Sony DSC-T70, DSC-T75, DSC-T200 Handbook [nl]

VKLIK!
Inhoud
Basisbedieningen
Functies voor opnemen gebruiken
Digitale camera
Cyber-shot-handboek
DSC-T70/T75/T200
Alvorens het apparaat te bedienen, leest u dit handboek, de "Gebruiksaanwijzing" en de "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" aandachtig door en bewaart u deze voor latere naslag.
Functies voor weergeven gebruiken
De instellingen veranderen
Beelden weergeven op een televisie
De camera met uw computer gebruiken
Stilstaande beelden afdrukken
Problemen oplossen
Overige
Index
© 2007 Sony Corporation 3-219-480-72(1)
NL

Opmerkingen over het gebruik van de camera

Opmerkingen over de typen "Memory Stick" die kunnen worden gebruikt (niet bijgeleverd)
"Memory Stick Duo": u kunt in deze camera een "Memory Stick Duo" gebruiken.
"Memory Stick": u kunt in deze camera geen "Memory Stick" gebruiken.
Andere geheugenkaarten kunnen niet worden gebruikt.
• Voor verdere informatie over de "Memory Stick Duo", zie pagina 132.
Bij gebruik van een "Memory Stick Duo" in een "Memory Stick"-compatibel apparaat
U kunt de "Memory Stick Duo" gebruiken door deze in de Memory Stick Duo-adapter (niet bijgeleverd) te steken.
Memory Stick Duo-adapter
Opmerkingen over de accu
• Laad de accu (bijgeleverd) op voordat u de camera voor het eerst gebruikt.
• De accu kan zelfs worden opgeladen als deze nog niet volledig leeg is. Bovendien kunt u zelfs als de accu niet volledig opgeladen is, de gedeeltelijke lading van de accu gewoon gebruiken.
• Als u van plan bent de accu gedurende een lange tijd niet te gebruiken, verbruikt u eerst de resterende lading, verwijdert u daarna de accu uit de camera, en bewaart u deze op een droge, koele plaats. Dit dient om de functies van de accu te behouden.
• Voor verdere informatie over bruikbare accu’s, zie pagina 134.
Carl Zeiss-lens
Deze camera is uitgerust met een Carl Zeiss-lens, die scherpe beelden met uitstekend contrast reproduceert. De lens van deze camera is geproduceerd onder een kwaliteitborgingssysteem dat is gecertificeerd door Carl Zeiss in overeenstemming met de kwaliteitsnormen van Carl Zeiss, Duitsland.
Opmerkingen over het LCD-scherm en de lens
• Het LCD-scherm is vervaardigd met behulp van uiterste precisietechnologie zodat meer dan 99,99% van de beeldpunten effectief werkt. Er kunnen echter enkele kleine zwarte en/of heldere (witte, rode, blauwe of groene) punten zijn die permanent op het LCD-scherm aanwezig zijn. Dit is normaal en heeft geen enkele invloed op het opgenomen beeld.
Zwarte, witte, rode, blauwe of groene puntjes
• Als water of een ander vloeistof op het LCD­scherm spettert waardoor het nat wordt, veegt u het scherm onmiddellijk af met een zachte doek. Als vloeistof op het oppervlak van het LCD­scherm blijft zitten, kan de kwaliteit ervan achteruitgaan en een storing worden veroorzaakt.
• Als het LCD-scherm of de lens langdurig wordt blootgesteld aan direct zonlicht, kan dit tot defecten leiden. Wees voorzichtig wanneer u de camera bij een venster of buiten neerzet.
• Druk niet op het LCD-scherm. Het scherm kan dan verkleuren, waardoor een storing wordt veroorzaakt.
• In een koude omgeving kunnen de beelden op het LCD-scherm nasporen vertonen. Dit is normaal.
• Wees voorzichtig dat u niet tegen de lens stoot en er geen kracht op uitoefent.
2
Opmerkingen over het gebruik van de camera
De beelden in dit handboek
De foto’s die in dit handboek gebruikt worden als voorbeelden, zijn gereproduceerde beelden die niet daadwerkelijk met deze camera zijn opgenomen.
Opmerkingen over de illustraties
De afbeeldingen in dit Handboek zijn van de DSC-T200, behalve indien anderszins vermeld.
3
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera.........................................2
Basistechnieken voor betere beelden....................................................... 8
Scherpstellen – Het onderwerp met succes scherpstellen ............................... 8
Belichting – De lichtintensiteit instellen ........................................................... 10
Kleur – Over het effect van de lichtbron.......................................................... 11
Kwaliteit – Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat" ......................................... 12
Flitser – Over het gebruik van de flitser ........................................................... 14
Plaats van de onderdelen .......................................................................15
Indicators op het scherm.........................................................................17
Bediening van het aanraakscherm .........................................................24
Het weergavescherm veranderen...........................................................25
Het interne geheugen gebruiken.............................................................27
Basisbedieningen
Eenvoudig beelden opnemen (automatische instelfunctie) ....................28
Beeldformaat/zelfontspanner/flitsfunctie/macro-opname instellen .................30
Scherpstellingsfunctie/lichtmeetfunctie/ISO-gevoeligheid/belichtingswaarde
instellen............................................................................................................ 32
Beelden bekijken.....................................................................................37
Beelden wissen.......................................................................................39
Meer informatie over de verschillende functies – HOME/Menu..............41
Menuonderdelen..................................................................................... 44
Functies voor opnemen gebruiken
De opnamefunctie veranderen................................................................ 45
Beelden opnemen in een scènekeuzefunctie.........................................46
Menu voor opnemen...............................................................................49
Opn.functie: De ononderbroken opnamefunctie kiezen EV: De lichtintensiteit instellen Scherpstellen: De scherpstellingsmethode veranderen Lichtmeetfunctie: De lichtmeetfunctie kiezen Witbalans: De kleurtinten instellen Kleurfunctie: De levendigheid van het beeld veranderen of speciale effecten toevoegen Flitsniveau: De hoeveelheid flitserlicht instellen Rode-ogeneffect: Het rode-ogeneffect verminderen Gezichtsherkenning: Het gezicht van het onderwerp herkennen SteadyShot: De antiwaasfunctie selecteren Setup: De opname-instellingen selecteren
4
Inhoud
Functies voor weergeven gebruiken
Beelden weergeven vanaf het HOME-scherm ...........................57
(Enkelbeeld): Een enkel beeld weergeven (Beeldindex): Een lijst met beelden weergeven (Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven
Menu voor weergeven ......................................................................60
(Bijwerken): Stilstaande beelden bewerken
(Kleuren): Tekenen op stilstaande beelden
(Formaat wijzigen): Het beeldformaat veranderen overeenkomstig het gebruik
(Breed-zoombeeld): Stilstaande beelden weergeven met de beeldverhouding 16:9
(Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven
(Wissen): Beelden wissen
(Beveiligen): Per ongeluk wissen voorkomen
: Een afdrukmarkering aanbrengen (Afdrukken): Beelden afdrukken met een printer (Roteren): Een stilstaand beeld roteren (Map kiezen): De map selecteren voor het weergeven van beelden
(Volume-instellingen): Het volume instellen
Tekenen of stempels zetten op stilstaande beelden (Kleuren)
De instellingen veranderen
.... 70
De geheugenbeheerfunctie en de instellingen veranderen
..........73
Geheugen beheren .....................................................................74
Geheugen-tool — Memory Stick-tool................................................74
Formatteren Opnamemap maken
Opnamemap wijz. Kopiëren
Geheugen-tool — Intern geheugen-tool ...........................................77
Formatteren
Instellingen ....................................................................................78
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 1..........................................78
Pieptoon Functiegids Initialiseren
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 2..........................................81
USB-aansluiting COMPONENT
Kalibratie Behuizing
Video-uit TV-TYPE
5
Inhoud
Opname-instellingn — Opname-instellingen 1................................. 83
AF-verlicht. Stramienlijn
Opname-instellingn — Opname-instellingen 2................................. 86
Autom. Oriëntatie Auto Review
Klokinstellingen.................................................................................87
Language Setting .............................................................................88
AF-functie Digitale zoom
Lach-niveau
Beelden weergeven op een televisie
Beelden weergeven op een televisie...................................................... 89
Beelden bekijken door de camera aan te sluiten op een televisie met behulp
van de bijgeleverde kabel voor de multifunctionele aansluiting ..................... 89
Beelden bekijken door de camera aan te sluiten op een HD-televisie ...........91
De camera met uw computer gebruiken
Werken met uw Windows-computer .......................................................93
De software installeren (bijgeleverd).......................................................95
Over de "Picture Motion Browser" (bijgeleverd)......................................97
Beelden naar een computer kopiëren met "Picture Motion Browser" ....... 98
Beelden naar een computer kopiëren zonder "Picture Motion Browser" ....102
Beeldbestanden bekijken die zijn opgeslagen op een computer door ze
naar de "Memory Stick Duo" van de camera te kopiëren .......................105
De "Music Transfer" (bijgeleverd) gebruiken ........................................106
Uw Macintosh-computer gebruiken ......................................................107
De "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" raadplegen.....................109
Stilstaande beelden afdrukken
Stilstaande beelden afdrukken..............................................................110
Rechtstreeks beelden afdrukken op een PictBridge-compatibele printer... 111
Beelden afdrukken in een winkel ..........................................................114
6
Inhoud
Problemen oplossen
Problemen oplossen..............................................................................116
Foutcodes en meldingen.......................................................................127
Overige
Uw camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening ............131
Over de "Memory Stick Duo".................................................................132
Informatie over de accu.........................................................................134
De acculader .........................................................................................135
Over het Cyber-shot Station..................................................................136
Index
Index......................................................................................................138
7

Basistechnieken voor betere beelden

Scherp­stellen
Scherp­stellen
Belich-
Kleur
Kwaliteit
Flitser
ting
Het onderwerp met succes scherpstellen
Dit gedeelte beschrijft de basishandelingen voor het gebruik van uw camera. Hier wordt het gebruik beschreven van verschillende camerafuncties, zoals het HOME-scherm (pagina 41), de menu’s (pagina 43), enzovoort.
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, stelt de camera automatisch scherp (Automatische scherpstelling). Vergeet niet dat de ontspanknop slechts tot halverwege ingedrukt moet worden.
Druk de ontspanknop plotseling helemaal in.
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
AE/AF­vergrendelingsindicator
knippert , licht op/piept
Druk daarna de ontspanknop helemaal in.
Om een stilstaand beeld op te nemen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
t [Scherpstellen] (pagina 33)
Als het beeld zelfs na scherpstellen wazig is, kan dit komen doordat de camera is bewogen.
t Zie "Tips om wazige beelden te voorkomen" (hierna).
8
Basistechnieken voor betere beelden
Tips om wazige beelden te voorkomen
De camera werd per ongeluk bewogen toen u een foto nam. Dit heet de "camerabeweging". Het kan ook zijn dat het onderwerp bewoog toen u de foto nam. Dit heet dan "onderwerpbeweging".
Camerabeweging
Oorzaak
Uw hand of lichaam bewoog terwijl u de camera vasthield en op de ontspanknop drukte, waardoor het gehele beeld wazig is geworden.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Gebruik een statief of plaats de camera op een vlakke, stabiele ondergrond zodat de camera stilstaat.
• Neem op met een zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden en stabiliseer uw camera door de arm waarmee u opneemt stevig tegen uw zij te drukken nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Onderwerpbeweging
Oorzaak
Ondanks dat de camera stil wordt gehouden, kan het onderwerp bewegen tijdens de belichtingstijd nadat op de ontspanknop is gedrukt, waardoor het onderwerp wazig is.
Opmerkingen
• De antiwaasfunctie ter voorkoming van wazige beelden is in de fabriek als standaardinstelling ingeschakeld zodat camerabewegingen automatisch worden verminderd. Dit helpt echter niet tegen onderwerpbewegingen.
• Bovendien treden camerabewegingen en onderwerpbewegingen vaak op bij zwakke belichting of lange sluitertijden, zoals die optreden wanneer (Schemer) of (Schemer-portret) is gekozen als de scènekeuzefunctie. In dergelijke gevallen houdt u bij het opnemen de bovenstaande tips in gedachten.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Selecteer (Hoge gevoeligheid) als de Scènekeuzefunctie.
• Selecteer een hogere ISO-gevoeligheid om de sluitertijd korter te maken, en druk op de ontspanknop voordat het onderwerp beweegt.
9
Basistechnieken voor betere beelden
Belich­ting
U kunt diverse beelden creëren door de belichting en de ISO-gevoeligheid in te stellen. Belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de ontspanknop indrukt.
De lichtintensiteit instellen
Sluitertijd = De tijdsduur gedurende welke het licht in
Belichting:
Diafragma = De grootte van de opening waardoor het
Overbelichting
= te veel licht Te licht beeld
Juiste belichting
Onderbelichting
= te weinig licht Te donker beeld
de camera valt
licht in de camera valt
ISO-gevoeligheid aanpassen (aanbevolen-belichtingsindex)
=
Gevoeligheid van het opnamemedium
In de automatische instelfunctie wordt de belichting automatisch ingesteld op de juiste waarde. U kunt deze echter ook handmatig instellen met behulp van de hieronder beschreven functies.
EV aanpassen:
Hiermee kunt u de belichting aanpassen die door de camera is ingesteld (pagina’s 26 en 36).
Lichtmeetfunctie:
Hiermee kunt u het gedeelte van het onderwerp wijzigen dat wordt gemeten om de belichting in te stellen (pagina 35).
10
Basistechnieken voor betere beelden
ISO-gevoeligheid aanpassen (aanbevolen-belichtingsindex)
De ISO-gevoeligheid is een snelheidswaarde voor opnamemedia die gebruik maken van een beeldsensor die het licht opvangt. Zelfs wanneer de belichting hetzelfde is, zullen de beelden verschillen afhankelijk van de ISO-gevoeligheid. Om de ISO-gevoeligheid aan te passen, raadpleegt u pagina 36.
Hoge ISO-gevoeligheid
Neemt een helder beeld op, zelfs op donkere plaatsen, voor minder wazige beelden met een korte sluitertijd. Het beeld wordt echter korrelig.
Lage ISO-gevoeligheid
Neemt een vloeiender beeld op. Echter, als de belichting onvoldoende is, kan het beeld donkerder worden.
Kleur
De natuurlijke kleur van het onderwerp wordt beïnvloed door de belichtingsomstandigheden.
Over het effect van de lichtbron
Voorbeeld: De kleur van een beeld wordt beïnvloed door de lichtbronnen
Weer/lichtbron
Eigenschappen van het licht
In de automatische instelfunctie worden de kleurtinten automatisch ingesteld. U kunt de kleurtinten echter ook handmatig instellen met [Witbalans] (pagina 51).
Daglicht Bewolkt Fluorescerend Gloeilamp
Wit (standaard) Blauwachtig Groengetint Roodachtig
11
Basistechnieken voor betere beelden
Kwaliteit
Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat"
Een digitaal beeld is samengesteld uit een groot aantal kleine puntjes, genaamd pixels. Als een beeld uit veel pixels bestaat, zal het beeld groot zijn, meer geheugenruimte in beslag nemen en met scherpe details worden weergegeven. Het "Beeldformaat" wordt aangegeven met het aantal pixels. Ondanks dat u op het scherm van de camera het verschil niet kunt zien, verschillen de kleine details en de verwerkingstijd wanneer het beeld wordt afgedrukt of weergegeven op een computerscherm.
Beschrijving van de pixels en het beeldformaat
1 Beeldformaat: 8M
3264 pixels × 2448 pixels = 7.990.272 pixels
2 Beeldformaat: VGA
Pixels
640 pixels × 480 pixels = 307.200 pixels
Het gewenste beeldformaat selecteren (pagina 13)
Pixel
Veel pixels (Hoge beeldkwaliteit en groot bestand)
Weinig pixels (Lage beeldkwaliteit en klein bestand)
Voorbeeld: Afdrukken tot A3-formaat
Voorbeeld: Beeld versturen als bijlage bij e-mailberichten
12
Basistechnieken voor betere beelden
De standaardinstellingen worden aangegeven met .
Beeldformaat Gebruiksadvies Aantal beelden Afdrukken
8M
Voor afdrukken tot A3 Minder
(3264×2448)
*1
3:2
Met beeldverhouding 3:2
(3264×2176)
Fijn
5M
Voor afdrukken tot A4
(2592×1944)
3M
(2048×1536)
VGA
(640×480)
*2
16:9
(1920×1080)
*1 De beelden worden opgenomen met een beeldverhouding 3:2, net als afgedrukte foto’s, ansichtkaarten,
enz.
*2 Beide randen van het beeld kunnen worden afgesneden tijdens het afdrukken (pagina 124).
Videoformaat Frames/seconde Aanwijzingen voor gebruik
Voor afdrukken tot 10×15 cm of 13×18 cm
Klein beeldformaat opnemen voor verzenden per e-mail
Met HDTV-beeldverhouding opnemen
Meer
Grof
640(Fijn) (640×480) Ong. 30 Bewegend beelden van hoge kwaliteit opn.
voor TV-weerg
640(Standaard)
(640×480)
Ong. 17 Bewegende beelden van std. kwaliteit opn.
voor TV-weerg
320 (320×240) Ong. 8 Klein formaat opnemen voor verzenden per
e-mail
• Hoe groter het beeldformaat, hoe hoger de beeldkwaliteit.
• De weergave wordt vloeiender naarmate u meer frames per seconde gebruikt.
13
Basistechnieken voor betere beelden
Flitser
Over het gebruik van de flitser
De ogen van het onderwerp kunnen in het beeld rood zijn, of wazige, witte, ronde vlekken kunnen in het beeld verschijnen. Dit fenomeen kan worden tegengegaan door de volgende stappen te nemen.
Het "rode-ogeneffect"
Dit wordt veroorzaakt door de weerkaatsing van het flitslicht door de bloedvaten in het netvlies van de ogen van het onderwerp, omdat de pupillen van de ogen van het onderwerp volledig geopend zijn op donkere plaatsen.
Camera Oog
Netvlies
Hoe kunt u het "rode-ogeneffect" verminderen?
• Stel [Rode-ogeneffect] in op [Aan] (pagina 54).
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de Scènekeuzefunctie (pagina 46). (De flitser wordt automatisch
uitgeschakeld.)
• Als de ogen van het onderwerp in het beeld rood zijn, corrigeert u het beeld met behulp van [Bijwerken] in het weergavemenu (pagina 60) of met behulp van het bijgeleverde softwareprogramma "Picture Motion Browser".
De "witte, ronde vlekken"
Dit wordt veroorzaakt door deeltjes (stof, pollen, enz.) in de lucht die door het flitslicht zichtbaar kunnen worden gemaakt als ze zich dicht bij de lens bevinden.
Camera
Onderwerp
Deeltjes (stof,
pollen, enz.) in
de lucht
Hoe kunt u de "witte, ronde vlekken" tegengaan?
• Verlicht het vertrek en neem het onderwerp zonder flitser op.
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de Scènekeuzefunctie. (De flitser wordt automatisch uitgeschakeld.)
* Ondanks dat u (Hoge gevoeligheid) hebt geselecteerd als de scènekeuzefunctie, kan de sluitertijd
langer zijn bij zwakke belichting of op donkere plaatsen. In dergelijke gevallen gebruikt u een statief of houdt u de arm waarmee u opneemt stevig tegen uw zij gedrukt nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
14

Plaats van de onderdelen

DSC-T200
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
A W/T-zoomknop (30) B Ontspanknop (29) C Microfoon D (weergave-) toets (37) E POWER-toets/POWER-lampje F Flitser (31) G Lens H AF-verlichting (83)/
Zelfontspannerlampje (31)/ Lach-sluiterlamp (48)
I Lensafdekking
Onderkant
A LCD-scherm/aanraakscherm (24, 25) B Bevestigingsoog voor polsriem/
handgreep
C Luidspreker D Accu-insteekgleuf E Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USB­verbinding tussen de camera en de computer.
• Bij het aansluiten op de audio/video­ingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridge­compatibele printer.
F Toegangslampje G Gleuf voor de "Memory Stick Duo" H Accu-uitwerphendel I Accu/"Memory Stick Duo"-deksel J Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroeflengte van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera niet stevig bevestigen op een statief waarvan de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien kan hierdoor de camera beschadigd worden.
15
Plaats van de onderdelen
DSC-T70/T75
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
A POWER-toets/POWER-lampje B W/T-zoomknop (30) C Ontspanknop (29) D (weergave-) toets (37) E Flitser (31) F Microfoon G Lens H AF-verlichting (83)/
Zelfontspannerlampje (31)/ Lach-sluiterlamp (48)
I Lensafdekking
Onderkant
A Luidspreker B LCD-scherm/aanraakscherm (24, 25) C Bevestigingsoog voor polsriem/
handgreep
D Accu-insteekgleuf E Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USB­verbinding tussen de camera en de computer.
• Bij het aansluiten op de audio/video­ingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridge­compatibele printer.
F Toegangslampje G Gleuf voor de "Memory Stick Duo" H Accu-uitwerphendel I Accu/"Memory Stick Duo"-deksel J Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroeflengte van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera niet stevig bevestigen op een statief waarvan de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien kan hierdoor de camera beschadigd worden.
16

Indicators op het scherm

Raak [DISP] aan op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen (pagina 25). Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
Bij opname van stilstaande beelden
Bij opname van bewegende beelden
Schermbediening
U kunt de instelling veranderen door het volgende aan te raken: 1 , 2, 3.
Door een pictogram aan te raken wordt de
gids van het aangeraakte onderdeel afgebeeld. Om deze gids weer te verbergen, raakt u [?] (pagina 24) aan.
A
Scherm Indicatie
HOME Beeldt het HOME-scherm
Zelfontspannerinstellingen
Opnamefunctie-instellingen
MENU Beeldt het MENU-scherm
af.
Beeldformaatinstellingen (13)
(31)
(45)
Opnamefunctie-instellingen (scènekeuze-instellingen) (46)
• Raak aan bij de instellingen van de opnamefunctie om de scènekeuzefunctie te selecteren.
af.
17
Indicators op het scherm
B
Scherm Indicatie
BACK Gaat terug naar het
Flitsfunctie-instellingen
Macro/Close-
DISP Verandert de aanduidingen
voorgaande scherm.
Dit annuleert de scherpstelling op het onderwerp dat is gekozen door middel van de aanraakbediening.
(31)
scherpstellingsinstellingen (32)
op het scherm.
C
Scherm Indicatie
0.5m 1.0m
3.0m 7.0m
Lichtmeetfunctie-
0EV Belichtingswaarde-
AF-functie-/scherpstelling­voorkeuze-instellingen (33,
34)
• [0.5m] is alleen beschikbaar op de DSC-T70/T75.
instellingen
ISO­gevoeligheidsinstellingen (36)
instellingen
(35)
(36)
Aanduidingen op het scherm
De schermaanduidingen van 4 t/m 7 laten de huidige instelling zien.
D
Scherm Indicatie
Resterende acculading
[]5 Lach-sluiter
C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (127)
(aantal stilstaande beelden)
Zoomvergroting (30, 85)
Opladen flitser
E
Scherm Indicatie
SteadyShot (56)
• Wordt afgebeeld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt in de standaardinstellingen.
Opnamemedium ("Memory
Stick Duo", intern geheugen)
Opnamemap (74)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
AF-verlichting (83)
18
Indicators op het scherm
Scherm Indicatie
Trillingswaarschuwing
• Geeft aan dat trillingen kunnen verhinderen dat de beelden scherp worden opgenomen als gevolg van onvoldoende belichting. Zelfs als de trillingswaarschuwing wordt afgebeeld, kunt u toch het beeld opnemen. Wij adviseren u echter de antiwaasfunctie in te schakelen, de flitser te gebruiken om een betere belichting te verkrijgen, of een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren (pagina 9).
Zelfontspanner (31)
96 Aantal opneembare beelden
00:00:00 Opneembare tijd
(uur:min:sec)
Vermindering van het rode­ogeneffect (54)
Flitsniveau (53)
Opnamemodus (49)
Gezichtsherkenning (55)
Aanraak-AF-indicator (28)
Behuizing (80)
Witbalans (51)
Kleurfunctie (52)
F
Scherm Indicatie
AF-bereikzoekerframe (33)
Waarschuwing voor zwakke accu (127)
Histogram (26)
19
Indicators op het scherm
G
Scherm Indicatie
z AE/AF-
vergrendelingsindicator (29)
NR lange-sluitertijd
• Als de sluitertijd onder
zwakke belichting langer wordt dan een bepaalde tijdsduur, treedt automatisch de NR (ruisonderdrukking) lange­sluitertijdfunctie in werking om de beeldruis te verminderen.
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (36) +2.0EV Belichtingswaarde (36)
Macro/Close-scherpstelling
(32)
• Als [Scherminstellingen] is
ingesteld op [Alleen bld.], worden de huidige instellingen afgebeeld.
Flitsfunctie (31)
• Als [Scherminstellingen] is
ingesteld op [Alleen bld.], worden de huidige instellingen afgebeeld.
Standby OPNMN.
Standby/opnemen van bewegende beelden
0:12 Opnametijd (min:sec)
20
Indicators op het scherm
Bij weergave van stilstaande beelden
Bij weergave van bewegende beelden
Schermbediening
U kunt de instelling veranderen door het volgende aan te raken: 1 , 2.
A
Scherm Indicatie
HOME Geeft het HOME-scherm
MENU Geeft het MENU-scherm
weer.
Verandert naar het indexweergavescherm.
Geeft een diavoorstelling weer.
Wist het beeld.
weer.
Selecteert de weergavemap.
Keert terug van het indexweergavescherm naar het enkelbeeldweergavescherm.
B
Scherm Indicatie
BACK Gaat terug naar het
x Stopt de weergave
N weergave
/ Weergavezoom (38)
m M
DISP Verandert de aanduidingen
voorgaande scherm.
Hiermee kunt u het volumeniveau instellen (37).
Schakelt v/V/b/B aan/uit.
Beeldt het vorige/volgende beeld af.
Vooruit/achteruit spoelen
op het scherm.
21
Indicators op het scherm
Aanduidingen op het scherm
De schermaanduidingen van 3 t/m 5 laten de huidige instelling zien.
C
Scherm Indicatie
Resterende acculading
C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (127)
Beeldformaat (13)
Vinkje
Afdrukmarkering (DPOF) (114)
Beveiliging (66)
Weergavezoom (38)
D
Scherm Indicatie
PictBridge-aansluiting (112)
Weergavemedium
8/8 12/12 Beeldnummer/Aantal
Map veranderen (69)
("Memory Stick Duo", intern geheugen)
Weergavemap (69)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
beelden opgenomen in de gekozen map
PictBridge-aansluiting (113)
• Koppel de kabel voor de multifunctionele aansluiting niet los terwijl het pictogram wordt afgebeeld.
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
Opnamemap (74)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
22
Indicators op het scherm
E
Scherm Indicatie
Waarschuwing voor zwakke accu (127)
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (36) +2.0EV Belichtingswaarde (36)
Lichtmeetfunctie (35)
Flitser
N weergave (37)
0:00:00 Teller 101-0012 Map-bestandsnummer (69) 2007 1 1
9:30 AM
Witbalans (51)
Weergavebalk
Opgenomen datum/tijd van het weergavebeeld
Histogram (26)
wordt afgebeeld wanneer het histogram is uitgeschakeld.
23

Bediening van het aanraakscherm

Dit LCD-scherm beeldt ook de toetsen af voor het bedienen van de camera (aanraakscherm).
Aanraakscherm
1 Druk op de POWER-toets om de lensafdekking omlaag te schuiven.
2 Raak de toetsen op het scherm lichtjes met uw vinger aan.
Over de toetsen op het aanraakscherm
Als het onderdeel dat u wilt instellen niet op het scherm wordt afgebeeld, kunt u met de
toetsen v/V een andere pagina kiezen.
U kunt terugkeren naar het voorgaande scherm door [BACK] aan te raken.
Door [?] aan te raken wordt de gids van het aangeraakte onderdeel afgebeeld. Om deze gids
weer te verbergen, raakt u nogmaals [?] aan.
?
Om het aanraakscherm te bedienen, raakt u het licht aan met uw vinger of de bijgeleverde
tekenpen.
Raak het scherm niet aan met enig ander puntig voorwerp dan de bijgeleverde tekenpen.
Druk niet harder op het LCD-scherm dan noodzakelijk.
Wanneer u de rechterbovenhoek van het scherm aanraakt, gaan de pictogrammen tijdelijk
uit. Nadat de vinger het scherm heeft losgelaten, worden de pictogrammen weer afgebeeld.
24

Het weergavescherm veranderen

Raak [DISP] aan op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen.
• Andere instellingen dan [LCD-helderheid] kunnen afzonderlijk gemaakt worden voor opnemen en weergeven.
• In de indexweergavefunctie kunt u instellen hoeveel beelden tegelijk worden weergegeven.
DISP
[Scherminstellingen]
Hiermee kunt u instellen of de pictogrammen op het scherm worden afgebeeld of niet.
Normaal
Simpel
Alleen bld.
• [Alleen bld.] is geschikt voor opnemen of weergeven met beeldverhouding 16:9.
• Tijdens weergeven raakt u de linker- of rechterkant van het scherm aan om het vorige respectievelijk volgende beeld weer te geven, en raakt u het midden van het scherm aan op de gids af te beelden.
25
Het weergavescherm veranderen
[LCD-helderheid]
Hiermee stelt u de helderheid van de achterverlichting in.
• Als u buitenshuis beelden bekijkt in sterk licht terwijl [LCD-helderheid] is ingesteld op [Normaal], stelt u dit in op [Helder]. Echter, bij deze instelling wordt de acculading sneller verbruikt.
[Histogr afbeelden]
Hiermee kunt u instellen of het histogram op het scherm wordt afgebeeld of niet.
A
B
HelderDonker
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld weergeeft. De grafiek duidt op een helder beeld wanneer de rechterkant ervan hoog is, en op een donker beeld wanneer de linkerkant ervan hoog is.
A Aantal pixels B Helderheid
• Het histogram wordt tevens afgebeeld bij weergave van een enkelbeeld, doch u kunt de belichting hiervan niet instellen.
• Het histogram wordt in de volgende gevallen niet afgebeeld wanneer: Tijdens het opnemen
– Het menu wordt afgebeeld. – Bewegende beelden worden opgenomen Tijdens het weergeven – Het menu wordt afgebeeld. – U de indexweergavefunctie gebruikt. – U de weergavezoom gebruikt. – U stilstaande beelden roteert. – Bewegende beelden worden weergegeven
• Er kan een groot verschil optreden tussen het histogram dat wordt afgebeeld tijdens het opnemen en tijdens het weergeven wanneer:
– De flitser afgaat. – De sluitertijd lang of kort is.
• Het histogram wordt misschien niet afgebeeld voor beelden opgenomen op andere camera’s.
26

Het interne geheugen gebruiken

De camera heeft een intern geheugen van ongeveer 31 MB. Dit geheugen kan niet uit de camera worden verwijderd. Zelfs als geen "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst, kunt u beelden opnemen in dit interne geheugen.
• Bewegende beelden met beeldformaat [640(Fijn)] kunnen niet worden opgenomen in het interne geheugen.
Als een "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden op de "Memory Stick Duo" opgenomen.
[Weergave]: De beelden op de "Memory Stick Duo"
B
Intern
B
geheugen
Over beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen
Wij adviseren u altijd een reservekopie (back-up) te maken van de beeldgegevens met behulp van een van de onderstaande methoden.
Een reservekopie (back-up) maken op een "Memory Stick Duo"
Bereid een "Memory Stick Duo" voor met voldoende geheugencapaciteit en volg vervolgens de procedure beschreven onder [Kopiëren] (pagina 75).
Een reservekopie (back-up) maken op de vaste schijf van de computer
Volg de procedure op pagina’s 98 t/m 104 zonder dat een "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst.
worden weergegeven. [Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen
worden toegepast op de beelden op de "Memory Stick Duo".
Als geen "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden in het interne geheugen opgenomen.
[Weergave]: De beelden die in het interne geheugen zijn opgeslagen worden weergegeven.
[Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen worden toegepast op de beelden die in het interne geheugen zijn opgeslagen.
• U kunt beeldgegevens op een "Memory Stick Duo" niet kopiëren naar het interne geheugen.
• Door de camera aan te sluiten op een computer met behulp van de kabel voor de multifunctionele aansluiting, kunt u de beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen kopiëren naar een computer. U kunt beeldgegevens echter niet kopiëren van de computer naar het interne geheugen.
27

Basisbedieningen

Eenvoudig beelden opnemen (automatische instelfunctie)

De procedure voor het opnemen van beelden met de basisfuncties wordt hieronder beschreven.
Ontspanknop
W/T-zoomknop
Aanraakscherm
1 Open de lensafdekking.
2 Houd de camera stil met uw armen tegen uw lichaam.
Plaats het onderwerp in het midden van het scherpstelkader of raak het punt aan waarop u wilt scherpstellen.
z U kunt het scherm aanraken om het punt te kiezen waarop moet worden scherpgesteld.
Door het onderwerp op het aanraakscherm aan te raken wordt een kader afgebeeld, en door vervolgens de ontspanknop tot halverwege in te drukken, wordt op het kader scherpgesteld. Als in het kader een gezicht aanwezig is, worden naast de scherpstelling tevens de helderheid en tint automatisch geoptimaliseerd.
wordt afgebeeld als een gezicht wordt herkend op de aangeraakte plaats of wordt afgebeeld als een ander onderwerp dan het gezicht van een persoon wordt herkend.
• U kunt deze functie niet gebruiken in de digitale-zoomfunctie en Close-scherpstellingsfunctie.
• U kunt deze functie ook gebruiken in de (Soft Snap) functie.
• Als u aanraakt buiten het instelbare scherpstellingsbereik, wordt het instelbare bereik afgebeeld.
28
Eenvoudig beelden opnemen (automatische instelfunctie)
3 Neem op met de ontspanknop.
1 Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt om scherp te stellen.
De z (AE/AF-vergrendelings-) indicator knippert (groen), een pieptoon klinkt, de indicator stopt met knipperen en blijft aan.
2 Druk de ontspanknop helemaal in.
AE/AF-vergrendelingsindicator
Opnemen van bewegende beelden
Raak eerst [HOME] aan en daarna (Opnemen) t[ Bewegende beeldn] (pagina 41). Of raak eerst het pictogram voor het instellen van de opnamefunctie en daarna
(Bewegende beeldn) aan.
Pictogram voor het instellen van de opnamefunctie
Basisbedieningen
Een stilstaand beeld opnemen van een onderwerp waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
• De minimale opnameafstand is ongeveer 50 cm (W-kant) of 80 cm (T-kant) voor de DSC-T200, en ongeveer 50 cm voor de DSC-T70/T75. Neem op in de close-up-opnamefunctie (macro-opnamefunctie) of in de Close-scherpstellingsfunctie wanneer u een onderwerp wilt opnemen vanaf een kortere afstand dan de minimale opnameafstand (pagina 32).
• Als de camera niet automatisch op het onderwerp kan scherpstellen, verandert de AE/AF­vergrendelingsindicator naar langzaam knipperen en klinkt geen pieptoon. Bovendien gaat het AF­bereikzoekerframe uit. Stel het beeld opnieuw samen en stel opnieuw scherp.
Onderwerpen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden:
– Bevinden zich ver van de camera en is donker – Hebben weinig contrast met de achtergrond. – Worden door glas heen opgenomen – Bewegen snel – Reflecteren licht of hebben een glanzend oppervlak – Knipperen – Worden van achteren belicht
29
Eenvoudig beelden opnemen (automatische instelfunctie)
De zoom gebruiken W/T
Duw de W/T-zoomknop naar de T-kant om in te zoomen, en naar de W-kant om uit te zoomen.
• Als de zoomvergroting hoger is dan 5× (DSC-T200)/3× (DSC-T70/T75), gebruikt de camera de digitale
zoomfunctie. Voor informatie over de [Digitale zoom]-instellingen en de beeldkwaliteit, zie pagina 85.
• De camera zoomt langzaam tijdens het opnemen van bewegende beelden.
• Als de gezichtsherkenningsfunctie is ingeschakeld, kunt u de digitale-zoomfunctie niet gebruiken.
• Als u de digitale zoom gebruikt, kunt u niet scherpstellen door het scherm aan te raken.

Beeldformaat/zelfontspanner/flitsfunctie/macro-opname instellen

A Het beeldformaat veranderen B De zelfontspanner gebruiken C Een flitsfunctie kiezen voor stilstaande beelden D Een close-up opnemen
Het beeldformaat veranderen
Raak het pictogram voor het instellen van de beeldformaat op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [BACK] aan. Voor meer informatie over het beeldformaat, zie pagina 12.
30
Pictogram voor het instellen van de beeldformaat
Loading...
+ 112 hidden pages