4.5 De reiniging van de binnenkant van de ovens232
4.6 Pyrolyse232
4.7 Buitengewoon onderhoud234
5 Installatie235
5.1 Gasaansluiting235
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes238
5.3 Elektrische aansluiting243
5.4 Plaatsing245
5.5 Voor de installateur249
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
201
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden zeer heet
tijdens het gebruik. Raak geen
verwarmingselementen aan
tijdens gebruik van het apparaat.
• Bescherm de handen met
ovenwanten bij het hanteren van
voedsel in de ovenruimte.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen
met beperkte fysieke, zintuiglijke
of mentale capaciteiten of met
een gebrek aan ervaring of
kennis is alleen toegestaan onder
toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk
zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Houd kinderen van jonger dan 8
jaar uit de buurt wanneer het
apparaat in werking is.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming
van de kookzones. Plaats geen
lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op
oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten
als ze oververhit raken. Het is
aanbevolen bij het apparaat te
blijven tijdens de voorbereiding
van voedsel dat olie of vet bevat.
Als de oliën of vetten vlam
zouden vatten, mag geen water
gebruikt worden om te blussen.
Plaats het deksel op de pan en
schakel de kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
202
Waarschuwingen
• Tijdens het gebruik geen metalen
voorwerpen zoals vaatwerk of
bestek op het oppervlak van de
kookplaat plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Giet geen water rechtstreeks op
hete ovenschalen.
• Houd de deur dicht tijdens de
bereiding.
• Als er bewerkingen nodig zijn aan
de etenswaren of aan het einde
van de bereiding, opent u een
aantal seconden lang de deur
5 centimeter, zodat de stoom
ontsnapt. Vervolgens kunt u de
deur volledig openen.
• Open de bergruimte (indien
aanwezig) niet wanneer de oven
ingeschakeld of warm is.
• Voorwerpen in de bergruimte
kunnen heel heet zijn na gebruik
van de oven.
• GEEN ONTVLAMBARE
MATERIALEN GEBRUIKEN OF
BEWAREN IN DE BERGRUIMTE
(INDIEN AANWEZIG) OF IN
DE NABIJHEID VAN HET
APPARAAT.
• GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN
IN DE BUURT VAN HET
APPARAAT TERWIJL HET WERKT.
• Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
• VOER GEEN WIJZIGINGEN UIT
OP HET APPARAAT.
• Voorafgaand aan iedere ingreep
op het apparaat (installatie,
onderhoud, plaatsing of
verplaatsing) moet u altijd zorgen
voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand aan iedere ingreep
op het apparaat moet de
algemene elektrische voeding
gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te
halen.
• Als de stroomkabel beschadigd is,
moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische
dienst die voor de vervanging van
de kabel zal zorgen.
NL
203
Waarschuwingen
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Roosters en ovenschalen moeten
in de zijgeleiders worden
geplaatst tot ze niet verder
kunnen. De mechanische
veiligheidsblokkeringen die de
verwijdering van de roosters
voorkomen moeten naar
beneden en naar de achterzijde
van de ovenruimte gericht zijn.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Gebruik geen stoomstraal om het
apparaat te reinigen.
• Zorg er voor dat de openingen en
de spleten voor de ventilatie en
de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
achter tijdens bereidingen
waarbij vetten en oliën vrijkomen
die bij heet worden vlam kunnen
vatten. Wees heel voorzichtig
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• GEBRUIK HET APPARAAT
NOOIT OM DE RUIMTE TE
VERWARMEN.
• Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
• Gebruik geen vaatwerk of plastic
houders om voedsel te bereiden.
• Plaats geen blikken of gesloten
houders in de ovenruimte.
• Verwijder ongebruikte
ovenschalen en roosters tijdens
de bereiding uit de ovenruimte.
• Bedek de bodem van de
ovenruimte niet met
aluminiumfolie.
• Plaats geen potten of ovenschalen
rechtstreeks op de bodem van de
ovenruimte.
• Bij gebruik van bakpapier moet u
er voor zorgen dat de circulatie
van de warme lucht in de oven er
niet door wordt verhinderd.
• Gebruik de open deur niet als
steun door potten of schalen te
plaatsen op het binnenglas.
• De pannen of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle pannen moeten een vlakke en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
204
Waarschuwingen
• Mors geen zuurhoudende stoffen
zoals citroensap of azijn op de
kookplaat.
• Plaats geen lege potten of pannen
op ingeschakelde kookzones.
• Gebruik geen stoomstraal om het
apparaat te reinigen.
• Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de
delen waarvan het oppervlak met
metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische
oxidaties, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters
van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet
in de vaatwasser.
• Gebruik de deur niet als hefboom
om het apparaat in het meubel te
plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de
geopende deur.
• Til dit apparaat niet op door de
handgreep beet te pakken.
Installatie
• DIT APPARAAT MAG NIET
GEÏNSTALLEERD WORDEN IN
BOTEN OF CARAVANS.
• Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp
van een tweede persoon in het
meubel.
• Om mogelijke oververhitting van
het apparaat te vermijden mag
het niet achter een decoratieve
deur of een paneel worden
geïnstalleerd.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren
door bevoegd technisch
personeel.
• Het aansluiten met een flexibele
buis moet zodanig uitgevoerd
worden dat de lengte van de
bebuizing niet langer is dan
2 meter van de maximale
uitrekking voor flexibele stalen
buizen en 1,5 meter voor
rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in
aanraking komen met
beweegbare delen, en mogen
niet geplet worden.
• Gebruik, waar dit wordt
gevraagd, een drukregelaar in
overeenstemming met de van
kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen
10 Nm en 15 Nm bevindt.
NL
205
Beschrijving
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met
een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch
personeel.
• De aarding moet verplicht
aangebracht worden volgens de
voorziene veiligheidsnormen van
de elektrische installatie.
• Gebruik kabels die bestand zijn
tegen temperaturen van minstens
90 °C.
• Het aandraaimoment van de
schroeven van de
stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
• Verzeker u er voor de montage
van dat de plaatselijke
gastoevoer (soort gas en
gasdruk) en de regeling van het
apparaat compatibel zijn.
• De regelingsvoorwaarden voor
dit apparaat staan vermeld op het
etiket voor de regeling van het
gas.
• Dit apparaat is niet aangesloten
op een apparaat voor afvoer van
de verbrandingsproducten. Het
moet geïnstalleerd en
aangesloten worden in
overeenstemming met de
geldende installatievoorschriften.
Er moet speciale aandacht
worden besteed aan de
ventilatie-eisen.
Voor dit apparaat
• Controleer of het apparaat is
uitgeschakeld voordat de lamp
wordt vervangen.
• Ga niet steunen of zitten op de
geopende deur van het
apparaat.
• Controleer of er geen voorwerpen
in de deur vastzitten.
1.2 Typeplaatje
Het typeplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
markering. Het plaatje mag in geen
geval worden verwijderd.
206
Waarschuwingen
1.3 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan
personen en voorwerpen ten
gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de
gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één
deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.4 Beoogd gebruik
• Dit apparaat is bedoeld om thuis
voedsel te bereiden. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
• Het apparaat is niet ontworpen om te
functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.5 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een
belangrijk onderdeel van het
apparaat en dient gedurende de
volledige levensduur intact en op
een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
• Lees deze gebruiksaanwijzing
aandachtig vóór installatie.
1.6 Verwerking
Het apparaat moet op het einde
van zijn gebruiksduur afzonderlijk
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG).
Het apparaat bevat geen delen die als
gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu
worden beschouwd, conform de actuele
Europese Richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Oude of gebruikte apparaten aan het
einde van hun levensduur moeten door
de gebruiker worden ingeleverd bij
geschikte centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en elektronisch
afval, of het overhandigen aan de
verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Het apparaat zit verpakt in
milieuvriendelijke en recyclebare
materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
NL
207
Waarschuwingen
1.7 Wegwijs in de
gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Handig om het huidige uur te zien,
geprogrammeerde bereidingen te
programmeren en de kookwekker in te
stellen.
2 Temperatuurknop hoofdoven
Met deze knop kan de temperatuur van de
bereiding geselecteerd worden.
Draai de knop rechtsom op de gewenste
waarde tussen het minimum en het
maximum.
R = Snelle brander
UR2 = Ultra snelle brander
3 Controlelamp hoofdoven
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatig knipperend lampje geeft
aan dat de ingestelde temperatuur in de
oven constant wordt gehouden.
4 Functieknop hoofdoven
De verschillende functies van de oven zijn
geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste
functie heeft geselecteerd, moet u de
210
Beschrijving
bereidingstemperatuur instellen met de
temperatuurknop.
5 Controlelamp deurblokkering
Licht op wanneer de automatische
reinigingscyclus wordt geactiveerd
(pyrolyse).
6 Knoppen van de branders van de
kookplaat
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de plaat.
Druk op de knoppen, en draai deze
linksom op de waarde om de
overeenkomstige branders te ontsteken.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de
zone tussen het maximum en het
minimum gedraaid worden.
Om de branders uit te schakelen, moeten
de knoppen op positie geplaatst
worden.
7 Temperatuurknop hulpoven
functie heeft geselecteerd, moet u de
bereidingstemperatuur instellen met de
temperatuurknop.
2.4 Andere onderdelen
Plaatsbare niveaus
Het apparaat beschikt over niveaus om
roosters en ovenschalen op verschillende
hoogtes te plaatsen. De plaatsbare
hoogtes worden begrepen van laag naar
hoog (zie 2.1 Algemene beschrijving).
Koelventilator
De ventilator zorgt voor de afkoeling van
de ovens, en wordt tijdens de bereiding in
werking gesteld.
De werking van de ventilator veroorzaakt
een normale luchtstroom die aan de
achterzijde van het apparaat uitkomt, en
die ook na de uitschakeling van het
apparaat kort doorgaat.
NL
Met deze knop kan de temperatuur van de
bereiding geselecteerd worden.
Draai de knop rechtsom op de gewenste
waarde tussen het minimum en het
maximum.
8 Controlelamp hulpoven
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatig knipperend lampje geeft
aan dat de ingestelde temperatuur in de
oven constant wordt gehouden.
9 Functieknop temperatuur hulpoven
De verschillende functies van de oven zijn
geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste
Interne verlichting
De interne verlichting van het apparaat
wordt ingeschakeld:
• als de deur wordt geopend;
• als een willekeurige functie wordt
gekozen, met uitzondering van de
functie /ECO.
211
Beschrijving
2.5 Beschikbare accessoires
De ovenaccessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De originele bijgeleverde of
optionele accessoires kunnen bij
erkende servicecentra worden
verkregen. Gebruik enkel de
originele accessoires van de
fabrikant.
Reductierooster Wok
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
van de recipiënten” in de paragraaf 3.3
“Gebruik van de kookplaat”.
Het rooster moet worden aangebracht op
het rooster van de kookplaat zoals is
aangegeven in de bovenstaande
afbeelding.
In elk geval mogen pannen met een grotere
diameter dan 26 cm uitsluitend geplaatst
worden op de ultrasnelle brander (UR2).
Dit rooster kan ook gebruikt worden voor
recipiënten om te “wokken” (Chinese
kookpan).
Ovenschaal
erhoogd rooster
Om de aantasting van het werkblad te
voorkomen is een verhoogd rooster
verkrijgbaar dat moet worden aangebracht
onder pannen met een grotere diameter
dan is aangegeven in de tabel “Diameter
212
Beschrijving
Nuttig voor het opvangen van vet dat
afkomstig is van het voedsel op het rooster
erboven.
Diepe ovenschaal
Nuttig om vet op te vangen afkomstig van
voedsel op het bovenstaande rooster, of
om taarten, pizza's en gebak te bakken.
Rooster voor ovenschaal
Rooster
NL
Nuttig voor het plaatsen van recipiënten
met voedsel in bereiding.
Houder draaispit (hulpoven)
Om op een ovenschaal te zetten, voor het
bereiden van voedsel dat kan lekken.
Wordt gebruikt als steun voor het draaispit.
Draaispit (hulpoven)
Nuttig voor het bereiden van kip of voedsel
dat gelijkmatig moet bereid worden.
213
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Hoge temperatuur in de oven
tijdens het gebruik
Gevaar op verbranding
• Houd de deur dicht tijdens de
bereiding.
• Bescherm de handen met ovenwanten
bij het hanteren van voedsel in de oven
• Raak de verwarmingselementen
binnenin het apparaat niet aan.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
• Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit
de buurt wanneer het apparaat in
werking is.
• Als er bewerkingen nodig zijn aan de
etenswaren of aan het einde van de
bereiding, opent u een aantal seconden
lang de deur 5 centimeter, zodat de
stoom ontsnapt. Vervolgens kunt u de
deur volledig openen.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen
Gevaar op verbranding
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel aandachtig.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen tijdens gebruik
van de oven
Brand- en ontploffingsgevaar
• Sproei geen spuitbussen in de nabijheid
van de oven.
• Laat geen ontvlambare materialen in de
nabijheid van de oven of bergruimte.
• Gebruik geen vaatwerk of plastic
houders om voedsel te bereiden.
• Plaats geen dichte schotels of houders in
de oven.
• Laat de oven niet onbewaakt achter
tijdens bereidingen waar vetten en oliën
kunnen vrijkomen.
• Verwijder ongebruikte ovenschalen en
roosters tijdens de bereiding uit de
ovenruimte.
• Open de bergruimte niet wanneer de
oven ingeschakeld of warm is.
• De voorwerpen in de bergruimte kunnen
erg heet zijn tijdens het gebruik van de
oven.
214
Gebruik
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Bedek de bodem van de ovenruimte
niet met aluminiumfolie.
• Bij gebruik van bakpapier moet u er
voor zorgen dat de circulatie van de
warme lucht in de oven er niet door
wordt verhinderd.
• Plaats geen potten of ovenschalen
rechtstreeks op de bodem van de
ovenruimte.
• Gebruik de open deur niet als steun
voor potten of schalen te plaatsen op
het binnenglas.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een effen en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming over
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires en uit de ruimten.
3. Verwijder en reinig alle accessoires van
het apparaat (raadpleeg 4 Reiniging en
onderhoud). Warm de oven leeg op
aan de maximum temperatuur om
eventuele fabricageresten te
verwijderen.
3.3 Gebruik van de accessoires
Rooster voor ovenschaal
Het rooster voor de ovenschaal wordt in de
schaal geplaatst. Zo wordt het vet apart
van het voedsel opgevangen tijdens de
bereiding.
NL
215
Gebruik
Roosters en ovenschalen
Roosters en ovenschalen moeten in de
zijgeleiders worden geplaatst tot aan het
eindpunt.
• De mechanische veiligheidsblokkeringen
om ongewenste verwijdering van de
roosters te voorkomen moeten naar
beneden en naar de binnenzijde van de
oven gericht zijn.
Reductieroosters
De reductieroosters moeten op de roosters
van de kookplaat gelegd worden.
Controleer dat deze correct
gepositioneerd zijn.
Draaispit hulpoven
1. Plaats de houder van het draaispit op het
derde niveau van de hulpoven.
2. Schroef de bijpassende hendel op om
het draaispit vlot te kunnen draaien.
3. Plaats het draaispit na de voorbereiding
op de daartoe voorziene steun. Het
haakje moet correct op het
geprofileerde deel A zijn aangebracht.
216
Plaats de roosters en de schalen
helemaal in de oven, tot ze vast
komen te zitten.
Maak de ovenschalen schoon
voor het eerste gebruik, om
eventuele productieresten te
verwijderen.
Gebruik
4. Plaats de stok in het gat B zodat hij in het
motortje van het draaispit wordt
gekoppeld.
Verwijder de handgreep voor u de
deur sluit
Het is aanbevolen de plaat op het
eerste niveau te plaatsen, om de
vetten op te vangen.
Giet een beetje water in de
ovenschaal zodat rookvorming
wordt vermeden.
3.4 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het apparaat is voorzien van een
elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en
hem linksom te draaien op het symbool van
de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Als de brander niet wordt
ontstoken binnen 15 seconden, moet de
knop op geplaatst worden en moet 60
seconden gewacht worden tot de
volgende poging. Na de ontsteking moet
de knop enkele seconden ingedrukt
gehouden worden, zodat het
thermokoppel kan opwarmen. Het kan
voorvallen dat de brander uitgaat wanneer
de knop wordt losgelaten: dit betekent dat
het thermokoppel onvoldoende is
opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken,
en herhaal de handeling. Houd de knop
langer ingedrukt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gaslevering,
ook wanneer de kraan open staat.
Plaats de knop op en wacht
minstens 60 seconden om
nogmaals te ontsteken.
NL
217
Gebruik
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct
gepositioneerd zijn met de respectievelijke
deksels. Let op dat de openingen van de
vlamverdelers overeenstemmen met de
vonkontstekers en de thermokoppels (A).
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten gebruikt worden met
een deksel en die geschikt zijn voor de
brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt. Wanneer de
vloeistof begint te koken, moet de vlam
dusdanig laag gedraaid worden dat wordt
voorkomen dat de vloeistof overkookt.
3.5 Gebruik van de bergruimte
Onderaan het fornuis is er een bergruimte
die toegankelijk is door de handgreep naar
u toe te trekken. Deze bergruimte is geschikt
om potten en pannen of metalen
voorwerpen voor gebruik met het apparaat
te bewaren.
3.6 Het gebruik van de oven
Inschakelen van de oven
Om de oven in te schakelen:
1. Selecteer de gewenste bereidingsfunctie
met de functieknop.
2. Selecteer de gewenste temperatuur met
de temperatuurknop.
Regelmatige knipperingen van de
controlelamp van de thermostaat
tijdens de bereiding zijn normaal,
en duidt aan dat de temperatuur in
de oven constant wordt gehouden.
218
Diameter van de recipiënten:
• AUX: 12 - 14 cm.
• SR: 16 - 24 cm.
• R: 18 - 26 cm.
• UR2: 18 - 26 cm.
Diameters van de recipiënten met
verhoogd rooster:
• UR2: 26 - 28 cm.
Gebruik
Functies hoofdoven
ECO
Deze functie wordt aanbevolen
voor de bereiding op één vlak, met
een laag energieverbruik.
Is geschikt voor alle
levensmiddelen, m.u.v.
levensmiddelen die veel vocht
kunnen ontwikkelen (bijvoorbeeld
groenten).
Voor een maximale besparing van
de energie en een kortere
bereidingstijd wordt het aanbevolen
om de levensmiddelen in te
ovenruimte te plaatsen zonder deze
voor te verwarmen.
In de ECO-functie tijdens de
bereiding de deur niet openen.
In de ECO-functie duren de
bereidingstijden (en de eventuele
voorverwarming) langer. Ze
kunnen afhangen van de
hoeveelheid levensmiddelen die in
de ovenruimte zijn geplaatst.
De ECO-functie is een zachte
bereidingsfunctie die ideaal is voor
bereidingen bij een temperatuur
tot 210°C; Voor bereidingen bij
een hogere temperatuur wordt
aanbevolen om een andere
functie te kiezen.
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Brede grill
Met de warmte die van het grill
element komt, kunnen uitstekende
resultaten bereikt worden zoals het
roosteren van dun en iets dikker
vlees, en in combinatie met het
draaispit (waar voorzien) wordt op
het einde van de bereiding een
uniforme goudbruine kleur
verkregen. Ideaal voor worsten,
ribbetjes en bacon. Met deze
functie kan een grote hoeveelheid
voedsel, en vooral vlees, uniform
gegrild worden.
Kleine grill
Met deze functie kan door middel
van de warmte, enkel afkomstig van
het centrale element, kleine
hoeveelheden vlees en vis gegrild
worden om spiesen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
NL
219
Gebruik
Statisch+ventilator
De werking van de ventilator,
gecombineerd met de traditionele
bereiding, verzekert ook voor
ingewikkelde recepten homogene
bereidingen. Ideaal voor koekjes en
taarten, die ook gelijktijdig op
meerdere niveaus kunnen bereid
worden. (Voor bereidingen op
meerdere niveaus wordt
aanbevolen om het 2de en het 4de
vlak te gebruiken)
Geventileerde grill
De lucht afkomstig van de ventilator
verzacht de warmtegolven die
worden verkregen door de grill,
zodat ook dik voedsel uitstekend
wordt gegrild. Ideaal voor grote
stukken vlees (bijv.
varkensscheenbeen).
Geventileerde onderwarmte
Met de combinatie van de
ventilator en enkel de onderwarmte
zal de bereiding sneller klaar zijn.
Dit systeem wordt aanbevolen voor
het steriliseren of voor het voltooien
van voedsel dat reeds goed
oppervlakkig gaar is, maar nog niet
binnenin, en waarvoor dus een
gematigde bovenwarmte nodig is.
Ideaal voor elk type van voedsel.
Bij de pyrolytische modellen
worden de speciale functies van het
ontdooien en het rijzen verenigd in
deze functie
Circulatie + ventilator
Met de combinatie van de
ventilator en het luchtcirculatie
element (ingebouwd in de
achterkant van de oven) kan
verschillend voedsel op meerdere
vlakken bereid worden waarvoor
dezelfde temperatuur en hetzelfde
type van bereiding nodig is. De
warmeluchtcirculatie verzekert een
onmiddellijke en uniforme verdeling
van de warmte. Het zal
bijvoorbeeld mogelijk zijn om
gelijktijdig (op meerdere niveaus)
vis, groenten en koekjes klaar te
maken, zonder dat de geur en de
smaak zal vermengd worden.
Turbo
Met de combinatie van de
geventileerde bereiding en de
traditionele bereiding kan erg snel
en doeltreffend verschillend voedsel
op meerdere niveaus klaargemaakt
worden, zonder het mengen van
geuren of smaken. Ideaal voor
omvangrijk voedsel waarvoor een
intense bereiding nodig is.
Pyrolyse
Wanneer deze functie wordt
ingesteld, bereikt de oven
temperaturen tot 500°C zodat al
het vuil en vet wordt opgelost dat
wordt gevormd op de
binnenwanden.
220
Gebruik
Functies hulpoven
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Bovenvarmte
De warmte die uitsluitend van boven
komt is ideaal om voedsel van een
mooi goudbruin korstje te voorzien,
zonder dat daarvoor de grill wordt
gebruikt.
Onderwarmte
De warmte, die enkel van onderaan
komt, eindigt de bereiding van
voedsel dat een hogere
basistemperatuur nodig heeft,
zonder gevolgen voor het bruin
braden. Ideaal voor gebak of
hartige taarten, vlaaien en pizza.
Brede grill
Met de warmte die van het grill
element komt, kunnen uitstekende
resultaten bereikt worden zoals het
roosteren van dun en iets dikker
vlees, en in combinatie met het
draaispit (waar voorzien) wordt op
het einde van de bereiding een
uniforme goudbruine kleur
verkregen. Ideaal voor worsten,
ribbetjes en bacon. Met deze
functie kan een grote hoeveelheid
voedsel, en vooral vlees, uniform
gegrild worden.
NL
Grill + draaispit
Het draaispit werkt in combinatie
met het grill element, zodat het
voedsel een perfect goudbruine
kleur krijgt.
Kleine grill
Met deze functie kan door middel
van de warmte, enkel afkomstig van
het centrale element, kleine
hoeveelheden vlees en vis gegrild
worden om spiesen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
221
Gebruik
3.7 Advies voor bereidingen
Algemeen advies
• Gebruik de geventileerde functie om
een gelijkmatige bereiding te bekomen
op verschillende niveaus.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om
de bereidingstijden te verkorten door de
temperatuur te verhogen (het voedsel
zou aan de buitenkant goed gebakken
kunnen zijn, maar binnenin minder).
• Het gelijktijdige gebruik van meerdere
ovens kan het uiteindelijke resultaat van
de bereiding beïnvloeden.
Advies voor het bereiden van
vleesgerechten
• De bereidingstijden hangen af van de
dikte en van de kwaliteit van het voedsel,
en van de smaak van de consument.
• Gebruik een vleesthermometer voor
gebraad, of druk met een lepel op het
gebraad. Als het gebraad stevig
aanvoelt is het klaar, anders moet de
bereiding nog een aantal minuten
doorgaan.
Advies voor bereidingen met de grill en
de geventileerde grill
• Het grillen van vlees kan zowel uitgevoerd
worden bij koude als bij voorverwarmde
oven, als het resultaat van de bereiding
moet gewijzigd worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill
wordt daarentegen aanbevolen om de
oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in het
midden van het rooster te plaatsen.
• In de grillfunctie is het aanbevolen om de
temperatuurknop op de hoogste waarde
in te stellen (symbool ), voor een
optimale bereiding.
• Het voedsel moet gekruid worden
voordat het wordt bereid. Ook olie of
vloeibare boter moet vóór de bereiding
toegevoegd worden.
• Gebruik de ovenschaal op het eerste
vlak onderaan om de vloeistoffen
afkomstig van het grillen op te vangen.
• De duur van de bereiding met de grill in
de multifunctionele ovens en de
hulpoven mag respectievelijk nooit meer
dan 60 minuten en 30 minuten
bedragen.
Advies voor het bereiden van gebak en
koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en
donkerkleurige bakvormen; deze helpen
de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de tijdsduur van de
bereiding hangen af van de kwaliteit en
de dikte van het deeg.
• U kunt nagaan of het gebak voldoende
gebakken is binnenin door een
tandenstoker in het hoogste deel te
prikken. Wanneer het deeg niet aan de
tandenstoker blijft plakken, is het gebak
klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer
het uit de oven wordt gehaald, moet bij
de volgende bereiding de temperatuur
ongeveer 10ºC lager worden ingesteld,
en moet eventueel een langere kooktijd
geselecteerd worden.
• Tijdens het bereiden van gebak of
groenten kan excessief condens op de
ruit gevormd worden. Om dit te
vermijden, opent u de deur enkele keren
zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
222
Gebruik
Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevroren
voedsel zonder de verpakking in een
recipiënt zonder deksel te plaatsen, op
het eerste niveau van de oven.
• Vermijd opeenstapeling van
voedingsmiddelen.
• Om vlees te ontdooien kunt u een
rooster gebruiken op het tweede niveau,
en een ovenschaal op het eerste niveau.
Op deze manier blijft het voedsel niet in
contact met de vloeistof van de
ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt
worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om
onderin de oven een bakje met water te
zetten.
Om energie te besparen
• Stop de bereiding enkele minuten
voordat de normale kooktijd verstrijkt. De
bereiding zal voortgezet worden door
de warmte die zich in de oven heeft
opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig
mogelijk, zodat de warmte niet verloren
gaat.
• Houd de binnenkant van het apparaat
constant rein.
3.8 Klok programmeereenheid
Toets waarde lager
Toets klok
Toets waarde hoger
Controleer of op de klok van de
programmeereenheid het symbool
van de bereidingsduur wordt
weergegeven. De oven kan niet
worden ingeschakeld als dit niet
het geval is.
Druk op de toets om de klok
van de programmeereenheid te
resetten.
Het gebruik van de hulpoven is
onafhankelijk van de instellingen
die uitgevoerd werden op de
hoofdzakelijke oven of de
elektronische
programmeereenheid.
NL
In fornuizen met dubbele oven
bedient de elektronische
programmeereenheid enkel de
hoofdzakelijke oven.
223
Gebruik
Instelling van de tijd
De oven kan niet worden
ingeschakeld als de tijd niet is
ingesteld.
Bij het eerste gebruik of na een
stroomonderbreking zullen de cijfers
op het display van het apparaat
knipperen.
1. Houd de toets klok twee seconden
ingedrukt. De stip tussen de uren en de
minuten knippert.
2. Met de toetsen waarde hoger of
waarde lager kan de tijd ingesteld
worden. Houd de toets ingedrukt om
snel vooruit te gaan.
3. Wacht 7 seconden. De stip tussen de
uren en de minuten stopt met knipperen.
4. Het symbool op het display duidt
aan dat het apparaat klaar is om de
bereiding te starten.
Houd de toetsen waarde hoger
en waarde lager
tegelijkertijd twee seconden
ingedrukt om de tijd te wijzigen.
Vervolgens kunt u de tijd regelen.
Bereiding met tijdinstelling
Met bereiding met tijdinstelling
wordt de functie bedoeld
waarmee u met de bereiding kunt
beginnen, en deze na een
ingestelde tijd kan doen eindigen.
1. Houd de kloktoets ingedrukt tot het
symbool wordt weergegeven.
2. Druk nogmaals op de kloktoets . Op
het display verschijnen het symbool
en het opschrift , afgewisseld
met de huidige tijd.
3. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten voor de
bereiding in te stellen.
4. Selecteer een bereidingsfunctie en temperatuur.
5. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt de
actuele tijd samen met de symbolen
en .
Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd. Op
het display wordt het symbool
224
uitgeschakeld, knippert het symbool en
wordt een geluidssignaal geactiveerd.
6. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op een willekeurige toets van de
klok van de programmeereenheid
gedrukt worden.
Gebruik
7. Druk op de kloktoets om de klok van
de programmeereenheid te resetten.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan
10 uur in te stellen.
Om de ingestelde programmering
te resetten moet gelijktijdig op de
toetsen hoger en lager
gedrukt worden, en moet de oven
handmatig uitgeschakeld worden.
Geprogrammeerde bereiding
Met geprogrammeerde bereiding
wordt de functie bedoeld
waarmee u op een vooraf
bepaalde tijd met de bereiding
kan beginnen, om ze na een
vooraf ingestelde periode te doen
eindigen.
1. Stel de bereidingsduur in zoals
beschreven werd in de vorige paragraaf
“Bereiding met tijdinstelling”.
4. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
(bijvoorbeeld 1 uur)
5. Druk op de toets menu . Op het
display verschijnt afgewisseld
door de actuele tijden de eerder
ingestelde bereidingsduur (bijvoorbeeld
het weergegeven tijdstip waarop de
bereiding eindigt is 18.30).
6. Met de toets of stelt u het tijdstip
voor het einde van de bereiding in.
(bijvoorbeeld 19.30).
Houd er daarbij rekening mee dat
aan de duur van de bereiding een
enkele minuut voor de
voorverwarming van de oven dien
te worden toegevoegd.
7. Wacht ongeveer 7 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnen de
huidige tijd en de symbolen en .
NL
2. Houd de toets menu 2 seconden
ingedrukt.
3. Druk nogmaals op de toets menu .
Het display toont afwisselend de cijfers
en de tekst , terwijl
het symbool knippert (bijvoorbeeld
het actuele tijdstip is 17.30)
8. Selecteer een bereidingsfunctie en temperatuur.
9. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
225
Gebruik
10. Draai de functie- en temperatuurknop
op 0.
11. Voor het dimmen van het geluidssignaal
is het voldoende te drukken op een
willekeurige toets van de klok van de
programmeereenheid.
12. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de ingestelde programmering
op nul te stellen.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan
10 uur in te stellen.
Het is niet mogelijk om een
geprogrammeerde bereiding die
langer dan 24 uur duurt in te
stellen.
Wanneer u na de instelling de
resterende bereidingstijd wilt
weergeven, moet u 2 seconden
lang op de toets menu
drukken. Druk nogmaals op de
toets menu . Het display toont
afgewisseld door de
resterende bereidingstijd.
Kookwekker
De kookwekker onderbreekt de
bereiding niet, maar waarschuwt
de gebruiker wanneer de
ingestelde minuten verstreken zijn.
De kookwekker kan op elk gewenst
moment geactiveerd worden.
1. Houd de kloktoets gedurende
enkele seconden ingedrukt. Het display
toont de cijfers en het
knipperende symbool tussen de
uren en de minuten.
2. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten in te
stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder
een toets in te drukken om de instelling
van de kookwekker te beëindigen. Op
het display verschijnen de huidige tijd en
de symbolen en .
Aan het einde van de ingestelde tijd wordt
een geluidssignaal ingeschakeld.
4. Druk op de toets lager om het
geluidssignaal uit te schakelen.
226
U kunt de kookwekker vanaf 1
minuut tot maximaal 23 uur en
59 minuten instellen.
Gebruik
Wijziging van de ingestelde gegevens
1. Druk op de kloktoets .
2. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten in te
stellen.
Het annuleren van de ingestelde
gegevens
1. Druk op de kloktoets .
2. Houd de toetsen hoger en lager
tegelijkertijd ingedrukt.
3. Schakel de oven daarna handmatig uit
indien er een bereiding bezig is.
Selectie geluidssignaal
Het geluidssignaal kan op 3 verschillende
tonen worden ingesteld.
1. Houd de toetsen hoger en lager
tegelijkertijd ingedrukt.
2. Druk op de kloktoets .
3. Druk op de toets lager om een
ander geluidssignaal te selecteren.
De tijden die aangeduid worden in de tabel zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en zijn indicatief.
Temperatuur
(°C)
Tijd (minuten)
Zijde 1Zijde 2
NL
229
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat de oven
afgekoeld is.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microfiber doek.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een microfiber doek.
Vermijd om etensresten op basis van suiker
(bijv. marmelade) te laten drogen, dit kan
het email binnenin aantasten.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters, en reinig deze met
behulp van lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters, en plaats ze weer op de
kookplaat.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam zodat de glans van
de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
230
Reiniging en onderhoud
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
4.3 Demontage van de deuren
Om de reiniging van de oven te
vergemakkelijken, kunt u de ovendeuren
verwijderen en op een theedoek leggen.
Voor een correcte demontage moet als
volgt gehandeld worden:
1. Open de deur volledig en plaats de
twee pennen in de openingen van de
scharnieren zoals op de afbeelding.
2. Neem de deur aan beide kanten en met
beide handen vast, hef ze op aan een
hoek van ongeveer 30°, en verwijder
ze.
NL
3. Om de deur weer te monteren, moeten
de scharnieren in de daarvoor bestemde
openingen in de oven geplaatst worden,
zodat de gleuven A helemaal op de
openingen steunen. Laat de deur zakken
zodat ze geplaatst wordt, en verwijder
de pinnetjes uit de openingen in de
scharnieren.
231
Reiniging en onderhoud
4.4 Reiniging van de ruiten van de
deur
Er wordt aangeraden om deze steeds
schoon te houden. Gebruik absorberend
keukenpapier. Bij hardnekkig vuil moet u
schoonmaken met een vochtige spons en
een gewoon reinigingsmiddel.
Er wordt aanbevolen om
reinigingsproducten van de
fabrikant te gebruiken.
4.5 De reiniging van de binnenkant
van de ovens
Om de ovens in goede staat te houden,
moeten ze na afkoeling regelmatig
gereinigd worden.
• Verwijder alle verwijderbare delen.
• Reinig de ovenroosters met warm water
en niet-schurende reinigingsmiddelen;
spoel en droog ze daarna.
Er wordt aangeraden om de ovens
ongeveer 15/20 minuten
maximaal te verwarmen nadat
specifieke producten gebruikt
werden, om eventuele resten in de
oven te elimineren.
4.6 Pyrolyse
De pyrolyse is een automatische
reinigingsprocedure met hoge
temperaturen, die het vuil zal
oplossen. Dankzij deze procedure
is het mogelijk om de binnenkant
van de ovenruimte zeer makkelijk
te reinigen.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de
oppervlakken
• Verwijder voedselresten of gemorste
sporen van vroegere bereidingen uit de
ovenruimte.
Voorbereiding
Voor u de pyrolyse inschakelt:
• Maak de interne ruit schoon
overeenkomstig de gebruikelijke
instructies.
• Verstuif in geval van hardnekkige
afzettingen een reinigingsproduct voor
ovens op de ruit (respecteer de
waarschuwingen die aangeduid worden
op het product zelf); laat 60 minuten
inwerken, spoel daarna, en droog de
ruit met keukenpapier of met een
microvezeldoek.
• Verwijder alle accessoires uit de oven.
• Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
• Sluit de deur.
232
Voor een gemakkelijke
schoonmaak is het aanbevolen om
de deur te verwijderen.
Reiniging en onderhoud
Instelling van de pyrolyse
1. Plaats de functieknop op het symbool
. Op het display verschijnt de tekst
, afgewisseld door de
minimale duur van de pyrolyse (2 uur).
2. Druk op de toetsen of om de
duur van de reinigingscyclus in te
stellen van minimaal 2 uur tot maximaal
3 uur en 30 minuten.
Aanbevolen tijdsduur voor de
pyrolyse:
• Weinig vuil: 2 uren.
• Middelmatig vuil: 2 uur
en 45 minuten.
• Zeer vuil: 3 uur en 30 minuten.
3. Druk, om de start van de pyrolyse te
bevestigen, op de toets .
4. Een minuut na de start van de pyrolyse
wordt de deur vergrendeld door een
mechanisme dat het openen ervan
onmogelijk maakt (het lampje van de
deurvergrendeling gaat branden).
Het is niet mogelijk om een functie
te selecteren wanneer de
deurblokkering ingeschakeld is.
8. Wacht tot de oven is afgekoeld en
veeg de restjes binnenin weg met een
microvezeldoek.
Instelling van de geprogrammeerde
pyrolyse
Het tijdstip waarop de pyrolyse begint kan
net zoals de andere functies worden
geprogrammeerd.
1. Houd na de start van de pyrolyse
(zie “Instelling van de pyrolyse”), de
toets 2 seconden ingedrukt.
2. Houd de toets ingedrukt, tot op het
display de tekst verschijnt.
3. Druk binnen 5 seconden op de toetsen
en om het tijdstip in te stellen
waarop de reinigingscyclus moet
worden beëindigd.
4. Druk op de toets om de ingestelde
gegevens te bevestigen.
Let er bij het instellen van de
pyrolyse op dat u niet aan de
functieknop draait. In dat geval
worden de gegevens die ingesteld
zijn met de programmeerklok
geannuleerd, en moeten ze
opnieuw worden ingesteld.
NL
5. Aan het einde van de pyrolyse knipperen
alle cijfers op de display en kondigt een
geluidssignaal het einde van de
automatische reinigingscyclus aan.
6. Plaats de functieknop opnieuw op „0“.
7. De deur blijft geblokkeerd tot de
temperatuur binnenin de oven een veilig
niveau bereikt.
Tijdens de eerste pyrolyse kunnen
er onaangename geurtjes
voorkomen, door verdamping van
de olieachtige productiestoffen. Dit
is een normaal verschijnsel dat na
de eerste reinigingscyclus
verdwijnt.
233
Reiniging en onderhoud
Tijdens de pyrolyse maken de
ventilatoren meer geluid omdat ze
sneller draaien. Dit maakt deel uit
van de normale werking om de
warmte beter af te voeren. Na de
pyrolyse blijft de ventilatie
automatisch ingeschakeld, en dit
lang genoeg zodat oververhitting
van de wanden van de meubels
en de voorkant van de oven wordt
vermeden.
4.7 Buitengewoon onderhoud
Delen onder elektrische stroom
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer naar het
apparaat uit.
Vervanging van de lamp (hoofdoven)
1. Verwijder alle accessoires uit de oven.
2. Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
3. Verwijder de kap van de lamp met
gereedschap (bijv. een
schroevendraaier).
4. Draai de lamp los en verwijder ze.
Raak ze niet direct met de vingers
aan, gebruik altijd isolerend
materiaal.
5. Vervang de lamp met een soortgelijke
(40W).
6. Hermonteer de bedekking op correcte
wijze, zodat het profiel van de interne
ruit naar de deur gericht is.
7. Druk goed op de bedekking zodat ze
perfect aan de fitting hecht.
Vervanging van de lamp (hulpoven)
1. Draai de beschermkap A linksom los.
2. Vervang de lamp B met een soortgelijke
(25W). Gebruik uitsluitend lampen voor
ovens (T 300°C).
234
3. Hermonteer de beschermkap A.
Installatie
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat
de lengte van de bebuizing niet langer
is dan 2 meter van de maximale
uitrekking voor flexibele stalen buizen en
1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet verpletterd worden.
• De regelingsvoorwaarden voor dit
apparaat staan vermeld op het etiket
voor de regeling van het gas.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door
de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk “5.2 Aanpassing
aan de verschillende gastypes”. De
toevoerverbinding van het gas heeft een
schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden (max.
50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis;
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
NL
235
Installatie
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberleiding conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de leiding gedrukt is).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het apparaat, en plaats de
pakking 2. Afhankelijk van de diameter van
de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3. Plaats, nadat de
slangaansluiting(en) werd(en)
vastgedraaid, de gasleiding 6 op de
slangaansluiting en bevestig ze met de klem
5 conform de van kracht zijnde norm.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel “Type van gas en toebehorende
landen”.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
236
De aansluiting met rubberleiding
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar
gas, en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met bajonetsluiting
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
behulp van een flexibele stalen buis met
bajonetsluiting, in overeenstemming met
B.S. 669. Breng isolerend materiaal aan op
de schroefdraad van de gasleiding 4, en
draai de adapter 3 vast. Draai het blok vast
op de mobiele verbinding 1 van het
apparaat, en voorzie steeds de
bijgeleverde pakking 2.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen leiding 4 vast op de verbinding 3.
NL
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet een
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen conform de van kracht zijnde
normen hebben, en moeten zodanig
geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd
worden door de bereidingen: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt werd, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
237
Installatie
Afvoer van de verbrandingsproducten
Dit apparaat is niet aangesloten op
een apparaat voor afvoer van de
verbrandingsproducten. Het moet
geïnstalleerd en aangesloten
worden in overeenstemming met de
geldende installatievoorschriften. Er
moet speciale aandacht worden
besteed aan de ventilatie-eisen.
De afvoer van de verbrandingsproducten
moet verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte trek of met
een geforceerde afzuiging. Een efficiënt
afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen
worden door een bevoegde specialist, en
moet uitgevoerd worden door de posities
en de afstanden te respecteren die
voorzien worden door de normen.
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
5.2 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de
minimum vlam op de gaskranen geregeld
worden.
Vervanging van de straalpijpen
1. Verwijder de roosters, de deksels en de
vlamverdelers om de branderdoppen te
bereiken.
2. Vervang de straalpijpen met behulp van
een sleutel 7 naargelang het gebruikte
gas (zie Tabel eigenschappen brander
en gasmondstukken).
1 Evacuatie door middel van een
afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
238
Alleen voor de brander UR2:
1. Verwijder de deksels en de
vlamverdelers.
Installatie
2. Verwijder achtereenvolgens de
schroeven (1), het plaatje (2) en de
onderliggende afdichting (3).
3. Vervang de sproeier met behulp van
een sleutel van 7 mm, afhankeljk van
het gebruikte gas.
4. Plaats de branders weer correct in de
gepaste zittingen.
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
Schakel de brander in, en stel in op de
minimum positie. Verwijder de knop van de
gaskraan, en handel op de regelschroef
die zich naast het staafje van de kraan
bevindt (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
Monteer de knoppen opnieuw, en
controleer de stabiliteit van de vlam van de
brander. Draai de knop snel vanaf de
maximum positie naar de minimum positie:
de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal
deze handeling voor alle gaskranen.
NL
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat werd
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket is
bij de straalpijpen gevoegd
(indien aanwezig).
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
De smering van de gaskranen
moet uitgevoerd worden door een
gespecialiseerde technicus.
Het is mogelijk om de gastypen
vast te stellen die in het land van
installatie van het apparaat
beschikbaar zijn. Zie het nummer
in de aanhef voor de juiste
waarden in de “Tabel
eigenschappen brander en
gasmondstukken”.
Installatie
Tabel eigenschappen brander en gasmondstukken
1 Methaan G20 - 20 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
2 Methaan G20 - 25 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
3 Methaan G25/G25.3 - 25 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
4 Methaan G25.1 - 25 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
5 Methaan G25 - 20 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
6 Methaan G2.350 - 13 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
1.01.83.04.2
7297115153
(X)(Z)(Y)(H3)
4005008001400
1.11.83.04.2
7294108145
(X)(Z)(H8)(H3)
4005008001400
1.01.83.04.2
7294121148
(F1)(Y)(F2)(F3)
4005008001400
1.101.83.04.2
77100134152
(F1)(Y)(F3)(F3)
4005008001400
1.01.83.04.0
77100134165
(F1)(Y)(F3)(H3)
4005008001400
1.01.83.03.9
94120165190
(Y)(Y)(F3)(F3)
4005008001400
NL
241
Installatie
7 Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
8 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
9 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
10 Stadsgas G110 - 8 mbarAUXSRRUR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
Gereduceerd verbruik (W)
De straalpijpen die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
1.01.83.04.0
506585100
---(H4)
4005008001400
73131218291
71129214286
1.101.93.04.2
50658195
----
4505508001600
80138218305
79136214300
1.01.83.04.1
43587480
(H2)(M)(Z)(F4)
4005008001800
73131218298
71129214293
1.01.752.83.5
145185260340
/8/2/3-
4005008001200
242
Installatie
5.3 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik een persoonlijk
beschermingsmiddel.
• De aarding moet verplicht aangebracht
worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische
installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
• 220-240 V 2~
Driepolige kabel 3 x 2,5 mm².
• 220-240 V 3~
Vierpolige kabel 4 x 1,5 mm².
• 220-240 V 1N~
Driepolige kabel 3 x 2,5 mm².
• 380-415 V 2N~
NL
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Voorzie de aarding met een kabel van
minimaal 20 mm langer dan de andere.
Vierpolige kabel 4 x 1,5 mm².
• 380-415 V 3N~
Vijfpolige kabel 5 x 1,5 mm².
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
243
Installatie
De stroomkabels hebben
afmetingen die rekening houden
met de gelijktijdigheidsfactor
(conform de norm EN 60335-2-
6).
Toegang tot het klemmenbord
Om de voedingskabel te kunnen aansluiten
is toegang tot het klemmenbord op de
achterste plaat vereist:
1. Verwijder de schroeven die het klepje op
de achterste plaat vastzetten.
2. Laat het klepje een stukje draaien en
verwijder het van diens plaats.
3. Installeer de voedingskabel.
Draai de schroef van het
kabelbevestigingsplaatje los,
alvorens de voedingskabel te
installeren.
4. Breng aan het einde van de handelingen
het klepje weer aan op de achterste
plaat en zet het met de eerder
verwijderde schroeven vast.
244
Vaste aansluiting
Voorzie een meerpolige onderbreking voor
de voeding, overeenkomstig de
installatienormen.
De schakelaar dient op een eenvoudig te
bereiken plaats en in de nabijheid van het
apparaat te zijn aangebracht.
Installatie
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
5.4 Plaatsing
Zwaar apparaat
Pletgevaar
• Plaats het apparaat op het meubel
samen met een tweede persoon.
Druk op de open deur
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Gebruik de deur niet als hefboom om
het apparaat in het meubel te plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de
geopende deur.
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
Keukenkasten die zich boven het werkblad
bevinden, moeten zich op een afstand van
minstens 750 mm bevinden.
NL
Bij gebruik van een afzuigkap boven de
kookplaat dient de gebruiksaanwijzing van
de afzuigkap te worden geraadpleegd om
de correcte afstand te bepalen.
Buitenafmetingen
Plaats van de elektrische aansluitingen en
gasaansluitingen (in mm).
• Fineerbewerkingen, kleefstoffen of
plastic bekledingen van aangrenzende
meubels moeten warmtebestendig zijn
(minstens 90°C).
Algemene informatie
Het apparaat kan geïnstalleerd worden
tegen wanden die hoger zijn dan het
werkblad, op een minimum afstand van
150 mm van de zijkant van het apparaat,
zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen
A en C betreffende de installatieklassen.
A68 mm
B610 mm
C129 mm
D32 mm
245
Dit apparaat behoort naargelang het
installatietype tot de klasse:
A - Klasse 1
(Apparaat vrije installatie)
Installatie
C - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
Het apparaat moet geïnstalleerd
worden door een bevoegd
technicus, en volgens de van
kracht zijnde normen.
246
B - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
Bevestiging aan de muur (waar
voorzien)
Zwaar apparaat
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Draai eerst de voorste pootjes vast, en
daarna de achterste pootjes.
Om de stabiliteit van het apparaat te
verzekeren, moet het bijgeleverde
bevestigingssysteem geïnstalleerd worden.
Dit systeem, indien het correct wordt
geïnstalleerd, zal beletten dat het apparaat
kan kantelen.
Installatie
1. Nivelleer het apparaat door aan de
stelpootjes te draaien tot het waterpas
staat en stevig op de grond is geplaatst.
2. Bevestig het apparaat met een plug met
haak (niet bijgeleverd) aan de wand op
een hoogte (H) van 800 mm vanaf de
vloer.
5. Haak de klem vast in de daarvoor
bestemde opening achteraan het
apparaat.
Montage van de plint
De plint mag alleen worden
gemonteerd als het apparaat aan
de wand wordt geïnstalleerd.
De bijgeleverde plint is een
integrerend deel van het product.
Ze moet op het apparaat
bevestigd worden voordat het
apparaat zelf wordt geïnstalleerd.
NL
3. Bevestig de klem aam de ketting
4. Bevestig het uiteinde van de ketting aan
op de plug met haak die is bevestigd in
de wand.
De plint moet steeds correct gepositioneerd
en bevestigd worden op het apparaat.
1. Positioneer de plint op het vlak, en lijn de
openingen A uit met de openingen B.
247
Installatie
2. Bevestig de plint op het vlak door de
schroeven C vast te draaien.
Montage van de roosterstrip
De strip mag alleen worden
gemonteerd als het apparaat in
een eiland wordt geïnstalleerd.
In geval van installatie in een eiland moet
de meegeleverde speciale strip worden
gemonteerd in plaats van de plint.
Bevestig de strip met de 3 meegeleverde
schroeven aan het apparaat, eerst de
middelste schroef (1) en vervolgens de
schroeven aan de zijkanten (2).
Houd een minimale afstand van 150 mm
aan tussen het apparaat en andere
meubel- of decoratie-elementen volgens
het volgende schema.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Let goed op vaste of vloeibare
materialen die in de sleuven van de
roosterstrip kunnen vallen.
Keukenkasten die zich boven het werkblad
bevinden, moeten zich op een afstand van
minstens 750 mm bevinden. Bij gebruik van
een afzuigkap boven het apparaat moet
de gebruiksaanwijzing van de afzuigkap
geraadpleegd worden om de correcte
afstand te bepalen.
248
Installatie
Positionering en nivellering van het
apparaat
Voor een betere stabiliteit moet het
apparaat correct genivelleerd zijn; draai na
de elektrische en/of gasaansluiting het
onderste deel van het voetje vast of los tot
het apparaat genivelleerd en gestabiliseerd
is op de vloer.
5.5 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie
toegankelijk blijven. De kabel voor de
verbinding met het stroomnet mag niet
verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de
installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de
verbinding niet losdraaien of forceren.
Daardoor kan dit deel van het apparaat
beschadigd raken en wordt de
fabrieksgarantie ongeldig.
• Controleer alle aansluitingen met water
en zeep op gaslekken. Controleer op
eventuele lekkageNIET m.b.v. een vlam.
• Ontsteek de branders eerst een voor
een en dan allemaal tegelijkertijd om de
correcte werking van het gasventiel, de
brander en de ontsteking te
waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op
de minimum stand en observeer of de
vlam van elke brander apart en van alle
branders tegelijkertijd stabiel is.
• In geval het apparaat, na het verrichten
van alle controles, niet correct werkt,
neem dan contact op met het plaatselijke
erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het
apparaat wordt u verzocht de gebruiker
te informeren over de correcte
werkwijze.
NL
249
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.