Deze handleiding heeft betrekking op TI-Nspire-software versie 1.4.
Ga voor de nieuwste versie van de documentatie naar
education.ti.com/guides.
Belangrijke informatie
Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de bij een programma behorende
Licentie, geeft Texas Instruments betreffende programma's of
boekmateriaal geen uitdrukkelijke noch impliciete garantie, daaronder
mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties met
betrekking tot verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel,
en maakt zulk materiaal uitsluitend beschikbaar op een “as-is” basis. In
geen geval is Texas Instruments tegenover wie dan ook aansprakelijk
voor enige speciale, indirecte, bijkomende of gevolgschade verband
houdend met of voortvloeiend uit de aankoop of het gebruik van dit
materiaal en, ongeacht de vorm van proces, zal de enige en uitsluitende
aansprakelijkheid van Texas Instruments niet hoger zijn dan het in de bij
een programma behorende licentie vermelde bedrag. Daarenboven wijst
Texas Instruments elke aansprakelijkheid van de hand voor vorderingen
van welke aard dan ook tegen het gebruik van dit materiaal door
derden.
Licentie
Zie de complete licentie die is geïnstalleerd in C:\Program Files\TI
Education\TI-Nspire CAS.
Foutcodes en meldingen
Productinformatie, service en
garantie TI
vi
TI-Nspire™
In deze handleiding worden de templates, functies, commando's en operatoren beschreven die
beschikbaar zijn voor het uitwerken van wiskundige uitdrukkingen.
CAS Referentiehandleiding
Uitdrukkingstemplates
Uitdrukkingstemplates bieden u een makkelijke manier om wiskundige uitdrukkingen
in standaard wiskundige notatie in te voeren. Wanneer u een template invoegt, verschijnt
deze op de invoerregel met kleine blokjes op de posities waarop u elementen kunt invoeren.
Een cursor geeft aan welk element u kunt invoeren.
Gebruik de pijltoetsen of druk op
element, en typ een waarde of uitdrukking voor het element in. Druk op
om de uitdrukking uit te werken.
Breukentemplate
Opmerking: zie ook / (delen), pag. 132.
e om de cursor te verplaatsen naar de positie van elk
· of /·
/p-toetsen
Voorbeeld:
Exponent-template
Opmerking: typ de eerste waarde, typ op l en typ dan de
exponent. Om de cursor terug te brengen naar de basisregel drukt u
op de pijl naar rechts (¢).
Opmerking: zie ook ^ (macht), pag. 133.
Worteltemplate
Opmerking: zie ook
N-de wortel-template
Opmerking: zie ook wortel (), pag. 94.
‡
() (wortel), pag. 139.
l-toets
Voorbeeld:
/q-toetsen
Voorbeeld:
/l-toetsen
Voorbeeld:
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding1
e-macht-template
Het getal e verheven tot een macht
Opmerking: zie ook e^(), pag. 37.
u-toetsen
Voorbeeld:
Log-template
Berekent de log ten opzichte van een gespecificeerd grondtal. Voor
het standaard grondtal 10 laat u het grondtal weg.
Opmerking: zie ook log(), pag. 64.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(2-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een in twee stukkenstuksgewijs gedefinieerde functie creëren. Om ee n stuk toe te voegen
klikt u in de template en herhaalt u de template.
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 81.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(N-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een -stuksgewijs
gedefinieerde functie in N stukken creëren. Vraagt om N.
/s-toets
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Template voor stuksgewijs gedefinieerde
functies (2-stuks).
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 81.
2TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Stelsel van 2 vergelijkingen-template
Creëert een stelsel van twee vergelijkingen. Om een rij toe te voegen
aan een bestaand stelsel, klikt u in de template en herhaalt u de
template.
Opmerking: zie ook system(), pag. 111.
Catalogus >
Voorbeeld:
Stelsel van N vergelijkingen-template
Hiermee creëert u een stelsel van N vergelijkingen. Vraagt om N.
Opmerking: zie ook system(), pag. 111.
Absolute waarde-template
Opmerking: zie ook abs(), pag. 6.
dd°mm’ss.ss’’ template
Hiermee kunt u hoeken in dd°mm’ss.ss’’-opmaak invoeren, waarbij
dd het aantal decimale graden, mm het aantal minuten en ss.ss het
aantal seconden is.
Matrixtemplate (2 x 2)
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Stelsel van vergelijkingen-template (2
vergelijkingen).
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Creëert een 2 x 2 matrix.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding3
Matrixtemplate (1 x 2)
.
Catalogus >
Voorbeeld:
Matrixtemplate (2 x 1)
Matrixtemplate (m x n)
De template verschijnt nadat u het aantal rijen en kolommen heeft
ingevoerd.
Opmerking: als u een matrix creëert met een groot aantal rijen en
kolommen, kan het even duren voordat deze verschijnt.
Somtemplate (G)
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Product-template (Π)
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook Π() (product), pag. 140.
Catalogus >
4TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Eerste afgeleide-template
Catalogus >
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook
d() (afgeleide)
, pag. 138.
N-de afgeleide-template
Opmerking: zie ook
d() (afgeleide)
, pag. 138.
Bepaalde integraal-template
Opmerking: zie ook ‰() integrate(), pag. 138.
Onbepaalde integraal-template
Opmerking: zie ook ‰() integrate(), pag. 138.
Limiet-template
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Gebruik N of (N) voor de linkerlimiet. Gebruik + voor de
rechterlimiet.
Opmerking: zie ook limit(), pag. 57.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding5
Alfabetische lijst
Elementen waarvan de namen niet alfabetische zijn (zoals +, ! en >) staan aan het eind van dit
hoofdstuk, vanaf pag. 131. Tenzij anders gespecificeerd zijn alle voorbeelden in dit hoofdstuk
uitgevoerd in de standaard reset-modus, en wordt van alle variabelen aangenomen dat ze
onbepaald zijn.
A
abs()
abs(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
abs(
Lijst1) ⇒ lijst
abs(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de absolute waarde van het argument.
Opmerking: zie ook Absolute waarde-template, pag. 3.
Als het argument een complex getal is, dan wordt de modulus van
dat getal gegeven.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
Aflossingsfunctie die een matrix als aflossingstabel genereert voor
een serie TVM-argumenten.
NPmt is het aantal betalingen dat in de tabel moet worden
opgenomen. De tabel begint met de eerste betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
De kolommen in de resulterende matrix zijn in de volgorde: Aantal
betalingen, bedrag betaald aan rente, bedrag betaald aan de
hoofdsom (aflossing) en balans.
De balans die getoond wordt in rij n is de balans na betaling n.
U kunt de uitvoermatrix gebruiken als invoer voor de andere
aflossingsfuncties GInt() en GPrn(), pag. 141, en bal(), pag. 12.
Catalogus
Catalogus
>
>
and
BooleaanseUitdr1 and BooleaanseUitdr2 ⇒ Booleaanse
uitdrukking
BooleaanseLijst1 and BooleaanseLijst2 ⇒ Booleaanse lijst
BooleaanseMatrix1 and BooleaanseMatrix2 ⇒ Booleaanse
matrix
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Catalogus
>
6TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
and
Geheel getal1 and Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit-voor-bit met behulp van een
and-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een teken (positief of negatief).
Wanneer overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1
als beide bits 1 zijn; anders is het resultaat 0. De geretourneerde
waarde geeft de bitresultaten, en wordt weergegeven volgens de
ingestelde grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
>
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
In de Dec-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
angle()
angle(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft de hoek van het argument, waarbij het argument als een
complex getal wordt geïnterpreteerd.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen.
angle(Lijst1) ⇒ lijst
angle(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de hoeken van de elementen in Lijst1 of
Matrix1, waarbij elk element geïnterpreteerd wordt als een complex
getal dat een punt in een rechthoekig twee-dime nsionaal assenstelsel
voorstelt.
ANOVA
ANOVA Lijst1,Lijst2[,Lijst3,...,Lijst20][,Vlag]
Voert een eenwegs-variantieanalyse uit voor het vergelijken van
de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
Vlag=0 voor gegevens, Vlag=1 voor statistieken
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FWaarde van de F-statistiek
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding7
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de groepen
stat.SSSom van de kwadraten van de groepen
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de groepen
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.spGepoolde standaarddeviatie
stat.xbarlistGemiddelde van de invoer van de lijsten
stat.CLowerList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
stat.CUpperList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
Berekent een tweewegs variantieanalyse voor het vergelijken
van de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
NivRij=0 voor blok
NivRij=2,3,...,Len-1, voor tweeweg, waarbij
Len=lengte(Lijst1)=lengte(Lijst2) = … = lengte(Lijst10) en
Len / NivRij ∈ {2,3,…}
Uitvoer: Blokopmaak
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
stat.FBlockF-statistiek voor de factor
stat.PValBlockKleinste kans waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfBlockVrijheidsgraden van de factor
stat.SSBlockSom van de kwadraten van de factor
stat.MSBlockGemiddelde van de kwadraten van de factor
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
Catalogus
>
8TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.sStandaarddeviatie van de fout
Uitvoer van KOLOMFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.
FcolF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValColKanswaarde van de kolomfactor
stat.dfColVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSColSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSColGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
Uitvoer van RIJFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FRowF-statistiek van de rijfactor
stat.PValRowKanswaarde van de rijfactor
stat.dfRowVrijheidsgraden van de rijfactor
stat.SSRowSom van de kwadraten van de rijfactor
stat.MSRowGemiddelde van de kwadraten van de rijfactor
Uitvoer van INTERACTIE
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FInteractF-statistiek van de interactie
stat.PValInteractKanswaarde van de interactie
stat.dfInteractVrijheidsgraden van de interactie
stat.SSInteractSom van de kwadraten van de interactie
stat.MSInteractGemiddelde van de kwadraten van de interactie
Uitvoer van FOUT
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
sStandaarddeviatie van de fout
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding9
Ans
Ans ⇒ waarde
Geeft het resultaat van de meest recent uitgewerkte uitdrukking.
/v
-toetsen
approx()
approx(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft de uitwerking van het argument als een uitdrukking met
decimale waarden, indien mogelijk, ongeacht de huidige
Automatische of Benaderende modus.
Dit is hetzelfde als het argument invoeren en op
drukken.
approx(Lijst1) ⇒ lijst
approx(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix waarin elk element uitgewerkt is naar een
decimale waarde, indien mogelijk.
Geeft het argument als een breuk met een tolerantie van tol. Als tol
wordt weggelaten, wordt er een tolerantie van 5.E-14 gebruikt.
arcLen()
arcLen(Uitdr1,Var ,Start,Eind) ⇒ uitdrukking
Geeft de booglengte van Uitdr1 van Start tot Eind ten opzichte van
variabele Var .
Booglengte wordt berekend als een integraal, waarbij een
functiemodusdefinitie wordt verondersteld.
/
·
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
arcLen(Lijst1,Var ,Start,Eind) ⇒ lijst
Geeft een lijst van de booglengtes van elk element van Lijst1 van
Start tot Eind ten opzichte van Va r.
augment()
augment(Lijst1,Lijst2) ⇒ lijst
Geeft een nieuwe lijst die bestaat uit Lijst2 aan het eind van Lijst1.
Catalogus
>
10TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
augment()
augment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. Wanneer het teken “,” wordt gebruikt, moeten de matrices gelijke rijafmetingen hebben, en wordt Matrix2 toegevoegd aan
Matrix1 als nieuwe kolommen. Augment verandert Matrix1 en
Matrix2 niet.
Catalogus
>
avgRC()
avgRC(Uitdr1, Va r [=waarde] [, H]) ⇒ uitdrukking
avgRC(Uitdr1, Va r [=Waarde] [, Lijst1]) ⇒ lijst
avgRC(Lijst1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ lijst
avgRC(Matrix1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ matrix
Geeft het differentiequotiënt (gemiddelde veranderingssnelheid).
Uitdr1 kan een door de gebruiker gedefinieerde functienaam zijn
(zie Func).
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor g eldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapgrootte. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Merk op dat de soortgelijke functie nDeriv() het centraaldifferentiequotiënt gebruikt.
Aflossingsfunctie die de geplande balans berekent na een
gespecificeerde betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
NPmt specificeert het nummer van de betaling waarna u de gegevens
berekend wilt hebben.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
bal(NPmt,amortTable) berekent de balans na het nummer van de
betaling NPmt, op basis van de aflossingstabel amortTable. Het
argument amortTable moet een matrix zijn in de vorm die
beschreven wordt onder amortTbl(), pag. 6.
Opmerking: zie ook GInt() en GPrn(), pag. 141.
Base2 (4Grondtal2)
4
Geheel getal1 4Base2 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een binair getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt binair weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
Catalogus
>
>
12TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Base10 (4Grondtal10)
4
Geheel getal1
Converteert Geheel getal1 naar een decimaal (grondtal 10) getal.
Een binair of hexadecimaal getal moet altijd respectievelijk het prefix
0b of 0h hebben.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal. Het
resultaat wordt als decimaal getal weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Base16 (4Grondtal16)
4
Geheel getal1 4Base16 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een hexadecimaal getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt als hexadecimaal getal
weergegeven, ongeacht de Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
4Base10 ⇒ geheel getal
Catalogus
Catalogus
>
>
binomCdf()
binomCdf(n,p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
binomCdf(
is,
Berekent de cumulatieve kans voor de discrete binomiale verdeling
met aantal pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
binomPdf()
binomPdf(n,p) ⇒ getal
binomPdf(n,p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kans voor de discrete binomiale verdeling met aantal
pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
n,p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal
lijst als bovengrens een lijst is
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding13
C
ceiling()
ceiling(Uitdr1) ⇒ geheel getal
Geeft het dichtstbijliggende gehele getal dat ‚ is aan het argument.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
Opmerking: zie ook floor().
ceiling(Lijst1) ⇒ lijst
ceiling(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de 'plafondwaarde' van elk element.
cFactor(Uitdr1) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van al zijn
variabelen boven een gemeenschappelijke noemer.
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden in lineaire rationale
factoren, zelfs als dit nieuwe niet-reële getallen oplevert. Dit
alternatief is geschikt als u een ontbinding in factoren ten opzichte
van meer dan één variabele wilt.
cFactor(Uitdr1,Var ) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van
variabele Var .
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden in factoren die lineair zijn in
Var , met misschien niet-reële constanten, zelfs als dit irrationale
constanten of subuitdrukkingen die irrationaal zijn in andere
variabelen oplevert.
De factoren en hun termen worden gesorteerd met Va r als de
hoofdvariabele. In elke factor worden gelijksoortige machten van Va r
samengenomen. Neem Va r op als argument als u een ontbinding ten
opzichte van alleen die variabele nodig heeft, en u bereid bent om
irrationale uitdrukkingen in andere variabelen te accepteren om een
ontbinding ten opzichte van Va r te vergroten. Er kan wat onbedoelde
ontbinding ten opzichte van andere variabelen optreden.
Bij de automatische instelling van de Automatische of
Benaderende
benadering met drijvende komma-coëfficiënten mogelijk maken,
waar irrationale coëfficiënten niet expliciet beknopt uitgedrukt
kunnen worden in termen van de ingebouwde functies. Ook als er
maar één variabele is, kan het opnemen van Va r een volledigere
ontbinding opleveren.
Opmerking: zie ook factor().
modus kunt u door Var op te nemen tevens een
Catalogus
Catalogus
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
>
>
char()
char(Geheel getal) ⇒ teken
Geeft een tekenreeks die het teken met het nummer Geheel getal
van de tekenserie van de rekenmachine bevat. Het geldige bereik
voor Geheel getal is 0–65535.
Geeft de karakteristieke veelterm van vierkanteMatrix. De
karakteristieke veelterm van n×n matrix A, aangeduid door p
de veelterm die gedefinieerd wordt door
(l) = det(l• INA)
p
A
(l), is
A
Catalogus
waarbij I de n×n eenheidsmatrix aanduidt.
vierkanteMatrix1 en vierkanteMatrix2 moeten gelijke afmetingen
hebben.
2
c
2way
2
c
2way obsMatrix
chi22way obsMatrix
Berekent een c2 -toets voor afhankelijkheid op de kruistabel van
aantallen in de geobserveerde matrix ObsMatrix. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
Catalogus
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht.
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.ExpMatMatrix van de verwachte tabel met aantallen elementen, waarbij wordt uitgegaan van de nulhypothese
stat.CompMatMatrix van chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
>
>
2
c
Cdf()
2
c
Cdf(ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
chi2Cdf(
ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
Berekent de c2 -verdelingskans tussen ondergrens en bovengrens
voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
2
c
GOF
2
c
GOF obsLijst,expLijst,df
chi2GOF obsLijst,expLijst,df
Voert een toets uit om te bevestigen dat de steekproefgegevens
afkomstig zijn uit een populatie met de gespecificeerde verdeling.
obsLijst is een lijst met aantallen en moet gehele getallen bevatten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding15
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.CompListChi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
2
c
Pdf()
2
c
Pdf(XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst als
XWaarde een lijst is
chi2Pdf(
XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de c2-verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
ClearAZ
ClearAZ
Wist alle variabelen die bestaan uit één teken in de huidige opgave.
ClrErr
ClrErr
Wist de foutstatus en zet de systeemvariabele errCode op nul.
De Else-bepaling van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook PassErr, pag. 81 en Try , pag. 118.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van ClrErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 118.
>
>
16TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
colAugment()
colAugment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. De matrices moeten evenveel kolommen hebben, en
Matrix2 wordt toegevoegd aan Matrix1 als nieuwe rijen. Dit verandert Matrix1 of Matrix2 niet.
Catalogus
>
colDim()
colDim(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het aantal kolommen in Matrix.
Opmerking: zie ook rowDim().
colNorm()
colNorm(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de kolommen in Matrix.
Opmerking: onbepaalde matrixelementen zijn nie t toegestaan. Zie
comDenom(Uitdr1) geeft een vereenvoudigde breuk met een
volledig uitgewerkte teller boven een volledig uitgewerkte noemer.
comDenom(Uitdr1,Var ) geeft een vereenvoudigde breuk met
teller en noemer die uitgewerkt zijn ten opzichte van Va r . De termen
en hun factoren worden gesorteerd met Va r als de hoofdvariabele.
Gelijke machten van Va r worden samengenomen. Er kan wat
onbedoelde ontbinding ten opzichte van de samengenomen
coëfficiënten optreden. Vergeleken met het weglat en van Var scheelt
dit vaak tijd, geheugen en schermruimte, terwijl de uitdrukking
begrijpelijker wordt. Ook worden volgende bewerkingen op het
resultaat sneller en putten deze het geheugen minder uit.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
Als Va r niet voorkomt in Uitdr1, dan geeft
comDenom(Uitdr1,Var ) een vereenvoudigde breuk met een niet-
uitgewerkte teller boven een niet-uitgewerkte noemer. Dergelijke
resultaten besparen meestal nog meer tijd, geheugen en
schermruimte. Dergelijke gedeeltelijk ontbonden resultaten maken
volgende bewerkingen op het resultaat tevens sneller en minder
belastend voor het geheugen.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding17
comDenom()
Ook wanneer er geen noemer is, is de comden-functie vaak een
snelle manier om gedeeltelijke ontbinding te bereiken als factor() te
langzaam is of als deze het geheugen uitput.
Tip: Voer deze comden()-functiedefinitie in en probeer hem
Geeft een matrix op basis van de argumenten.
Uitdr is een uitdrukking in de variabelen Va r 1 en Var 2 . Elementen in
de resulterende matrix worden gevormd door Uitdr uit te werken
voor elke opgehoogde waarde van Va r 1 en Va r 2 .
Var 1 wordt automatisch verhoogd van 1 tot en met aantalRijen.
Binnen elke rij wordt Va r 2 verhoogd van 1 tot en met
aantalKolommen.
CopyVar()
CopyVar Var 1 , Va r 2
CopyVar Var 1 ., Va r2 .
CopyVar Var 1 , Var 2 kopieert de waarde van variabele Va r1 naar
variabele Var 2, waar bij Var 2 indien nodig gecreëerd wordt. Variabele
Var 1 moet een waarde hebben.
Als Va r1 de naam van een bestaande, door de gebruiker
gedefinieerde functie is, kopieert CopyVar de definitie van die functie
naar functie Va r2 . Functie Va r 1 moet gedefinieerd zijn.
Var 1 moet voldoen aan de naamgevingsvereisten of moet een
indirecte uitdrukking zijn die vereenvoudigd wordt tot een
variabelenaam die voldoet aan de vereisten.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
18TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
CopyVar()
CopyVar Var 1 ., Va r2 . kopieert alle leden van de variabelegroep
. naar de groep Va r2 ., waarbij Va r 2 . indien nodig wordt
Var 1
gecreëerd.
Var 1
. moet de naam van een bestaande variabelegr oep zijn, zoals de
statistische stat
met de LibShortcut()-functie. Als Va r2 . reeds bestaat, dan
vervangt deze opdracht alle leden die beide groepen
gemeenschappelijk hebben, en worden de leden die nog nie t bestaan
toegevoegd. Als er een enkelvoudige (geen groep) variabele met de
naam Va r2 bestaat, treedt er een fout op.
.nn-resultaten, of van variabelen die gecreëerd zijn
Catalogus
>
corrMat()
corrMat(Lijst1,Lijst2[,…[,Lijst20]])
Berekent de correlatiematrix voor de matrix bestaande uit [Lijst1,
Lijst2, ..., Lijst20].
4
cos ()
4
Uitdr
cos
Geeft Uitdr weer in termen van cosinus. Dit is een operator voor
weergaveconversie. Deze kan alleen op het eind van de invoerregel
gebruikt worden.
4
cos verlaagt alle machten van
sin(...) modulo 1Ncos(...)^2
zodat alle resterende machten van cos(...) exponenten in het bereik
(0, 2) hebben. Het resultaat zal dus vrij zijn van sin(...) dan en slechts
dan als sin(...) uitsluitend voorkomt in de gegeven uitdrukking met
even exponenten.
Opmerking: deze conversie-operator wordt niet ondersteund in de
hoekmodi Graden en Decimale graden. Voordat u deze operator
gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat de hoekmodus is ingesteld op
Radialen, en dat Uitdr geen expliciete verwijzingen naar graden of
decimale graden bevat.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding19
cos()
cos(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cos(Lijst1) ⇒ lijst
cos(Uitdr1) geeft de cosinus van het argument als een uitdrukking.
cos(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G of ôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
n-toets
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
cos(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de cosinus van elk element.
Wanneer een scalaire functie f(A) werkt op vierkanteMatrix1 (A),
dan wordt het resultaat berekend door het volgende algoritme:
Bereken de eigenwaarden (li) en de eigenvectoren (Vi) van A.
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Bovendien kan hij
geen symbolische variabelen hebben die geen waarde toegekend
hebben gekregen.
Vorm de matrices:
Vervolgens A = X B Xêen f(A) = X f(B) Xê. Bijvoorbeeld cos(A) = X
cos(B) Xê waarbij:
cos(B) =
Alle berekeningen worden uitgevoerd met behulp van drijvende
komma-rekenkunde.
In de hoekmodus Radialen:
20TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cosê()
cosê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cosê(Lijst1) ⇒ lijst
/n-toetsen
In de hoekmodus Graden:
cosê(Uitdr1) geeft de hoek waarvan de cosinus Uitdr1 als een
uitdrukking is.
cosê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen van elk
element van Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
cosê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus van elk element.
Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
cosh()
cosh(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cosh(Lijst1) ⇒ lijst
cosh(Uitdr1) geeft de cosinus hyperbolicus van het argument als
een uitdrukking.
cosh(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen hyperbolicus van elk
element van Lijst1.
cosh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen:
>
coshê()
coshê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
coshê(Lijst1) ⇒ lijst
ê
cosh
(Uitdr1) geeft de inverse cosinus hyperbolicus van het
argument als een uitdrukking.
ê
cosh
(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen hyperbolicus
van elk element van Lijst1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding21
coshê()
coshê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1.
Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus
hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Catalogus
>
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
cot()
cot(Uitdr1) ⇒uitdrukking
cot(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cotangens van Uitdr1 of geeft een lijst van de cotangensen
van alle elementen in Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G ofôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cotê()
cotê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cotê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de hoek waarvan de cotangens Uitdr1 is of geeft een lijst met
de inverse cotangens van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
coth()
coth(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
coth(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cotangens hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst van de
cotangensen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
22TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cothê()
cothê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cothê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de inverse cotangens hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst
met de inverse cotangensen hyperbolicus van Lijst1.
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in de
argumenten die uitgewerkt worden tot numerieke waarden.
Elk argument kan een uitdrukking, waarde, lijst of matrix zijn. U kunt
gegevenstypen mengen en argumenten met verschillende afmetingen
gebruiken.
Bij een lijst, matrix of reeks cellen wordt elk element uit gewerkt om te
bepalen of het moet worden opgenomen in de telling.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen op de
plaats van elk argument gebruiken.
countif()
countif(Lijst,Criteria) ⇒ waarde
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in Lijst die
voldoen aan de gespecificeerde Criteria.
Criteria kan zijn:
• Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 3 telt
alleen die elementen in Lijst die vereenvoudigd worden tot de
waarde 3.
• Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als tijdelijke
plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<5 telt alleen
die elementen in Lijst die kleiner zijn dan 5.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen
gebruiken op de plaats van Lijst.
Opmerking: zie ook sumIf(), pag. 111 en frequency(), pag. 47.
Catalogus
In het laatste voorbeeld worden alleen 1/2 en 3+4*i geteld. De
resterrende argumenten worden niet uitgewerkt naar numerieke
waarden, als we aannemen dat x onbepaald is.
Catalogus
>
>
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan 3.
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan "def".
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan x; in dit voorbeeld
wordt ervan uitgegaan dat de variabele x onbepaald is.
Telt 1 en 3.
Telt 3, 5 en 7.
Telt 1, 3, 7 en 9.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding23
crossP()
crossP(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft het uitwendige product van Lijst1 en Lijst2 als een lijst.
Lijst1 en Lijst2 moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting
moet 2 of 3 zijn.
crossP(Vector1, Vector2) ⇒ vector
Geeft een rij- of kolomvector (afhankelijk van de argumenten) die het
uitwendig product is van Vector1 en Vec to r 2 .
Zowel Vector1 als Vector2 moeten rijvectoren zijn, of beide moeten
kolomvectoren zijn. Beide vectoren moeten gelijke afmetingen
hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.
Catalogus
>
csc()
csc(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
csc(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cosecans van Uitdr1 of geeft een lijst met de cosecansen
van alle elementen in Lijst1.
cscê()
cscê(Uitdr1) ⇒uitdrukking
cscê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de hoek waarvan de cosecans Uitdr1 is of geeft een lijst met de
inverse cosecans van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
csch()
csch(Uitdr1) ⇒uitdrukking
csch(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cosecans hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst van de
cosecansen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
24TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cschê()
cschê(Uitdr1) ⇒uitdrukking
cschê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de inverse cosecans hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst
met de inverse cosecans hyperbolicus van elk element in Lijst1.
Catalogus
>
cSolve()
cSolve(Vergelijking, Var ) ⇒ Booleaanse uitdrukking
cSolve(Vergelijking, Var = G o k) ⇒ Booleaanse uitdrukking
cSolve(Ongelijkheid, Va r ) ⇒ Booleaanse uitdrukking
Geeft mogelijke complexe oplossingen van een vergelijking of
ongelijkheid voor Va r . Het doel is het produceren van mogelijkheden
voor alle reële en niet-reële oplossingen. Ook als Vergelijking reëel
is, staat cSolve() niet-reële resultaten toe in complexe opmaak van
reële resultaten.
Hoewel alle onbepaalde variabelen die niet eindigen op een
onderstrepingsteken (_) verwerkt worden alsof ze reëel zijn, kan
cSolve() veeltermvergelijkingen voor complexe oplossingen
oplossen.
cSolve() stelt het domein tijdelijk in op complex tijdens het
oplossen, zelfs als het huidige domein reëel is. In het complexe
domein gebruiken gebroken machten met oneven noemers de
principaal in plaats van de reële tak. Daardoor zijn oplossingen vanuit
solve() van vergelijkingen met dergelijke gebroken machten niet
noodzakelijk een deelverzameling van die van cSolve().
cSolve() start met exacte symbolische methodes. cSolve()
gebruikt indien nodig ook een iteratieve benaderende complexe
ontbinding.
Opmerking: zie ook cZeros(), solve() en zeros().
Opmerking: als Ver g e li j k i ng geen veelterm is met functies als
abs(), angle(), conj(), real() of imag(), dan moet u een
onderstrepingsteken plaatsen (druk op /_) aan het eind
van Var . Een variabele wordt standaard behandeld als een reële
waarde.
Als u var_ gebruikt, dan wordt de variabele behandeld als complex.
U dient var_ ook te gebruiken voor alle andere variabelen in
Vergelijking die mogelijk niet-reële waarden hebben. Anders kunt u
onverwachte resultaten krijgen.
Catalogus
>
In de cijferweergavemodus Vast 2:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Geeft mogelijke complexe oplossingen voor stelsels algebraïsche
vergelijkingen, waarbij elke Va r O fG o k een variabele specificeert
waarnaar u wilt oplossen.
U kunt optioneel een begingok voor een variabele specificeren. Elke
Var O f G ok moet de volgende vorm hebben:
variabele
– of –
variabele = reëel of niet-reëel getal
Bijvoorbeeld: x is geldig en ook x=3+i.
Als alle vergelijkingen veeltermen zijn en als u GEEN begingokken
specificeert, dan gebruikt cSolve() de lexicale Gröbner/Buchbergereliminatiemethode om te proberen alle complexe oplossingen te
bepalen.
Complexe oplossingen kunnen zowel reële als niet-reële oplossingen
bevatten, zoals te zien is in het voorbeeld rechts.
Stelsels van veeltermvergelijkingen kunnen extra variabelen hebben
die geen waarden bevatten, maar die gegeven numerieke waarden
voorstellen die later gesubstitueerd kunnen worden.
U kunt ook oplossingsvariabelen opnemen die niet voorkomen in de
vergelijkingen. Deze oplossingen laten zien hoe families van
oplossingen willekeurige constanten zouden kunnen bevatten van de
vorm ck, waarbij k een geheel getal-suffix van 1 tot en met 255 is.
Bij stelsels veeltermen kan de berekeningstijd of de belasting van het
geheugen sterk afhangen van de volgorde waarin u de
oplossingsvariabelen plaatst. Als uw eerste keuze het geheugen
uitput of teveel van uw geduld vraagt, probeer de variabelen in de
vergelijkingen en/of Va r Of G o k dan te herschikken.
Als u geen gokken opneemt en als een vergelijking in enige variabele
geen veelterm is, maar als alle vergelijkingen lineair zijn in alle
oplossingsvariabelen, dan gebruikt cSolve() Gaussische eliminatie
om te proberen alle oplossingen te bepalen.
Catalogus
Opmerking: in de volgende voorbeelden wordt een
onderstrepingsteken gebruikt (druk op /_), zodat de
variabelen worden behandeld als complex.
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
>
Als een stelsel noch in al zijn variabelen veeltermen bevat, noch
lineair in zijn oplossingsvariabelen is, dan bepaalt cSolve()
maximaal één oplossing met behulp van een benaderende iteratieve
methode. Om dit te doen moet het aantal oplossingsvariabelen gelijk
zijn aan het aantal vergelijkingen, en moeten alle andere variabelen
in de vergelijkingen vereenvoudigd worden tot getallen.
26TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cSolve()
Er is dikwijls een niet-reële gok nodig om een niet-reële oplossing te
bepalen. Voor convergentie moet een gok mogelijk vrij dicht bij een
oplossing liggen.
Catalogus
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
>
CubicReg
CubicReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de derdegraads veeltermregressie y = a·x3+b·
x2+c·x+d op de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
punt voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
2
stat.R
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Regressievergelijking: a·x3+b·x2+c·x+d
Regressiecoëfficiënten
Determinatiecoëfficiënt
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
Catalogus
>
cumSum()
cumSum(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de cumulatieve sommen van de elementen in
Lijst1, beginnend bij element 1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding27
cumSum()
cumSum(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een matrix van de cumulatieve sommen van de elementen van
Matrix1. Elk element is de cumulatieve som van de kolom, van boven
naar beneden.
Catalogus
>
Cycle
Cycle
Brengt de besturing onmiddellijk naar de volgende iteratie van de
huidige lus (For, While of Loop).
Cycle is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of
Loop).
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Cylind
4
Vec t o r 4Cylind
Geeft de rij- of kolomvector in cilindrische vorm weer [r,q, z].
Vec t o r moet exact drie elementen hebben. De vector kan een rij of
een kolom zijn.
cZeros()
cZeros(Uitdr, Va r ) ⇒ lijst
Geeft een lijst met mogelijke reële en niet-reële waarden van Va r die
ervoor zorgen dat Uitdr=0 is. cZeros() doet dit door
exp4list(cSolve(Uitdr=0,Var ),Va r ) te berekenen. Voor het
overige is cZeros() gelijk aan zeros().
Opmerking: zie ook cSolve(), solve() en zeros().
Opmerking: als Uitdr geen veelterm is en functies als abs(),
angle(), conj(), real() of imag() bevat, dan moet u een
onderstrepingsteken plaatsen (druk op /_) aan het eind
van Var . Een variabele wordt standaard behandeld als een reële
waarde. Als u var_ gebruikt, dan wordt de variabele behandeld als
complex.
U dient var_ ook te gebruiken voor alle andere variabelen in Uitdr
die mogelijk niet-reële waarden hebben. Anders kunt u onverwachte
resultaten krijgen.
Catalogus
Functies die de gehele getallen van 1 tot 100 optelt, waarbij 50
wordt overgeslagen.
Catalogus
Catalogus
>
>
>
In de cijferweergavemodus Vast 3:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
z wordt behandeld als reëel:
z_ wordt behandeld als complex:
28TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cZeros()
cZeros({Uitdr1, Uitdr2[, … ]},
{
VarOfGok1,VarOfGok2 [, … ]}) ⇒ matrix
Geeft mogelijke posities waarbij de uitdrukkingen gelijkt ijdig nul zijn.
Elke Va rO f G o k specificeert een onbekende waarvan u de waarde
zoekt.
U kunt optioneel een begingok voor een variabele specificeren. Elke
Var O f G ok moet de volgende vorm hebben:
variabele
– of –
variabele = reëel of niet-reëel getal
Bijvoorbeeld: x is geldig en ook x=3+i.
Als alle uitdrukkingen veeltermen zijn en als u GEEN begingokken
specificeert, dan gebruikt cZeros() de lexicale Gröbner/Buchbergereliminatiemethode om te proberen alle complexe nulpunten te
bepalen.
Complexe oplossingen kunnen zowel reële als niet-reële nulpunten
bevatten, zoals te zien is in het voorbeeld rechts.
Elke rij van de resulterende matrix representeert een alternatief
nulpunt, met de componenten op dezelfde manier geordend als in de
lijst Va rO f G o k. Om een rij te extraheren, indexeert u de matrix met
[rij].
Stelsels van veeltermen kunnen extra variabelen hebben die geen
waarden hebben, maar die gegeven numerieke waarden voorstellen
die later gesubstitueerd kunnen worden.
Catalogus
Opmerking: in de volgende voorbeelden wordt een
onderstrepingsteken gebruikt (druk op /_), zodat de
variabelen worden behandeld als complex.
Extraheer rij 2:
>
U kunt ook onbekende variabelen opnemen die niet voorkomen in de
uitdrukkingen. Deze nulpunten laten zien hoe families van nulpunten
willekeurige constanten zouden kunnen bevatten van de vorm ck,
waarbij k een geheel getal-suffix van 1 tot en met 255 is.
Bij stelsels veeltermen kan de berekeningstijd of de belasting van het
geheugen sterk afhangen van de volgorde waarin u de onbekende
variabelen plaatst. Als uw eerste keuze het geheugen uitput of teveel
van uw geduld vraagt, probeer de variabelen in de uitdrukkingen en/
of de lijst Var O f G ok dan te herschikken.
Als u geen gokken opneemt en als een uitdrukking geen veelt erm is in
enige variabele, maar alle vergelijkingen lineair zijn in alle onbe kende
variabelen, dan gebruikt cZeros() Gaussische eliminatie om te
proberen alle nulpunten te bepalen.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding29
cZeros()
Als een stelsel noch veeltermen bevat in al zijn variabelen, noch
lineair in zijn onbekenden is, dan bepaalt cZeros() maximaal één
nulpunt met behulp van een benaderende iteratieve meth ode. Om dit
te doen moet het aantal onbekende variabelen gelijk zijn aan het
aantal uitdrukkingen, en moeten alle andere variabelen in de
uitdrukkingen vereenvoudigd worden tot getallen.
Er is dikwijls een niet-reële gok nodig om een niet-reëel nulpunt te
bepalen. Voor convergentie moet een gok mogelijk vrij dicht bij een
nulpunt liggen.
D
Catalogus
>
dbd()
dbd(datum1,datum2) ⇒ waarde
Geeft het aantal dagen tussen datum1 en datum2 met behulp van de
actuele-dag-telmethode.
datum1 en datum2 kunnen getallen of lijsten met getallen zijn
binnen het bereik van de datums op de standaard kalender. Als zowel
datum1 als datum2 lijsten zijn, dan moeten deze dezelfde lengte
hebben.
datum1 en datum2 moeten tussen de jaren 1950 tot en met 2049
liggen.
U kunt de datums in twee notaties invoeren. De plaatsing van de
decimale punt onderscheidt de datumnotaties.
MM.DDJJ (algemeen gebruikte notatie in de Verenigde Staten)
DDMM.JJ (algemeen gebruikte notatie in Europa)
Geeft het decimale equivalent van het argument, uitgedrukt in
graden. Het argument is een getal, lijst of matrix die op basis van de
hoekmodus-instelling geïnterpreteerd wordt als decimale graden,
radialen of graden.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
4Decimal
Uitdrukking1
Lijst1
Matrix1
Geeft het argument in decimale vorm weer. Deze operator kan alleen
op het eind van de invoerregel gebruikt worden.
4Decimal
4Decimal
4
Decimal
⇒ uitdrukking
⇒ uitdrukking
⇒ uitdrukking
Catalogus
>
30TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Define (Definiëren)
Define Var = Uitdrukking
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Uitdrukking
Definieert de variabele Va r of de door de gebruiker gedefinieerde
functie Functie.
Parameters, zoals Param1, vormen de plaats voor het doorgeven van
argumenten aan de functie. Bij het oproepen van een door de
gebruiker gedefinieerde functie moet u argumenten opgeven
(bijvoorbeeld waarden of variabelen) die overeenkomen met de
parameters. De functie werkt, wanneer deze wordt aangeroepen,
Uitdrukking uit met de opgegeven argumenten.
Var en Functie kunnen niet de naam van een systeemvariabele of
van een ingebouwde functie of commando zijn.
Opmerking: deze vorm van Define staat gelijk aan het uitvoeren
van de uitdrukking: uitdrukking & Functie(Param1,Param2).
Define Functie(Param1, Param2, ...) = Func
Blok
EndFunc
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
Define
Blok
EndPrgm
In deze vorm kan de door de gebruiker gedefinieerde functie of
programma een blok van meerdere beweringen uitvoeren.
Blok kan zowel een enkele bewering als een serie beweringen op
aparte regels zijn. Blok kan ook uitdrukkingen en instructies (zoals If,
Then, Else en For) bevatten.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Opmerking: Zie ook Define LibPriv, pag. 32 en Define
LibPub
Werkt hetzelfde als Define, behalve dat er een persoonlijke
bibliotheekvariabele, -functie of -programma wordt gecreëerd.
Persoonlijke functies en programma's verschijnen niet in de
Catalogus.
Opmerking: Zie ook Define, pag. 31 en Define LibPub,
Werkt hetzelfde als Define, behalve dat er een openbare
bibliotheekvariabele, -functie of -programma wordt gecreëerd.
Openbare functies en programma verschijnen in de Catalogus nadat
de bibliotheek is opgeslagen en vernieuwd.
Opmerking: Zie ook Define, pag. 31 en Define LibPriv,
pag. 32.
Programma(Param1, Param2, ...) = Prgm
DelVar
DelVar Var 1 [, Va r 2] [, Va r 3 ] ...
DelVar
Var .
Wist de gespecificeerde variabele of variabelegroep uit het geheugen.
DelVar Var . wist alle leden van de variabelegroep Va r . (zoals de
statistische stat.nn-resultaten of variabelen die gecreëerd zijn met de
LibShortcut()-functie). De punt (.) in deze vorm van het
commando DelVar beperkt dit tot het wissen van een
variabelegroep; de enkelvoudige variabele Va r wordt niet gewist.
Catalogus
Catalogus
>
>
32TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
deSolve()
deSolve(1steOf2deOrdeGDV, Var , afhankelijkeVar)
⇒ een algemene oplossing
Geeft een vergelijking die expliciet of impliciet een algemene
oplossing specificeert voor de gewone differentiaalvergelijking van de
1ste of 2de orde (GDV). In de GDV:
• Gebruik een accent (druk op ') om de 1ste afgeleide van de
afhankelijke variabele ten opzichte van de onafhankelijke
variabele aan te duiden.
• Gebruik twee accenten om de overeenkomstige tweede
afgeleide aan te duiden.
Het accent wordt alleen gebruikt voor afgeleiden binnen deSolve().
Gebruik in andere gevallen
De algemene oplossing van een vergelijking van de 1ste orde bevat
een willekeurige constante met de vorm ck, waarbij k een geheel
getal-suffix van 1 tot en met 255 is. De oplossing van een vergelijking
van de 2de orde bevat twee van zulke constanten.
Pas solve() toe op een impliciete oplossing als u wilt proberen om
deze te converteren naar één of meer equivalente expliciete
oplossingen.
Wanneer u uw resultaten vergelijkt met oplossingen uit het boek of
met handmatige oplossingen, let er dan op dat verschillende
methodes willekeurige constanten op verschillende plaatsen in de
berekening invoeren, wat verschillende algemene oplossingen kan
opleveren.
deSolve(1steOrdeGDV and beginVoorw, Var , afhankelijkeVar)
⇒ een particuliere oplossing
Geeft een particuliere oplossing die voldoet aan 1steOrdeGDV en
beginVoorw. Dit is gewoonlijk makkelijker dan een algemene
oplossing bepalen, beginwaarden substitueren, oplossen naar de
arbitraire constante en die waarde vervolgens substitueren in de
algemene oplossing.
beginVoorw is een vergelijk van de vorm:
afhankelijkeVar (BeginOnafhankelijkeWaarde) =
BeginAfhankelijkeWaarde
De OnafhankelijkeBeginWaarde en AfhankelijkeBeginWaarde
kunnen variabelen zoals x0 en y0 zijn, die geen opgeslagen waarden
hebben. Impliciete differentiatie kan helpen bij het verifiëren van
impliciete oplossingen.
deSolve(2deOrdeGDV and beginVoorw1 and beginVoorw2,
Var , afhankelijkeVar) ⇒ een particuliere oplossing
Geeft een particuliere oplossing die voldoet aan 2deOrde GDV en
een gespecificeerde waarde heeft van de afhankelijke variabele en
zijn eerste afgeleide op één punt.
Gebruik voor beginVoorw2 de vorm:
afhankelijkeVar (OnafhankelijkeBeginWaarde) =
1steAfgeleideBeginWaarde
d().
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding33
deSolve()
deSolve(2deOrdeGDV and grensVoorw1 and
grensVoorw2, Var , afhankelijkeVar) ⇒ een particuliere
oplossing
Geeft een particuliere oplossing die voldoet aan 2deOrdeGDV en
gespecificeerde waarden heeft op twee verschillende punten.
Catalogus
>
det()
det(vierkanteMatrix[, Tolerantie]) ⇒ uitdrukking
Geeft de determinant van vierkanteMatrix.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan Tolerantie is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt Tolerantie genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tolerantie wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan
wordt de standaardtolerantie berekend als:
Geeft een matrix met de waarden in de argumentenlijst of de
argumentenmatrix op zijn hoofddiagonaal.
diag(vierkanteMatrix) ⇒ rijMatrix
Geeft een rijmatrix met de elementen uit de hoofddiagonaal van
vierkanteMatrix.
vierkanteMatrix moet vierkant zijn.
gebruikt of de modus Automatisch of
·
instelt op Benaderend, dan worden berekeningen
Catalogus
Catalogus
>
>
dim()
dim(Lijst) ⇒ geheel getal
Geeft de afmeting van Lijst.
dim(Matrix) ⇒ lijst
Geeft de afmetingen van matrix als een lijst met twee elementen
{rijen, kolommen}.
dim(Strin g) ⇒ geheel getal
Geeft het aantal tekens in de tekenreeks St ring.
Catalogus
>
34TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Disp
Disp [uitdrOfString1] [, uitdrOfString2] ...
Geeft de argumenten in de geschiedenis van de Rekenmachine. De
argumenten worden achter elkaar weergegeven, met smalle spaties
als scheiding.
Vooral handig in programma's en functies om de weergave van
tussenberekeningen te verzekeren.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
DMS
4
Uitdr 4DMS
Lijst 4DMS
Matrix 4DMS
Interpreteert het argument als een hoek en geeft de equivalente DMS
(DDDDDD¡MM'SS.ss'')-waarde weer. Zie ¡, ', '' op pag. 144voor de
DMS (graden, minuten, seconden)-notatie.
Opmerking: 4DMS converteert van radialen naar graden als hij
wordt gebruikt in de radialenmodus. Als de invoer gevolgd wordt
door een gradensymbool ¡, treedt er geen conversie op. U kunt
@ te drukken in plaats van op ·
4DMS alleen op het eind van een invoerregel gebruiken.
In de hoekmodus Graden:
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding35
dominantTerm( )
dominantTerm(Uitdr1, Var [, Punt]) ⇒ uitdrukking
dominantTerm(Uitdr1, Var [, Punt]) | Va r >Punt
⇒ uitdrukking
dominantTerm(Uitdr1, Var [, Punt]) | Va r <Punt
⇒ uitdrukking
Geeft de dominante term van een machtreeks-representatie van
Uitdr1 uitgewerkt rond Punt. De dominante term is de term die
het snelst groeit in de buurt van Va r = Punt. De resulterende macht
van (Var N Punt) kan een negatieve en/of gebroken exponent
hebben. De coëfficiënt van deze macht kan logaritmes bevatten van
(Va rNPunt) en andere functies van Va r die gedomineerd worden
door alle machten van (Va r N Punt) met hetzelfde teken in de
exponent.
Punt heeft als standaardwaarde 0. Punt kan ˆ of Nˆ zijn; in die
gevallen is de dominante term de term met de grootste exponent van
Var in plaats van de kleinste exponent van Va r.
dominantTerm(…) geeft “dominantTerm(…)” als hij niet in
staat is om een dergelijke representatie te bepalen, zoals bij
essentiële singulariteiten zoals sin(1/z) bij z=0, e
z = ˆ or Nˆ.
Als de reeks of één van zijn afgeleiden een sprong-discontinuïteit bij
Punt heeft, dan bevat het resultaat waarschijnlijk sub-uitdrukkingen
van de vorm sign(…) of abs(…) voor een reële uitbreidingsvariabele
floor(…angle(…)…)
of (-1)
is een variabele die eindigt op "_". Als u de dominante term alleen
voor waarden aan één zijde van Punt wilt gebruiken, voeg dan aan
dominantTerm(...) de juiste specificatie toe: "| Var > Punt", "|
Var < Punt", "| "Va r ‚ Punt" of "Va r Punt" om een eenvoudiger
resultaat te krijgen.
dominantTerm() is distributief over 1ste-argument-lijsten en
matrices.
dominantTerm() is handig als u de eenvoudigst mogelijke
uitdrukking wilt weten die asymptotisch is naar een andere
uitdrukking als Va r " Punt. dominantTerm() is ook handig als
het niet duidelijk is wat de graad van de eerste niet-nul-term van een
reeks zal zijn, en u niet iteratief wilt gokken, hetzij interactief of via
een programmalus.
Opmerking: Zie ook reeksen(), pag. 98.
voor een complexe uitbreidingsvariabele, dit
N1/z
bij z=0 of ez bij
Catalogus
>
dotP()
dotP(Lijst1, Lijst2) ⇒ uitdrukking
Catalogus
>
Geeft het inwendige product van twee lijsten.
dotP(Vector1, Vector2) ⇒ uitdrukking
Geeft het inwendige product van twee vectoren.
Beide moeten rijvectoren zijn, of beide moeten kolomvectoren zijn.
36TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
E
e^()
e^(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft e tot de macht Uitdr1.
Opmerking: zie ook e macht-template, pag. 2.
Opmerking: op u drukken om
hetzelfde als drukken op het teken E op het toetsenbord.
U kunt een complex getal in re
vorm echter alleen in de hoekmodus Radialen; hij veroorzaakt een
domeinfout in de hoekmodi Graden en Decimale graden.
e^(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft e tot de macht van elk element in Lijst1.
e^(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de 'e tot de macht van vierkanteMatrix1'. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van e tot de macht van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
eff()
eff(nominaalPercentage,CpY) ⇒ waarde
Financiële functie die het nominale rentepercentage
nominaalPercentage converteert naar een jaarlijks effectief
percentage, waarbij CpY het aantal samengestelde periodes per jaar
is.
nominaalPercentage moet een reëel getal zijn, en CpY moet een
reëel getal > 0 zijn.
Opmerking: zie ook nom(), pag. 75.
e
^( weer te geven is niet
i
q
polaire vorm invoeren. Gebruik deze
u-toets
Catalogus
>
eigVc()
eigVc(vierkanteMatrix) ⇒ matrix
Geeft een matrix met de eigenvectoren voor een reële of complexe
vierkanteMatrix, waarbij elke kolom in het resultaat overeenkomt
met een eigenwaarde. Merk op dat een eigenvector niet uniek is;
hij kan geschaald worden door een willekeurige constante factor.
De eigenvectoren worden genormaliseerd, wat betekent: als V =
[x1,x2, …, xn], dan:
2
2
+ … + x
2
= 1
n
x
+x
1
2
vierkanteMatrix wordt eerst gebalanceerd met
gelijkheidstransformaties tot de rij- en kolomnormen zo dicht
mogelijk bij dezelfde waarde liggen. vierkanteMatrix wordt
vervolgens gereduceerd tot de upper-Hessenberg-vorm en de
eigenvectoren worden berekend via een Schur-factorisatie.
In rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding37
eigVl()
eigVl(vierkanteMatrix) ⇒ lijst
Geeft een lijst van de eigenwaarden van een reële of complexe
vierkanteMatrix.
vierkanteMatrix wordt eerst gebalanceerd met
gelijkheidstransformaties tot de rij- en kolomnormen zo dicht
mogelijk bij dezelfde waarde liggen. vierkanteMatrix wordt
vervolgens gereduceerd tot de upper-Hessenberg-vorm en de
eigenwaarden worden berekend uit de upper-Hessenberg-matrix.
ElseZie If, pag. 52.
In de rechthoekige complexe opmaak-modus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Gebruik de Exact-modus om, waar mogelijk, het rationaal-getalequivalent van het argument te geven.
Tolerantie specificeert de tolerantie voor de conversie; de
standaardwaarde is 0 (nul).
Exit
Exit
Sluit het huidige For, While of Loop-blok af.
Exit is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of
Loop).
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Functielijst:
Catalogus
Catalogus
>
>
4
exp
4
Uitdr
exp
Geeft Uitdr weer uitgedrukt in termen van het getal e. Dit is een
operator voor weergaveconversie. Deze kan alleen op het eind van de
invoerregel gebruikt worden.
exp()
exp(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft e tot de macht Uitdr1.
Opmerking: zie ook e exponent-template, pag. 2.
i
U kunt een complex getal in re
vorm echter alleen in de hoekmodus Radialen; hij veroorzaakt een
domeinfout in de hoekmodi Graden en Decimale graden.
q
polaire vorm invoeren. Gebruik deze
Catalogus
u-toets
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding39
exp()
exp(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft e tot de macht van elk element in Lijst1.
exp(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de 'e tot de macht van vierkanteMatrix1'. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van e tot de macht van elk element. Zie voor
informatie over de berekeningsmethode
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
cos().
u-toets
exp4lijst()
exp4list(Uitdr,Va r ) ⇒ lijst
Onderzoekt Uitdr voor vergelijkingen die gescheiden worden door
het woord “or,” en geeft een lijst met elk rechterlid van de
vergelijkingen van de vorm Var=Uitdr. Dit geeft u een makkelijke
manier om bepaalde oplossingswaarden die ingebed zijn in de
resultaten van de functies solve(), cSolve(), fMin() en fMax() te
extraheren.
Opmerking: exp4list() is niet noodzakelijk bij de functies zeros
en cZeros(), omdat deze rechtstreeks een lijst met
oplossingswaarden teruggeven.
expand()
expand(Uitdr1 [, Va r ]) ⇒ uitdrukking
expand(Lijst1 [,Va r ]) ⇒ lijst
expand(Matrix1 [,Var ]) ⇒ matrix
expand(Uitdr1) geeft Uitdr1 uitgewerkt ten opzichte van al zijn
variabelen. De uitwerking is een veeltermuitwerking bij veeltermen
en een partiële breukuitwerking bij rationale uitdrukkingen.
Het doel van expand() is het transformeren van Uitdr1 in een som
en/of verschil van eenvoudige termen. Daarentegen is het doel van
factor() het transformeren van Uitdr1 in een product en/of quotiënt
van eenvoudige factoren.
expand(Uitdr1,Var ) geeft Uitdr1 uitgewerkt ten opzichte van Va r .
Gelijke machten van Va r worden samengenomen. De termen en hun
factoren worden gesorteerd met Var als de hoofdvariabele. Er kan
wat onbedoelde ontbinding of uitwerking ten opzichte van de
verzamelde coëfficiënten optreden. Ver geleken met het weglaten van
Var scheelt dit vaak tijd, geheugen en schermruimte, terwijl de
uitdrukking begrijpelijker wordt.
Catalogus
Catalogus
>
>
Ook als er maar één variabele is, kan het gebruik van Va r de
noemerontbinding die gebruikt wordt bij partiële breukuitwerking
completer maken.
Tip: bij rationale uitdrukkingen is propFrac() een sneller maar
minder extreem alternatief voor expand().
Opmerking: zie ook comDenom() voor een uitgewerkte teller
boven een uitgewerkte noemer.
40TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
expand()
expand(Uitdr1,[Var ]) past ook distributiv iteit toe bij logaritmes en
machten met gebroken exponenten, ongeacht Va r . Voor een verdere
toepassing van distributiviteit bij logaritmes en machten met
gebroken exponenten kunnen ongelijkheidsbeperkingen noodzake lijk
zijn om te garanderen dat sommige factoren niet-negatief zijn.
expand(Uitdr1, [Var ]) past ook distributiviteit toe bij absolute
waarden, sign() en exponenten, ongeacht Va r .
Opmerking: zie ook tExpand() voor goniometrische hoek-som-
uitwerking en uitwerking van meerdere hoeken.
Catalogus
>
expr()
expr(Stri ng) ⇒ uitdrukking
Geeft de tekenreeks in Str ing als een uitdrukking en voert deze
onmiddellijk uit.
ExpReg
ExpReg X, Y [, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de exponentiële regressie y = a·(b)xop de lijsten X en Y
met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a·(b)
x
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Coëfficiënt van lineaire verband voor getransformeerde gegevens
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (x, ln(y))
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding41
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het exponentiële model
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
F
factor()
factor(Uitdr1[, Va r ]) ⇒ uitdrukking
factor(Lijst1[,Va r ]) ⇒ lijst
factor(Matrix1[,Var ]) ⇒ matrix
factor(Uitdr1) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van al zijn
variabelen over een gemeenschappelijke noemer.
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden naar lineaire rationale
factoren, zonder nieuwe niet-reële uitdrukkingen te introduceren. Dit
alternatief is geschikt als u ontbinding in factoren ten opzichte van
meer dan één variabele wilt.
factor(Uitdr1,Var ) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van de
variabele Var .
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden in factoren die lineair zijn in
Var , zelfs als dit irrationale constanten of subuitdrukkingen die
irrationaal zijn in andere variabelen oplevert.
De factoren en hun termen worden gesorteerd met Va r als de
hoofdvariabele. In elke factor worden gelijksoortige machten van Va r
samengenomen. Neem Va r op als argument als u een ontbinding ten
opzichte van alleen die variabele nodig heeft, en u bereid bent om
irrationale uitdrukkingen in andere variabelen te accepteren om een
ontbinding ten opzichte van Va r te vergroten. Er kan wat onbedoelde
ontbinding ten opzichte van andere variabelen optreden.
Bij de automatische instelling van de Automatische of
Benaderende
drijvende komma-coëfficiënten mogelijk maken, waar irrationale
coëfficiënten niet expliciet beknopt uitgedrukt kunnen worden in
termen van de ingebouwde functies. Ook als er maar één v ariabele is,
kan het opnemen van Va r een volledigere ontbinding opleveren.
Opmerking: zie ook comDenom() voor een snelle manier om
partiële ontbinding te bereiken als factor() niet snel genoeg is, of
het geheugen te veel belast.
Opmerking: zie ook cFactor() om volledig te ontbinden naar
complexe coëfficiënten op zoek naar lineaire factoren.
modus kunt u door Va r op te nemen benadering met
Catalogus
>
42TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
factor()
factor(rationaalGetal) geeft het rationale getal ontbonden in
priemfactoren. Bij samengestelde getallen neemt de berekeningstijd
exponentieel toe met het aantal cijfers in de op één na grootste
factor. Het ontbinden van een geheel getal van 30 cijfers kan
bijvoorbeeld langer dan een dag duren, en het ontbinden van een
geheel getal van 100 cijfers kan meer dan een eeuw duren.
Opmerking: druk op w om een berekening te stoppen (af te
breken).
Als u alleen wilt bepalen of een getal een priemgetal is, gebruik dan
isPrime(). Dat is veel sneller, vooral als rationaalGetal geen
liever
priemgetal is en als de op één na grootste factor meer dan vijf cijfers
heeft.
Catalogus
>
FCdf()
FCdf(ondergrens,bovengrens,dfTeller,dfNoemer) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
FCdf(
ondergrens,bovengrens,dfTeller,dfNoemer) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
Berekent de kans voor de F-verdeling tussen ondergrens en
bovengrens voor de gespecificeerde dfTeller (vrijheidsgraden) en
dfNoemer.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
Fill
Fill Uitdr, matrixVar ⇒ matrix
Vervangt ieder element in variabele matrixVar door Uitdr.
matrixVar moet al bestaan.
Fill Uitdr, lijstVar ⇒ lijst
Vervangt ieder element in variabele lijstVar door Uitdr.
lijstVar moet al bestaan.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding43
FiveNumSummary
FiveNumSummaryX[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Levert een verkorte versie van de statistieken voor 1 variabele van
lijst X. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de
variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
X representeert een lijst met de gegevens.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elke overeenkomstige X-
waarde voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X-waarden.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.MinXMinimum van de x-waarden
stat.Q1X1ste kwartiel van x
stat.MedianXMediaan van x
stat.Q3X3de kwartiel van x
stat.MaxXMaximum van de x-waarden
Catalogus
>
floor()
floor(Uitdr1) ⇒ geheel getal
Geeft het grootste gehele getal dat { dan het argument. Deze functie
is hetzelfde als int().
Catalogus
>
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
floor(Lijst1) ⇒ lijst
floor(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix van de floor-waarde van elk element.
Opmerking: zie ook ceiling() en int().
fMax()
fMax(Uitdr, Var) ⇒ Booleaanse uitdrukking
fMax(Uitdr, Var ,ondergrens)
fMax(
Uitdr, Var ,ondergrens,bovengrens)
fMax(
Uitdr, Var ) | ondergrens<Va r<bovengrens
Geeft een Booleaanse uitdrukking die mogelijke waarde n specificeert
van Var die Uitdr maximaliseren of zijn kleinste bovengrens
lokaliseren.
Catalogus
>
44TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
fMax()
U kunt de “|”-operator gebruiken om het oplossingsinterval te
beperken en/of andere beperkingen te specificeren.
Bij de instelling Benaderend van de Automatische of
Benaderende
lokaal maximum. Dit is vaak sneller, vooral als u de “|”-operator
gebruikt om de zoekactie te beperkten tot een relatief klein interval
dat exact één lokaal maximum bevat.
Opmerking: zie ook fMin() en max().
modus zoekt fMax() iteratief naar één benaderend
Catalogus
>
fMin()
fMin(Uitdr, Var) ⇒ Booleaanse uitdrukking
fMin(Uitdr, Var ,ondergrens)
fMin(
Uitdr, Va r,ondergrens,bovengrens)
fMin(
Uitdr, Va r) | ondergrens<Va r<bovengrens
Geeft een Booleaanse uitdrukking die mogelijke waa rden specificeert
van Var die Uitdr minimaliseren of zijn grootste ondergrens
lokaliseren.
U kunt de “|”-operator gebruiken om het oplossingsinterval te
beperken en/of andere beperkingen te specificeren.
Bij de instelling Benaderend van de Automatische of
Benaderende
lokaal minimum. Dit is vaak sneller, vooral als u de “|”-operator
gebruikt om de zoekactie te beperkten tot een relatief klein interval
dat exact één lokaal minimum bevat.
Opmerking: zie ook fMax() en min().
modus zoekt fMin() iteratief naar één benaderend
For
For Var , Laag, Hoog[, St ap]
Blok
EndFor
Voert de beweringen in Blok iteratief uit voor elke waarde van Va r ,
van Laag naar Hoog, in stappen van Stap .
Var mag geen systeemvariabele zijn.
Stap kan positief of negatief zijn. De standaardwaarde is 1.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding45
format()
format(Uitdr[, opmaakString]) ⇒ string
Geeft Uitdr als een tekenreeks op basis van de opmaaktemplate.
Uitdr moet vereenvoudigd worden naar een getal.
opmaakString is een string die de volgende vorm moet hebben:
“F[n]”, “S[n]”, “E[n]”, “G[n][c]”, waarbij [ ] optionele gedeeltes
aangeeft.
F[n]: Vaste opmaak. n is het aantal cijfers dat weergegeven moet
worden achter de decimale punt.
S[n]: Wetenschappelijke opmaak. n is het aantal cijfers dat
weergegeven moet worden achter de decimale punt.
E[n]: Ingenieursopmaak. n is het aantal cijfers na het eerste
significante cijfer. De exponent wordt aangepast naar een veelvoud
van drie, en de decimale punt wordt met nul, één of twee cijfers naar
rechts verplaatst.
G[n][c]: Zelfde als de vaste opmaak, maar scheidt de cijfers links van
de radix (decimale scheidingsteken) tevens in groepen van drie. c
specificeert het groep-scheidingsteken; de standaardinstelling is een
komma. Als c een punt is, wordt de radix weergegeven als een
komma.
[Rc]: Elk van bovengenoemde specificatietekens kan als suffix de Rc
radix-vlag krijgen, waarbij c een enkel teken is dat specificeert wat er
gesubstitueerd moet worden voor het radixpunt.
Geeft een lijst met de elementen uit Lijst1 uitgebreid volgens de
frequenties in freqGeheelGetalLijst. Deze functie kan gebruikt
worden om een frequentietabel voor de Gegevensverwerking &
Statistiek-toepassing samen te stellen.
Lijst1 kan elke geldige lijst zijn.
freqGeheelGetalLijst moet dezelfde afmeting als Lijst1 hebben en
mag alleen niet-negatieve gehele getallen bevatten. Elk element
specificeert het aantal keer dat het overeenkomstige element uit
Lijst1 wordt herhaald in de resulterende lijst. Een waarde van nul
sluit het overeenkomstige Lijst1-element uit.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
46TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
frequency()
frequency(Lijst1,klassenLijst) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de aantallen elemente n in Lijst1. De aantallen zijn
gebaseerd op klassen die u definieert in klassenLijst.
Als klassenLijst {b(1), b(2), …, b(n)} is, dan zijn de gespecificeerde
klassen {
?{b(1), b(1)<?{b(2),…,b(n-1)<?{b(n), b(n)>?}. De
resulterende lijst is één element langer dan klassenLijst.
Elk element van het resultaat komt over een met het aantal elementen
in Lijst1 die binnen die klasse liggen. Uitgedrukt in termen van de
countIf()-functie is het resultaat { countIf(list, ?{b(1)), countIf(list,
Voert een F -toet s met twee steekproeven uit. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results. (Zie pag.
108).
Voor H1: s1 > s2 stelt u Hypoth>0 in
Voor H1: s1 ƒs2 (standaardinstelling) stelt u Hypoth = 0 in
Voor H1: s1 < s2 stelt u Hypoth<0 in
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.F
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfNumerteller vrijheidsgraden = n1-1
stat.dfDenomnoemer vrijheidsgraden = n2-1
stat.sx1, stat.sx2Steekproefstandaarddeviatie van de gegevensverzamelingen in Lijst 1 en Lijst 2
stat.x1_bar
stat.x2_bar
stat.n1, stat.n2Grootte van de steekproeven
sx1,n1,sx2,n2[,Hypoth]
Berekende ó-statistiek voor de gegevensverzameling
Steekproefgemiddelde van de gegevensverzamelingen in Lijst 1 en Lijst 2
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding47
Func
Func
Blok
EndFunc
Template voor het creëren van een door de gebruiker gedefinieerde
functie.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”, of een serie beweringen op
aparte regels. De functie kan de instructie
specifiek resultaat te retourneren.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Return gebruiken om een
G
Catalogus
Een stuksgewijs gedefinieerde functie definiëren:
Resultaat grafiek g(x)
>
gcd()
gcd(Waarde1, Waarde2) ⇒ uitdrukking
Geeft de grootste gemene deler van de twee argumenten. De gcd
van twee breuken is de gcd van hun tellers gedeeld door de lcm van
hun noemers.
In de Automatische of Benaderende modus is de gcd van breuken
met een drijvende komma 1,0.
gcd(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft de grootste gemene delers van de overeenkomstige elementen
in Lijst1 en Lijst2.
gcd(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft de grootste gemene delers van de overeenkomstige elementen
in Matrix1 en Matrix2.
geomCdf()
geomCdf(p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als ondergrens
en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal is,
geomCdf(
lijst als bovengrens een lijst isBerekent een cumulatieve geometrische kans van ondergrens naar
bovengrens met de gespecificeerde succeskans p.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 1 in.
Catalogus
Catalogus
>
>
48TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
geomPdf()
geomPdf(p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kans op XWaarde, het nummer van de poging waarbij
het eerste succes optreedt, voor de discrete geometrische verdeling
met de gespecificeerde succeskans p.
Catalogus
>
getDenom( )
getDenom(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Transformeert het argument in een uitdrukking met een
vereenvoudigde gemeenschappelijke noemer, en geeft vervolgens de
noemer ervan.
getLangInfo( )
getLangInfo() ⇒ string
Geeft een string die overeenkomt met de korte naam van de actieve
taal. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken in een progr amma of
functie om de huidige taal te bepalen.
Transformeert het argument naar een uitdrukking met een
vereenvoudigde gemeenschappelijke noemer, en geeft vervolgens de
teller ervan.
getVarInfo()
getVarInfo() ⇒ matrix of string
getVarInfo(BibliotheekNaamString) ⇒ matrix of string
getVarInfo() geeft een matrix met informatie (variabelenaam, type
en bibliotheektoegankelijkheid) voor alle variabelen en
bibliotheekobjecten die gedefinieerd zijn in de huidige opgave.
Als er geen variabelen gedefinieerd zijn, geeft getVarInfo() de
string "NONE".
getVarInfo(BibliotheekNaamString) geeft een matrix met
informatie voor alle bibliotheekobjecten die gedefinieerd zijn in
bibliotheek BibliotheekNaamString. BibliotheekNaamString moet
een string zijn (tekst tussen aanhalingstekens) of een stringvariabele.
Als de bibliotheek BibliotheekNaamString niet bestaat, treedt er een
fout op.
Catalogus
Catalogus
>
>
50TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
getVarInfo()
Zie het voorbeeld links, waarin het resultaat van getVarInfo()
wordt toegekend aan variabele vs. Als u probeert rij 2 of rij 3 van vs
weer te geven, krijgt u de foutmelding “Ongeldige lijst of matrix”
omdat minimaal één van de elementen in deze rijen (variabele b
bijvoorbeeld) opnieuw wordt uitgewerkt naar een matrix.
Deze fout kan ook optreden wanneer u Ans gebruikt om een
getVarInfo()-resultaat opnieuw uit te werken.
Het systeem geeft bovengenoemde foutmelding omdat de huidige
versie van de software geen gegeneraliseerde matrixstructuur
ondersteunt waarbij een element van een matrix een matrix of een
lijst kan zijn.
Catalogus
>
Goto
Goto labelNaam
Brengt de besturing over naar het label labelNaam.
labelNaam moet in dezelfde functie gedefinieerd worden met behulp
van een Lbl-instructie.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Grad
4
Uitdr1 4 Grad ⇒ uitdrukking
Converteert Uitdr1 naar een hoek in decimale graden.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding51
I
identity()
identity(Geheel getal) ⇒ matrix
Geeft de eenheidsmatrix met de afmeting Geheel getal.
Geheel getal moet een positief geheel getal zijn.
If
If BooleaanseUitdr Bewering
If BooleaanseUitdr Then
Blok
EndIf
Voert, als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar waar, de enkele
bewering Bewering of het blok beweringen Blok uit alvorens door te
gaan met de uitvoering.
Gaat, als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar onwaar, door met
de uitvoering zonder de bewering of het blok beweringen uit te
voeren.
Blok kan een enkele bewering of een reeks beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
If BooleaanseUitdr Then
Blok1
Else
Blok2
EndIf
Als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar waar, wordt Blok1
uitgevoerd en wordt Blok2 vervolgens overgeslagen.
Als BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar onwaar, wordt Blok1
overgeslagen maar wordt Blok2 wel uitgevoerd.
Hiermee kunnen vertakkingen gemaakt worden.
Als BooleaanseUitdr1 wordt uitgewerkt naar waar, wordt Blok1
uitgevoerd. Als BooleaanseUitdr1 wordt uitgewerkt naar onwaar,
wordt BooleaanseUitdr2 uitgevoerd enz.
Waarde_Indien_onbekend]]) ⇒ uitdrukking, lijst of matrix
[,
Werkt de Booleaanse uitdrukking BooleaanseUitdr (of ieder element
uit BooleaanseUitdr ) uit en geeft een resultaat op basis van de
volgende regels:
• BooleaanseUitdr kan een enkele waarde, een lijst of e en matrix
toetsen.
• Als een element van BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar
waar, wordt het overeenkomstige element uit
Waarde_Indien_waar gegeven.
• Als een element van BooleaanseUitdr wordt uitgewerkt naar
onwaar, wordt het overeenkomstige element uit
Waarde_Indien_onwaar gegeven. Als u
Waarde_Indien_onwaar weglaat, wordt undef gegeven.
• Als een element van BooleaanseUitdr niet waar en niet onwaar
is, wordt het overeenkomstige element
Waarde_Indien_onbekend gegeven. Als u
Waarde_Indien_onbekend weglaat, wordt undef gegeven.
• Als het tweede, derde of vierde argument van de ifFn()-functie
een enkele uitdrukking is, dan wordt de Booleaanse toets
toegepast op elke positie in BooleaanseUitdr.
Opmerking: als de vereenvoudigde BooleaanseUitdr-bewering
een lijst of een matrix bevat, dan moeten alle andere lijst- of
matrixargumenten dezelfde afmeting(en) hebben, en heeft het
resultaat dezelfde afmeting(en).
imag()
imag(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft het imaginaire deel van het argument.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen. Zie ook real(), pag. 92
Catalogus
De toetswaarde 1 is kleiner dan 2,5, dus het overeenkomstige
Waarde_Indien_Waar-element 5 wordt gekopieerd naar de
resultatenlijst.
De toetswaarde 2 is kleiner dan 2,5, dus het overeenkomstige
Waarde_Indien_Waar-element 6 wordt gekopieerd naar de
resultatenlijst.
De toetswaarde 3 is niet kleiner dan 2,5, dus het
overeenkomstige Waarde_Indien_Onwaar-element 10 wordt
gekopieerd naar de resultatenlijst.
Waarde_Indien_waar is een enkele waarde en komt overeen
met elke willekeurige geselecteerde positie.
Waarde_Indien_onwaar is niet gespecificeerd. Undef
(onbepaald) wordt gebruikt.
Eén element geselecteerd uit Waarde_Indien_waar. Eén
element geselecteerd uit Waarde_Indien_onbekend.
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding53
imag()
imag(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de imaginaire delen van de elementen.
imag(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een matrix met de imaginaire delen van de elementen.
Catalogus
>
impDif()
impDif(Vergelijking, Var , afhankelijkeVar[,Orde])
⇒ uitdrukking
Catalogus
waarbij de Orde standaard 1 is.
Berekent de impliciete afgeleide voor vergelijkingen waarin de ene
variabele gedefinieerd is in termen van een andere.
Geeft het grootste gehele getal met een plus- of minteken dat kleiner
of gelijk is aan (Getal1 ÷ Getal2).
Geeft bij lijsten en matrices dit getal (argument 1 ÷ argument 2) voor
elk paar elementen.
integreren
Catalogus
Zie
, pag. 138.
‰()
>
54TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
invc2()
invc2(Oppervlakte,df)
Oppervlakte,df)
invChi2(
Berekent de inverse cumulatieve c2 (chi-kwadraat) kansfunctie die
gespecificeerd wordt door de vrijheidsgraad, df voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
Catalogus
>
invF()
invF(Oppervlakte,dfTeller,dfNoemer)
Oppervlakte,dfTeller,dfNoemer)
invF(
Berekent de inverse cumulatieve F verdelingsfunctie die
gespecificeerd wordt door dfTeller en dfNoemer voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
invNorm()
invNorm(Oppervlakte[,m,s])
Berekent de inverse cumulatieve normale verdelingsfunctie voor een
gegeven Oppervlakte onder de normale verdelingskromme die
gespecificeerd wordt door m en s.
invt()
invt(Oppervlakte,df)
Berekent de inverse cumulatieve student-t-kansfunctie die
gespecificeerd wordt door de vrijheidsgraad, df voor een gegeven
Oppervlakte onder de kromme.
Geeft het gehele deel van het argument.
Geeft bij lijsten en matrices het gehele deel van elk element.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
irr()
irr(CF0,CFLijst [,CFFreq]) ⇒ waarde
Financiële functie die de interne rentabiliteit van een investering
berekent.
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow CF0.
CFFreq is een optionele lijst waarin elk element de frequentie
waarmee een gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag
voorkomt specificeert; dit is het overeenkomstige element van
CFLijst. De standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan
moeten dit positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Opmerking: zie ook mirr(), pag. 70.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding55
isPrime()
isPrime(Getal) ⇒ Booleaanse constante uitdrukking
Geeft waar of onwaar om aan te geven of getal een geheel getal ‚ 2
is, dat alleen deelbaar is door zichzelf en door 1.
Als Getal groter is dan 306 cijfers en geen factoren
geeft isPrime(Getal) een foutmelding weer.
Als u alleen maar wilt bepalen of Getal een priemgetal is, gebruik
dan isPrime() in plaats van factor(). Dat is veel sneller, vooral als
Getal geen priemgetal is en een op één na grootste factor heeft van
meer dan ongeveer vijf cijfers.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
{1021 heeft, dan
L
Catalogus
Functie om het volgende priemgetal na een gespecificeerd getal
te vinden:
>
Lbl
Lbl labelNaam
Definieert een label met de naam labelNaam binnen een functie.
U kunt een GotolabelNaam-instructie gebruiken om de besturing
naar de instructie onmiddellijk na het label te brengen.
labelNaam moet aan dezelfde naamgevingsvereisten voldoen als een
variabelenaam.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geeft het kleinste gemene veelvoud van de twee argumenten. De
lcm van twee breuken is de lcm van hun tellers gedeeld door de
gcd (grootste gemene veelvoud) van hun noemers. De lcm van
breukgetallen met een drijvende komma is hun product.
Geeft bij twee lijsten of matrices de kleinste gemene veelvouden van
de overeenkomstige elementen.
Catalogus
Catalogus
>
>
56TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
left()
left(bronString[, Aantal]) ⇒ string
Geeft het meest linkse Aantal tekens in tekenreeks bronString.
Als u Aantal weglaat, wordt de hele bronString gegeven.
left(Lijst1[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft het meest linkse Aantal elementen in Lijst1.
Als u Aantal weglaat, wordt de hele Lijst1 gegeven.
left(Vergelijken) ⇒ uitdrukking
Geeft het linkerlid van een vergelijking of ongelijkheid.
Catalogus
>
libShortcut()
libShortcut(BibliotheekNaamString, SnelNaamString[, LibPrivVlag]) ⇒ lijst met variabelen
Creëert een variabelegroep in de huidige opgave die verwijzingen
naar alle objecten in het gespecificeerde bibliotheekdocument
BibliotheekNaamString bevat. Voegt de groepsleden tevens toe aan
het Variabelen-menu. U kunt vervolgens naar elk object verwijzen
met behulp van zijn SnelNaamString.
Stel LibPrivVlag=0 om persoonlijke bibliotheekobjecten uit te
sluiten (standaardinstelling)
Stel LibPrivVlag=1 om persoonlijke bibliotheekobjecten op te
nemen
Zie voor het kopiëren van een variabelegroep CopyVar op pag. 18.
Zie voor het wissen van een variabelegroep DelVar op pag. 32.
limit() of lim()
limit(Uitdr1, Var , Punt [,Richting]) ⇒ uitdrukking
limit(Lijst1, Va r, Punt [, Richting]) ⇒ lijst
limit(Matrix1, Var , Punt [, Richting]) ⇒ matrix
Geeft de gevraagde limiet.
Opmerking: zie ook Limiet-template, pag. 5.
Richting: negatief=van links, positief=van rechts, anders=beide. (Als
Richting wordt weggelaten is de standaardinstelling "beide".)
Catalogus
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een op de juiste manier
opgeslagen en vernieuwd bibliotheekdocument met de naam
linalg2 dat de gedefinieerde objecten clearmat, gauss1 en
gauss2 bevat.
Catalogus
>
>
Limieten naar positief ˆ en negatief ˆ worden altijd geconverteerd
naar eenzijdige limieten vanaf de eindige zijde.
Afhankelijk van de omstandigheden geeft limit() zichzelf of undef
wanneer hij geen unieke limiet kan bepalen. Dit betekent niet
noodzakelijk dat er geen unieke limiet bestaat. undef betekent dat
het resultaat ofwel een onbekend getal met e en eindige of oneindige
grootte is, of dat het de hele verzameling van dergelijke getallen is.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding57
limit() of lim()
limit() maakt gebruik van methodes als de regel van L’Hopital, dus
er zijn unieke limieten die deze functie niet kan bepalen. Als Uitdr1
andere onbepaalde variabelen bevat dan Va r , dan moet u deze
mogelijk beperken om een beknopter resultaat te verkrijgen.
Limieten kunnen zeer gevoelig zijn voor afrondingsfouten. Vermijd
indien mogelijk de instelling Benaderend van de modus
Automatisch of Benaderend en benaderende getallen bij het
berekenen van limieten. Anders kan het gebeuren dat limiet en die nul
zouden moeten zijn, of een oneindige grootte zouden moeten hebben
dit niet hebben, en limieten die een eindige grootte van niet nul
zouden moeten hebben, dit niet hebben.
Catalogus
>
LinRegBx
LinRegBx X,Y[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Berekent de lineaire regressie y = a+b·x op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a+b·x
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Determinatiecoëfficiënt
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.FreqReg en stat.YReg
58TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
LinRegMx
LinRegMx X,Y[,[Freq][,Categorie,Opnemen]]
Berekent de lineaire regressie y = m·x+b op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: m·x+b
stat.m, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Determinatiecoëfficiënt
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
LinRegtIntervals
LinRegtIntervals X,Y[,Freq[,0[,CNiv]]]
Voor helling. Berekent een niveau C betrouwbaarheidsinterval voor
de helling.
LinRegtIntervals X,Y[,Freq[,1,Xwaarde[,CNiv]]]
Voor respons. Berekent een voorspelde y-waarde, een niveau C
voorspellingsinterval voor één observatie en een niveau C
betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding59
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.dfVrijheidsgraden
2
stat.r
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
Alleen voor het type Hellling
UitvoervariabeleBeschrijving
[stat.CLower,
stat.CUpper]
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SESlopeStandaardfout van helling
stat.sStandaardfout van de lijn
Alleen voor het type Respons
UitvoervariabeleBeschrijving
[stat.CLower,
stat.CUpper]
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SEStandaardfout van de gemiddelde respons
[stat.LowerPred ,
stat.UpperPred]
stat.MEPredFoutmarge voor voorspellingsinterval
stat.SEPredStandaardfout voor voorspelling
stat.y
Regressievergelijking: a+b·x
Determinatiecoëfficiënt
Betrouwbaarheidsinterval voor de helling
Betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons
Voorspellingsinterval voor één observatie
a + b·XWaarde
60TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
LinRegtTest
LinRegtTest X,Y[,Freq[,Hypoth]]
Berekent een lineaire regressie op de X- en Y-lijsten en een t-toets op
de waarde van helling b en de correlatiecoëfficiënt r voor de
vergelijking y=a+bx. Hij toetst de nulhypothese H0:b=0 (equivalent
r=0) tegen één van de drie alternatieve hypothesen.
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Hypoth is een optionele waarde die één van de drie alternatieve
hypothesen specificeert, waartegen de nulhypothese (H0:b=r=0)
wordt getoetst.
Voor H1: bƒ0 en rƒ0 (standaard) stelt u Hypoth=0 in
Voor H1: b<0 en r<0 stelt u Hypoth<0 in
Voor H1: b>0 en r>0 stelt u Hypoth>0 in
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.tt-statistiek voor significantietoets
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.sStandaardfout van de lijn
stat.SESlopeStandaardfout van helling
2
stat.r
stat.rCorrelatiecoëfficiënt
stat.ResidResiduen uit de regressie
Regressievergelijking: a + b·x
Determinatiecoëfficiënt
Catalogus
>
List()
@
Catalogus
>
@List(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de verschillen tussen opeenvolgende elementen in
Lijst1. Ieder element van Lijst1 wordt afgetrokken van het volgende
element van Lijst1. De resulterende lijst is altijd één element korter
dan de oorspronkelijke Lijst1.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding61
list4mat()
list4mat(Lijst[, elementenPerRij]) ⇒ matrix
Geeft een matrix die rij voor rij gevuld wordt met de elementen uit
Lijst.
elementenPerRij specificeert, indien opgenomen, het aantal
elementen per rij. De standaardwaarde is het aantal element in Lijst
(één rij).
Als Lijst de resulterende matrix niet vult, dan worden er nullen
toegevoegd.
ln
4
Uitdr 4ln ⇒ uitdrukking
Zorgt ervoor dat de invoer Uitdr wordt geconverteerd in een
uitdrukking met alleen natuurlijke logaritmes (ln).
Catalogus
Catalogus
>
>
ln()
ln(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
ln(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de natuurlijke logaritme van het argument.
Geeft bij een lijst de natuurlijke logaritme van de elementen.
ln(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de natuurlijke logaritme van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de natuurlijke logaritme van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
/u
Als de complexe opmaak-modus Reëel is:
Als de complexe opmaak-modus Rechthoekig is:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
-toetsen
62TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
LnReg
LnReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de logaritmische regressie y = a+b·ln(x) op de lijsten X en
Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a+b·ln(x)
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Coëfficiënt van lineaire determinatie voor getransformeerde gegevens
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (ln(x), y)
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het logaritmische model
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Local
Local Var 1 [, Va r 2] [, Va r 3 ] ...
Maakt de gespecificeerde vars bekend als lokale variabelen. Die
variabelen bestaan alleen tijdens de uitwerking van een functie, en
worden gewist wanneer de functie uitgevoerd is.
Opmerking: lokale variabelen besparen geheugen omdat ze
slechts tijdelijk bestaan. Bovendien storen ze eventuele bestaande
algemene variabelen niet. Lokale variabelen moeten gebrui kt worden
voor For-lussen en voor het tijdelijk opslaan van waarden in een
functie van meerdere regels, aangezien wijzigingen van algemene
variabelen niet zijn toegestaan in een functie.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
Catalogus
>
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
Geeft de logaritme met grondtal-Uitdr2- van het eerste argument.
Opmerking: zie ook Log-template, pag. 2.
Geeft bij een lijst de logaritme met grondtal-Uitdr2- van de
elementen.
Als het tweede argument wordt weggelaten, dan wordt 10 als
grondtal gebruikt.
/
Als de complexe opmaak-modus Reëel is:
Als de complexe opmaak-modus Rechthoekig is:
s
-toetsen
log(vierkanteMatrix1[,Uitdr]) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de logaritme met grondtal Uitdr van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de logarit me met grondtal-Uitdr
van elk element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode
cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Als het grondtal-argument wordt weggelaten, dan wordt 10 als
grondtal gebruikt.
logbase
4
Uitdr 4logbase(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Zorgt ervoor dat de invoer Uitdrukking vereenvoudigd wordt tot een
uitdrukking met het grondtal Uitdr1.
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
>
64TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Logistic
Logistic X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]
Berekent de logistische regressie y = (c/(1+a·e
en Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
-bx
)) op de lijsten X
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: c/(1+a·e
-bx
)
stat.a, stat.b, stat.cRegressiecoëfficiënten
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding65
LogisticD
LogisticD X, Y [, [Iteraties], [Freq] [, Categorie, Opnemen] ]
Berekent de logistische regressie y = (c/(1+a·e
en Y met frequentie Freq, met behulp van een gespecificeerd aantal
Iteraties. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in
de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Iteraties is een optionele waarde die het maximaal aantal keer
specificeert dat een oplossing wordt geprobeerd. Als deze wordt
weggelaten, wordt 64 gebruikt. Doorgaans leiden grotere waarden
tot een hogere nauwkeurigheid maar een langere berekeningstijd, en
andersom.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
| 0 zijn.
Regressievergelijking: c/(1+a·e
Regressiecoëfficiënten
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
-bx
)+d) op de lijsten X
-bx
)+d)
Catalogus
>
66TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Loop
Loop
Blok
EndLoop
Voert de beweringen in Blok herhaaldelijk uit. Merk op dat de lus
eindeloos wordt uitgevoerd, tenzij er een
wordt uitgevoerd binnen Blok.
Blok is een reeks beweringen die gescheiden worden door het teken
“:”.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Goto- of Exit-instructie
Catalogus
>
LU
LU Matrix, lMatNaam, uMatNaam, pMatNaam[, Tol ]
Berekent de Doolittle LU (beneden-boven)-decompositie van een
reële of complexe matrix. De benedendriehoeksmatrix wordt
opgeslagen in lMatNaam, de bovendriehoeksmatrix in uMatNaam
en de permutatiematrix (die de rijverwisselingen tijdens de
berekening beschrijft) in pMatNaam.
lMatNaam · uMatNaam = pMatNaam · matrix
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
Geeft het maximum van de twee argumenten. Als de argumenten
twee lijsten of matrices zijn, dan wordt een lijst of matrix met de
maximumwaarde van elk paar corresponderende gegevens gegeven.
max(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximumelement in lijst.
max(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met het maximumelement van elke kolom in
Matrix1.
Opmerking: zie ook fMax() en min().
mean()
mean(Lijst[, freqLijst]) ⇒ uitdrukking
Geeft het gemiddelde van de elementen in Lijst.
Elk element uit freqLijst telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element in Lijst achter elkaar voorkomt.
mean(Matrix1[, freqMatrix]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector van de gemiddelden van alle kolommen in
Matrix1.
Elk element uit freqMatrix telt het aantal malen dat het
overeenkomstige element inMatrix1 achter elkaar voorkomt.
In de rechthoekige vectoropmaak:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
median()
median(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft de mediaan van de elementen in Lijst.
Catalogus
>
68TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
median()
median(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de medianen van de kolommen in Matrix1.
Opmerking: alle gegevens in de lijst of matrix moeten
vereenvoudigen tot getallen.
Catalogus
>
MedMed
MedMed X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de mediaan-mediaan-lijn y = (m·x+b) op de lijsten X en Y
met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.m, stat.bModelcoëfficiënten
stat.ResidResiduen uit de mediaan-mediaan-lijn
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Mediaan-mediaan-lijnvergelijking: m·x+b
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
Catalogus
>
mid()
mid(bronString, Start[, Aantal]) ⇒ string
Geeft Aantal tekens uit de tekenreeks bronString, beginnend met
teken nummer Start.
Als Aantal wordt weggelaten of groter is dan de afmeting van
bronString, dan worden alle tekens van bronString gegeven,
beginnend met het teken nummer Start.
Aantal moet ‚ 0 zijn. Als Aantal = 0, dan wordt een lege string
gegeven.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding69
mid()
mid(bronLijst, Start[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft Aantal elementen uit bronLijst, beginnend met element
nummer Start.
Als Aantal wordt weggelaten of groter is dan de afmeting van
bronLijst, dan worden alle elementen uit bronLijst gegeven,
beginnend met element nummer Start.
Aantal moet
gegeven.
mid(bronStringLijst, Start[, Aantal]) ⇒ lijst
Geeft Aantal strings uit de lijst met strings bronStringLijst,
beginnend met element nummer Start.
‚ 0 zijn. Als Aantal = 0, dan wordt er een lege lijst
Geeft het minimum van de twee argumenten. Als de argumenten
twee lijsten of matrices zijn, dan wordt een lijst of matrix met de
minimumwaarde van elk paar corresponderende gegevens gegeven.
min(Lijst) ⇒ uitdrukking
Geeft het minimumelement van Lijst.
min(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met het minimumelement van elke kolom in
Matrix1.
Financiële functie die de gewijzigde interne rentabiliteit van een
investering geeft.
financPercentage is het rentepercentage dat u betaalt over de
cashflow-bedragen.
herinvestPercentage is het rentepercentage waarop de cashflows
opnieuw geïnvesteerd worden.
Catalogus
>
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow CF0.
CFFreq is een optionele lijst waarin elk element de frequentie
waarmee een gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag
voorkomt specificeert; dit is het overeenkomstige element van
CFLijst. De standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan
moeten dit positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Geeft het eerste argument modulus het tweede argument zoals
gedefinieerd wordt door de identiteiten:
mod(x,0) = x
mod(x,y) = x
Wanneer het tweede argument niet-nul is, dan is het resultaat
periodiek in dat argument. Het resultaat is nul of heeft hetzelfde
teken als het tweede argument.
Als de argumenten twee lijsten of twee matrices zijn, dan wordt een
lijst of matrix met de modulus van elk paar corresponderende
elementen gegeven.
Opmerking: zie ook remain(), pag. 93
-ìy floor(x/y)
Catalogus
>
mRow()
mRow(Uitdr, Matrix1, Index) ⇒ matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met elk element in rij Index van
Matrix1 vermenigvuldigd met Uitdr.
mRowAdd()
mRowAdd(Uitdr, Matrix1, Index1, Index2) ⇒ matrix
Geeft een kopie van Matrix1 met elk element in rij Index2 van
Matrix1 vervangen door:
Uitdr · rij Index1 + rij Index2
MultReg
MultReg Y, X1[,X2[,X3,…[,X10]]]
Berekent een meervoudige lineaire regressie van lijst Y op de lijsten
X1, X2, …, X10. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.b0, stat.b1, ...Regressiecoëfficiënten
stat.R
2
Coëfficiënt van meervoudige determinatie
stat.yLijstyLijst = b0+b1·x1+ ...
stat.ResidResiduen uit de regressie
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding71
MultRegIntervals
MultRegIntervals Y,
X1[,X2[,X3,…[,X10]]],XWaardeLijst[,CNiveau]
Berekent een voorspelde y-waarde, een niveau C
voorspellingsinterval voor één observatie en een niveau C
betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde respons.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.yEen puntschatting: y = b0 + b1 · xl + ... voor XWaardeLijst
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.CLower, stat.CUpperBetrouwbaarheidsinterval voor een gemiddelde respons
stat.MEFoutmarge betrouwbaarheidsinterval
stat.SEStandaardfout van de gemiddelde respons
stat.LowerPred,
stat.UpperPred
Voorspellingsinterval voor één observatie
stat.MEPredFoutmarge voor voorspellingsinterval
stat.SEPredStandaardfout voor voorspelling
stat.bListLijst van regressiecoëfficiënten, {b0,b1,b2,...}
stat.ResidResiduen uit de regressie
Catalogus
>
MultRegTests
MultRegTests Y, X1[,X2[,X3,…[,X10]]]
Meervoudige lineaire regressietoets berekent een meervoudige
lineaire regressie op de gegevens, en biedt de globale F-toets-
statistiek en t-toets-statistieken voor de coëfficiënten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Uitvoer
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: b0+b1·x1+b2·x2+ ...
stat.FGlobale F-toets-statistiek
stat.PValP-waarde geassocieerd met de globale F-statistiek
stat.R
stat.AdjR
2
2
Coëfficiënt van meervoudige determinatie
Aangepaste coëfficiënt van meervoudige determinatie
stat.sStandaarddeviatie van de fout
72TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.DWDurbin-Watson-statistiek; wordt gebruikt om te bepalen of er automatische correlatie van de eerste orde
stat.dfRegVrijheidsgraden van de regressie
stat.SSRegSom van de kwadraten van de regressies
stat.MSRegGemiddelde kwadraat van de regressies
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.bList{b0,b1,...} Lijst van coëfficiënten
stat.tListLijst van t-statistieken, één voor elke coëfficiënt in de bLijst
stat.PListLijst van P-waarden voor elke t-statistiek
stat.SEListLijst van standaardfouten voor coëfficiënten in bLijst
stat.yLijstyLijst = b0+b1·x1+...
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.sResidGestandaardiseerde residuen; verkregen door een residu te delen door zijn standaarddeviatie
stat.CookDistAfstand van Cook; maat voor de invloed van een observatie op basis van het residue en de invloed
stat.LeverageMaat voor hoever de waarden van de onafhankelijke variabelen van hun gemiddelde waarden af liggen
aanwezig is in het model
N
nCr()
nCr(Uitdr1, Uitdr2) ⇒ uitdrukking
Voor geheel getal Uitdr1 enUitdr2 met Uitdr1 ‚ Uitdr2 ‚ 0, is
nCr() het aantal combinaties van Uitdr1 dingen die met Uitdr2 keer
tegelijk zijn genomen. (Dit is ook bekend als een binomiale
coëfficiënt.) Beide argumenten kunnen gehele getallen of
symbolische uitdrukkingen zijn.
nCr(Uitdr, 0) ⇒ 1
Uitdr, negGeheel getal) ⇒ 0
nCr(
Uitdr, posGeheel getal) ⇒Uitdr·(UitdrN1)...
nCr(
(UitdrNposGeheel getal+1)/ posGeheel getal!
Expr, nietGeheel getal) ⇒ uitdrukking!/
nCr(
((UitdrNnietGeheel getal)!·nietGeheel getal!)
Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
nCr(
Geeft een lijst met combinaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee lijsten. De argumenten moeten lijsten van
dezelfde afmeting zijn.
nCr(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een matrix met combinaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee matrices. De argumenten moeten matrices
van dezelfde afmeting zijn.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding73
nDeriv()
nDeriv(Uitdr1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ uitdrukking
nDeriv(Uitdr1, Va r [, H] | Var=Waarde) ⇒ uitdrukking
nDeriv(Uitdr1, Va r [=Waarde], Lijst) ⇒ lijst
nDeriv(Lijst1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ lijst
nDeriv(Matrix1, Va r [=Waarde][, H]) ⇒ matrix
Geeft de numerieke afgeleide als een uitdrukking. Gebruikt de
centraal-differentiequotiënt-formule.
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor geldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapwaarde. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Wanneer u Lijst1 of Matrix1 gebruikt, dan wordt de bewerking
toegepast op de waarden in de lijst of op de elementen in de matrix.
Opmerking: zie ook avgRC() en d().
Catalogus
>
newList()
newList(aantalElementen) ⇒ lijst
Geeft een lijst met de afmeting aantalElementen. Elk element is nul.
newMat()
newMat(aantalRijen, aantalKolommen) ⇒ matrix
Geeft een matrix met nullen met de afmeting aantalRijen bij
aantalKolommen.
nfMax()
nfMax(Uitdr, Va r ) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Va r , ondergrens) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Va r , ondergrens, bovengrens) ⇒ waarde
nfMax(Uitdr, Var) | ondergrens<Var <bovengrens ⇒ waarde
Geeft een mogelijke numerieke waarde van variabele Var waarvoor
het lokale maximum van Uitdr optreedt.
Als u ondergrens en bovengrens opgeeft, zoekt de functie tussen
deze waarden naar het lokale maximum.
Opmerking: Zie ook fMax() en d().
nfMin()
nfMin(Uitdr, Var ) ⇒ waarde
nfMin(Uitdr, Var , ondergrens) ⇒ waarde
Geeft een mogelijke numerieke waarde van variabele Var waarvoor
het lokale minimum van Uitdr optreedt.
Als u ondergrens en bovengrens opgeeft, zoekt de functie tussen die
waarden naar het lokale minimum.
Opmerking: zie ook fMin() en d().
Catalogus
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
>
74TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
nInt()
nInt(Uitdr1, Var, Onder, Boven) ⇒ uitdrukking
Als de integrand Uitdr1 geen andere variabele dan Va r bevat, en als
Onder en Boven constanten, positief
nInt() een benadering van ‰(Uitdr1,Va r,Onder,Boven). Deze
benadering is een gewogen gemiddelde van enkele
steekproefwaarden van de integrand in het interval
<Va r<Boven.
Onder
Het doel is zes significante cijfers. Het adaptieve algoritme eindigt
wanneer het waarschijnlijk lijkt dat het doel is bere ikt, of wanneer het
onwaarschijnlijk lijkt dat extra steekproeven een lonende verbetering
zullen opleveren.
Er wordt een waarschuwing weergegeven (“Twijfelachtige
nauwkeurigheid”) wanneer het erop lijkt dat het doel niet is bereikt.
Nest nInt() om meervoudige numerieke integratie uit te voeren.
Integratiegrenzen kunnen afhangen van integratievariabelen
erbuiten.
Opmerking: zie ook ‰(), pag. 138.
ˆ of negatief ˆ zijn, dan geeft
Catalogus
>
nom()
nom(effectiefPercentage,CpY) ⇒ waarde
Financiële functie die het jaarlijkse effectieve rentepercentage
effectiefPercentage naar een nominaal percentage converteert,
waarbij CpY het aantal rentetermijnen per jaar is.
effectiefPercentage moet een reëel getal zijn en CpY moet een reëel
getal > 0 zijn.
Opmerking: zie ook eff(), pag. 37.
norm()
norm(Matrix) ⇒ uitdrukking
norm(Ve c to r ) ⇒ uitdrukking
Geeft de Frobenius-norm.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding75
normalLine()
normalLine (Uitdr1,Va r ,Punt) ⇒ uitdrukking
normalLine(Uitdr1,Va r =Punt) ⇒ uitdrukking
Geeft de normaal (loodrecht op de raaklijn) aan de kromme die
gespecificeerd wordt door Uitdr1 op het punt dat gespecificeerd is in
Var =Punt.
Zorg ervoor dat de onafhankelijke variabele niet gedefinieerd is.
Bijvoorbeeld: als f1(x):=5 en x:=3, dan geeft normalLine(f1(x),x,2)
"false."
Catalogus
>
normCdf()
normCdf(ondergrens,bovengrens[,m[,s]]) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
Berekent de normale verdelingskans tussen ondergrens en
bovengrens voor de gespecificeerde m (standaard=0) en s
(standaard=1).
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = .ˆ in.
normPdf()
normPdf(XWaarde[,m[,s]]) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kansdichtheidsfunctie voor de normale verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde m en s.
not
not BooleaanseUitdr ⇒ Booleaanse uitdrukking
Geeft waar, onwaar of een vereenvoudigde vorm van het argument.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
76TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
not
not Geheel getal1 ⇒ geheel getal
Geeft het één-complement van een reëel geheel getal. Intern wordt
Geheel getal1 geconverteerd naar een 64-bits binair getal met
een plus- of min-teken. De waarde van elke bit wordt omgewisseld
(0 wordt 1 en andersom) voor het één-complement. Resultaten
worden weergegeven volgens de grondtal-modus.
U kunt het gehele getal in elk grondtal invoeren. Voor een binaire of
hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix wordt het gehele getal behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een
64-bits binaire vorm met een plus- of min-teken, dan wordt er een
symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen het
betreffende bereik te brengen.
Catalogus
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
£ en gebruikt u
>
nPr()
nPr(Uitdr1, Uitdr2) ⇒ uitdrukking
Voor geheel getal Uitdr1 enUitdr2 met Uitdr1 ‚ Uitdr2 ‚ 0, is
nPr() het aantal permutaties van Uitdr1 dingen die met Uitdr2 keer
tegelijk zijn genomen. Beide argumenten kunnen gehele getallen of
symbolische uitdrukkingen zijn.
Geeft een lijst met permutaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee lijsten. De argumenten moeten lijsten van
dezelfde afmeting zijn.
nPr(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een matrix met permutaties op basis van de overeenkomstige
elementparen in de twee matrices. De argumenten moeten matrices
van dezelfde afmeting zijn.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding77
npv()
npv(RentePercentage,CFO,CFLijst[,CFFreq])
Financiële functie die de netto contante waarde berekent; de som van
de contante waarden voor de kasinstromen en -uitstromen. Een
positief resultaat voor npv duidt op een winstgevende investering.
RentePercentage is de rente waarmee de cashflows verdisconteerd
moeten worden (de kosten van het geld) over één periode.
CF0 is de begin-cashflow op tijdstip 0; dit moet een reëel getal zijn.
CFLijst is een lijst met cashflow-bedragen na de begin-cashflow
CF0.
CFFreq is een lijst waarin elk element de frequentie waarmee een
gegroepeerde (opeenvolgend) cashflow-bedrag voorkomt
specificeert; dit is het overeenkomstige element vanCFLijst. De
standaardwaarde is 1; als u waarden invoert, dan moeten dit
positieve gehele getallen < 10.000 zijn.
Catalogus
>
nSolve()
nSolve(Vergelijking,Var [=Gok]) ⇒ getal of fout_string
nSolve(Vergelijking,Var [=Gok],ondergrens)
Zoekt iteratief naar één benaderende numerieke oplossing van
Vergelijking, voor de ene variabele ervan. Specificeer de variabele
als:
variabele
– of –
variabele = reëel getal
Bijvoorbeeld: x is geldig en x=3 ook.
nSolve() is vaak veel sneller dan solve() of zeros(), vooral als de
“|”-operator gebruikt wordt om de zoekactie te beperkten tot een
klein interval met exact één eenvoudige oplossing.
nSolve() probeert één punt te bepalen waarop het residu nul is, of
twee relatief dicht bij elkaar liggende punten waarop het residu
tegenovergestelde tekens heeft, en de grootte van het residu niet
overdreven is. Als dit niet bereikt kan worden met behulp van een
bescheiden aantal steekproefpunten, dan wordt de string “geen
oplossing gevonden” gegeven.
Opmerking: zie ook cSolve(), cZeros(), solve() en zeros().
Catalogus
Opmerking: als er meerdere oplossingen zijn, dan kunt u een
gok gebruiken om een bepaalde oplossing te helpen vinden.
Berekent statistieken voor één variabele op maximaal 20 lijsten. Een
samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele
stat.results. (Zie pag. 108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
De X-argumenten zijn gegevenslijsten.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elke overeenkomstige X-
waarde voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X-waarden.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes.
Alleen de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in
deze lijst worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.v
stat.Gx
2
stat.Gx
stat.sxSteekproef-standaarddeviatie van x
stat.ssssxPopulatie-standaarddeviatie van x
stat.nAantal gegevens
stat.MinXMinimum van de x-waarden
stat.Q1X1ste kwartiel van x
stat.MedianXMediaan van x
stat.Q3X3de kwartiel van x
stat.MaxXMaximum van de x-waarden
stat.SSXSom van de kwadraten van de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde van x
Gemiddelde van de x-waarden
Som van de x-waarden
Som van de x2-waarden
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding79
or
BooleaanseUitdr1 or BooleaanseUitdr2
⇒ Booleaanse uitdrukking
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Geeft waar als een van beide of beide uitdrukkingen uitgewerkt
worden tot waar. Geeft alleen onwaar als beide uitdrukkingen
uitgewerkt worden tot onwaar.
Opmerking: zie xor.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geheel getal1 or Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit voor bit met behulp van een
or-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een plus- of min-teken. Wanneer
overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1 als een
van beide of beide bits 1 zijn; het resultaat is alleen 0 als beide bits 0
zijn. De geretourneerde waarde geeft de bitresultaten, en wordt
weergegeven volgens de grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een
64-bits binaire vorm met een plus- of min-teken, dan wordt er een
symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen het
betreffende bereik te brengen.
Opmerking: zie xor.
Catalogus
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
>
ord()
ord(Str ing) ⇒ geheel getal
ord(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de numerieke code van het eerste teken in tekenreeks Strin g,
of een lijst van de eerste tekens van elk lijstelement.
Geeft de equivalente x-coördinaat van het
(r, q)-paar.
Opmerking: het q-argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. Als het argument een uitdrukking is, dan kunt u ó,G
of ôgebruiken om de hoekmodusinstelling tijdelijk te onderdrukken.
Geeft het equivalente y-coördinaat van het (r,q)-paar.
Opmerking: het q-argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen, volgens de ingestelde
hoekmodus. Als het argument een uitdrukking is, dan kunt u
G
ó,
ôgebruiken om de hoekmodusinstelling tijdelijk te onderdrukken.
In de hoekmodus Radialen:
of
Catalogus
>
PassErr
PassErr
Brengt een fout naar het volgende niveau.
Als systeemvariabele errCode nul is, dan doet PassErr niets.
De Else-zin van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook ClrErr, pag. 16 en Try, pag. 118.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Geeft definities van een stuksgewijs gedefinieerde functie in de vorm
van een lijst. U kunt ook stuksgewijs gedefinieerde functies creëren
met behulp van een template.
Opmerking: zie ook Stuksgewijs gedefinieerde functietemplate
, page 2.
poissCdf()
poissCdf(l,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als ondergrens
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
en
lijsten zijn
poissCdf(
l,bovengrens) (voor P(0Xbovengrens) ⇒ getal
bovengrens een getal is, lijst als bovengrens een lijst is
als
Berekent een cumulatieve kans voor de discrete Poisson-verdeling
met het gespecificeerde gemiddelde l.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van PassErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 118.
Catalogus
Catalogus
>
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding81
poissPdf()
poissPdf(l,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent een kans voor de discrete Poisson-verdeling met het
gespecificeerde gemiddelde l.
Polar
4
4Polar
Vec t o r
Geeft vector weer in polaire vorm [r q]. De vector moet de
afmeting 2 hebben en kan een rij of een kolom zijn.
Opmerking: 4Polar is een weergave-opmaakinstructie, geen
conversiefunctie. U kunt dit commando alleen gebruiken op het eind
van een invoerregel, en ans wordt niet bijgewerkt.
Opmerking: zie ook 4Rect, pag. 92.
complexeWaarde 4Polar
Geeft complexeWaarde in polaire vorm weer.
• De hoekmodus Graden geeft (rq).
• De hoekmodus Radialen geeft re
complexeWaarde kan elke complexe vorm hebben. Een re
veroorzaakt echter een fout in de hoekmodus Graden.
Opmerking: u moet haakjes gebruiken voor een (rq) polaire
invoer.
i
q
.
i
q
-invoer
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Graden
Catalogus
Catalogus
>
>
polyCoeffs()
polyCoeffs(Poly [,Var ]) ⇒ lijst
Geeft een lijst van de coëfficiënten van veelterm (polynoom) Poly ten
opzichte van variabele Var .
Poly moet een veeltermuitdrukking in Va r zijn. Wij adviseren om
Var niet weg te laten, tenzij Poly een uitdrukking in een enkele
variabele is.
Catalogus
>
Werkt de veelterm uit en selecteert x voor de weggelaten Var.
82TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
polyDegree()
polyDegree(Poly [,Var ]) ⇒ waarde
Geeft de graad van de veeltermuitdrukking Poly ten opzichte van
variabele Var . Als u Va r weglaat, dan selecteert de functie
polyDegree() een standaardwaarde uit de variabelen in de
veelterm Poly.
Poly moet een veeltermuitdrukking in Va r zijn. Wij adviseren om
Var niet weg te laten, tenzij Poly een uitdrukking in een enkele
variabele is.
Catalogus
>
Constante veeltermen
De graad kan geëxtraheerd worden, ook al kunnen de
coëfficiënten niet geëxtraheerd worden. Dit komt doordat de
graad geëxtraheerd kan worden zonder de veelterm uit te
breiden.
Interpreteert het eerste argument als de coëfficiënt van een veelterm
met aflopende machten, en geeft de veelterm uitgewerkt voor de
waarde van het tweede argument.
polyGcd()
polyGcd(Uitdr1,Uitdr2) ⇒ uitdrukking
Geeft de grootste gemene deler van de twee argumenten.
Uitdr1 en Uitdr2 moeten veeltermuitdrukkingen zijn.
Lijst-, matrix- en Booleaanse argumenten zijn niet toegestaan.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding83
polyQuotient()
polyQuotient(Poly1,Poly2 [,Var ]) ⇒ uitdrukking
Geeft het quotiënt van veelterm Poly1 gedeeld door veelterm Poly2
ten opzichte van de gespecificeerde variabele Va r .
Poly1 en Poly2 moeten veeltermuitdrukkingen in Va r zijn. Wij
adviseren om Va r niet weg te laten, tenzij Poly1 en Poly2
uitdrukkingen in dezelfde enkele variabele zijn.
Catalogus
>
polyRemainder()
polyRemainder(Poly1,Poly2 [,Var ]) ⇒ uitdrukking
Geeft de rest van veelterm Poly1 gedeeld door veelterm Poly2 ten
opzichte van de gespecificeerde variabele Va r .
Poly1 en Poly2 moeten veeltermuitdrukkingen in Va r zijn. Wij
adviseren om Va r niet weg te laten, tenzij Poly1 en Poly2
uitdrukkingen in dezelfde enkele variabele zijn.
Catalogus
>
84TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
PowerReg
PowerReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de machtsregressie y = (a·(x)b) op de lijsten X en Y met
frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt
opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
Regressievergelijking: a·(x)
b
stat.a, stat.bRegressiecoëfficiënten
stat.r
2
Coëfficiënt van lineaire determinatie voor getransformeerde gegevens
stat.rCorrelatiecoëfficiënt voor getransformeerde gegevens (ln(x), ln(y))
stat.ResidResiduen die geassocieerd zijn met het machtsmodel
stat.ResidTransResiduen die geassocieerd zijn met de lineaire regressie van getransformeerde gegevens
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding85
Prgm
Prgm
Blok
EndPrgm
Template voor het creëren van een door de gebruiker gedefinieerd
programma. Moet gebruikt worden met het commando
Define LibPub of Define LibPriv.
Blok kan een enkele bewering of een serie beweringen zijn die
gescheiden worden door het teken “:”, of een serie beweringen op
aparte regels.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
Define,
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Bereken GCD (grootste gemene deler) en geef tussenresultaten
weer.
>
Product (PI)
product()
product(Lijst[, Start[, Eind]]) ⇒ uitdrukking
Geeft het product van de elementen in Lijst. Start en Eind zijn
optioneel. Ze specificeren een bereik van elementen.
product(Matrix1[, Start[, Eind]]) ⇒ matrix
Geeft een rijvector met de producten van de elementen in de
kolommen van Matrix1. Start en Eind zijn optioneel. Ze specificeren
een bereik van rijen.
propFrac()
propFrac(Uitdr1[, Va r ]) ⇒ uitdrukking
propFrac(rationaal_getal) geeft rationaal_getal als de som van
een geheel getal en een breuk die hetzelfde t eken hebben, en waarbij
de noemer groter is dan de teller.
Zie Π(), pag. 140.
Catalogus
Catalogus
>
>
86TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
propFrac()
propFrac(rationale_uitdrukking,Var ) geeft de som van echte
breuken en een veelterm ten opzichte van Var . De graad van Va r in
de noemer is groter dan de graad van Va r in de teller in elke echte
breuk. Gelijke machten van Va r worden samengenomen. De termen
en hun factoren worden gesorteerd met Va r als de hoofdvariabele.
Als Va r wordt weggelaten, dan wordt een uitbreiding naar een echte
breuk uitgevoerd ten opzichte van de belangrijkste hoofdvariabele.
De coëfficiënten van het veeltermdeel worden vervolgens eerst echt
gemaakt ten opzichte van hun belangrijkste hoofdvariabele, en zo
verder.
Bij rationale uitdrukkingen is propFrac() een sneller maar minder
extreem alternatief voor expand().
U kunt de functie propFrac() gebruiken om gemengde breuken te
representeren en om het optellen en aftrekken van gemengde
breuken te demonstreren.
Q
Catalogus
>
QR
QR Matrix, qMatrix, rMatrix[, Tol ]
Berekent de Householder QR-ontbinding van een reële of complexe
matrix. De resulterende Q- en R-matrices worden opgeslagen in de
gespecificeerde Matrix. De Q-matrix is unitair. De R-matrix is
bovendriehoeks.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
Het getal met drijvende komma (9.) in m1 zorgt ervoor dat de
resultaten worden berekend in drijvende-kommavorm.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding87
QR
De QR-ontbinding wordt numeriek berekend met behulp van
Householder-transformaties. De symbolische oplossing wordt
berekend met behulp van Gram-Schmidt. De kolommen in
qMatNaam zijn de orthonormale basisvectoren die de ruimte die
gedefinieerd wordt door matrix omspannen.
Catalogus
>
QuadReg
QuadReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de kwadratische veeltermregressie y = a·x2+b·x+c op
de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de
resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten. (Zie pag.
108).
Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen | 0 zijn.
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.cRegressiecoëfficiënten
2
stat.R
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
Regressievergelijking: a·x2+b·x+c
Determinatiecoëfficiënt
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
Catalogus
>
88TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
QuartReg
QuartReg X,Y[, Freq][, Categorie, Opnemen]]
Berekent de vierdegraads veeltermregressie
4
y = a
·x
+b·x3+c· x2+d·x+e op de lijsten X en Y met frequentie
Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de
X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.
Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in
Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomsti g X- en Y-
gegeven voorkomt. De standaardwaarde is 1. All e elementen moeten
gehele getallen
Categorie is een lijst met numerieke categoriecodes voor de
overeenkomstige X- en Y-gegevens.
Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen
de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst
worden opgenomen in de berekening.
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.RegEqn
stat.a, stat.b, stat.c,
stat.d, stat.e
stat.R
stat.ResidResiduen uit de regressie
stat.XRegLijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.YRegLijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van
stat.FreqRegLijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg
| 0 zijn.
Regressievergelijking: a·x4+b·x3+c· x2+d·x+e
Regressiecoëfficiënten
2
Determinatiecoëfficiënt
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen
randInt(ondergrens,bovengrens) geeft een geheel toevalsgetal
binnen het bereik dat gespecificeerd is door ondergrens en
bovengrens.
randInt(ondergrens,bovengrens,#Pogingen) geeft een lijst met
#Pogingen gehele toevalsgetallen binnen het gespecificeerde bereik.
randMat()
randMat(aantalRijen, aantalKolommen) ⇒ matrix
Geeft een matrix met gehele getallen tussen -9 en 9 met de
gespecificeerde afmeting.
Beide argumenten moeten vereenvoudigen tot gehele getallen.
randNorm()
randNorm(m, s [,aantalPogingen]) ⇒ uitdrukking
Geeft een decimaal getal uit de gespecificeerde normale verdeling.
Dit kan elk reëel getal zijn, maar het zal sterk geconcentreerd zijn in
het interval [mN3·s, m+3·s].
randPoly()
randPoly(Va r , Orde) ⇒ uitdrukking
Geeft een veelterm in Va r van de gespecificeerde Orde. De
coëfficiënten zijn gehele toevalsgetallen in het bereik ë9 tot en met
9. De leidende coëfficiënt is niet nul.
Orde moet 0–99 zijn.
Catalogus
Catalogus
Opmerking: de waarden in deze matrix veranderen elke keer
>
>
dat u op · drukt.
Catalogus
Catalogus
>
>
randSamp()
randSamp(Lijst,#Pogingen[,geenTerugl]) ⇒ lijst
Geeft een lijst met een willekeurige steekproef van #Pogingen uit
Lijst met teruglegging (geenTerugl=0), of zonder teruglegging
(geenTerugl=1). De standaardinstelling is met teruglegging.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding91
RandSeed
RandSeed Getal
Als Getal = 0, dan worden de seeds op de fabrieksinstellingen voor
de generator van toevalsgetallen ingesteld. Als Getal
commando gebruikt om twee seeds te genereren, die opgeslagen
worden in systeemvariabelen seed1 en seed2.
ƒ 0, wordt dit
Catalogus
>
real()
real(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft het reële deel van het argument.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen. Zie ook imag(), pag. 53.
real(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de reële delen van alle elementen.
real(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de reële delen van alle elementen.
Rect
4
Vec t o r 4Rect
Geeft Ve ct o r in rechthoekige vorm [x, y, z]. De vector moet de
afmeting 2 of 3 hebben en kan een rij of een kolom zijn.
Opmerking: 4Rect is een weergave-opmaakinstructie, geen
conversiefunctie. U kunt dit commando alleen gebruiken op het eind
van een invoerregel, en ans wordt niet bijgewerkt.
Opmerking: zie ook 4Polar, pag. 82.
complexeWaarde 4Rect
Geeft complexeWaarde in rechthoekige vorm a+bi weer. De
complexeWaarde kan elke complexe vorm hebben. Een re
veroorzaakt echter een fout in de hoekmodus Graden.
Opmerking: u moet haakjes gebruiken voor een (rq) polaire
invoer.
i
q
-invoer
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Graden:
Opmerking: om te typen selecteert u dit uit de
symbolenlijst in de Catalogus.
92TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
ref()
ref(Matrix1[, To l]) ⇒ matrix
Geeft de rij-echelon-vorm van Matrix1.
Optioneel wordt elk matrixelement behandeld als nul als de absolute
waarde ervan minder dan To l is. Deze tolerantie wordt alleen
gebruikt als de matrix gegevens met een drijvende komma heeft, en
geen symbolische variabelen bevat die geen waarde toegekend
hebben gekregen. Anders wordt To l genegeerd.
/
•Als u
Benaderend
met behulp van de drijvende komma uitgevoerd.
•Als Tol wordt weggelaten of niet wordt gebruikt, dan wordt de
root(Uitdr) geeft de wortel van Uitdr.
root(Uitdr1, Uitdr2) geeft de Uitdr2-wortel van Uitdr1. Uitdr1
kan een reële of complexe constante met drijvende komma, een
geheel getal of een complexe rationale constante of een algemene
symbolische uitdrukking zijn.
Opmerking: zie ook N-de wortel-template, pag. 1.
rotate()
rotate(Geheel getal1[,#Rotaties]) ⇒ geheel getal
Roteert de bits in een binair geheel getal. U kunt Geheel getal1 in elk
grondtal invoeren; het wordt automatisch geconverteerd naar een 64bits binaire vorm met een teken. Als de grootte van Geheel getal1 te
groot is voor deze vorm, dan wordt een symmetrische modulobewerking gebruikt om het binnen het bereik te brengen.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één bit naar rechts roteren).
Bijvoorbeeld in een rotatie naar rechts:
Elk bit roteert naar rechts.
0b00000000000001111010110000110101
Het meest rechtse bit roteert naar het meest linkse.
Dit levert op:
0b10000000000000111101011000011010
Het resultaat wordt weergegeven volgens de grondtal-modus.
rotate(Lijst1[,#Rotaties]) ⇒ lijst
Geeft een kopie van Lijst1 die met #Rotaties elementen naar rechts
of links is geroteerd. Verandert Lijst1 niet.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één element naar rechts roteren).
rotate(String1[,#Rotaties]) ⇒ string
Geeft een kopie van String1 die met #Rotaties tekens naar rechts of
links is geroteerd. Verandert String1 niet.
Als #Rotaties positief is, dan is de rotatie naar links. Als #Rotaties
negatief is, dan is de rotatie naar rechts. De standaardinstelling is ë1
(één teken naar rechts roteren).
Catalogus
Catalogus
>
>
In de Bin-grondtalmodus:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: om een binair of hexadecimaal getal in te voeren
moet u altijd het prefix 0b of 0h gebruiken (nul, niet de letter O).
In de Dec-grondtalmodus:
94TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.