Alvorens het apparaat te bedienen, leest u dit
handboek, de "Gebruiksaanwijzing" en de "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding"
aandachtig door en bewaart u deze voor
latere naslag.
Opmerkingen over de typen "Memory
Stick" die kunnen worden gebruikt (niet
bijgeleverd)
"Memory Stick Duo":
u kunt in deze camera een
"Memory Stick Duo"
gebruiken.
"Memory Stick":
u kunt in deze
camera geen
"Memory Stick"
gebruiken.
Andere geheugenkaarten kunnen niet
worden gebruikt.
• Voor verdere informatie over de "Memory Stick
Duo", zie pagina 132.
Bij gebruik van een "Memory Stick Duo"
in een "Memory Stick"-compatibel
apparaat
U kunt de "Memory Stick Duo" gebruiken
door deze in de Memory Stick Duo-adapter
(niet bijgeleverd) te steken.
Memory Stick Duo-adapter
Opmerkingen over de accu
• Laad de accu (bijgeleverd) op voordat u de
camera voor het eerst gebruikt.
• De accu kan zelfs worden opgeladen als deze
nog niet volledig leeg is. Bovendien kunt u zelfs
als de accu niet volledig opgeladen is, de
gedeeltelijke lading van de accu gewoon
gebruiken.
• Als u van plan bent de accu gedurende een lange
tijd niet te gebruiken, verbruikt u eerst de
resterende lading, verwijdert u daarna de accu
uit de camera, en bewaart u deze op een droge,
koele plaats. Dit dient om de functies van de
accu te behouden.
• Voor verdere informatie over bruikbare accu’s,
zie pagina 134.
Carl Zeiss-lens
Deze camera is uitgerust met een Carl
Zeiss-lens, die scherpe beelden met
uitstekend contrast reproduceert.
De lens van deze camera is geproduceerd
onder een kwaliteitborgingssysteem dat is
gecertificeerd door Carl Zeiss in
overeenstemming met de kwaliteitsnormen
van Carl Zeiss, Duitsland.
Opmerkingen over het LCD-scherm en
de lens
• Het LCD-scherm is vervaardigd met behulp van
uiterste precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de beeldpunten effectief werkt. Er
kunnen echter enkele kleine zwarte en/of
heldere (witte, rode, blauwe of groene) punten
zijn die permanent op het LCD-scherm
aanwezig zijn. Dit is normaal en heeft geen
enkele invloed op het opgenomen beeld.
Zwarte, witte, rode,
blauwe of groene
puntjes
• Als water of een ander vloeistof op het LCDscherm spettert waardoor het nat wordt, veegt u
het scherm onmiddellijk af met een zachte doek.
Als vloeistof op het oppervlak van het LCDscherm blijft zitten, kan de kwaliteit ervan
achteruitgaan en een storing worden
veroorzaakt.
• Als het LCD-scherm of de lens langdurig wordt
blootgesteld aan direct zonlicht, kan dit tot
defecten leiden. Wees voorzichtig wanneer u de
camera bij een venster of buiten neerzet.
• Druk niet op het LCD-scherm. Het scherm kan
dan verkleuren, waardoor een storing wordt
veroorzaakt.
• In een koude omgeving kunnen de beelden op
het LCD-scherm nasporen vertonen. Dit is
normaal.
• Wees voorzichtig dat u niet tegen de lens stoot
en er geen kracht op uitoefent.
2
Opmerkingen over het gebruik van de camera
De beelden in dit handboek
De foto’s die in dit handboek gebruikt worden als
voorbeelden, zijn gereproduceerde beelden die
niet daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Opmerkingen over de illustraties
De afbeeldingen in dit Handboek zijn van de
DSC-T200, behalve indien anderszins vermeld.
3
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera.........................................2
Basistechnieken voor betere beelden....................................................... 8
Scherpstellen – Het onderwerp met succes scherpstellen ............................... 8
Belichting – De lichtintensiteit instellen ........................................................... 10
Kleur – Over het effect van de lichtbron.......................................................... 11
Kwaliteit – Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat" ......................................... 12
Flitser – Over het gebruik van de flitser ........................................................... 14
Plaats van de onderdelen .......................................................................15
Indicators op het scherm.........................................................................17
Bediening van het aanraakscherm .........................................................24
Het weergavescherm veranderen...........................................................25
Het interne geheugen gebruiken.............................................................27
De opnamefunctie veranderen................................................................ 45
Beelden opnemen in een scènekeuzefunctie.........................................46
Menu voor opnemen...............................................................................49
Opn.functie: De ononderbroken opnamefunctie kiezen
EV: De lichtintensiteit instellen
Scherpstellen: De scherpstellingsmethode veranderen
Lichtmeetfunctie: De lichtmeetfunctie kiezen
Witbalans: De kleurtinten instellen
Kleurfunctie: De levendigheid van het beeld veranderen of speciale effecten toevoegen
Flitsniveau: De hoeveelheid flitserlicht instellen
Rode-ogeneffect: Het rode-ogeneffect verminderen
Gezichtsherkenning: Het gezicht van het onderwerp herkennen
SteadyShot: De antiwaasfunctie selecteren
Setup: De opname-instellingen selecteren
4
Inhoud
Functies voor weergeven gebruiken
Beelden weergeven vanaf het HOME-scherm ...........................57
(Enkelbeeld): Een enkel beeld weergeven
(Beeldindex): Een lijst met beelden weergeven
(Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven
Menu voor weergeven ......................................................................60
(Bijwerken): Stilstaande beelden bewerken
(Kleuren): Tekenen op stilstaande beelden
(Formaat wijzigen): Het beeldformaat veranderen overeenkomstig het gebruik
(Breed-zoombeeld): Stilstaande beelden weergeven met de beeldverhouding 16:9
(Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven
(Wissen): Beelden wissen
(Beveiligen): Per ongeluk wissen voorkomen
: Een afdrukmarkering aanbrengen
(Afdrukken): Beelden afdrukken met een printer
(Roteren): Een stilstaand beeld roteren
(Map kiezen): De map selecteren voor het weergeven van beelden
(Volume-instellingen): Het volume instellen
Tekenen of stempels zetten op stilstaande beelden (Kleuren)
De instellingen veranderen
.... 70
De geheugenbeheerfunctie en de instellingen veranderen
Dit gedeelte beschrijft de basishandelingen
voor het gebruik van uw camera. Hier wordt
het gebruik beschreven van verschillende
camerafuncties, zoals het HOME-scherm
(pagina 41), de menu’s (pagina 43),
enzovoort.
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, stelt de camera automatisch scherp
(Automatische scherpstelling). Vergeet niet dat de ontspanknop slechts tot halverwege
ingedrukt moet worden.
Druk de
ontspanknop
plotseling helemaal
in.
Druk de
ontspanknop tot
halverwege in.
AE/AFvergrendelingsindicator
knippert ,
licht op/piept
Druk daarna de
ontspanknop
helemaal in.
Om een stilstaand beeld op te nemen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
t [Scherpstellen] (pagina 33)
Als het beeld zelfs na scherpstellen wazig is, kan dit komen doordat de camera is bewogen.
t Zie "Tips om wazige beelden te voorkomen" (hierna).
8
Basistechnieken voor betere beelden
Tips om wazige beelden te voorkomen
De camera werd per ongeluk bewogen toen u een foto nam. Dit heet de "camerabeweging".
Het kan ook zijn dat het onderwerp bewoog toen u de foto nam. Dit heet dan
"onderwerpbeweging".
Camerabeweging
Oorzaak
Uw hand of lichaam bewoog terwijl u de camera
vasthield en op de ontspanknop drukte, waardoor
het gehele beeld wazig is geworden.
Wat u moet doen om wazige beelden te
voorkomen
• Gebruik een statief of plaats de camera op een
vlakke, stabiele ondergrond zodat de camera
stilstaat.
• Neem op met een zelfontspanner met een
vertraging van 2 seconden en stabiliseer uw
camera door de arm waarmee u opneemt stevig
tegen uw zij te drukken nadat u op de
ontspanknop hebt gedrukt.
Onderwerpbeweging
Oorzaak
Ondanks dat de camera stil wordt gehouden, kan
het onderwerp bewegen tijdens de belichtingstijd
nadat op de ontspanknop is gedrukt, waardoor het
onderwerp wazig is.
Opmerkingen
• De antiwaasfunctie ter voorkoming van wazige beelden is in de fabriek als standaardinstelling
ingeschakeld zodat camerabewegingen automatisch worden verminderd. Dit helpt echter niet tegen
onderwerpbewegingen.
• Bovendien treden camerabewegingen en onderwerpbewegingen vaak op bij zwakke belichting of
lange sluitertijden, zoals die optreden wanneer (Schemer) of (Schemer-portret) is gekozen als
de scènekeuzefunctie. In dergelijke gevallen houdt u bij het opnemen de bovenstaande tips in
gedachten.
Wat u moet doen om wazige beelden te
voorkomen
• Selecteer (Hoge gevoeligheid) als de
Scènekeuzefunctie.
• Selecteer een hogere ISO-gevoeligheid om de
sluitertijd korter te maken, en druk op de
ontspanknop voordat het onderwerp beweegt.
9
Basistechnieken voor betere beelden
Belichting
U kunt diverse beelden creëren door de belichting en de ISO-gevoeligheid in te stellen.
Belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de
ontspanknop indrukt.
De lichtintensiteit instellen
Sluitertijd = De tijdsduur gedurende welke het licht in
Belichting:
Diafragma = De grootte van de opening waardoor het
In de automatische instelfunctie wordt de
belichting automatisch ingesteld op de
juiste waarde. U kunt deze echter ook
handmatig instellen met behulp van de
hieronder beschreven functies.
EV aanpassen:
Hiermee kunt u de belichting aanpassen
die door de camera is ingesteld
(pagina’s 26 en 36).
Lichtmeetfunctie:
Hiermee kunt u het gedeelte van het
onderwerp wijzigen dat wordt gemeten om
de belichting in te stellen (pagina 35).
De ISO-gevoeligheid is een snelheidswaarde voor opnamemedia die gebruik maken van een
beeldsensor die het licht opvangt. Zelfs wanneer de belichting hetzelfde is, zullen de beelden
verschillen afhankelijk van de ISO-gevoeligheid.
Om de ISO-gevoeligheid aan te passen, raadpleegt u pagina 36.
Hoge ISO-gevoeligheid
Neemt een helder beeld op, zelfs op donkere plaatsen, voor minder wazige
beelden met een korte sluitertijd.
Het beeld wordt echter korrelig.
Lage ISO-gevoeligheid
Neemt een vloeiender beeld op.
Echter, als de belichting onvoldoende is, kan het beeld donkerder worden.
Kleur
De natuurlijke kleur van het onderwerp wordt beïnvloed door de belichtingsomstandigheden.
Over het effect van de lichtbron
Voorbeeld: De kleur van een beeld wordt beïnvloed door de lichtbronnen
Weer/lichtbron
Eigenschappen van
het licht
In de automatische instelfunctie worden de kleurtinten automatisch ingesteld.
U kunt de kleurtinten echter ook handmatig instellen met [Witbalans] (pagina 51).
DaglichtBewolktFluorescerendGloeilamp
Wit (standaard)BlauwachtigGroengetintRoodachtig
11
Basistechnieken voor betere beelden
Kwaliteit
Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat"
Een digitaal beeld is samengesteld uit een groot aantal kleine puntjes, genaamd pixels.
Als een beeld uit veel pixels bestaat, zal het beeld groot zijn, meer geheugenruimte in beslag
nemen en met scherpe details worden weergegeven. Het "Beeldformaat" wordt aangegeven
met het aantal pixels. Ondanks dat u op het scherm van de camera het verschil niet kunt zien,
verschillen de kleine details en de verwerkingstijd wanneer het beeld wordt afgedrukt of
weergegeven op een computerscherm.
Beschrijving van de pixels en het beeldformaat
1 Beeldformaat: 8M
3264 pixels × 2448 pixels = 7.990.272 pixels
2 Beeldformaat: VGA
Pixels
640 pixels × 480 pixels = 307.200 pixels
Het gewenste beeldformaat selecteren (pagina 13)
Pixel
Veel pixels (Hoge
beeldkwaliteit en
groot bestand)
Weinig pixels (Lage
beeldkwaliteit en klein
bestand)
Voorbeeld: Afdrukken
tot A3-formaat
Voorbeeld: Beeld
versturen als bijlage
bij e-mailberichten
12
Basistechnieken voor betere beelden
De standaardinstellingen worden aangegeven met .
BeeldformaatGebruiksadviesAantal beeldenAfdrukken
8M
Voor afdrukken tot A3Minder
(3264×2448)
*1
3:2
Met beeldverhouding 3:2
(3264×2176)
Fijn
5M
Voor afdrukken tot A4
(2592×1944)
3M
(2048×1536)
VGA
(640×480)
*2
16:9
(1920×1080)
*1 De beelden worden opgenomen met een beeldverhouding 3:2, net als afgedrukte foto’s, ansichtkaarten,
enz.
*2 Beide randen van het beeld kunnen worden afgesneden tijdens het afdrukken (pagina 124).
VideoformaatFrames/secondeAanwijzingen voor gebruik
Voor afdrukken tot 10×15 cm
of 13×18 cm
Klein beeldformaat opnemen
voor verzenden per e-mail
Met HDTV-beeldverhouding
opnemen
Meer
Grof
640(Fijn) (640×480) Ong. 30Bewegend beelden van hoge kwaliteit opn.
voor TV-weerg
640(Standaard)
(640×480)
Ong. 17Bewegende beelden van std. kwaliteit opn.
voor TV-weerg
320 (320×240)Ong. 8Klein formaat opnemen voor verzenden per
e-mail
• Hoe groter het beeldformaat, hoe hoger de beeldkwaliteit.
• De weergave wordt vloeiender naarmate u meer frames per seconde gebruikt.
13
Basistechnieken voor betere beelden
Flitser
Over het gebruik van de flitser
De ogen van het onderwerp kunnen in het beeld rood zijn, of wazige, witte, ronde vlekken
kunnen in het beeld verschijnen. Dit fenomeen kan worden tegengegaan door de volgende
stappen te nemen.
Het "rode-ogeneffect"
Dit wordt veroorzaakt door de weerkaatsing van het flitslicht door de bloedvaten in het
netvlies van de ogen van het onderwerp, omdat de pupillen van de ogen van het onderwerp
volledig geopend zijn op donkere plaatsen.
CameraOog
Netvlies
Hoe kunt u het "rode-ogeneffect" verminderen?
• Stel [Rode-ogeneffect] in op [Aan] (pagina 54).
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de Scènekeuzefunctie (pagina 46). (De flitser wordt automatisch
uitgeschakeld.)
• Als de ogen van het onderwerp in het beeld rood zijn, corrigeert u het beeld met behulp van [Bijwerken]
in het weergavemenu (pagina 60) of met behulp van het bijgeleverde softwareprogramma "Picture Motion
Browser".
De "witte, ronde vlekken"
Dit wordt veroorzaakt door deeltjes (stof, pollen, enz.) in de lucht die door het flitslicht
zichtbaar kunnen worden gemaakt als ze zich dicht bij de lens bevinden.
Camera
Onderwerp
Deeltjes (stof,
pollen, enz.) in
de lucht
Hoe kunt u de "witte, ronde vlekken" tegengaan?
• Verlicht het vertrek en neem het onderwerp zonder flitser op.
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de Scènekeuzefunctie. (De flitser wordt automatisch
uitgeschakeld.)
* Ondanks dat u (Hoge gevoeligheid) hebt geselecteerd als de scènekeuzefunctie, kan de sluitertijd
langer zijn bij zwakke belichting of op donkere plaatsen. In dergelijke gevallen gebruikt u een statief of
houdt u de arm waarmee u opneemt stevig tegen uw zij gedrukt nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
14
Plaats van de onderdelen
DSC-T200
Nadere bijzonderheden over de bediening
vindt u op de tussen haakjes vermelde
pagina’s.
A W/T-zoomknop (30)
B Ontspanknop (29)
C Microfoon
D (weergave-) toets (37)
E POWER-toets/POWER-lampje
F Flitser (31)
G Lens
H AF-verlichting (83)/
Zelfontspannerlampje (31)/
Lach-sluiterlamp (48)
I Lensafdekking
Onderkant
A LCD-scherm/aanraakscherm (24, 25)
B Bevestigingsoog voor polsriem/
handgreep
C Luidspreker
D Accu-insteekgleuf
E Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USBverbinding tussen de camera en de
computer.
• Bij het aansluiten op de audio/videoingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridgecompatibele printer.
F Toegangslampje
G Gleuf voor de "Memory Stick Duo"
H Accu-uitwerphendel
I Accu/"Memory Stick Duo"-deksel
J Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroeflengte
van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera
niet stevig bevestigen op een statief waarvan
de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien
kan hierdoor de camera beschadigd worden.
15
Plaats van de onderdelen
DSC-T70/T75
Nadere bijzonderheden over de bediening
vindt u op de tussen haakjes vermelde
pagina’s.
A POWER-toets/POWER-lampje
B W/T-zoomknop (30)
C Ontspanknop (29)
D (weergave-) toets (37)
E Flitser (31)
F Microfoon
G Lens
H AF-verlichting (83)/
Zelfontspannerlampje (31)/
Lach-sluiterlamp (48)
I Lensafdekking
Onderkant
A Luidspreker
B LCD-scherm/aanraakscherm (24, 25)
C Bevestigingsoog voor polsriem/
handgreep
D Accu-insteekgleuf
E Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USBverbinding tussen de camera en de
computer.
• Bij het aansluiten op de audio/videoingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridgecompatibele printer.
F Toegangslampje
G Gleuf voor de "Memory Stick Duo"
H Accu-uitwerphendel
I Accu/"Memory Stick Duo"-deksel
J Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroeflengte
van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera
niet stevig bevestigen op een statief waarvan
de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien
kan hierdoor de camera beschadigd worden.
16
Indicators op het scherm
Raak [DISP] aan op het scherm om de
aanduidingen op het scherm te veranderen
(pagina 25).
Nadere bijzonderheden over de bediening
vindt u op de tussen haakjes vermelde
pagina’s.
Bij opname van stilstaande beelden
Bij opname van bewegende beelden
Schermbediening
U kunt de instelling veranderen door het
volgende aan te raken: 1 , 2, 3.
• Door een pictogram aan te raken wordt de
gids van het aangeraakte onderdeel
afgebeeld. Om deze gids weer te
verbergen, raakt u [?] (pagina 24) aan.
De schermaanduidingen van 4 t/m 7
laten de huidige instelling zien.
D
SchermIndicatie
Resterende acculading
[]5Lach-sluiter
C:32:00Zelfdiagnosefunctie (127)
(aantal stilstaande beelden)
Zoomvergroting (30, 85)
Opladen flitser
E
SchermIndicatie
SteadyShot (56)
• Wordt afgebeeld wanneer
de ontspanknop tot
halverwege wordt ingedrukt
in de standaardinstellingen.
Opnamemedium ("Memory
Stick Duo", intern
geheugen)
Opnamemap (74)
• Dit wordt niet afgebeeld
wanneer het interne
geheugen wordt gebruikt.
AF-verlichting (83)
18
Indicators op het scherm
SchermIndicatie
Trillingswaarschuwing
• Geeft aan dat trillingen
kunnen verhinderen dat de
beelden scherp worden
opgenomen als gevolg van
onvoldoende belichting.
Zelfs als de
trillingswaarschuwing
wordt afgebeeld, kunt u
toch het beeld opnemen.
Wij adviseren u echter de
antiwaasfunctie in te
schakelen, de flitser te
gebruiken om een betere
belichting te verkrijgen, of
een statief te gebruiken om
de camera te stabiliseren
(pagina 9).
Zelfontspanner (31)
96Aantal opneembare beelden
00:00:00Opneembare tijd
(uur:min:sec)
Vermindering van het rodeogeneffect (54)
Flitsniveau (53)
Opnamemodus (49)
Gezichtsherkenning (55)
Aanraak-AF-indicator (28)
Behuizing (80)
Witbalans (51)
Kleurfunctie (52)
F
SchermIndicatie
AF-bereikzoekerframe (33)
Waarschuwing voor
zwakke accu (127)
Histogram (26)
19
Indicators op het scherm
G
SchermIndicatie
zAE/AF-
vergrendelingsindicator
(29)
NR lange-sluitertijd
• Als de sluitertijd onder
zwakke belichting langer
wordt dan een bepaalde
tijdsduur, treedt
automatisch de NR
(ruisonderdrukking) langesluitertijdfunctie in werking
om de beeldruis te
verminderen.
• wordt afgebeeld
wanneer het histogram is
uitgeschakeld.
23
Bediening van het aanraakscherm
Dit LCD-scherm beeldt ook de toetsen af voor het bedienen van de camera (aanraakscherm).
Aanraakscherm
1 Druk op de POWER-toets om de lensafdekking omlaag te schuiven.
2 Raak de toetsen op het scherm lichtjes met uw vinger aan.
Over de toetsen op het aanraakscherm
• Als het onderdeel dat u wilt instellen niet op het scherm wordt afgebeeld, kunt u met de
toetsen v/V een andere pagina kiezen.
• U kunt terugkeren naar het voorgaande scherm door [BACK] aan te raken.
• Door [?] aan te raken wordt de gids van het aangeraakte onderdeel afgebeeld. Om deze gids
weer te verbergen, raakt u nogmaals [?] aan.
?
• Om het aanraakscherm te bedienen, raakt u het licht aan met uw vinger of de bijgeleverde
tekenpen.
• Raak het scherm niet aan met enig ander puntig voorwerp dan de bijgeleverde tekenpen.
• Druk niet harder op het LCD-scherm dan noodzakelijk.
• Wanneer u de rechterbovenhoek van het scherm aanraakt, gaan de pictogrammen tijdelijk
uit. Nadat de vinger het scherm heeft losgelaten, worden de pictogrammen weer afgebeeld.
24
Het weergavescherm veranderen
Raak [DISP] aan op het scherm om de
aanduidingen op het scherm te veranderen.
• Andere instellingen dan [LCD-helderheid]
kunnen afzonderlijk gemaakt worden voor
opnemen en weergeven.
• In de indexweergavefunctie kunt u instellen
hoeveel beelden tegelijk worden weergegeven.
DISP
[Scherminstellingen]
Hiermee kunt u instellen of de
pictogrammen op het scherm worden
afgebeeld of niet.
Normaal
Simpel
Alleen bld.
• [Alleen bld.] is geschikt voor opnemen of
weergeven met beeldverhouding 16:9.
• Tijdens weergeven raakt u de linker- of
rechterkant van het scherm aan om het
vorige respectievelijk volgende beeld weer
te geven, en raakt u het midden van het
scherm aan op de gids af te beelden.
25
Het weergavescherm veranderen
[LCD-helderheid]
Hiermee stelt u de helderheid van de
achterverlichting in.
• Als u buitenshuis beelden bekijkt in sterk licht
terwijl [LCD-helderheid] is ingesteld op
[Normaal], stelt u dit in op [Helder].
Echter, bij deze instelling wordt de acculading
sneller verbruikt.
[Histogr afbeelden]
Hiermee kunt u instellen of het histogram
op het scherm wordt afgebeeld of niet.
A
B
HelderDonker
Een histogram is een grafiek die de
helderheid van een beeld weergeeft. De
grafiek duidt op een helder beeld wanneer
de rechterkant ervan hoog is, en op een
donker beeld wanneer de linkerkant ervan
hoog is.
A Aantal pixels
B Helderheid
• Het histogram wordt tevens afgebeeld bij
weergave van een enkelbeeld, doch u kunt de
belichting hiervan niet instellen.
• Het histogram wordt in de volgende gevallen
niet afgebeeld wanneer:
Tijdens het opnemen
– Het menu wordt afgebeeld.
– Bewegende beelden worden opgenomen
Tijdens het weergeven
– Het menu wordt afgebeeld.
– U de indexweergavefunctie gebruikt.
– U de weergavezoom gebruikt.
– U stilstaande beelden roteert.
– Bewegende beelden worden weergegeven
• Er kan een groot verschil optreden tussen het
histogram dat wordt afgebeeld tijdens het
opnemen en tijdens het weergeven wanneer:
– De flitser afgaat.
– De sluitertijd lang of kort is.
• Het histogram wordt misschien niet afgebeeld
voor beelden opgenomen op andere camera’s.
26
Het interne geheugen gebruiken
De camera heeft een intern geheugen van ongeveer 31 MB. Dit geheugen kan niet uit de
camera worden verwijderd. Zelfs als geen "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst, kunt
u beelden opnemen in dit interne geheugen.
• Bewegende beelden met beeldformaat [640(Fijn)] kunnen niet worden opgenomen in het interne
geheugen.
Als een "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden op de "Memory Stick
Duo" opgenomen.
[Weergave]: De beelden op de "Memory Stick Duo"
B
Intern
B
geheugen
Over beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen
Wij adviseren u altijd een reservekopie (back-up) te maken van de beeldgegevens met behulp
van een van de onderstaande methoden.
Een reservekopie (back-up) maken op een "Memory Stick Duo"
Bereid een "Memory Stick Duo" voor met voldoende geheugencapaciteit en volg vervolgens
de procedure beschreven onder [Kopiëren] (pagina 75).
Een reservekopie (back-up) maken op de vaste schijf van de computer
Volg de procedure op pagina’s 98 t/m 104 zonder dat een "Memory Stick Duo" in de camera
is geplaatst.
worden weergegeven.
[Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen
worden toegepast op de beelden op de "Memory Stick
Duo".
Als geen "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden in het interne geheugen
opgenomen.
[Weergave]: De beelden die in het interne geheugen zijn
opgeslagen worden weergegeven.
[Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen
worden toegepast op de beelden die in het interne
geheugen zijn opgeslagen.
• U kunt beeldgegevens op een "Memory Stick Duo" niet kopiëren naar het interne geheugen.
• Door de camera aan te sluiten op een computer met behulp van de kabel voor de multifunctionele
aansluiting, kunt u de beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen kopiëren naar een
computer. U kunt beeldgegevens echter niet kopiëren van de computer naar het interne geheugen.
De procedure voor het opnemen van beelden met de basisfuncties wordt hieronder
beschreven.
Ontspanknop
W/T-zoomknop
Aanraakscherm
1 Open de lensafdekking.
2 Houd de camera stil met uw armen tegen uw lichaam.
Plaats het onderwerp in
het midden van het
scherpstelkader of raak
het punt aan waarop u
wilt scherpstellen.
z U kunt het scherm aanraken om het punt te kiezen waarop moet worden scherpgesteld.
Door het onderwerp op het aanraakscherm aan te raken wordt
een kader afgebeeld, en door vervolgens de ontspanknop tot
halverwege in te drukken, wordt op het kader scherpgesteld. Als
in het kader een gezicht aanwezig is, worden naast de
scherpstelling tevens de helderheid en tint automatisch
geoptimaliseerd.
• wordt afgebeeld als een gezicht wordt herkend op de
aangeraakte plaats of wordt afgebeeld als een ander
onderwerp dan het gezicht van een persoon wordt herkend.
• U kunt deze functie niet gebruiken in de digitale-zoomfunctie
en Close-scherpstellingsfunctie.
• U kunt deze functie ook gebruiken in de (Soft Snap) functie.
• Als u aanraakt buiten het instelbare scherpstellingsbereik, wordt het instelbare bereik afgebeeld.
1 Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt om scherp te stellen.
De z (AE/AF-vergrendelings-) indicator knippert (groen), een pieptoon klinkt, de indicator stopt
met knipperen en blijft aan.
2 Druk de ontspanknop helemaal in.
AE/AF-vergrendelingsindicator
Opnemen van bewegende beelden
Raak eerst [HOME] aan en daarna (Opnemen) t[ Bewegende beeldn] (pagina 41).
Of raak eerst het pictogram voor het instellen van de opnamefunctie en daarna
(Bewegende beeldn) aan.
Pictogram voor het instellen van de
opnamefunctie
Basisbedieningen
Een stilstaand beeld opnemen van een onderwerp waarop moeilijk scherpgesteld kan
worden
• De minimale opnameafstand is ongeveer 50 cm (W-kant) of 80 cm (T-kant) voor de DSC-T200, en
ongeveer 50 cm voor de DSC-T70/T75. Neem op in de close-up-opnamefunctie (macro-opnamefunctie)
of in de Close-scherpstellingsfunctie wanneer u een onderwerp wilt opnemen vanaf een kortere afstand
dan de minimale opnameafstand (pagina 32).
• Als de camera niet automatisch op het onderwerp kan scherpstellen, verandert de AE/AFvergrendelingsindicator naar langzaam knipperen en klinkt geen pieptoon. Bovendien gaat het AFbereikzoekerframe uit. Stel het beeld opnieuw samen en stel opnieuw scherp.
Onderwerpen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden:
– Bevinden zich ver van de camera en is donker
– Hebben weinig contrast met de achtergrond.
– Worden door glas heen opgenomen
– Bewegen snel
– Reflecteren licht of hebben een glanzend oppervlak
– Knipperen
– Worden van achteren belicht
A Het beeldformaat veranderen
B De zelfontspanner gebruiken
C Een flitsfunctie kiezen voor stilstaande beelden
D Een close-up opnemen
Het beeldformaat veranderen
Raak het pictogram voor het instellen van de beeldformaat op het scherm aan. Raak het
gewenste onderdeel aan en raak daarna [BACK] aan.
Voor meer informatie over het beeldformaat, zie pagina 12.
30
Pictogram voor het instellen van de beeldformaat
Loading...
+ 112 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.