Smeg A3-5, CS120-5, A3A-5, CS120A-5 User Manual [nl]

Inhoudsopgave
9
1.
VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN ______________________ 80
2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT_______________________________ 82
3. REGELING VAN HET GAS_______________________________________ 87
4. LAATSTE HANDELINGEN _______________________________________ 89
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN ___________________________ 91
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT__________________________________ 98
7. GEBRUIK VAN DE OVENS _____________________________________ 100
8. VERKRIJGBARE ACCESSOIRES ________________________________ 102
9. ADVIEZEN VOOR DE BEREIDING _______________________________ 104
10. REINIGING EN ONDERHOUD ___________________________________ 112
11. BUITENGEWOON ONDERHOUD ________________________________ 116
DEZE INSTRUCTIES ZIJN ALLEEN GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE VOORZIJDE VAN DEZE HANDLEIDING STAAN.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die de gasinstallatie moet controleren en de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het apparaat moet uitvoeren.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: geven gebruiksadviezen, beschrijving van de bedieningen en de juiste reinigings- en onderhoudswerkzaamheden voor het apparaat.
7
Presentatie
1. VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
DEZE HANDLEIDING MAAKT DEEL UIT VAN HET APPARAAT EN MOET DERHALVE IN ZIJN GEHEEL BINNEN HANDBEREIK ERVAN BEWAARD WORDEN GEDURENDE DE HELE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS. WIJ ADVISEREN DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANWIJZINGEN ERIN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS DE FORNUIS TE GEBRUIKEN. BEWAAR OOK DE SERIE BIJGELEVERDE MONDSTUKKEN. HET APPARAAT MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL MET INACHTNEMING VAN DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BEDOELD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN VOLDOET AAN DE GELDENDE NORMEN DIE OP DIT MOMENT VAN KRACHT ZIJN. HET APPARAAT IS GEBOUWD OM DE VOLGENDE FUNCTIE TE VERVULLEN: BEREIDING EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDERSOORTIGE GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK GEBRUIK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ANDER GEBRUIK DAN IS AANGEGEVEN, AF.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SCHEID DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN VAN DE VERPAKKING EN OVERHANDIG HEN AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
VERBINDING MET DE AARDE IS VERPLICHT VOLGENS DE TOEPASSELIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
DE STEKKER DIE AAN DE VOEDINGSKABEL EN HET BIJBEHORENDE STOPCONTACT MOETEN WORDEN BEVESTIGD, MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN, EN AAN DE GELDENDE VOORSCHRIFTEN VOLDOEN. BIJ EEN INGEBOUWD APPARAAT MOET HET STOPCONTACT BEREIKBAAR ZIJN.
TREK DE STEKKER NOOIT AAN DE KABEL UIT HET STOPCONTACT.
KEUR DE FORNUIS ONMIDDELLIJK NA INSTALLATIE AAN DE HAND VAN DE INSTRUCTIES DIE VERDEROP GEGEVEN WORDEN. IN GEVAL VAN SLECHTE WERKING MOET HET APPARAAT WORDEN AFGEKOPPELD VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN MOET HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE SERVICECENTRUM WORDEN GECONTACTEERD.
PROBEER NOOIT HET APPARAAT TE REPAREREN.
CONTROLEER TELKENS NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND
(UIT) STAAN.
80
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVENS: ALS DEZE ONOPZETTELIJK AANGEZET WORDEN, ZOU ER BRAND KUNNEN ONTSTAAN.
Presentatie
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MARKERING IS ZICHTBAAR BINNEN IN DE OPBERGRUIMTE VAN HET VOEDSEL GEPLAATST.
DEZE PLAAT MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
ZET GEEN PANNEN MET EEN ONREGELMATIGE OF RUWE BODEM OP DE
ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
HET APPARAAT WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET ERVOOR OP DAT U DE VERHITTENDE ELEMENTEN BINNENIN DE OVEN NIET AANRAAKT.
DIT APPARAAT MAG NIET OP EEN VERHOOGD PLATFORM WORDEN GEÏNSTALLEERD.
GEBRUIK GEEN SCHALEN OF (GRILL) PANNEN DIE DE OMTREK VAN DE KOOKPLAAT TE BUITEN GAAN.
HET APPARAAT IS BESTEMD VOOR GEBRUIK DOOR VOLWASSENEN. STA HET KINDEREN NIET TOE IN DE BUURT VAN HET APPARAAT TE KOMEN OF ERMEE TE SPELEN. TIJDENS BEREIDINGEN MET OPEN DEUR KOMT ER VEEL WARMTE NAAR BUITEN: HOUD KINDEREN OP AFSTAND.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR – AEEA (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN VAN DE AFGEDANKTE APPARATUUR WELKE GELDEN VOOR HET VOLLEDIGE TERRITORIUM VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET APPARAAT IN WERKING STELT MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET APPARAAT AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of materiële schade of die veroorzaakt worden door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van afzonderlijke onderdelen van het apparaat, of door gebruik van niet-originele vervangingsonderdelen.
81
Instructies Voor de Installateur
2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT
Het apparaat dient te worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd technicus, in overeenstemming met de geldende normen.
Dit apparaat behoort tot de klasse L voor wat betreft brandgevaar. Het fornuis kan tegen wanden worden geplaatst waarvan er één hoger is dan de kookplaat, zoals afgebeeld in de tekeningen A en B met betrekking tot de installatieklassen. De minimumafstand voor boven de kookplaat gemonteerde schappen of afzuigkappen is 750 mm.
A B Inbouwapparaat Vrijstaand
2.1 Plaatsing en waterpas zetten van het apparaat
Het apparaat is uitgerust met wieltjes en regelbare voetjes om er de plaatsing van te vereenvoudigen. Om de wieltjes aan de voorkant te gebruiken moet u het voetje vastschroeven zoals afgebeeld in de figuur hiernaast om het apparaat op de wielen aan de voorkant te laten rusten. Om het apparaat vrij te kunnen verplaatsen moet u echter ook de achterkant opheffen volgens de onderstaande instructies:
schroef met een pijpsleutel van 10 de 2 zeskantige moeren onder de ovenruimte vast: op deze wijze komt het apparaat omhoog en kunt u hem zowel waterpas zetten als verplaatsen. Schroef, na beëindiging van deze handelingen, de zeshoekige moeren en de voetjes aan de voorkant weer vast om het fornuis stabiel en vlak te zetten.
82
Instructies Voor de Installateur
2.2 Elektrische aansluiting
Het aansluiten van Smeg apparatuur. Alle Smeg apparaten die Smeg Nederland verkoopt moeten op 220-240 volt worden aangesloten. Geen van de apparaten mag op 380 volt worden aangesloten. Dit in tegenstelling van wat er in de diverse gebruiksaanwijzingen staat. Apparaten die op 380 volt worden aangesloten kunnen beschadigd raken. De spanning bij 380 volt installaties noemt men krachtstoom. Ook bij krachtstroom heeft men 220-240 volt, die meet men alleen tussen de fase en de nul. Waar het echter fout gaat, is dat de spanning tussen 2 fasen in Nederland 380 volt is, bij een aantal apparaten kunnen componenten doorbranden. In Nederland komt bij de meeste woningen maar één fase, één nul en één aarde draad binnen. Deze inkomende leiding wordt door het energiebedrijf voor de meter afgezekerd met een hoog Ampèrage zekering en na de meter wordt deze onderverdeeld in meerdere groepen van 16 amp. Als men nu tussen de fase en de nul meet men nog steeds 220 volt, maar als je op de onderlinge groepen meet wordt er geen waarden aangegeven. Hier is geen spanningsverschil aanwezig. Een zekering van 16 ampère kan met een vermogen van 3520 Watt tot 3840 Watt belast worden. (afhankelijk van de spanning (220/240 Volt)). Dit houdt in dat als een apparaat een aansluitwaard van 6,60 KW heeft, er gezekerd moet worden met minimaal 2 zekeringen van ieder 16 Ampère. Deze zekeringen moeten geschakeld zijn, zodat ze altijd samen uit of samen aan gaan. De wandcontactdoos dient een Perilex aansluiting te zijn Apparaten die op een geschakelde zekering (ovengroep) worden aangesloten dienen een Perilexstekker te hebben. In de volgende catalogi wordt bij ieder apparaat de benodigde spanning vermeld, dus altijd 220/240 Volt. Vergewis u ervan dat de spanning en de dimensionering van de voedingslijn corresponderen met de eigenschappen die vermeld worden op het plaatje op de achterkap van het apparaat. Deze plaat mag nooit worden verwijderd. Het apparaat kan vast of met een stekker en stopcontact worden aangesloten op het net. In het tweede geval moeten de stekker en het stopcontact geschikt zijn voor de gebruikte kabel en voldoen aan de geldende voorschriften. Voor elk type aansluiting moet het apparaat beslist geaard worden. Alvorens het aan te sluiten dient te worden gecontroleerd of de voedingslijn naar behoren is geaard. Gebruik geen reducties, adapters of omleidingen. Als het apparaat met een vaste aansluiting op het net wordt aangesloten moet er op de voedingslijn een meerpolig uitschakelmechanisme met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm worden voorzien die op een gemakkelijk te bereiken positie in de buurt van het apparaat moet worden geplaatst.
83
Instructies Voor de Installateur
Het apparaat heeft aan de achterkant een klemmenbord. Voor de elektrische aansluiting verwijzen wij naar het volgende schema. Het is toegankelijk als u het carter achter verwijdert.
Werking op 220-240V∼: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 3 x 4 mm2).
Werking op 380-415V2N∼ of 220-240V2N
: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 4 x 2.5 mm2).
Werking op 380-415V3N∼ of 220-240V3N
: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 5 x 1.5 mm2).
Het uiteinde dat verbonden moet worden met het apparaat moet een (geel-groene) aardingsdraad hebben die minstens 20 mm langer is.
Voor persoonlijk letsel of materiële schade, veroorzaakt door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door onklaar maken van een afzonderlijk deel van het apparaat: de fabrikant wijst elke
aansprakelijkheid af.
84
Instructies Voor de Installateur
2.3 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd in voortdurend geventileerde vertrekken, zoals voorzien door de geldende normen. In het vertrek waar het apparaat geïnstalleerd is moet zoveel lucht toe kunnen vloeien als nodig is voor een correcte verbranding van het gas en voor de nodige luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaten, die beschermd worden door roosters, moeten de juiste afmetingen hebben (zie de geldende normen) en moeten zo worden geplaatst dat ze niet (ook niet gedeeltelijk) afgesloten worden.
2.4 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via wasemkappen die zijn verbonden met een schouw met natuurlijke trek en de juiste doelmatigheid, door geforceerde afzuiging. Een doelmatig afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp door een specialist die daartoe bevoegd is, met inachtneming van de posities en afstanden die door de normen worden opgelegd. Na de werkzaamheden moet de installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
2.5 Gasaansluiting
Bij installatie met een rubberslang in overeenstemming met de norm mag de slang niet langer zijn dan maximaal 1,5 meter; controleer of de slang niet met beweegbare delen in aanraking komt of wordt afgeklemd. De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS, en 13 mm voor METHAANGAS. Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
of de leiding over de hele lengte (max. 2 m) geïnspecteerd kan worden;
of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met
hete wanden (max. 50°C);
of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of afgekneld wordt;
of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.
Let op: gebruik uitsluitend bij een inspecteerbare installatie (Fig. B) een aan de norm conforme rubberslang.
85
Instructies Voor de Installateur
2.5.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan volgens de voorschriften van de normen. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming is met de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik de slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de slang H op de slanghouders
A+F (of G) met het klembandje I.
2.5.2 Aansluiting met flexibele stalen stang (voor alle types gas)
Als het apparaat moet worden aangesloten tussen meubels, moet de aansluiting van het gas geschieden met een flexibele stalen slang met een continue wand, in overeenstemming met de geldende norm. Schroef het uiteinde van de flexibele slang L met de pakking C ertussen op de gasverbinding B met mannelijk schroefdraad ½” gas (ISO228-1)
86
Instructies Voor de Installateur
3. REGELING VAN HET GAS
Alvorens reiniging of onderhoud te gaan plegen moet het apparaat elektrisch uitgeschakeld worden.
3.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten
De kookplaat van het fornuis is getest met methaangas G 20 op een druk van 20 mbar ( ) of methaangas G 25 op een druk van 25 mbar ( ). Als hij moet op andere gassoorten werken, moeten de
sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.
3.2 Vervanging sproeiers
1. Haal de rooster weg, verwijder alle kapjes en de vlamverdelerkransen;
2. schroef de sproeiers van de branders los met een sleutel van 7 mm;
3. vervang de sproeiers van de branders volgens de tabel van het gebruikte gas.
87
Instructies Voor de Installateur
3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers
Brander
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 - 0306 360 Halfsnelle 1.8 94 - 0210 450 Snel 3.0 121 - 0309 750 Vispan 1.9 100 – 0210 800 Zeer snel 3.5 138 - 0332 1600
Brander
Diameter
Hulpbrander 1.05 50 30 360 76 75 Halfsnelle 1.8 65 33 450 131 129 Snel 3.0 85 45 750 218 215 Vispan 1.9 68 45 800 138 136 Zeer snel 3.3 91 68 1600 218 215
Brander
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 (X) 360 Halfsnelle 1.8 97 (Z) 450 Snel 3.0 115 (Y) 750 Vispan 1.9 94 (X) 800 Zeer snel 3.5 133 (S) 1600
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
warmtevermogen
Nominaal
warmtever
mogen
(kW)
warmtevermogen
Nominaal
(kW)
Nominaal
(kW)
mondstuk 1/100 mm
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
VLOEIBAAR GAS – G30/G31 28/37 mbar
By-pass
mm
1/100
METHAANGAS – G20/G25 20/25 mbar
1/100 mm
Beperkt
debiet
(W)
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G30
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G31
88
Instructies Voor de Installateur
3.4 Rangschikking van de branders op de kookplaat
BRANDER
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle 3 Snel 4 Zeer snel 5 Vispan
4. LAATSTE HANDELINGEN
Na vervanging van de sproeiers moeten de vlamverdelerkransen, de kapjes van de branders en de roosters worden teruggeplaatst.
Na instelling met een andere gassoort dan bij de keuring is gebruikt, moet het etiket van het ingestelde gas dat op het apparaat aangebracht is, worden vervangen door het etiket dat correspondeert met de nieuwe gassoort.
4.1 Instelling van het minimum voor methaangas
Ontsteek de brander en zet hem op de minimum stand draai aan de stelschroef naast het staafje van de
. Trek de knop van de gaskraan uit en
kraan, totdat een regelmatige, minimum vlam wordt verkregen. Hermonteer de knop en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van de grootste naar de kleinste stand gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze operatie op alle gaskranen.
4.2 Instelling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor het instellen van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef rechts van het staafjes van de kraan geheel met de klok meegedraaid worden. De diameters van de bypass worden vermeld in paragraaf “3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers” voor elke brander afzonderlijk. Herstel, na voltooiing van de regeling, de verzegeling van de bypass met zegellak of vergelijkbaar materiaal.
89
Instructies Voor de Installateur
4.3 Montage van de spatrand
Plaats de spatrand op de vangschaal waarbij de gaten A overeen moeten stemmen met de gaten B.
Schroef de spatrand met de schroeven C vast op de vangschaal.
90
Loading...
+ 28 hidden pages