Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s. Raadpleeg het onderstaande diagram.
Afhankelijk van uw opt ies of mod el zullen sommige menu’s m ogelijk n iet op h et display verschi jnen. Als di t het geval is, zijn d eze opties niet van toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte Resolutie Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Fax Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Lay-out
Normaal 2 op 1 vel 4 op 1 vel ID kopie Poster kopier. Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Netwerk
TCP/IPv4 IPv6 Ethernet-snel. EtherTalk Instel. wissen Netwerkinform.
Kopieerinstel.
Dubbelz. afdr. St.inst. wijz.
Exemplaren Kopieen sort. Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerkinstel. Telefoonlijst Adresboek Verzendrapport Ontvangstrapp. Rap. ontv. fax
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten Configuratie Telefoonlijst Adresboek Transm.rapport Verzendrapport Ontvangstrapp. Rap. ontv. fax Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis. Toner op neg. Gebruiksduur Serienummer Papier stapel. Drum reinigen
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard E-mailstand.
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id Nr. van faxapp. Datum en tijd Klokmodus Taal Standaardmodus Energ.spaarst. Time-out Time-out taak Luchtdrukcorr. Tonerbesparing Inst. import. Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat Type papier Papierinvoer Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal
Inleiding_23

Meegeleverde software

U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt aangesloten. De cd bevat de volgende software.
CD INHOUD
Cd-rom met printersoftware
Windows
Linux
Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PPD-bestand (Postscript Printer Description)
stuurprogramma is bedoeld voor het afdrukken van documenten met complexe lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal (alleen WorkCentre 3220).
Scannerstuurprogramma: voor het scannen van documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en WIA­stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Statusmonitor: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. U kunt alleen de IPv4­instelling voor SetIP gebruiken.
Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PPD-bestand (Postscript Printer Description): gebruik dit bestand om uw apparaat te gebruiken en documenten af te drukken vanaf een Linux-computer
3220).
SANE: gebruik dit stuurprogramma om documenten in te scannen.
: het PostScript-
(alleen WorkCentre

Eigenschappen van het printerstuurprogramma

Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen een of meerdere functies uit de tabel mogelijk niet.

Printerstuurprogramma

FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Tonerbesparing OOO Optie
printerkwaliteit Poster afdrukken OXX Meer pagina’s op
een vel (n op een vel)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken op schaal
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk OXX Overlay OXX Duplex O (alleen
OOO
O O (2, 4) O
OXO
OXO
OXO
WorkCentre
3220)
O (alleen
WorkCentre
3220)
O (alleen
WorkCentre
3220)
24 _Inleiding
Macintosh
Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PPD-bestand (Postscript Printer Description): gebruik dit bestand voor het bedienen van het apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Macintosh-computer WorkCentre 3220).
Scannerstuurprogramma: TWAIN­stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat.
(alleen
PostScript-stuurprogramma (alleen WorkCentre
3220)
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Tonerbesparing OO O Optie printerkwaliteit OO O Poster afdrukken XX X Meerdere pagina’s per
vel (N-up) Afdruk aan pagina
aanpassen Afdrukken op schaal OX O Andere lade voor eerste
pagina Watermerk XX X Overlay XX X Duplex OO O
OO
(2, 4)
OX O
XX O
O
Inleiding_25

aan de slag

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemeisen
Het netwerk installeren
De software installeren
Basisinstellingen v an het apparaat

De hardware installeren

In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor de installatie van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de printercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 38.)
6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaat st, mag u het nie t ondersteb oven of o p zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.

Systeemeisen

Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:

Windows

Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTURINGS-
SYSTEEM
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
PROCESSOR RAM
(Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB)
VRIJE HDD-
RUIMTE
600 MB
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 30 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel op pervla k zodat het n iet meer dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
26 _Aan de slag
Windows XP Pentium III 933 MHz
Windows Server 2003
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
(Pentium IV 1 GHz) Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB)
128 MB (512 MB)
(1.024 MB)
1,5 GB
1,25 GB tot 2 GB
15 GB

Macintosh

VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTURINGS-
SYSTEEM
Mac OS X
10.3 ~ 10.4
Mac OS X 10.5 Intel-
PROCESSOR RAM
Intel­processor
Power PC G4/G5
processor
867 MHz of snellere Power PC G4/G5
128 MB voor een Mac op basis van Power PC (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB)
512 MB (1 GB) 1 GB

Linux

ONDERDEEL VEREISTEN
Besturingssysteem RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (IntelCore2) RAM 512 MB (1.024 MB) Vrije HDD-ruimte 1 GB (2 GB)
U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie.
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) Fedora Core 1 ~ 7 (32/64 bit) Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit) Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit) SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bi t) SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/ 64bit) Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB

Het netwerk installeren

U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.

Inleiding

Zodra u de printer met behulp van een RJ-45 Ethernet-kabel op een netwerk hebt aangesloten kunt u de printer met andere netwerkgebruikers delen.
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. Protocollen kunnen op de volgende twee manieren worden ingesteld:
Via netwerkbeheerprogramma’s
U kunt de instellingen van de afdrukserver van uw apparaat configureren en het apparaat beheren met behulp van de volgende meegeleverde programma’s:
CentreWare IS
HTTP-servertoepassing in WorkCentre 3220 of WorkCentre 3210. CentreWare Internet Services laat beheerders toe om systeem- en netwerkinstellingen op WorkCentre 3210 of WorkCentre 3210 aan te passen conform hun bureaubladinstellingen. De gebruiker zal het IP-adres van WorkCentre 3220of WorkCentre 3210 nodig hebben om toegang te krijgen tot CWIS. Een groot aantal funct ies die beschikbaar zijn in CentreWare Internet Servic es vereisen een geb ruikersnaam en wachtwoord van de beheerder. De standaardgebruikersnaam is
admin
en het standaardwachtwoord een browsersessie de gebruikersnaam en het wachtwoord maar één keer in te voeren. Met deze ingebouwde webserver kunt u:
- de netwerkparameters voor het apparaat configureren zodat u een
verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen,
- e-mailin stellingen aanpassen en een adresboek installeren voor
scannen naar e-mail,
- instellingen voor afdrukken, kopiëren en faxen aanpassen.
SetIP: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. Raadpleeg Software. U kunt alleen de IPv4-instelling voor SetIP gebruiken.
Via het bedieningspaneel
U kunt de volgende basisnetwerkparameters instellen via het bedieningspaneel van het apparaat:
TCP/IP configureren
EtherTalk configureren

Ondersteunde besturingssystemen

De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
: CentreWare Internet Services is de ingebouwde
1111
. Een gebruiker hoeft tijdens
ONDERDEEL VEREISTEN
Netwerkinterface • Ethernet 10/100 Base-TX Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3 ~ 10.5
Aan de slag_27
ONDERDEEL VEREISTEN
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standaard TCP/IP
•LPR
•IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP

De IP-adressen van WorkCentre 3210 of WorkCentre 3220 zoeken

1. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel op het display Netwerk ziet verschijnen.
2. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Afdrukken wordt weergegeven, druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren en druk op OK.
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
6. Op de pagina netwerkconfiguratie vindt u het IP-adres (bijvoorbeeld
169.123.21.23).

Toegang krijgen tot CentreWare Internet Services (CWIS)

1. Open op uw pc een webbrowser zoals Internet Explorer.
2. Voer http://xxx.xxx.xxx.xxx in de URL- of adresbalk in, waarbij x staat
voor het IP-adres en klik op Ga naar om toegang te krijgen tot de website van uw apparaat.
3. Selecteer een tabblad voor weergave.

Netwerkprotocol configureren via het apparaat

U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor de onderstaande stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45 Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel op het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IPv4 verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Statisch verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op de pijl-links/rechts tot IP-adres verschijnt en druk vervolgens
op OK. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk op de pijl-links/rechts om tussen de bytes te schakelen. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4).
8. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK. Herhaal stappen 9 en 10 om de andere TCP/IP-parameters te configureren: subnetmasker en gatewayadres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het apparaat moet configureren.
9. Als u IPv6 wilt inschakelen, herhaalt u de stappen 3. en 4.
10.Druk daarna op de pijltoetsen tot IPv6 wordt weergegeven en druk op OK.
11.Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en druk vervolgens op OK.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de netwerkbeheerprogramma’s.
CentreWare Internet Services: webgebaseerd afdrukbeheer voor netwerkbeheerders. Met CentreWare Internet Services kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk.
CentreWare Internet Services: met een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver kunt u:
- de netwerkparameters voor het apparaat configureren zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aanpassen.
SetIP: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Het programma SetIP gebruiken" op pagina 29. U kunt alleen de IPv4-instelling voor SetIP gebruiken.

Ethernet-snelheid instellen

U kunt de communicatiesnelheid voor Ethernet-verbindingen selecteren.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel op het display Netwerk ziet verschijnen.
2. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Ethernet-snel. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste snelheid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De netwerkconfiguratie herstellen

U kunt de standaardinstellingen voor de netwerkconfiguratie terugzetten.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel op het display Netwerk ziet verschijnen.
2. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om de netwerkconfiguratie te
herstellen.
5. Schakel het apparaat uit en weer in.

Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken

De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de netwerkkaart van uw apparaat is geconfigureerd.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel op het display Netwerk ziet verschijnen.
2. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
28 _Aan de slag

Het programma SetIP gebruiken

Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als het apparaat met een netwerk is verbonden.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP.
U kunt alleen de IPv4-instelling voor SetIP gebruiken.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd
meegeleverd in het cd-rom-station. Als de cd-rom met het stuurprogramma automatisch opst art , slu i t u he t ve nster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die aan het cd-rom-station is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Open de map van de taal die u wilt gebruiken.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Dit bevat het
MAC-adres van uw apparaat. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 64.)
2. Selecteer in het menu Start in Windows Alle programma’s > naam van uw printerstuurprogramma > SetIP > SetIP.
3. Klik op in het venster SetIP om het venster TCP/IP-configuratie te
openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-rom­station en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe. Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Software installeren.
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.

De software installeren

U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is van belang als u het apparaat wilt gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel, raadpleegt u Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop­upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt gebruikt.
1. Controleer of de netwerkinstallatie voor uw apparaat is voltooid. (Zie "Het netwerk installeren" op pagina 27.) Sluit alle toepassingen op uw computer af voor u met de installatie begint.
Aan de slag_29
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 64.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om ee n gedee lde netwe rkpr inter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de Bladeren- toets.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met de netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 64.)
6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Selecteer desgewenst het (de) overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien. Er verschijnt een venster waarin u wordt gevraagd om u te registreren als gebruiker van Xerox-apparaten zodat u informatie van Xerox kunt ontvangen.

Basisinstellingen van het apparaat

Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen.

Luchtdrukaanpassing

De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die afhankelijk is van de h oog te bov en het zeeniveau waarop h et a pparaat zich bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen voor een optimale afdrukkwaliteit.
Voor u de hoogte instelt, moet u nagaan op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt.
1 Normaal 2 Hoog
1. Zorg ervoor dat u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met de
bijgeleverde cd-rom met printersoftware.
2. Selecteer in het menu Start in Windo ws Alle programma’s > naam van uw printerstuurprogramma > Hulpprogramma Printerinstellingen.
3. Klik op Instelling. > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, kunt u CentreWare IS invoeren door het IP-adres van het app araat op de adresbalk van uw brows er te typ en. Kl ik op Properties > General > Printer Default. Selecteer de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer dan het printerstu urprogramma opnie uw te installe ren. Zie Software.
Tijdens de insta llatie van h et printerstuu rprogramma de tecteert het installatiepro gramma de locatie v an het bes turingssys teem en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier dat u normaal gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het papierformaat te wijzigen nadat de ins tal lat ie is vo ltoo id.
30 _Aan de slag

De taal op het display wijzigen

Volg de onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/r echts tot Taal verschijn t en druk ve rvolge ns op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt en d ruk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Datum en tijd instellen

De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat is ingeschakeld en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten worden de datum en de tijd afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Datum en tijd verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van het numeriek klavier.
Maand = 01 tot 12 Dag = 01 tot 31 Jaar = vereist vier cijfers Uur = 01 tot 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 tot 59
5. Druk op voor de 12- uursnotatie. Als de cursor niet onder de VM of NM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 NM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg het volgende hoofdstuk voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan. Als u een verkeerd cijfer hebt ingevoerd verschijnt er Buiten bereik en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het juiste cijfer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
00 tot 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt ook de pijl-links/rechts gebruiken om de cursor onder het nummer te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
*, # of een willekeurige cijfertoets om VM of NM te select eren
* of #-toets te

De kloknotatie wijzigen

U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/ rechts tot Klokmodus ve rschijnt en dru k vervolgens op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De standaardmodus wijzigen

Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus afwisselend instellen op faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Geluiden instellen

U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: schakelt het geluid va n de toetsen aan of uit. Als deze optie ingesteld is op Aan toets wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: schakelt het alarmsignaal aan of uit. Als deze optie ingesteld is op Aan optreedt of na verzending van een fax.
Luidspreker: schakelt weer gave van ge luiden van de telefoonl ijn via de luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze optie is inges teld op Communicatie, wat "Normaal" beteke nt, blijf t de luidspreker aan tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial .
Belsignaal: stelt het volume va n de bel toon in. He t beltoo nvolu me kun t u instellen op Uit, Laag, Midden of Hoog.
, hoort u een geluid telkens wanneer er een
, hoort u een alarmsignaal wanneer er een fout
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmgeluid
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het
display vers chijnt, en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op On Hook Dial . U hoort een kiestoon uit de
luidspreker.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn open is.

Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren

U zult voor verschillen de take n namen en nu mmers mo eten invoe ren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijhorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te vo eren zoe kt u de toet s met
het gewenste teken. Dr uk een aantal keren op deze toets to t de gewenste letter op het display versc hij nt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6 waarop MNO staat afgebeeld. Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6. U kunt speciale tekens invoeren, zoals een spatie, plus-teken enzovoort. Meer informatie vindt u in het gedeelte hieronder.
Aan de slag_31
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1. Als op dezelfde toets de v ol gen de l etter staat, verplaatst u d e c urso r
door op de pijl-rechts te drukken en vervolgens op de toets met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter verschijnt op het display. U kunt een spatie invoeren door op de pijl-rechts te drukken.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het klavier
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 @/.‘1 2 ABCabc2 3 DEFdef3 4 GHIghi4 5 JKLjkl5 6 MNOmno6 7 PQRSpqrs7 8 TUVtuv8 9 WXYZwxyz9 0 &+-,0
Cijfers of namen corrigeren
Als u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt verg ist, drukt u op de pijl-links om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Voor sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In zulke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van sneltoetsen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijd en s het invoeren van het telefoonnummer. A – verschijnt op het display op de overeenkomstige locatie.

Gebruik van de energiebesparingsmodi

Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per afgedrukte pagina. Zo gaat uw printercassette langer mee dan in normale modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonerbesparing verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenst e tijds in ste lli ng versc hi jnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Energiebesparingsmodus
In energiebesparingsmodus verbruikt uw apparaat minder energie wanneer het niet wordt gebruikt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoelang het appa raat na af loop va n ee n afdruk opdrac ht moet wachten voor de energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display vers chijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. versc hij nt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Energ.spaarst. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Time-out van afdruktaak instellen

U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voor er moet worden afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Als er een fout optreedt bij het verwerken van gegevens afkomstig van de computer, en de gegevensstroom wordt o nderbroken , dan wach t het apparaat gedurende de opgegeven duur en annul eert het de afdrukt aken indien de gegevensstro om niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out taak verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De lettertype-instelling wijzigen

Het apparaat is standaa rd in ges tel d o p he t let terty pe dat i n uw re gio of la nd wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt wijzigen:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd vanaf de meegeleverde cd-rom met software.
2. Selecteer Hulpprogramma Printerinstellingen in Start > Alle programma’s > de naam van uw printerstuurprogramma.
3. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
4. Klik op Instelling.
5. Selecteer het gewens te lettertype in de lijst Tekenreeks.
6. Klik op Toepassen.
Hieronder vindt u de lettertypelijst voor de respectieve talen.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
32 _Aan de slag

originelen en afdrukmateriaal plaatsen

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selec teren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
De uitvoersteun aanpassen
Papierfo rmaat en -type instellen

Originelen plaatsen

Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op de glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).

Op de glasplaat

Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als er een origineel wordt gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen op het origineel op de glasplaat. Voor de bes te scankwaliteit, voo ral b ij afbe el din gen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedruk te zijde n aa r onder o p de gla splaa t en
leg het op één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het deksel van de scanner open laten tijdens het kopiëren kan de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdsch rift dikk er is dan 30mm kopieert u met het deksel open.

In de ADI

In de ADI kunt u tot 5 0 vellen papier (7 5 g/m2) plaatsen voor een afdruktaak . Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
Plaats geen papier dan kleiner is dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm.
Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierform aat op de invoe rlad e.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.

Afdrukmateriaal selecteren

U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier, enveloppen, etiket ten en transpa ranten. Gebrui k uitsluiten d afdrukmedi a die voldoen aa n de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Vastlopen van het papier
Versnelde slijtage van het apparaat. Eigenschappen, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, hebben een grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat worden verderop in dit hoofdstuk besp rok en.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
Helderheid: sommi ge afdrukmate rialen zij n witter da n andere en l everen scherpere en helderdere afbeel din gen op.
Gladheid van het oppervlak: de glad heid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Xerox geen controle heeft.
Controleer voord u grote hoe ve elh ede n afd r ukm at eria al aans ch aft of het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding zijn vermeld.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer zit, kunnen er op de afdruk zwa rte strepe n verschij nen. Houd d e glasplaat schoon.
Het gebrui k van afdrukmedia die niet aan deze spe c ificaties voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen. Zulke herstellingen vallen ni et on der de gar antie of s ervic eovere enkomst en van Xerox.
34 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen

Specificaties van afdrukmateriaal

TYPE FORMAAT AFMETINGEN
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
Legal 216 x 356 mm US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm A6 105 x 148 mm 1 vel in de lade voor
Envelop Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop No. 10 105 x 241 mm DL-enveloppe 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm
GEWICHT
60 tot 105 g/m
60 tot 163 g/m voor handmatige invoer
2
75 tot 90 g/m
(bankpostpapier)
a
2
voor de lade
2
voor de lade
CAPACITEIT
b
250 vellen van 80 g/m de lade
1 vel in de lade voor handmatige invoer
250 vellen van 80 g/m bankpostpapier voor de optionele lade
handmatige invoer
1 vel in de lade voor handmatige invoer
2
voor
2
Envelop C6 114 x 162 mm
Transparanten Letter, A4 Zie Normaal papier
Etiketten Letter, Legal, US Folio,
Zie Normaal papier A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, A6
Kaarten Letter, Legal, US Folio,
Zie Normaal papier A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, A6
Minimaal formaat (aangepast) 66 x 127mm
138 tot 146 g/m
120 tot 150 g/m (bankpostpapier)
105 tot 163 g/m (bankpostpapier)
60 tot 163 g/m
2
2
2
2
(bankpostpapier)
1 vel in de lade voor handmatige invoer
1 vel in de lade voor handmatige invoer
1 vel in de lade voor handmatige invoer
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a.Gebruik de lade voor handmatige invoer als het gewicht groter is dan 105 g/m2. b.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van de afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35

Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund

MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal,
Afdrukmodus Het apparaat
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
Dubbelzijdig afdrukken
a.Alleen 75 tot 90 g/m2 bankpostpapier.
a
Oficio, US Folio, Executive, JIS B5, A5, A6
ondersteunt alle formaten
Letter, A4, Legal, US Folio, Oficio
lade 1
optionele lade 2
handmatige invoer
lade 1
optionele lade 2
handmatige invoer
optionele lade 2
lade 1
optionele lade 2
handmatige invoer

Richtlijnen voor het kiezen en bewaren van afdrukmaterialen

Houd de volgende richtl ijn en in ach t bij de keuze van papier, enve lo ppe n of andere afdrukmaterialen:
Gebruik alleen afdrukmaterialen die beantwoorden aan de specificaties op pagina 35.
Als u probeert af te drukken op vochtig, gekruld, gekreukeld of gescheurd papier, kan d it papi erstori ngen en een sl echte a fdrukk walitei t tot gevolg hebben.
Voor een optimale afdrukkwaliteit gebruikt u uitsluitend hoogwaardig kopieerpapier dat speciaal wordt aanbevolen voor laserprinters.
Vermijd de volgende afdrukmaterialen:
- papier met reliëf, perforaties of een oppervlak dat te ruw of te glad is,
- wisbaar bankpostpapier,
- kettingpapier,
- synthetisch papier en warmtegevoelig papier,
- zelfdoorschrijvend en calqueerpapier. Bij het gebruik van deze papiers oorten kan het papi er vastlopen, k unnen er chemicaliën vrijkomen en kan de printer schade oplopen.
Laat afdrukmateriale n in hun ver pakki ng tot u z e gebrui kt. Bewaa r ze o p pallets of planken, niet op de vloer. Plaa ts gee n zware vo orw erp en bovenop het papier, ongeacht of het zich in de verpakking bevindt. Vermijd vocht of andere oms tandi gheden waard oor het pa pier kan gaa n krullen of kreuken.
Bewaar ongebruikte afd ruk ma teri ale n op een tem pe ratuur tussen 15 °C en 30 °C. De relatiev e luch tvoch tighei d moe t tusse n 10% e n 70% liggen .
Bewaar ongebruikte afdrukmaterialen in een vochtbestendige verpakking, zoals een plastic doos of zak om te voorkomen dat het papier door vocht en stof wordt aangetast.
Plaats speciale afdrukmedia vel per vel in de lade voor handmatige invoer om papierstoringen te vermijden.
U kunt voorkomen dat afdrukmaterialen, zoals transparanten en vellen met etiketten, aan elkaa r blijv en kl even door el k vel te ve rwijd eren z odra het is afgedrukt.

Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen

TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
Enveloppen Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk
van de kwaliteit van de enveloppen. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
Enveloppen met een ve rwijderbar e strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 92). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeere enheid beschadigen.
Voor de best e afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
RICHTLIJNEN
1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar
36 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
Etiketten Om beschadigingen a an het apparaat te voorkomen
Kaarten of materiaal van afwijkende grootte
gebruikt u best uitsluitend etiket ten voor laserprinters. Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specif ic aties van uw apparaat vo or de fixeertemperatuur (zie pagina 92).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die los komen van het rugvel , blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Druk niet af op afdru kmaterialen die smal ler zijn da n 76 mm of hoger 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op minstens 6,4 mm van de randen van het afdrukmateriaal.
RICHTLIJNEN

Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen

Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleid er aanpassen om de papier lade te verlengen.
1 Papierlengtegeleider 2 Geleider voor de ondersteuning 3 Vergrendeling van de geleider 4 Papierbreedtegeleiders
1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de
lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst stelt u de geleider voor ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
Voorbedrukt papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen afge eft wanneer de ze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 92).
De inkt van het bri efhoofd ma g niet ontv lambaar z ijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met brie fhoofd moeten in een vochtbestendige verp ak ki ng worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit vermindert.
3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken.
4. Plaats het papier in de lade.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden.

Papier plaatsen

Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade

Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in lade 1. Lade 1 kan tot 250 vellen gewoon papier van 80 g/m
papier bevatten. U kunt een optionele lade voor 250 vellen papier extra aanschaffen en die
onder de standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen" op pagina 89.)
Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen worden niet gedekt door de garantie of serviceovereenkomsten van Xerox.
1. Trek de papierlade naar bu iten en o pen ze. Plaa ts vervolgen s het papi er in de papierlade.met de te bedrukken zijde naar onder.
2
normaal

Afdrukken op speciale afdrukmaterialen

In het apparaat kunn en spe ci al e ty pe n en fo rma ten afdrukmateriaal word en geplaatst, zoals bri efkaarten, n otitiekaa rten en envelo ppen. Dit is handig a ls u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Het afdrukmateriaal handmatig invoeren
Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de papierlade nog papier bevat. Zo voorkomt u dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia.
Plaats afdrukmate rialen in de l ade v oor han dmati ge inv oer me t de te bedrukken zijde naar bo ven en met de bo venran d eerst. Zo rg ervoo r dat het materiaal in het midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 34.)
Maak omgekrulde kaarten, env eloppen e n etiketten eerst vlak voo r u ze in de papierlade plaatst.
1. Open de lade voor handmatige invoer.
1 Vol 2 Leeg
2. Stel na het plaatsen va n het papier het fo rmaat en ty pe va n het papier in
voor lade 1. Zie Software voor afdrukken vanaf een computer.
Als het papier regelma tig vas tloop t, voert u het vel p er vel in via de lade voor handmatige invoer.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer is gericht mag n iet gekrul d zijn. Bij invoerpro blemen dr aait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aan zi en van de afdrukkwaliteit.
38 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Plaats papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Envelop Voorbedrukt papier Transparanten

De uitvoersteun aanpassen

De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de uitvoersteun zal e rvoor zorg en dat de afgedruk te pagina ’s uitgel ijnd worde n. Om te garanderen dat de uitvo ersteun de pagi na’s c orrect u itlijn t, moet u de uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
Geperforeerd
papier
Etiket
3. Start het afdrukmenu wanneer u vanuit een toepassing afdrukt.
4. Open de printereigenschappen voo r u gaat afdruk ke n.
5. Druk op het tabblad Papier in de pri nte reig ens c hap pen en se lec teer
het juiste papiertype.
Als u op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
6. Selecteer Handmatige invoer in de papierbron en druk vervolgens op OK.
7. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Als u meerdere pa gin a’s wilt afdrukken, plaatst u h et v olg en de vel wanneer de eerste pagina wordt afgedrukt. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens het gebruik van het huidige programma.
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen vertonen, opent u de achterklep, verschuift u de achterste geleider aan de rec hterka nt ongev eer 90° graden en probeert u opnieuw af te drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
Kaarten Briefhoofdpapier
1 Papieruitvoersteun
Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, is het mogelijk dat de afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of dat ze op de grond vallen.
Als u een groot aantal pagina’s achter elkaar afdrukt kan het oppervlak van de uitvoer lade heet worde n. Raak het opperv lak niet aan en houd kinderen uit de buurt van het oppervlak.

Papier goed stapelen

Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die voch tig zi jn ten gevol ge van e en hog e luc htvoc htighe id, ku nn en de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. Stel in dat g ev al het apparaat zo in dat de fun cti e Pa pier stap el. de afgedrukte vellen goed stapelt. Gebruik van deze functie zal de afdruksnelheid echter verlag en.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papier stapel. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan of Uit verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Hendel
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_39

Papierformaat en -type instellen

Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de toetsen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodus. Als u afdrukt vanaf een compute r, sele cteert u het pa pierform aat en de pap iersoo rt in he t desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijl-links /rechts tot de gew enste papierlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links /rec hts tot het gewenste papier form aat ver sc hij nt e n druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op de pijl-links /rechts tot de gew enste papierlade verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
40 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen

kopiëren

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
•Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Identiteitskaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren ins tellen

De papierlade selecteren

Nadat u de afdrukm ateria len hebt geplaatst, selecte ert u de papier lade die u voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijl-links /rechts tot de gew enste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Kopiëren

1. Druk op Kopiëren . Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel op het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numeriek klavier.
4. Om de kopieerinstellingen met de toetsen op het bedieningspaneel aan te passen, inclusief kopieerformaat, helderheid en soort origineel. Zie pagina 41. U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie pagina 42.
5. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk op Stop/Clear om het ko pië ren te stop pen.

De instellingen per kopie wijzigen

Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctietoetsen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld.
1. Druk op Kopiëren .
2. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en dru k op OK.
3. Druk op de pijl-lin ks/rechts tot d e gewenste in steloptie verschij nt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instell ing verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal stappen 3 en 4 tot u klaar bent.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/ Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.

Tonersterkte

Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
•Licht:geschikt voor donkere orig ine le n.
•Normaal:geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
•Donker:geschikt voor lichte originelen.

Oorspr. type

De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid om het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt voor een optimale kopieerkwaliteit.
De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die voornamelijk uit tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s bevatten.
Foto: Gebruik deze optie voor foto’s en bonnen.
Kopiëren_41

Verkleinde of vergrote kopie

U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten als u originele documenten vanaf de glasplaat van de scanner kopieert. Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergroten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde kopieerformaten:
Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
Om de grootte van de kopie aan te passen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op de pijl-links/rechts tot Aangepast verschijnt en druk op OK.
2. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen.

Identiteitskaart kopiëren

Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.

De standaardkopieerinstellingen wijzigen

De kopieeropties, waaronder helderheid, soort origineel, kopieerformaat en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde toetsen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Kopiëren .
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onde rste regel op het displa y verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/re chts tot de ge wenste ins teloptie ve rschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal stappen 4 en 5 tot u klaar bent.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld.
Stop/Clear
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op ID Card Copy .
2. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Druk op Start .
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven
door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
42 _Kopiëren
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedur ende ongeveer 30 seconden geen toetsen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
6. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen toetsen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.

Speciale kopieerfuncties gebruiken

U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:

Sorteren

U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Druk op Kopiëren .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numeriek klavier.
4. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieen sort. verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op de pijl-links/rechts om Aan te selecteren.
8. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
Een document wordt telkens volledig afgedrukt voor het volgende exemplaar wordt afgedrukt.

2 of 4 pagina’s per vel kopiëren

Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originele afbeeldingen op een enkel vel afdrukken.
1. Druk op Kopiëren .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot 2 op 1 vel of 4 op 1 vel verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
1
2
3
1 2
1 2
3 4

Poster kopiëren

Het apparaat kan één afb eelding afdrukken op 9 ve llen papier (3x3). U ku nt de afgedrukte pagina’s aan elkaar kleven om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Kopiëren .
2. Plaats één origineel op de glasplaat van de scanner
met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van een origineel.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rec ht s tot Lay-out verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Poster kopier. verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een ingescand en afgedrukt in deze volgorde:

Klonen

Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Kopiëren .
2. Plaats één origineel op de glasplaat van de scanner
met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Meer op 1 vel verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.

Achtergrondafbeeldingen bijwerken

U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het k op iëre n va n een origineel met e en gekleurde achterg rond, zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Kopiëren .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en dru k op OK.
Kopiëren_43
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Achtergrondkl. verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit:maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto:optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1~2: hoe hoger het getal, hoe levendi ger de
achtergrond.
Vervag .niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Start om te beginnen met kopiëren.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Dubbelzijdig afdrukken

U kunt het apparaat zo in stellen dat de do cumen ten op be ide zij den va n een vel papier worden afgedrukt. (Alleen WorkCentre 3220.)
1. Druk op Kopiëren .
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onde rste regel op het displa y verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Dubbelz. afdr. versc hijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
Korte zijde: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
Lange zijde: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
5. Druk op OK om uw selectie op te slaan.

Time-out voor kopiëren instellen

U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten vooraleer de standaardinstellingen worden hersteld, als u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out verschij nt en d ruk vervo lg ens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/
Clear om te annuleren.
5. Druk op OK om uw selectie op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
44 _Kopiëren

scannen

Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Beginselen van scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen over het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom , afha nkeli jk va n uw syste em en wat u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met een hogere resolutie.

Beginselen van scannen

Met het apparaat kunt u op de volgende wijzen een afbeelding scannen via een lokale verbinding:
Via een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als u een afbeelding scant wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Zie de volgende sectie.
TWAIN: TWAIN is e en v an de vooraf ingestelde beeldt oe pas si nge n. Als u een afbeelding scant wordt de gese lecteerde toep assing ges tart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Zie Software.
WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken moet de computer rechtstreeks met het app ara at zijn verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
Naar een draagbaar USB-geheugenapparaat, indien het in de USB­geheugenpoort van uw apparaat wordt gestoken. Zie pagina 61.
U kunt gescande afbeeldingen naar verschillende bestemmingen sturen over een netwerk:
Naar uw met het netwerk verbonden computer via het programma Netwerkscan. U kunt met het apparaat een afbeelding scannen en deze, indien het apparaat met het netwerk is verbonden, doorsturen naar de computer waarop het programma Netwerkscan wordt uitgevoerd.
E-mail: u kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. Zie pagina 47. (Alleen WorkCentre 3220.)

Scannen via het bedieningspaneel

Scannen naar toepassingen voor USB-verbindingen

1. Zorg ervoor dat uw apparaa t en de compu ter zijn i nge schakel d en op de
juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Scannen/E-mail . Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel op het display.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar toep. sc. verschijnt op de onderste
regel op het display en druk vervolgens op OK.
U kunt meer TWAIN-compatibele scansoftware toevoegen, zoals Adobe Photoshop, vanuit Hulpprogramma Printerinstellingen. Zie Software.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
6. Druk op Start als u met de standa ardins tellin g wil t scann en. Dru k op de linker- of rechtertoets tot dat de gewenst e instel ling ve rschi jnt en druk vervolgens op OK.
7. Het scannen begint.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Xerox.

Scannen over het netwerk

Als uw apparaat verbonden is met een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.

Voorbereiden om te scannen via het netwerk

Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken moet u de volgende instellingen configur eren afhankelijk van de scanbestemming:
Het apparaat toevoegen aan een programma Netwerkscan om te scannen naar een client op het netwerk
Registreren als een geverifieerde gebruiker voor scannen naar e-mail.
Een account maken om te scannen naar e-mail
Scannen_45
Het apparaat toevoegen aan het programma Netwerkscan.
Installeer eerst het programma Netwerkscan. Om via het netwerk afbeeldingen vanaf het apparaat naar uw computer
te scannen moet u het apparaat eerst in het programma Netwerkscan registeren als een geverifieerde netwerkscanner.
1. Selecteer in het menu Start in Windows Alle programma’s > Xerox > Netwerkscan > Netwerkscan.
Het venster Xerox Netwerkscanbeheer wordt geopend.
2. Klik op de toets Apparaat toevoegen of dubbelklik op het pictogram Apparaat toevoegen.
3. Klik op Next.
4.
Selecteer
verbinding met deze scanner.
5. Klik op Next.
Er verschijnt een lijst met op het netwerk aangesloten scanners.
6. Selecteer uw apparaat in de lijst en voer een naam, gebruikers-ID en pincode (persoonlijk identificatienummer) in voor het apparaat.
7. Klik op Next.
8. Klik op Voltooien.
Uw apparaat is aan het programma Netwerkscan toegevoegd en u kun t nu afbeeldingen scannen via het netwerk.
Blader naar een scanner. (aanbevolen)
en voer het IP-adres van uw apparaat in.
Als scannernaam wordt automatisch de naam van het model van uw apparaat ingevoerd, maar dit kan worden gewijzigd.
U kunt een id invoeren van maximaal 8 tekens. Het eerste teken moet een letter zijn.
De pincode moet uit 4 c ijfers bestaan.
In het venster Xerox Netwerks canbeheer kunt u de scaneigenschappe n van uw appa raat en de sc ani ns tell in gen wijzigen. Klik op Eigenschappen en stel op ieder tabblad de opties in.
of
Maak een
5. Klik op de toets Add om nieuwe accounts toe te voegen.
6. Voer voor elke gewenste account een User Name, Auth ID, Password en Email address in. Uw apparaat kan tot
2.000 accounts bevatten.
Controleer op het bedieningspaneel van het apparaat of de gebruiker juist is geregistreerd.
1. Druk op Scannen/E-mail .
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar email sc. op de onderste regel op het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Het apparaat geeft aan dat u zich dient aan te melden. Voer een geldige Mijn aanmeld.-id, Wachtwoord en Bestem. e-mail in.
4. Het apparaat opent de e-mailservice. Als er een ongeldigde
reeks van referenties werd ingevoerd, keert de WorkCentre terug naar Naar email sc..
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage via e-mail wilt ver zenden moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van
CentreWare IS.
1. Voer het IP-adres van uw apparaat in de adre sbalk van een browser in en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Properties, Protocol en SMTP Server.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje voor SMTP Requires Authentication indien verificatie is ve reis t.
7.
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
Gemachtigde gebruikers registreren
Om een e-mail te versturen moet u gemachtigde gebruikers registeren met behulp van Cen treWare IS. U kunt tot 2.000 geb ruikers toev oegen. U kunt gebruikers machtigen om te scannen naar e-mail. U moet gemachtigde gebrukkers registreren met behulp van CentreWare IS.
1. Voer het IP-adres van uw apparaat in de ad resbalk va n ee n browser in en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
Het IP-adres is te vinden op het bedieningspaneel. Druk op de toets Menu > Systeeminst. > Rapport > Netwerkinform..
2. Klik op Properties > E-mail > User Authentication.
3. Schakel User Authentication in. Schakel het selectievakje Enable Auth User in.
4. Schakel het selectievakje Enable Guest Ac cou nt in om gasten toegang te geven. Als deze opti e is ingeschakeld voert u een Guest Login Name en Guest Password van 4 tot 10 cijfers in die door de
gastaccount kan worden gebruikt om toegang te krijgen tot de functie.

Scannen naar een netwerkclient

Networkclient laat u toe om vanop afstand vanaf het met het netwerk verbonden apparaat een origineel naar uw computer te scannen in JPEG-, TIFF- of PDF-formaat.
Scannen
1. Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer met een netwerk zijn verbonden en dat Netwerkscan op de compu ter wordt uitg ev oerd .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Scannen/E-mail .
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkscan op de onderste rege l op het display verschijnt en druk vervol gens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in die u in het venster Xerox Netwerkscanbeheer hebt ingesteld en druk op OK.
6. Voer de pincode in die u in het venster Xerox Netwerkscanbeheer hebt ingesteld en druk op OK.
7. Als de scanbestemming een ma p is, drukt u op de pijl-link s/rechts to t
de gewenste scaninstelling verschijnt en drukt u vervolgens op OK. U kunt ook op Start drukken om onmiddellijk te scannen met de
standaardinstellingen.
Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
46 _Scannen
Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scanindeling: hiermee stelt u het bestandsformaat in waarin de afbeelding wordt opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen.
Scanformaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in. Als de scanbestemming een toepassing is, gaat u door met stap 11.
8. Druk op de pijl-links/rec hts tot de gewenste statu s vers ch ijn t en druk vervolgens op OK.
9. Druk op Start om het sc ann en te star ten. Uw apparaat begint het origineel te scannen naar de computer
waarop het programma wordt uitgevoerd.

Naar e-mail scannen

U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. U moet hier voor eers t een e-mai laccoun t maken in CentreWare IS. Zie pagina 46.
Voordat u gaat sc annen, kunt u de s canopt ies voo r d eze s canta ak in stell en. Zie pagina 47.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Scannen/E-mail .
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar email sc. op de onderste regel op het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een sneltoets of snel/ groepskiesnummer v oor een e-mai lgroep gebrui ken om een e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie pagina48.
6. Om e-mailadressen toe te v oegen, drukt u op OK wan neer Ja v ersch ijnt en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en druk vervolgens op
OK om door te gaan met de volgende stap.
7. Als het display vraagt of u de e-mail naar uw account wil sturen, drukt u
op de schuifknoppen om Ja of Nee te selecteren en ten slotte op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u de optie Naar mezelf voor het aanmaken van een e-mailaccount hebt ingeschakeld.
8. Voer het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste bestandsindeling verschijnt
en druk op OK of Start . Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail.
10.Als het apparaat vraagt of u zich wilt afmelden, drukt u op de schuifknoppen om Ja of Nee te selecteren en ten slotte op OK.
11.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen

Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te passen.
Scanformaat: hiermee stelt u de afbeeldingsgrootte in.
•Oorspr. type:hiermee stelt u het documenttype van het origineel in.
•Resolutie:hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
•Scankleur:hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worde n opges lagen. Als u TIFF of PDF sel ectee rt, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen beschikken niet over deze mogelijkheid.
Om de instellingen aan te passen voor het scannen:
1. Druk op Scannen/E-mail .
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scant ype verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te kere n naar
gereedmodus.

De standaardscaninstellingen wijzigen

Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken.
1. Druk op Scannen/E-mail .
2. Druk op Menu tot Scaninstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scant ype verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstell ingen vo or andere sc antyp en te wijz igen, drukt u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Scannen_47

Een adresboek aanmaken

U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via CentreWare IS en zo snel en g emakk elijk e-ma iladres sen invoe ren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek. (Alleen WorkCentre 3220.)

Een item zoeken in het adresboek

Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken

Snelkiesnummers voor e-mail registreren

1. Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Properties en E-mail.
3. Klik op Local Address Book en Add.
4. Kies een indexnummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw computer ophalen.

Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren

Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
1. Klik op Properties en E-mail.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.

Adresboekitems gebruiken

U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van een e-mail, drukt u op Address Book , selecteert u
snelkiesnummers voor e-mailadressen en typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numeriek klavier ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book . Zie pagina 48.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken moet u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadre sseerde i n te vo eren , drukt u op Addre ss Book .
Zie pagina 48 .
1. Druk indien nodig op Scannen/E-mail .
2. Druk op Address Book tot Zo ek. en verz . op de onderste regel op het displ ay verschijn t en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts to t he t gewens te menu -item v ersch ijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
adres verschijnen. U kunt he t hele geheugen alf abetisch doorz oeken van voren naar achteren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scannen/E-mail .
2. Druk op Address Book tot Zo ek. en verz . op de onderste regel op het displ ay verschijn t en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts to t he t gewens te menu -item v ersch ijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Voer de eerste letters in van de n aam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts to t he t gewens te menu -item v ersch ijnt en druk op OK.

Adresboek afdrukken

U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te drukken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-lin ks/rechts tot Adresboek verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. Er verschijnt een lijst met de ingestelde sneltoetsen en de snel/ groepskiesnummers worden afgedrukt.
48 _Scannen

eenvoudige afdruktaken

In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren

Een document afdrukken

Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing. Zie Software voor meer informatie over afdrukken.

Een afdruktaak annuleren

Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. In Windows Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Printers.
3. Dubbelklik op de pictogrammen Xerox WorkCentre 3210 of
WorkCentre 3220 (of Xerox WorkCentre 3220 PS).
4. Selecteer Annuleren in het menu Document. U kunt dit venster ook openen door onderaan rechts in de taakbalk
van Windows dubbel te klikken op het printerpictogram.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het bedieningspaneel.
Eenvoudige afdruktaken_49

faxen

Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van uw apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kw aliteit va n de verbin ding verbe teren door ge bruik te maken van de microfilter. De microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de verbindings- en internetkwaliteit. Aangezien de DSL­microfilter niet met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem/telefoonlijn

Een fax verzenden

Faxhoofd instellen

In sommige landen ben t u w e ttel ijk ve rpl ic ht om op ied ere uitg aande fax uw faxnummer te vermelden. Het apparaat-id, die uw telefoonnummer en bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan op van elke pagina die u faxt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display
verschijnt en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van het numeriek klavier. U kunt
met de cijfertoetsen alfanumerieke tekens invoeren en u kunt speciale tekens invoeren door op 0-toets te drukken. Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van het numeriek klavier en druk
op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De documentinstellingen aanpassen

Voor een optimaal resultaat wijzigt u de vo lgende i nstell ingen al naar ge lang de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen van slechte kwaliteit of originelen die foto’s bevatten verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor een fax van een betere faxkwaliteit.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het disp lay verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Resolutie verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor verschillende docum en ttypes:
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte. Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus
Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u commu ni cee rt de res ol utie Extra fijn ook ondersteunt.
Verzenden vanuit het geh eug en is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Als uw apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt de resolutie Extra fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de hoogste resolutie die het ontvangende faxappara at ondersteunt.
50 _Faxen
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s. Kleurenfax Originelen met kleuren. De func tie kleurenfax
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communic eert d e ontv angst va n een kleurenfax ondersteunt en als u de fax handmatig verzendt. In deze modus is verzenden vanuit het geheugen niet mogelijk.
De ingestelde resolutie wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie pagina 58 om de standaardinstellingen te wijzigen.
Helderheid
U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het displa y verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk vervolgens op OK.
•Licht:geschikt voor donkere originelen.
•Normaal:geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De ingestelde helderheid wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie pagina 58 om de standaardinstellingen te wijzigen.

Een fax automatisch verzenden

1. Druk op Faxen .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel op het display.
3. Pas de resolutie en helderheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen , snelki esnummers of groepskie snummers g ebruiken. Zie pagina 59 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Start .
6. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen begint het apparaat met het verzenden van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.

Een fax handmatig verzenden

1. Druk op Faxen .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Pas de resolutie en helderheid naar wens aan. Zie pagina50.
4. Druk op On Hook Dial . U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, sn elkiesnummers of groepsk iesnummers gebruiken. Zie pagina 59 voor meer informatie ove r he t opsl aan en zoek en va n een nummer.
6. Druk op Start wanneer u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het ontvangende faxapparaa t.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.

Een verzending bevestigen

Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt er een foutbericht op het display. Zie pagina77 voor een lijst met foutberichten en
hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergege ven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 57 voor meer informatie.

Automatisch opnieuw kiezen

Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het numm er afhan ke lij k van de fabrieksinstellingen automatisch tot zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten.
Als Opnieuw kiezen? op het display verschijnt drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear . U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 58.

Het laatste nummer opnieuw kiezen

Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause .
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?.

Een fax ontvangen

De papierlade selecteren

Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt en druk op OK.
Faxen_51
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinvoer verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxlade verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links /rechts tot de gew enste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Ontvangstmodus wijzigen

1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxontvangstmodus
verschijnt.
•In Faxmodus beantwoordt het apparaat een inkomende oproep en
schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
•In Telmodus u een fax ontvangen door te drukken op On Hook
Dial en vervolgens op Start . U kunt ook de handset van het doorschakeltoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie pagina 52.
•In Ant/Faxmodus worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat een f axtoon o p de l ijn opv angt, schak elt het automati sch over naar Faxmodus om de fax te ontvangen. Zie pagina 52.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (beltoonherkenning). "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Zie pagina 52 voor meer informatie.
6. Druk op OK om uw selectie op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als het geheugen vol is, kunnen er geen inkomende faxen meer worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door gegevens uit het geheugen te verwijde ren .
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat om Ant/Faxmodus te gebruiken.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het geheugen. Zie pagina 53 voor meer informatie.

Automatisch ontvangen in Faxmodus

Het apparaat is standaard inges te ld op Faxmodus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie pagina 58 om het aantal belsignalen te wijzigen.

Handmatig ontvangen in Telmodus

U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op On Hook Dial en vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van het extern
faxapparaat hoort. Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.

Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel

Deze functie werkt het best als u een extra telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT -uitgang a an de ach terzijde van uw appa raat. U ku nt een fax ontvangen van iemand met wie u op het extra toestel in gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep kr ij gt o p he t ex tra t ele foo nto estel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het extra telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het externe faxtoestel nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de code voor ontvangst op afstand zoals deze in de fabriek is voorgeprogrammeerd. De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar u kunt het middelste cijfer naar eigen goeddunken wijzigen. Zie pagina 58 voor het wijzigen van de code.

Automatisch ontvangen in Ant/Faxmodus

Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een boodschap achterlaa t, slaa t het antw oo rdap pa raat de boodschap op de g ebruik elijk e wijz e op. A ls het ap paraat een fax toon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat hebt ingesteld op Ant/Faxmodus en uw antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch over naar Faxmodus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de eerste beltoon ontvangt.
•Als de Telmodus (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo vermijdt u dat uw telefoongesprek on derb rok en w ordt doo r de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat.

Faxen ontvangen via de modus DRPD

"Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geï dentifice erd door v erschill ende bel patronen d ie bestaa n uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters waar het bij druk telefoonverkeer van belang is om te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de DRPD-functie (beltoonherkenning) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en als een faxoproep worden ontvangen. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
52 _Faxen
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat op de EXT-uitgang is aange slo ten . U kunt DRPD op ieder moment wijzige n of onderbreken.
Voor u de DRPD-optie kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij een "Distinctive Ring Detection "-service op uw te lefoonlij n geïnsta lleerd he bben. Om DRPD in te stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf.
Om DRPD-modus in te stellen:
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot DRPD-modus verschijnt en druk vervolgens op OK. Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naa r uw faxnumm er. U hoeft niet van af een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren" herkennen. Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD- instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsigna al . Dr uk op OK als DRPD-modus verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt inges tel d, be lt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doo rges c hak el d naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang.

Ontvangen in veilige ontvangstmodus

Mogelijk wilt u niet dat faxberich ten die tijdens uw afwezighei d binnenkome n door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.

Veilige ontvangstmodus inschakelen

1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie op de
onderste regel op de display verschijnt.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Veilige ontv. ve rsc hij nt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/ rec hts tot Aan verschij nt en druk ve rvo lgens op OK.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Wanneer een fax in veilige ontvangstmodus wordt ontvangen, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv..
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en dr uk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen fax beri ch ten worde n afge druk t.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv..
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Uit verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en dr uk op OK.
Veilige ontvangstm odus w ordt uitg eschake ld en a lle in het gehe ugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Faxen ontvangen in het geheugen

Aangezien het app araa t m ee rde re tak en tegelijk kan uitvoere n, kan het een fax ontvangen terwijl u kop ieert of afdr ukt. Als u een fax ontva ngt tij dens h et kopiëren of afdrukken sla at het apparaat de inkomende fax in het geheuge n op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan als er geen papier in de lade is of de toner op is.

Andere manieren om een fax te verzenden

Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)

Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Faxen .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Pas de resolutie en helderheid van het document naar wens aan. Zie pagina 50.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Meerdere verz. verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op OK.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een groepskies nummer invoeren met de to ets Address Book . Zie
pagina 59 voor meer informatie.
Faxen_53
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. Er wordt u gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stappen 6 en 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl­links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10.Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het apparaat begint met het verzend en van de fa x naar de v erschillend e nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.

Een uitgestelde fax verzenden

U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzende n.
1. Druk op Faxen .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Pas de resolutie en helderheid van het document naar wens aan. Zie pagina 50.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Uitgest. verz. verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in. U kunt sneltoetsen en snelkies nu mm ers gebru ik en. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de toets Add re ss Book . Zie pagina 59 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te beves ti gen . Er wordt u gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stappen 6 en 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl- links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en vervolgens op OK.
10.Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11.Voer via het numeriek klavier de tijd in en druk op OK of Start . Als u een tijdstip instelt dat vroeg er is dan de huid ige t ijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12.Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar gereedmodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat zich in gereedmodus bevindt en dat er een uitgesteld faxbericht werd ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzendingen die in het geheugen zijn opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het disp lay verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Pag. toevoegen ver sc hij nt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en
druk op OK. Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie op de on derste regel op he t d ispla y verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Taak annuleren verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.

Een fax met voorrang verzenden

Met de functie Fax met voorran g kan een fax met een hoge pri oriteit wo rden verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen twee ontvangers (dat wil zeggen nadat de verzending naar ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Faxen .
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Pas de resolutie en helderheid van het document naar wens aan. Zie pagina 50.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/r echts tot Prior. verz. verschijnt en dru k vervolg ens op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat. U kunt sneltoetsen, sn elkiesnummers of groepsk iesnummers gebruiken.
Zie pagina 59 voor meer informatie.
54 _Faxen
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden van de fax.

Faxen doorsturen

U kunt inkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander faxapparaat of e-mailadre s.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het displa y
verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschij nt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/re chts om Aan te sele cte ren en d ruk ve rvo lgens
op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
Voor het doorsturen van een e-mailadres moet de SMTP-server worden ingesteld, zie "Snelkiesnummers voor e-mail" op pagina 48.
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het displa y
verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/re chts om Aan te sele cte ren en d ruk ve rvo lgens
op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
(alleen WorkCentre 3220)
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat z o instellen dat inkome nde fax beri ch ten gedurende een bepaalde perio de worden doorges tuurd naar een and er faxnummer. Als het apparaat een faxbe richt ontvangt, wordt dit bericht opges lagen in het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u he bt opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het disp lay verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens
op OK. Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen
een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat inkomende faxen doorgestuurd worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd. (alleen WorkCentre
3220)
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel op het disp lay verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en druk verv olgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en druk vervolgens
op OK. Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen
een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
Faxen_55

Een fax versturen vanaf een pc

U kunt een fax verzenden vanaf uw computer zonder de multifunctionele printer te gebruiken. U dien t daarv oor ee rst de pc/fax -softwar e te insta lleren en de instellingen van de software aan te passen. Zie Software.
Pc/fax-software installeren
1. Als u de pc/fax-software wilt installeren, plaatst u de meegeleverde
cd met Xerox-stuurprogramma’s in het cd-rom-station.
2. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
3. Als het taalkeuzevenster verschijnt selecteert u de gewenste taal en klikt u op Software installeren.
4. Selecteer PC-Fax (als die optie nog niet is geselecteerd) en klik vervolgens op Volgende.
Een fax verzenden met pc/fax-software
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Xerox PC-Fax uit de vervolgkeuzelijst Naam.
4. Selecteer OK.
5. Maak het voorblad en klik op Doorgaan.
5. Klik in het volgende venster ter bevestiging van uw keuze op Volgende en vervolgens op Voltooien. PC-Fax is geïnstalleerd.
Pc/fax-software configureren
1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > naam van uw printerstuurprogramma > PC Fax configureren.
2. Voer uw naam en faxnummer in.
3. Kies het adresboek dat u zult gebruiken.
4. Kies de multifunctionele printer die u zult gebruiken door Lokaal of Netwerk te kiezen.
5. Als u Netwerk selecteert, klik dan op Bladeren en zoek de
multifunctionele printer die u zult gebruiken.
6. Klik op OK.
56 _Faxen
6. Voer de nummers van de ontvangers in en klik op Doorgaan.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde in voor de geselecteerde optie en druk op OK.
6. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE OMSCHRIJVING
Een geselecteerd item uit de telefoonlijst verwijderen
7. Selecteer de resolutie en klik op Fax verzenden. Uw computer begint met het verzenden van de faxgegevens en de
multifunctionele printer verzendt de fax.
Een nieuw item aan de telefoonlijst toevoegen

Fax instellen

Aant. kiespog. U kunt h et aantal kiespog ingen opg even. Als u 0
invoert vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het inte rva l tuss en de kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch kiesnummer wordt gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale .
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de
slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-fu nctie wo rden verstuu rd. Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
een verzendrapport afdrukt dat aangeeft of de verzending is gelukt en hoeveel pagina’s er zijn verzonden. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u de z e laatste optie selecteert, wordt e r alle en een rappo rt a fgedruk t als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke
faxberichten zijn verstuurd via verzonden berichten in het verzendrapport.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een afbeeldingsbestand gemaakt dat op het verzendrapport wordt afgedrukt zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten zijn verstuurd. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen verzendt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan.

De faxinstellingen wijzigen

Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen doo r de gebruiker z elf worden ingesteld . U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verzending of Ontvangst ve rsc hijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
Kiesmodus Deze instelling is niet in al le landen beschikba ar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u gebruik maakt van het openbaar telefoonsy steem of een PBX-central e. Neem contact op met de lokale telefoonm aatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus er gebruikt moet worden. Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren.
Faxen_57
Ontvangst-opties
OPTIE OMSCHRIJVING
OPTIE OMSCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 52 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer en de ontvangstdatum en ­tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een extra telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoon toeste l opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang zijn als of lang er zijn da n het papie r in de papierlade, kan het app araat he t forma at van het origineel verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van het papier in het apparaat. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt lat en verkleinen. Wanneer deze functie inge steld is op Uit kan he t apparaat het origineel niet verkleinen zodat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en in het oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in uw appa raat, kunt u het apparaat zo i nstel len dat e en bepa ald gedeelte aan het eind van de o ntvan gen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, zonder de gegevens die op het opgegeven genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan. Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het papier in uw apparaat en als Aut. verklein. is ingeschakeld zal het apparaat de fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het papier past.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
Dubbelz. afdr.
Als deze functie is ingeschakeld worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze func tie i nscha kelt, krijgt u toeg an g tot de volgende opties om ongewenste faxnum mers in te voeren.
Toevoegen: hiermee kunt u tot 20 faxnummers opslaan.
Verwijderen: hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer verwijderen.
Alles verw.: hiermee kunt u alle ongewenste faxnummers verwijderen.
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie pagina 52 voor meer informatie over deze functie.
Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een boek.
Korte zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblok.
•Uit:drukt de ontvangen fax op één zijde van het papier af.

De standaard documentinstellingen wijzigen

De faxopties, waaronder resolutie en helderheid, kunnen ingesteld worden op de meest gebru ikte mo di. Als u ee n fax vers tuurt, g ebeurt dat volg ens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de desbetreffende toets en het menu.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/ rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op de pijl-links/ rechts tot het gewenste helderheid verschijnt en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
58 _Faxen

Automatisch een verzendrapport afdrukken

U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Autom. rapport verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/ rec hts tot Aan verschij nt en druk ve rvo lgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Adresboek aanmaken

U kunt een adresboek aanmaken met de meest gebruikte faxnummers. Uw apparaat biedt de volgende functies om een adresboek te maken:
Snel/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op Faxmodus voor u de faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200veelgebruikte faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel
op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om
door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel
op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een nummer in te voeren, het snelkiesnu mm er in wa aro nde r u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het geval van een snel ki es num m er da t ui t één ci jfe r (0-9) bestaat,
houdt u de cijfertoets op het numeriek klavier ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de laatste cijfertoets ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book . Zie pagina 60.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskies­nummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkies­nummers van de bestemmingen kunt u tot 100 groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Faxen .
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel op het displ ay verschijn t en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer versc hij nt en d ruk vervolgens op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 99 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie ov er het sn elkie snum mer correct
wordt weergegeven.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
8. Herhaal stappen 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep
toe te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel op het displ ay verschijn t en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer versc hij nt en d ruk vervolgens op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?. Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt Verwijderd.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om me er numm ers toe te voeg en
of te verwijderen en herhaal stappen 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken m oet u het opzoeken in het geheugen en selecteren.
Druk op Address Book wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Faxen_59
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het a dresboek alfabe tisc h of u v oert de eerst e lette rs in v an de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Faxen .
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van voren naar achteren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Faxen .
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book tot Verwijderen op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
Selecteer Alles zoeken om te zoeken naar een item door alle items in het adresboek te doorzoeken. Selecteer I d z oeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot het ge wenste menu-i tem ve rschij nt en druk op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het v erwi jderen te beve stigen .
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
OK
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te drukken.
1. Druk op Address Book totdat Afdrukken op de onderste regel van het display verschijnt.
2. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een overz ich t van al uw snelkiesnummers en groepsnummers af.
.
60 _Faxen

gebruik van een USB-flashgeheugen

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren

Over USB-geheugen

Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan,
adrukken vanaf een USB-geheugenapparaat,
een back-up maken van de items uit uw adresboek/telefoonboek en de systeeminstellingen van uw apparaat,
back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat,
het USB-geheugenapparaat formatteren,
de beschikbare geheugenruimte controleren.

Een USB-geheugenapparaat aansluiten

De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes ondersteund. Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB­geheugen. Schade veroorzaakt door onjuist gebruik wordt niet gedekt door de garantie van het apparaat.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat het mogel ij k nie t a uto ma tis ch de tec tere n. Raadpleeg de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie over deze functies.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.

Scannen naar een USB-geheugenapparaat

U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB­geheugenapparaat ops laa n. U ku nt dit op twee manieren doen: u kun t naa r het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.

Scannen

1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel.
3. Druk op Scannen/E-mail .
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel op het
display verschijnt.
Gebruik van een USB-flashgeheugen_61
5. Druk op Start . Ongeacht de toets die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 62.)
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats een origineel en druk op Start .
Ongeacht de toets die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 62.)
Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.

Aangepast scannen naar USB

U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scannen/E-mail .
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK. U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: hiermee stel t u de afbeeldingsgrootte in.
•Oorspr. type:
Resolutie: hierme e stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. Als u Mono
selecteert in deze optie, kunt u JPEG niet selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u
JPEG selecteert in deze optie, kunt u Mono niet selecteren in Scankleur.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Zie pagina 47 voor meer informatie.
hiermee stelt u het documenttype van het origineel in.

Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat

U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRN­bestanden afdrukken. Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden ondersteund:
PRN: compatibel met Xerox PCL 6.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen rechtstreeks vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en ouder (alleen WorkCentre 3220)

Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat

1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB . Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens in die erop zijn opgeslagen.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot USB-afdruk verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste bestand verschijnt en druk vervolgens op OK. Als D voor de naam van een map staat, bevinden er zich één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
5. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijl-links/rechts tot het gewenste bestand verschijnt.
6. Druk op de pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of in te voeren.
7. Druk op Start om het geselecteerde bestand af te drukken. Nadat het bestand is afgedrukt wordt u op het display gevraagd of u nog iets wilt afdrukken.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 40.)
62 _Gebruik van een USB-flashgeheugen

Een back-up maken van uw gegevens

Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Een back-up helpt u met de bescherming van adresboekitems en systeeminstell ing en doo r z e op te sl aan als back-upbest and en op een USB­geheugenapparaat.

Back-up maken van gegevens

1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. export. verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt.
Adresboek: maakt een back-up van alle adresboekitems.
Geg. instellen: maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Gegevens terugzetten

1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. import. verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

USB-geheugen beheren

U kunt afbeeldingsbes tanden op ee n USB-geheu genapparaa t één voor één of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voor u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze niet meer nodig hebt.

Een afbeeldingsbestand verwijderen

1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB .
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Verwijderen verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste
bestand verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als D voor de naam van een map staat, bevinden er zich één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer 2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijl-links/rechts tot het bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Een USB-geheugenapparaat formatteren

1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB .
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-link s/rechts tot Indeling verschijnt en druk ve rvo lgens op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

De USB-geheugenstatus weergeven

U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van documenten.
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
2. Druk op Direct USB .
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Contr. ruimte verschijnt en druk
vervolgens op OK. Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Gebruik van een USB-flashgeheugen_63

onderhoud

In dit hoofdstuk vindt u informatie over onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
Onderdelen voor onderhoud
Het apparaat beheren vanaf de website
Het serienummer van het apparaat controleren

Rapporten afdrukken

U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw op ties of mode l zullen s ommige rap porten moge lijk niet op het display verschi jnen. Als dit het geval is , zijn deze opties nie t van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST OMSCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzig ing en te bev estigen.
Adresboek In deze lijst staan alle faxnummers en
e-mailadressen die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport Dit rapport vermeldt het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzend duu r, de c om mu nic ati em od us en het resul taat van de c ommunicatie voor een specifieke faxtaak. U kunt uw apparaat zodanig inst ell en dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke faxtaak. Zie pagina 57.
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke 50 communicaties automatisch een rapport wordt afgedrukt. Zie pagina 57.

Een rapport afdrukken

1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-link s/rechts tot Rapport vers chijn t en druk vervo lgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewe nste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
Geplande taken Deze lijst toont de documenten voo r de uitges telde
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gemachtigd
die u onlangs hebt ontvangen.
faxen die momenteel in het geheugen zijn opgeslagen, samen met de begintijd en de aard van elke bewerking.
opgegeven als ongewenste faxnummer s . Ga naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen. Zie pagina 58.
netwerkverbinding e n -configu ratie van uw apparaat.
zijn om gebruik te maken van de e-mailfunctie.
64 _Onderhoud

Geheugen wissen

U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voor u het geheugen wist, anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen versc hi jnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot het item dat u wilt wissen verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschi jnen. Als dit het geval is , zijn deze opties nie t van toepassing op uw apparaat.
OPTIES OMSCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle sta nda ard fax opt ies . Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties. Scaninstel. Herstelt alle standaard scanopties. Systeeminst. Herstelt alle standaard systeem opt ies . Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties.

Uw apparaat reinigen

Volg de onderstaande reinigingsprocedures na de vervanging van een tonercassette of bij problemen met de afdruk- en scankwaliteit. Dit is nodig om een goede afdruk- en scankwaliteit te behouden.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt me t reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten kan de beh uizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. De toner die door gebruik van een stofzuiger in de lucht wordt geblazen kan schadelijk zijn voor uw gezondheid.

De buitenkant reinigen

U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.

De binnenkant reinigen

Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden fax- en
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
geheugen.
e-mailberichten.

Firmware bijwerken

U kunt firmware bijwerken met CentreWare IS.
1. Download de recentste firmware vanaf de website van Xerox,
www.xerox.com
2. Open op uw pc een webbrowser zoals Internet Explorer.
3. Voer in de adresbalk http://xxx.xxx.xxx.xxx in, waarbij x staat voor het
IP-adres en klik op Ga naar om toegang te krijge n tot de website v an uw apparaat.
4. Klik op Print > File Download.
5. Klik op Browse en selecteer h et firmwa reb estand dat u wilt dow nloa den.
6. Klik op de blauwe toets om het bijgewerkte bestand te versturen.
.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadi gd. Sluit de v oorklep al s de insta llatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Onderhoud_65
3. Grijp de printercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit het apparaat.
4. Verwijder met een zachte, pluisvrije doek stof en gemorste toner uit de zone rond de printercassettes.

Scannereenheid reinigen

U krijgt de beste kopieën al s u de sca nne ree nhe id s cho on houd t. Wij raden u aan om de scanne reenhe id bi j het begin va n elke dag te re inigen . Herhaa l dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren doekje met een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer
schoon en droog ze daarna af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en droog ze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
5. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal voorzichtig een witt e katoe nen do ek ove r de gla splaa t om te con trol eren of er vuil aan blijft hangen.
6. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig is gesloten werkt het appara at niet.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
66 _Onderhoud

De cassette onderhouden

De printercassette bewaren

Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de printercassette pas uit de verpakking op het moment dat u ze gaat gebruiken.
Vul de printercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van bijgevulde cassettes wordt niet gedekt door de garantie.
Bewaar printercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Om schade aan de printercassette te voorkomen moet u ervoor zorgen dat ze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.

Verwachte levensduur van de cassette

De levenssduur van de printercassettes is afhankelijk van de hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Als u tekstdocumenten met een gemiddelde dekking van 5% (ISO 19752) afdrukt, gaat een nieuwe tonercassette gemiddeld 2.000/4.000 pagina’s mee. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en het formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.

Toner herverdelen

Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bij na op is.
Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm van uw computer en geeft aan welke cassette bijna leeg is.
1. Open de voorklep volledig.
2. Grijp de printercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit
het apparaat.
3. Houd beide grepen van de printercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner te herverdelen.
Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
4. Schuif de printercassette terug in de printer.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootges te ld. Hierd oor raak t de OPC-drum beschadig d. Sluit de vo orklep als de install atie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld. Als de voorklep niet volledig is gesloten werkt het apparaat niet.
Onderhoud_67

De tonercassette vervangen

Als de printercassette helemaal leeg is, moet u ze vervangen.
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan dat de printercassette vervangen moet worden.
Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de printercassette moet worden vervangen. Controleer het type printercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen" op pagina 89.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
4. Neem een nieuwe printercassette uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de printercas sette te ope nen. U zou het oppervlak van de printe rcassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voork omen, m ag u de p rintercas sette nie t langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de printercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
5. Houd beide grepen van de printercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner te herverdelen.
Raak het groene oppervla k, de O PC-d rum en de voo rkan t van de printercassette niet aan me t uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppe rvlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum besc hadigd. S luit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Grijp de printercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit het apparaat.
6. Plaats de printercassette op een vlak oppervlak, zoals weergegeven op de afbeelding, en verwijder het papier rond de printercassette door de tape te verwijderen.
Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
7. Grijp de handgrepen op de print ercasset te vast. Schuif de casse tte in de gleuf tot ze vastklikt.
68 _Onderhoud
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
vervolgens het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig is gesloten werkt het apparaat niet.

De drum reinigen

Als er vlekken of vegen op uw afdrukken verschijnen, moet u mogelijk de OPC-drum van de printercassette reinigen.
1. Voor u begint met de reinigingsprocedure, zorgt u ervoor dat er afdrukpapier in het apparaat zit.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Drum reinigen verschijnt. Het apparaat drukt een reinigingspagina af. Tonerdeeltjes op het
oppervlak van de drum hechten zich hierbij aan het papier. Als het probleem niet verholpen is, herhaalt u stappen 1 tot en met 4.

Het bericht Toner op wissen

Wanneer het bericht Toner op verschijnt kunt u aangeven dat u wenst dat dit bericht niet meer wordt weergegeven.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Selecteer Aan en druk op OK.
5. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeve n. He t beric ht Vervang toner zal daarentegen wel verschijnen om u eraan te
herinneren dat er een ni euwe cassette moe t worden geïnsta lleerd om de afdrukkwaliteit te verbeteren.
Als u eenmaal Aan hebt geselecteerd, wordt deze instelling permanent in het geheug en van de printerc assette opges lagen en verdwijnt dit item uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken, maar de kwaliteit wordt in dat geval niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer verleend.

Verbruiksartikelen controleren

Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, c ontroleert u het aanta l pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste r egel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/ rechts tot het item dat u wilt wissen verschijnt en druk vervolgens op OK.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
•Totaal:toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gesca nd werd via de
glasplaat.
Transportriem: toont het aant al afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over
onderdelen wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.

Rubbermat van de ADI vervangen

U moet de ru bbermat van de ADI vervangen als er voortdurend problemen optreden met he t opne men v an het p apier of als de le vensdu ur van h et rubb er is verstreken.
1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan he t rechterui teinde va n de ADI-rol in de ric hting van de
ADI en verwijder de rol uit de gleuf.

Onderdelen voor onderhoud

Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw apparaat goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
ONDERDELEN
ADI-rubbermat Ong. 20.000 pagina’s ADI-papierinvoerrol Ong. 20.000 pagina’s Opneemrol Ong. 50.000 pagina’s Transportrol Ong. 50.000 pagina’s
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur is verstreken, wordt niet gedekt door de garantie.
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
1 Mof 2 ADI-rol
Onderhoud_69
3. Verwijder de rubbermat van de ADI zoals weergegeven op de
afbeelding.
1 ADI-rubbermat
4. Plaats een nieuwe rubbermat in de ADI.
5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en
druk het rechteruiteinde van de rol in de gle uf aan de rech terk an t. Dra ai de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade.
4. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en druk het rechteruiteinde va n de rol in de gleuf aan de rechterkant. Draai de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade.
5. Sluit de klep van de ADI.

De transportrol vervangen

1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
6. Sluit de klep van de ADI.

De ADI-papierinvoerrol vervangen

1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan het re chteruitei nde van d e ADI-rol i n de richti ng van de
ADI en verwijder de rol uit de gleuf.
1 Mof 2 ADI-rol
3. Plaats een nieuwe ADI-papierinvoerrol.
70 _Onderhoud
Raak het groene oppervlak , de OP C-drum en de voorka nt van de printercassette niet aan met uw handen of met enig an der materiaal. Gebruik de hand greep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht word en blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Grijp de printercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit het apparaat.
4. Duw de hendel van de transportrol naar voren om de transportrol te ontgrendelen. Neem de transportrol uit de machine.

De opneemrol vervangen

1. Trek de lade volledig open.
2. Ontgrendel de hendel van de opneemrol met uw vinger en houdt de
hendel tegen schuif de eenheid van de opneemrol naar links.
Raak de spons in de transportrolruimte niet aan.
5. Plaats een nieuwe transportrol.
6. Grijp de handgrepen op de printercas sette vas t. Schuif de cassette in d e
gleuf tot ze vastklikt.
7. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel vervolgens het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig is gesloten werkt het apparaat niet.
3. Schuif de rechtergeleid er van de eenhei d va n de opne emrol naar re ch ts.
4. Plaats de opneemrol in het midden en trek hem omlaag om hem vrij te
maken.
5. Plaats de nieuwe opneemrol en zet die vast door de stappen in omgekeerde volgorde ui t te voeren.
6. Plaats de lade terug in het apparaat.
Onderhoud_71

Het apparaat beheren vanaf de website

Als het apparaat met een netwerk is verbonden en de TCP/IP­netwerkparameters correct zijn ingesteld, kunt u het apparaat beheren vanaf de ingebouwde website van Xerox CentreWare IS. Gebruik CentreWare IS om:
de eigenschappen v an h et app araa t w ee r te gev en en de huidige status te controleren,
de TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen,
de printereigenschappen te wijzigen,
het apparaat zo in te stellen dat er een e-mailbericht met de status van het apparaat wordt verzonden,
ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Om toegang te krijgen tot CentreWare IS:
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in de
adresbalk en druk op Enter of klik op Ga naar. De ingebouwde website wordt geopend.

Het serienummer van het apparaat controleren

Wanneer u om ondersteuning vraagt of wanneer u zich registreert als gebruiker op de website v an Xerox, wordt moge lijk om het se rienumme r van het apparaat gevraagd. Volg de onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel op het display verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Serienummer verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
72 _Onderhoud

problemen oplossen

In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voo rko men
Vastgelopen papier verw ijd erde n
Vastgelopen papier verw ijd eren
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen

Tips om papierstoringen te voorkomen

U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Als het papier toch vastloopt, volgt u de stappen op pagina 73.
Volg de procedures op pagina 38. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te v ee l papier in de lade. Zorg dat de papier sta pel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmedia. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina40.)
Zorg ervoor dat het papi er in de lad e li gt m et d e te bedrukken zijde naar onder of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven.

Vastgelopen papier verwijderden

Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI verschijnt Documentstor. op het display.

Papierstoring in het invoergedeelte

1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de ADI.
3. Draai de mof aan he t rechterui teinde va n de ADI-rol in de ric hting van de
ADI (1) en verwijder de rol uit de gleuf (2). Trek het do cument voorzichtig naar links en haal het uit de ADI.
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
4. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant (1). Draai de mof aan het rechteruiteinde van de rol in de richting van de invoerlade (2).
1 Klep van de ADI
5.
Sluit de klep van de ADI. Plaats de verwijderde pa gina(’s) terug in de AD I.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papiersto ring en te voorkomen.
Problemen oplossen_73

Papierstoring aan de uitvoer

1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Grijp het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken.

Vastgelopen papier verwijderen

Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te kijken waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
PLAATS VAN DE
STORING
GA NAAR
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI.

Papierstoring bij de rol

1. Open het deksel van de scanner.
2. Grijp het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken.
Papierstoring 0 Open/sluit klep
Papierstoring 1 Open/sluit klep
Papierstoring 2 Contr. binnenin
Stor. in duplex0 Contr. binnenin
Stor. in duplex1 Open/sluit klep
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In het papierinvoergebied en binnen in het apparaat
Binnen in het apparaat pagina 75
Binnen in het apparaat of in de fixeereenheid
Binnen in het apparaat pagina 76
In het papierinvoergebied en binnen in het apparaat
pagina 74, pagina 75
pagina 75
pagina 76

In het papierinvoergedeelte

Volg de onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papierinvoergebied te verwijderen.
1. Trek de lade volledig open.
3. Sluit het deksel van d e scanne r. Plaats d e verwijder de pagina ’s opnieu w
in de ADI.
74 _Problemen oplossen
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een recht lijn
naar buiten te trekken, zoals op de afbeelding wordt getoond.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een recht lijn naar buiten te trekken, zoals op de afbeelding wordt getoond.
Als het papier niet beweegt wanne er u eraan trek t, of als u in dat gebied geen papier ziet, controleert u de papieruitvoer "In het gebied rond de printercassette".
3. Plaats de lade terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken.

In de lade voor handmatige invoer

Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat detecteert dat er geen papier werd geplaatst of dat het verkee rd werd gepl aatst, volgt u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek het er voorzichtig uit.
2. Plaats een vel papier in de lade voor handmatige invoer.
3. Open de voorklep en sluit ze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.

In het gebied rond de printercassette

Volg de onderstaande stappen om vastgelope n papier in het gebied rond de printercassette te verwijderen.
1. Open de klep aan de voorkant en verwijder de printercassette.
3. Plaats de printercassette terug en sluit de klep aan de voorkant. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten werkt het apparaat niet.

In het papieruitvoergebied

Volg de onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot dee l van het pa pier z ichtbaar is, trekt u h et papier e r in een recht lijn uit. Open de voorklep en sluit ze goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 2.
2. Open de achterklep.
3. Druk de achterste geleide r aan weers kante n naar bened en en verwijd er
het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
1 Achterste geleide r
4. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_75

In het gebied rond de duplex-eenheid

Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier werd teruggeplaatst, kan er zich een papierstoring voordoen. Controleer of de duplex-eenheid op de juiste manier is geplaatst.
1. Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
1
1 Duplex-eenheid
2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplex-eenheid.
4. Duw de achterste geleider aa n w eerska nte n naar beneden en verwijder
het papier. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
1 Achterste geleide r
5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.

In de optionele lade

Als het papier is vastgelopen in de optionele lade voert u de volgende stappen uit om het va stgelopen p apier te ve rwijderen.
1. Trek de optionele lade open.
Als het papier er niet s amen met d e duplex -eenheid u itkomt, verwi jdert u het papier onderaan in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 3.
3. Open de achterklep.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat door
het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken, zoals hieronder op de afbeelding wordt getoond.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 3.
3. Trek de lade half open.
76 _Problemen oplossen
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
5. Plaats de laden terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.

Informatie over berichten op het display

Berichten verschijnen op het display v an het bedienin gspaneel om de status van het apparaat of fou ten te m el den . R aa dpl eeg de onderstaande tabel len voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig. De berichten en hun betekenis worden in alfabetische volgorde weergegeven.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en vervolgens weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display.
xxx geeft het type afdrukmedia aan.
yyy geeft de lade aan.
BERICHT BETEKENIS
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na verschillende pogingen niet op.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een nummer dat als een ongewenst faxnummer is geregistreerd.
[Lijnfout] Uw apparaat kan geen
verbinding tot stand brengen met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aan staat.
De ontvangen faxgegevens worden verwijderd. Controleer de instellingen voor ongewenste faxnummers. Zie pagina 58.
Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw.
U kunt ook de foutcorrectiemodus (ECM) inschakelen. Zie pagina 57.
[Op Stop gedr.]
[xxx] weldra vervangen
[yyy] in lade
[yyy] is leeg
Annuleren? W Ja X
Bestandsindeling niet ondersteund
Bewerking niet toegewezen
Bijgevulde tonerTDe printercassette die u
Documentstor. Het origineel heeft een
Een pagina is te groot
Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het apparaat bezig is.
De levensduur van het onderdeel is weldra verstreken.
Het in de printereigenschappen opgegeven papierformaat stem t niet overeen met het door u geplaatste papier.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het geheugen van het apparaat is volgeraakt tijdens het opslaan van een origineel in het geheugen.
De geselecteerde bestandsindeling wordt niet ondersteund.
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
hebt geïnstalleerd is niet origineel of is opnieuw gevuld.
papierstoring veroorzaakt in de ADI.
Er staan meer gegevens op een pagina dan de ingestelde grootte van het bericht toelaat.
Probeer het opnieuw.
Zie pagina 69 en neem contact op met de klantenservice.
Plaats het juiste papier in de lade.
Als u de faxopdracht wilt annuleren, drukt u op de knop OK om Ja te accepteren. Als u de pagina’s die correct zijn opgeslagen wilt verzenden, drukt u op de toets OK om Nee te selecteren. Verzend de resterende pagina’s later als er opnieuw geheugen vrij is.
Gebruik de juiste bestandsindeling.
Controleer op het display of er geplande taken zijn.
De afdrukkwaliteit n eemt mogelijk af als er een bijgevulde printercassette is geplaatst. De eigenschappen van een dergelijke cassette kunnen immers aanzienlijk verschillen van die van een originele cassette. Wij raden het gebruik van een originele Xerox­printercassette aan.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 73.
Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw.
Problemen oplossen_77
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
E-mail overschr. serveronderst.
Geen toner meerTDe levensduur van de
Gegev. bijwerken Even geduld…
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige
Groep niet beschikbaar
Het e-mailbericht is groter dan de door de SMTP-server ondersteunde grootte.
printercassette die met de pijl wordt aangeduid is bereikt.
Dit bericht wordt weergegeven als u een systeeminstellin g wijzig t of een back-up maakt van gegevens.
U hebt geprobeerd om een groepslocatie­nummer te selecteren terwijl u slechts één locatienummer kunt gebruiken, zoals bij het toevoegen van locaties voor meervoudig verzenden.
Splits uw e-mailbericht op of verlaag de resolutie.
Dit bericht verschijnt als de toner op is, en de printer stopt met afdrukken. Vervang de printercassette doo r een originele cassette van Xerox. Zie pagina 68.
Schakel het apparaat niet uit als dit bericht wordt weergegeven. Er kunnen immers wijzigingen en gegevens verloren gaan.
faxopdrachten en verzend ze opnieuw zodra er meer gehe ugen beschikbaar is. U kunt de verzending ook in opsplitsen in een aantal bewerkingen.
Gebruik een snelkiesnummer of kies handmatig een faxnummer met het numeriek klavier.
Ongeldige tonerTDe printercassette die u
Open De voorklep is niet goed
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
Papierstoring 1 Open/sluit klep
Papierstoring 2 Contr. binnenin
Plaats tonercas.TEr is geen
Stor. in duplex0 Contr. binnenin
hebt geplaatst is niet geschikt voor uw apparaat.
vergrendeld.
gedurende het opgegeven tijdsinte rval vooraleer het eerder bezette nummer opnieuw te kiezen.
Er is papier vastgelopen in het apparaat.
Er is speciaal afdrukmateriaal vastgelopen in het papieruitvoergebied.
printercassette geplaatst.
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukk en . Dit is alleen van toepassin g op apparaten met deze functie.
Installeer een originele Samsung­printercassette die speciaal voor uw apparaat werd ontwikkeld.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
U kunt op OK drukken om onmiddelllijk opnieuw te kiezen of op
Stop/Clear om het opnieuw kiezen te annuleren.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 75.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 75.
Plaats de printercassette.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 76.
Hoofdmotor geblokkeerd
In lade 2 Open/sluit klep
Kan geg nt lezen Contr. USB-geh.
Kan geg nt schr. Contr. USB-geh.
Lijn bezet Het ontvangende
Niet toegewezen Aan de door u gebruikte
Er is een probleem met de hoofdmotor.
Er is papier vastgelope n in het invoergedeelte van de lade.
Beschikbare tijd is verstreken bij het lezen van de gegevens.
Opslaan op USB­geheugen is mislukt.
faxapparaat antwoord de niet of de lijn is in gebruik.
sneltoets of het door u gekozen snelkies­nummer is geen nummer toeg ewezen.
78 _Problemen oplossen
Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 74.
Probeer het opnieuw.
Ga na hoeveel geheugen er vrij is op de USB-geheugenstick.
Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw.
Voer het nummer handmatig in me t behulp van het numeriek kl avier of sla het nummer of adres op.
Stor. in duplex1 Open/sluit klep
Toner bijna op
T
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukk en . Dit is alleen van toepassin g op apparaten met deze functie.
De overeenkomstige printercassette is bijna leeg.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 76.
Haal de printercassette uit het apparaat en schud ze goed heen en weer. Zo kunt u tijdelijk opnieuw afdrukken.
BERICHT BETEKENIS
Toner op
T
Uitvoerbak Open/sluit klep
Verbindingsfout De verbinding met de
Vervang toner
T
Verzendfout (DNS)
Verzendfout (POP3)
Verzendfout (SMTP)
Verzendfout (VERIFICATIE)
Verzendfout (verk. config.)
Voer nogmaals in U hebt een item
De printercassette is leeg. Het apparaat drukt niet meer af. Druk op OK om van het bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
De uitvoerlade van het apparaat zit vol met papier.
SMTP-server is mislukt.
Dit bericht verschijnt tussen de status Toner
op en de status Toner bijna op.
Er is een probleem met de DNS-server.
Er is een probleem met de POP3-server.
Er is een probleem met de SMTP-server.
Er is een probleem met de SMTP-verificatie.
Er is een probleem met de netwerkinterfacekaart.
gekozen dat niet beschikbaar was.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
U kunt met de pijl-links/ rechts de optie Stop of Doorgaan kiezen. Als u Stop kiest door op het bedieningspan eel op OK te drukken, st opt he t apparaat met afdruk ken. Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Als u geen keuze m aakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd.
Vervang de printercassette doo r een nieuwe. Zie pagina68.
Verwijder papier. Open de voorklep en sluit ze weer.
Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel.
Vervang de printercassette doo r een nieuwe. Zie pagina68.
Configureer de DNS­instellingen.
Configureer de POP3­instellingen.
Kies een beschikbare server.
Configureer de verificatie-instellingen.
Configureer uw netwerkinterfaceka art op de juiste manier.
Voer het juiste item opnieuw in.

Andere problemen oplossen

In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met de bijhorende oploss ing en. Voer de stappen uit in de aangeg eve n v olg orde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.

Papierinvoer

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Papier loopt vast tijdens afdrukken.
Papier kleeft aan elkaar.
Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd.
Het papier blijft vastlopen.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 73.
Zorg dat er niet te ve el papier in de lad e ligt. De lade kan tot 250 vellen papier bevatten, afhankelijk van de papierdik te.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. Zie pagina 40 .
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Er kan niet meer dan éé n papierso ort tegelijk i n de lade wor den geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zi jn ingevoerd , verwijd ert u deze. Zie pagina 73 .
Verwijder eventuele verstoppingen in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade ge plaats t. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. Zie pagina 34 .
Als het origineel niet doo r het ap paraat g aat, is de rubbermat van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 69.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkee rde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. Zie pagina 34.
Er zitten mogelijk materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwi jde r de resten.
Als het origineel niet doo r het ap paraat g aat, is de rubbermat van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 69.
Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan we erskanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken).
Problemen oplossen_79

Afdrukproblemen

TOESTAND
Het apparaat drukt niet af.
MOGELIJKE
OORZAAK
Het apparaat krijgt geen stroom.
Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 74.
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 38.
Er is geen printercassette geplaatst. Plaats de printercassette.
Neem contact op met de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabe l tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten.
De verbindingskabe l tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect.
De poortinstelling is verkeerd.
Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd.
Het printerstuur­programma is mogelijk niet goed geïnstalleerd.
Het apparaat werkt niet goed.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/ uit-schakelaar en het stopcontact.
Selecteer Xerox WorkCentre 3210 of WorkCentre 3220 als de standaardprinter in Windows .
Maak de printerkabel los en sluit hem opnieuw aan.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere c omputer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere printerkabel te gebruiken.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Herstel de printersoftware. Zie Software.
Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft.
TOESTAND
Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoerbron.
Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt.
De helft van de pagina is leeg.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in de printereigen­schappen de verkeerde papierbron geselecteerd.
De afdruktaak is mogelijk zeer complex.
De afdrukstand werd mogelijk verkeerd ingesteld.
Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade.
De printerkabel zit los of is defect.
Het verkeerde printerstuur­programma is geselecteerd.
De softwaretoe­passing werkt niet naar behoren.
Het besturings­systeem werkt niet naar behoren.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad printereigenschappen. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuur­programma.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma.
Controleer of het papierformaat dat in het printerstuurpr ogramma is ingesteld overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat in het printerstuurpr ogramma is ingesteld overeenstemt met het papier dat in het gebruikte programma werd geselecteerd.
Maak de printerkabel los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken . Sluit kabel en apparaat indien mogelijk op een andere computer aan en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken . Als dit niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan.
Controleer in het printerkeuzemenu van de toepassing of uw apparaat is geselecteerd.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Sluit Wind ows af en start de computer opnieuw op. Zet het apparaat ui t en vervolgens weer aan.
Dun papier
onder
Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
80 _Problemen oplossen
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
TOESTAND
Er worden blanco pagina’s 'afgedrukt'.
De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
Er komt voor het afdrukken stoom uit het apparaat ter hoogte van de uitvoerlade.
MOGELIJKE
OORZAAK
De printercassette is leeg of beschadigd.
Het bestand bevat mogelijk blanco pagina’s.
Er is mogelijk een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord).
Incompatibiliteit tussen het PDF­bestand en de Acrobat-producten.
De resolutie van de foto is erg laag.
Als u in een DOS­omgeving werkt, is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat verkeerd is ingesteld.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp veroorzaken tijdens het afdrukken.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Herverdeel de toner indien nodig. Zie pagina 67. Vervang indien nodig de printercassette.
Controleer of het bes tand bl anco pagina’s bevat.
Neem contact op met de klantenservice.
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image in de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Maak de foto kleiner. Als u de foto in de softwaretoepassing vergroot, vermindert de resolu tie.
Voorgestelde oplossingen: Wijzig de lettertype-inst elling. Zie "De lettertype-instell ing wijz igen" op pagina 32.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.

Afdrukkwaliteitsproblemen

Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan tot een verminderde afdrukkwaliteit leiden. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Lichte of vage afdrukken
Tonervlekken Het papier voldoet niet aan de specificaties
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Als u een verticale witte strook of vaag gedeel te op de afdruk ziet:
De toner is bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. Zie pagina 68. Als dit niet helpt, moet u een nieuwe printercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 34.
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de printercassette moet worden gereinigd.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU­gedeelte, neem contact op met de klantenservice.
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 34.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 65.
AaBbCc AaBbCc
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc
ronde plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het docume nt opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier va n een ander merk. Zie pagina 34.
De hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier. Raadpleeg Software voor meer informatie.
Als het probleem hiermee niet ka n worden opgelost, neemt u contact op met de klantenservice.
Problemen oplossen_81
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Witte vlekken
Verticale strepen Als de pagina zw art e, v erti ca le s tre pen ve rtoo nt:
Gekleurde of zwarte achtergrond
Tonervlekken Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt in het apparaat terecht waardoor de transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met de klant enservice.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Ne em contact op met de klantenservice.
Er zit waarschijnlijk een kras op de drum in de printercassette. Verwijder de printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 68.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU­gedeelte, neem contact op met de klantenservice.
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een kleiner gewicht. Zie pagina 34.
Controleer de omgeving van het apparaat: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige condities (relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80% ) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 68.
pagina 65.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 34.
Verwijder de printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina68.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door
A
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ('uitgehold'
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk vo orkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een env elop om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op een gebied met overlappe nde nade n aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen.
effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier. Zie pagina 34.
Als tekens er misvormd u itzien en een golvend effect vertonen, ver eis t de scannereenheid mogelijk onderhoud. Neem contact op met de serviceafdeling.
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 34.
Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld.
AaBbCc
Verticale regelmatige fouten
82 _Problemen oplossen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De printercassette is mogelijk beschadigd. Als een markering zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u enkele reinigingsvellen afdru kken om de cassette te reinigen. Als de problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe printercassette. Zie pagina68.
Er zit mogelijk t oner op somm ige onderdele n van het apparaat. In geval van onregelmatigheden o p de ac hter kant v an de pagina zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met de klantenservice.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 34.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer ook eens het papier 180° te draaien in de lade.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 34.
Draai de papierstape l in de la de om . Probe er ook eens het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is vuil
Effen kleur of zwarte pagina’s
A
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie pagina65.
Mogelijk is de printercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cass ette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de printercassette defect en moet ze worden vervangen. Verwijder de printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 68.
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de klantenservice.
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of
AaBbCc AaBbCc
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Krullen Als het afgedruk te papier opkrult of als het
Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil.
vegen het volgende:
Mogelijk is de printercasse tte nie t goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Misschien is de printercassette defect. Verwijder de printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina68.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met de klantenservice.
papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer ook eens het papier 18 0° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier. Raadpleeg Software voor meer informatie.
Gerbuik de functie Papier stapel.. Zie pagina 39.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit beïnvloed en (bijv. losse toner of lichte afdruk). U kunt deze optie i nstellen in de eigens chappen van het printerstuurprogramma op het tabblad
Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer. Zie pagina 30.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat.
Zie pagina 65.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 34.
Verwijder de printercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina68.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
A
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander soort transparant. Omwille van de samenstelling van de transparanten zijn en kele onvolledig e tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. V erwij der he t pap ier en draai het om.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Zie pagina 34.

Kopieerproblemen

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Kopieën zijn te licht of te donker.
Vegen, strepen of vlekken op de kopieën.
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel op de glasplaat
Afgedrukte kopieën zijn blanco.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken.
•Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van uw kopieën lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het origineel bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. Zie pagina 66.
ligt met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven.
Contr oleer of het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat werd geplaatst.
Zorg ervoor dat het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven.
Problemen oplossen_83
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Afdruk geeft gemakkelijk af.
Kopieerpapier loopt regelmatig vast.
De printercassette kan minder kopieën afdrukken dan verwacht voor de toner op is.
Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Waaier de stapel papier uit en leg ze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuwe partij. Controleer de papiergele id ers en stel ze indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
2
80 g/m
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er res ten van ko pie erpapier in het apparaat zijn achtergebleven.
Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijv oorb eel d formulieren, nieuwsb rieven, boeken of an dere documenten die meer toner verbruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld.
Het deksel van de scanner werd mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren.
.

Scanproblemen

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De scanner doet het niet.
Het apparaat doet erg lang over een scanopdracht.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven.
Er is mogelijk niet voldoende g eheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschad igd is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang indien nodig de kabel.
Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in de toepass ing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt gestuurd.
Ga na of het apparaat tegelijk ertijd bez ig is met het afdrukken van ontvangen gegevens. Wacht in dat geval met scannen tot de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op ECP­modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie de gebruikershandlei ding van uw computer voor meer infor ma tie over de BIOS-instellingen.
84 _Problemen oplossen
Er verschijnt een bericht op het beeldscherm:
"Apparaat kan niet in de gewenste H/W­modus staan."
"Poort wordt gebruikt door een ander programma."
"Poort is gedeactiveerd."
"Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van gegevens. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is voltooid."
"Ongeldige ingang."
"Scannen is mislukt."
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opn ieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.

Netwerkscan-problemen

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Ik kan een gescand afbeeldingsbestand niet vinden.
Ik kan het gescande afbeeldingsbestand niet vinden na het scannen.
Ik ben mijn ID en PIN-code vergeten.
Ik kan het Help­bestand niet bekijken.
Ik kan Xerox Netwerkscanbeheer niet gebruiken.
U kunt de bestemming van de gescande bestanden controleren op de pagina Geavanceerd in het ven ster Eigenschappen in het programma Netwerkscan.
Controleer of de toepassing die hoort bij het gescande bestand op uw computer is geïnstalleerd.
Controleer Afbeelding meteen naar de
opgegeven map verzenden met een gekoppelde standaardtoepassing. op de pagina Geavanceerd in het venster Eigenschappen in het programma Netwerkscan om de gescande afbeelding
direct na het scannen te openen.
Controleer uw ID en PIN-code op de pagina Server in het venster Eigenschappen in het programma Netwerkscan.
Voor de weergave van het Help-bestand hebt u Internet Explorer 4 service pack 2 of hoger nodig.
Controleer het besturingssysteem. De ondersteunde besturi ng ss ys tem en zijn Windows 2000/XP/2003/Vista.

Faxproblemen

Faxberichten worden niet automatisch ontvangen.
Het apparaat verzendt geen faxberichten.
Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco o f is van sle chte kwaliteit.
Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt.
Er staan strepen op de originelen die u verstuurt.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Contr oleer of er een foutmel ding wordt weergegeven op het d ispla y. Los in dat ge val het gemelde probleem op.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de automatische documentinvoer of op de glasplaat bevindt.
Verzending moet op het disp lay ve rschi jnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzak en.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
Mogelijk is de printercassette leeg. Vervang de printercassette. Zie pagina 68.
Het documenttranspo rt van het apparaat dat het faxbericht verzond haperde even.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig ze indien nodig. Zie pagina 66.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat doet niets, het display blijft leeg en de toetsen reageren niet.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen.
Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd.
Trek de ste k ker van het netsnoer uit het stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoonto estel op a an te sluiten.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een adresboeklijst af (zie pagina 60).
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg ervoor dat u het corre ct plaatst . Ga na of het origineel de juiste afmetingen heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de ADI is mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 69.
Het apparaat kiest het nummer maar kan geen verbinding tot stand brengen met het andere faxapparaat.
Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen.
Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om het probleem op te lossen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als op het display het bericht Geheugen vol wordt we ergegeven, verw ijdert u faxen uit het geheugen die u niet langer nodig hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie pagina 34 voor meer informatie over papierinstellingen.
Problemen oplossen_85

Veelvoorkomende PostScript-problemen (alleen WorkCentre 3220)

De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden wanneer er meerdere printertalen worden gebruikt.
Als u wilt dat er een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast PostScript-fouten.
PROBLEEM
Het PostScript­bestand kan niet worden afgedrukt.
Het bericht "limietcontrolefout" verschijnt.
Er wordt een PostScript­foutenpagina afgedrukt.
De optionele lade is niet geselecte erd in het stuurprogramma.
MOGELIJKE
OORZAAK
Het PostScript­stuurprogramma is mogelijk niet correct geïnstalleerd.
De afdruktaak is te complex.
De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-taak.
Het printerstuur­programma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen.
OPLOSSING
Installeer het PostScript­stuurprogramma v olgens de aanwijzingen in Software.
Druk een configuratie­pagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
Open de PostS c ript­stuurprogramma­eigenschappen, selecteer het tabblad Apparaatinstellingen en stel de optie Lade in de sectie Installeerbare
opties in op Geplaatst.

Veelvoorkomende Windows-problemen

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik".
Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32", of "Ongeldige bewerking" verschijnt.
Het bericht "Kan niet afdrukken", "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die met uw computer werd meegeleverd voor meer informatie over Windows­foutberichten.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opn ieu w.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht tot het a pparaa t klaa r is me t afdrukken. Als het bericht verschijnt in gereedmodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.

Veelvoorkomende Linux-problemen

TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat drukt niet af.
Controleer of het printerstuurprogramm a is geïnstalleerd. Open de Un ifi ed Dr ive r Configurator en ga naar het ta bblad Printers in het venster Printers configu ration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of het apparaat in de lijst staat. Indien niet, roep dan de wizard Add new printer op om uw toestel in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken te rwijl de poort wordt gebruikt door een scantoepassing.
86 _Problemen oplossen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat drukt niet af. (Vervolg)
Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt.
Ik kan niet scannen via Gimp Front-end.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen is het mogelijk dat verschillende toepas singen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassi ng waarm ee een gebruiker wi l afdr ukk en o f scanne n krijgt dan de melding "device busy" . Ope n de Ports configuration en se lec te er de p oort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u beki jken of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooi d of druk t u op de knop Release port als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end selecteert u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparam eter in het item opdrachtregel.
De CUPS-ver sie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.2 1) heeft e en probl eem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug 688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Controleer of er in Front-end van Gimp "Xsane: Device dialog." staat in het menu "Acquire". Als dit ni et zo is , moet u de Xsan e­plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug -in vo or Gimp op de cd van uw Linux-distibutie of op de homepage van Gimp. Zie Help op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke toepassingen.
De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk.
Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzi gd en proberen vervolgens de taak vanaf het be gin opnieuw ui t te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze geblokkeerd door het a brupte afbreken van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te geven als deze situatie zich voordoet.
Controleer of het apparaat is aangeslote n op de computer. Controleer of het apparaat correct is aangesloten via de USB-poort en ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor het apparaat op uw co mputer is geïnstalleerd. Open het venster Unified Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functione le onder del en van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. D e andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukk en of scannen krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scannerop tie s, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort door een andere toepassing wordt geb ruik t. Als dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Problemen oplossen_87
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN

Veelvoorkomende Macintosh-problemen

Het apparaat scant niet.
Controleer of er een document in het apparaat is geplaatst.
Controleer of he t apparaat op de co mputer is aangesloten. Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen is het mogelijk dat verschillende toepas singen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassi ng waarm ee een gebruiker wi l afdr ukk en o f scanne n krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt in het algemeen op het moment dat u de scanprocedure wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan. Om de oorsprong van het probleem te achterhal en, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 komt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u beki jken of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS 10.3.2.
Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die met uw computer werd meegeleverd voor meer informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet compatibel. Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image in de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Werk uw Mac OS-versie bij tot OS 10.3.3. of hoger.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac OS het desbetreffende lettertype niet kan maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters uit het Engelse alfabet en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer werd meegeleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
88 _Problemen oplossen

verbruiksartikelen en toebehoren bestellen

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Accessoires
Aanschafmogelijkheden
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel leverbaar is in uw land.

Verbruiksartikelen

Als de toner opraakt, kunt u voor uw apparaat het volgende type printercassette bestellen:
TYPE
Printercassette met standaardcapaciteit
Printercassette met hoge capaciteit
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752.
Als u een nieuwe printer cassette of verbru iksartikelen aa nschaft, doet u dit het best in land waar u het apparaat hebt aangeschaft. Anderszijds zijn de printercassette of verbruiksartikelen niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van printercassette en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD)
Het gemiddelde rendement van een cassette bedraagt 2.000 standaardpagina’s.
Het gemiddelde rendement van een cassette bedraagt 4.000 standaardpagina’s.

Accessoires

U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en de capaciteit van uw apparaat te vergroten.
ACCESSOIRE OMSCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
a
Optionele lade 2 Als u regelma tig
geheugencapaciteit van uw apparaat uit.
papiertoevoer­problemen ondervindt, kunt u een extra papierlade met een capaciteit van 250 vellen op het toestel aansluiten. U kunt documenten op verschillende formaten en soorten afdrukmateriaal afdrukken.
098N02189
098N02204

Aanschafmogelijkheden

Als u door Xerox goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale Xerox-verdeler of de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht, of ga naar
www.xerox.com/office/support
product voor informatie over technische ondersteuning.
en selecteer de naam of het numme r van u w
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen_89

accessoires installeren

Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Xerox is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires aan waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
Een geheugenmodule upgraden

Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires

Koppel het netsnoer los. Verwijder nooit het toegangspaneel van het moederbord wanneer de stroom is ingeschakeld. Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen.
Ontlaad statische elek tri cit eit. Het moederbord en interne a ccessoires (geh eugenmodul e) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert moet u de s t a tis ch e ele ktri ci tei t v an uw lichaam ontlad en door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedur e om nogma als ev entue le stat ische elektr icitei t te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.

Een geheugenmodule upgraden

Uw apparaat beschikt over een SODIMM-geheugenmodule (small outline dual in-line). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. Als u de geheugencapaciteit wilt uitbreiden, plaatst u een bijkomende geheugenmodule in de lege geheugensleuf. Uw apparaat heeft een geheugen van 128 MB en u kunt een geheugenmodule van 256 MB toevoegen. Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule. (Zie "Geheugenmodule" op pagina 89.)

Een geheugenmodule installeren

1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Open het toegangspane el tot het mo ede rbord .
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule op één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen va n d e m odu le en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
De hierboven getoond e inkepin gen en ope ningen k unnen afw ijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een "klik" hoort.
90 _Accessoires installeren
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf om te vermijden dat u ze beschadigt. Als de module niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
6. Plaats het toegangspaneel van het moederbord terug.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, drukt u de twee lipjes aan de zijkanten van de sl euf naar buiten. De module komt op die manier los.

Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren

Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd moet u de module in de printereigenschappen van het Post Script-printerst uurprogramma sel ecteren om ze te gebruiken.
1. Zorg ervoor dat het PostScript-stuurprogramma op uw computer is geïnstalleerd. Zie Software voor meer informatie over de installatie van het PS-stuurprogramma.
2. Klik op het menu Start in Windows.
3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. In Windows Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Printers.
4. Selecteer de printer Xerox WorkCentre 3220 PS.
5. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies Eigenschappen.
6. Als u Windows 2000/XP/2003/Vista gebruikt, selecteert u Apparaatinstellingen.
7. Selecteer de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen bij Printergeheugen onder Installeerbare opties.
8. Klik op OK.
Accessoires installeren_91

specificaties

In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, zoals de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax

Algemene specificaties

Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het apparaat.
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
ADI Capaciteit Formaat van documenten
in de ADI Papierinvoercapaciteit
Papieruitvoercapaciteit Bedrukte zijde naar onder: 150 vellen van
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddelde bedrijfsmodus: minder dan
Geluidsniveau
Standaardtijd om de energiebesparingsmodus in te schakelen vanuit stand-bymodus
a
tot 50 vellen van 75 g/m2 (bankpostpapier) Breedte: 142 tot 216 mm
Lengte: 148 tot 356 mm
Lade: 250 vellen normaal papier, 80 g/m2 (bankpostpapier)
Lade voor handmatige invoer: 1 vel papier
Optionele lade: 250 velle n norma al papier, 80 g/m2 (bankpostpapier)
Zie pagina 35 voor meer informatie over de papierinvoercapaciteit.
2
75 g/m
Zie het typeplaa tje op het a pparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Gereedmodus: minder dan 60 Wu
Energiebesparende modus: minder dan
Stroom uit-modus: 0 Wu
WorkCentre 3210
WorkCentre 3220
WorkCentre 3210: 1 minuten
WorkCentre 3220: 5 minuten
(bankpostpapier)
450 Wu
12 Wu
Gereedmodus: minder dan 26 dBA
Afdrukmodus: minder dan 49 dBA
Kopieermodus: minder dan 52 dBA
Gereedmodus: minder dan 26 dBA
Afdrukmodus: minder dan 50 dBA
Kopieermodus: minder dan 52 dBA
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Opstarttijd Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Display 16 tekens x 2 regels Levensduur van
printercassette
Geheugen (uitbreidbaar)* 128 MB (max. 384 MB) Externe afmetingen
(B x D x H) Gewicht
(inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht •Papier: 2,8 kg
Afdrukvolume (Maandelijks)
Fixeertemperatuur 180 °C
a.Geluidsvermogensniveau, ISO 7779 b.Gemiddeld rendement van een printercassette gemeten volgens
ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s is afhankelijk van de bedrijfsomgeving , de t ijd tus sen de afdrukt aken, h et type afd rukmed ia en het formaat van de afdrukmedia.
c.Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
b
Minder dan 15 seconden (vanuit slaapstand)
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Het gemiddelde rendement van een cassette bedraagt 4.000 standaardpagina’s.
(Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagi na’s meegeleverd
445,2 x 410,5 x 395,3 mm (zonder op tionele la de)
WorkCentre 3210: 13,8 kg
WorkCentre 3220: 13,9 kg
Plastic: 0,76 kg
WorkCentre 3210: tot 30.000 pagina’s
WorkCentre 3220: tot 50.000 pagina’s
c
.)
92 _Specificaties

Specificaties van de printer Specificaties van de scanner

ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Afdrukmethode Afdrukken met behulp van een laserstraal Afdruksnelheid
a
WorkCentre 3210: tot 24 ppm (A4), 24 ppm (Letter)
WorkCentre 3220: tot 28 ppm (A4), 30 ppm (Letter)
Snelheid voor
WorkCentre 3220: tot 14 apm (A4/Letter)
dubbelzijdig afdrukken
Tijd voor eerste afgedrukte pagina
Vanuit gereedstand
WorkCentre 3210: minder dan 9,5 seconden
WorkCentre 3220: minder dan 8,5 seconden
Vanuit de status Koudstart
WorkCentre 3210: minder dan 17 seconden
WorkCentre 3220: minder dan 16 seconden
Afdrukresolutie Tot 1.200 dpi effectieve output Printertaal WorkCentre 3210: PCL6
WorkCentre 3220: PCL6, PostSc ript 3
Compatibiliteit met besturingssystemen
Windows: 2000/XP/2003/Vista
b
Linux: Diverse Linux-besturingssystemen
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5
Interface High speed USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (ingesloten type)
a.De afdruksnelheid is afhanke lijk van het geb ruikte best uringssyste em,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
b.Ga naar www.xerox.com/office/support om de laatste versie van de
software te downloaden.
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm Scanmethode
Kleuren-CIS
ADI: tot 600 x 600 dpi
TWAIN standaard
Optisch
Glasplaat van de scanner: tot
1.200 x 1.200 dpi
Verbeterd: tot 4.800 x 4.800 dpi
ADI: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
b
1.200 x 1.200 dpi
Resolutiea
WIA­standaard
Scannen naar USB: 100, 200, 300 dpi Scannen naar e-mail (alleen WorkCentre 3220)
100, 200, 300 dpi Scannen naar toepa ssingen : 75, 2 00, 300 , 150, 600
dpi
Bestandsformaat
BMP, TIFF, PDF, JPEGc (alleen kleur)
netwerkscan Effectieve
scanlengte Effectieve
Glasplaat van de scanner: 297 mm
ADI: 348 mm Max. 208 mm
scanbreedte Kleurdiepte Intern: 24 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor lineariteit & halftoon
8 bits voor grijstinten
a.De maximale resolutie kan verschillen al naargelang de
scantoepassingen. b.De WIA-standaard ondersteunt alleen de optische resolutie. c.JPEG is niet beschikbaar als u monomodus instelt voor de
scankleuren.
Specificaties_93

Specificaties van het kopieerapparaat

ONDERDEEL OMSCHRIJVING
a
Kopieersnelheid
WorkCentre 3210: tot 24 cpm (A4), 24 cpm (Letter)
WorkCentre 3220: tot 28 cpm (A4), 30 cpm (Letter)
Kopieerresolutie
Zoombereik ADI: 25% tot 100%
a.Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
Tekst Scannen/Afdrukken: tot 600 x 600 dpi Tekst/foto Scannen/Afdrukken: tot 600 x 600 dpi Foto Scannen/Afdrukken: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%

Specificaties van de fax

De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
ONDERDEEL OMSCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3, ECM Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG Modemsnelheid 33,6 Kbps Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden/pagina
a
Maximale documentlengte
Resolutie • Standaard: tot 203 x 98 dpi
Geheugen 3,2 MB (Ongev. 260 pagina’s) Halftoon 256 kleuren
a.Standaardresolutie, MMR (J BIG), m aximale mode msne lheid, fase " C"
via ITU-T No. 1 chart, geheugen Tx, ECM.
356 mm
Fijn/Foto: tot 203 x 196 dpi
Extra fijn: tot 300 x 300 dpi (alleen ontvangen)
Kleur: tot 200 x 200 dpi
94 _Specificaties

verklarende woordenlijst

Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooi rec hte lij k b es che rm de s uit e va n door Apple, Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsyste em van Microsoft Windows (GD I) en al gem ee n wo rdt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat pla tform .
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen . De BOOTP-s ervers wijz en aan ied ere cli ënt het IP­adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in Microsoft Excel, i s min o f meer de norm gew orden in de gehe le branch e, ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel tekst bevat, is de dekkingsgra ad en daa rme e het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server­netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een sy steem dat domei nnaam inform atie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een com puterprinte r met een pri nterkop di e heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van i nkt voorzien li nt tege n het p apier wordt ges lagen , zoal s bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie) "Distinctive Ring" of "Distinctieve belp atronen" is een dienst van de telefoonm aatschappij waarmee u oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Verklarende woordenlijst_95
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde resultaten worden b ehaald a ls met he t andere. Een emu lator kop ieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot deinterne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Het def inieer t de bedrad ing en s ignalen v oor de fy sieke l aag en frameformaten en p rotocolle n voor de M AC/gege venskop pelingsl aag van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP­netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd, zodat een ap para at van derden kan worden aang esl ote n, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een re serverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zi tten. Dit is de reden dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/ IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat het een computer o f net werk betref t dat/die toegang biedt t ot een andere computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale, prof es sio ne le, no n-profit organisatie voor de bev orde r ing van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institut e of Electrical and Electronics Engineer s). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaa kt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt geme ten. IPM g eeft he t aant al een zijdi ge v ellen papie r aan dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdru kta ke n, materiaalformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, w aardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices die ve rgelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area Networks) en is een bijzonde r efficiënt pro tocol v oor dit doe l (doorga ans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standard ization) is een internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van on derlin ge verbi nding en tuss en verschi llend e landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
96 _Verklarende woordenlijst
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die is o ntworp en vo or de c ompres sie van binai re af beeld ingen, met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card) geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert, en zo bijvoorbeeld een printer, kopieera pparaat, faxa pparaat en s canner ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaa l van ee n vervoe rder mod uleert om digital e informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. Met MR wordt d e eerste gesca nde rege l geco deerd me t behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi­tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS­stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De belichtingseen heid va n een dru m slij t langz aam door het gebru ik vande printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exempla ar erg ens v an, z oals e en do cumen t, foto of t ekst, da t wordt gekopieerd, g ereproduceerd of omgezet om volgen de exemplar en te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (In tern ati ona l Or ga niz at ion for Stand ard iza tio n). OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer; he t is het aantal pag ina’s dat een printer in éé n minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan software communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst_97
Protocol
Een conventie of standa ard die de ver binding, de communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig, op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren i s een proces waarbij een kopieertaak voor meerd ere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk dee l van h et adres het netwe rkadres is en w elk dee l het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die zijn gem aakt met diverse beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is een poeder dat in lase rprinter s en kop ieerap paraten wordt ge bruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN­compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit h et programma; een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk pr otoc ol mo et w ord en g ebru ik t en he t tw ee de d eel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië geïntroduceerd; zewerden gebruikt door papiermakers om hun product te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele scanner wordt gebruikt.
98 _Verklarende woordenlijst

index

A
aanpassing
luchtdruk 30
ADI, plaatsen 33 ADI-rubbermat, vervang en 69 adresboek
groepskiesnummers 59 snelkiesnummers 59
adresboek, gebruiken 48 afdrukken
rapporten 64 USB-geheugen 62
afdrukkwaliteitsproblemen, oplossen 81 alarmgeluid 31 antwoord/faxmodus, ontvangstmodus 52 apparaat-id, instellen 50
B
bedieningspaneel 21 belsignaal 31
D
datum en tijd, instellen 31 displaytaal, wijzigen 30 doorsturen 55 DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
drum, reinigen 69
E
een fax ontvangen
in antwoord/faxmodus 52 in DRPD-modus 52 in faxmodus 52 in telefoonmodus 52 in veilige ontvangstmodus 53
een fax verzenden
automatisch 51
energiebesparingsmodus 32
F
fax met voorrang 54
52
faxen
faxen doorsturen 55 faxen met een hoge prioriteit 54 faxen ontvangen 51 faxen verzenden 51 faxinstellingen 57 groepsverzenden 53 standaardinstellingen, wijzigen 58 uitgestelde faxen 54
faxhoofd, instellen 50 faxmodus, ontvangstmodus 52 faxnummer, instellen 50
G
gebruiken
SetIP 29
geheugen, wissen 65 geheugenmodule
bestelling 89 installeren 90
geluiden, instellen 31 glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 33 reinigen 66
groepskiesnummers, instellen 59 groepsverzenden faxen 53
I
Identiteitskaart kopiëren 21 identiteitskaart, speciale kopie 42 instellen
lettertype 32
K
klokmodus 31 kopiëren
2-up, 4-up 43 helderheid 41 Identiteitskaart kopiëren 42 klonen 43 poster 43 sorteren 43 standaardinstelling, wijzigen 42 time-out, instellen 44 type origineel 41
L
lade
breedte en lengte instellen 37
LED
Status 22
luidsprekergeluid 31 luidsprekervolume 31
N
netwerk
installatie 27
netwerkscan
scannen 46
O
onderdelen vervangen
printercassette 68
onderhoud
onderdelen voor onderhoud 69 printercassette 67
ontvangstmodi 52 opnieuw kiezen
automatisch 51 handmatig 51
optionele lade 89 originelen
plaatsen 33 storing, verhelpen 73
originelen plaatsen
ADI 33 glasplaat van de scanner 33
P
papier
afdrukken op speciale materialen 38 formaat wijzigen 37 in de optionele lade plaatsen 38 plaatsen in lade1 38 vastgelopen papier verwijderen 74
papierlade, instellen
fax 51 kopiëren 41
papierrichtlijnen 36 papiertype
instellen 40
Index_ 99
Loading...