schakelcontact status resultaat
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
1st contact 'away' mode inschakelen
• 'Exit delay' start
• Systeem piept ('Exit beep') indien ingesteld
• Het systeem zal op scherp staan na de 'exit delay'
2nd contact 'home' mode inschakelen
• het 2de contact moet gebeuren binnen de 'exit delay'
• Systeem piept continu gedurende de 'exit delay'
• Het systeem zal op scherp staan na de 'exit delay'
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
1st contact systeem uitschakelen
• Het systeem wordt uitgeschakeld en gereset als er geen alarm
was. Het kan zo weer worden ingeschakeld
• Het systeem wordt uitgeschakeld maar met alarmgeheugen bij
alarm – een 2de contact is nodig
2nd contact
• Alarmgeheugen wordt gewist
• Systeem blijft uitgeschakeld
De alarmgeheugen LEDs zijn uit ('status' LED + zone LEDS). Het
systeem kan nu weer worden ingeschakeld.
LED aan uit knipperen
home-away away mode systeem
uitgeschakeld
home mode
status
• 'exit delay' start maar er is/zijn
(een) onverzegelde zone(s) –
controleer de aansluitingen
• Systeem wordt op scherp gesteld
na de 'exit delay'
systeem
uitgeschakeld
• traag: 'exit delay' start en de zones zijn
normaal
• snel: zone is of was in alarm
• snel / interval: systeem is uitgeschakeld of
zone met alarmgeheugen.
14-16 Deze aansluitingen hebben geen functie.
17-28 Deze aansluitingen zijn zones 1-8 en hun gemeenschappelijke aarding. De zones zijn van het EOL-type (End
of Line) met een 2.2kΩ weerstand.
NC (normaal gesloten) contacten moeten in serie met de EOL
weerstand worden geschakeld, terwijl NO (normaal open)
contacten parallel met de EOL weerstand moeten staan. De
functie van de zones en hun responstijden zijn programmeer-
baar via de programmeeropties van het systeem.
17=zone 1 ; 19=zone 2 ; 20=zone 3 ; 22=zone 4 ; 23=zone 5 ; 25=zone 6 ; 26=zone 7 ; 28=zone 8.
18, 21, 24, 27: gezamenlijke aarding.
BELANGRIJK: de tamperschakelaar (NC) van de behuizing is intern verbonden met zone 8. Wij raden aan
zone 8 altijd ingesteld te laten als een 24-uurs bewakingszone.
DAP jumper: DAP betekent Direct Access to Programming (directe toegang tot programmering): deze jumper is
voorzien om het systeem in programmeermode te schakelen wanneer de mastercode verloren is gegaan.
7. Standaardinstellingen
Dit zijn de standaardinstellingen– deze kunnen worden aangepast naargelang de situatie. Het volgende hoofdstuk
("8. Het controlepaneel programmeren ") is gewijd aan deze aanpassingen. Met de standaardinstellingen kan het
systeem worden gebruikt als lokaal alarmsysteem zonder programmering, behalve de master en gebruikercodes.
PLAATS PARAMETERS STANDAARDINSTELLINGEN PROGRAMMEERDATA
01 mastercode 1234 code=1234
11-18 gebruikercode 1-8 geen geen
21 zone 1 meerdere alarmen, 'entry delay' 1, 500ms reactietijd code1=1, code2=1, code3=2
22 zone 2 meerdere alarmen, 'entry delay' 1, 500ms reactietijd code1=1, code2=1, code3=2
23 zone 3 meerdere alarmen, onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=0, code3=2
24 zone 4 meerdere alarmen, onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=0, code3=2
25 zone 5 meerdere alarmen, onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=0, code3=2
26 zone 6 meerdere alarmen, onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=0, code3=2
27 zone 7 meerdere alarmen, 24u onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=3, code3=2
28 zone 8 meerdere alarmen, 24u onmiddellijk, 500ms reactietijd code1=1, code2=3, code3=2
30 'exit delay' 'exit beep' aan, 60 seconden code=1, duur=60