DEZE INSTRUCTIES ZIJN ALLEEN GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING
WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE VOORZIJDE VAN DEZE HANDLEIDING
STAAN.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: zijn bestemd voor de
gekwalificeerde technicus die de gasinstallatie moet controleren en
de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het apparaat moet
uitvoeren.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: geven gebruiksadviezen,
beschrijving van de bedieningen en de juiste reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden voor het apparaat.
7
Presentatie
1. VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
DEZE HANDLEIDING MAAKT DEEL UIT VAN HET APPARAAT EN MOET DERHALVE
IN ZIJN GEHEEL BINNEN HANDBEREIK ERVAN BEWAARD WORDEN GEDURENDE
DE HELE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS. WIJ ADVISEREN DEZE HANDLEIDING
EN ALLE AANWIJZINGEN ERIN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS DE
FORNUIS TE GEBRUIKEN. BEWAAR OOK DE SERIE BIJGELEVERDE
MONDSTUKKEN. HET APPARAAT MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR
GEKWALIFICEERD PERSONEEL MET INACHTNEMING VAN DE GELDENDE
NORMEN. DIT APPARAAT IS BEDOELD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN
VOLDOET AAN DE GELDENDE NORMEN DIE OP DIT MOMENT VAN KRACHT ZIJN.
HET APPARAAT IS GEBOUWD OM DE VOLGENDE FUNCTIE TE VERVULLEN:
BEREIDING EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDERSOORTIGE GEBRUIK
DIENT ALS ONEIGENLIJK GEBRUIK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ANDER GEBRUIK DAN
IS AANGEGEVEN, AF.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER.
SCHEID DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN VAN DE VERPAKKING EN
OVERHANDIG HEN AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN
AFVALVERWERKING.
VERBINDING MET DE AARDE IS VERPLICHT VOLGENS DE TOEPASSELIJKE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
DE STEKKER DIE AAN DE VOEDINGSKABEL EN HET BIJBEHORENDE
STOPCONTACT MOETEN WORDEN BEVESTIGD, MOETEN VAN HETZELFDE TYPE
ZIJN, EN AAN DE GELDENDE VOORSCHRIFTEN VOLDOEN.
BIJ EEN INGEBOUWD APPARAAT MOET HET STOPCONTACT BEREIKBAAR ZIJN.
TREK DE STEKKER NOOIT AAN DE KABEL UIT HET STOPCONTACT.
KEUR DE FORNUIS ONMIDDELLIJK NA INSTALLATIE AAN DE HAND VAN DE
INSTRUCTIES DIE VERDEROP GEGEVEN WORDEN. IN GEVAL VAN SLECHTE
WERKING MOET HET APPARAAT WORDEN AFGEKOPPELD VAN HET
ELEKTRICITEITSNET EN MOET HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE
SERVICECENTRUM WORDEN GECONTACTEERD.
PROBEER NOOIT HET APPARAAT TE REPAREREN.
CONTROLEER TELKENS NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT OF DE
BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND
(UIT) STAAN.
80
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVENS: ALS DEZE
ONOPZETTELIJK AANGEZET WORDEN, ZOU ER BRAND KUNNEN ONTSTAAN.
Presentatie
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER
EN DE MARKERING IS ZICHTBAAR BINNEN IN DE OPBERGRUIMTE VAN HET
VOEDSEL GEPLAATST.
DEZE PLAAT MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
ZET GEEN PANNEN MET EEN ONREGELMATIGE OF RUWE BODEM OP DE
ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
HET APPARAAT WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET ERVOOR OP
DAT U DE VERHITTENDE ELEMENTEN BINNENIN DE OVEN NIET AANRAAKT.
DIT APPARAAT MAG NIET OP EEN VERHOOGD PLATFORM WORDEN
GEÏNSTALLEERD.
GEBRUIK GEEN SCHALEN OF (GRILL) PANNEN DIE DE OMTREK VAN DE
KOOKPLAAT TE BUITEN GAAN.
HET APPARAAT IS BESTEMD VOOR GEBRUIK DOOR VOLWASSENEN. STA HET
KINDEREN NIET TOE IN DE BUURT VAN HET APPARAAT TE KOMEN OF ERMEE
TE SPELEN.
TIJDENS BEREIDINGEN MET OPEN DEUR KOMT ER VEEL WARMTE NAAR
BUITEN: HOUD KINDEREN OP AFSTAND.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE
EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE
EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR – AEEA (WASTE ELECTRICAL AND
ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN
VAN DE AFGEDANKTE APPARATUUR WELKE GELDEN VOOR HET VOLLEDIGE
TERRITORIUM VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET APPARAAT IN WERKING STELT MOET U VERPLICHT ALLE OP
EN IN HET APPARAAT AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES
VERWIJDEREN.
De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of
materiële schade of die veroorzaakt worden door het veronachtzamen van
bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van afzonderlijke
onderdelen van het apparaat, of door gebruik van niet-originele
vervangingsonderdelen.
81
Instructies Voor de Installateur
2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT
Het apparaat dient te worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd
technicus, in overeenstemming met de geldende normen.
Dit apparaat behoort tot de klasse L voor wat betreft brandgevaar. Het
fornuis kan tegen wanden worden geplaatst waarvan er één hoger is dan
de kookplaat, zoals afgebeeld in de tekeningen A en B met betrekking
tot de installatieklassen. De minimumafstand voor boven de kookplaat
gemonteerde schappen of afzuigkappen is 750 mm.
AB
InbouwapparaatVrijstaand
2.1 Plaatsing en waterpas zetten van het apparaat
Het apparaat is uitgerust met wieltjes en regelbare voetjes om er de
plaatsing van te vereenvoudigen. Om de wieltjes aan de voorkant te
gebruiken moet u het voetje vastschroeven zoals afgebeeld in de figuur
hiernaast om het apparaat op de wielen aan de voorkant te laten rusten.
Om het apparaat vrij te kunnen verplaatsen moet u echter ook de
achterkant opheffen volgens de onderstaande instructies:
schroef met een pijpsleutel van 10
de 2 zeskantige moeren onder de
ovenruimte vast: op deze wijze
komt het apparaat omhoog en kunt
u hem zowel waterpas zetten als
verplaatsen.
Schroef, na beëindiging van deze
handelingen, de zeshoekige
moeren en de voetjes aan de
voorkant weer vast om het fornuis
stabiel en vlak te zetten.
82
Instructies Voor de Installateur
2.2 Elektrische aansluiting
Het aansluiten van Smeg apparatuur.
Alle Smeg apparaten die Smeg Nederland verkoopt moeten op 220-240
volt worden aangesloten. Geen van de apparaten mag op 380 volt worden aangesloten. Dit in tegenstelling van wat er in de diverse
gebruiksaanwijzingen staat. Apparaten die op 380 volt worden
aangesloten kunnen beschadigd raken.
De spanning bij 380 volt installaties noemt men krachtstoom. Ook bij
krachtstroom heeft men 220-240 volt, die meet men alleen tussen de
fase en de nul. Waar het echter fout gaat, is dat de spanning tussen 2
fasen in Nederland 380 volt is, bij een aantal apparaten kunnen
componenten doorbranden.
In Nederland komt bij de meeste woningen maar één fase, één nul en
één aarde draad binnen. Deze inkomende leiding wordt door het
energiebedrijf voor de meter afgezekerd met een hoog Ampèrage
zekering en na de meter wordt deze onderverdeeld in meerdere groepen
van 16 amp.
Als men nu tussen de fase en de nul meet men nog steeds 220 volt,
maar als je op de onderlinge groepen meet wordt er geen waarden
aangegeven. Hier is geen spanningsverschil aanwezig.
Een zekering van 16 ampère kan met een vermogen van 3520 Watt tot
3840 Watt belast worden. (afhankelijk van de spanning (220/240 Volt)).
Dit houdt in dat als een apparaat een aansluitwaard van 6,60 KW heeft,
er gezekerd moet worden met minimaal 2 zekeringen van ieder 16
Ampère. Deze zekeringen moeten geschakeld zijn, zodat ze altijd samen
uit of samen aan gaan. De wandcontactdoos dient een Perilex
aansluiting te zijn
Apparaten die op een geschakelde zekering (ovengroep) worden
aangesloten dienen een Perilexstekker te hebben.
In de volgende catalogi wordt bij ieder apparaat de benodigde spanning
vermeld, dus altijd 220/240 Volt.
Vergewis u ervan dat de spanning en de dimensionering van de
voedingslijn corresponderen met de eigenschappen die vermeld worden
op het plaatje op de achterkap van het apparaat.
Deze plaat mag nooit worden verwijderd.
Het apparaat kan vast of met een stekker en stopcontact worden
aangesloten op het net. In het tweede geval moeten de stekker en het
stopcontact geschikt zijn voor de gebruikte kabel en voldoen aan de
geldende voorschriften. Voor elk type aansluiting moet het apparaat
beslist geaard worden. Alvorens het aan te sluiten dient te worden
gecontroleerd of de voedingslijn naar behoren is geaard. Gebruik geen
reducties, adapters of omleidingen.
Als het apparaat met een vaste aansluiting op het net wordt aangesloten
moet er op de voedingslijn een meerpolig uitschakelmechanisme met
een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm worden
voorzien die op een gemakkelijk te bereiken positie in de buurt van het
apparaat moet worden geplaatst.
83
Instructies Voor de Installateur
Het apparaat heeft aan de
achterkant een klemmenbord.
Voor de elektrische aansluiting
verwijzen wij naar het volgende
schema.
Het is toegankelijk als u het
carter achter verwijdert.
Werking op 220-240V∼: gebruik een
driepolige kabel van het type H05RR-F
(kabel van 3 x 4 mm2).
Werking op 380-415V2N∼ of 220-240V2N
∼
: gebruik een driepolige kabel van het type
H05RR-F (kabel van 4 x 2.5 mm2).
Werking op 380-415V3N∼ of 220-240V3N
∼
: gebruik een driepolige kabel van het type
H05RR-F (kabel van 5 x 1.5 mm2).
Het uiteinde dat verbonden moet worden
met het apparaat moet een (geel-groene)
aardingsdraad hebben die minstens 20 mm
langer is.
Voor persoonlijk letsel of materiële schade, veroorzaakt door het
veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door onklaar maken
van een afzonderlijk deel van het apparaat: de fabrikant wijst elke
aansprakelijkheid af.
84
Instructies Voor de Installateur
2.3 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd in voortdurend
geventileerde vertrekken, zoals voorzien door de geldende normen. In
het vertrek waar het apparaat geïnstalleerd is moet zoveel lucht toe
kunnen vloeien als nodig is voor een correcte verbranding van het gas
en voor de nodige luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaten, die
beschermd worden door roosters, moeten de juiste afmetingen hebben
(zie de geldende normen) en moeten zo worden geplaatst dat ze niet
(ook niet gedeeltelijk) afgesloten worden.
2.4 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via
wasemkappen die zijn verbonden met een schouw met natuurlijke trek
en de juiste doelmatigheid, door geforceerde afzuiging. Een doelmatig
afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp door een specialist die
daartoe bevoegd is, met inachtneming van de posities en afstanden die
door de normen worden opgelegd. Na de werkzaamheden moet de
installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
2.5 Gasaansluiting
Bij installatie met een rubberslang in overeenstemming met de norm
mag de slang niet langer zijn dan maximaal 1,5 meter; controleer of de
slang niet met beweegbare delen in aanraking komt of wordt afgeklemd.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS,
en 13 mm voor METHAANGAS.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
•of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met
veiligheidsklembandje;
• of de leiding over de hele lengte (max. 2 m) geïnspecteerd kan worden;
• of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met
hete wanden (max. 50°C);
•of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe
bochten maakt of afgekneld wordt;
•of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
•als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving
veroorzaakt, probeer hem dan niet te repareren: vervang hem door
een nieuwe slang;
•controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden
is.
Let op: gebruik uitsluitend bij een inspecteerbare installatie (Fig. B) een
aan de norm conforme rubberslang.
85
Instructies Voor de Installateur
2.5.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan volgens de voorschriften
van de normen. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in
overeenstemming is met de waarden die vermeld worden in de tabel in
paragraaf “3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote
slanghouder A; sluit het zo verkregen blok
aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik
de slanghouder G die rechtstreeks moet
worden aangesloten op het
gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C
ertussen aan. Steek de uiteinden van de
rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de
drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het
uiteinde van de slang H op de slanghouders
A+F (of G) met het klembandje I.
2.5.2 Aansluiting met flexibele stalen stang (voor alle types gas)
Als het apparaat moet worden aangesloten tussen
meubels, moet de aansluiting van het gas geschieden met
een flexibele stalen slang met een continue wand, in
overeenstemming met de geldende norm.
Schroef het uiteinde van de flexibele slang L met de
pakking C ertussen op de gasverbinding B met mannelijk
schroefdraad ½” gas (ISO228-1)
86
Instructies Voor de Installateur
3. REGELING VAN HET GAS
Alvorens reiniging of onderhoud te gaan plegen moet het apparaat
elektrisch uitgeschakeld worden.
3.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten
De kookplaat van het fornuis is getest met methaangas G 20 op een
druk van 20 mbar () of methaangas G 25 op een druk van 25 mbar (). Als hij moet op andere gassoorten werken, moeten de
sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte de
minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten
worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.
3.2 Vervanging sproeiers
1. Haal de rooster weg, verwijder alle kapjes en de
vlamverdelerkransen;
2. schroef de sproeiers van de branders los met een sleutel van 7 mm;
3. vervang de sproeiers van de branders volgens de tabel van het
gebruikte gas.
87
Instructies Voor de Installateur
3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers
Hulpbrander 1.05 72 (X) 360
Halfsnelle 1.8 97 (Z) 450
Snel 3.0 115 (Y) 750
Vispan 1.9 94 (X) 800
Zeer snel 3.5 133 (S) 1600
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25
mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
warmtevermogen
Nominaal
warmtever
mogen
(kW)
warmtevermogen
Nominaal
(kW)
Nominaal
(kW)
mondstuk
1/100 mm
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
VLOEIBAAR GAS – G30/G31 28/37 mbar
By-pass
mm
1/100
METHAANGAS – G20/G25 20/25 mbar
1/100 mm
Beperkt
debiet
(W)
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G30
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G31
88
Instructies Voor de Installateur
3.4 Rangschikking van de branders op de kookplaat
BRANDER
1 Hulpbrander
2 Halfsnelle
3 Snel
4 Zeer snel
5 Vispan
4. LAATSTE HANDELINGEN
Na vervanging van de sproeiers moeten de vlamverdelerkransen, de
kapjes van de branders en de roosters worden teruggeplaatst.
Na instelling met een andere gassoort dan bij de keuring is gebruikt,
moet het etiket van het ingestelde gas dat op het apparaat aangebracht
is, worden vervangen door het etiket dat correspondeert met de nieuwe
gassoort.
4.1 Instelling van het minimum voor methaangas
Ontsteek de brander en zet hem op de minimum
stand
draai aan de stelschroef naast het staafje van de
. Trek de knop van de gaskraan uit en
kraan, totdat een regelmatige, minimum vlam
wordt verkregen.
Hermonteer de knop en controleer de stabiliteit
van de vlam van de brander (als de knop snel
van de grootste naar de kleinste stand gedraaid
wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze
operatie op alle gaskranen.
4.2 Instelling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor het instellen van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef
rechts van het staafjes van de kraan geheel met de klok meegedraaid
worden.
De diameters van de bypass worden vermeld in paragraaf “3.3 Tabellen
met eigenschappen van branders en sproeiers” voor elke brander
afzonderlijk. Herstel, na voltooiing van de regeling, de verzegeling van
de bypass met zegellak of vergelijkbaar materiaal.
89
Instructies Voor de Installateur
4.3 Montage van de spatrand
• Plaats de spatrand op devangschaalwaarbij de gaten A overeen
moeten stemmen met de gaten B.
• Schroef de spatrand met de schroeven C vast op de vangschaal.
90
Loading...
+ 28 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.