Sharp AR-FX7 User Manual [nl]

AR-FX7
AR-M256
AR-M316
FAX UITBREIDINGSSET
VERKORTE GEBRUIKSAANWIJZING
Voor meer informatie
zie Engelse gebruiksaanwijzing
Dit toerstel werd getest overeenkomstig de Europese voorschriften TBR 21. Het functioneert op alle analoge telefoonnetwerken die compatibel zijn met de TBR 21. Neem contact op met uw dealer of netwerkoperator, indien u niet zeker bent of uw netwerk volgens de TBR 21 functioneert.
• Dit is een klasse A product. In een woonomgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken. In dit geval moet de gebruiker eventueel passende maatregelen treffen.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Indien delen van uw telefoonapparatuur niet behoorlijk functioneren, dient u deze onmiddellijk van de telefoonleiding te verwijderen omdat het telefoonnet hierdoor beschadigd kan worden.
De AC contactdoos moet in de nabijheid van de apparatuur geïnstalleerd zijn en eenvoudig toegankelijk zijn.
Installeer de telefoonkabels nooit tijdens onweer.
Installeer geen telefooncontactbussen in een vochtige omgeving behalve wanneer de contactbus speciaal
voor natte plaatsen Is gecontrueerd.
Raak nooit telefoonkabels of aansluitingen aan die niet geïsoleerd zijn behalve wanneer de telefoonkabel losgekoppeld werd van het netwerk interface.
Wees voorzichtig bij het installeren of veranderen van telefoonkabels.
Gebruik uw telefoon (behalve een draadloos model) niet tijdens een onweersbui. Er bestaat een klein risico
voor elektrische schokken door de bliksem.
Gebruik de telefoon niet om een gaslek aan te melden in de nabijheid van het lek.
Installeer of gebruik het toestel niet in de nabijheid van water of wanneer u nat bent. Pas op dat u geen
vloeistoffen op het toestel morst.
De Verklaring van conformiteit kunt u bekijken op het volgende internetadres. http://www.sharp.de/doc/AR-FX7.pdf
Opmerking
• Deze snelle referentiegids (faxfunctie) beschrijft het AR-M236/AR-M276 model met de geïnstalleerde optionele RSPF (AR-RP7), de optionele sorteerlade (AR-TR3) en de optionele fax uitbreidingskit (AR-FX7). Afhankelijk van het model dat u bezit en de geïnstalleerde opties kunnen sommige afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing anders zijn hoewel de basisbediening hetzelfde is.
• Deze gebruiksaanwijzing (faxfunctie) verwijst naar de zelfomkerende eenmalig doorvoerende origineelinvoer als "RSPF".
AAN GEBRUIKERS VAN DE AR-M256/AR-M316
Dank u voor de aankoop van de faxuitbreidingskit. De Gebruiksaanwijzing (voor fax) beschrijft in de eerste plaats de faxfunctie van de AR-M230/M270 serie. Hoewel het bedieningspaneel en het aanraakpaneel er mogelijk iets anders uitzien op uw model zijn de gebruikshandelingen van de faxfunctie hetzelfde. Raadpleeg deze gids samen met de Gebruiksaanwijzing (voor fax) voor de faxfunctie van het apparaat.
TOEVOEGING FUNCTIE BESTEMMINGEN OPSLAAN OP DE WEBPAGINA
Een functie voor het opslaan van faxbestemmingen op de webpagina is toegevoegd. (wanneer de PRINTER UITBREIDINGSKIT geïnstalleerd is)
[Naar webpagina’s gaan]
Open de Webbrowser op uw computer.
1
Ondersteunde browsers: Internet Explorer 6.0 of later (Windows)
Netscape Navigator 7.0 of later Safari 1.2 of later (Macintosh)
Voer in het veld “Adres” van de browser het IP-adres van het apparaat in
2
als een URL.
Voorbeeld:
Wanneer de verbinding is gevestigd, verschijnt de webpagina in uw browser.
Faxbestemmingen opslaan in "Bestemming" onder "Beeld verzendbeheer"
3
in het menuframe webpagina’s.
TOEVOEGING BIJ KEY-OPERATORPROGRAMMA’S
Het onderstaande programma is toegevoegd aan de "STANDAARD FAXINSTELLINGEN".
UITSCHAKELEN VAN DIRECTE INVOER VAN FAXNUMMER
Als de faxfunctie is geactiveerd wordt dit programma gebruikt om het kiezen van een bestemmingsfaxnummer door directe invoer met cijfertoetsen te verbieden. Om kiezen door directe invoer met cijfertoetsen te verbieden tikt u op het selectievakje. Als u dit hebt gedaan, kunnen faxen alleen naar bestemmingen worden gezonden die zijn opgeslagen en daarom kan dit programma worden gebruikt om faxbestemmingen te beperken en onopzettelijke verzending naar een onjuist nummer te voorkomen. De volgende handelingen zijn ook verboden:
• Snelkiestoetsen opslaan
• Relaisgroepen opslaan
• Directe invoer van faxnummers bij het opslaan van een groep.
• Directe invoer van faxnummers bij het opslaan van een programma's
• Bewerken en verwijderen van opgeslagen snelkeuzetoetsen
• Bewerken en verwijderen van opgeslagen relaisgroepen
• Directe invoer van faxnummers bij het bewerken van opgeslagen groepen
• Directe invoer van faxnummers bij het bewerken van opgeslagen programma's
• Directe invoer van faxnummers bij het ontvangen van doorgestuurde faxen
ANDERE WIJZIGINGEN
Als u de faxfunctie gebruikt op de AR-M256/AR-M316, voer dan de volgende wijzigingen uit in de Gebruiksaanwijzing (voor fax).
pagina Wijzigingen Tekst in Gebruiksaanwijzing (voor fax)
19 Opmerking Als u de modus Opdracht
samenstellen gebruikt, verschijnt het aantal gescande originelen in de display. Als de telling de 256 pagina's bereikt, wordt deze teruggezet op 0 en worden daarna gescande pagina's vanaf 1 genummerd.
Als u de faxfunctie gebruikt op de AR-M256/AR-M316
Als de modus Opdracht samenstellen wordt gebruikt verschijnt het aantal gescande originelen in de display.
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE.................................................................................................................................... 1
DIT APPARAAT ALS FAXTOESTEL GEBRUIKEN ................................................................................. 2
HET GEBRUIK VAN DE POLLING FUNCTIE 24
VOOR HET GEBRUIK VAN HET
1
VEREISTE INSTELLINGEN VOOR DE
FAXFUNCTIE.................................................... 3
NAMEN VAN ONDERDELEN EN FUNCTIES.. 4
BEDIENINGSPANEEL.....................................4
ONDERDELEN VAN HET APPARAAT ...........5
ORIGINELEN .................................................... 7
ORIGINELEN DIE GESCHIKT ZIJN OM TE
FAXTOESTEL
FAXFUNCTIE (INSTELSCHERM)
FAXEN .............................................................7
........................6
HET GEBRUIK VAN HET POLLING
GEHEUGEN ................................................. 25
HET PROGRAMMEREN VAN VAAK
GEBRUIKTE BEWERKINGEN........................27
HET GEBRUIK VAN EEN PROGRAMMA.... 27
HET ZENDEN EN ONTVANGEN VAN
VERTROUWELIJKE FAXBERICHTEN...........28
VERTROUWELIJKE TRANSMISSIE............ 29
HET ZENDEN VAN FAXBERICHTEN MET DE
RELAYVERZOEK FUNCTIE ...........................30
HET GEBRUIK VAN DE RELAYVERZOEK FUNCTIE
....................................................... 31
2
HET ZENDEN VAN FAXBERICHTEN.............. 9
TANSMISSIE DOOR AUTOMATISCH KIEZEN
HET ZENDEN VAN EEN TWEEZIJDIG
HET FAXEN VAN EEN GROOT AANTAL
HANDMATIG INSTELLEN VAN HET SCANFORMAAT
HET ONTVANGEN VAN FAXBERICHTEN.... 17
HET ONTVANGEN VAN EEN FAXBERICHT17
3
HETZELFDE DOCUMENT IN EEN BEWERKING NAAR VERSCHILLENDE BESTEMMINGEN ZENDEN (MULTI-VERZENDEN)
HET GEBRUIK VAN MULTI-VERZENDEN ...19
ONTVANGEN FAXBERICHTEN DOORSTUREN NAAR EEN ANDER TOESTEL WANNEER PRINTEN NIET MOGELIJK IS
HET GREBRUIK VAN DE DOORSTUREN
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE OP EEN VASTGELEGDE TIJD (TIMER TRANSMISSIE). 22
HET INSTELLEN VAN EEN TIMER
TRANSMISSIE EN ONTVANGST MET DE POLLING FUNCTIE
BASISFUNCTIES
BASISPROCEDURE VOOR HET ZENDEN VAN FAXBERICHTEN
(M.B.V SNELKIESTOETSEN OF
GROEPSTOETSEN) .....................................13
DOCUMENT ..................................................14
PAGINA’S ......................................................15
GEAVANCEERDE TRANSMISSIEMETHODES
FUNCTIE .......................................................21
TRANSMISSIE...............................................22
...............................................9
.............................................. 16
......................................... 18
........................................... 20
.......................................... 23
4
HET INVOEREN VAN EEN SUBADRES EN
HET MAKEN VAN EEN GEHEUGENBOX
F-CODE POLLING GEHEUGEN .....................34
HET GEBRUIK VAN HET F-CODE POLLING
5
HET AANSLUITEN VAN EEN NEVENTOESTEL36
HET ZENDEN VAN EEN FAXBERICHT NA
HET ZENDEN VAN EEN FAXBERICHT VANAF
DE COMPUTER (PC-FAX) ..............................37
6
HET OPSPOREN VAN FOUTEN ....................38
7
8
TRANSMISSIE M.B.V. F-CODES
GEHEUGENBOXEN EN SUBADRESSEN/ PASWOORDEN VEREIST VOOR DE F-CODE TRANSMISSIE
PASWOORD VOOR EEN GEHEUGENBOX IN
DE ANDERE MACHINE................................ 33
VOOR F-CODE TRANSMISSIE ................... 33
GEHEUGEN ................................................. 35
COMFORTABELE METHODEN VOOR HET GEBRUIK
EEN TELEFOONGESPREK (HANDMATIGE
TRANSMISSIE) ............................................ 36
HET GEBRUIK VAN PC-FAX TRANSMISSIE .......37
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
KEY OPERATOR PROGRAMMA’S
TECHNISCHE GEGEVENS
............................................... 32
1
DIT APPARAAT ALS FAXTOESTEL
ON
GEBRUIKEN
U dient op de volgende punten te letten wanneer u dit product als faxtoestel gebruik. Let a.u.b. op het volgende:
Het aansluiten van het telefoonkabel
Gebruik alleen de meegeleverde telefoonkabel om het toestel aan de wandcontactdoos voor de telefoon aan te sluiten. Sluit de uiteinde van het snoer aan op de LINE aansluiting (aan de zijkant) van de kopieermachine ( zie afbeelding). Sluit de andere einde aan op de wandcontactdoos voor de telefoon. Neem contact op met uw dichtsbijzijnde Sharp service leverancier voor meer informatie. Indien noodzakelijk gebruikt de adapter.
LINE aansluiting
Wandcontactdoos
Adapter
LINE aansluiting
Steek de stekker er stevig in tot u een "klik" hoort.
Steek de stekker er stevig in tot u een "klik" hoort.
Aan-/uitschakelaar
Laat de aan-/uitschakelaar altijd op de stand aan staan. Faxberichten kunnen niet worden ontvangen wanneer de stroom uitgeschakeld is.
Lithium batterij
Een lithiumbatterij in het toestel bewaart de instellingen en geprogrammeerde informatie in het geheugen.
• Wanneer de batterij leeg is, zullen de instellingen en de geprogrammeerde informatie verloren gaan. Bewaar een geschreven rapport van de instellingen en de geprogrammeerde informatie.
• Er wordt energie van de batterij gebruikt wanneer de aan-/uitschakelaar uitgeschakeld is. (Er wordt ook stroom gebruikt wanneer er geen instellingen of informatie in het toestel opgeslagen zijn.) Wanneer de aan-/uitschakelaar aan is, wordt er geen energie van de batterij verbruikt.
De levensduur van een lithiumbatterij bedraagt ongeveer 5 jaar wanneer de aan-/uitschakelaar permanent uitgeschakeld is.
Wanneer de batterij leeg is, neem dan contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Sharp service center. Wanneer de lithiumbatterij leeg is, verschijnt er een melding op het display en zal het toestel niet meer functioneren.
Andere informatie
• Indien er een onweer optreedt, adviseren wij u de stekker uit de wandcontactdoos te trekken. De informatie in het geheugen wordt ook bewaard wanneer de stekker uit het stopcontact is getrokken.
2
1
Dit hoofdstuk bevat basisinformatie over het gebruik van de faxfunctie van dit product. Lees dit hoofdstuk door voor u het apparaat als faxtoestel gebruikt.
VEREISTE INSTELLINGEN VOOR DE FAXFUNCTIE
Voor u het apparaat als faxtoestel gebruikt, dient u te controleren of de volgende gegevens correct zijn geprogrammeerd.
Controleer of de correcte tijd en datum zijn ingesteld.
Deel 1
VOOR HET GEBRUIK VAN HET FAXTOESTEL
Controleer of de correcte tijd en datum in het toestel is geprogrammeerd (zie GEBRUIKERSINSTELLINGEN" van de gebruiksaanwijzing voor de kopieermachine). Wanneer de datum en de tijd verkeerd zijn, dient u deze te corrigeren.
Instelling zomertijd
Schakel deze instelling in om de interne klok automatisch vooruit en achteruit te zetten aan het begin en einde van de zomertijd. De klok zal als volgt vooruit en achteruit worden gezet:
De laatste zondag in maart: 01:00 A.M. 02:00 A.M. De laatste zondag in oktober: 01:00 A.M. 00:00 A.M.
Volg deze stappen op om de zomertijd in te stellen. 1 Druk op de [GEBRUIKERSINSTELLINGEN] toets. 2 Tip de [KLOK] toets aan. 3 Selecteer de [DAGLICHT SPAARTIJD INSTELLING] checkbox. 4 Tip de [OK] toets aan.
3
NAMEN VAN ONDERDELEN EN FUNCTIES
BEDIENINGSPANEEL
De bedieningstoetsen op het bedieningspaneel en het tiptoetsenpaneel die voor de faxfuncties worden gebruikt, zijn hier beschreven.
1
1
Tiptoetsenpaneel (p.6)
• Meldingen en toetsen verschijnen op het tiptoetsenpaneel. Er kan een toets worden aangetipt om een instelling te selecteren of te openen.
• Wanneer u een toets aantipt, klinkt er een pieptoon en de toets wordt geaccentueerd om aan te geven dat deze is geselecteerd.
• De toetsen die in een scherm niet kunnen worden geselecteerd, zijn grijs gemaakt. Indien er een grijs gemaakte toets wordt aangetipt, klinkt er een dubbele pieptoon om aan te geven dat de toets niet geselecteerd kan worden.
2
Functiekeuzetoetsen
Gebruik deze om de basisfuncties van de machine te selecteren.
3
LINE lampje
Dit brandt wanneer er een faxbericht wordt verzonden of ontvangen.
4
Numerieke toetsen
Worden gebruikt voor instellingen waarbij cijfers moeten worden ingevoerd.
5
[WISSEN] toets ( )
Deze wordt gebruikt om een fout te wissen bij het invoeren van een getal. Er wordt telkens een cijfer gewist wanneer de toets wordt ingedrukt. De toets wordt ook gebruikt om het scannen van een origineel te annuleren.
6
[FAX] toets (p.6)
Druk op deze toets om naar de faxfunctie om te schakelen. Het oorspronkelijke scherm van de faxfunctie verschijnt op het display van het tiptoetsenpaneel.
4
2 3 4 5
KOPIE
AFDRUKKEN
SCANNEN
FAX
TAAKSTATUS
6 7 8
ON LINE DATA
DATA
LINE DATA
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
7
ACC.#-C
9
10 11 12
[TAAKSTATUS] toets
Gebruik deze om de status van een opdracht te controleren.
8
DATA lampje
Dit lampje knippert wanneer er een faxbericht in het geheugen is ontvangen.
Het lampje brandt permanent wanneer er een faxbericht in het geheugen is welke wacht op verzending.
9
[GEBRUIKERSINSTELLINGEN] toets
Gebruik deze om de machine-instellingen aan ta passen aan uw eigen behoeftes. (Zie "GEBRUI­KERSINSTELLINGEN" in de gebruiksaanwijzing van de kopieermachine.) Wanneer u de faxfunctie gebruikt, kunnen er bestemmingen worden opge­slagen en instellingen voor faxontvangst en fax doorsturen (p.21) worden geselecteerd.
10
[ACC.#-C] toets
Druk op deze toets tijdens het gebruik van de faxfunctie wanneer de auditfunctie ingeschakeld is. (Zie "AUDITFUNCTIE" in de gebruiksaanwijzing voor kopieermachine.) Deze toets kan ook worden gebruikt om toonsignalen te zenden wanneer het apparaat op een pulsleiding is aangesloten.
11
[START] toets ( ) (p.10)
Druk op deze toets om het scannen te beginnen voor het verzenden van een faxbericht.
12
[ALLES WISSEN] toets ( )
Gebruik deze om het verzenden of een gepro­grammeerde functie te wissen. Wanneer de toets wordt ingedrukt, wordt de bewerking geannuleerd en keert u terug naar het oorspronkelijke scherm (p.6).
Wanneer u een faxbericht zendt, wordt deze toets ook gebruikt om een beeldinstelling, papierformaat instelling of speciale functie te annuleren.
VOOR HET GEBRUIK VAN HET FAXTOESTEL
ONDERDELEN VAN HET APPARAAT
2 3
1
4
Origineel deksel geïnstalleerd
12
14
13
1
Uitgangszone
Het origineel komt hier naar buiten nadat het is verzonden of in het geheugen gescand.
2
Documentinvoer
Plaats het origineel met de printzijde omhoog in deze lade om het te verzenden. (p.8)
3
Documentgeleiders
Pas deze geleiders aan de breedte van het origineel aan. (p.8)
4
Documentdeksel
Sluit dit deksel om het origineel plat op de glasplaat te leggen.
5
Glasplaat
Boeken en andere originelen, de niet in de RSPF kunnen worden ingevoerd, worden hier geplaatst. (p.8)
6
Bedieningspaneel (p.4)
7
Sorteerlade
Ontvangen faxberichten worden in deze lade gedeponeerd. Lijsten met faxfuncties worden hier eveneens gedeponeerd na het printen.
*De sorteerlade kan niet worden gebruikt, indien er een afwerkingeenheid geïnstalleerd is. Bovendien kan de uitgangslade worden veranderd met behulp van een key operator programma voor de kopieerfunctie. Zie "UITGANGSLADES" in het handboek voor de key operator.
8
Middelste lade:
De uitgangslade voor ontvangen faxberichten kan worden gewijzigd naar de middelste lade met behulp van de key operator programma's voor de kopieerfunctie.
11
5
6
7
8
9
10
9
Voorklep
Open deze klep om een papierstoring te verhelpen. (Zie de gebruiksaanwijzing voor de kopieerder)
10
Papierlades
Deze bevatten het papier dat wordt gebruikt voor de faxontvangst en het kopiëren. Elke lade kan ongeveer 500 vellen kopieerpapier bevatten. (Zie de gebruiksaanwijzing voor de kopieerder)
11
Aan-/uitschakelaar
Schakelt de stroom aan en uit. (p.2)
12
Luidspreker
Er kan naar de leiding worden geluisterd via de luidspreker tijdens kiezen met de hoorn op de haak en naar pieptonen die het voltooien van een faxtransmissie aangeven.
13
LINE aansluiting
Steek het telefoonsnoer in deze bus. (p.3)
14
TEL aansluiting
Sluit hier een neventoestel aan. De methoden voor het aansluiten van een
neventoestel variëren van land tot land. Voor nadere informatie, zie pagina 36.
Opmerking
Voor onderdelen van het toestel die zowel voor de fax- als voor de kopieerfunctie wor­den gebruikt (onderdelen voor het verhelpen van papierstoringen, het laden van papier enz.), zie "NAMEN VAN ONDERDELEN EN FUNCTIES" in de gebruiksaanwijzing van de kopieermachine.
1
5
VOOR HET GEBRUIK VAN HET FAXTOESTEL
FAXFUNCTIE (INSTELSCHERM)
Het instelscherm van de faxfunctie wordt weergegeven door op de [FAX] toets te drukken terwijl het scherm voor de printfunctie, kopieerfunctie of opdrachtstatus in het tiptoetsenpaneel wordt weergegeven. In de volgende beschrijvingen wordt ervan uitgegaan dat het oorspronkelijke scherm dat verschijnt na het indrukken van de [FAX] toetshet instelscherm van de faxfunctie is (hieronder afgebeeld).
Instelscherm van de faxfunctie
Het display is oorspronkelijk zodanig ingesteld (fabrieksinstelling) dat het volgende scherm wordt weergegeven wanneer de [FAX] toets wordt ingedrukt.
1
GEREED VOOR VERZENDEN.
1
Meldingendisplay
14
13
12
11
AUTO
BELICHTING
STANDAARD
RESOLUTIE
AUTO
ORIGINEEL
10
Meldingen verschijnen hier om de actuele status van de machine aan te geven. Wanneer het appa­raat gereed is voor het zenden, verschijnt er links een icoon .
2
Display geheugen en ontvangstmodus
Hier wordt de vrije geheugencapaciteit van het fax­toestel en de actueel geselecteerde ontvangstmo­dus weergegeven.
3
[LUIDSPREKER] toets
Deze toets wordt gebruikt voor het kiezen met gebruik van de luidspreker. Tijdens het kiezen verandert deze in de [ONDERBREKING] toets en na het indrukken van de [SUB ADRES] toets ver­andert deze in de [SPATIE] toets.
4
[OPNIEUW KIEZEN] toets
Tip deze toets aan om het laatste gekozen nummer te herhalen. Na het kiezen verandert deze toets in de [VOLGENDE ADRES] toets.
5
[ADRESBOEK] toets
Hierdoor wordt het scherm met de adressenlijst weergegeven Tip deze toets aan wanneer u een automatisch kiesnummer wilt gebruiken (snelkiestoets of groepskiezen).
6
[SUBADRES] toets
Tip deze toets aan om een subadres of paswoord in te voeren.
7
[ADRES OVERZICHT] toets
Wanneer u een multi-verzenden bewerking uit­voert, tipt u deze toets aan om de geselecteerde bestemmingen te controleren. Er verschijnt een lijst met geselecteerde bestemmingen en er kun­nen bestemmingen uit de lijst worden gewist.
8
[DIRECT TX GEHEUGEN TX] toets
Tip deze toets aan om van de geheugen verzend-
6
2 3
9
4
LUIDSPREKER
FAXGEHEUGEN:100%
AUTOMAT. ONTVANGST
SPEC. FUNCTIES
DIRECT TX GEHEUGEN TX
OPNIEUW KIEZEN
ADRES-
BOEK
SUBADRES
ADRESOVERZICHT
5
6
7
8
functie naar de directe verzendfunctie te gaan. De geselecteerde functie wordt geaccentueerd.
9
[SPECIALE FUNCTIES] toets
Tip deze toets aan om een van de volgende speciale functies te selecteren:
• Timer transmissie • Polling
• Langzame scanfunctie • Dubbele pagina scannen
• Programma • Geheugenbox
• Voorblad • TX melding
• Zendopties
• Eigen paswoord selecteren
10
Weergegeven icoon originele instellingen
Wanneer tweezijdig scannen of de opdrachtsa­menstellingsfunctie geselecteerd is (tip op de [ORIGINEEL] toets om deze functies te selecteren, verschijnt er een icoon op het display.
De icoon kan worden aangetipt om het scherm met originele instellingen te openen.
11
[ORIGINEEL] toets
Tip deze toets aan om het origineelformaat hand­matig in te stellen of om tweezijdig scannen te selecteren.
12
[RESOLUTIE] toets
Tip deze toets aan om de resolutie-instelling te wij­zigen bij het scannen van een origineel. De gese­lecteerde resolutie-instelling wordt boven de toets geaccentueerd. De oorspronkelijke fabrieksinstel­ling is [STANDAARD].
13
[BELICHTING] toets
Tip deze toets aan om de belichting voor het scan­nen te wijzigen. de geselecteerde belichting wordt boven de toets geaccentueerd. De oorspronkelijke fabrieksinstelling is [AUTO].
14
Weergave speciale functie icoon
Wanneer er een speciale functie zoals pollen of dubbele pagina scannen geselecteerd wordt, ver­schijnt hier het speciale functies icoon.
ORIGINELEN
ORIGINELEN DIE GESCHIKT ZIJN OM TE FAXEN
Origineel formaten
Minimum origineel formaat Maximum origineel formaat
Het gebruik van de RSPF 210 mm (breedte) x 148 mm (lengte)
(8-1/2" (breedte) x 5-1/2" (lengte)) 148 mm (breedte) x 210 mm (lengte) (5-1/2" (breedte) x 8-1/2" (lengte))
Bij het gebruik van de glasplaat
Opmerking
*Lange originelen
Afhankelijk van de resolutie-instelling en de breedte van het origineel is er eventueel niet voldoende plaats in het geheugen om een lang origineel op te slaan. In dit geval raadpleegt u de volgende tabel en selecteert u een lagere resolutie-instelling en/of maakt u het origineel korter.
Standaard 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") Fijn 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") Super fijn 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3") Ultra fijn 880 mm (34.6") 1000 mm (39.3") 1000 mm (39.3")
¤ Originelen die geen standaardformaat hebben (p.16) kunnen ook worden verzonden. ¤ Er zijn beperkingen voor originelen die met de RSPF gescand kunnen worden. Zie
HET KOPIEREN MOET LETTEN
A3 breedte 297 mm (11") B4 breedte 257 mm (10") A4 breedte 215 mm (8-1/2")
" in de gebruiksaanwijzing van de kopieermachine.
297 mm (breedte) x 1000 mm (lengte) (11" (breedte) x 39.3"* (lengte)) * Lange originelen kunnen worden
geladen.
297 mm (breedte) x 420 mm (lengte) (11" (breedte) x 17" (lengte))
"PUNTEN WAAROP U BIJ
Scangedeelte van het origineel
1
Let op dat de randen van een origineel niet gescand kunnen worden.
Gedeelte dat niet gescand kan worden : 5 mm (0.2") of minder aan de bovenste
rand en 5 mm (0.2") of minder aan de onderste rand
: Rand dichtbij + rand ver weg = 6 mm
(0.24") of minder
Bovenste rand
Gebied dat niet gescand kan worden
Verste rand
Onderste rand
Dichtstbijzijnde rand
Automatische reductie van het verzonden document
Wanneer de breedte van het verzonden document groter is dan de maximale papierbreedte van de ontvangende machine, wordt het document automatisch gereduceerd.
Verzonden
documentbreedte
A3 (11" x 17") B4 (8-1/2" x 14") B4 (8-1/2" x 14") 1 : 0.70
A3 (11" x 17") A4 (8-1/2" x 11") A4R (8-1/2" x 11"R) 1 : 0.70
B4 (8-1/2" x 14") A4 (8-1/2" x 11") A4R (8-1/2" x 11"R) 1 : 0.70
Papierbreedte
ontvangende apparaat
Gereduceerd formaat Percentage
(Gebiedspercentage)
(Gebiedspercentage)
(Gebiedspercentage)
7
HET LADEN VAN EEN ORIGINEEL
Een origineel kan in de RSPF worden ingevoerd of op de glasplaat worden geplaatst. Laad originelen met meerdere pagina's in de RSPF. Plaats boeken en andere originelen die niet in de RSPF kunnen worden ingevoerd op de glasplaat.
HET GEBRUIK VAN DE RSPF
Til het documentdeksel/RSPF op en
1
controleer of er geen document op de glasplaat ligt. Sluit het document­deksel/RSPF voorzichtig.
Opmerking
Pas de documentgeleiders van de
2
Indien er zowel originelen in de RSPF en op de glasplaat zijn geladen, wordt alleen het origineel in de RSPF gescand.
RSPF aan op de breedte van het origineel.
Breng de randen van de originelen op
3
één lijn en voer de pagina's met de printzijde omhoog in de document­invoer in.
Voer de stapel in de documentinvoer in tot deze niet meer verder gaat. De stapel mag niet hoger zijn dan de indicatielijn (maximum 100 pagina's).
BIJ HET GEBRUIK VAN DE GLASPLAAT
Open het documentdeksel/RSPF,
1
plaats een origineel met de printzijde omlaag op de glasplaat en sluit ver­volgens voorzichtig het document­deksel/RSPF.
8
Onafhankelijk van het formaat van het origineel plaatst u dit in de verste linker hoek van de glasplaat. (Breng de linker bovenhoek van het origineel op één lijn met de top van de markering)
Scala glasplaat Scala glasplaat
A5
B4
A4
A3
A4R
2
SCANNEN
FAX
D ATA
D ATA
LINE
TAAKSTATUS
GEBRUIKERSINS
SUBADRES
ADRESOVERZICHT
SPEC. FUNCTIES
DIRECT TX GEHEUGEN TX
AUTO A4R
ORIGINEEL
STANDAARD
RESOLUTIE
EXPOSURE
AUTO A4R
ORIGINEEL
STANDAARD
RESOLUTIE
AUTO
BELICHTING
ACC.#-C
In dit hoofdstuk worden de basisprocedures voor het zenden en ontvangen van faxberichten toegelicht.
HET ZENDEN VAN FAXBERICHTEN
BASISPROCEDURE VOOR HET ZENDEN VAN FAXBERICHTEN
De procedure voor het zenden van een fax in de geheugen transmissie modus p.11 wordt hierna toegelicht.
Deel 2
BASISFUNCTIES
Controleer of het toestel in de
1
faxmodus staat.
Wanneer het lampje in de [FAX] toets brandt, staat de machine in de faxmodus. Als het lampje niet brandt, drukt u op de [FAX] toets.
Controleer of de geheugen
2
transmissie modus geselecteerd is.
De geheugen transmissie modus is geselecteerd wanneer "GEHEUGEN TX" geaccentueerd is in de [DIRECT TX GEHEU­GEN TX] toets. Wanneer de "DIRECT TX " geaccen­tueerd is, tipt u de [DIRECT TX GEHEUGEN TX] toets aan.
Controleer het origineelformaat.
4
Wanneer het scherm met de adreslijst verschijnt, tip dan de [CONDITIE INSTELLINGEN] toets aan om het scherm met fax instellingen weer te geven (p.6).
Wanneer u een origineel met een niet-standaard for­maat heeft geladen of indien het origineelformaat niet correct werd herkend, tip dan de [ORIGINEEL] toets aan en stel het origineelformaat in. ("HANDMATIG INSTELLEN VAN HET SCANFORMAAT" (p.16))
Desgewenst kunt u de resolutie en
5
belichtingsinstellingen afstellen.
Plaats het origineel.
3
Opmerking
Voor originelen die geschikt zijn om te verzenden, zie "ORIGINELEN" op de vorige pagina. Wanneer u meerdere pagina's verzendt, scan de pagina's beginnend bij de eerste pagina.
U kunt niet tegelijkertijd originelen in de RSPF en op de glasplaat plaatsen en deze in een enkele faxbewerking verzenden.
Voer het faxnummer in.
6
Het door u ingevoerde nummer verschijnt in het meldingendisplay ("Fax instelscherm" (p.6 )). Wanneer dit niet correct is, druk dan de [WIS] toets in ( ) en voer het nummer opnieuw in.
1
9
BASISFUNCTIES
ADRES
BOEK
SUBA
VOLGEN
ONDERBREKING
FAXGEHEUGEN:100%
LEZEN KLAAR
(Pg.No. 2)
Het invoeren van een pauze.
Als u een pauze wilt invoegen tussen twee cijfers om een externe faxlijn te bereiken of om een internationaal nummer te kiezen, tip dan de [ONDER­BREKING] toets aan in de rechter bovenhoek van het scherm.
Elke keer wanneer u de [ONDERBREKING] toets aantipt, verschijnt er een streepje ("-") en wordt er een pauze van 2 seconden* ingevoerd. Na het invoeren van een nummer, kunt u ook de [ONDERBREKING] toets aantippen om een streepje in te voegen en vervolgens een ander nummer m.b.v. van de numerieke toetsen of een snelkiestoets. Hierdoor worden de nummers met elkaar verbonden (verlengd kiezen). *De duur van elke pauze kan veranderd worden met een key operator programma.
Opmerking
Opmerking
Groepstoetsen kunnen niet worden gebruikt voor verlengd kiezen.
Het gebruik van de RSPF
Druk op de [START] toets ( ).
7
Het scannen begint. Wanneer er geen opdracht wordt bewerkt en de telefoonlijn niet bezet is, wordt het num­mer gekozen terwijl het origineel wordt gescand. (Dit noemt men "Snel
on-line"; zie pagina 11). Als er een opgeslagen bewerking is of als er een opdracht wordt bewerkt of de telefoonlijn bezet is, wor­den alle pagina's van het document in het geheugen gescand en opgeslagen als transmissiebewerking. (Dit noemt men geheugentransmissie: de bestemming wordt automatisch gebeld en het document verzonden nadat de eerder opgeslagen opdrachten voltooid zijn.) Wanneer het scannen normaal wordt beëindigd, klinkt er een pieptoon om u te informeren dat de transmissie­bewerking opgeslagen is en "OPDRACHT OPGESLA­GEN" verschijnt op het meldingendisplay.
Bij het gebruik van de glasplaat
Druk op de [START] toets ( ).
7
Het origineel wordt gescand en de [LEZEN KLAAR] toets verschijnt.
Als u nog een andere pagina wilt
8
scannen, wisselt u de pagina's en drukt u op de [START] toets ( ).
Herhaal deze bewerking tot alle pagina's zijn ges­cand. U kunt het origineelformaat, de resolutie en de belichtingsinstellingen desgewenst voor elke pagina wijzigen. Als er gedurende een minuut geen bewerking wordt uitgevoerd (de [START] toets ( ) is niet ingedrukt), stopt het scannen automatisch en wordt de transmissieopdracht opgeslagen.
Nadat de laatste pagina is gescand,
9
tipt u de [LEZEN KLAAR] toets in.
Er klinkt een pieptoon om u te informeren dat de transmissiebewerking opgeslagen is en "OPDRACHT OPGE­SLAGEN" verschijnt op het meldingendisplay. (De bestemming wordt automatisch gekozen en het document verzonden nadat eerder opgesla­gen opdrachten voltooid zijn.) Open de RSPF en verwijder het document.
Opmerking
10
Het annuleren van het verzenden
Om de transmissie te annuleren terwijl "SCANNEN VAN HET ORIGINEEL" in het display verschijnt of voordat de [LEZEN KLAAR] toets werd ingedrukt, drukt u op de [WISSEN] toets ( ) of de [ALLES WISSEN] toets ( ). Om een reeds opgeslagen transmissieopdracht te annuleren, drukt u op de [OPDRACHT STATUS] toets en annuleert u de opdracht.
Loading...
+ 32 hidden pages