de alarminstallatie automatisch weer geactiveerd. Dit wordt getoond door
het snel knipperen van de status-LED in de auto. De centrale vergrendeling
blijft bij de fabrieksinstelling van 7 - 3 vergrendelen bij weer scherpstellen =
UIT buiten beschouwing. Als de functie 1 - 3 op AAN geprogrammeerd
wordt, dan wordt bij het weer scherpstellen de centrale vergrendeling
geactiveerd en worden de deuren vergrendeld.
5.4 Scherpstellen zonder bewaking interieur
Het interieur van het voertuig is voorzien van ultrasonore bewegingsmelders,
die bij bewegingen in het interieur een alarmsignaal aan de sirene geven.
Als u liever geen interieurbewaking wenst, b.v. omdat u de hond in de auto
wilt laten, druk dan voor het scherpstellen van de alarminstallatie twee keer
snel achter elkaar op de blauwe toets. Het dubbel indrukken wordt
bevestigd door het tweemaal knipperen van de alarmlichten en door een
bevestigingssignaal.
Als u liever geen bevestigingssignaal hoort. drukt u op de grijze toets direct
voor u tweemaal op de blauwe toets drukt.
6Werkplaatsmode
De functionaliteit van alle functies blijft behouden. Er wordt echter geen
alarm gegeven. Deze mode wordt aanbevolen, als uw auto gerepareerd
moet worden of een onderhoudsbeurt krijgt. Alle instellingen blijven ook in
spanningloze toestand behouden.
Om in de werkplaatsmode te komen, deactiveert u de alarminstallatie,
schakelt u de ontsteking in en houdt u ca. 3 sec de serviceschakelaar
ingedrukt. De status-LED licht na ca. 3 sec op ter bevestiging dat het
systeem zich in de werkplaatsmode bevindt. Deze mode blijft zolang actief,
tot de serviceschakelaar bij ingeschakelde ontsteking weer ingedrukt wordt.
In de werkplaatsmode blijven de vergrendelings-, ontgrendelings- en
comfortfunctie behouden.
7
5 Bedienen van de alarminstallatie
5.1 Scherpstellen
Nadat u uit de auto gestapt bent en de deuren gesloten heeft, drukt u ca.
1 sec op de blauwe toets, om de alarminstallatie te activeren.
Na het activeren van de alarminstallatie knipperen de alarmlichten eenmaal
en als er een elektronische sirene aangesloten is, klinkt deze eenmaal ter
bevestiging. Na een vertragingstijd van ca. 10 sec staat de alarminstallatie
op scherp. Dit wordt weergegeven door het knipperen van de status-LED
met een frequentie van 1 sec. Als er bij het activeren van de alarminstallatie
geen bevestigingssignaal klinkt via de sirene, moet u de grijze toets indrukken vlak voor u op de blauwe toets drukt (dit geldt alleen als er een extra
sirene aangesloten is).
Bij voertuigen met centrale deurvergrendeling worden bij het scherpstellen
van de alarminstallatie de deuren en de kofferbak vergrendeld. Als het
voertuig over een originele comfortfunctie beschikt, b.v. elektrisch
openen/sluiten van ramen of elektronisch schuifdag, dan worden deze ook
vergrendeld. Het is mogelijk, deze comfortfunctie via een tweede zendkanaal (grijze toets) apart aan te sturen (zie hfst. comfortfunctie).
Als de alarminstallatie geactiveerd wordt terwijl er een deur of kofferruimte
open staat, knipperen de alarmlichten drie keer, om de storing aan te geven.
Het systeem is weliswaar geactiveerd, maar sluit bij de bewaking het
betreffende sensorbereik uit, tot b.v. de deur op de juiste wijze gesloten is.
5.2 Alarminstallatie uitschakelen
Druk een keer ca. 1 sec op de blauwe toets. De alarmlichten knipperen en
het bevestigingssignaal (als er een sirene aangesloten is) klinkt twee keer.
Bij aangesloten centrale vergrendeling worden de deuren ontgrendeld.
Als er via de sirene (indien aanwezig) geen bevestigingssignaal klinkt, drukt
u op de grijze toets voor u de blauwe toets drukt.
5.3 Automatisch weer scherpstellen
Als het voertuig niet binnen 90 sec nadat het alarm uitgeschakeld is gebruikt
wordt (de deur wordt geopend of de ontsteking wordt ingeschakeld), wordt
6