Deze handleiding heeft betrekking op TI-Nspire-software versie 1.4.
Ga voor de nieuwste versie van de documentatie naar
education.ti.com/guides.
Belangrijke informatie
Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de bij een programma behorende
Licentie, geeft Texas Instruments betreffende programma's of
boekmateriaal geen uitdrukkelijke noch impliciete garantie, daaronder
mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties met
betrekking tot verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel,
en maakt zulk materiaal uitsluitend beschikbaar op een “as-is” basis. In
geen geval is Texas Instruments tegenover wie dan ook aansprakelijk
voor enige speciale, indirecte, bijkomende of gevolgschade verband
houdend met of voortvloeiend uit de aankoop of het gebruik van dit
materiaal en, ongeacht de vorm van proces, zal de enige en uitsluitende
aansprakelijkheid van Texas Instruments niet hoger zijn dan het in de bij
een programma behorende licentie vermelde bedrag. Daarenboven wijst
Texas Instruments elke aansprakelijkheid van de hand voor vorderingen
van welke aard dan ook tegen het gebruik van dit materiaal door
derden.
Licentie
Zie de complete licentie die is geïnstalleerd in C:\Program Files\TI
Education\TI-Nspire CAS.
Foutcodes en meldingen
Productinformatie, service en
garantie TI
vi
TI-Nspire™
In deze handleiding worden de templates, functies, commando's en operatoren beschreven die
beschikbaar zijn voor het uitwerken van wiskundige uitdrukkingen.
CAS Referentiehandleiding
Uitdrukkingstemplates
Uitdrukkingstemplates bieden u een makkelijke manier om wiskundige uitdrukkingen
in standaard wiskundige notatie in te voeren. Wanneer u een template invoegt, verschijnt
deze op de invoerregel met kleine blokjes op de posities waarop u elementen kunt invoeren.
Een cursor geeft aan welk element u kunt invoeren.
Gebruik de pijltoetsen of druk op
element, en typ een waarde of uitdrukking voor het element in. Druk op
om de uitdrukking uit te werken.
Breukentemplate
Opmerking: zie ook / (delen), pag. 132.
e om de cursor te verplaatsen naar de positie van elk
· of /·
/p-toetsen
Voorbeeld:
Exponent-template
Opmerking: typ de eerste waarde, typ op l en typ dan de
exponent. Om de cursor terug te brengen naar de basisregel drukt u
op de pijl naar rechts (¢).
Opmerking: zie ook ^ (macht), pag. 133.
Worteltemplate
Opmerking: zie ook
N-de wortel-template
Opmerking: zie ook wortel (), pag. 94.
‡
() (wortel), pag. 139.
l-toets
Voorbeeld:
/q-toetsen
Voorbeeld:
/l-toetsen
Voorbeeld:
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding1
e-macht-template
Het getal e verheven tot een macht
Opmerking: zie ook e^(), pag. 37.
u-toetsen
Voorbeeld:
Log-template
Berekent de log ten opzichte van een gespecificeerd grondtal. Voor
het standaard grondtal 10 laat u het grondtal weg.
Opmerking: zie ook log(), pag. 64.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(2-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een in twee stukkenstuksgewijs gedefinieerde functie creëren. Om ee n stuk toe te voegen
klikt u in de template en herhaalt u de template.
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 81.
Template voor stuksgewijs gedefinieerde functies
(N-stuks)
Hiermee kunt u uitdrukkingen en condities voor een -stuksgewijs
gedefinieerde functie in N stukken creëren. Vraagt om N.
/s-toets
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Template voor stuksgewijs gedefinieerde
functies (2-stuks).
Opmerking: zie ook piecewise(), pag. 81.
2TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Stelsel van 2 vergelijkingen-template
Creëert een stelsel van twee vergelijkingen. Om een rij toe te voegen
aan een bestaand stelsel, klikt u in de template en herhaalt u de
template.
Opmerking: zie ook system(), pag. 111.
Catalogus >
Voorbeeld:
Stelsel van N vergelijkingen-template
Hiermee creëert u een stelsel van N vergelijkingen. Vraagt om N.
Opmerking: zie ook system(), pag. 111.
Absolute waarde-template
Opmerking: zie ook abs(), pag. 6.
dd°mm’ss.ss’’ template
Hiermee kunt u hoeken in dd°mm’ss.ss’’-opmaak invoeren, waarbij
dd het aantal decimale graden, mm het aantal minuten en ss.ss het
aantal seconden is.
Matrixtemplate (2 x 2)
Catalogus >
Voorbeeld:
Zie het voorbeeld bij Stelsel van vergelijkingen-template (2
vergelijkingen).
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Creëert een 2 x 2 matrix.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding3
Matrixtemplate (1 x 2)
.
Catalogus >
Voorbeeld:
Matrixtemplate (2 x 1)
Matrixtemplate (m x n)
De template verschijnt nadat u het aantal rijen en kolommen heeft
ingevoerd.
Opmerking: als u een matrix creëert met een groot aantal rijen en
kolommen, kan het even duren voordat deze verschijnt.
Somtemplate (G)
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Product-template (Π)
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook Π() (product), pag. 140.
Catalogus >
4TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Eerste afgeleide-template
Catalogus >
Voorbeeld:
Opmerking: zie ook
d() (afgeleide)
, pag. 138.
N-de afgeleide-template
Opmerking: zie ook
d() (afgeleide)
, pag. 138.
Bepaalde integraal-template
Opmerking: zie ook ‰() integrate(), pag. 138.
Onbepaalde integraal-template
Opmerking: zie ook ‰() integrate(), pag. 138.
Limiet-template
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Catalogus >
Voorbeeld:
Gebruik N of (N) voor de linkerlimiet. Gebruik + voor de
rechterlimiet.
Opmerking: zie ook limit(), pag. 57.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding5
Alfabetische lijst
Elementen waarvan de namen niet alfabetische zijn (zoals +, ! en >) staan aan het eind van dit
hoofdstuk, vanaf pag. 131. Tenzij anders gespecificeerd zijn alle voorbeelden in dit hoofdstuk
uitgevoerd in de standaard reset-modus, en wordt van alle variabelen aangenomen dat ze
onbepaald zijn.
A
abs()
abs(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
abs(
Lijst1) ⇒ lijst
abs(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft de absolute waarde van het argument.
Opmerking: zie ook Absolute waarde-template, pag. 3.
Als het argument een complex getal is, dan wordt de modulus van
dat getal gegeven.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
Aflossingsfunctie die een matrix als aflossingstabel genereert voor
een serie TVM-argumenten.
NPmt is het aantal betalingen dat in de tabel moet worden
opgenomen. De tabel begint met de eerste betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
De kolommen in de resulterende matrix zijn in de volgorde: Aantal
betalingen, bedrag betaald aan rente, bedrag betaald aan de
hoofdsom (aflossing) en balans.
De balans die getoond wordt in rij n is de balans na betaling n.
U kunt de uitvoermatrix gebruiken als invoer voor de andere
aflossingsfuncties GInt() en GPrn(), pag. 141, en bal(), pag. 12.
Catalogus
Catalogus
>
>
and
BooleaanseUitdr1 and BooleaanseUitdr2 ⇒ Booleaanse
uitdrukking
BooleaanseLijst1 and BooleaanseLijst2 ⇒ Booleaanse lijst
BooleaanseMatrix1 and BooleaanseMatrix2 ⇒ Booleaanse
matrix
Geeft waar of onwaar of een vereenvoudigde vorm van de
oorspronkelijke invoer.
Catalogus
>
6TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
and
Geheel getal1 and Geheel getal2 ⇒ geheel getal
Vergelijkt twee reële gehele getallen bit-voor-bit met behulp van een
and-bewerking. Intern worden beide gehele getallen geconverteerd
naar 64-bits binaire getallen met een teken (positief of negatief).
Wanneer overeenkomstige bits vergeleken worden, is het resultaat 1
als beide bits 1 zijn; anders is het resultaat 0. De geretourneerde
waarde geeft de bitresultaten, en wordt weergegeven volgens de
ingestelde grondtal-modus.
U kunt de gehele getallen invoeren in elk grondtal. Voor een binaire
of hexadecimale invoer moet u respectievelijk het prefix 0b of 0h
gebruiken. Zonder prefix worden gehele getallen behandeld als
decimaal (grondtal 10).
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
>
In de Hex-grondtalmodus:
Belangrijk: nul, niet de letter O.
In de Bin-grondtalmodus:
In de Dec-grondtalmodus:
Opmerking: een binaire invoer kan maximaal 64 cijfers
hebben (het prefix 0b niet meegeteld). Een hexadecimale invoer
kan maximaal 16 cijfers hebben.
angle()
angle(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft de hoek van het argument, waarbij het argument als een
complex getal wordt geïnterpreteerd.
Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als
reële variabelen.
angle(Lijst1) ⇒ lijst
angle(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de hoeken van de elementen in Lijst1 of
Matrix1, waarbij elk element geïnterpreteerd wordt als een complex
getal dat een punt in een rechthoekig twee-dime nsionaal assenstelsel
voorstelt.
ANOVA
ANOVA Lijst1,Lijst2[,Lijst3,...,Lijst20][,Vlag]
Voert een eenwegs-variantieanalyse uit voor het vergelijken van
de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting van
de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
Vlag=0 voor gegevens, Vlag=1 voor statistieken
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
>
>
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FWaarde van de F-statistiek
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding7
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de groepen
stat.SSSom van de kwadraten van de groepen
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de groepen
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde kwadraat van de fouten
stat.spGepoolde standaarddeviatie
stat.xbarlistGemiddelde van de invoer van de lijsten
stat.CLowerList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
stat.CUpperList95% betrouwbaarheidsintervallen voor het gemiddelde van elke invoerlijst
Berekent een tweewegs variantieanalyse voor het vergelijken
van de gemiddelden van twee tot 20 populaties. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
NivRij=0 voor blok
NivRij=2,3,...,Len-1, voor tweeweg, waarbij
Len=lengte(Lijst1)=lengte(Lijst2) = … = lengte(Lijst10) en
Len / NivRij ∈ {2,3,…}
Uitvoer: Blokopmaak
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
stat.FBlockF-statistiek voor de factor
stat.PValBlockKleinste kans waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfBlockVrijheidsgraden van de factor
stat.SSBlockSom van de kwadraten van de factor
stat.MSBlockGemiddelde van de kwadraten van de factor
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
Catalogus
>
8TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.sStandaarddeviatie van de fout
Uitvoer van KOLOMFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.
FcolF-statistiek van de kolomfactor
stat.PValColKanswaarde van de kolomfactor
stat.dfColVrijheidsgraden van de kolomfactor
stat.SSColSom van de kwadraten van de kolomfactor
stat.MSColGemiddelde van de kwadraten van de kolomfactor
Uitvoer van RIJFACTOR
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FRowF-statistiek van de rijfactor
stat.PValRowKanswaarde van de rijfactor
stat.dfRowVrijheidsgraden van de rijfactor
stat.SSRowSom van de kwadraten van de rijfactor
stat.MSRowGemiddelde van de kwadraten van de rijfactor
Uitvoer van INTERACTIE
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.FInteractF-statistiek van de interactie
stat.PValInteractKanswaarde van de interactie
stat.dfInteractVrijheidsgraden van de interactie
stat.SSInteractSom van de kwadraten van de interactie
stat.MSInteractGemiddelde van de kwadraten van de interactie
Uitvoer van FOUT
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.dfErrorVrijheidsgraden van de fouten
stat.SSErrorSom van de kwadraten van de fouten
stat.MSErrorGemiddelde van de kwadraten van de fouten
sStandaarddeviatie van de fout
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding9
Ans
Ans ⇒ waarde
Geeft het resultaat van de meest recent uitgewerkte uitdrukking.
/v
-toetsen
approx()
approx(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
Geeft de uitwerking van het argument als een uitdrukking met
decimale waarden, indien mogelijk, ongeacht de huidige
Automatische of Benaderende modus.
Dit is hetzelfde als het argument invoeren en op
drukken.
approx(Lijst1) ⇒ lijst
approx(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix waarin elk element uitgewerkt is naar een
decimale waarde, indien mogelijk.
Geeft het argument als een breuk met een tolerantie van tol. Als tol
wordt weggelaten, wordt er een tolerantie van 5.E-14 gebruikt.
arcLen()
arcLen(Uitdr1,Var ,Start,Eind) ⇒ uitdrukking
Geeft de booglengte van Uitdr1 van Start tot Eind ten opzichte van
variabele Var .
Booglengte wordt berekend als een integraal, waarbij een
functiemodusdefinitie wordt verondersteld.
/
·
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
arcLen(Lijst1,Var ,Start,Eind) ⇒ lijst
Geeft een lijst van de booglengtes van elk element van Lijst1 van
Start tot Eind ten opzichte van Va r.
augment()
augment(Lijst1,Lijst2) ⇒ lijst
Geeft een nieuwe lijst die bestaat uit Lijst2 aan het eind van Lijst1.
Catalogus
>
10TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
augment()
augment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. Wanneer het teken “,” wordt gebruikt, moeten de matrices gelijke rijafmetingen hebben, en wordt Matrix2 toegevoegd aan
Matrix1 als nieuwe kolommen. Augment verandert Matrix1 en
Matrix2 niet.
Catalogus
>
avgRC()
avgRC(Uitdr1, Va r [=waarde] [, H]) ⇒ uitdrukking
avgRC(Uitdr1, Va r [=Waarde] [, Lijst1]) ⇒ lijst
avgRC(Lijst1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ lijst
avgRC(Matrix1, Var [=Waarde] [, H]) ⇒ matrix
Geeft het differentiequotiënt (gemiddelde veranderingssnelheid).
Uitdr1 kan een door de gebruiker gedefinieerde functienaam zijn
(zie Func).
Wanneer waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere
variabeletoekenning of elke huidige “waarvoor g eldt dat”-substitutie
voor de variabele onderdrukt.
H is de stapgrootte. Als H wordt weggelaten, is de standaardwaarde
0,001.
Merk op dat de soortgelijke functie nDeriv() het centraaldifferentiequotiënt gebruikt.
Aflossingsfunctie die de geplande balans berekent na een
gespecificeerde betaling.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
NPmt specificeert het nummer van de betaling waarna u de gegevens
berekend wilt hebben.
N, I, PV, Pmt, FV, PpY, CpY en PmtAt worden beschreven in de
tabel met TVM-argumenten, pag. 120.
•Als u Pmt weglaat, dan wordt de standaardwaarde
Pmt=tvmPmt(N,I,PV,FV,PpY,CpY,PmtAt) gebruikt.
•Als u FV weglaat, dan wordt de standaardwaarde FV=0
gebruikt.
• De standaardwaarden voor PpY, CpY en PmtAt zijn hetzelfde als
voor de TVM-functies.
afgerondeWaarde specificeert het aantal decimalen voor afronding.
Standaardwaarde=2.
bal(NPmt,amortTable) berekent de balans na het nummer van de
betaling NPmt, op basis van de aflossingstabel amortTable. Het
argument amortTable moet een matrix zijn in de vorm die
beschreven wordt onder amortTbl(), pag. 6.
Opmerking: zie ook GInt() en GPrn(), pag. 141.
Base2 (4Grondtal2)
4
Geheel getal1 4Base2 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een binair getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt binair weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
Catalogus
Catalogus
>
>
12TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Base10 (4Grondtal10)
4
Geheel getal1
Converteert Geheel getal1 naar een decimaal (grondtal 10) getal.
Een binair of hexadecimaal getal moet altijd respectievelijk het prefix
0b of 0h hebben.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal. Het
resultaat wordt als decimaal getal weergegeven, ongeacht de
Grondtal-modus.
Base16 (4Grondtal16)
4
Geheel getal1 4Base16 ⇒ geheel getal
Converteert Geheel getal1 naar een hexadecimaal getal. Binaire of
hexadecimale getallen hebben altijd respectievelijk het prefix 0b of
0h.
0b binairGetal
0h hexadecimaalGetal
Nul, niet de letter O, gevolgd door b of h.
Een binair getal kan maximaal 64 cijfers hebben. Een hexadecimaal
getal kan maximaal 16 cijfers hebben.
Zonder prefix wordt Geheel getal1 behandeld als decimaal
(grondtal 10). Het resultaat wordt als hexadecimaal getal
weergegeven, ongeacht de Grondtal-modus.
Als u een decimaal geheel getal invoert dat te groot is voor een 64bits binaire vorm met een teken (positief of negatief), dan wordt er
een symmetrische modulo-bewerking gebruikt om de waarde binnen
het betreffende bereik te brengen.
4Base10 ⇒ geheel getal
Catalogus
Catalogus
>
>
binomCdf()
binomCdf(n,p,ondergrens,bovengrens) ⇒ getal als
ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en
bovengrens lijsten zijn
binomCdf(
is,
Berekent de cumulatieve kans voor de discrete binomiale verdeling
met aantal pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens=0 in
binomPdf()
binomPdf(n,p) ⇒ getal
binomPdf(n,p,XWaarde) ⇒ getal als XWaarde een getal is,
lijst als XWaarde een lijst is
Berekent de kans voor de discrete binomiale verdeling met aantal
pogingen n en succeskans p bij iedere poging.
n,p,bovengrens) ⇒ getal als bovengrens een getal
lijst als bovengrens een lijst is
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding13
C
ceiling()
ceiling(Uitdr1) ⇒ geheel getal
Geeft het dichtstbijliggende gehele getal dat ‚ is aan het argument.
Het argument kan een reëel of complex getal zijn.
Opmerking: zie ook floor().
ceiling(Lijst1) ⇒ lijst
ceiling(Matrix1) ⇒ matrix
Geeft een lijst of matrix met de 'plafondwaarde' van elk element.
cFactor(Uitdr1) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van al zijn
variabelen boven een gemeenschappelijke noemer.
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden in lineaire rationale
factoren, zelfs als dit nieuwe niet-reële getallen oplevert. Dit
alternatief is geschikt als u een ontbinding in factoren ten opzichte
van meer dan één variabele wilt.
cFactor(Uitdr1,Var ) geeft Uitdr1 ontbonden ten opzichte van
variabele Var .
Uitdr1 wordt zoveel mogelijk ontbonden in factoren die lineair zijn in
Var , met misschien niet-reële constanten, zelfs als dit irrationale
constanten of subuitdrukkingen die irrationaal zijn in andere
variabelen oplevert.
De factoren en hun termen worden gesorteerd met Va r als de
hoofdvariabele. In elke factor worden gelijksoortige machten van Va r
samengenomen. Neem Va r op als argument als u een ontbinding ten
opzichte van alleen die variabele nodig heeft, en u bereid bent om
irrationale uitdrukkingen in andere variabelen te accepteren om een
ontbinding ten opzichte van Va r te vergroten. Er kan wat onbedoelde
ontbinding ten opzichte van andere variabelen optreden.
Bij de automatische instelling van de Automatische of
Benaderende
benadering met drijvende komma-coëfficiënten mogelijk maken,
waar irrationale coëfficiënten niet expliciet beknopt uitgedrukt
kunnen worden in termen van de ingebouwde functies. Ook als er
maar één variabele is, kan het opnemen van Va r een volledigere
ontbinding opleveren.
Opmerking: zie ook factor().
modus kunt u door Var op te nemen tevens een
Catalogus
Catalogus
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
>
>
char()
char(Geheel getal) ⇒ teken
Geeft een tekenreeks die het teken met het nummer Geheel getal
van de tekenserie van de rekenmachine bevat. Het geldige bereik
voor Geheel getal is 0–65535.
Geeft de karakteristieke veelterm van vierkanteMatrix. De
karakteristieke veelterm van n×n matrix A, aangeduid door p
de veelterm die gedefinieerd wordt door
(l) = det(l• INA)
p
A
(l), is
A
Catalogus
waarbij I de n×n eenheidsmatrix aanduidt.
vierkanteMatrix1 en vierkanteMatrix2 moeten gelijke afmetingen
hebben.
2
c
2way
2
c
2way obsMatrix
chi22way obsMatrix
Berekent een c2 -toets voor afhankelijkheid op de kruistabel van
aantallen in de geobserveerde matrix ObsMatrix. Een samenvatting
van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results.
(Zie pag. 108).
Catalogus
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht.
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.ExpMatMatrix van de verwachte tabel met aantallen elementen, waarbij wordt uitgegaan van de nulhypothese
stat.CompMatMatrix van chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
>
>
2
c
Cdf()
2
c
Cdf(ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
chi2Cdf(
ondergrens,bovengrens,df) ⇒ getal als ondergrens en
bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens
lijsten zijn
Berekent de c2 -verdelingskans tussen ondergrens en bovengrens
voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
Voor P(X bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.
2
c
GOF
2
c
GOF obsLijst,expLijst,df
chi2GOF obsLijst,expLijst,df
Voert een toets uit om te bevestigen dat de steekproefgegevens
afkomstig zijn uit een populatie met de gespecificeerde verdeling.
obsLijst is een lijst met aantallen en moet gehele getallen bevatten.
Een samenvatting van de resultaten wordt o pgeslagen in de variabele
stat.resultaten. (Zie pag. 108).
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding15
UitvoervariabeleBeschrijving
stat.c2 Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht
stat.PValKleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden
stat.dfVrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken
stat.CompListChi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen
2
c
Pdf()
2
c
Pdf(XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst als
XWaarde een lijst is
chi2Pdf(
XWaarde,df) ⇒ getal als XWaarde een getal is, lijst
XWaarde een lijst is
als
Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de c2-verdeling bij een
gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.
Catalogus
>
ClearAZ
ClearAZ
Wist alle variabelen die bestaan uit één teken in de huidige opgave.
ClrErr
ClrErr
Wist de foutstatus en zet de systeemvariabele errCode op nul.
De Else-bepaling van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of
PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden,
gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet
worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de
volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste
Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het
foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.
Opmerking: zie ook PassErr, pag. 81 en Try , pag. 118.
Opmerking voor het invoeren van het voorbeeld: In de
Rekenmachine-toepassing op de rekenmachine kunt u meerregelige
definities invoeren door op @ te drukken in plaats van op ·
aan het eind van elke regel. Op het toetsenbord van de computer
houdt u Alt ingedrukt en drukt u op Enter.
Catalogus
Catalogus
Zie voor een voorbeeld van ClrErr Voorbeeld 2 onder het
commando Try op pag. 118.
>
>
16TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
colAugment()
colAugment(Matrix1, Matrix2) ⇒ matrix
Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan
Matrix1. De matrices moeten evenveel kolommen hebben, en
Matrix2 wordt toegevoegd aan Matrix1 als nieuwe rijen. Dit verandert Matrix1 of Matrix2 niet.
Catalogus
>
colDim()
colDim(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het aantal kolommen in Matrix.
Opmerking: zie ook rowDim().
colNorm()
colNorm(Matrix) ⇒ uitdrukking
Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de
elementen in de kolommen in Matrix.
Opmerking: onbepaalde matrixelementen zijn nie t toegestaan. Zie
comDenom(Uitdr1) geeft een vereenvoudigde breuk met een
volledig uitgewerkte teller boven een volledig uitgewerkte noemer.
comDenom(Uitdr1,Var ) geeft een vereenvoudigde breuk met
teller en noemer die uitgewerkt zijn ten opzichte van Va r . De termen
en hun factoren worden gesorteerd met Va r als de hoofdvariabele.
Gelijke machten van Va r worden samengenomen. Er kan wat
onbedoelde ontbinding ten opzichte van de samengenomen
coëfficiënten optreden. Vergeleken met het weglat en van Var scheelt
dit vaak tijd, geheugen en schermruimte, terwijl de uitdrukking
begrijpelijker wordt. Ook worden volgende bewerkingen op het
resultaat sneller en putten deze het geheugen minder uit.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
Als Va r niet voorkomt in Uitdr1, dan geeft
comDenom(Uitdr1,Var ) een vereenvoudigde breuk met een niet-
uitgewerkte teller boven een niet-uitgewerkte noemer. Dergelijke
resultaten besparen meestal nog meer tijd, geheugen en
schermruimte. Dergelijke gedeeltelijk ontbonden resultaten maken
volgende bewerkingen op het resultaat tevens sneller en minder
belastend voor het geheugen.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding17
comDenom()
Ook wanneer er geen noemer is, is de comden-functie vaak een
snelle manier om gedeeltelijke ontbinding te bereiken als factor() te
langzaam is of als deze het geheugen uitput.
Tip: Voer deze comden()-functiedefinitie in en probeer hem
Geeft een matrix op basis van de argumenten.
Uitdr is een uitdrukking in de variabelen Va r 1 en Var 2 . Elementen in
de resulterende matrix worden gevormd door Uitdr uit te werken
voor elke opgehoogde waarde van Va r 1 en Va r 2 .
Var 1 wordt automatisch verhoogd van 1 tot en met aantalRijen.
Binnen elke rij wordt Va r 2 verhoogd van 1 tot en met
aantalKolommen.
CopyVar()
CopyVar Var 1 , Va r 2
CopyVar Var 1 ., Va r2 .
CopyVar Var 1 , Var 2 kopieert de waarde van variabele Va r1 naar
variabele Var 2, waar bij Var 2 indien nodig gecreëerd wordt. Variabele
Var 1 moet een waarde hebben.
Als Va r1 de naam van een bestaande, door de gebruiker
gedefinieerde functie is, kopieert CopyVar de definitie van die functie
naar functie Va r2 . Functie Va r 1 moet gedefinieerd zijn.
Var 1 moet voldoen aan de naamgevingsvereisten of moet een
indirecte uitdrukking zijn die vereenvoudigd wordt tot een
variabelenaam die voldoet aan de vereisten.
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
18TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
CopyVar()
CopyVar Var 1 ., Va r2 . kopieert alle leden van de variabelegroep
. naar de groep Va r2 ., waarbij Va r 2 . indien nodig wordt
Var 1
gecreëerd.
Var 1
. moet de naam van een bestaande variabelegr oep zijn, zoals de
statistische stat
met de LibShortcut()-functie. Als Va r2 . reeds bestaat, dan
vervangt deze opdracht alle leden die beide groepen
gemeenschappelijk hebben, en worden de leden die nog nie t bestaan
toegevoegd. Als er een enkelvoudige (geen groep) variabele met de
naam Va r2 bestaat, treedt er een fout op.
.nn-resultaten, of van variabelen die gecreëerd zijn
Catalogus
>
corrMat()
corrMat(Lijst1,Lijst2[,…[,Lijst20]])
Berekent de correlatiematrix voor de matrix bestaande uit [Lijst1,
Lijst2, ..., Lijst20].
4
cos ()
4
Uitdr
cos
Geeft Uitdr weer in termen van cosinus. Dit is een operator voor
weergaveconversie. Deze kan alleen op het eind van de invoerregel
gebruikt worden.
4
cos verlaagt alle machten van
sin(...) modulo 1Ncos(...)^2
zodat alle resterende machten van cos(...) exponenten in het bereik
(0, 2) hebben. Het resultaat zal dus vrij zijn van sin(...) dan en slechts
dan als sin(...) uitsluitend voorkomt in de gegeven uitdrukking met
even exponenten.
Opmerking: deze conversie-operator wordt niet ondersteund in de
hoekmodi Graden en Decimale graden. Voordat u deze operator
gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat de hoekmodus is ingesteld op
Radialen, en dat Uitdr geen expliciete verwijzingen naar graden of
decimale graden bevat.
Catalogus
Catalogus
>
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding19
cos()
cos(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cos(Lijst1) ⇒ lijst
cos(Uitdr1) geeft de cosinus van het argument als een uitdrukking.
cos(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen van alle elementen in
Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G of ôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
n-toets
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
cos(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde
als het berekenen van de cosinus van elk element.
Wanneer een scalaire functie f(A) werkt op vierkanteMatrix1 (A),
dan wordt het resultaat berekend door het volgende algoritme:
Bereken de eigenwaarden (li) en de eigenvectoren (Vi) van A.
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Bovendien kan hij
geen symbolische variabelen hebben die geen waarde toegekend
hebben gekregen.
Vorm de matrices:
Vervolgens A = X B Xêen f(A) = X f(B) Xê. Bijvoorbeeld cos(A) = X
cos(B) Xê waarbij:
cos(B) =
Alle berekeningen worden uitgevoerd met behulp van drijvende
komma-rekenkunde.
In de hoekmodus Radialen:
20TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cosê()
cosê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cosê(Lijst1) ⇒ lijst
/n-toetsen
In de hoekmodus Graden:
cosê(Uitdr1) geeft de hoek waarvan de cosinus Uitdr1 als een
uitdrukking is.
cosê(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen van elk
element van Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
cosê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet
hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus van elk element.
Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
cosh()
cosh(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cosh(Lijst1) ⇒ lijst
cosh(Uitdr1) geeft de cosinus hyperbolicus van het argument als
een uitdrukking.
cosh(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen hyperbolicus van elk
element van Lijst1.
cosh(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is
niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus hyperbolicus van elk
element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
Catalogus
In de hoekmodus Radialen:
>
coshê()
coshê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
coshê(Lijst1) ⇒ lijst
ê
cosh
(Uitdr1) geeft de inverse cosinus hyperbolicus van het
argument als een uitdrukking.
ê
cosh
(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen hyperbolicus
van elk element van Lijst1.
Catalogus
>
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding21
coshê()
coshê(vierkanteMatrix1) ⇒ vierkanteMatrix
Geeft de inverse matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1.
Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus
hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de
berekeningsmethode cos().
vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat
altijd getallen met een drijvende komma.
Catalogus
>
In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:
Om het hele resultaat te zien drukt u op £ en gebruikt u
vervolgens ¡ en ¢ om de cursor te verplaatsen.
cot()
cot(Uitdr1) ⇒uitdrukking
cot(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cotangens van Uitdr1 of geeft een lijst van de cotangensen
van alle elementen in Lijst1.
Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in
graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodusinstelling. U kunt ó,G ofôgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te
onderdrukken.
cotê()
cotê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cotê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de hoek waarvan de cotangens Uitdr1 is of geeft een lijst met
de inverse cotangens van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
coth()
coth(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
coth(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cotangens hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst van de
cotangensen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
22TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
cothê()
cothê(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
cothê(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de inverse cotangens hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst
met de inverse cotangensen hyperbolicus van Lijst1.
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in de
argumenten die uitgewerkt worden tot numerieke waarden.
Elk argument kan een uitdrukking, waarde, lijst of matrix zijn. U kunt
gegevenstypen mengen en argumenten met verschillende afmetingen
gebruiken.
Bij een lijst, matrix of reeks cellen wordt elk element uit gewerkt om te
bepalen of het moet worden opgenomen in de telling.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen op de
plaats van elk argument gebruiken.
countif()
countif(Lijst,Criteria) ⇒ waarde
Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in Lijst die
voldoen aan de gespecificeerde Criteria.
Criteria kan zijn:
• Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 3 telt
alleen die elementen in Lijst die vereenvoudigd worden tot de
waarde 3.
• Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als tijdelijke
plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<5 telt alleen
die elementen in Lijst die kleiner zijn dan 5.
In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen
gebruiken op de plaats van Lijst.
Opmerking: zie ook sumIf(), pag. 111 en frequency(), pag. 47.
Catalogus
In het laatste voorbeeld worden alleen 1/2 en 3+4*i geteld. De
resterrende argumenten worden niet uitgewerkt naar numerieke
waarden, als we aannemen dat x onbepaald is.
Catalogus
>
>
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan 3.
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan "def".
Telt het aantal elementen dat gelijk is aan x; in dit voorbeeld
wordt ervan uitgegaan dat de variabele x onbepaald is.
Telt 1 en 3.
Telt 3, 5 en 7.
Telt 1, 3, 7 en 9.
TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding23
crossP()
crossP(Lijst1, Lijst2) ⇒ lijst
Geeft het uitwendige product van Lijst1 en Lijst2 als een lijst.
Lijst1 en Lijst2 moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting
moet 2 of 3 zijn.
crossP(Vector1, Vector2) ⇒ vector
Geeft een rij- of kolomvector (afhankelijk van de argumenten) die het
uitwendig product is van Vector1 en Vec to r 2 .
Zowel Vector1 als Vector2 moeten rijvectoren zijn, of beide moeten
kolomvectoren zijn. Beide vectoren moeten gelijke afmetingen
hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.
Catalogus
>
csc()
csc(Uitdr1) ⇒ uitdrukking
csc(Lijst1) ⇒ lijst
Geeft de cosecans van Uitdr1 of geeft een lijst met de cosecansen
van alle elementen in Lijst1.
cscê()
cscê(Uitdr1) ⇒uitdrukking
cscê(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de hoek waarvan de cosecans Uitdr1 is of geeft een lijst met de
inverse cosecans van elk element in Lijst1.
Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of
radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.
csch()
csch(Uitdr1) ⇒uitdrukking
csch(Lijst1) ⇒lijst
Geeft de cosecans hyperbolicus van Uitdr1 of geeft een lijst van de
cosecansen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
In de hoekmodus Graden:
In de hoekmodus Decimale graden:
In de hoekmodus Radialen:
Catalogus
Catalogus
Catalogus
>
>
>
24TI-Nspire™ CAS Referentiehandleiding
Loading...
+ 144 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.