Bedankt voor uw aankoop van de BOSS VF-1 24-BIT
MULTIPLE EFFECTS PROCESSOR.
Lees a.u.b. de volgende paragrafen door alvorens de VF-1
te gebruiken:
• “Veilig gebruik van de VF-1” op blz. 2
• “Belangrijke opmerkingen” op blz. 10
Daar vindt u namelijk belangrijke dingen i.v.m. het gebruik
van de VF-1.
Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling om ook de
rest van de handleiding te lezen om uw VF-1 grondig te
leren kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats
op omdat u ze beslist nog eens nodig hebt.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan
ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke
toestemming van BOSS CORPORATION.
Veilig gebruik van de VF-1
VOORZICHTIG
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labelsOver de symbolen
VOORZICHTIGLET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materi le
schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG
001
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas
uw VF-1. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste
manier bedient.
• Probeer nooit de VF-1 zelf te herstellen (tenzij u in de
handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél
te doen). Laat alle herstellings- en onderhoudswerken
over aan een door Roland erkende technische dienst. Zie
de “Information”-pagina.
004
• Zet de VF-1 nooit op plaatsen die de volgende kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke temperatuur-
schommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een
gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van
een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron
(stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op de
natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke trillingen.
• Gebruik enkel de bij de VF-1 geleverde adapter en sluit
hem uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt
aan de gegevens op het merkplaatje van de adapter.
Andere adapters hebben een andere polariteit of een
ander vermogen. Als u ze op een verkeerd stopcontact
aansluit, werkt de VF-1 niet of brandt de adapter door.
009
• Beschadig nooit de stroomkabel. Plooi hem niet te veel,
trap er niet op, plaats er geen zware voorwerpen op enz.
Een beschadigde kabel kan brand of elektrokutie veroorzaken. Gebruik nooit een stroomkabel die reeds beschadigd is.
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in combinatie
met een externe versterker, voor een volume zorgen dat
uw gehoor kan aantasten. Werk dus nooit lange tijd op
een pittig volume of op een volume dat net aan de
pijngrens ligt. Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw
gehoor begint te verzwakken, moet u onmiddellijk een
oorarts raadplegen.
• Als u de VF-1 in een rack schroeft of op een stand monteert, moet u deze laatste op een vlak en stabiel oppervlak plaatsen. De keuze van een veilige opstellingsplaats
geldt overigens ook voor situaties waarin u de VF-1 niet
gebruikt.
2
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal,
LET OP
brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in
het inwendige van de VF-1 terechtkomen. Plaats
nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
• Verbreek in de volgende situaties onmiddellijk de aansluiting op het lichtnet en neem contact op met een
erkende herstellingsdienst of uw Roland-/Boss-dealer:
• Als de adapter of het netsnoer zichtbaar beschadigd
is.
• Als er een voorwerp of vloeistof in het inwendige van
de VF-1 terecht is gekomen.
• Als de VF-1 in de regen heeft gestaan (of op een ande-
re manier nat is geworden).
• Als de VF-1 niet naar behoren lijkt te werken of het
helemaal niet meer doet.
013
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene
toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit
toestel in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften te gebruiken.
• Sluit de stroomkabel van dit apparaat niet samen met
een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde
stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren—het
totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het
verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/
ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen
opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
101b
• Plaats de VF-1 en de bijbehorende adapter altijd zo dat
de verluchting van beide niet in het gedrang wordt
gebracht.
• Alvorens de VF-1 in het buitenland te gebruiken, neemt
u het best contact op met uw Roland-/Boss-dealer om te
weten te komen welk voltage er in het betreffende land
wordt gehanteerd en of u al dan niet voor een geschikte
stroomvoorziening moet zorgen.
Instellingen van de Tuner (Pitch/Level) ...................................................................................21
Contrast van het display ......................................................................................................................... 21
Deel 2. Zelf effecten programmeren .....................................................22
Even samevatten.......................................................................................................................................22
Instellingen die in een Patch worden opgeslagen.................................................................... 22
Informatie in het display..............................................................................................................22
Kort en krachtig editen van een Patch (Quick Setting).......................................................................23
Deel 4. Effecten.......................................................................................39
Een woordje over de algoritmes............................................................................................................. 39
Over MOD ................................................................................................................................................. 39
Over het SFX-blok .................................................................................................................................... 40
Delay, MultiTAP DELAY en Stereo PS DLY ........................................................................................ 40
Algoritmes van de VF-1 ........................................................................41
PB1 Guitar Multi 1....................................................................................................................................41
PB2 Guitar Multi 2....................................................................................................................................44
PB3 Bass Multi .......................................................................................................................................... 46
PB6 Rotary Multi ......................................................................................................................................50
PB7 Vocal Multi ........................................................................................................................................51
PB23 MIC Simulator................................................................................................................................. 63
PB24 Space Chorus................................................................................................................................... 63
PB29 Stereo Multi .....................................................................................................................................66
MIC Conv .................................................................................................................................................. 84
Multi Tap Delay........................................................................................................................................ 85
Over Drive ................................................................................................................................................. 86
Ring Modulator......................................................................................................................................... 89
Short Delay ................................................................................................................................................ 91
Space Chorus............................................................................................................................................. 92
Sub 4Band EQ ........................................................................................................................................... 93
MIDI PC Map............................................................................................................................................ 99
Deel 6. Appendix ..................................................................................102
Over de digitale uitgang van de VF-1 .................................................................................................102
VF-1 met een FC-200 bedienen............................................................................................................. 102
Werken met een FC-50........................................................................................................................... 104
Over MIDI ............................................................................................................................................... 105
Factory Reset: laden van de fabrieksinstellingen............................................................................... 106
Verhelpen van storingen ....................................................................................................................... 107
Veelzijdige algoritmes en hoogwaardige
klankkwaliteit op professioneel niveau
De VF-1 bevat 46 effecten en 36 verschillende algoritmes
(combinaties van effecten). Hierbij horen een reeks simulatieeffecten (voorversterker, luidspreker e.d.) gebaseerd op de
COSM-technologie), maar natuurlijk ook dingen zoals
Reverb (galm), Chorus, Delay, en noem maar op.
De A/D- en D/A-convertors zijn van het 24-bit-type, terwijl
de door BOSS ontwikkelde DSP ultrasnel en ultra betrouwbaar zijn werk doet. Dat hoort u meteen, omdat de kwaliteit
echt onberispelijk is. De VF-1 is trouwens een veelzijdig baasje dat zowel voor de gitarist, de zanger en de geluidstechnieker in de studio van onschatbare waarde zal zijn. De VF-1 is –
ondanks zijn betaalbare prijs– een professioneel apparaat.
De algoritmes en effectinstellingen kunt u als zgn. Patches
opslaan in het interne geheugen. Naast de 200 Preset Patches
zijn er 200 User-geheugens waar u uw eigen instellingen
kunt opslaan.
Effecten zoeken volgens categorie
Alle Patches zijn gerangschikt volgens categorieën met benamingen zoals “Guitar”, “Vocal” enz., zodat u in een mum
van tijd de voor een bepaalde situatie geschikte effecten
gevonden hebt (blz. 17).
2 ingangen, 2 uitgangen
De VF-1 is voorzien van stereo-in- en -uitgangen. De ingangen kunt u op twee manieren gebruiken: (a) om te zorgen dat
de stereoplaatsing van de signalen ook in het effectsignaal
behouden blijft, of (b) om twee effecten parallel (d.w.z. los
van elkaar) te gebruiken (blz. 12).
Klaar om in een 19”-rack te worden
gemonteerd
Mits een optionele rackbeugel (RAD-50) kunt u de VF-1 ook
in een 19”-rack schroeven. De VF-1 heeft de breedte van een
half 19”-apparaat.
Digitale uitgang
Dankzij de coaxiale digitale uitgang (S/P DIF) kunt u de
VF-1 op de digitale ingang van bv. een Workstation van de
VS-serie of de VM-mixers van Roland aansluiten. Op die
manier bent u er helemaal zeker van dat de geluidskwaliteit
tot in het laatste stadium van de signaalketen optimaal blijft
(blz. 102).
Grafisch LCD
Dankzij het grafische display van de VF-1 verloopt de bediening veel overzichtelijker dan met abstracte parameters.
Instellen in een mum van tijd
Voor elke editfunctie is er een fabrieksinstelling. Tijdens het
programmeren kunt u dan ook, waar nodig, vetrekken vanuit de fabrieksinstelling om zo snel mogelijk het gewenste
resultaat te bereiken (blz. 23).
Gitaaringang
Omdat de VF-1 ook perfect dienst kan doen als gitaareffect,
hebben we hem maar meteen voorzien van een ingang voor
een elektrische gitaar/bas op het frontpaneel (blz. 11)
Ingebouwde stemfunctie (Tuner)
Ook de chromatische stemfunctie wijst erop dat de VF-1 net
zo goed als volwaardige gitaar-effectprocessor kan worden
gebruikt (blz. 20).
Realtime-controle van de parameters
De parameters van de VF-1 kunnen via een voetschakelaar,
een zwelpedaal (Expression) of via MIDI worden beïnvloed,
zodat u ook dynamische veranderingen bij uw spel kunt
betrekken (blz. 28).
z (
COSM is een technologie voor het simuleren van geluiden, die rekening houdt met alle factoren die van belang
zijn voor het voortbrengen van een geluid en de manier
waarop we het uiteindelijk horen. Ziehier een voorbeeld:
in het geval van een gitaarversterker bevat het gebruikte
algoritme parameters voor de elektrische en elektronische componenten van de versterker, het materiaal van
de speaker, de manier waarop de voortgebrachte golven
door de ruimte worden weerkaatst e.d. COSM simuleert
dus niet alleen een bepaald versterkergeluid. En net dát
zorgt ervoor dat dit een bijzonder veelzijdige technologie is.
Composite Object Sound Modeling
)
8
Over deze handleiding
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat zes delen waarin u alle informatie
vindt voor een efficiënte bediening en het programmeren
van uw eigen effecten. U doet er verstandig aan om deze
delen in de volgorde van deze handleiding door te nemen.
Aan het einde van de handleiding vindt u een alfabetische
index met alle belangrijke trefwoorden. In geval van nood
kunt u dus meteen de benodigde informatie opzoeken.
Deel 1. Aansluitingen en
basisbeginselen
Hier vindt u alles wat u moet weten om te zorgen dat de
VF-1 (het gewenste) geluid voortbrengt: aansluiten van andere apparaten, Patches selecteren enz.
Deel 2. Zelf effecten
programmeren
Hier komt u te weten hoe u de effecten kunt editen en hoe
gebruik te maken van de verschillende functies.
Afspraken voor deze
handleiding
Om de verklaringen en beschrijvingen zo duidelijk mogelijk
te houden gebruiken we de volgende symbolen en tekens:
■Woorden en symbolen tussen haakjes ([ ]) slaan op
knoppen en regelaars op het frontpaneel.
Voorbeeld: [UTILITY]: de Utility-knop
√
][
®
PARAMETER [
■De regelaars worden als volgt weergegeven.
]: Parameter-knoppen
Als u aan de regelaar moet draaien:
[INPUT L/R]
Als u de regelaar moet indrukken:
[POWER]
Als u aan de regelaar moet draaien:
[NUMBER] of [VALUE]
Als u de regelaar moet indrukken:
[EFFECTS] of [ENTER]
Deel 3. Utility-functies
Hier worden de algemene functies van de VF-1 voorgesteld:
de stemfunctie (Tuner) en de systeemparameters.
Deel 4. Effecten
Hier vindt u een beschrijving van de algoritmes van de VF-1
en hun werking
Deel 5. MIDI-functies van de
VF-1
Hier komt u te weten hoe u de VF-1 vanop een extern MIDIapparaat (sequencers e.d.) kunt bedienen en hoe de instellingen van de VF-1 via MIDI te archiveren.
Deel 6. Appendix
Hier vindt u informatie over het gebruik van een optionele
FC-200 MIDI-pedalenbak, een aantal handige tips, het laden
van de fabrieksinstellingen en het verhelpen van storingen.
Aansluiten van een zwelpedaal:
EXP PEDAL-connector
Aansluiten van een voetschakelaar:
CTL 1,2-connector
9
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Lees eerst “Veilig gebruik van de VF-1” op blz. 2 en
daarna de volgende punten door om er zeker van te zijn
dat u de VF-1 op de juiste manier gebruikt.
Voeding
• Sluit de VF-1 niet samen met apparaten, die ruis veroorzaken
(zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op
eenzelfde stroomkring aan.
• De adapter wordt na verloop van tijd warm. Dit is normaal.
• Alvorens de VF-1 op andere toestellen aan te sluiten schakelt u
best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan
luidsprekers of andere apparaten.
Plaatsing van de VF-1
• Als u de VF-1 nabij een vermogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators) gebruikt, kan er brom ontstaan.
Orienteer de VF-1 dan anders of verwijder hem van de interferentiebron.
• De VF-1 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik hem
niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
• Plaats de VF-1 nooit in het directe zonlicht en laat hem vooral
niet in een gesloten auto liggen waar de zon op staat. Dat kan
namelijk zorgen voor het smelten van de behuizing of het verkleuren ervan.
• Gebruik de VF-1 niet op een plaats die blootgesteld is aan de
regen, of in een andere vochtige omgeving.
• Gebruik enkel uitdrukkelijk in deze handleiding vermelde voetschakelaars en zwelpedalen (BOSS FV-300L + PCS-33 kabel, of
EV-5 (Roland); allemaal optioneel). Het gebruik van andere voetschakelaars of zwelpedalen kan de VF-1 ernstige schade toebrengen.
• Gebruik een Roland-kabel voor de aansluitingen. Als u een kabel
van een ander merk gebruikt, let dan op het volgende:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden. Sluit op
de VF-1 geen kabels aan die weerstanden bevatten. Als u zulke kabels gebruikt, is het mogelijk dat het geluid niet of nauwelijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de kabels
wendt u zich best tot de fabrikant van de betreffende kabel
.
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge
doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor
hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de VF-1 nadien goed af met een zachte droge
doek.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
Bijkomende voorzorgen
• Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect
of het onjuist bedienen van de VF-1. Daarom raden we aan om
van belangrijke data regelmatig een Backup te maken via MIDI.
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het geheugen
van de VF-1 niet meer kunnen worden hersteld wanneer ze eenmaal gewist zijn. Boss is niet aansprakelijk voor zulk dataverlies.
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en
andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de VF-1
gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
• Sla of druk nooit op het display.
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders.
• Houd, om uw buren niet te storen, het volume op een redelijk
niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich
geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in
de late uren).
• Om de VF-1 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke
verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor
een gelijkwaardige verpakking.
10
Panelen
Frontpaneel
Panelen
(1)
(3)
(2)
(1) POWER/INPUT (L/R)
Netschakelaar/Regelaar voor de ingangsgevoeligheid
Druk op deze regelaar om de VF-1 in en uit te schakelen.
Door eraan te draaien kunt u het ingangsniveau van het linker en rechter kanaal (afzonderlijk) instellen.
(2) GUITAR (Hi-Z)
Gitaaraansluiting
Deze ingang heeft een hoge impedantie en is dus geschikt
voor het aansluiten van een elektrische gitaar.
(3) Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u momenteel aan
het doen bent, de gekozen Patch, functie enz.
(4) (5) (6)
(9)
(7)(8)
(8) PARAMETER [
Met deze knoppen kunt u de parameter selecteren die u wilt
instellen. De cursor verplaatst zich telkens in de richting van
de ingedrukte PARAMETER-knop.
(9) NUMBER/VALUE, EFFECTS/ENTER
Nummer-/waarde-regelaar & effect-/ENTERknop
Draai aan deze regelaar om een ander Patch-geheugen te kiezen of om de waarde van de geselecteerde parameter te wijzigen.
Druk op de regelaar om de effecten in of uit te schakelen of
om de ingestelde waarde te bevestigen.
√
]/[
®
]
(4) UTILITY
Via deze knop hebt u toegang tot de systeemparameters en
MIDI-functies van de VF-1.
(5) WRITE
Druk op deze knop wanneer u de effectinstellingen intern
wilt opslaan of kopiëren.
(6) EXIT
Druk op deze knop wanneer u een parameterinstelling wilt
annuleren of om terug te keren naar de display-pagina van
het vorige niveau.
(7) CATEGORY-knop
Druk op deze knop om gebruik te maken van de Categoryfunctie voor het zoeken van Patches.
11
Panelen
Achterpaneel
(
)
17
(10)(11)(
(10) AC IN-aansluiting
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan.
(11) MIDI IN-/OUT-aansluiting
Via de MIDI-aansluitingen kunt u de VF-1 op externe MIDIapparaten aansluiten. Op die manier kan hij MIDI-commando’s ontvangen en verzenden. Dat laat bv. toe om een MIDIpedalenbak FC-200 te gebruiken. Voor de aansluitingen hebt
u optionele MIDI-kabels nodig.
(12) EXP PEDAL/CTL 1,2
Aansluiting voor een zwelpedaal/
twee voetschakelaars
Op deze ingang kunt u hetzij een zwelpedaal (Expression/
volume), hetzij twee voetschakelaars aansluiten voor het
selecteren van Patches of het instellen van twee andere parameters met de voet. Voor het werken met twee voetschakelaars hebt u een optionele PCS-31 kabel van Roland nodig.
) (13)(14)(15)(16)
12
(16) INPUT L (MONO) /R
Dit zijn de ingangen van de VF-1. Om de stereoplaatsing van
uw signalen ook in het effectsignaal terug te vinden sluit u
hier het best twee AUX SENDs (of een stereo AUX) van uw
mengpaneel aan. Natuurlijk kunt u hier ook andere Line-signalen aansluiten: synthesizers, digitale piano’s e.d.
(17) Kabelhaak
Draai de kabel van de adapter rond deze haak om te voorkomen dat de aansluiting op het lichtnet per ongeluk kan worden verbroken.
• U kunt de VF-1 ook in een rack installeren. Hiervoor hebt u
een optionele rackbeugel RAD-50 nodig. Zie de handleiding
van de RAD-50 voor de montage van de VF-1 in de rackbeugel.
• Als u niet van plan bent om de VF-1 in een rack te schroeven,
kleeft u het best de bijgeleverde gummipoten op de hieronder
getoonde plaatsen:
(13) DIGITAL OUTPUT
Dit is een digitale uitgang (S/P DIF) die u met een digitale
ingang van een mengpaneel of gelijk welk ander apparaat
met digitale aansluitingen kunt verbinden. Als kabel
gebruikt u het best een videokabel (751, asymmetrisch).
(14) OUTPUT L (MONO) /R
Dit zijn de analoge uitgangen van de VF-1 die hetzelfde signaal uitsturen als de digitale uitgang. Verbind ze met de
ingangen van uw mengpaneel, opname-apparaat enz.
Hiervoor hebt u optionele audiokabels nodig.
(15) LEVEL
Met deze schakelaar bepaalt u de ingangsgevoeligheide van
de ingangen en het uitgangsniveau van de analoge uitgangen.
12
Aansluitingen en basisbeginselen
Deel 1. Aansluitingen en basisbeginselen
Aansluitingen
De manier waarop u de VF-1 moet aansluiten verschilt naar
gelang de manier waarop u hem wilt gebruiken.
OPGELET
Om de luidsprekers en overige apparaten niet onnodig te
beschadigen, verdient het aanbeveling om het volume van alle
apparaten op de minimumwaarde te zetten alvorens ze op
elkaar aan te sluiten of de aansluitingen te verbreken.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L
(MONO) jack op aan te sluiten. Het verdient echter aanbeveling om de VF-1 in stereo te gebruiken.
• De VF-1 biedt drie ingangen: de GUITAR-aansluiting op het
frontpaneel en de INPUT L (MONO)/R-connectors aan de
achterkant. Die kunnen echter niet samen worden gebruikt: als
u een signaalbron op de GUITAR-connector aansluit, dan
heeft die voorrang (de INPUT-connectors worden dan dus niet
gebruikt).
• Om te voorkomen dat tijdens het gebruik de stroom uitvalt
verdient het aanbeveling om de adapterkabel rond de haak te
draaien. Zie de volgende afbeelding:
Gitaar aansluiten
• Een elektrische gitaar of bas moet u op de GUITAR-connector
aansluiten, omdat die geschikt is voor hoogohmige signalen.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L
(MONO) jack op aan te sluiten.
• In veruit de meeste gevallen kunt u de LEVEL-schakelaar
gewoon in de –20dBm-positie laten staan.
Deel 1.
Gitaarversterkers
U kunt de VF-1 ook zo instellen dat hij een optimaal signaal naar de gitaarversterker(s) zendt. Zie“Global-parameters” op blz. 37.
13
Aansluitingen en basisbeginselen
Klavierinstrument aansluiten
• In veruit de meeste gevallen kunt u de LEVEL-schakelaar
gewoon in de –20dBm-positie laten staan.
• Als u synthesizer e.d. mono is, moet u hem op de INPUT L
(MONO)-connector aansluiten.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L
(MONO) jack op aan te sluiten.
Elektronisch klavierinstrument
OUTPUT ROUTPUT L
INPUT RINPUT L
OPGELET
Plaats de microfoon altijd onder een zodanige hoek dat hij niet
kan beginnen rondzingen. Is dit laatste bij u het geval, dan
kunt u dat op één van de volgende manieren verhelpen:
1. Zet de microfoon(s) op een andere plaats.
2. Plaats de microfoon(s) verder van de speakers vandaan.
3. Zet het volume zachter.
Gebruik als effectapparaat voor
een mengpaneel
• Stel de LEVEL-schakelaar zo in dat het uitgangsniveau van de
VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van het mengpaneel.
• Als u de VF-1 op de SEND/RETURN-connectors van het
mengpaneel aansluit, moet u EFFECTS OFF MD op
“MUTE” (blz. 36) en DIRECT MIX op “OFF” (blz. 38) zetten.
Mengpaneel
Microfoon aansluiten
• Stel de LEVEL-schakelaar zo in dat het uitgangsniveau van de
VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van het mengpaneel.
Microfoon
INPUT
RETURN
SEND
RETURNSEND
Mengpaneel
14
Mengpaneel
Aansluitingen en basisbeginselen
Zwelpedaal/voetschakelaar
aansluiten
Roland
Voetschakelaar
FS-5U / FS-5L
enz.
OPGELET
U kunt niet eender welk zwelpedaal gebruiken. Kies voor een
BOSS FV-300L + PCS-33 (Roland) of EV-5 (Roland) (beide
optioneel). Andere zwelpedalen leveren hetzij niet het gewenste resultaat op of zorgen zelfs voor storingen.
• Zet de kleine regelaar op het zwelpedaal in de “MIN”-positie.
Anders werkt het pedaal namelijk niet zoals verwacht.
Zwelpedaal
EV-5 enz.
Inschakelen en Stand-by
De VF-1 zal maar optimaal functioneren als het ingangsniveau van de signaalbron noch te hard, noch te zacht is.
Bovendien moet u natuurlijk zorgen dat het uitgangsniveau
van de VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van
het apparaat waarop u hem aansluit.
Inschakelen
Eens u de VF-1 volgens uw behoeften hebt aangesloten
(blz. 13~15), kunt u hem inschakelen. Doe dit echter in de
hierna beschreven volgorde om noch de VF-1 zelf, noch de
navolgende apparaten in de signaalketen (versterker, luidsprekers enz.) te beschadigen.
1. Controleer de volgende dingen alvorens de apparaten in
te schakelen:
• Hebt u de VF-1 op de juiste manier met de overige apparaten verbonden?
• Hebt u het volume van de VF-1 en de overige apparaten
in de minimumstand gezet?
2. Schakel eerst de signaalbron(nen) in.
3. Druk op de [POWER]-schakelaar van de VF-1 om hem in
te schakelen.
Het display beeldt nu de volgende pagina af. Die noemen we in deze handleiding de “Play-mode”. Na enkele
seconden is de VF-1 startklaar.
Deel 1.
Minimum-
volume
• Als u geen zwelpedaal, maar een voetschakelaar op de CTL
1,2-connector aansluit, moet u diens polariteitsschakelaar in
de hierna getoonde stand zetten. Anders werkt de voetschakelaar namelijk precies omgekeerd (uit wanneer u hem intrapt en
aan wanneer u hem loslaat).
Polariteitschakelaar
OPGELET
De VF-1 is uitgerust met een beveiligingscircuit dat ervoor
zorgt dat u tijdens het inschakelen geen “pop” hoort. Daarom
duurt het even voordat u daadwerkelijk iets hoort.
• Eens de opstartprocedure voltooid is, roept de VF-1 weer de
laatst geselecteerde Patch op.
• Naar gelang de plaats waar u de VF-1 zet, kan het gebeuren
dat het display niet of moeilijk leesbaar is. Verander in voorkomend geval de contrastinstelling (blz. 21).
4. Schakel nu de overige apparaten in. De volgorde moet
zijn: andere effectapparaten A mengpaneelA versterker.
OPGELET
Wacht tot alle apparaten ingeschakeld zijn alvorens het volume naar wens in te stellen.
15
Aansluitingen en basisbeginselen
Uitschakelen
1. Controleer eerst de volgende dingen alvorens de VF-1 uit
te schakelen:
• Hebt u het volume van de versterker en de overige apparaten op de minimumwaarde gezet?
2. Schakel de apparaten in de volgende volgorde uit:
versterker A mengpaneelA andere effectprocessorsA
signaalbronnen.
3. Druk op de [POWER]-schakelaar van de VF-1 om hem
uit te schakelen.
4. Schakel de signaalbronnen (synthesizer e.d.) uit.
Ingangsniveau
Het ingangsniveau van de signaalbron mag niet te hoog zijn,
omdat het geluid anders vervormt. Het niveau kunt u op de
volgende manier instellen:
1
1. Draai aan de [INPUT L/R]-regelaar.
Zorg ervoor dat de meters de maximumwaarde alleen
bereiken wanneer de signaalbron op maximaal volume
weergeeft.
Maximaal niveau
• Let, tijdens het instellen van het ingangsniveau op de volgende
dingen: (a) als het niveau te laag is, wordt het inkomede signaal niet optimaal bewerkt. Meestal gaat u een te laag volume
waarschijnlijk compenseren door het uitgangsvolume van de
VF-1 betrekkelijk hoog in te stellen – en dan hoort u ook ruis.
(b) Als het ingangsniveau te hoog staat ingesteld, treedt er vervorming op.
• Als u de LEVEL-schakelaar op “–20” hebt gezet, kan het
gebeuren dat het geluid zelfs dan nog vervormt, wanneer u de
[INPUT L/R]-regelaar bijna op de minimale waarde zet. Kies
in dat geval de “+4 dBm”-positie voor de schakelaar.
Effecten kiezen
De VF-1 bevat 400 geheugens met kant en klare effectprogramma’s. Deze noemen we Patches. De Patches zijn onderverdeeld in vier banken van elk 100 Patches (1~100). Patches
kunt u hetzij via het frontpaneel, hetzij via MIDI of een voetschakelaar kiezen.
De “banken” bevatten telkens 100 Patches. Zoals gezegd,
zijn er vier banken: Preset A & B en User A & B.
Patches kunt u enkel selecteren wanneer de VF-1 zich in de
Play-mode bevindt (er moet dus een Patch-nummer in het
display worden afgebeeld). Als de VF-1 zich momenteel in
een andere mode bevindt, moet u verschillende keren op
[EXIT] drukken om naar die pagina terug te keren.
Betekenis van de informatie in
het display
(2)(3)(
(4)
(9)
(1)
(1) Meter:
In de Play-mode houden de meters u op de hoogte van
het ingangsvolume van de externe signaalbron. Tijdens
het editen/programmeren van de effecten worden hier
het in- en uitgangssignaal van de effecten afgebeeld
(blz. 16, 26).
(2) EFFECTS On/Off:
Hier komt u te weten of de effecten momenteel in- of uitgeschakeld zijn. Wat “uit” precies betekent, is instelbaar
(Mute of Bypass).
(3) Bank:
Hier wordt het nummer van de momenteel geselecteerde
Patch-bank afgebeeld.
(4) Patch-nummer:
Hier komt u te weten welke Patch u momenteel hoort.
(5) Category:
Hier wordt de benaming van de categorie afgebeeld
waartoe de geselecteerde Patch behoort.
• Als de categorieschakelaar niet actief is (d.w.z. als het display
“CATEGORY OFF” afbeeldt), wordt de categorienaam niet
afgebeeld.
(6) Zoeken volgens categorie aan/uit:
Hier komt u te weten of u de Patches al dan niet op basis
van categorieën kunt selecteren.
(7) Naam van het gebruikte algoritme:
Hier verschijnt de naam van het algoritme waarop de
geselecteerde Patch berust.
)(
5
(8)
)
6
(7)
16
Aansluitingen en basisbeginselen
(8) Patch-naam:
Hier komt u te weten hoe de momenteel geselecteerde
Patch heet.
(9) MIDI-indicator:
Deze indicator knippert wanneer de VF-1 MIDI-data
ontvangt.
Patches kiezen
12
1. Zorg dat de melding “CATEGORY OFF” in het display
verschijnt. Staat daar “CATEGORY On”, dan moet u zo
vaak op [EXIT] drukken tot dat niet meet het geval is.
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar de benodigde Patch.
De naam en de overige gegevens van de geselecteerde
Patch worden nu in het display afgebeeld. Draai de regelaar naar rechts om telkens het volgende Patch-nummer
te selecteren. Door hem naar links te draaien selecteert u
telkens het voorafgaande Patch-nummer.
Als u [CATEGORY] ingedrukt houdt, terwijl u aan de
[NUMBER]-regelaar draait, gaat u in grotere stappen
voor- of achteruit.
Eén en ander betekent dat u niet verplicht bent om telkens
alle Patches te doorlopen, wanneer u precies weet welk soort
Patch u nodig hebt. Meer bepaald biedt de VF-1 de volgende
categorieën:
1. E.GUITAR
2. A.GUITAR
3. BASS
4. KEYBOARD
5. VOCAL
6. GROOVE
7. REVERB
8. RSS
9. STUDIO
• “OTHERS1”, “OTHERS2” en “OTHERS3” zijn categorieën
waar u zelf een naam aan kunt geven en die u kunt gebruiken
voor het indelen van uw eigen Patches. Zie ook “Patch aan een
categorie toewijzen” op blz. 33.
• Bij levering van de VF-1 zijn er geen Patches toegewezen aan
“OTHERS1”, “OTHERS2” of “OTHERS3”.
10. MASTER
11. OTHERS1
12. OTHERS2
13. OTHERS3
14. ALL
15. PRESET-A
16. PRESET-B
17. USER-A
18. USER-B
2,3,4,5
Deel 1.
Banken selecteert u door de regelaar gewoon heel ver naar
links of rechts te draaien:
Wanneer u de regelaar naar rechts draait: Preset AA
Preset BA User AA User BA Preset A…
Wanneer u de regelaar naar links draait: Preset AA User
BA User AA Preset BA Preset A…
• Wanneer de VF-1 zich niet in de Play-mode bevindt, kunt u
geen Patches selecteren.
• Als de melding “CATEGORY On” in het display verschijnt,
kunt u met de [NUMBER]-regelaar enkel de Patches van de
momenteel geselecteerde categorie oproepen. Zie ook de volgende paragraaf.
Patches zoeken volgens
categorie (Category Search)
De Patches van de VF-1 zijn telkens aan een bepaalde categorie toegewezen. Dat zijn namen die op de één of andere
manier verband houden met de toepassingsmogelijkheden
van de Patches.
1
1. Druk op [CATEGORY] om de Category-functie te
activeren.
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar de gewenste categorie.
U zou nu ook op [EXIT] kunnen drukken om terug te
keren naar de Play-mode.
• Het zoeken van Patches volgens categorie is enkel mogelijk via
het frontpaneel.
• Er zijn 18 categorieën. Het display kan nooit alle categorienamen in één keer afbeelden. Daarom moet u eerst met [NUMBER] naar de pagina van de benodigde categorie gaan en dan
de categorie selecteren.
• Voor het oproepen van een andere pagina kunt u ook PARA-
√][®
METER [
] gebruiken.
17
Aansluitingen en basisbeginselen
CONTROL (CTL) 1
Voetschakelaar
FS-5U
Polariteit
1,
12
4,6,8,
10
2,3,5,7,9,
11
Rechtsboven in het display (let op de pijl) ziet u bij welke
categorie u zich momenteel bevindt. Die is echter nog niet
geselecteerd (in het eerste voorbeeld is dat “E. Guitar”).
3. Druk op [ENTER] om de door de pijl aangeduide
categorie te selecteren.
4. Kies nu met de [NUMBER]-regelaar de gewenste Patch.
Als u nu op [EXIT] drukt, keert u weer terug naar stap 2.
Patches met de voet kiezen
Met een optionele FS-5U voetschakelaar, die u op de CTL 1/
2-ingang aansluit, kunt u eveneens Patches kiezen. Het is
zelfs mogelijk om twee voetschakelaars te gebruiken.
Eén voetschakelaar gebruiken
Als u met één voetschakelaar werkt, kunt u de Patches maar
in één richting kiezen (telkens de volgende of de voorafgaande Patch).
5. Druk op [ENTER]. De geselecteerde Patch wordt nu
geladen en de VF-1 keert terug naar de Play-mode.
In het display ziet u het icoontje van de gekozen categorie (zie ook blz. 17), terwijl de melding “CATEGORY
On” u erop wijst dat de categoriefunctie actief is.
Gebruikt u nu de [NUMBER]-regelaar, dan kunt u enkel
Patches oproepen die deel uitmaken van de momenteel
actieve categorie.
• Er bestaat ook een “categorie” die ALL heet. Als u die echter
selecteert, is de categoriefunctie niet langer actief. Daarom
beeldt het display dan in de Play-mode de melding “CATEGORY OFF” af. In dat geval kunt u met de [NUMBER]-regelaar alle Patches kiezen.
• Als u de categoriefunctie niet meer nodig hebt, kunt u ze ook
uitschakelen door op [EXIT] te drukken om te zorgen dat het
display weer “CATEGORY OFF” afbeeldt.
Twee voetschakelaars gebruiken
Door gebruik te maken van een speciale “Y”-kabel (PCS-31,
optie) kunt u ook twee voetschakelaars op de CTL 1/2-connector aansluiten. Die hebben dan ongeveer dezelfde functie
als de [NUMBER]-regelaar: met de één kunt u telkens de
voorafgaande Patch selecteren, terwijl de andere voor het
kiezen van de volgende Patch dient.
Kabel: ROLAND PCS-31
(optie)
Polariteit
roodwit
CONTROL 1
Voetschakelaars FS-5U
CONTROL 2
18
1. Druk op [UTILITY].
Aansluitingen en basisbeginselen
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Ga met PARAMETER [
en kies “NUMBER U/D MIN”.
5. Kies met [VALUE] “PA 1”.
6. Breng de cursor met PARAMETER [
“NUMBER U/D MAX”.
7. Kies met [VALUE] “UB100”.
8. Ga met PARAMETER [
en kies “CONTROL 1”.
9. Kies met [VALUE] “NUMBER UP (DOWN)”.
] naar de volgende pagina
√][®
√][®
] naar de volgende pagina
] naar
• Als u maar één voetschakelaar aansluit, is de “CONTROL 2”-functie niet beschikbaar.
Bij gebruik van twee voetschakelaars
Met de CONTROL 1-voetschakelaar (witte jack) kiest u telkens het volgende Patch-geheugen; met de CONTROL 2voetschakelaar (rode jack) roept u telkens de voorafgaande
Patch op.
• U kunt de functie van de twee voetschakelaars ook
omkeren: kies “NUMBER UP” voor CONTROL 2 en
“NUMBER DOWN” voor CONTROL 1.
■Patches met een FC-200 kiezen:
Met een FC-200 MIDI-pedalenbak kunt u nog meer
functies met de voet bedienen. Zie ook “VF-1 met
een FC-200 bedienen” op blz. 102.
■Patches via MIDI kiezen:
Met programmakeuze-commando’s kunt u eveneens VF-1-Patches kiezen. Dit laat toe om de effectkeuze te “automatiseren”. Zie ook “MIDI-functies
van de VF-1” op blz. 98.
Deel 1.
√][®
10. Kies met PARAMETER [
11. Kies met [VALUE] “NUMBER DOWN (UP)”.
• Als u maar één voetschakelaar op de VF-1, wordt deze instelling niet gebruikt.
12. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
Met [EXIT] (i.p.v. [UTILITY]) keert u terug naar stap 2.
Druk vervolgens nog een keer op [EXIT] om terug te
gaan naar de Play-mode.
• Opgelet: ook de voetschakelaars worden beïnvloed door de
“CATEGORY On”-instelling: als die dus wordt afgebeeld,
kunt u met de voetschakelaar(s) enkel de Patches van de
momenteel gekozen categorie oproepen. Druk, in de Playmode, op [EXIT] om te zorgen dat “CATEGORY OFF” wordt
afgebeeld als u alle Patches wilt selecteren.
• Opgelet: U kunt het aantal met de voet selecteerbare Patches
ook beperken. Dat verklaart de aanwezigheid van de “NUMBER U/D MIN”- en “NUMBER U/D MAX”-parameters.
Zie ook blz. 36.
] “CONTROL 2”.
Bij gebruik van één voetschakelaar
Telkens als u de voetschakelaar intrapt, kiest u het volgende Patch-geheugen.
• Als u in stap 8 “NUMBER DOWN” gekozen hebt, dient
de voetschakelaar voor het oproepen van de telkens
voorafgaande Patch.
19
Aansluitingen en basisbeginselen
Aanduiding van de momentele stemming
(te laag/hoog of juist gestemd)
Referentietoonhoogte
(A4, PITCH)
Volume van
het uitgangssignaal
(LEVEL)
Herkende noot
Effecten in-/uitschakelen
(Effects On/OFF)
Net zoals op de meeste effectprocessors kunt u de effecten
van de VF-1 ook uitschakelen. Doet u dat, dan wordt het
inkomende signaal onveranderd naar de uitgangen van de
VF-1 uitgestuurd.
1. Druk in de Play-mode op [EFFECTS].
De EFFECTS-melding verandert nu van “On” in “OFF”
om duidelijk te maken dat de effecten niet worden
gebruikt.
■Wat er precies gebeurt wanneer u “OFF kiest kunt u
zelf instellen: weergave van het signaal zonder effect
of uitschakelen van de signaalweergave (Mute).
Zie ook blz. 35.
■De effecten kunnen ook met de optionele voetscha-
kelaar(s) in- of uitgeschakeld worden. Zie “Effects
ON/OFF” op blz. 36.
■Dat lukt ook met een FC-200 (blz. 102) en via MIDI
(blz. 28, 98).
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “TUNER”.
3. Druk op [ENTER]. Het display ziet er nu als volgt uit:
4. Stem uw instrument. Als u klaar bent, drukt u nogmaals
op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-mode.
Aanvankelijk staat de VF-1 zo ingesteld dat de ontvangen signalen niet worden uitgestuurd zolang de Tunerpagina wordt afgebeeld. Dat kunt u echter veranderen.
Zie “Instellingen van de Tuner (Pitch/Level)” op blz. 21.
• Door in stap 4 op [EXIT] te drukken keert u terug naar de display-pagina van stap 2. Druk daarna nogmaals op [EXIT] om
weer te Play-mode te selecteren.
■U kunt de Tuner ook met een optionele voetschake-
laar in- en uitschakelen. Zie “Tuner” op blz. 36. Dat
lukt ook met een FC-200 (blz. 102) en via MIDI
(blz. 28, 98).
Stemfunctie (Tuner)
gebruiken
De VF-1 is uitgerust met een stemfunctie (“Tuner”), zodat u
een gitaar, bas e.d. ook kunt stemmen zonder ze op een apart
apparaat aan te sluiten.
De Tuner beeldt de naam van de herkende noot af en geeft
aan hoe ver u erboven of eronder zit. Bovendien kunt u de
referentietonhoogte (van de A) instellen.
Tuner oproepen
1,42,3
1. Druk op [UTILITY].
Werken met de Tuner van de VF-1
De symbolen en waarden van de Tuner-pagina hebben de
volgende betekenis:
1. Sla de snaar aan die u wilt stemmen. Dit moet een “open
snaar” zijn. Speel dus geen akkoorden, want anders
werkt het niet.
Het display beeldt nu de naam van de noot af die het
dichtst bij de gemeten toonhoogte ligt.
2. Stem de snaar tot de nootnaam overeenkomt met de
juiste benaming (zie de tabel).
Normale gitaarstemming
6e
snaar5esnaar4esnaar3esnaar2esnaar1esnaar
(lage)
EGitaarADGBE
3. Let nu op de aanduiding in het midden. Wanneer beide
pijltjes oplichten, is de betreffende snaar juist gestemd.
20
Aansluitingen en basisbeginselen
Als de snaar minder dan ±50 cent vals gestemd is, wordt
dat met de juiste nootnaam aangeduid (anders verandert
de nootnaam).
Voorbeeld: wanneer enkel het rechter pijltje oplicht, staat
de snaar te hoog gestemd. Licht enkel het linker pijltje
op, dan staat de snaar te laag gestemd.
De herkende noot (A) staat te hoog
4. Herhaal de stappen 1~3 om ook de overige snaren te
stemmen.
• Bij gitaren met een vibratohendel (“tremolo/Whammy Bar”)
moet u bepaalde snaren waarschijnlijk herhaaldelijk stemmen.
Daarom raden we aan om eerst te zorgen dat de Tuner al de
juiste nootnamen aangeeft en de snaren pas daarna juist te
stemmen. Daarmee wint u heel wat tijd.
gestemd (#)
Instellingen van de Tuner (Pitch/
Level)
De referentietoonhoogte van de Tuner is instelbaar, wat handig is wanneer u akoestische instrumenten moet begeleiden,
die de 440Hz-stemming niet hanteren. Bovendien kunt u het
volume van de (bas)gitaar tijdens het stemmen instellen.
Tuner Level: Mute, 1~100
Hiermee bepaalt u het volume van de (bas)gitaar tijdens het
stemmen. Als u ze niet wilt horen (bv. tijdens een optreden),
moet u hier “Mute” kiezen (dat is trouwens de fabrieksinstelling).
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
Contrast van het display
Naar gelang de lichtomstandigheden en de plaatsing van de
VF-1 kan het gebeuren dat het display niet of maar gedeeltelijk leesbaar is. Verander in voorkomend geval het contrast.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Kies met PARAMETER [
] “CONTRAST”.
Deel 1.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “TUNER”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Breng de cursor met PARAMETER [
“PITCH” (referentietoonhoogte) of “LEVEL”
(uitgangsvolume).
5. Kies met de [VALUE]-regelaar de gewenste frequentie
c.q. het uitgangsvolume.
Houd [CATEGORY] ingedrukt, terwijl u aan de
[VALUE]-regelaar draait om sneller naar een beduidend
kleinere/grotere waarde te gaan.
TUNER PITCH
TUNER LEVEL
] naar
Tuner Pitch: 435~445 (Hz)
Hiermee wordt de frequentie van de noot “A4” bedoeld (de
A/La ongeveer in het midden van een pianoklavier). Voor
popmuziek kiest u het best “440Hz”. De overige mogelijkheden zijn enkel zinvol wanneer u klassieke muziek speelt of
met een cassette meespeelt die te snel/te traag draait.
5. Stel met de [VALUE]-regelaar het gewenste contrast in
(1~16).
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
• Als u op [EXIT] drukt, keert u terug naar stap 2. Druk nog
een keer op [EXIT] om de Play-mode te selecteren.
21
Zelf effecten programmeren
Deel 2. Zelf effecten programmeren
De effectprogramma’s van de VF-1 heten “Patches”. Elke
Patch bevat instellingen i.v.m. de volgorde van de effectblokken en de parameters voor deze effecten. Intern biedt de
VF-1 plaats aan 400 Patches. In dit deel gaan we u tonen hoe
u de effecten naar smaak en behoefte kunt instellen en vervolgens als “Patches” opslaan.
Even samevatten
Laten we, vóór het eigenlijke werk, even kijken hoe het
geheugen van de VF-1 is opgebouwd.
User- en Preset-banken
De 400 Patches van de VF-1 zijn onderverdeeld in 4 banken
met telkens 10 Patches.
User-banken
De User-banken bevatten de Patch-geheugens die u zelf kunt
programmeren of waar u gewijzigde versies van PresetPatches kunt opslaan. Er zijn twee User-Banken: “UA” en
“UB” met telkens 100 Patches.
Preset-banken
De Preset-banken bevatten voorgeprogrammeerde Patches
die u weliswaar kunt editen, maar niet overschrijven. Hier
vindt u een grote verzameling nuttige vetrekpunten voor uw
eigen effecten of zelfs kant-en-klaar materiaal om meteen met
de VF-1 te kunnen werken.
Er zijn twee Preset-banken: “PA” en “PB” met telkens 100
Patches.
• In de Preset-geheugens kunt u geen eigen Patches opslaan.
Daarvoor moet u de User-Patches gebruiken.
Instellingen die in een Patch worden opgeslagen
Een Patch-geheugen bevat de volgende instellingen:
• Status van de effectblokken (aan of uit)
• Instellingen van de effectparameters
• Uitgangsvolume van de Patch en BPM-instelling (tempo)
• Categorie-instellingen
• Toewijzing van de speelhulpen (voetschakelaars e.d.)
• Naam van de Patch
Informatie in het display
Tijdens het editen van een Patch wordt de volgende informatie in het display afgebeeld:
Structuur van een algoritme
Tijdens het editen van de parameters
Naam van het momenteel gekozen
effectblok
Als u met [EXIT] weer de Play-mode oproept
Algoritmes
Een “algoritme” bepaalt hoe de verschillende beschikbare
effectblokken met elkaar worden verbonden en welke parameters er kunnen worden ingesteld. De VF-1 bevat 36 algoritmes (PB1~36) waarvan u er telkens één kunt gebruiken.
Elk algoritme is voor een bepaalde toepassing bedoeld. Bepalend voor de keuze van het algoritme is dan ook wat u precies met de VF-1 wilt doen en welk soort signaal u wilt
bewerken. De effectblokken van een algoritme kunnen apart
worden in- en uitgeschakeld. Bovendien kunt u de volgorde
van bepaalde effecten naar keuze veranderen.
22
De lijn onder het Patch-nummer betekent dat u minstens één
parameterwaarde gewijzigd en nog niet opgeslagen hebt.
M.a.w. de Patch stemt niet meer overeen met de opgeslagen
versie.
Zelf effecten programmeren
Kort en krachtig editen van
een Patch (Quick Setting)
De Quick Setting-functie houdt in dat er voor alle effectblokken minstens één fabrieksinstelling bestaat die u kunt oproepen. Door dit voor verschillende blokken te doen, kunt u dus
in een mum van tijd een volledig andere Patch programmeren.
2,4,5,7
6
1,3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
Het display beeldt nu de algoritmepagina af:
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het effectblok dat u met
de Quick Setting-functie wilt editen.
Om sneller naar een iets verder verwijderd effectblok te
gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u
aan de [VALUE]-regelaar draait.
].
3. Breng de cursor met PARAMETER [
parameter.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar “ON” in.
5. Draai de [VALUE]-regelaar nog verder om de gewenste
fabrieksinstelling (“Preset”) te kiezen. Het aantal
mogelijkheden verschilt van effect tot effect. Zendt een
signaal naar de VF-1 om uit te maken of de gekozen
fabrieksinstelling bij het inkomende signaal past.
6. Zodra u de gewenste instelling gevonden hebt, kunt u op
[EXIT] drukken.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar een ander effectblok.
8. Herhaal de stappen 3~7 om ook voor de overige
effectblokken passende “voor-programma’s” te kiezen.
OPGELET
Alle wijzigingen van een Patch zijn maar van tijdelijke aard
en moeten in het interne geheugen worden opgeslagen
(blz. 34). Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen gewist
zodra u een andere Patch kiest of de VF-1 uitschakelt.
®
] naar de On/Off-
Effectinstelling
Deel 2.
Patches editen
Kiezen van de benodigde parameter
Tijdens het editen van de Patches hanteert het display de volgende pagina’s:
Play-
mode
[
]
EXIT
√ PARAMETERPARAMETER ®
Assign
1—4
• Met PARAMETER [
de pagina oproepen.
• Als u op één van deze pagina’s op [EXIT] drukt, keert u
terug naar de algoritme-pagina (enige uitzondering: als
de algoritme-pagina al geselecteerd is).
√][®
Category
[
]
EXIT
[
EXIT
] kunt u telkens de benodig-
]
Patch-
naam
[
][
EXIT
Algoritme
Effect-
parameters
• Op de algoritme-pagina dient de [NUMBER]-regelaar
voor het selecteren van één van de afgebeelde effectblokken.
Effect-
parameters
][
EXIT
Master
][
EXIT
EXIT
]
23
Zelf effecten programmeren
Bepaalde pagina’s overspringen (SKIP)
Om snel naar iets verder verwijderde editpagina te springen,
√
moet u PARAMETER [
die u voor de benodigde pagina moet kiezen) ingedrukt houden, terwijl u op PARAMETER [
] (of [®], naar gelang de richting
®
] (of [√]) drukt.
Basiswerkwijze voor het editen
Voor het editen van een Patch moet u in de regel als volgt te
werk gaan:
1. Kies een Preset- of User-Patch die aardig in de buurt
komt bij wat u in gedachten hebt.
• Zorg wel dat u een Patch met het geschikte algoritme kiest. De
algoritmekeuze van een Patch kunt u namelijk niet veranderen. Zie “Algoritmes van de VF-1” op blz. 41 voor een overzicht van de beschikbare algoritmes.
2. Kopieer de geselecteerde Patch naar een User-geheugen
dat niet meer benodigde instellingen bevat (“Patches
kopiëren”).
3. Edit (wijzig) de gekopieerde Patch:
• Schakel alle (niet) benodigde effectblokken in (uit): Ga
®
met PARAMETER [
met [VALUE] een effectblok en schakel het in of uit door
op [ENTER] te drukken.
• Stel de gewenste parameterwaarden in (blz. 25).
• Schik de effectblokken in de voor uw toepassing optimale volgorde (“Position: plaatsing van bepaalde effectblokken” op blz. 26).
• Breng de cursor met PARAMETER [
parameter die u wilt wijzigen en stel met de [VALUE]regelaar de gewenste waarde in.
4. Geef uw nieuwe Patch een naam (blz. 33).
5. Sla de gewijzigde instellingen op in een User-geheugen
(blz. 34).
OPGELET
Alle wijzigingen gelden maar zo lang tot u een andere Patch
kiest of de VF-1 uitschakelt. Als u ze later nog eens nodig hebt,
moet u ze dus intern opslaan.
• Als u de VF-1 uitschakelt, terwijl hij net data aan het opslaan
is, kan het gebeuren dat het interne geheugen in de war wordt
gebracht. Dat zorgt er op zijn beurt voor dat de User-Patches
waarschijnlijk onbruikbaar worden.
] naar de algoritme-pagina, kies
√][®
] naar de
Patches kopiëren
De VF-1 laat ook toe om gelijk welke Preset- of User-Patch
naar een User-geheugen te kopiëren. Daar kunt u gebruik
van maken wanneer u een reeds bestaande Patch als vertrekpunt voor een nieuwe Patch wilt gebruiken.
• Voor het kopiëren kunt u geen Preset-geheugen (PA1~PA100,
PB1~PB100) kiezen.
• Tijdens het editen is de kopieerfunctie niet beschikbaar.
1,32
1. Ga terug naar de Play-mode en druk op [WRITE].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar het User-geheugen
waar u de momenteel geselecteerde Patch wilt opslaan.
Door [CATEGORY] ingedrukt te houden, terwijl u aan
de [NUMBER]-regelaar draait, kunt u de Patch-nummers sneller doorlopen.
• Hier kunt u geen Preset-geheugen kiezen (die kunt u namelijk
niet overschrijven).
• Druk op [EXIT] om naar de Play-mode terug te keren en de
Patch dus niet te kopiëren.
3. Druk op [WRITE].
Zodra de data gekopieerd zijn, verschijnt de melding
“Complete!” in het display. Vervolgens keert de VF-1
terug naar de Play-mode.
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “KEEP POWER
ON!” wordt afgebeeld. Anders kunt u de VF-1 namelijk
beschadigen, wat in het ergste geval betekent dat u alle UserPatches kwijt bent.
24
Zelf effecten programmeren
Effecten in-/uitschakelen
De meeste algoritmes van de VF-1 bevatten verschillende
effecten, die we hier “effectblokken” noemen. U hoeft niet
altijd alle effectblokken te gebruiken, omdat u de niet benodigde blokken kunt uitschakelen. Anderzijds kan het gebeuren dat een benodigd effectblok momenteel is uitgeschakeld.
Dat kunt u dan op de volgende manier inschakelen:
2,3
1
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
Het display beeldt nu de volgende pagina af:
Dit effectblok is uitAan
].
2. Kies met [VALUE] het effectblok wiens parameters u
wilt wijzigen.
3. Druk op PARAMETER [
parameters van dit blok te gaan.
4. Kies met PARAMETER [
editen. Ziehier een voorbeeld:
(Volume)meter
Effectblok
ParameterWaarde Regelaaricoon
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde in.
Om in een mum van tijd een beduidend grotere of
kleinere waarde in te stellen moet u [CATEGORY]
ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar
draait.
6. Druk op [EXIT].
7. Herhaal de stappen 2~6 om ook de overige parameters
naar wens in te stellen.
®
] om naar de pagina met de
√][®
] de parameter die u wilt
Momenteel aan
(grafische weergave van
de ingestelde waarde)
Deel 2.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het blok dat u wilt in- of
uitschakelen.
3. Druk op [EFFECTS] om het effectblok afwisselend in en
uit te schakelen.
Sommige effectblokken kunt u niet uitschakelen. Meer details
hieromtrent vindt u in de voorstelling van de algoritmes op
blz. 41~71.
• Effectblokken kunt u ook tijdens het editen in- of uitschakelen:
®
Ga met PARAMETER [
met [VALUE] een effectblok en schakel het in of uit door op
[ENTER] te drukken.
OPGELET
Vergeet niet uw wijzigingen op te slaan (blz. 34).
] naar de algoritme-pagina, kies
Effectparameters editen
Elk effectblok bevat verschillende parameters waarvan u de
waarde kunt wijzigen om precies het gewenste geluid te verkrijgen.
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
Ook hier kunt u het effectblok in- of uitschakelen door op
[ENTER] te drukken.
OPGELET
Vergeet niet uw wijzigingen op te slaan. Zie blz. 34.
Overspringen van parameterpagina’s (SKIP):
U kunt de eerste parameters van een effectblok
gewoon laten voor wat ze zijn en meteen naar een
verder verwijderde parameter springen als u alles,
wat daarvóór komt, niet nodig hebt: houd PARA-
√
METER [
benodigde parameter) ingedrukt, terwijl u op [
√
(of [
] (of [®], naar gelang de richting van de
]) drukt.
®
]
25
Zelf effecten programmeren
Position: plaatsing van bepaalde
effectblokken
Bij bepaalde algoritmes kunt u het SFX-, MOD- (modulatie)
en/of PREAMP/SP.SIM naar een andere plaats binnen het
algoritme (de keten) verschuiven:
Dit is niet voor alle algoritmes mogelijk. Waar dat wél kan,
wordt dat in het overzicht vanaf blz. 41 aangegeven.
5,6
2,4
1,3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het effectblok dat moet
verhuizen (SFX, MOD of PREAMP/SP.SIM).
3. Druk zo vaak op PARAMETER [
®
] tot het display
“POSITION” afbeeldt.
4. Gebruik de [VALUE]-regelaar om het effectblok naar een
andere plaats te brengen.
• SFX, MOD of PREAMP/SP.SIM kunnen zich nooit achter
het MASTER-blok bevinden.
5. Druk op [EXIT] om naar de volgende pagina te gaan en
kijk even of het blok zich op de gewenste plaats bevindt.
6. Druk nog een keer op [EXIT] om terug te keren naar de
Play-mode.
OPGELET
Vergeet niet uw instellingen op te slaan. Zie blz. 34.
In- en uitgangsvolume van de effectblokken
Op de algoritme- en de parameterpagina’s van de
effectblokken ziet u links telkens twee meters die het
ingangsniveau van het algoritme (het eerste effectblok) en het uitgagsniveau van de afzonderlijke effecten afbeelden.
Voorbeeld. U hebt net de DELAY-parameter opgeroepen. In dat geval slaan de meters op de hiernaast afgebeeld punten.
• Het spreekt voor zich dat zowel het in- en het uitgangsvolume nooit te hoog of te laag mogen zijn. Anders
hoort u namelijk hetzij te veel ruis, hetzij vervorming.
Het ingangsniveau kunt u met de [INPUT L/R]-regelaar corrigeren.
Input L
Input R
Compressor/
Limiter
Modulation
FV
WAH
OUTIN
Preamp/
Speaker Simulator
Delay
4Band
Equalizer
ChorusReverb
Noise
Suppressor
Output L
Output R
Het uiteindelijke uitgangsvolume van de Patch kunt u controleren door de MASTER-pagina op te roepen. In dat geval slaat
OUT namelijk op wat er naar de uitgangen wordt gestuurd.
26
Zelf effecten programmeren
Effecten kopiëren (Effect Copy)
Het is ook mogelijk om de instellingen van een effectblok in
een andere Patch naar het blok van de momenteel geselecteerde Patch te kopiëren, voor zover dat blok deel uitmaakt
van het betreffende algoritme van bestemming. Dat is handig
wanneer u bv. in verschillende Patches dezelfde (of gelijklopende) SP. SIM- e.d. instellingen wilt gebruiken, terwijl de
overige effectblokken anders geprogrammeerd zijn.
324
1
√][®
1. Kies met PARAMETER [
bestemming (waar naartoe u de instellingen van een
andere Patch wilt kopiëren).
] het effectblok van
Master Level: uitgangsvolume
van de Patch
Na het programmeren van de effectblokken kunt u met Master Level zorgen dat deze Patch net zo hard is als de overige
Patches. Hiermee voorkomt u dat het volume plots veel harder of zachter wordt, wanneer u deze Patch tijdens het spelen, mixen e.d. kiest.
2,4
1
3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
Deel 2.
2. Kijk nog een keer of u wel degelijk het juiste blok
gekozen hebt en houd dan [CATEGORY] ingedrukt,
terwijl u op [WRITE] drukt.
3. Draai aan de [VALUE]-regelaar om de Patch te kiezen
die de te kopiëren effectinstellingen bevat.
Om sneller naar een ver verwijderde Patch te gaan, kunt
u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de
[VALUE]-regelaar draait.
4. Druk op [WRITE].
De effectdata worden gekopieerd. Vervolgens keert het
display terug naar de laatst gekozen pagina.
OPGELET
Vergeet niet deze wijzigingen op te slaan (blz. 34).
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “MASTER”.
√
3. Breng de cursor met PARAMETER [
“MASTER LEVEL”.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar het gewenste
uitgangsvolume in (0~100). Indien nodig, kunt u
[CATEGORY] ingedrukt houden om sneller naar een
beduidend grotere of kleinere waarde te gaan.
• Zorg dat de signaalbron iets weergeeft en kijk even naar het
OUT-meter om te weten te komen of het volume niet té hard
staat (blz. 26).
] of [®] naar
27
Zelf effecten programmeren
Assign: controle van de
gewenste effectparameters
We hadden het er al over dat u de parameters van de VF-1
ook met een voetschakelaar of zwelpedaal kunt aansturen.
Laten we dus kijken hoe u de gewenste parameter en het
instelbereik voor de Realtime-controle kiest. U kunt de VF-1
trouwens ook via MIDI aansturen. En het leuke aan de zaak:
deze instellingen kunt u voor elke Patch apart programmeren.
Assign On/Off
Per Patch kunt u vier parameters aansturen (Assign 1~4). Dat
lukt echter alleen wanneer u de toewijzing van de speelhulp
aan de betreffende parameters activeert. Zorg dus dat Assign
1~4 op “ON” staan, en kies “OFF” voor de toewijzingen die
u niet nodig hebt.
● Gebruik van een voetschakelaar
Mogelijk instelbereik
voor de parameterwaarde
Grootste waarde
TARGET MAX
Kleinste waarde
TARGET MIN
Aanstuurbare parameters
Ziehier een overzicht van de parameters die u met de speelhulpen (voetschakelaar, zwelpedaal, MIDI) kunt aansturen.
Deze heten op de VF-1 “Targets”.
• TUNER aan/uit
• EFFECTS On/Off
• MASTER LEVEL
• MASTER BPM
• FOOT VOLUME (FOOT LEVEL)
• In-/uitschakelen van het gewenste effectblok
• Bepaalde parameters van de effectblokken
• Het is ook mogelijk om twee speelhulpen aan dezelfde parameter toe te wijzen. We raden evenwel af om deze twee of meer
speelhulpen dan tegelijkertijd te gebruiken, omdat de VF-1
anders niet weet welke waarde hij moet instellen, en dat zorgt
voor (digitale) ruis.
Target Min/Max
Voor de speelhulpen kunt u instellen of ze het volledige
instelbereik van de gekozen parameter beïnvloeden of maar
een deel ervan. Met name voor volumeparameters is het
soms handig als u de waarde maar tot op zekere hoogte kunt
verminderen (of verhogen). Eén en ander bepaalt u met TARGET MIN (ondergrens) en MAX (bovengrens).
Gebruikt u schakelende speelhulpen (voetschakelaars), dan
betekent de uit-stand ervan dat de MIN-waarde wordt ingesteld, terwijl u met de aan-stand de MAX-waarde kiest. In
het geval van traploze speelhulpen (zwelpedaal e.d.) daarentegen kunt de waarde van de aangestuurde parameter tussen
MIN en MAX traploos wijzigen – en dat hoeven dus niet
noodzakelijk de kleinste en grootste parameterwaarde te zijn.
Uit
Voetschakelaar
Aan
● Gebruik van een zwelpedaal
Grootste waarde
TARGET MAX
Kleinste waarde
TARGET MIN
Pedaal helemaal
dicht
Zwel-/volume-/expressiepedaal
Pedaal helemaal
ingedrukt
● Aan/uit-functie voor een zwelpedaal:
Parameter aan
TARGET MAX
ON
Parameter uit
TARGET MIN
Pedaal helemaal
dicht
• Het instelbereik verschilt naar gelang de parameter die u aanstuurt.
OFF
Zwelpedaal
Pedaal in het
midden
Pedaal helemaal
ingedrukt
28
Zelf effecten programmeren
• Als u voor “TARGET MIN” een grotere waarde kiest dan
voor “TARGET MAX”, werkt de betreffende speelhulp net
omgekeerd (bij een zwelpedaal bv.: pedaal ingedrukt= MINwaarde, pedaal helemaal dicht= MAX-waarde).
• Als u, na het instellen van “TARGET MIN” en “TARGET
MAX”, een andere doelparameter (TARGET) kiest, veranderen de MIN- en MAX-waarden in bepaalde gevallen.
Source Type: speelhulp kiezen
We hadden het er al over dat er vier Realtime-“kanalen” zijn:
Assign 1~4. Die kunt u enerzijds aan de gewenste parameters
van de VF-1 toewijzen. Anderzijds moet u de VF-1 echter ook
vertellen welke speelhulp u voor het bedienen van de vier
Assign-kanalen wilt gebruiken. Hiervoor beschikt u over de
volgende mogelijkheden:
ExpPEDAL: Zwelpedaal dat u op EXP PEDAL aansluit.
Wordt door sommigen ook wel “expressiepedaal” of “volumepedaal” genoemd. Mogelijke (optionele) kandidaten zijn:
een EV-5 (Roland) of een FV-300L + PCS-33 (“Y”-kabel van
Roland).
Control 1,2: Voetschakelaar die u op CTL 1/2 aansluit.
Mogelijke (optionele kandidaten): FS-5U, FS-5L, FS-1
(Roland), DP-2 (Roland) enz. Sommige van deze voetschakelaars zijn van het niet-schakelende type, zodat u ze ingetrapt
moet houden om de nieuwe parameterwaarde aan te houden. In sommige gevallen is het gebruik van een FS-5L dan
ook een betere keuze, tenzij u de Source Mode-instelling verandert (zie verderop).
MIDI-7: Het zwelpedaal van de FC-200 MIDI-pedalenbak of
het controlecommando CC07.
MIDI-80: Het CTL-pedaal van de FC-200 MIDI-pedalenbak
of MIDI-controlecommando CC80.
MIDI-1~31, 64~95: MIDI-controlecommando met het
betreffende CC-nummer. Handig wanneer u deze instellingen in een sequence hebt opgenomen en een parameterinstelling wilt automatiseren.
Source Mode: hoe werkt de speelhulp?
Met Source Mode kiest u de werking van de speelhulp. Dit is
enkel zinvol, wanneer het om een voetschakelaar gaat, en
nog wel een exemplaar van het niet-schakelende type (d.w.z.
die u ingetrapt moet houden). Hiermee bedoelen we een
FS-5U van Boss of een DP-2/DP-6 van Roland.
Normal: De parameter is zo lang uit tot u de voetschakelaar
intrapt. Laat u hem weer los, dan wordt de parameter weer
uitgeschakeld.
Toggle: Door de voetschakelaar één keer in te trappen en
weer los te laten, schakelt u de parameter in (MAX). Door dit
nog een keer te doen, schakelt u de parameter weer uit
(MIN).
Aan/uit-voetschakelaar:
Niet-schakelende voetschakelaar
Deel 2.
• Voor een aan/uit-voetschakelaar (FS-5L of FS-1 van Roland)
kiest u het best “Normal”. Dit is tevens de aangewezen keuze
wanneer u een MIDI-commando voor het betreffende Assignkanaal gebruikt.
Om te zorgen dat de aangestuurde parameterwaarde enkel
verandert (of de parameter enkel ingeschakeld is) zolang u
de voetschakelaar ingetrapt houdt, moet u Normal kiezen.
Dit werkt echter enkel met niet-schakelende voetschakelaars
(DP-2, FS-5U e.d.).
Niet-schakelende voetschakelaar
Source MIN en MAX: “bandbreedte” van de
speelhulp
We hadden het al over TARGET MIN en MAX. Dat zijn de
parameters waarmee u bepaalt tot welke waarde een parameter maximaal kan worden verminderd (MIN) en verhoogd
(MAX). Voor traploze speelhulpen (zwelpedaal, MIDI-commando’s) kunt u echter ook instellen welke waarde ze minimaal moeten of maximal mogen zenden om te zorgen dat het
toegewezen Assign-kanaal wordt aangestuurd. Met
SOURCE MIN en MAX versmalt u dus het bereik van de
speelhulp, zodat u sneller van de TARGET MIN- naar de
TARGET MAX-waarde kunt gaan.
Voorbeeld: SOURCE MIN= 40 en SOURCE MAX= 80
0
40 (SOURCE MIN)
80 (SOURCE MAX)
127
29
Zelf effecten programmeren
“SOURCE= 0” wordt door de VF-1 beschouwd als de positie
waarin het zwelpedaal helemaal dicht (dus niet ingedrukt) is
of wanneer het MIDI-commando de waarde 0 heeft. Is het
zwelpedaal helemaal ingedrukt (of zendt het MIDI-commando de waarde “127”), dan beschouwt de VF-1 dit als
“SOURCE= 127”.
Zolang de speelhulp de SOURCE MIN-waarde niet haalt,
wordt de TARGET MIN-waarde (blz. 28) gehanteerd. Pas
vanaf de SOURCE MIN- tot aan de SOURCE MAX-waarde is
er dus sprake van een echte “controle”. Als de speelhulp een
grotere waarde zendt dan degene die u voor SOURCE MAX
ingesteld hebt, blijft het betreffende Assign-kanaal op de
TARGET MAX-waarde staan. M.a.w.: in het voorbeeld hierboven bereikt u al de TARGET MAX-waarde, wanneer de
speelhulp de waarde 80 (dus ±4/6 van het instelbereik)
zendt.
Dit SOURCE MIN-/MAX-systeem is vooral handig wanneer
u de betreffende controledata al met een andere speelhulp (of
voor een ander effectapparaat) hebt opgenomen en er nu
achterkomt dat de VF-1 niet optimaal op deze data regeert.
Een andere toepassing is het snel heen en weer fietsen tussen
een betrekkelijk grote en kleine parameterwaarde voor een
up-tempo nummer, wanneer het zwelpedaal voor de
gewenste WahWah-effecten e.d. net iets te “loom” lijkt te reageren. (Dit zijn echter maar voorbeelden.)
Voorbeeld: traploze sturing met een
zwelpedaal
Maximale parameter-
waarde: TARGET MAX
Minimale paraeter-
waarde: TARGET MIN
OPGELET
Voor aan/uit-speelhulpen (voetschakelaars of controlecommando’s, zoals CC64) moet u SOURCE MIN op “0” en SOURCE
MAX op “127” zetten, want anders kan de aangestuurde
parameter niet worden uitgeschakeld.
• De SOURCE MAX-waarde kan nooit kleiner zijn dan de
SOURCE MIN-waarde.
Meer details over TARGET MIN en TARGET MAX vindt u
op blz. 28.
Ziehier de aanbevolen instellingen voor de verschillende
speelhulpen:
SOURCE
TYPE
Zwelpedaal
Voetschakelaar
(aan/uit-type)
Voetschakelaar
(niet-schakelend)
MIDI-commando’s
* naar gelang het beoogde resultaat
PEDAL
CONTROL
CONTROL
MIDI-1~31
MIDI-64~95
Exp
1,2
1,2
SOURCE
MODE
NORMAL
NORMAL
TOGGLE,
NORMAL*
TOGGLE,
NORMAL*
SOURCE
0~126
0~1261~127
MIN
0
0
SOURCE
MAX
1~127
127
127
• Voor het zwelpedaal of MIDI-commando’s kunt u SOURCE
MIN en MAX zo instellen dat de controle op het juiste
moment begint en eindigt.
• De keuze van “Normal” of “Toggle” voor niet schakelende
voetschakelaars bepaalt de werking van de controle. Zie ook
“Normal” en “Toggle” op blz. 29.
040 80
SOURCE
MIN
(pedaal al iets ingedrukt)
SOURCE
MAX
(pedaal –4/6 ingedrukt)
127
Voorbeeld: aan/uit-sturing met een
zwelpedaal
Als u een zwelpedaal voor het in-/uitschakelen van een
parameter gebruikt, bevindt zich de overgang tussen “uit” en
“aan” exact in het midden tussen SOURCE MIN en SOURCE
MAX:
ON
Aan
OFF
Uit
0408060
MIN
Midden
SOURCE
SOURCE
MAX
127
30
Zelf effecten programmeren
Werkwijze voor het instellen van
deze parameters
• Een voetschakelaar kan enkel voor het aansturen van een parameter naar keuze worden gebruikt, wanneer u de “CONTROL
1, 2”-parameter op “Assignable” zet (blz. 36). Anders heeft hij
namelijk de in de Utility-mode toegewezen functie.
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
√
2. Druk zo vaak op PARAMETER [
wordt afgebeeld.
] tot “ASSIGN1”
]. Het
OPGELET
Vergeet niet uw Patch op te slaan, want anders verliest u deze
instellingen weer (blz. 34).
Tips voor het gebruik van de
speelhulpen
Werken met een zwelpedaal
Bij wijze van voorbeeld tonen we u hier wat u moet doen om
te zorgen dat het zwelpedaal voor het sturen van het
WahWah-effect (PEDAL WAH) van het “Guitar Multi1”algoritme kan worden gebruikt.
Aansluitingen
Sluit het zwelpedaal zoals hierna getoond aan:
Deel 2.
√][®
3. Kies met PARAMETER [
toewijzing (Assign 1 Target):
4. Kies met de [VALUE]-regelaar de aan te sturen
parameter. U kunt [CATEGORY] ingedrukt houden om
sneller naar de gewenste parameter te gaan.
5. Herhaal de stappen 2~4 om ook aan de andere “Assign-
kanalen” een parameter toe te wijzen en de TARGET- en
SOURCE-parameters naar wens in te stellen.
U kunt de parametertoewijzing met [ENTER] in- en uitschakelen. Dat lukt ook wanneer u momenteel een andere parameter geselecteerd hebt.
• Als u een speelhulp voor een bepaalde Patch niet nodig hebt,
moet u het betreffende Assign-kanaal op “Off” zetten.
] de parameter voor de
Roland
Kies de
MIN-stand
Zwelpedaal
• Gebruik uitsluitend een (optioneel) BOSS FV-300 pedaal +
PCS-31 kabel of een EV-5 pedaal van Roland. Andere pedalen
leveren waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op en kunnen de VF-1 eventueel beschadigen.
• Zet de kleine regelaar van het zwelpedaal in de “MIN”-stand.
Anders werkt het pedaal namelijk niet naar behoren.
Instellingen
1. Zet WAH “EFFECT” op “ON” (zie “Effecten in-/
uitschakelen” op blz. 25).
2. Zet SELECT op “WAH” (zie “Effectparameters editen”
op blz. 25).
3. Stel “ASSIGN 1” als volgt in (zie ook blz. 28).
ASSIGN 1:ON
TARGET: WAH (PEDAL WAH): PEDAL
TARGET MIN: 0
TARGET MAX: 100
SOURCE TYPE: ExpPEDAL
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
31
Zelf effecten programmeren
• “TARGET MIN”, “TARGET MAX” & “SOURCE MIN” en
“SOURCE MAX” mag u naar wens instellen.
4. Zet “ASSIGN 2”, “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF”
(zie blz. 28).
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog
eens wilt gebruiken (blz. 34).
Ander voorbeeld voor het gebruik van het
zwelpedaal
U kunt een zwelpedaal ook gebruiken voor het sturen van
WahWah-effect en het in-/uitschakelen ervan. Op die manier
hoeft u maar één Patch te programmeren en kunt u de
WahWah activeren wanneer u hem écht nodig hebt. Ook hier
maken we weer gebruik van “GUITAR MULTI 1”.
Aansluitingen
Zie blz. 31.
OPGELET
Gebruik uitsluitend een (optioneel) BOSS FV-300 pedaal +
PCS-31 kabel of een EV-5 pedaal van Roland. Andere pedalen
leveren waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op en kunnen de VF-1 eventueel beschadigen.
Instellingen
1. Zet WAH “EFFECT” op “ON” (zie “Effecten in-/
uitschakelen” op blz. 25).
2. Zet SELECT op “WAH” (zie “Effectparameters editen”
op blz. 25).
3. Stel “ASSIGN 1” en “ASSIGN 2” als volgt in:
ASSIGN 1:ON
TARGET: WAH (PEDAL WAH): PEDAL
TARGET MIN: 0
TARGET MAX: 100
SOURCE TYPE: ExpPEDAL
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 50
ASSIGN 2:ON
TARGET:WAH: ON/OFF
TARGET MIN:ON
TARGET MAX:OFF
SOURCE TYPE:ExpPEDAL
SOURCE MODE:TOGGLE
SOURCE MIN:80
SOURCE MAX:120
Met Expression-waarden tussen 0 en 99 schakelt u het
WahWah-effect in. Zodra het pedaal de waarde 100 of meer
zendt, wordt het WahWah-effect uitgeschakeld.
4. Zet “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF” (zie blz. 28).
Met een stukje gummi (bv. een gom), dat u zo plaatst dat
het pedaal niet of nauwelijks de waarde 100 kan zenden,
zorgt u voor een eenvoudigere bediening van het
WahWah-effect. Dan moet u namelijk betrekkelijk hard
trappen om het effect uit te schakelen.
Gom e.d.
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog
eens wilt gebruiken (blz. 34).
Werken met twee voetschakelaars
In dit voorbeeld gaan we met één voetschakelaar de galm
(REVERB) in- en uitschakelen, terwijl de andere voor het wijzigen van de Delay-tijd wordt gebruikt. Het gehanteerde
algoritme is nog steeds “Guitar Multi 1”.
Aansluitingen
Sluit de voetschakelaars op de volgende manier aan:
Kabel: ROLAND PCS-31
(hoort niet bij de voetschakelaars)
Polariteit
roodwit
CONTROL 1
Voetschakelaar FS-5U
• Gebruik liefst twee FS-5U voetschakelaars (optie). Daarvoor
hebt u een optionele PCS-31 kabel van Roland nodig.
• Zet de polariteitsschakelaar van de twee FS-5U in de hierboven
getoonde stand. Anders werken ze niet naar behoren.
Instellingen
1. Kies op de “SYSTEM SETTING”-pagina “ASSIGNABLE”
voor “CONTROL 1” en “CONTROL 2” (zie blz. 35).
2. Zet DELAY en REVERB “EFFECT” op “ON” (“Effecten
in-/uitschakelen” op blz. 25).
CONTROL 2
32
Zelf effecten programmeren
3. Stel “ASSIGN 1” en “ASSIGN 2” als volgt in:
ASSIGN1ON
TARGET:DELAY: DELAY TIME
TARGET MIN: 300 ms
TARGET MAX: 1300 ms
SOURCE TYPE: CONTROL 1
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
ASSIGN 2:ON
TARGET: REVERB: ON/OFF
TARGET MIN: OFF
TARGET MAX: ON
SOURCE TYPE: CONTROL 2
SOURCE MODE: TOGGLE
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
• De Delay Time-parameter wordt maar beïnvloed zolang u de
voetschakelaar intrapt.
• “TARGET MIN” en “TARGET MAX” voor “ASSIGN 1”
kunt u naar wens instellen om precies de gewenste Delay-tijd
te verkrijgen.
4. Zet “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF” (blz. 28).
• Let goed op de voorgestelde “SOURCE MIN”- en “SOURCE
MAX”-waarden. Alle andere instellingen leveren –althans
voor voetschakelaars– niet het gewenste resultaat op.
• Voor CONTROL 2 zou u ook een aan/uit-voetschakelaar kunnen gebruiken (bv. een FS-5L). Zet “SOURCE MODE” in
dat geval echter op “Normal”.
Patch aan een categorie
toewijzen
Ook uw eigen Patches (in de User-geheugens) kunt u aan één
van de categorieën toewijzen:
3
1
2
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
√
2. Kies met PARAMETER [
3. Wijs met de [VALUE]-regelaar een categorie toe aan de
Patch.
• Op blz. 17 vindt u een overzicht van de beschikbare categorieën. De volgende categorieën kunt u echter niet kiezen: PRESET-A, PRESET-B, USER-A, USER-B
• Ook dit moet u weer opslaan. Zie blz. 34.
] “CATEGORY”.
]. Het
Deel 2.
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog
eens wilt gebruiken (blz. 34).
Naam geven aan Patch
Aan uw eigen Patches kunt u natuurlijk ook een naam van
maximaal 13 tekens geven. Kies liefst een naam die u iets vertelt over het type effect c.q. het nummer waarvoor u de Patch
wilt gebruiken.
1,523
4
1. Kies, in de Play-mode, met de [NUMBER]-regelaar de
Patch wiens naam u wilt veranderen (blz. 17). Doe dit
echter pas nadat u de instellingen hebt opgeslagen.
33
Zelf effecten programmeren
2. Druk op PARAMETER [®]. Het display ziet er nu als
volgt uit:
√
3. Roep met PARAMETER [
4. Breng de cursor met PARAMETER [
positie waarvoor u een ander teken wilt invoeren.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar het teken voor deze
positie. Houd, indien nodig, [CATEGORY] ingedrukt,
terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
Met [ENTER] kunt u het door de cursor aangeduide
teken ook op de volgende manier veranderen:
HoofdletterA kleine letterA cijferA spatieA hoofdletter…
OPGELET
Vergeet niet de Patch met zijn nieuwe naam op te slaan
(blz. 34).
] de “NAME”-pagina op.
√][®
] naar de
Wijzigingen toch niet gebruiken
In sommige gevallen blijkt na verloop van tijd dat uw Patch
op niets uitdraait. Dus wilt u hem ook niet opslaan. Om uw
instellingen te wissen, moet u het volgende doen:
Patch opslaan (Write)
Alle doorgevoerde wijzigingen en instellingen gelden maar
zo lang tot u een andere Patch kiest of de VF-1 uitschakelt.
Laten we daarom nu kijken hoe u die instellingen opslaat om
ze later nog eens te kunnen gebruiken.
1,32
1. Edit uw Patch.
2. Druk op [WRITE]. Het display ziet er nu als volgt uit:
3. Kies met de [VALUE]-regelaar het User-geheugen waar
u de nieuwe Patch wilt opslaan.
• Dit hoeft u niet te doen waneer u de oude versie door de nieuwe wilt vervangen.
• U kunt enkel User-geheugens kiezen.
• Druk op [EXIT] als u de instellingen toch niet wilt opslaan. U
keert dan terug naar de Play-mode.
4. Druk nog een keer op [WRITE] om uw instellingen op te
slaan.
Zodra de data opgeslagen zijn, verschijnt de melding
“Complete!”.
1. Druk zo vaak op [EXIT] tot u weer in de Play-mode
aanbelandt.
2. Draai aan de [NUMBER]-regelaar. Hierdoor selecteert u
een andere Patch – en uw instellingen worden gewist.
• U kunt de VF-1 ook gewoon even uit- en daarna weer inschakelen.
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “KEEP POWER
ON!” wordt afgebeeld. Anders kunt u de VF-1 namelijk
beschadigen, wat in het ergste geval betekent dat u alle UserPatches kwijt bent.
• U kunt ook tijdens het editen op [WRITE] drukken om uw
Patch op te slaan.
34
Deel 3. Utility-functies
Utility-functies
De VF-1 bevat een aantal functies die voor alle Patches en
secties gelden. Wat we tot nu toe besproken hebben, geldt
telkens maar voor één Patch. In de regel hoeft u de Utilityfuncties maar één keer in te stellen. Zodra u dus de passende
instellingen gevonden hebt, verandert u ze best enkel nog
wanneer het niet anders kan.
Utility-functiegroepen
Er zijn vijf Utility-functiegroepen met telkens één of verschillende parameters:
MIDI
Initialiseren
Algemene geluidsinstellingen
Systeemparameters
Tuner (stemfunctie)
Door [CATEGORY] ingedrukt te houden, terwijl u aan
de [VALUE]-regelaar draait, kiest u sneller een beduidend grotere of kleinere waarde.
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
• De “MIDI PC MAP”-instellingen moet u opslaan door op
[WRITE] te drukken. Zie blz. 99 voor meer details.
• Door in stap 6 op [EXIT] te drukken keert u terug naar stap 2.
Druk dan nog een keer op [EXIT] om terug te gaan naar de
Play-mode.
Stemfunctie (Tuner)
De Tuner dient voor het stemmen van een elektrische gitaar
of bas die u op de GUITAR (HI-Z)-ingang hebt aangesloten.
Deel 3.
Werkwijze voor het instellen
1,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [VALUE]-regelaar de benodigde Utility-
Zie “Instellingen van de Tuner (Pitch/Level)” op blz. 21 voor
meer details.
Systeemparameters
De systeemparameters dienen voor het instellen van globale
dingen, zoals het display-contrast (blz. 21), de (al dan niet)
geluidsweergave wanneer u “EFFECTS OFF” gekozen hebt
(blz. 20), de functie van de op CTL 1,2 aangesloten voetschakelaars (blz. 31) en uw eigen toonladder voor de Harmonist
(blz. 81).
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde voor
die parameter in.
35
Utility-functies
Assign Hold: ON, OFF
Met deze parameter bepaalt u wat er tijdens het oproepen
van een andere Patch met de commando’s van de toegewezen speelhulpen (voor de Realtime-controle) gebeurt.
ON: De nieuw gekozen Patch neemt de instellingen van de
speelhulp(en) over, zodat de voor de Realtime-controle geactiveerde parameters meteen veranderen – en dus niet meer
overeenstemmen met de eigenlijk geprogrammeerde waarde(n).
OFF: Bij het kiezen van een nieuwe Patch houdt de VF-1
geen rekening met de momentele stand van de speelhulp(en). Voorbeeld: zelfs wanneer het zwelpedaal tijdens de
keuze van de nieuwe Patch helemaal ingedrukt is, heeft dat
geen invloed op de parameter die in de nieuwe Patch via het
zwelpedaal kan worden aangestuurd. De VF-1 hanteert dus
de geprogrammeerde waarde(n).
Effects Off MD (geluidsweergave)
Hiermee bepaalt u of de VF-1 nog geluid weergeeft wanneer
u de effectblokken uitschakelt (op andere apparaten heet dit
“Bypass”, maar dat dekt hier niet helemaal de lading).
Direct: Als de effecten uit zijn, wordt het ingangssignaal
onveranderd naar de uitgangen gestuurd.
Mute: Als de effecten uit zijn, hoort u niets meer.
Number U/D MIN
Hiermee kiest u het kleinste Patch-nummer dat u met een
voetschakelaar kunt selecteren. Het is dus niet mogelijk om
een Patch met een lager nummer met de voet op te roepen.
PA1 (PRESET A1) ~ PA100 (PRESET A100)
PB1 (PRESET B1) ~ PB100 (PRESET B100)
UA1 (USER A1) ~ UA100 (USER A100)
UB1 (USER B1) ~ UB100 (USER B100)
Number U/D MAX
Hiermee kiest u het grootste Patch-nummer dat u met een
voetschakelaar kunt selecteren.
PA1 (PRESET A1) ~ PA100 (PRESET A100)
PB1 (PRESET B1) ~ PB100 (PRESET B100)
UA1 (USER A1) ~ UA100 (USER A100)
UB1 (USER B1) ~ UB100 (USER B100)
• Als u, na het kiezen van het hoogste Patch-nummer, nog een
keer de betreffende voetschakelaar intrapt, wordt weer de Patch
met het kleinste toegestane nummer (zie hierboven) geselecteerd.
• Als het display in de Play-mode “CATEGORY On” afbeeldt,
kunt u enkel de Patches van de gekozen categorie met de voet
oproepen. Om “NUMBER U/D MIN” en “NUMBER U/D
MAX” te kunnen gebruiken, moet u dan op [EXIT] drukken,
zodat het display “CATEGORY OFF” afbeeldt.
• “NUMBER U/D MIN” en “NUMBER U/DMAX” worden
enkel gebruikt, wanneer u voor CONTROL 1 en/of 2 “NUMBER UP” en of “NUMBER DOWN” selecteert (zie verderop).
Control 1, 2
Met deze parameter kiest u de functie van de voetschakelaar(s) die u op CTL 1,2 hebt aangesloten. Het gebruik van
voetschakelaars betekent echter dat u geen zwelpedaal meer
kunt gebruiken.
• Zie “Zwelpedaal/voetschakelaar aansluiten” op blz. 15 en
“Source Mode: hoe werkt de speelhulp?” op blz. 29 voor andere belangrijke gegevens omtrent het gebruik van voetschakelaars.
Effects ON/OFF: De voetschakelaar dient voor het in- en
uitschakelen van de effectblokken (EFFECTS On/OFF). Hiervoor gebruikt u het best een niet-schakelende voetschakelaar
(FS-5U, DP-2 enz.).
Tuner: De voetschakelaar kan voor het activeren/uitschakelen van de Tuner worden gebruikt. Ook hiervoor zou u een
niet-schakelend exemplaar moeten kiezen. In dat geval is de
Tuner actief tot u de voetschakelaar weer loslaat.
Number Down: De voetschakelaar kan voor het oproepen
van het telkens voorafgaande Patch-geheugen worden
gebruikt. Gebruik hiervoor liefst een FS-5U. Zie ook blz. 18.
Number Up: De voetschakelaar dient voor het oproepen
van de navolgende Patch-geheugens. Ook hiervoor gebruikt
u het best een FS-5U.
Assignable: De voetschakelaar kan voor het aansturen van
een VF-1-parameter via een Assign-kanaal worden gebruikt.
De keuze van het schakelaartype hangt af van de functie die
u ermee wilt bedienen.
Twee voetschakelaars gebruiken
Hiervoor hebt u een optionele PCS-31 kabel nodig die u op
de CTL 1,2-connector aansluit. In dat geval fungeert één
voetschakelaar als CONTROL 1 en de andere als CONTROL
2.
Eén voetschakelaar gebruiken
Als u één voetschakelaar op CTL 1,2 aansluit, dan doet hij
dienst als CONTROL 1.
36
Utility-functies
User Scale: eigen toonladders
De VF-1 bevat ook een intelligente Pitch Shifter (“Harmonist”) die de bijkomende stemmen op basis van de gekozen
toonaard voortbrengt. Soms voegt hij echter niet de gewenste
noten toe aan het originele signaal. In dat geval kunt u zelf
instellen hoe de Harmonist moet werken. Meer details hierover vindt u onder “User Scale programmeren” op blz. 81.
• Deze User Scale wordt enkel gebruikt voor algoritmes die een
Harmonist-effect bevatten. Bovendien moet dit effect natuurlijk ingeschakeld zijn.
Global-parameters
De VF-1 is ook voorzien van functies die betrekking hebben
op alle Patches. Precies daarom heten deze functies “Global”functies. Hiermee kunt u de VF-1 in een mum van tijd zo
instellen dat hij precies het gewenste volume en het gewenste
geluid voortbrengt.
Met name waneer u de VF-1 op een gitaarversterker aansluit,
is het handig als u het gebruikte versterkertype aangeeft,
omdat het geluid dan echt optimaal is.
• Output Select is alleen beschikbaar wanneer u een Patch
gebruikt die ook het “Preamp/Speaker Simulator”-effectblok
bevat. Dit laatste moet trouwens ingeschakeld zijn.
Voor een optimaal resultaat zet u “Output Select” het
best op “POWER AMP (COMBO)” of “POWER AMP
(STACK)” en verbindt u de uitgangen van de VF-1 met
de RETURN- of MAIN IN-aansluiting van de gitaarversterker. (Als de versterker een “L”- en een “H”-aansluiting biedt, moet u “L” kiezen.) Stel de toonregeling van
de versterker als volgt in: BASS= 0, MIDDLE= 10 en
TREBLE= 0 en kies het “Clean”-kanaal om een vlakke
respons te verkrijgen.
• BASS= 0, MIDDLE= 10 en TREBLE= 0 zijn maar richt-
lijnen die voor uw versterker misschien niet het gewenste
resultaat opleveren. Tracht gewoon een vlakke respons te
verkrijgen.
Guitar Amp (Combo): Kies deze instelling voor een comboversterker (die ook de luidspreker bevat).
Guitar Amp (Stack): Kies deze insteling wanneer u met
een “toren” werkt, d.w.z. een systeem met gescheiden versterker en speakerkasten.
Power Amp (Combo): Kies deze instelling wanneer u de
VF-1 op de RETURN- of MAIN IN-connector van uw comboversterker aansluit.
Power Amp (Stack): Deze instelling moet u kiezen wanneer u de VF-1 op een eindtrap of de RETURN- c.q. MAIN
IN-connector van de versterker-top aansluit.
Line: Kies deze instelling wanneer u de VF-1 op een mengpaneel of multitrack (opname-apparaat) aansluit.
Deel 3.
Out Level: 0%~200%
Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de Patches corrigeren wanneer blijkt dat alle Patches te hard of te zacht staan.
Output Select
GUITAR AMP (COMBO), GUITAR AMP (STACK),
POWER AMP (COMBO), POWER AMP (STACK), LINE
Met deze parameter kunt u de VF-1 zo instellen dat hij een
optimaal signaal naar de aangesloten gitaarversterker uitstuurt.
• Deze instelling heeft enkel zin wanneer u een gitaar op de
VF-1 aansluit en deze laatste verbindt met een gitaarversterker.
• Tijdens het gebruik van een Patch die op het Bass Multi-algoritme berust, werkt enkel de LINE-instelling.
NS Threshold (–20 dB~+20 dB)
Hiermee wijzigt u de drempelwaarde van de ruisonderdrukker die in sommige Patches zit ingebakken. Hoewel u deze
parameter maar één keer hoeft in te stellen, gebeurt het met
name bij gitaristen die vaak verschillende instrumenten op
de VF-1 aansluiten, dat de drempelwaarde soms te hoog of te
laag is ingesteld. Dat kunt u dan in voorkomend geval corrigeren.
• Als u de Noise Suppression-instelling van de Patches niet wilt
veranderen, kiest u hier het best “0dB”.
• Deze parameter heeft geen invloed op Patches met een algoritme dat geen ruisonderdrukker bevat of wanneer u de ruisonderdrukker uitgeschakeld hebt.
37
Utility-functies
Global BPM (40~250, MIDI)
Met deze parameter kunt u het tempo instellen op basis
waarvan de snelheid van sommige effectparameters wordt
bepaald. Op die manier zorgt u bv. voor een synchrone
modulatie van de Flanger (zet “RATE” op “BPM”).
Deze instelling geldt voor alle Patches. Er is echter ook een
BPM-parameter die u per Patch kunt instellen. Zie hiervoor
blz. 83.
BPM (Beats Per Minute) slaat op het tempo, te weten het aantal kwartnoten per minuut.
OPGELET
De GLOBAL BPM-instelling wordt enkel gebruikt, wanneer u
eerst de volgende dingen instelt:
1. Kies voor de aanstuurbare parameter van het betreffende
effectblok “BPM”.
2. Kies voor “MASTER BPM” (blz. 83) de instelling
“GLOBAL”.
OPGELET
Patch: In dit geval bepaalt u met de betreffende Patch-parameter of het inkomende signaal al dan niet bij de “ruimtelijke” effecten wordt gevoegd.
• Bij sommige algoritmes hoort u geen verschil.
Factory Reset
Met deze functie kunt u de VF-1 initialiseren. Hoe dat in zijn
werk gaat, wordt op blz. 106 uitgelegd.
MIDI
In de volgende gevallen wordt er geen rekening gehouden met
de GLOBAL BPM-instelling:
• Wanneer de melding “BPM” niet op de MASTERpagina wordt afgebeeld (blz. 83).
• Wanneer het betreffende effectblok uitgeschakeld is.
Reverb Level (0%~200%)
Hiermee kunt u het galmvolume van alle Patches, die een
Reverb-effect bevatten, globaal corrigeren. In bepaalde zalen
met veel galm kan dit een handige parameter blijken.
• Deze instelling geldt uiteraard niet voor algoritmes die geen
Reverb-effect bevatten of wier Reverb-effect uitgeschakeld is.
Direct Mix: OFF, PATCH
Omdat de VF-1 ook als volwaardig studio-effect kan worden
gebruikt, kunt u met Direct Mix bepalen of de Reverb-,
Delay- en andere “ruimtelijke” effecten van de VF-1 ook het
inkomende signaal moeten bevatten. Dit is bv. noodzakelijk
waneer u de VF-1 als gitaar-effectprocessor gebruikt. In een
studio, waar u met AUX Send/Return-kanalen werkt, is de
bijkomende weergave van het inkomende signaal echter niet
handig. Vandaar deze keuzemogelijkheid.
Maar let wel: dit is een globale schakelaar. Sommige Patches
bevatten een vergelijkbare functie die dan enkel voor de
betreffende Patch geldt.
Off: Enkel het effectsignaal wordt weergegeven.
Via deze optie hebt u toegang tot de MIDI-functies van de
VF-1. Zie blz. 98.
38
Deel 4. Effecten
Effecten
In dit deel komt u te weten welke algoritmes de VF-1 bevat,
welke effectblokken erin zitten en welke parameters u kunt
instellen.
Een woordje over de
algoritmes
Structuur van de algoritmes
Met de keuze van een algoritme bepaalt u welke effectblokken een Patch bevat en dus ook welke parameters u kunt
instellen. In het overzicht op blz. 41~71 vindt u gedetailleerde informatie hieromtrent.
Onder “Verklaring van de effectparameters” op blz. 72
worden de parameters verklaard.
Parameters
Het aantal en de aard van de parameters van de verschillende effectblokken varieert naar gelang het gehanteerde algoritme. Soms is het dan ook verstandiger om een ander algoritme te kiezen dat bv. eveneens een Reverb-blok bevat –
maar dan wel een iets uitgebreidere versie.
Position
In de regel kunt u het SFX-, MOD- en/of PREAMP/SP.SIMeffectblok van een algoritme (indien aanwezig) ook ergens
anders in de effectketen plaatsen. Zie hiervoor “Position:
plaatsing van bepaalde effectblokken” op blz. 26.
MOD (Modulation): De algoritmes Guitar Multi 1 en Bass
Multi laten toe om dit blok naar de gewenste positie te verschuiven.
Preamp/SP.SIM (speaker simulator): De positie van
dit blok kan in de volgende algoritmes worden veranderd:
Guitar Multi 1, Guitar Multi 2 en Bass Multi.
SFX (special effect): In het Guitar Multi 2-algoritme is de
positie van dit blok instelbaar.
• SFX, MOD en PREAMP/SP.SIM kunnen zich nooit achter
“MASTER” bevinden.
Over MOD
• Opgelet: de daadwerkelijk beschikbare effecten voor het MODblok verschillende naar gelang het gekozen algoritme. Dit
wordt op blz. 41~71 telkens vermeld.
Het MOD-blok vindt u in de volgende
algoritmes:
• Guitar Multi 1
• Bass Multi
• Keyboard Multi
• Vocal Multi
• Isolator
MOD-parameters
Het MOD-blok biedt de volgende parameters (zie blz. 72~97
voor een verklaring van hun functie).
Effect: Hiermee schakelt u het MOD-blok in of uit.
Select: Hiermee kiest u één mogelijk effect voor het MOD-
blok. Telkens als u een ander effect kiest, worden de MODparameters geïnitialiseerd. Probeer dus eerst een aantal
mogelijkheden uit alvorens de parameters te editen – want
als u op een later tijdstip een ander effect kiest, verliest u al
uw MOD-instellingen weer.
HR Harmonist (blz. 80)
FL Flanger (blz. 78)
PH Phaser (blz. 86)
SEQ Sub 4band Equalizer (blz. 93)
CE Chorus (blz. 73)
2CE 2x2 Chorus (blz. 72)
SDD Short Delay (blz. 91)
HU Humanizer (blz. 82)
VB Vibrato (blz. 94)
SYN Guitar Synth (blz. 78)
RM Ring Modulator (blz. 89)
SL Slicer (blz. 92)
PS Pitch Shifter (blz. 87)
Deel 4.
39
Effecten
Over het SFX-blok
Ook aan het SFX-blok (“speciale effecten”) kunt u een effect
naar keuze toewijzen. Dit blok is enkel in het Guitar Multi 2algoritme beschikbaar.
SFX-parameters
Het MOD-blok biedt de volgende parameters (zie blz. 72~97
voor een verklaring van hun functie).
EFFECT: Hiermee schakelt u het SFX-blok in en uit.
Select: Hiermee kiest u één mogelijk effect voor het SFX-
blok. Telkens als u een ander effect kiest, worden de SFXparameters geïnitialiseerd. Probeer dus eerst een aantal
mogelijkheden uit alvorens de parameters te editen – want
als u op een later tijdstip een ander effect kiest, verliest u al
uw SFX-instellingen weer.
Wanneer u voor DELAY TIME, DELAY TIME [L]/[R] of FB
DELAY TIME [L]/[R] “BPM” kiest, verdwijnen de
volgende parameters:
DELAY (blz. 75)
DELAY TIME = BPM
• FINE TIME
STEREO DELAY (blz. 75)
DELAY TIME [L] = BPM
• FINE TIME [L]
DELAY TIME [R] = BPM
• FINE TIME [R]
MULTI TAP DELAY (blz. 85)
TAP [1]~[20] DELAY TIME = BPM
De aanduiding [FV] vertegenwoordigt de plaats binnen het
algoritme waar u het volume met een zwelpedaal of voetschakelaar kunt beïnvloeden. Voorwaarde hiervoor is echter
dat u als “Assign Target” FOOT VOLUME LEVEL kiest
(blz. 28, 84).
40
Algoritmes van de VF-1
PB1 Guitar Multi 1
Input L
Algoritmes van de VF-1
Input R
COMPRESSOR
LIMITER
FV
/
WAH
MOD
PREAMP/
SP.SIM
DELAY
4BAND EQ
CHORUSREVERB
NS.
SUPPRESSOR
Output L
Output R
Dit is een multi-effect voor gitaar met een voorversterker- (Preamp) en luidsprekersimulatie (SP Simulator). Het MOD-blok kunt
u gebruiken voor speciale dingen, zoals een gitaarsynthesizer-simulatie, een Slicer-effect, een Harmonist e.d.
Wah
MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kiezen:
EFFECTOFF, ON
PREAMP TYPEJC-120, CLEAN TWIN, CRUNCH,
MATCH DRIVE, VO DRIVE, BLUES,
BG LEAD, MS1959 (I), MS1959 (II),
MS1959 (I+II), SLDN LEAD, METAL 5150,
METAL DRIVE, AC.GUITAR, OD-1,
OD-2 TURBO, DISTORTION, FUZZ
VOLUME0–100
BASS0–100
MIDDLE0–100
TREBLE0–100
PRESENCE0–100 (MATCH DRIVE, VO DRIVE: 0– -100)
MASTER0–100
BRIGHTOFF, ON
GAINLOW, MID, HIGH
MIC SETTINGCENT, 1–10 (cm)
MIC LEVEL0–100
DIRECT LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide
posities.
41
Algoritmes van de VF-1
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
TYPE4STAGE, 8STAGE, 12STAGE, BI-PHASE
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
MANUAL0–100
RESONANCE0–100
STEPOFF, 1–100
LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
XOVER100–4.0 k (Hz)
LOW RATE0–100, BPM:
LOW DEPTH0–100
LOW PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW LEVEL0–100
HIGH RATE0–100, BPM:
HIGH DEPTH0–100
HIGH PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
HIGH LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
MODEPICK, AUTO, RANDOM
VOWEL [1]a, e, i, o, uMODE = PICK, AUTO
VOWEL [2]a, e, i, o, uMODE = PICK, AUTO
SENS0–100MODE = PICK
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
MANUAL0–100MODE = AUTO
LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
PATTERNP01–P20
RATE0–100, BPM:
TRIGGER SENS0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Master
<MASTER>
LEVEL 0–100
BPM40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>
FOOT LEVEL0–100
Delay
EFFECTOFF, ON
TYPESINGLE, TAP
DELAY TIME0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
TAP TIME0–100 (%)TYPE = TAP
FEEDBACK0–100
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–120
Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
Deel 4.
43
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
COMPRESSOR
/
LIMITER
NS.
SUPPRESSOR
SFXWAH
DELAY
FV
CHORUSREVERB
PREAMP/
SP.SIM
4BAND EQ
Output L
Output R
PB2 Guitar Multi 2
Ziehier een tweede multi-effect voor
gitaar met versterker- en luidsprekersimulatie. Voor het SFX-blok kunt u een
“speciaal effect” kiezen dat uw gitaarsignaal betrekkelijk drastisch verandert:
akoestische gitaarsimulatie, bas-simulatie, ander pickup-geluid e.d.
• Voor SFX kunt u één van de volgende
effecten kiezen:
EFFECTOFF, ON
PREAMP TYPEJC-120, CLEAN TWIN, CRUNCH,
MATCH DRIVE, VO DRIVE, BLUES,
BG LEAD, MS1959 (I), MS1959 (II),
MS1959 (I+II), SLDN LEAD, METAL 5150,
METAL DRIVE, AC.GUITAR, OD-1,
OD-2 TURBO, DISTORTION, FUZZ
VOLUME0–100
BASS0–100
MIDDLE0–100
TREBLE0–100
PRESENCE0–100 (MATCH DRIVE, VO DRIVE: 0– -100)
MASTER0–100
BRIGHTOFF, ON
GAINLOW, MID, HIGH
MIC SETTINGCENT, 1–10 (cm)
MIC LEVEL0–100
DIRECT LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
THRESHOLD0–100
RELEASE0–100
Delay
EFFECTOFF, ON
TYPESINGLE, TAP
DELAY TIME0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
TAP TIME0–100 (%)TYPE = TAP
FEEDBACK0–100
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–120
Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
met talrijke mogelijkheden om precies
het gewenste geluid te bereiken.
• MOD: voor dit blok kunt u één van de
volgende effecten kiezen:
Input R
MOD: FL (Flanger)
PH (Phaser)
CE (Chorus)
• Het Phaser-effect is mono.
Voor COMP hebt u de keuze tussen:
COMP:COMP (Compressor)
DEFRET (Defretter)
Voor EQ hebt u de keuze tussen:
EQ:4Band EQ (Equalizer)
T-WAH (Touch wah)
• Gebruik “SELECT” voor het kiezen van het benodigde effect
voor COMP en EQ. Het gebruik van deze functie zorgt er echter voor dat de vorige instellingen weer geïnitialiseerd worden.
PREAMP/SP.SIM & MOD: Kies één van de met
aangeduide posities
COMPRESSOR
DEFRETTER
/
OCTAVE
NS.
SUPPRESSOR
PREAMP/
SP.SIM
DELAYMODREVERB
FV
DISTORTION
4BAND EQ
Output L
Output R
PREAMP/SP.SIM (Speaker Simulator)
EFFECTOFF, ON
PREAMP TYPEAC, AMG
VOLUME0–100
BASS-100–+100
MIDDLE-100–+100
TREBLE-100–+100
MASTER0–100
BRIGHTOFF, ON
GAINLOW, MID, HIGH
MIC SETTINGCENT, 1–10 (cm), OFF
MIC LEVEL0–100
DIR LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
SENS0–100
STARTDOWN, UP
STOP0–100
RESONANCE0–100
FX LEVEL0–100
DIR LEVEL0–100
46
Algoritmes van de VF-1
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
THRESHOLD0–100
RELEASE0–100
Delay
EFFECTOFF, ON
TYPESINGLE, TAP
DELAY TIME0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
TAP TIME0–100 (%)TYPE = TAP
FEEDBACK0–100
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–120
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0 –40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
FX LEVEL0–100
POSITIONKies één van de met aangeduide posities
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Dit multi-effect is speciaal voor akoestische gitaar bedoeld. Hier beschikt u zelfs over een Anti-Feedback-schakeling die voorkomt
dat uw instrument begint rond te zingen.
EFFECTOFF, ON
VOLUME0–100
BASS0–100
MIDDLE0–100
TREBLE0–100
PRESENCE0–100
MASTER0–100
GAINLOW, MID, HIGH
MIC SETTINGCENT, 1–10 (cm)
MIC LEVEL0–100
DIR LEVEL0–100
2x2 Chorus
EFFECTOFF, ON
XOVER100–4.0 k (Hz)
LOW RATE0–100, BPM:
LOW DEPTH0–100
LOW PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW LEVEL0–100
HIGH RATE0–100, BPM:
HIGH DEPTH0–100
HIGH PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
HIGH LEVEL0–100
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Dit multi-effect is vooral voor synthesizer
en andere klavierinstrumenten bedoeld.
Naast de gebruikelijke effecten voor dit
soort instrumenten vindt u hier ook minder
courante dingen (althans voor wat toetseninstrumenten betreft).
Ring Modulator
EFFECTOFF, ON
FREQ0–100
FX LEVEL0–100
DIR LEVEL0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Algoritmes van de VF-1
Delay
EFFECTOFF, ON
DELAY TIME0–800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
FEEDBACK0–100
FX LEVEL0–120
Stereo Chorus
EFFECTOFF, ON
POLARITYSYNC, INVERT
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT LEVEL0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
THRESHOLD0–100
RELEASE0–100
Pitch Shifter
EFFECTOFF, ON
MODEFAST, MEDIUM, SLOW
PITCH-24–+24
FINE-50–+50
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
LEVEL0–100
EFFECTOFF, ON
MODETREMOLO, PAN
WAVE SHAPE0–100
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Dit multi-effect simuleert een draaiende luidspreker die zo typisch is voor een orgelgeluid (begint met een “L”). Zelfs een Overdrive-effect met een “analoge sound” is van de partij.
Output L
Output R
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Over Drive
EFFECTOFF, ON
GAIN0–100
DRIVE1–100
LEVEL0–100
Rotary
EFFECTOFF, ON
SPEED SELECTSLOW, FAST
HORN FAST5.00–10.00 (Hz)
ROTOR FAST5.00–10.00 (Hz)
HORN SLOW0.05–5.00 (Hz)
ROTOR SLOW0.05–5.00 (Hz)
RISE TIME HORN1–100
RISE TIME ROTOR1–100
FALL TIME HORN1–100
FALL TIME ROTOR1–100
BALANCE ROTOR:HORN90:10–10:90
MIC SETTINGOFF MIC, ON MIC
HORN DEPTH0–100
ROTOR DEPTH0–100
HORN TRMLO0–100
ROTOR TRMLO0–100
DIFFUSION0–100
FX LEVEL0–100
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Ziehier een multi-effect voor zang met zelfs een aantal effecten die je niet meteen zou verwachten voor het bewerken van stemmen, maar die wel uiterst zinvol kunnen zijn.
Enhancer
MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kiezen:
MOD: FL (Flanger)
PH (Phaser)
PS (Pitch Shifter)
EFFECT OFF, ON
SENS0–100
FREQUENCY1.0 k–10.0 k (Hz)
MIX LEVEL0–100
LoMIX LEVEL0–100
LEVEL0–100
EFFECTOFF, ON
TYPESINGLE, TAP
DELAY TIME0–1200 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
TAP TIME0–100%TYPE = TAP
FEEDBACK0–100
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–120
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUT FLAT,55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
Een Vocoder is een effect waarmee u de
indruk kunt wekken dat een instrument
begint te spreken of dat u met een instrumentklank zingt. Sluit het instrument aan op
INPUT L en de microfoon op INPUT R. Het
instrumentsignaal wordt in 10 frequenties
onderverdeeld waarvan het volume via de
stem kan worden beïnvloedt.
• Gebruik liefst een voorversterker om het microfoonsignaal op niveau te brengen, omdat het dan nog beter werkt.
Vocoder
EFFECTOFF, ON
ENVELOPESHARP, SOFT, LONG
PAN MODEMONO,STEREO, L->R, R->L
HOLDOFF, ON
MIC SENS0–100
SYNTH LEVEL0–100
CHAR [1]– [10]0–100
MIC MIX0–100
MIC HPFTHRU, 1.0 k–20.0 k (Hz)
MIC PAN L:R100:0–0:100
NS THRESHOLD0–100
Stereo Chorus
EFFECTOFF, ON
POLARITYSYNC, INVERT
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT LEVEL0–100
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
Met dit effect kunt u de toonhoogte en de formanten
Input L
(belangrijkste frequenties) van het stemgeluid beïnvloeden en op die manier voor een compleet andere
zangstem zorgen. Meer details hierover vindt u op
blz. 96.
Input R
VoiceTRANSFORM (Voice Transformer)
EFFECTOFF, ON
ROBOTOFF, ON
CRMTC PITCH-12–+12
FINE PITCH-100–+100
CRMTC FRMT-12–+12
FINE FRMT-100–+100
MIX BAL0–100
Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
Output L
Output R
FV
VOICE
TRANSFORM
CHORUSREVERB
Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
PRE DELAY0–100 (msec)
LOW CUT55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DENSITY0–10
FX LEVEL0–100
De Isolator verdeelt het inkomende signaal in drie
frequentiebanden (Low, Mid Hi) die apart kunnen
worden afgezwakt of opgehaald. Het “geïsoleerde”
signaal kunt u dan nog met een Chorus e.d. bewerken.
• MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende
effecten kiezen:
MOD: PH (Stereo Phaser)
FL (Stereo Flanger)
CE (Stereo Chorus)
SL (Stereo Slicer)
Dit effect is bedoeld om de geluidskwaliteit opzettelijk te verminderen om bv. een AM-geluid (transistorradio), het geluid van een oude platendraaier e.d. te
simuleren. Dit is bijzonder handig voor Dance-muziek.
Input L
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
DELAY TIME [C]0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME [C]0–20 (msec)
TIME [L]1–400 (%)
TIME [R]1–400 (%)
FEEDBACK0–100
LEVEL [C]0–100
LEVEL [L]0–100
LEVEL [R]0–100
FX LEVEL0–120
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Dit algoritme bevat een aaneenschakeling van een
Equalizer (toonregeling), een Chorus en een Reverb
(galm). De Equalizer kunt u gebruiken om de klankkleur naar wens in te stellen alvorens het signaal met
de Chorus en de Reverb meer breedte en diepte te
geven.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mixinstelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Stereo Chorus
EFFECTOFF, ON
POLARITYSYNC, INVERT
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT LEVEL0–100
DIRECT SWITCHOFF, ON
Een “Gate Reverb” is een galmeffect dat de galm plots helemaal
uitschakelt, zodat hij niet natuurlijk uitsterft. Hier hebt u bovendien de mogelijkheid om de galmdiepte via het volume van het
ingangssignaal te laten sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
56
GATE
Input L
4BAND EQ
Input R
FV
Reverb
EFFECT OFF, ON
ROOM SIZE5.6–32.6 (m)
REVERB TIME0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
EFFECT LEVEL0–100
PRE DELAY0–200 (msec)
DENSITY0–100
EARLY REF LEVEL0–100
Direct Level
REVERB
Direct Level
Output L
Output R
Algoritmes van de VF-1
RELEASE DENSITY0–100
LOW DAMP GAIN-36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
HIGH DAMP GAIN-36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER200–20.0 k (Hz)
Gate
EFFECT OFF, ON
PB15 2CH RSS (2 channel RSS)
Met dit effect kunt u de ingangssignalen van beide kanalen in
een driedimensionaal geluidsbeeld plaatsen en zo de indruk
wekken dat een signaal zich boven/onder of vóór/achter de
luisteraar bevindt. Dit bereikt u met de parameters “Azimuth”
en “Elevation”.
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Roland’s RSS-technologie. Het linker kanaal
bevindt zich 90 graden
links, terwijl het rechter
kanaal zich 90 graden
4BAND EQ
rechts bevindt. Dit
maakt het effect extra
“breed”. Met de 4-bands
Equalizer kunt u de
klankkleur van het inko-
Input R
mende signaal naar
wens instellen alvorens
FV
het met de Delay te
bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Delay
EFFECTOFF, ON
DELAY TIME [C]0–2800 (msec), BPM:
FINE TIME [C]0–20 (msec)
Direct Switch
Feedback
Level L
L ch Delay
Center Delay
3TAP DELAY
Level R
R ch Delay
Direct Switch
TIME [L]1–400 (%)
TIME [R]1–400 (%)
FEEDBACK0–100
LEVEL [C]0–100
LEVEL [L]0–100
LEVEL [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
RSS SWITCHOFF, ON
In dit geval zijn de uitgangen van het Chorus-effect met de RSS-processor verbonden. Ook hier bevindt het linker kanaal
zich 90 graden links, terwijl het rechter
kanaal zich 90 graden rechts bevindt, wat
voor een extra breed Chorus-effect zorgt.
Indien nodig, kunt u de klankkleur van
het inkomende signaal naar wens instellen alvorens het naar de Chorus te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de
Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
58
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
Algoritmes van de VF-1
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Stereo Chorus
EFFECTOFF, ON
POLARITYSYNC, INVERT
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT,55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT LEVEL0–100
PB18 Reverb RSS
In dit geval zijn de uitgangen van het Reverb-effect
met de RSS-processor verbonden. Ook hier bevindt
het linker kanaal zich 90 graden links, terwijl het
rechter kanaal zich 90 graden rechts bevindt, wat
voor een extra breed Reverb-effect zorgt. U kunt de
klankkleur van het inkomende signaal naar wens
instellen alvorens het naar de galm te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mixinstelling (blz. 38).
Hier hebt u de keuze tussen één Delaylijn (single) en drie afzonderlijke herhalingen (3 Tap). Indien nodig, kunt u de
klankkleur van het ingangssignaal naar
smaak instellen alvorens het signaal
naar de Delay te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de
Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
DELAY TIME [C]0–2800 (msec), BPM:
FINE TIME [C]0–20 (msec)
TIME [L]1–400 (%)
TIME [R]1–400 (%)
FEEDBACK0–100
LEVEL [C]0–100
LEVEL [L]0–100
LEVEL [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Deze Delay biedt maar liefst 20 lijnen (en dus
evenveel afzonderlijk programmeerbare herhalingen). Ook hier kunt u het ingangssignaal
eerst met een EQ bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct
Mix-instelling (blz. 38).
Dit effect simuleert een oude bandecho (“RE-201”) die een nog steeds erg
gegeerd geluid voortbrengt.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Tape Echo201
EFFECTOFF, ON
MODE1–7
REPEAT RATE0–100
INTENSITY0–100
TONE BASS-100–+100
TONE TREBLE-100–+100
PAN HEAD S L:R100:0–0:100
PAN HEAD M L:R100:0–0:100
PAN HEAD L L:R100:0–0:100
TAPE DIST0–100
WOW RATE0–100
Met dit effect kunnen signalen, die met
een gewone dynamische microfoon werden opgenomen, zodanig worden
bewerkt dat men de indruk krijgt dat ze
met een dure studiomicrofoon zijn opgenomen. Het is zelfs mogelijk om de
afstand tussen de signaalbron en de virtuele microfoon te veranderen.
• Het verdient aanbeveling om de microfoon via een voorversterker op de VF-1
aan te sluiten.
Dit algoritme vormt een combinatie van een stereo
Flanger met een stereo Delay en een Equalizer. Hiermee kunt u het binnenkomende stereosignaal van
modulatie voorzien zonder de stereoplaatsing in het
gedrang te brengen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mixinstelling (blz. 38).
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Ziehier een combinatie van een stereo Phaser, een stereo Delay en een Equalizer. Ook hier verandert er
niets aan de stereoplaatsing van de binnenkomende
signalen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mixinstelling (blz. 38).
STEREO DELAY
EFFECT OFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Ziehier een combinatie van een stereo Chorus,
een stereo Delay en een Equalizer. Ook hier blijft
de stereoplaatsing van de binnenkomende signalen behouden.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mixinstelling (blz. 38).
Stereo Delay
EFFECTOFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Stereo Chorus
EFFECTOFF, ON
POLARITYSYNC, INVERT
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT LEVEL0–100
DIRECT SWITCHOFF, ON
Input L
DELAY L
DELAY R
Input R
FV
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Hier hebben we te maken met een Delay wiens uitgangssignaal naar een Pitch Shifter wordt gestuurd, wat voor
stijgende of dalende herhalingen zorgt. Maar natuurlijk
kunt u dit algoritme ook gewoon als Pitch Shifter (zonder herhalingen) gebruiken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Stereo PS DLY
EFFECTOFF, ON
MODEFAST, MEDIUM, SLOW
PITCH [L]-24–+24
FINE [L]-50–+50
PITCH [R]-24–+24
FINE [R]-50–+50
PRE DELAY [L]0.0–50.0 (msec)
PRE DELAY [R]0.0–50.0 (msec)
FB DELAY TIME [L] 0–1200 (msec), BPM:
Input L
PITCH SHIFTER L
FB DELAY L
FB DELAY R
PITCH SHIFTER R
Input R
FV
FB FINE TIME [L]0–20 (msec)
FB DELAY TIME [R] 0–1200 (msec), BPM:
FB FINE TIME [R]0–20 (msec)
FB LEVEL [L]0–100
FB LEVEL [R]0–100
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
LEVEL0–100
Output L
4BAND EQ
Output R
65
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
Output L
Output R
COMPRESSOR
/
LIMITER L
COMPRESSOR
/
LIMITER R
NS.
SUPPRESSOR L
NS.
SUPPRESSOR R
ENHANCER L
ENHANCER R
4BAND EQ
DELAY L
DELAY R
FV
4Band EQ (Equalizer)
EFFECTOFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
PB29 Stereo Multi
Ziehier een multieffect met vijf effectblokken, die allemaal stereo zijn.
Hiermee kunt u een
knallende en overtuigende Master neerzetten.
DETECTL, R, LINK
THRESHOLD0–100
RELEASE0–100
TONE-50–+50
LEVEL0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
DETECTL, R, LINK
THRESHOLD0–100
RELEASE0–100
Enhancer
EFFECTOFF, ON
DETECTL, R, LINK
SENS0–100
FREQENCY1.0 k–10.0 k (Hz)
MIX LEVEL0–100
LoMIX LEVEL0–100
LEVEL0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
EFFECT OFF, ON
DELAY TIME [L]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [L]0–20 (msec)
DELAY TIME [R]0–1400 (msec), BPM:
FINE TIME [R]0–20 (msec)
FEEDBK [L]0–100
FEEDBK [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Hiermee kunt u ongewenste brom uit het inkomende signaal
filteren. Net vóór de uitgang bevindt zich nog een ruisonderdrukker om voor een echt “schoon” signaal te zorgen.
Hum Canceler
EFFECTOFF, ON
FREQUENCY20.0–800.0 (Hz)
WIDTH10–40 (%)
DEPTH0–100
THRESHOLD0–100
RANGE LOW20–2000 (Hz)
RANGE HIGH1.0 k–20.0 k (Hz)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
THRESHOLD0–100
PB32 Vocal Canceler
Dit algoritme laat toe om de zang uit een stereoopname of CD, DAT e.d. te halen. Dit principe
verwijdert alle signalen in het midden van het
stereobeeld en kan dus ook voor het onderdrukken van de bas worden gebruikt.
• Bij sommige nummers kan het gebeuren dat het resultaat niet helemaal naar wens uitvalt, met name wanneer er veel galm wordt gebruikt
en wanneer het te verwijderen signaal zich niet helemaal in het midden bevindt.
Vocal Canceler
EFFECTOFF, ON
BALANCE0–100
RANGE LOW20–2000 (Hz)
RANGE HIGH1.0 k–20.0 k (Hz)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECTOFF, ON
THRESHOLD0–100
RELEASE 0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Dit algoritme bevat twee aparte Reverb-effectblokken: één
voor het linker en één voor het rechter kanaal. Het binnenkomende signaal kunt u eerst nog met een grafische 4-bands
Equalizer bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Lch: Reverb
EFFECT OFF, ON
TYPEROOM, HALL
SIZE1–10
REVERB TIME0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
EFFECT LEVEL0–100
PRE DELAY0–200 (msec)
DENSITY0–100
EARLY REF LEVEL0–100
LOW DAMP GAIN-36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
Input L
Input R
HIGH DAMP GAIN-36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER200–20.0 k (Hz)
FV
4BAND EQ
4BAND EQ
REVERB
REVERB
Rch: Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
EFFECT LEVEL0–100
PRE DELAY0–100 (msec)
DENSITY0–10
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
Ziehier een algoritme met een Chorus voor het linker en een
Reverb-effect voor het rechter kanaal. Beide worden echter
in stereo naar de uitgangen gestuurd. Ook hier kunt u het
binnenkomende signaal eerst met een parametrische 4bands Equalizer bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
Input L
4BAND EQ
4BAND EQ
Input R
FV
Lch: Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
DIRECT SWITCHOFF, ON
Output L
CHORUS
REVERB
Output R
69
Algoritmes van de VF-1
Rch: Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE
REVERB TIME0.1–10.0 (sec)
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
EFFECT LEVEL0–100
PRE DELAY0–100 (msec)
DENSITY0–10
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
Dit algoritme bevat een Delay voor de linker en een Reverb
voor de rechter ingang. Zoals bij de voorgaande algoritmes
vindt u ook hier een grafische 4-bands EQ waarmee u de
klankkleur van de binnenkomende signalen eerst nog kunt
corrigeren.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ-20–+20 (dB)
HIGH EQ-20–+20 (dB)
LEVEL-20–+20 (dB)
LO-MD F100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q0.5–16.0
LOW-MID EQ-20–+20 (dB)
HI-MD F100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q0.5–16.0
HI-MID EQ-20–+20 (dB)
DELAY TIME0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
FEEDBACK0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
DELAY TIME [C]0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME [C]0–20 (msec)
TIME [L]1–400 (%)
TIME [R]1–400 (%)
FEEDBACK0–100
LEVEL [C]0–100
LEVEL [L]0–100
LEVEL [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Input L
4BAND EQ
4BAND EQ
Input R
FV
DELAY
REVERB
Rch: Reverb
EFFECTOFF, ON
TYPEROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE
REVERB TIME0.1–10 (sec)
BALANCE DIR:FX100:0–0:100
EFFECT LEVEL0–100
PRE DELAY0–100 (msec)
DENSITY0–10
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
DELAY TIME0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME0–20 (msec)
FEEDBACK0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
DELAY TIME [C]0–1800 (msec), BPM:
FINE TIME [C]0–20 (msec)
TIME [L]1–400 (%)
TIME [R]1–400 (%)
FEEDBACK0–100
LEVEL [C]0–100
LEVEL [L]0–100
LEVEL [R]0–100
FX LEVEL0–120
DIR LEVEL0–100
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB)
HIGH CUT FILTER 700–11.0 k (Hz), FLAT
Output L
Ziehier een algoritme met een Delay dat aangesloten is op
de linker ingang en een Chorus die via de rechter ingang
kan worden aangesproken. Zoals u in de tekening ziet, hebben beide effecten echter stereo-uitgangen. Met de grafische 4-bands EQ kunt u de klankkleur van de binnenkomende signalen nog corrigeren alvorens ze naar de effecten
Output R
te sturen.
•Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling
(blz. 38).
Rch: Chorus
EFFECTOFF, ON
MODEMONO, ST.
RATE0–100, BPM:
DEPTH0–100
PRE DELAY0.0–40.0 (msec)
LOW CUTFLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT700–11 k (Hz), FLAT
FX LEVEL0–100
DIRECT SWITCHOFF, ON
Dit effect voegt een met een ontstemde kopie bij het binnenkomende signaal en zorgt op die manier voor meer diepte
(een “unisono-effect”). Het leuke aan deze Chorus is dat de
lage en hoge frequenties apart kunnen worden bewerkt, wat
voor een beduidend minder “wollige” klank zorgt.
Effect
Hiermee schakelt u de 2x2 Chorus in of uit.
XOVER (overgangsfrequentie)
Met deze parameter kiest u de frequentie waar zich de overgang tussen de lage (Low) en hoge band (High) bevindt.
Low Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Chorus voor
de lage frequenties.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met
Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke
Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maximale tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In
bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2)
of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid vermindert.
Low Depth
Hiermee bepaalt u de intensiteit waarmee de Chorus de lage
frequenties van het binnenkomende signaal bewerkt. Als u
de Chorus enkel voor het “aandikken” van de betreffende
partij wilt gebruiken, moet u deze waarde op “0” zetten.
Low Pre Delay
Hiermee programmeert u de vertraging tussen het begin van
het binnenkomende signaal en het moment waarop de Chorus van de lage frequenties begint te bewerken. Een betrekkelijk grote Pre Delay-waarde zorgt voor een “ensembleeffect” van verschillende identieke instrumenten die dezelfde
partij spelen.
Low Level
Hiermee regelt u het volume van de Chorus voor de lage frequenties.
High Rate, High Depth, High Pre Delay, High
Level
Deze parameters hebben dezelfde functie als hun Low-collega’s. Het enige verschil schuilt hem in het feit dat u hier te
maken hebt met de Chorus voor de hoge frequenties.
4Band EQ (Equalizer)
Ziehier een 4-bands Equalizer voor het “bijkleuren” van het
binnenkomende geluid of het afzwakken van storende frequenties.
Effect
Hiermee schakelt u de Equalizer in of uit.
Low EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen
van het volume van de Low-band (lage frequenties).
High EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen
van het volume van de High-band (hoge frequenties).
Level
Hiermee kunt u het uitgangsvolume aan de uitgangen van
de Equalizer verhogen of verminderen als blijkt dat de instellingen voor een te groot verschil t.o.v. het binnenkomende
signaal zorgen.
Lo-MD F
Met deze parameter kiest u de centrale frequentie van het
laag midden.
Low-MID Q
Hiermee bepaalt u de breedte van de Lo-MD-band. Hoe groter de waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van
deze frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
Low-MID EQ
Hiermee bepaalt u het volume van de Low-MID-band.
Hi-MD F
Met deze parameter kiest u de centrale frequentie van het
hoog midden.
Hi-MID Q
Hiermee bepaalt u de breedte van de Hi-MD-band. Hoe groter de waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van
deze frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
Hi-Mid EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen
van het volume van de Hi-band (hoge frequenties).
72
Verklaring van de effectparameters
Acoustic
Dit effect zorgt voor een breder frequentiespectrum waarmee
het signaal van een pickup wordt omgetoverd tot een signaal
dat met een microfoon opgenomen lijkt. Dit effect is vooral
geschikt om een natuurlijkere indruk te wekken dan dit met
het element op een elektro-akoestische gitaar mogelijk is.
Effect
Hiermee schakelt u het effect in of uit.
Body
Hiermee kunt u het volume van de (denkbeeldige) klankkast
ophalen of afzwakken. Dit wordt bereikt door het geluid ronder of “vetter” te maken, waardoor het “akoestische gehalte” wordt beïnvloed.
MIC Distance
Met deze parameter kunt u de afstand tussen de denkbeeldige microfoon en de akoestische gitaar instellen. Onthoud wel
dat het om een simulatie gaat.
Acoustic GtSIM
Dit effect simuleert het geluid van een akoestische gitaar. Dit
werkt vooral met signalen afkomstig van een elektrische
gitaar.
Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 2”-algoritme.
Om het te gebruiken, moet u voor SFX SELECT “AC” kiezen.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Top
Hiermee bepaalt u de invloed van het denkbeeldige bovenblad op het snarengeluid en zorgt u voor een iets bijtendere
of vollere klank.
Body
Hiermee bepaalt u de invloed van de resonanties van de
klankkast op het geluid en maakt u de klank dus zachter of
vetter, wat voor een overtuigendere “akoestische” indruk
zorgt.
Frequency
Hiermee kiest u de frequentie die vooral onderdrukt wordt.
Dat moet de frequentie zijn waar het signaal begint rond te
zingen.
Bass GTR SIM
(Bass Guitar Simulator)
Dit effect maakt van uw gitaar een basgitaar. U kunt dus met
uw elektrische gitaar baspartijen spelen.
Dit is een effect van het “Guitar Multi 2”-algoritme dat u aan
het “SFX”-blok kunt toewijzen (“BS”).
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Character
Hiermee kunt u het karakter van het basgeluid beïnvloeden.
Kies “Loose” om het geluid van dikke snaren te simuleren.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van de bassimulatie.
DIR Level
Hiermee kunt u het volume van het gitaargeluid (het originele signaal) instellen. Dat laat toe om uw “baspartij” met een
gitaar te dubbelen (of andersom).
BCF (Bass Cut Filter)
Dit filter dient voor het onderdrukken van brom en andere
laagfrequente signalen waarmee u bv. het plofgeluid van het
trappen op een microfoonstand e.d. kunt filteren. Dit effect
werkt trouwens volgens hetzelfde principe als de LOW CUTschakelaar op een microfoon.
Effect
Hiermee schakelt u het BCF-effect in of uit.
Frequency
Met deze parameter kiest u de frequentie waaronder het filter actief is.
Deel 4.
Level
Met deze parameter stelt u het uitgangsvolume van de
Acoustic Guitar Simulator in.
AFB (Anti-Feedback)
Met deze parameter kunt u voorkomen dat het geluid van
uw akoestische gitaar begint rond te zingen (terugkoppeling).
Effect
Hiermee stelt u het volume van het Anti-Feedback-effect in.
Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk de gekozen frequentie onderdrukt wordt.
Chorus
Een Chorus-effect voegt een licht ontstemde (en periodiek
gemoduleerde) kopie aan het inkomende signaal toe en wekt
zo de indruk dat de partij door verschillende instrumenten in
unisono wordt gespeeld.
Effect
Hiermee schakelt u het Chorus-effect in of uit.
Polarity
Deze parameter is alleen voor de Stereo Chorus-optie
beschikbaar. Hiermee bepaalt u de faseverschuiving van de
LFO-modulatie voor het linker en rechter kanaal. Naar
gelang de instelling zorgt u hiermee voor een breder geluid.
Sync: De LFO van het linker en rechter kanaal hanteren
dezelfde fase.
73
Verklaring van de effectparameters
Invert: Het linker en rechter kanaal gebruiken tegenovergestelde LFO-fasen.
Mode
Hiermee kiest u de werking van het Chorus-effect:
Mono: Hetzelfde Chorus-effect wordt via het linker en rech-
ter kanaal weergegeven.
ST. (Stereo): Het Chorus-effect is stereo en bijgevolg veel
“breder”.
Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Chorus.
• Als u hier “BPM” kiest, hangt de modulatiesnelheid af van de
“Master BPM”-instelling (blz. 83). Daar zou u gebruik van
kunnen maken door het Song-tempo in te stellen waarvoor u
deze Patch geprogrammeerd hebt. Dat zorgt er namelijk voor
dat de modulatie van de Chorus perfect synchroon loopt met
het tempo. Kiest u een hoge BPM-waarde, dan kan het gebeuren dat de VF-1 het tempo halveert of door 4 deelt. De modulatie is dan nog altijd perfect, maar de helft c.q. een kwart trager.
Depth
Hiermee stelt u de diepte van het Chorus-effect in. Een “dubbel” effect verkrijgt u door hier de waarde “0” te kiezen.
Pre Delay
Hiermee programmeert u de vertraging tussen het begin van
het binnenkomende signaal en het moment waarop de Chorus begint te werken. Een betrekkelijk grote Pre Delay-waarde zorgt voor een “ensemble-effect” van verschillende identieke instrumenten die dezelfde partij spelen.
Low Cut
Hiermee kunt u de lage frequenties uit het inkomende signaal filteren. Kies “Flat” als dat niet nodig is.
High Cut
Hiermee kunt u de hoge frequenties uit het inkomende signaal filteren. Kies “Flat” als dat niet nodig is.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het Chorus-effect.
Direct Switch
Met deze parameter kunt u instellen of het binnenkomende
signaal (zonder Chorus) al (Output) dan niet (No Output)
naar de uitgangen moet worden gestuurd.
Compressor/Limiter
Een compressor is een effect waarmee signaalpieken kunnen
worden afgevlakt, terwijl stille signalen automatisch luider
worden gemaakt, teneinde een gelijkvormiger signaal met
minder dynamiek te bekomen. Een Limiter gelijkt op een
compressor, maar vlakt enkel de signaalpieken af (stille signalen worden dus niet luider). Dat wordt in de regel gebruikt
om ongewenste vervorming te voorkomen.
Effect
Hiermee schakelt u de compressor of Limiter in of uit.
Detect
Deze parameter treft u enkel in de algoritmes “Stereo Multi”
en “10 Graphic EQ.” aan. Op andere effectprocessors heet hij
ook wel “Side Chain”. Meer bepaalt gaat het om de keuze
van het signaal dat de werking van de compressor of Limiter
stuurt.
L: De op INPUT L aangesloten signaalbron fungeert als
“controleur” van de compressor/Limiter.
R: De op INPUT R aangesloten signaalbron bepaalt de werking van de compressor/Limiter.
Link: In dit geval wordt de werking van de compressor/
Limiter bepaald door het kanaal met het hoogste niveau.
OPGELET
De instellingen van dit blok worden geïnitialiseerd, zodra u
met “Select” het “andere” effect kiest. Maak dus eerst uw keuze en stel de parameters dan pas naar wens in.
Select
Hiermee kiest u het benodigde effect:
Comp: Compressor.
Limit: Limiter.
<Als u “COMP” gekozen hebt>
Effect
Hiermee schakelt u de compressor in of uit.
Threshold
Hiermee bepaalt u de drempelwaarde d.w.z. het niveau dat
het inkomende signaal minstens moet hebben om te zorgen
dat de compressor begint te werken.
74
Ratio
Deze parameter vindt u enkel in “Stereo Multi”, “10 Graphic
EQ” en “Vocal Multi”. Hiermee bepaalt u hoe sterk het signaal gecomprimeerd wordt in verhouding tot het oorspronkelijke volume.
Sustain
Hiermee kunt u de Sustain van bv. een gitaargeluid verlengen. Sustain zorgt ervoor dat lage niveaus minstens gedurende de hier ingestelde periode worden opgehaald. Dit is dus
een typische parameter voor een compressorpedaal voor
gitaar.
Verklaring van de effectparameters
Attack
Met Attack bepaalt u hoe lang het signaal onbewerkt wordt
doorgelaten, voordat de compressor in werking treedt.
Omdat zowel een compressor als een Limiter het niveau verminderen, zorgt deze parameter bij een betrekelijk kleine
waarde voor een “knallend” geluid.
Release
Met deze parameter stelt u in hoe snel de compressor weer
uitgeschakeld wordt nadat het niveau van het binnenkomende signaal onder de Threshold-waarde is gezakt.
ENH FREQ (Enhance Frequency)
Deze parameter vindt u enkel in het “Bass Multi”-algoritme.
Hiermee kiest u de frequentie die door de Enhancer in de
verf moet worden gezet. Hoe groter de waarde, hoe hoger de
benadrukte frequentie, wat voor een sprankelender geluid
zorgt.
ENH Level (Enhance Level)
Ook deze parameter vindt u enkel in het “Bass Multi”-algoritme. Hiermee regelt u het volume van de benadrukte frequentie en dus de “hoeveelheid sprankel”.
Tone
Hiermee kunt u de klankkleur beïnvloeden.
Level
Hiermee regelt u het volume van de compressor.
<Als u “LIMIT” gekozen hebt>
Effect, Threshold
Zie de gelijknamige parameters van het compressoreffect.
Attack
Deze parameter treft u enkel in het “MIC Simulator”-algoritme aan. Hiermee bepaalt u hoe snel de Limiter in werking
treedt zodra het signaalniveau boven de Threshold-waarde
komt te liggen.
Release
Met deze parameter stelt u in hoe snel de Limiter weer uitgeschakeld wordt nadat het niveau van het binnenkomende
signaal onder de Threshold-waarde is gezakt.
De-Esser
Een De-Esser is vooral nuttig om te voorkomen dat de sisgeluiden (“f”, “s” enz.) van een zangpartij te sterk benadrukt
worden.
Effect
Hiermee schakelt u de De-Esser in of uit.
Sens
Met deze parameter stelt u de gevoeligheid van de De-Esser
t.o.v. het volume van het inkomende signaal in. Daarmee
bepaalt u hoe intensief de De-Esser het signaal bewerkt.
Frequency
Hiermee bepaalt u vanaf welke frequentie de De-Esser begint
te werken. In de regel kiest u het best geen al te lage frequentie.
Defretter
Dit effect van het “Bass Multi”-algoritme laat toe om een normale basgitaar een “Fretless”-geluid te voorzien.
Sens
Hiermee bepaalt u de ingangsgevoeligheid van de Defretter.
Stel deze parameter zo in dat de harmonische overgangen zo
natuurlijk mogelijk klinken. Dit verschilt naar gelang de
gebruikte bas.
Attack
Hiermee bepaalt u de aanstijgtijd van de Defretter. Hoe groter de waarde, hoe meer de noten in elkaar overvloeien, wat
voor een Fretless natuurlijk van groot belang is.
Deel 4.
Depth
Met deze parameter beïnvloedt u het harmonische gehalte
van het bassignaal. Hoe groter deze waarde, hoe verrassender het geluid, maar dat gaat dan wel ten koste van de
“authentieke” Fretless-klank.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Defretter.
Detect HPF
Ook deze parameter is enkel in het “MIC Simulator”-algoritme beschikbaar. Hiermee kiest u de frequentie van de HPF
en dus laagste frequentie die voor het sturen van de Limiter
kan worden gebruikt.
Tone
Hiermee regelt u de klankkleur van het Limiter-signaal.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Limiter.
Delay
Dit effect zorgt voor herhalingen van het originele geluid
(echo). Met korte vertragingstijden dikt u het originele signaal aan.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Delay-effect in of uit.
Type
Hiermee kiest u het Delay-effect:
Single: Eén Delay-lijn (en dus maar één herhaling).
Tap: Een Delay wiens herhalingen afwisselend via het linker
en rechter kanaal worden weergegeven.
3TAP: Delay met een apart instelbare vertragingstijd voor
het linker en rechter kanaal. Hier zijn er drie lijnen: links,
midden en rechts.
75
Verklaring van de effectparameters
Delay Time
Hiermee bepaalt u de vertraging van het herhaalde signaal
t.o.v. het binnenkomende signaal.
• Als u “3TAP” kiest, heet deze parameter “DELAY TIME
[C]”.
• In plaats van een vertragingstijd kunt u ook “BPM” kiezen. In
dat geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde
waarmee de Delay gesynchroniseerd wordt. Bij kleine BPMwaarden kan het echter gebeuren dat de vertraging verdubbeld
of zelfs verviervoudigd wordt, omdat de Delay-tijd niet boven
een vastgestelde waarde kan liggen.
Delay Time [L], Delay Time [R]
Hiermee kunt u de vertragingstijd voor het linker c.q. rechter
kanaal instellen. Dat is enkel het geval voor een stereo Delay.
• In plaats van een vertragingstijd kunt u ook “BPM” kiezen. In
dat geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde
waarmee de Delay gesynchroniseerd wordt. Bij kleine BPMwaarden kan het echter gebeuren dat de vertraging verdubbeld
of zelfs verviervoudigd wordt, omdat de Delay-tijd niet boven
een vastgestelde waarde kan liggen.
Fine Time
Hiermee kunt u de vertragingstijd in kleinere stappen instellen.
• Als u “3TAP” kiest, heet deze parameter “FINE TIME [C]”.
Fine Time [L], Fine Time [R]
Dit zijn de “fijne” parameters voor het linker en rechter
kanaal.
Tap Time
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van het rechter kanaal.
De waarde van het linker kanaal wordt hier beschouwd als
“100%”. Met deze parameter kunt u dan ook de vertragingstijd van het rechter kanaal in verhouding tot het linker kanaal
instellen.
Time [L], [R]
Deze parameters zijn enkel voor “3TAP” beschikbaar. Hiermee bepaalt u de herhalingstijd van het linker en rechter
kanaal in verhouding tot het middelste kanaal (“C” dat hier
als “100%” geldt).
Feedback
Deze parameter is enkel voor Delays met een mono-ingang
beschikbaar. Hiermee regelt u het volume van de terugkoppeling en dus het aantal herhalingen.
Feedbk [L], [R]
Deze parameters maken enkel deel uit van Delays met stereo-ingangen. Hiermee stelt u de terugkoppeling en het aantal herhalingen voor het linker en rechter kanaal apart in.
Level [C], [L], [R]
Deze parameters zijn enkel voor “3TAP” beschikbaar. Hiermee regelt u het volume van de verschillende herhalingen
(de “mix”).
High Damp Gain
Hiermee kunt u de hoge frequenties dempen, zodat de herhalingen steeds doffer worden. De waarde “0” betekent dat
de demping niet actief is.
High Cut Filter
Met deze parameter kunt u alle frequenties boven deze waarde uit het binnenkomende signaal filteren om te voorkomen
dat de Delay te sprankelend is. Kies “Flat” als de hoge tonen
niet gedempt hoeven te worden.
FX Level
Hiermee bepaalt u het algemene volume van de Delay.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal dat
met de Delay bewerkt wordt.
Distance
Bij gebruik van een microfoon is de afstand van de signaalbron t.o.v. de micro bepalend voor het volume van de lage
tonen in het opgenomen signaal. Met dit effect kunt u dit
“afstandsfenomeen” simuleren.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Distance-effect in of uit.
PROX.FX (Proximity)
Hiermee simuleert u de nabijheid van de signaalbron. Bij
positieve waarden (“+”) worden de lage tonen opgehaald
(zodat ze “dichterbij” klinken). Negatieve waarden (“–”)
betekenen dat de signaalbron zich verder van de denkbeeldige microfoon vandaan bevindt.
Time
Hiermee simuleert u de vertraging van het opgenomen signaal, die optreedt wanneer de signaalbron zich verder van de
microfoon vandaan bevindt.
Distortion
Dit is een vervormingseffect. Met TYPE kiest u het klankkarakter.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Distortion-effect in of uit.
Type
Kies hier het soort vervorming dat het beste bij het te bewerken signaal of het beoogde effect past.
Turbo OD: Zorgt voor een volle vervorming die de nuances van het bewerkte geluid intact laat, zodat er niet meteen
sprake is van een “muur”.
Bass OD: Een vervorming die u vooral voor basgeluiden
zou kunnen gebruiken.
Hard DS (Hard Distortion): Zorgt voor een Heavy Metalvervorming.
76
Verklaring van de effectparameters
Fuzz 1: Zorgt voor een vol Fuzz-geluid (een soort vervorming die in de jaren ‘70 erg in trek was). Hier worden vooral
de lage en middentonen benadrukt.
Fuzz 2: Een tweede Fuzz-geluid dat veel bijtender is omdat
vooral de hoge tonen worden benadrukt.
Drive
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid vervorming. Hoe groter
deze waarde, hoe zwaarder het geluid vervormt.
Bass
Hiermee kunt u de lage tonen van het vervormde geluid
regelen om precies de gewenste “sound” te bereiken.
Treble
Hiermee kunt u de hoge tonen van het vervormde geluid
ophalen of afzwakken.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van de vervorming.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal wanneer het Distortion-effect ingeschakeld is.
Enhancer
Een Enhancer voegt een kopie van bepaalde frequenties, die
bovendien uit fase staan, toe aan het binnenkomende signaal
en zorgt op die manier voor een betere definitie. Dit wekt de
indrukt dat u het volume van het signaal verhoogt, terwijl
dat helemaal niet het geval is.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Enhancer-effect in of uit.
Detect
Deze parameter vindt u enkel in het “Stereo Multi”- en “10
Graphic EQ”-algoritme. Hiermee kiest u het signaal dat de
werking van de Enhancer stuurt.
L, R, Link: Zie blz. 74.
Sens
Hiermee bepaalt u hoe sterk de Enhancer het gekozen signaal bewerkt.
Frequency
Slaat op de laagste frequentie van het inkomende signaal die
door de Enhancer wordt bewerkt.
Mix Level
Hiermee regelt u het volume van het uit-fase signaal (vanaf
de “Frequency”-waarde) dat aan het originele signaal wordt
toegevoegd.
LoMIX LEVEL
Hiermee stelt u het volume van de lage frequenties van het
uit-fase signaal in.
Level
Hiermee regelt u het volume van het Enhancer-effect.
Feedbacker
Met dit effect kunt u de voor een zwaar overstuurde gitaar
typische terugkoppeling simuleren. Dat verklaart meteen
waarom dit effect enkel voor het “Guitar Multi 2”-algoritme
beschikbaar is (zet SFX “SELECT” op to “FB”).
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Dit effect werkt alleen naar behoren bij enkelvoudige noten
(dus niet voor akkoorden). Bovendien mag u het pas inschakelen, wanneer de noot zich stabiliseert. Zodra u het effect
uitschakelt, verdwijnt de terugkoppeling weer. Voor het inen uitschakelen gebruikt u het best een voetschakelaar die u
op CTL 1,2 aansluit.
Mode
Kies hier het procédé voor het voortbrengen van de terugkoppeling:
OSC (oscillator): De VF-1 poogt met eigen middelen een
overtuigende terugkoppeling neer te zetten.
Boost: De frequentie, die moet beginnen rondzingen, wordt
zodanig versterkt dat er een Feedback-effect ontstaat.
• Aangezien “Boost” de terugkoppeling enkel in de hand werkt,
moet u het volume van de gitaarversterker hard genoeg zetten
om te zorgen dat het geluid ook daadwerkelijk begint rond te
zingen. Anders werkt het effect namelijkniet.
Rise Time
Hiermee kiest u hoe snel de terugkoppeling haar maximale
volume bereikt eens u ze hebt gestart.
<Als u “OSC (oscillator)” kiest>
Rise Time
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee het effect een toon
voortbrengt die één octaaf boven de gespeelde noot ligt.
Deze waarde gaat in op het moment dat u het effect inschakelt.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feedback-geluid.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feeback geluid dat één
octaaf boven de noot liegt.
VIB Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de vibrato die de terugkoppeling moduleert.
VIB Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin het Feedback-geluid van
vibrato wordt voorzien (de “vibratodiepte”).
<Als u “BOOST” kiest>
F.B Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin de feedback-frequentie
wordt opgehaald.
Deel 4.
77
Verklaring van de effectparameters
Feedback Tone
Kies hier het frequentiebereik waarbinnen de terugkoppeling
moet optreden.
In-/uitschakelen van de Feedbacker
Om de Feedbacker met de voet in of uit te schakelen
moet u een optionele voetschakelaar (FS-5U, DP-2
(Roland) enz.) op CTL 1,2 aansluiten en “Control
Assign” (blz. 28) als volgt instellen:
Een Flanger zorgt voor een wervelend geluid dat ook wel iets
weg heeft van een opstijgende of landende straaljager. Dit is
een bijzonder populair effect bij gitaristen en bassisten.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Flanger in of uit.
Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Flanger (de modulatiesnelheid).
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” kiezen. In dat
geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde
waarmee de Flanger gesynchroniseerd wordt. Bij grote BPMwaarden kan het echter gebeuren dat de vertraging gehalveerd
of door vier gedeeld wordt.
Depth
Bepaalt de diepte (intensiteit) van het Flanger-effect.
Manual
Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Flanger
wordt bewerkt.
Resonance
Hiermee zorgt u voor een terugkoppeling (resonantie) die
het Flanger-effect een iets synthetischer karakter geeft.
Separate
Hiermee bepaalt u de spreiding van het Flanger-effect. Hoe
groter de waarde, hoe opvallender de “diffusie”.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Flanger.
Gate
Hiermee kunt u zorgen dat het Flanger-geluid op regelmatige tijdstippen wordt uitgeschakeld. Hoe groter deze waarde,
hoe vaker de Flanger even uit- en weer ingeschakeld wordt.
Kies “Off” als u deze onderbrekingen niet nodig hebt.
Direct Switch
Hiermee kunt u het originele (te bewerken) signaal in- of uitschakelen.
Graphic EQ
Dit effect simuleert een grafische 10-bands Equalizer.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Graphic EQ in of uit.
Input Gain
Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het signaal voordat dit laatste door de EQ wordt bewerkt.
Level
Hiermee kunt u het volume van het bewerkte signaal bijregelen en op die manier een te sterke toe- of afname van het
volume compenseren.
31.2~16KHz (Gain)
Hiermee regelt u het volume van de afzonderlijke frequentiebanden om precies de gewenste klankkleur te verkrijgen.
Guitar Synth
Dit effect analyseert de toonhoogte van het inkomende signaal en vertaalt dit naar een synthesizergeluid. U vindt dit
effect in het “Guitar Multi 1”-algoritme. Zet MOD “SELECT”
op “SYN”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Houd tijdens het gebruik van de gitaarsynthesizer het volgende in de gaten:
• De synthesizer werkt niet naar behoren wanneer u
akkoorden speelt. Hij is dus enkel voor solo’s bedoeld.
• Speel geen gebonden noten, omdat dát op hetzelfde
neerkomt als het spelen van akkoorden. Demp een noot
dus telkens af alvorens de volgende te spelen. De Attack
(aanzet) van de gespeelde noten is bijzonder belangrijk
voor een goede werking van de synthesizer.
Sens
Hiermee bepaalt u de ingangsgevoeligheid. Hoe groter deze
waarde, deste beter is de respons. Dat kan echter ook betekenen dat de synthesizer op signalen reageert die eigenlijk niet
“gesynthetiseerd” hoeven te worden (het schuiven op de
snaren bv.). Kies dus altijd een optimaal compromis tussen
een goede respons en een minimum aan “parasieten”.
Wave
Hiermee kiest u de golfvorm van de gitaarsynthesizer:
SQR (blokgolf) (): Als antwoord op de herkende
noten van uw gitaar brengt de gitaarsynthesizer een blokgolf voort.
SAW (): De gitaarsynthesizer brengt een zaagtand
voort. Deze golfvorm wordt vooral voor strijkers en iets
“scherpere” klanken gebruikt.
78
Verklaring van de effectparameters
Brass: Hier wordt het signaal van de gitaar omgevormd tot
een gitaarsynthesizergeluid. De aanzet van dit geluid is bijzonder snel, wat voor een scherp kantje aan het begin van
elke noot zorgt.
Bow: Ook hier wordt het van de gitaar afkomstige geluid
als basis voor de synthese gebruikt. Ditmaal valt de aanzet
(Attack) helemaal weg, wat sterk aan een strijkinstrument (of
het zweleffect met een volumepedaal) doet denken.
Chromatic
Met deze parameter schakelt u de chromatische functie in of
uit. Als ze aan staat, kan de toonhoogte van de gitaarsynthesizer maar in halve tonen veranderen (geen “bendings” e.d.).
Schakel deze parameter dus in wanneer u instrumenten wilt
simuleren die het buigen van de noten niet toelaten of waar
dit bijzonder vreemd zou klinken.
• Deze parameter hebt u vooral nodig wanneer u als golfvorm
“SQR” of “Saw” kiest.
Oct Shift
Hiermee kunt u de toonhoogte van het synthesizergeluid een
octaaf hoger transponeren in verhouding tot de noten die u
op de gitaar speelt.
• Deze parameter is maar zinvol waneer u als golfvorm “SQR”
of “Saw” gekozen hebt.
PWM Rate
Hiermee kunt u het geluid breder of vetter maken door de
golfvorm te moduleren (dit lukt enkel voor “SQR”). Hoe groter de waarde, hoe sneller de golfvorm gemoduleerd wordt.
PWM Depth
Met deze parameter bepaalt hoe intensief de golfvorm gemoduleerd wordt. Kies “0” als u geen pulsbreedtemodulatie
nodig hebt.
• Ook deze parameter is enkel beschikbaar wanneer u als golfvorm “SQR” kiest.
Cutoff F
Met deze parameter kiest u de frequentie voor het filter (LPF)
en bepaalt u hoe dof of helder het geluid is.
Resonance
Met deze parameter kunt u de frequenties rond de Cutoffwaarde benadrukken en dus voor een neuzig geluid zorgen.
FLT Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het filter voor de inkomende signalen. Als u een kleine waarde kiest, reageert het
filter enkel wanneer u betrekkelijk kordaat aan de snaren
trekt. Kies “0” als het filter niet via de binnenkomende noten
mag worden gestuurd.
FLT Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk het filter de klankkleur kan
beïnvloeden. Hoe groter deze waarde, hoe drastischer de
klankkleur verandert. Met positieve waarden (+) zorgt u dat
de klank helderder wordt, terwijl u het geluid met negatieve
waarden (–) doffer maakt.
Attack
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt voordat het synthesizergeluid na aanslaan van een noot zijn maximale volume
bereikt. Als u “Decay” kiest, stijgt het volume meteen en zakt
dan heel snel naar de Release-status af. In dat geval oefent
het gitaarsignaal geen invloed uit op de klankevolutie van de
synthesizer.
• Als u voor WAVE “Brass” of “Bow” gekozen hebt, verandert
de Attack-snelheid vanaf een bepaald punt ook dan niet wanneer u “Decay” of “0” instelt.
Release
Hiermee bepaalt u hoe snel de synthesizernoot uitsterft
zodra de gitaarnoot (de “trigger”) afgelopen is.
• Als u “Brass” of “Bow” gekozen hebt, dient de golfvorm van
de gitaar als basis voor het geluid (terwijl voor “SQR” of
“Saw” een aparte oscillator wordt gebruikt). Bijgevolg heeft de
Release-parameter dan geen invloed op de snelheid waarmee de
noten uitsterven.
Velocity
Hiermee bepaalt u in welke mate het volume van het synthesizergeluid afhangt van de kracht waarmee u aan de snaren
trekt. Als u “0” kiest, is de synthesizer niet “trekgevoelig”.
Hold
Met de Hold-functie kunnen de noten van de synthesizer
worden aangehouden. Als u deze paraeter op “On” zet, stopt
de gespeelde noot pas wanneer u voor Hold weer “Off”
kiest.
Voor het in- en uitschakelen gebruikt u het best een optionele
voetschakelaar. In alle andere gevallen raden we aan om
deze parameter op “Off” te zetten.
• Deze parameter werkt enkel wanneer u als golfvorm “SQR” of
“Saw” gekozen hebt.
Synth Level
Hiermee regelt u het volume van het synthesizergeluid.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele gitaarsignaal
dat dus aan het synthesizergeluid kan worden toegevoegd.
Deel 4.
FLT Decay
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt voordat het filter zich
stabiliseert.
79
Verklaring van de effectparameters
Hold On/OFF
Voor de Hold-parameer gebruikt u het best een optionele voetschakelaar (FS-5U, DP-2 enz.). Stel de “Control
Assign”-parameters (blz. 28) na aansluiten van de voetschakelaar als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: MOD (Guitar SYNTH): HOLD
TARGET MIN: OFF
TARGET MAX: ON
SOURCE TYPE: CONTROL1
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
Harmonist
Met dit effect worden de noten van het binnenkomende signaal getransponeerd. De bijkomende stemmen kunnen tot 2
octaven boven of onder de originele noten liggen.
Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme.
Zet MOD “SELECT” op “HR”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Voice
Hiermee kunt u het aantal stemmen kiezen die de Harmonist
aan uw noten moet toevoegen:
1 Mono: Er wordt één stem in mono aan het originele signaal toegevoegd.
2 Mono: Er worden twee stemmen ([1], [2]) in mono aan het
originele signaal toegevoegd.
2 Stereo: Er worden twee stemmen aan het originele signaal toegevoegd. [1] wordt via het linker en [2] via het rechter kanaal weergegeven.
Mode [1], [2]
Hiermee kiest u de werking van de Harmonist:
Fast, Medium, Slow: Als u één van deze opties kiest, kunt
u ook akkoorden spelen. De benaming van deze opties
(“Fast”, “Medium”, “Slow”) slaat op de respons van het
effect. Maar let op het volgende: hoe trager de respons, deste
beter is de geluidskwaliteit.
Mono: Kies deze instelling voor enkelvoudige noten. Deze
optie levert overtuigende bijkomende stemmen op.
Harmony: In dit geval wordt de transpositie van de bijkomende noten bepaald door de gekozen toonaard, zodat u
nooit “valse” of “ongepaste” noten te horen krijgt. Deze optie
is enkel voor enkelvoudige noten geschikt.
Fine [1], [2]
Hiermee kunt u de toegevoegde noten fijn- of ontstemmen.
Dit is waarschijnlijk alleen handig wanneer de toegevoegde
stemmen niet getransponeerd worden.
• Als u hier de waarde “100” kiest, komt dit overeen met “1”
voor Pitch [1], [2].
Harmony [1], [2]
Hiermee bepaalt u hoe de toegevoegde stemmen “geharmoniseerd” worden. De toonhoogte kan tot 2 octaven boven of
onder het inkomende signaal liggen. Met SCALE# 1~5 kiest u
een zelf geprogrammeerde toonladder (“User Scale”).
• Met “TONIC” bepaalt u dat de toonhoogte van de toegevoegde
noten overeenkomt met die van de originele noten.
Pre Delay [1], [2]
Hiermee kunt u een vertraging tussen de originele en de toegevoegde noten instellen om een soort echo-effect te creëren.
In de regel kiest u hier waarschijnlijk “0 ms”.
• U kunt hier ook “BPM” kiezen om de vertraging synchroon te
laten lopen met Master BPM (blz. 83). Bij een zeer lage BPMwaarde is het mogelijk dat de vertraging dubbel of vier keer zo
snel is als de opgegeven BPM-waarde.
Feedback
Hiermee stelt u het Feedback-niveau (terugkoppeling) van
de toegevoegde stemmen in, wat voor het gewenste aantal
(eveneens getransponeerde) herhalingen zorgt.
Level [1], [2]
Hiermee regelt u het volume van het getransponeerde
geluid.
Key
Met deze parameter kunt u de toonaard van het nummer
opgeven dat u met de Harmonist wilt spelen. De toonaard is
belangrijk voor het bepalen van de toonhoogte van de toegevoegde noten (in sommige gevallen wordt de toonhoogte
dan ook automatisch een halve toon hoger of lager gezet).
Zoals u ziet, past een bepaalde instelling altijd voor een
majeur- en een mineurtoonaard:
CF BE
Majeur
AmDmGmCmFmBmMineur
MajeurGD A EB
A
D
G
Em
F
Mineur
EmBmFmCmGm
Dm
Pitch [1], [2]
Hiermee bepaalt u hoe ver zich de bijkomende stem(men)
boven of onder de normale toonhoogte moet(en) bevinden.
In de muziek hebben ze daar een mooie naam voor: interval.
80
Dir Level (Direct Level)
Hiermee regelt u het volume van het originele gitaargeluid.
Verklaring van de effectparameters
User Scale programmeren
Misschien speelt de Harmonist soms niet de noten die u
graag zou willen (tenslotte gaat het “maar” om een automatische functie). Dat kunt u verhelpen door een eigen toonladder te programmeren aan de hand waarvan de Harmonist
uitmaakt welke noten hij bij de gitaarnoten moet voegen. In
het totaal kunt u 5 User Scales programmeren en voor elke
Patch apart bepalen welke toonladder er moet worden
gebruikt.
• Uw toonladder wordt maar gebruikt waneer u een Patch selecteert met een algoritme dat het Harmonist-effect bevat. Bovendien moet de Harmonist natuurlijk ingeschakeld zijn.
User Scales kunt u op de volgende manier programmeren:
1,9
2,3,5
4,6,7
7. Breng de cursor met PARAMETER [
“OUTPUT”.
Kies nu met de [VALUE]-regelaar de noot die moet worden toegevoegd wanneer u op uw gitaar de in stap 6
gekozen noot speelt.
8. Herhaal de stappen 6 en 7 om ook voor de overige noten
te bepalen welke noten er moeten worden toegevoegd.
9. Druk nog een keer op [UTILITY] om naar de Play-mode
terug te keren.
√][®
] naar
Hum Canceller
Met dit effect kunt u brom onderdrukken.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Frequency
Kies hier de frequentie waar de brom zich bevindt. Deze frequentie en alle veelvouden ervan worden onderdrukt.
Width
Hiermee bepaalt u de breedte van het filter en dus de frequentieband die wordt onderdrukt.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
√][®
] naar
] naar
4. Breng de cursor met PARAMETER [
“USER#”.
5. Kies met de [NUMBER]-regelaar het User Scale-
geheugen (SCALE# 1~5) waarvoor u een toonladder wilt
programeren.
6. Breng de cursor met PARAMETER [
“INPUT”.
Telkens wanneer u een enkelvoudige noot op uw gitaar
speelt, analyseert de VF-1 de toonhoogte ervan en beeldt
hij de benaming van de noot af.
Als u geen gitaar bij de hand hebt, kunt u de noten ook
met de [VALUE]-regelaar kiezen.
Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk de brom e.d. moet worden
onderdrukt.
Threshold
Met deze parameter bepaalt u de drempelwaarde voor de
bromonderdrukker. Zolang het volume van het signaal
onder deze warde ligt, wordt de brom onderdrukt. Kies de
maximale waarde om te zorgen dat de brom altijd onderdrukt wordt, ook al is het volume van het ingangssignaal
betrekkelijk luid.
Range Low
Kies hier de laagste frequentie die de Hum Canceller mag
onderdrukken.
Range High
Kies hiermee de hoogste frequentie die mag worden onderdrukt.
Deel 4.
81
Verklaring van de effectparameters
Humanizer
Dit effect vormt het gitaarsignaal om tot klinkers die de
indruk wekken dat uw instrument begint te spreken.
Dit effect is enkel in het “Guitar Multi 1”-algoritme beschikbaar. Zet MOD “SELECT” op “HU”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Mode
Hiermee bepaalt u wat er moet gebeuren om van één klinker
naar een andere gaan.
Pick: Via de aanslag kiest u hetzij “Vowel 1”, hetzij “Vowel
2”. De overgangssnelheid kunt u met RATE instellen.
Auto: De overgang van Vowel 1 naar Vowel 2 (en vice versa) verloopt automatisch. Met Rate en Depth bepaalt u hoe
snel en hoe duidelijk de overgangen zijn.
Random: In dit geval wisselt de VF-1 in een willekeurige
volgorde af tussen vijf klinkers (a, e, i, o, u). Met RATE en
DEPTH bepaalt u hoe snel dat gaat.
Vowel [1]
Hiermee kiest u de eerste klinker.
Vowel [2]
Hiermee kiest u de tweede klinker.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de Humanizer in. Hoe
kleiner de waarde, hoe harder u aan de snaren moet trekken
om klinkers te horen. Kies een grote waarde als de klinkers
ook hoorbaar moeten zijn wanneer u maar licht aanslaat.
Rate
Hiermee kiest u de overgangssnelheid tussen twee klinkers.
• U kunt hier ook “BPM” kiezen om de overgangssnelheid synchroon te laten lopen met MASTER BPM (blz. 83). Bij een
zeer hoge BPM-waarde is het mogelijk dat de snelheid gehalveerd of zelfs door 4 gedeeld wordt.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het “klinkereffect”.
Manual
Hiermee stelt u de duur van de twee klinkers in. De waarde
“50” betekent dat Vowel 1 en Vowel 2 dezelfde lengte hebben. Met waarden kleiner dan “50” maakt u Vowel 1 korter
en met grotere waarden maakt u Vowel 1 langer dan Vowel
2.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Humanizer.
3Band Isolator
Dit effect verdeelt het ingangssignaal in drie frequentiebanden (High, Mid en Low) die dan apart kunnen worden opgehaald of onderdrukt. In tegenstelling tot een normale Equalizer zorgt de Isolator er echter voor dat de geselecteerde frequenties volledig worden onderdrukt (i.p.v. tot op een
bepaald niveau worden afgezwakt). Met name de Realtimewerking van de Isolator opent een hele resem aan creatieve
mogelijkheden.
Effect
Met deze parameter schakelt u het 3-bands Isolator in of uit.
AntiPHASE LowLEVEL, AntiPHASE MidLEVEL
Met deze twee parameters kunt u het volume van de “tegenfase” voor de Low- en Mid-band instellen. Hierdoor worden
bepaalde frequenties benadrukt.
LOW Mix Switch, Mid Mix Switch
Hiermee kunt u de tegenfase van de Low- en Mid-band in- of
uitschakelen. Als de tegenfase actief is, wordt de fase van de
twee stereokanalen omgekeerd en in die vorm aan het signaal van het “andere” kanaal toegevoegd.
Low Level, Mid Level, High Level
Hiermee kunt u het volume van de Low-, Mid- en High-band
apart instellen. Kies “–60dB” om een band volledig te onderdrukken, en “0dB” als de frequentieband hoorbaar moet blijven.
LoFi Box
Met dit effect kunt u de geluidskwaliteit van het ingangssignaal opzettelijk slechter maken. Zo zorgt u bv. dat een
“Groove” van een CD klinkt alsof u hem net van de radio,
een vinylplaat of een oude cassette hebt geplukt.
Effect
Met deze parameter schakelt u het LoFi-effect in of uit.
Select
Kies hiermee de werking van het effect.
• Kies eerst het type en stel dan pas de overige parameters in. Bij
het kiezen van een ander type worden de overige parameters
namelijk weer geïnitialiseerd.
Radio: De geluidskwaliteit lijkt op die van een AM-zender.
Met “Tuning” kunt u zelfs de bijgeluiden simuleren die tijdens het afstemmen op een andere frequentie hoorbaar worden.
Player: Hiermee zorgt u voor een simulatie van het geluid
van een oude platedraaier, compleet met ruis en krassen die
daar onlosmakelijk bijhoren.
Processor: Met deze parameter simuleert u de geluidskwaliteit (of het gebrek aan kwaliteit) die nog overblijft wanneer
u de Sampling-frequentie en het aantal bits van een digitale
opname vermindert. Dankzij de filters kunt u het geluid zelfs
in Realtime beïnvloeden.
82
Verklaring van de effectparameters
<Als u RADIO of PLAYER kiest>
Tuning
Dit is een “Radio”-parameter. Hiermee simuleert u de stoorgeluiden die u tijdens het afstemmen op een andere AM-zender hoort.
Wow Flutter
Dit is een “Player”-parameter waarmee u de onregelmatige
draaisnelheid van een pickup kunt simuleren.
Noise
Met deze parameter voegt u ruis toe.
Filter
Hiermee stelt u het filter in.
Sound
Hiermee kunt u de klankkleur beïnvloeden.
<Als u PROCESSOR kiest>
Pre Filter
Dit filter voorkomt digitale vervorming. Schakel het uit als u
een echt slechte geluidskwaliteit mét digitale vervorming
nodig hebt.
Sample Rate
Hiermee kunt u de Sampling-frequentie verminderen. Als u
hier “Off” kiest, verandert de Sampling-frequentie niet.
Bit
Met deze parameter wijzigt u het aantal bits (de “woordlengte”). Als u deze functie uitschakelt, verandert er niets aan de
woordlengte.
Kiest u een laag aantal bits, dan is er bij sommige ingangssignalen –of zelfs wanneer er helemaal geen ingangssignaal is–
sprake van betrekkelijk luide ruis. Die kunt u onderdrukken
door een hogere Threshold-waarde voor de NS Suppressor
(ruisonderdrukker) te kiezen.
Post Filter
Met dit filter kunt u de digitale vervorming verminderen die
door het LoFi-effect wordt gegenereerd. Als u echter “Off”
kiest, is het filter uit. In dat geval is de “Fi” nog “lower”.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het LoFi-effect.
Dir Level
Hiermee stelt u het volume van het binnenkomende signaal
in.
Realtime Modify Filter
Hiermee kiest u het filtertype waarmee de werking tijdens
het spelen kan worden beïnvloed:
Off: Het filter is uit.
LPF: Dit is een klassiek synthesizerfilter dat enkel de fre-
quenties onder de Cutoff-waarde doorlaat.
BPF: Enkel de frequenties rond de Cutoff-waarde worden
doorgelaten.
HPF: Enkel de frequenties boven de Cutoff-waarde worden
doorgelaten.
Cutoff
Hiermee stelt u de grensfrequentie van het filter in. Naar
gelang het filtertype is dit de frequentie waarboven (LPF),
waarboven/onder (BPF) of waaronder (HPF) het filter de frequenties onderdrukt.
Resonance
Hiermee kunt u de Cutoff-frequentie extra in de verf zetten.
Gain
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van het
effect, wat nodig kan zijn bij drastische wijzigingen die het
volume aanzienlijk verminderen of verhogen.
Master
Het “Master”-blok bevindt zich telkens net vóór de uitgang
van een algoritme. Hier vindt u alle parameters die voor een
Patch in z’n geheel gelden.
Link
Deze parameter vindt u enkel in het “MIC Simulator”-algoritme. Hiermee kunt u het linker en het rechter kanaal aan
elkaar koppelen.
Als u “Off” kiest, werkt de MIC Simulator als twee monoeffecten (met twee kanalen). Kies u echter “On”, dan gelden
de instellingen van het L-kanaal voor beide kanalen.
• Als u “LINK= ON” kiest, worden de instellingen van het Rkanaal niet gebruikt. Het rechter kanaal volgt dan namelijk de
instellingen van het L-kanaal.
Level (Master Level)
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Patch/het
algoritme.
Tijdens het editen van de Master-parameters geven de meters
in het display (blz. 16, 26) het ingangsvolume van de Patch –
dus vóór het eerste effectblok– en het uitgangsvolume –achter
het laatste effectblok– weer.
BPM (Master BPM)
Met deze parameter kunt u het tempo (BPM) programmeren
dat door bepaalde effectparameters kan worden gebruikt. In
de regel stelt u hier het best het tempo van de Song in waarvoor u de Patch programmeert. Op die manier kunt u zorgen
dat de tempogevoelige effectparameters met het Song-tempo
gesynchroniseerd worden. Deze BPM-parameter kunt u voor
elke Patch apart instellen.
• Als het gebruikte algoritme geen enkele synchroniseerbare
parameter bevat, verschijnt “BPM” niet in het display.
BPM (Beats Per Minute) vertegenwoordigt het aantal kwartnoten per minuut.
Deel 4.
83
Verklaring van de effectparameters
U kunt telkens één van de volgende BPM-noten kiezen:
BPM
BPM
BPMBPM
BPMBPMBPMBPM
BPM
De BPM-waarde kan op één van de volgende drie manieren
worden ingesteld:
• De hier gekozen BPM-instelling wordt maar gebruikt als u een
synchroniseerbare parameter (Chorus Rate of Dly Time) op
“BPM” zet.
40~250: De gewenste tempowaarde (40~250).
MIDI: De via de MIDI IN-aansluiting ontvangen MIDI
Clock-waarde fungeert als BPM.
Global: De voor “GLOBAL BPM” ingestelde waarde wordt
gebruikt. Zie ook “Global-parameters” op blz. 37.
In de volgende gevallen wordt de BPM-instelling niet
gebruikt:
• Wanneer u voor een effectparameter “BPM”
kiest, maar het betreffende effect niet gebruikt.
• Wanneer u voor de betreffende effectparameter een
waarde i.p.v. “BPM” instelt.
BPMBPM
BPMBPM
BPM
BPMBPM
Foot Level
Met deze parameter kiest u de plaats in het algoritme waar
het volume met het zwelpedaal (“FV”) kan worden beïnvloed.
Om het volume met een optioneel zwelpedaal te kunnen beïnvloeden, moet u de “Control Assign”-parameters (blz. 28) als volgt instellen:
• Bij de meeste algoritmes kunt u zelf de plaats kiezen waar het
zwelpedaal het volume beïnvloedt. Zie de algoritmes op
blz. 41~71).
MIC Conv
Dit algoritme verandert het geluid van een met een dynamische microfoon opgenomen signaal zodanig dat de indruk
ontstaat dat u het met een dure studiomicrofoon hebt opgenomen. Zelfs voor reeds opgenomen signalen kunt u de
afstand tussen de microfoon en de signaalbron nog veranderen (of dit op z’n minst overtuigend simuleren).
Bovendien kunt u dit algoritme gebruiken om een instrumentsignaal, dat u “rechtstreeks in de tafel gespeeld” hebt,
van een beetje Ambience voorzien en het geluid zodoende
meer laten “ademen”.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Input
Stel hier in welke microfoon u voor de opname gebruikt of
op de ingang van de VF-1 aangesloten hebt.
DR-20: Roland DR-20
SML.DY: Kleine dynamische microfoon.
HED.DY: Dynamische hoofdmicrofoon.
MIN.CN: Kleine condensatormicrofoon.
Flat: Lijn-signaal.
Output
Kies hier de microfoon die moet worden gesimuleerd:
SML.DY: All-round dynamische microfoon voor zang en
instrumenten. Ideaal voor een gitaarversterker of Snare.
VOC.DY: Bijzonder populaire dynamische microfoon voor
zang met een prominent middengebied. Kies deze instelling
voor zang.
LRG.DY: Dynamische microfoon met een duidelijke basweergave. Goed voor basdrum, Toms e.d.
SML.CN: Kleine condensatormicrofoon voor instrumenten
met een sprankelend hoog. Goed voor metalen percussie en
akoestische gitaar.
LRG.CN: Condensatormicrofoon met een vlakke respons.
Goed voor zang, spraak, akoestische instrumenten e.d.
VNT.CN: “Ouwe gouwe” condensatormicrofoon voor zang,
akoestische instrumenten enz.
Flat: Vlakke respons, waarmee u de typische kleur van een
microfoon kunt corrigeren om een “neutraler” geluid te verkrijgen.
• Als u een condensatorsimulatie kiest, wordt het laag van het
signaal wat opgehaald, zodat eventuele brom in het signaal
eveneens duidelijker hoorbaar wordt. Gebruik in voorkomend
geval het Bass Cut Filter (blz. 73) of zorg tijdens de opname
voor de nodige filters, spin e.d. om plofgeluiden en andere laagfrequente storingen te onderdrukken.
• Als u voor INPUT de instelling “MIC.CN” kiest, kunt u voor
OUTPUT enkel “SML.DY” of “LRG.CN” instellen.
84
Phase
Hiermee bepaalt u de fase van de microfoon.
NOR: De fase van het ingangssignaal verandert niet.
INV: De fase van het ingangssignaal wordt omgekeerd.
Verklaring van de effectparameters
Multi Tap Delay
Ziehier een Delay-algoritme met 2- vertragingslijnen (en dus
herhalingen). Hiermee zou u moeiteloos in staat moeten zijn
om zelfs de meest complexe sound neer te zetten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Multi Tap Delay-effect in
of uit.
Ratio
Met deze parameter kunt u de vertragingstijd van alle lijnen
corrigeren als blijkt dat ze allemaal te sterk of niet voldoende
vertragen. De onderlinge verschillen (de verhouding) tussen
de vertragingslijnen veranderen echter niet. Deze parameter
beïnvloedt de Delay Time [1]~[20] instellingen.
Tap [1]~[20] Delay Time
Hiermee stelt u de vertraging van de 20 lijnen (TAP [1]~[20])
in.
• U kunt ook “BPM” i.p.v. een waarde kiezen om de betreffende
“Tap” met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroniseren. Bij zeer kleine BPM-waarden wordt het tempo echter verdubbeld of zelfs verviervoudigd.
Tap [1]~[20] Fine Time
Hiermee kunt u de vertragingstijd van de Taps in kleinere
stappen instellen.
Tap [1]~[20] Pan L:R
Hiermee stelt u de stereopositie van de 20 Taps in.
L0~100:
Met deze parameter bepaalt u het uitgagsvolume van het linker kanaal.
R0-100:
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het rechter
kanaal (de som van alle Taps die via het rechter kanaal worden weergegeven).
• Als u “L100” kiest, hoort u enkel het linker kanaal. “R100”
betekent dat u enkel het rechter kanaal hoort.
Tap [1]~[20] Level
Hiermee kunt u het volume van elke Delay-lijn (Tap) apart
instellen.
FB Delay (vertragingstijd van de Feedback)
Hiermee stelt u de vertragingstijd van het Feedback-signaal
in.
• U kunt ook “BPM” i.p.v. een waarde kiezen om de Feedbackvertraging met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroniseren. Kleine BPM-waarden kunnen er echter voor zorgen dat
het tempo verdubbeld of verviervoudigd wordt.
FB Fine
Hiermee kunt u de vertragingstijd van de Feedback-lijn in
kleinere stappen instellen.
Low Cut
Met dit filter kunt u de frequenties onder deze waarde
onderdrukken. Kies “Flat” wanneer alle lage tonen mogen
worden doorgelaten.
High Cut
Met dit filter zorgt u dat alle frequenties boven de ingestelde
waarde gefilterd worden, wat het geluid doffer maakt. Kies
“Flat” als alle hoge tonen mogen worden doorgelaten.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
FX Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Delay in z’n
geheel.
NS Suppressor
Dit is niet echt een effect. De ruisonderdrukker voorkomt dat
ongewenste bijgeluiden worden doorgelaten. Hij loopt synchroon met de envelope van het binnenkomende signaal (en
komt dus op naarmate het volume van het signaal vermindert), zodat de klankkleur van de gitaar niet of nauwelijks
wordt beïnvloed. De Noise Suppressor is dan ook voornamelijk bedoeld voor gitaar.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Noise Suppressor in of uit.
Detect
Deze parameter vindt u enkel in de algoritmes “Stereo Multi” en “10 Graphic EQ”. Hiermee kiest u het kanaal dat de
Noise Suppressor analyseert om uit te maken wanneer hij in
werking moet treden.
L: Het linker kanaal wordt geanalyseerd.
R: Het rechter kanaal wordt geanalyseerd.
Link: Hier bepaalt het kanaal, wiens ingangsvolume hoger
is, wanneer de Noise Suppressor in- en uitgeschakeld wordt.
Threshold
Stel met deze parameter het volume in dat het gewenste signaal minstens moet halen om de Noise Suppressor uit te
schakelen. Zorg dus dat het volume net iets boven de het
ruisniveau ligt, zodat de ruis de Noise Suppressor niet kan
uitschakelen, maar dat de gewenste signalen natuurlijk (=
niet te vroeg) uitsterven.
• Hoe groter de Threshold-waarde, hoe meer kans er is dat de
Noise Suppressor ook stille noten onderdrukt. Probeer dit dus
even uit alvorens de Patch op te slaan.
Release
Hiermee stelt u in hoe snel het volume tot “0” wordt herleid
zodra de Noise Suppressor in werking treedt.
Deel 4.
FB Level
Hiermee bepaalt u het Feedback-volume en dus het aantal
herhalingen.
85
Verklaring van de effectparameters
Octave
Dit effect voegt een één octaaf lager getransponeerde kopie
bij het binnenkomende signaal.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Octave-effect in of uit.
Oct Level
Hiermee stelt u het volume van het lager getransponeerde
signaal in.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het binnenkomende signaal.
Over Drive
Dit effect simuleert de vervorming die in de buizenversterker
van een orgelversterker-annex-luidspreker kan optreden.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Overdrive-effect in of uit.
Gain
Hiermee stelt u het ingangsniveau van het Overdrive-effect
in. Hoe groter deze waarde, hoe sterker het signaal vervormt.
Drive
Met deze parameter bepaalt u het karakter van de vervorming.
Level
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van de
Overdrive.
Phaser
Een Phaser voegt een uit-fase kopie aan het ingangssignaal
toe. Deze kopie wordt door een LFO gemoduleerd, en dat
zorgt voor een wervelend karakter dat vooral bij gitaar, strijkers en synthesizerklanken past.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Phaser in of uit.
Type
Kies hier het aantal trappen. Daarmee bepaalt u de complexiteit van het Phaser-effect.
4STAGE: Dit is een licht Phaser-effect met maar vier trappen.
6STAGE: Deze 6-traps versie zorgt voor een Phaser-geluid
dat bijzonder in trek is.
8STAGE: Ook dit 8-traps exemplaar brengt een vaak
gehoord geluid voort.
10STAGE: Deze 10-traps versie zorgt al voor een behoorlijk
complex geluid.
12STAGE: Met deze instelling verkrijgt u het meest complexe Phaser-geluid.
Bi-Phase: Hiermee kiest u een Phaser met twee faseverschuivingen.
Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van het Phasereffect.
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” kiezen. In dat
geval wordt de modulatiesnelheid bepaald door de Master
BPM-instelling (blz. 83). Een grote BPM-waarde kan er echter voor zorgen dat de modulatiesnelheid gehalveerd of door 4
gedeeld wordt.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het Phaser-effect.
Manual
Hiermee kiest u de frequentie waarrond de Phaser vooral
actief is.
Resonance
Hiermee stelt u het volume van de Phaser-resonantie in. Dit
zorgt voor een iets kunstmatiger effect. Met een negatieve
waarde (–) keert u de fase van de resonantie om.
Separate
Hiermee bepaalt u de spreiding van het Phaser-effect. Hoe
groter de waarde, hoe groter de spreiding.
Step
Hiermee kunt u zorgen dat de Phaser in duidelijk hoorbare
trappen verandert. Hoe groter deze waarde, hoe meer trappen er zijn en hoe fijner de overgangen. Kies “Off” als u het
“trap-effect” niet nodig hebt.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Phaser.
86
Verklaring van de effectparameters
Pickup Sim
Met dit effect kunt u het geluid van een gitaarelement-type in
het geluid van het andere elementtype veranderen. Op die
manier kunt u aan een Single Coil-gitaar een Humbuckerkarakter geven en vice versa. Dit effect is enkel beschikbaar
in het “Guitar Multi 2”-algoritme. Zet SFX “SELECT” op
“PIC”.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Type
Kies hiermee het elementtype:
‘S’ to ‘H’ (Single To Hum): Hiermee verandert u het
geluid van een Single Coil-element in een Humbucker.
‘H’ to ‘S’ (Hum To Single): Maakt van een Humbucker-
een Single Coil-geluid.
‘H’ to ‘HF’ (Hum To Half-Tone): Maakt van een Hum-
bucker-geluid een zgn. “Half-Tone”-geluid van een Single
Coil.
Tone
Hiermee kunt u de klankkleur instellen.
Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Balance DIR:FX (Direct : Effect)
Hiermee stelt u de balans tussen het originele en het effectsignaal in.
DIR:FX=100:0U hoort enkel het ingangssignaal.
DIR:FX=0:100U hoort enkel het Pitch Shifter-signaal.
Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect.
Preamp/SP.SIM
Dit effect levert een natuurlijke vervorming annex overtuigend geluid dat alles heeft van het geluid van een gitaarversterker. Daarom is het ideaal wanneer u de gitaar rechtstreeks in de tafel speelt.
• Wanneer u BASS, MIDDLE en TREBLE op “0” zet, hoort u
bij bepaalde Type-opties niets.
• Het meest overtuigende resultaat verkrijgt u door ook de Global-parameters in te stellen. Zie “Global-parameters” op
blz. 37).
• Voor de algoritmes “Guitar Multi 1”, “Guitar Multi 2” en
“Bass Multi” kunt u zelf kiezen waar het PRE/SP.SIM-effect
in de signaalketen wordt geplaatst. Dit doet u met “Position”.
Zie “Position: plaatsing van bepaalde effectblokken” op blz. 26.
Pitch Shifter
Dit effect transponeert het inkomende signaal maximaal
twee octaven hoger of lager.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Pitch Shifter-effect in of
uit.
Mode
Met deze parameter kiest u de mode van de Pitch Shifter:
Fast, Medium, Slow: Als u één van deze opties kiest, kunt
u ook akkoorden spelen. De benaming van deze opties
(“Fast”, “Medium”, “Slow”) slaat op de respons van het
effect. Maar let op het volgende: hoe trager de respons, deste
beter is de geluidskwaliteit.
INV1: Zorgt voor een omgekeerd geluid met snelle respons
en omkering.
INV2: Zorgt voor een omgekeerd geluid met een trage respons en omkering.
Pitch
Hiermee bepaalt u het interval van de Pitch Shifter (het aantal halve tonen voor de verschuiving).
Fine
Hiermee kunt u het Pitch Shifter-geluid fijnstemmen.
• Als u Fine op “100” zet, komt dit oevereen met het kiezen van
“1” voor Pitch.
Effect
Hiermee schakelt u het PREAMP/SP.SIM-effect in of uit.
Preamp Type
Kies hier het versterkertype. Daarmee bepaalt u ook het
karakter van de vervorming:
JC-120: Het geluid van een Roland “JC-120” (Jazz Chorus
120), nog steeds de favoriete versterker van talrijke professionals.
Clean Twin: Het geluid van een conventionele buizencombo.
Crunch: Een Crunch-effect dat voor een natuurlijke vervorming zorgt.
Match Drive: Simulatie van de nieuwe buizen-standaard
voor Blues, Rock en Fusion.
VO Drive: De bekende Liverpool-sound uit de jaren ‘60.
Blues: Een sologeluid met vooral veel middentonen dat ide-
aal is voor Blues.
BG Lead: Aan het eind van de jaren ‘70 en begin de jaren
‘80 was dit de verplichte versterker voor elke serieuze gitarist. Het geluid heeft een duidelijk middengebied.
MS1959 (I, II, I+II): Versterkertoren (natuurlijk met lampen-top) die in de jaren ‘70 gewoon een must was en ook
vandaag de dag nog door de Heavy Metal-gitaristen wordt
gebruikt.
I: Een iets helderder geluid dat typisch is voor ingang 1 van
de bewuste versterker.
II: Een iets ronder geluid dat typisch is voor ingang 2.
I+II: Het geluid dat je krijgt wanneer je ingang 1 en 2 paralel
aansluit. Het bevat meer laag dan wanneer enkel ingang 1
wordt gebruikt.
Deel 4.
87
Verklaring van de effectparameters
SLDN Lead: Een buizengeluid met een veelzijdige vervorming dat perfect bij een groot aantal stijlen past.
Metal 5150: Het geluid van een grote buizenversterker dat
perfect is voor Heavy Metal.
Metal Drive: Een sterk vervormd, krachtig Metal-geluid.
AC.Guitar: Een ideaal versterkertype voor elektro-akoesti-
sche gitaren.
• Als u “AC.GUITAR” kiest, wordt de neutrale (“Flat”) versterkersimulator geactiveerd, zodat het geluid niet gekleurd
wordt. Als u onder “GLOBAL SOUND SETTING” voor
OUTPUT SELECT de instelling “LINE” kiest, wordt deze
neutrale versterkersimulatie echter uitgeschakeld.
OD-1: Het geluid van het bekende OD-1 vervormingspedaal van BOSS.
OD-2 Turbo: Het geluid van een OD-2 vervormingspedaal
van BOSS met ingeschakelde Turbo-functie.
Distortion: Een standaard vervorming.
Fuzz: Zorgt voor een leuk Fuzz-geluid.
AC: Deze optie is enkel beschikbaar in het “Bass Multi”-
algoritme. Zorgt voor het geluid van één van de eerste transistorversterkers.
AMG: Ook deze optie vindt u enkel in het “Bass Multi”algoritme. Hiermee verkrijgt u het geluid van een buizenversterker annex twee speakerkasten met een krachtig laag en
een sprankelend hoog.
Volume
Hiermee regelt u het volume en de vervorming van de gesimuleerde versterker.
Bass
Dient voor het regelen van het laag in het geluid.
Middle
Dient voor het regelen van de middentonen.
• Als u het “Match Drive”-type selecteert, kunt u de middentonen niet regelen.
Treble
Dient voor het regelen van de hoge tonen.
Presence
Hiermee regelt u het volume van de ultrahoge tonen.
• Als u het type “Match Drive” of “VO Drive” kiest, vermindert u met Presence de hoge frequenties (instelbereik:
0 tot –100).
Master
Hiermee regelt u het volume van de volledige voorversterker.
Bright
Hiermee kunt u het geluid helderder maken.
Off: Het heldere geluid (Bright) wordt niet gebruikt.
On: Bright wordt ingeschakeld en zorgt voor een spranke-
lender geluid.
• Voor bepaalde voorversterkertypes is deze parameter niet
beschikbaar.
Gain
Hiermee regelt u de vervorming van de versterker. Er zijn
drie mogelijkheden: Low (weinig), Mid (tussenin) en High
(zware vervorming).
• In de regel kiest u hier het best “Mid” omdat de versterkersimulaties op deze instelling baseren.
MIC Setting
Hiermee simuleert u de invloed van de microfoonplaatsing
op het geluid. De simulatie houdt namelijk ook rekening met
de opstelling van de denkbeeldige microfoon waarmee het
versterkergeluid wordt opgenomen. “CENT” betekent dat de
microfoon zich recht vóór de speaker bevindt. Met 1~10 verwijdert u de denkbeeldige microfoon alsmaar verder van het
midden van de luidspreker.
MIC Level
Hiermee regelt u het volume van de microfoon.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
• Als u het “AC.Guitar”-type gekozen hebt, zet u MIC Level het
best op “100” en DIR Level op 0.
In de volgende gevallen verschijnen MIC Setting, MIC Level
en DIR Level zelfs niet in het display:
• Wanneer u voor OUTPUT SELECT “Line” kiest (blz. 37).
• Voor de Types “OD1”, “OD-2 Turbo”, “Distortion” en
“Fuzz”.
Reverb
Reverb is een effect dat men in het Nederlands galm noemt –
en daarmee is eigenlijk al alles gezegd: de bewerkte signalen
worden zodanig bewerkt dat de indruk ontstaat dat de
betreffende muzikant of zanger in een kamer, zaal of kerk zit
te spelen. De eerste kunstmatige galmapparaten waren bijzonder rudimentair. De galm van de VF-1 daarentegen laat
zelfs toe te bepalen uit welk materiaal de muren van de
denkbeeldige ruimte vervaardigd zijn, en of er al dan niet
voorwerpen in die ruimte staan. Het resultaat is dan ook bijzonder overtuigend.
Effect
Met deze parameter schakelt u de galm in of uit.
Type
Kies hier de benodigde akoestiek:
• Het aantal en de aard van de types verschillen naar gelang het
gekozen algoritme.
Room: Simuleert de galm van een betrekkelijk kleine kamer.
Hall: Simuleert de galm van een concertzaal.
Room1: Simuleert een “levendige” kamer met een spranke-
lende galm.
Room2: Simuleert een kamer met een iets “rondere” galm.
Hall1: Simuleert een concertzaal met een heldere, brede
galm.
Hall2: Simuleert een concertzaal met een “rondere” galm.
88
Verklaring van de effectparameters
Plate: Simuleert een galmplaat (een metalen plaat die vroeger voor het nabootsen van galm werd gebruikt). Dit levert
een sprankelende galm op.
(Room) Size
Hiermee bepaalt u de grootte van de gesimuleerde ruimte.
Reverb Time
Hiermee stelt u de galmduur (lengte van de reflecties) in.
Balance DIR : FX
Hiermee bepaalt u de volumebalans tussen het originele en
het galmsignaal.
DIR:FX 100:0U hoort enkel het originele signaal.
DIR:FX 0:100U hoort enkel de galm.
FX Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het galm-effectblok.
Pre Delay
Met deze parameter bepaalt u de vertraging van het galmsignaal t.o.v. het originele signaal. Daarmee wordt de diepte
van de ruimte gesimuleerd.
Density
Hiermee simuleert u de densiteit van de galm door het aantal
reflecties te variëren. Hoe meer het er zijn, hoe “diffuser” de
galm wordt.
Early Ref Level
Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties, d.w.z.
de weerkaatsingen die vóór de eigenlijke galm hoorbaar zijn
en u iets vertellen over de plaats waar de signaalbron in de
denkbeeldige ruimte staat opgesteld.
Release Density
Met deze parameter stelt u de densiteit van de eigenlijke
galm (d.w.z. het gros van de reflecties) in.
Low Damp Gain
Met deze parameter kunt u de lage tonen dempen en op die
manier zorgen dat ze sneller uit het galmsignaal verdwijnen.
Kies “0” als de lage tonen niet gedempt hoeven te worden.
Low Damp Frequency
Met deze parameter kiest u de frequentiewaarde waaronder
de lage frequenties moeten worden gedempt. Dit heeft enkel
betrekking op het galmsignaal en laat toe om de galm (in
bepaalde situaties) minder “wollig” te maken.
High Damp Gain
Met deze parameter stelt u de demping van de hoge tonen in.
Dit is bijzonder belangrijk voor een natuurlijk galmgeluid
omdat de hoge tonen in de regel het snelst uit het signaal verdwijnen. Kies “0” als u geen demping wenst.
High Damp Frequency
Hiermee kiest u de frequentie waarboven de High Dampfunctie actief is. Hoe kleiner deze waarde, hoe doffer de galm
wordt.
High Cut
Met deze parameter kunt u de frequentie voor het hoog-af
filter (LPF) kiezen dat op het galmsignaal wordt losgelaten.
Gate (Reverb)
Dit galmeffect sterft in de regel niet natuurlijk uit, maar
wordt plots uitgeschakeld. In het geval van de VF-1 stuurt u
de “Gate” (poort) via het volume van het bewerkte signaal.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Gate-effect in of uit.
Threshold
Met deze parameter kiest u het volume dat het binnenkomende signaal minstens moet om de “poort” te openen.
Hold Time
Hiermee bepaalt u hoe lang de poort nog open blijft nadat
het volume onder de Threshold-instelling is gezakt.
RLS Time
Met deze parameter stelt u in hoe snel de poort dichtgaat
eens de Hold Time afgelopen is. Hoe kleiner deze waarde,
hoe sneller de galm wordt uitgeschakeld.
Ring Modulator
Dit is een modulator afkomstig van analoge synthesizers
waarmee u belachtige geluiden (klokken, belletjes, metalen
buizen enz.) kunt simuleren. Maar let wel: deze modulatie is
soms zo drastisch dat de toonhoogte van het bewerkte signaal verloren gaat. Verwacht dus geen perfecte toonladders.
Mode
Hiermee kiest u de werking van de ringmodulator:
Normal: Door het signaal van de oscillator met het geluid
van de gitaar te moduleren verkrijgt u een belachtig geluid.
Zoals al gezegd, kunt u dan waarschijnlijk geen (bruikbare)
melodieën meer spelen.
Intelligent: Ook dit resulteert in een metaalgeluid. Ditmaal
analyseert de VF-1 echter de toonhoogte van het inkomende
signaal en past de frequentie van de oscillator in functie
daarvan aan. U kunt dus verschillende toonhoogtes spelen,
zodat het effect anders klinkt dan wanneer u “Normal” kiest.
Belangrijk hiervoor is echter dat u telkens maar één noot
speelt (akkoorden zijn dus uit den boze).
Freq
Hiermee stelt u de frequentie van de interne oscillator in.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het ingangssignaal.
Deel 4.
Low Cut
Met deze parameter kunt u de frequentie voor het laag-af filter (HPF) kiezen dat op het galmsignaal wordt losgelaten.
89
Verklaring van de effectparameters
Rotary
Met deze parameter simuleert u een draaiende luidspreker
met ingebouwde versterker die zo typisch is voor een toonwielorgel. Jammer genoeg mogen we de algemeen bekende
naam daarvan niet vernoemen.
Net zoals op het origineel beschikt u ook hier over een schakelaar waarmee u afwisselend de trage en de snelle draaisnelheid kunt kiezen. Bovendien kan de draaisnelheid van de
hoorn (hoge tonen) en de rotor (de “Woofer”) apart worden
ingesteld.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Rotary-effect in of uit.
Speed Select
Hiermee kiest u de snelheid: Slow of Fast. Hoe snel die twee
zijn, kunt u verderop programmeren.
Horn Fast
Met deze parameter stelt u de draaisnelheid van de virtuele
hoorn in wanneer u met Speed Select “Fast” gekozen hebt.
Rotor Fast
Hiermee stelt u de draaisnelheid van de rotor in voor de
“Fast”-optie.
Horn Slow, Rotary Slow
Met deze twee parameters stelt u de trage draaisnelheid voor
de hoorn en de rotor in.
Rise Time Horn
Met deze parameter bepaalt u hoe lang de virtuele hoorn
(hoge tonen) er bij het overschakelen van “Slow” naar “Fast”
over doet om de hoge snelheid te bereiken.
Rise Time Rotor
Zelfde functie als de parameter hierboven, maar dan voor de
rotor.
Fall Time Horn
Met deze parameter bepaalt u hoe lang de virtuele hoorn
(hoge tonen) er bij het overschakelen van “Fast” naar “Slow”
over doet om de trage snelheid te bereiken.
Fall Time Rotor
Zelfde functie als de parameter hierboven, maar dan voor de
rotor.
Balance Rotor : Horn
Met deze parameter regelt u de volumebalans tussen de rotor
en de hoorn.
On MIC: De microfoon bevindt zich dicht bij de draaiende
luidspreker, wat een veel “golvender” geluid tot gevolg
heeft. Kies deze instellingen voor een typisch Rock-orgel.
Horn Depth
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van het Dopplereffect (de verschillen in toonhoogte) voor de hoorn.
Rotor Depth
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van het Dopplereffect (de verschillen in toonhoogte) voor de rotor.
Horn TRMLO
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het volume tijdens
het draaien van de hoorn verschilt.
Rotor TRMLO
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het volume tijdens
het draaien van de rotor verschilt.
Diffusion
Hiermee kunt u het geluid “vetter” maken.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van dit effect.
RSS Panner
De RSS Panner wekt de indruk dat het geluid rond het hoofd
van de luisteraar zit te draaien en zich af en toe ook boven/
onder of zelfs achter de luisteraar bevindt.
Alvorens RSS te gebruiken
• In het “Delay RSS”- en “Chorus RSS”-algoritme ligt de ruimtelijke verdeling van de signalen vast. Daarom kunt u daar
noch “Azimuth”, noch “Elevation” instellen.
Boven
Elevation
Rechts
Voor
0°
Azimuth
Achter
Links
MIC Setting
Bij de simulatie van dit effect wordt van een draaiende luidspreker uitgegaan. Dus moet daar een microfoon vóór staan
om het geluid op te kunnen nemen. (Dit alles is natuurlijk
virtueel.) Met deze parameter bepaalt u waar de virtuele
microfoon zich bevindt:
Off MIC: De “microfoon” bevindt zich op een zekere
afstand van de draaiende luidspreker, zodat de “golven” in
het geluid nauwelijks hoorbaar zijn. Kies deze instelling voor
jazzy nummers.
90
Onder
<Dingen die u moet onthouden>
RSS (Roland Sound Space) is een effect dat geluid in een driedimensionale ruimte kan plaatsen. Dat hoort u echter maar
wanneer u de volgende dingen in acht neemt:
• In een akoestisch “dode” ruimte is het effect het duidelijkst.
Verklaring van de effectparameters
• Eenweg-luidsprekers werken het best. U kunt echter ook
coaxiale of virtueel-coaxiale meerwegluidsprekers
gebruiken.
• Stel de luidsprekers zo ver mogelijk van de muren vandaan op.
• Zet de luidsprekers nooit te ver uit elkaar.
• Hierna ziet u de optimale luisterpositie (“Sweet Spot”):
30°30°
Effect
Met deze parameter schakelt u het RSS Panner-effect in of
uit.
Speed
Met deze parameter bepaalt u hoe snel het geluid zich
beweegt.
• In plaats van een waarde in te stellen kunt u “BPM” kiezen
om de voor Master BPM ingestelde tempowaarde (blz. 83) te
gebruiken. Op die manier wordt het effect met het gewenste
tempo gesynchroniseerd. Bij een hoge BPM-waarde kan het
echter gebeuren dat het Panner-tempo gehalveerd of zelfs door
4 gedeeld wordt.
Direction
Met deze parameter kiest u de richting van de panoramabeweging:
CW (Clockwise): Het geluid beweegt zich in wijzerszin, en
wel van boven naar onder.
CCW (Counterclockwise): Het geluid beweegt zich tegen
de richting van de wijzers in.
RSS (2ch)
Dit RSS-effect laat eveneens toe om het geluid in een driedimensionale ruimte te plaatsen. Ditmaal is het effect echter
statisch, zodat er geen sprake is van dynamische bewegingen
zoals bij de Panner.
• Zie ook “Alvorens RSS te gebruiken” voor een aantal dingen
waar u op moet letten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het RSS (2ch) effect in of uit.
Azimuth [L], Azimuth [R]
Met deze parameter kunt u het geluid horizontaal langsheen
een denkbeeldig vlak schikken. U kunt het geluid ongeveer
180° naar links of rechts verschuiven. De standaardwaarde
“0” betekent dat het geluid zich vlak vóór de luisteraar
bevindt.
Elevation [L], Elevation [R]
Met deze parameter kunt u het geluid langsheen de verticale
as plaatsen. Ook dit stelt u in als een hoek (in graden), waarbij de positie vlak vóór de luisteraar de waarde “0°” vertegenwoordigt.
Short Delay
Dit is een Delay-effect met een maximale vertragingstijd van
400ms die u vooral kunt gebruiken om het binnenkomende
geluid wat aan te dikken. Voor echo-effecten zijn andere
Delays van de VF-1 beter geschikt.
Dit effect vindt u in het “Guitar Multi 1”-algoritme. Kies voor
MOD “SELECT” de optie “SDD”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Delay Time
Hiermee regelt u de vertragingstijd.
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” instellen om de
Delay met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroniseren.
Bij een kleine BPM-waarde kan het echter gebeuren dat de vertragingstijd verdubbeld of zelfs verviervoudigd wordt.
Deel 4.
Feedback
Feedback slaat op het volume van het Delay-uitgangssignaal
dat nog eens naar de Delay wordt gestuurd (de “terugkoppeling”). Daarmee bepaalt u het aantal keren dat het vertraagde
signaal herhaald wordt.
FX Level
Hiermee bepaalt u het volume van de Delay.
91
Verklaring van de effectparameters
Slicer
Dit effect schakelt het geluid afwisselend in en uit. Omdat
dat zo snel gebeurt, ontstaat de indruk dat het geluid (zoals
bij een stroboscoop) in schijfjes wordt gesneden – vandaar de
naam. Dit zorgt voor een ritmisch effect.
Dit effect vindt u in het “Guitar Multi 1”- en “Isolator”-algoritme. Zet MOD “SELECT” op “SL”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Pattern
Hiermee kiest u het patroon dat voor het in-/uitschakelen
van het signaal wordt gebruikt.
Rate
Hiermee regelt u de snelheid van het Slicer-effect.
• In plaats van een waarde kunt u hier ook “BPM” instellen om
de Slicer met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroniseren. Bij een grote BPM-waarde wordt het tempo echter gehalveerd of zelfs door 4 gedeeld.
Trigger Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de aan/uit-schakelaar
in. Hoe kleiner de waarde, hoe harder u moet aanslaan om
de Slicer te “triggeren”. In dat geval wordt de frase telkens
vanaf het begin gestart. Kies een grotere waarde als u de Slicer ook met een zachte aanslag al wilt starten.
Mono: De signalen van het linker en rechter ingangskanaal
worden samengevoegd en dan in mono naar de Chorus
gestuurd.
ST: In dit geval is de Space Chorus stereo en bewerkt hij de
signalen van het linker en rechter ingangskanaal apart.
Mode
Met deze parameter kunt u de werking van de Chorus instellen. Het gesimuleerde apparaat had 4 Preset-instellingen.
Hier kunt u één daarvan (of zelfs een combinatie) kiezen.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Direct Switch
Hiermee kunt u het originele signaal in- of uitschakelen.
Stereo PS DLY
Ziehier een Delay die toelaat om de herhalingen te transponeren (net zoals bij een Pitch Shifter).
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Mode
Hiermee kiest u de werking van het effect:
Fast, Medium, Slow: Zie blz. 80.
Slow Gear
Dit effect zorgt voor het opkomen (“aanzwellen”) van het
volume zoals bij een langzaam gestreken viool. Het maakt
deel uit van het “Guitar Multi 2”-algoritme. Zet SFX
“SELECT” op “SG”.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het effect. Hoe kleiner
de waarde, hoe harder u moet aanslaan om het Slow Geareffect uit te schakelen. Als u een grotere waarde kiest, werkt
het Slow Gear-effect ook bij zachter aangeslagen noten.
Rise Time
Hiermee stelt u in hoe snel het volume de maximumwaarde
bereikt zodra het Slow Gear-effect begint te werken.
Space Chorus
Dit Chorus-effect simuleert het geluid van een nog steeds
populair Chorus-effect van Roland: de SDD-320 Dimension
D.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Input
Met deze parameter stelt u in of het ingangssignaal mono of
stereo is (of moet zijn).
Pitch [L], Pitch [R]
Hiermee stelt u de transpositie in halve tonen in. Deze verschuiving van de toonhoogte wordt op elke herhaling toegepast – en wel voor het linker en rechter kanaal apart.
Fine [L], Fine [R]
Hiermee kunt u de herhalingen fijnstemmen. Ook dit kunt u
voor het linker en rechter kanaal apart instellen.
• De waarde “100” komt overeen met een Pitch-waarde van “1”
(een halve toon).
Pre Delay [L], Pre Delay [R]
Hiermee regelt u de vertraging tussen het binnenkomende
signaal en het begin van de herhalingen. Ook dit kunt u voor
het linker en rechter kanaal apart instellen. In de regel kiest u
hier het best de waarde “0” – dus geen vertraging van de
Pitch Shift-lijnen.
FB Delay Time [L], [R]
Met deze twee parameters bepaalt u de vertragingstijd van
de twee Pitch Shift-lijnen (linker en rechter kanaal).
• In plaats van een waarde in te stellen kunt u “BPM” kiezen
om de voor Master BPM ingestelde tempowaarde (blz. 83) te
gebruiken. Op die manier wordt het effect met het gewenste
tempo gesynchroniseerd. Bij een te hoge BPM-waarde kan het
echter gebeuren dat het tempo verdubbeld of zelfs verviervoudigd wordt.
FB Fine Time [L], [R]
Met deze parameters kunt u de vertragingstijd van het linker en rechter kanaal in kleinere stappen instellen.
92
Verklaring van de effectparameters
FB Level [L], [R]
Met deze parameters regelt u het Feedback-niveau van het
linker of rechter kanaal. Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen. Houd ook in de gaten dat elke herhaling telkens weer
getransponeerd wordt.
Balance DIR : FX
Hiermee regelt u de volumebalans tussen het originele en de
effectsignalen.
DIR:FX 100:0U hoort enkel het originele signaal.
DIR:FX 0:100U hoort enkel het effectsignaal.
Level
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van het
Stereo PS DLY-effect. Wat u dan hoort, bepaalt u met Balance
hierboven.
Sub 4Band EQ
Hiermee kunt u de klankkleur als “Sub Equalizer” instellen.
Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme.
Stel voor MOD “SELECT” de optie “SEQ” in.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Low EQ
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen.
High EQ
Hiermee regelt u het volume van de hoge tonen.
Lo-MD F
Hiermee kiest u de frequentie voor de laag-midden-band.
Low-Mid Q
Met deze parameter bepaalt u de bandbreedte van de LOMD-band. Hoe groter deze waarde, hoe minder frequenties
er links en rechts van de LO-MD-frequentie mee worden
opgehaald of afgezwakt.
T-Wah
Dit is een Touch Wah-effect dat via het volume van het binnenkomende signaal kan worden gestuurd, zodat u geen
pedaal hoeft in te trappen. Dit effect maakt deel uit van het
“BASS MULTI”-algoritme. Zet EQ/TW “SELECT” op “TW”.
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het filter (want dat
zorgt voor het WahWah-effect). Hoe groter deze waarde, hoe
gevoeliger het filter. Als u “0” kiest, wordt het filter nooit
gesloten of geopend.
Start
Hiermee kiest stelt u in welke richting het filter beweegt
wanneer het door het binnenkomende signaal getriggerd
wordt.
Up: Zodra het filter aangestuurd wordt, stijgt de filterfrequentie, zodat het geluid helderder wordt.
Down: Wanneer het filter aangestuurd wordt, daalt de filterfrequentie, zodat het geluid doffer wordt.
Stop
Hiermee stelt u de frequentie in die het filter bereikt wanneer
het niet meer aangestuurd wordt.
Resonance
Hiermee stelt u het volume van de filterresonantie in. Hoe
groter deze waarde, hoe “synthetischer” het WahWah-geluid
wordt.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het binnenkomende signaal. Dit wordt enkel gehanteerd wanneer het effect ingeschakeld is.
Deel 4.
Low-Mid EQ
Hiermee kunt u het volume van het laag midden instellen.
Hi-MD F
Hiermee kiest u de frequentie van de hoog-midden-band.
Hi-Mid Q
Met deze parameter bepaalt u de bandbreedte van de HIMD-band. Hoe groter deze waarde, hoe minder frequenties
er links en rechts van de HI-MD-frequentie mee worden
opgehaald of afgezwakt.
Hi-Mid EQ
Hiermee kunt u het volume van het hoog midden instellen.
Level
Hiermee regelt u het volume van het signaal aan de uitgang
van de Equalizer.
Tape Echo 201
Dit effect simuleert het geluid van de nog steeds razend
populaire Roland RE-201. Dit is een bandecho die omwille
van zijn unieke geluid wordt geapprecieerd.
Effect
Hiermee schakelt u het Tape Echo 201-effect in of uit.
Mode
Met deze kiest u de vertragingstijd van de echo (kort, tussenin en lang). Kies “4” wanneer u korte herhalingen nodig hebt.
Repeat Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de herhalingen (simulatie
van de draaisnelheid van de band). Hoe groter de waarde,
hoe korter het interval van de herhalingen.
Intensity
Hiermee stelt u in hoe vaak het binnenkomende geluid
wordt herhaald.
93
Verklaring van de effectparameters
Tone Bass
Hiermee kunt u de lage tonen van het bandecho-geluid
afzwakken of ophalen.
Tone Treble
Hiermee kunt u de hoge tonen van het bandecho-geluid
afzwakken of ophalen.
Pan Head S L:R
Pan Head M L:R
Pan Head L L:R
Hiermee kunt u de stereopositie van de drie koppen (kort,
tussenin en lang) apart instellen. Deze functie ontbreekt
natuurlijk op de echte Roland RE-201.
Tape Dist
Hiermee stelt u de vervorming van de band in. Deze parameter is zo subtiel dat hij zelfs de variaties simuleert die enkel
met een Analyser kunnen worden gemeten.
Wow Rate
Hiermee kunt u het gebrek aan draaistabiliteit van de band
simuleren (de in de regel gevreesde “Wow”). Hoe groter
deze waarde, hoe sterker de toonhoogte van de herhalingen
varieert.
Wow Depth
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de toonhoogte
varieert. Hoe groter deze waarde, hoe duidelijker de “Wow”.
FX Level
Met deze parameter bepaalt u het volume van dit effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
Tremolo/Pan
Tremolo is een regelmatige variatie van het volume. Met Pan
kunt u zorgen dat het geluid in het stereobeeld heen en weer
beweegt. Dat hoort u echter enkel wanneer u de VF-1 in stereo uitversterkt.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Tremolo/Pan-effect in of
uit.
Mode
Kies hier de functie van dit effect:
Tremolo: Het volume wordt gemoduleerd.
Pan: Het geluid beweegt tussen het linker en rechter kanaal
heen en weer.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met
Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke
Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maximale tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In
bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2)
of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Depth
Hiermee regelt u de diepte van het effect.
Vibrato
Dit effect zorgt voor een regelmatige modulatie van de toonhoogte, wat ze in de muziek “vibrato” noemen. Het maakt
deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme. Zet MOD
“SELECT” op “VB”
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Rate
Hiermee stelt u de vibratosnelheid in.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met
Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke
Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maximale tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In
bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2)
of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Depth
Hiermee stelt u de modulatiediepte van de vibrato in.
Trigger
Deze parameter doet eigenlijk dienst als schakelaar waarmee
u de vibrato afwisselend in en uit kunt schakelen. “On” betekent dat de vibrato opkomt. Met “Rise Time” bepaalt u hoe
snel dat gebeurt.
• Hier is het natuurlijk de bedoeling dat u het effect met de voet
in- en uitschakelt. Met de hand instellen en de Patch dan
opslaan heeft weinig of geen zin – tenzij u natuurlijk “On”
kiest. Maar zelfs dan is het gebruik van een optionele voetschakelaar aan te raden.
Rise Time
Hiermee bepaalt hoe lang het duurt voordat de ingestelde
vibratodiepte wordt bereikt wanneer u het effect (met de
voet) inschakelt.
Wave Shape
Hiermee bepaalt u de manier waarop het volume of de stereopositie gemoduleerd wordt. Dit doet u door de voor de
modulatie gebruikte golfvorm te beïnvloeden.
Rate
Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de stereopositie
of het volume.
94
Trigger ON/OFF
Sluit een optionele voetschakelaar (FS-5U, DP-2 enz.) op
de CTL 1,2-connector aan en stel de “Control Assign”parameters (blz. 28) als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: MOD (VIBRATO): TRIGGER
TARGET MIN:OFF
TARGET MAX:ON
SOURCE TYPE:CONTROL1
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN:0
SOURCE MAX:127
Vocal Canceller
Dit effect kunt u gebruiken om de signalen in het midden
van een stereo-opname (CD, DAT, MD enz.) te verwijderen
en de betreffende partij zelf te zingen/te spelen.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Balance
Als het signaal, dat u wilt onderdrukken, zich niet in het
midden bevindt, kunt u met deze parameter de stereopositie
“zoeken” die de beste onderdrukking oplevert. Kies “50” om
de signalen in het midden te onderdrukken.
Verklaring van de effectparameters
Envelope
Hiermee kunt u het karakter van het Vocoder-geluid bepalen:
Sharp: De stem wordt benadrukt.
Soft: De instrumentklank wordt benadrukt.
Long: Kies deze instelling wanneer u op zoek bent naar een
“Vintage”-geluid met een lange Decay.
Pan Mode
Kies hier MONO, STEREO, LAR of RAL.
Mono: Alle frequentiebanden bevinden zich in het midden.
Stereo: De onpare frequentiebanden bevinden zich links en
de pare rechts.
LAR: Hiermee verkrijgt u een echte stereospreiding (zoals
dat bv. bij een pianoklank het geval is). De laagste frequenties bevinden zich helemaal links, terwijl de hoogste frequenties enkel via het rechter kanaal worden weergegeven. Alle
andere frequenties bevinden zich tussen deze twee uitersten.
RAL: Hetzelfde principe als bij LAR, alleen bevinden de
laagste frequenties zich hier helemaal rechts, terwijl de hoogste frequenties zich helemaal rechts bevinden.
Hold
Hiermee schakelt u de Hold-functie in of uit. Als ze aan is,
wordt de klankkleur van het instrumentgeluid bepaald door
de eerste zang-frequenties die de VF-1 ontvangt. In dat geval
is er dus geen dynamische verandering.
MIC Sens
Met deze parameter kunt u de ingangsgevoeligheid voor het
microfoonsignaal (rechter kanaal) instellen.
Range Low
Hiermee kiest u de laagste frequentie die onderdrukt mag
worden. Hiervan zou u gebruik moeten maken als u de zang
wilt onderdrukken, terwijl de bas, de basdrum enz. gewoon
hoorbaar blijven. De kans dat de zang zo laag gaat is vrijwel
nihil.
Range High
Stel met deze parameter de hoogste frequentie in die onderdrukt mag worden. In de regel hebt u deze parameter enkel
nodig wanneer u de baspartij e.d. wilt onderdrukken, terwijl
de zang en de overige signalen in het midden van het stereobeeld gewoon hoorbaar moeten blijven.
Vocoder
Dit is een 10-bands Vocoder waarmee u synthesizers en
andere instrumenten letterlijk aan de praat krijgt. De reden
waarom er 10 banden zijn, is dat oudere Vocoder-versies
gewoon te grof waren voor een hoogwaardig geluid. Het
instrument moet u op INPUT L (linker kanaal) en de microfoon (of het zangspoor) op het rechter kanaal (INPUT R) aansluiten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Vocoder-effect in of uit.
Synth Level
Met deze parameter bepaalt u het volume van het instrumentgeluid (linker kanaal).
CHAR [1]~[10]
Dit is een soort mixer waarmee u het volume van de 10 frequentiebanden kunt instellen. Deze mix bepaalt het karakter
van het Vocoder-geluid. Hoe groter de CHAR-waarde van
een frequentieband, hoe duidelijker deze laatste hoorbaar
wordt.
MIC Mix
Hiermee stelt u het volume van het microfoonsignaal (de originele stem) in dat, na een HPF gepasseerd te hebben, aan
het Vocoder-uitgangssignaal wordt toegevoegd. Dit zorgt in
de regel voor een betere verstaanbaarheid.
MIC HPF
Als u de MIC Mix-functie voor het “bijmengen” van het
stemgeluid gebruikt, kunt u met deze parameter de frequentie van de HPF bepalen. Deze waarde vertegenwoordigt de
laagste frequentie die wordt doorgelaten. Kies een betrekkelijk grote waarde als u enkel de medeklinkers wilt doorlaten.
Zoals hierboven al gezegd, zorgt dit voor een betere verstaanbaarheid. Kies “Thru” als de zang ongefilterd mag worden doorgelaten.
Deel 4.
95
Verklaring van de effectparameters
MIC Pan L:R
Met deze parameter bepaalt u de stereopositie van het stemgeluid (rechter kanaal).
NS Threshold
Dit is de drempelwaarde van de ruisonderdrukker. Signalen
met een lager volume dan de hier gekozen waarde worden
niet doorgelaten. De Noise Suppressor is enkel beschikbaar
voor het rechter kanaal (stem) en moet helpen voorkomen
dat eventueel mee opgenomen bijgeluiden de Vocoder aansturen.
Hold ON/OFF
De Hold-functie kunt u ook met de voet in- en uitschakelen. Gebruik hiervoor een optionele FS-5U, DP-2 enz.
voetschakelaar en stel de “Control Assign”-parameters
(blz. 28) als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET:VOCODER: HOLD
TARGET MIN:OFF
TARGET MAX:ON
SOURCE TYPE:CONTROL1
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN:0
SOURCE MAX:127
VoiceTRANSFORM
Met dit effect kunt u het karakter van een stemgeluid veranderen, wat bv. handig kan zijn wanneer u de koortjes zelf
gezongen hebt en nu wilt zorgen voor een iets gevarieerder
(en voller) geluid. Zie blz. 53 voor het parameteroverzicht.
Effect
Hiermee schakelt u de Voice Transformer in of uit.
Robot
U zou van de stem een robotgeluid kunnen maken. Hiervoor
moet u deze parameter inschakelen. Maar opgelet: in dat
geval wordt er een vaste toonhoogte gehanteerd, zodat er
van de melodie niets meer overblijft.
CRMTC Pitch
Hiermee kunt u de toonhoogte van het stemkarakter in stappen van een halve toon veranderen. He instelbereik bedraagt
1 octaaf naar boven en naar beneden. Opgelet: dit is geen
transpositie van de zangpartij, maar enkel van het stemkarakter.
Fine Pitch
Hiermee kunt u het stemgeluid “fijnstemmen”.
CRMTC FRMT
Hiermee kunt u de formant (de frequentie die een stem
typeert) transponeren. Ook hier bedraagt het instelbereik 1
octaaf naar boven en naar beneden. De formant laat bv. toe
om uit te maken of het om een mannen- of vrouwenstem
gaat.
Fine FRMT
Dit is de fijnstemming van de formant. Ook hiermee beïnvloedt u het stemkarakter.
Mix Bal
Met deze parameter bepaalt u de balans tussen het originele
en het bewerkte stemgeluid. Het is dus ook mogelijk om beide signalen naar de uitgang van dit effect te sturen. Kies “0”
als u enkel de originele stem wilt horen (wat waarschijnlijk
nooit het geval zal zijn) en “100”, wanneer u enkel het
bewerkte stemgeluid nodig hebt.
Wah
Wat een WahWah is, hoeven we u waarschijnlijk niet uit te
leggen: het gaat om een filter dat de frequenties van het inkomende geluid bewerkt. In de regel wordt dat met een zwelpedaal (of WahWah-pedaal) gedaan. Hier kunt u echter ook
voor een automatische Wah kiezen die door het volume van
het ingangssignaal wordt gestuurd.
Effect
Hiermee schakelt u het effect in of uit.
Select
Kies hier “WAH” (pedaal) of “AW” (automatische Wah).
• Maak eerst deze keuze en stel dan pas de overige parameters in.
Wanneer u namelijk de “SELECT”-instelling verandert, kiest
de VF-1 voor de overige parameters weer de fabrieksinstellingen.
<Als u WAH kiest>
In dat geval moet u het WahWah-effect met de voet sturen.
Sluit dus een zwelpedaal aan op de EXP PEDAL-connector.
Zie ook “Tips voor het gebruik van de speelhulpen” op
blz. 31.
Pedal
Hiermee kunt u de aanvankelijke filteropening bepalen.
Level
Hiermee regelt u het volume.
<Als u AW kiest>
Mode
Hiermee kiest u de werking van het filter dat voor het automatische WahWah-effect zorgt:
LPF: Het WahWah-effect bestrijkt een groot frequentiebereik. Hier worden de hoge tonen bewerkt.
BPF: Het WahWah-effect bewerkt een beperkt frequentiebereik.
Polarity
Met deze parameter bepaalt u de richting van de filterbewegingen:
Up: De filterfrequentie stijgt.
Down: Die filterfrequentie daalt.
96
Sens
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van het filter. Hoe groter
deze waarde, hoe harder u moet aanslaan om een automatisch WahWah-effect te verkrijgen. De waarde “0” betekent
dat het filter meteen geopend wordt en zich daarna niet meer
beweegt, omdat alle signalen krachtig genoeg zijn. Dat is dus
geen slimme keuze.
FREQ
Hiermee kiest u de centrale BPF-frequentie van het filter en
dus de frequentie waarrond het WahWah-effect optreedt.
Peak
Hiermee bepaalt u hoe het WahWah-effect op de met FREQ
gekozen instelling wordt toegepast, omdat u hier de bandbreedte van het filter instelt. Hoe groter de waarde, hoe smaller de bewerkte frequentieband.
• Kies “50” als u op zoek bent naar een klassiek WahWahgeluid.
Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de automatische
WahWah.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met
Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke
Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maximale tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In
bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2)
of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Verklaring van de effectparameters
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het automatische WahWaheffect.
Level
Hiermee regelt u het uitgangsvolume van het effect.
Deel 4.
97
MIDI-functies van de VF-1
Deel 5. MIDI-functies van de VF-1
• Meer details over de MIDI-standaard vindt u onder “Over
MIDI” op blz. 105.
Wat u allemaal via MIDI
kunt doen
(a) Patches kiezen
De Patches van de VF-1 kunt u ook oproepen door programmakeuze-commando’s naar de VF-1 te sturen. U kunt de
keuze van de effectprogramma’s dus automatiseren door ze
in uw sequence op te nemen.
Het is zelfs mogelijk om de toewijzing van de Patches aan de
MIDI-programmanummers te veranderen (met behulp van
de Program Change Map, zie blz. 99).
Sluit de VF-1 zoals hierna getoond aan om te zorgen dat de
VF-1 de programmakeuze-commando’s ook ontvangt.
Om Patches te selecteren die niet in deze lijst voorkomen,
moet u de Program Change Map wijzigen. Zie hiervoor
blz. 99.
De VF-1 laat ook het gebruik van bankkeuzecommando’s toe om alle banken (User en Preset) te selecteren.
Vraag aan uw Roland-dealer of de productspecialisten
van Roland Benelux om welke nummers het gaat of zie
de aparte “MIDI Implementation.
(b) Parameters aansturen
Via controlecommando’s kunt u bepaalde parameters van de
VF-1 tijdens het spelen (in “Realtime”) beïnvloeden. Wat u
daarvoor moet doen, wordt op blz. 28 uitgelegd.
(c) Instellingen archiveren
De Patch-parameters kunt u ook als SysEx-data naar een
sequencer of een tweede VF-1 zenden. In het eerste geval
gaat het dan op een veiligheidskopie (“Backup”) van de
interne instellingen. Als u vaak optreedt, zou u hiervan
gebruik moeten maken.
FC-200MIDI OUT
MIDI IN
Bij levering van de VF-1 staat de Program Change Map als
volgt ingesteld:
Programma-
nummer
1
2
3
100
101
128
Patch van
de VF-1
UA1
UA2
UA3
UA100
UB1
UB28
Instellingen
Zie de instructies op de aangegeven pagina’s voor meer
details over de volgende functies:
MIDI PC MAP (blz. 99), MIDI BULK DUMP (blz. 100),
MIDI BULK LOAD (blz. 101)
1,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “MIDI”.
3. Druk op [ENTER].
2,3,5
4
98
MIDI-functies van de VF-1
4. Breng de cursor met PARAMETER [√][®] naar de
parameter die u wilt instellen.
CH (MIDI-kanaal), OMNI MODE, DEV. ID
MIDI PC MAP
MIDI BULK DUMP (blz. 100)
MIDI BULK LOAD (blz. 101)
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde of
optie in.
Om sneller naar een verder verwijderde parameter te
gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u
aan de [VALUE]-regelaar draait.
6. Druk op [UTILITY] om naar de Play-mode terug te
keren.
• Als u in stap 6 op [EXIT] drukt, keert u terug naar stap 2. In
dat geval moet u nog een keer op [EXIT] drukken om weer te
Play-mode te selecteren.
Omni Mode
Als u de Omni-functie activeert (“On”), ontvangt de VF-1 op
alle MIDI-kanalen. In dat geval hoeft u dus niet uit te zoeken
welk MIDI-kanaal u moet instellen. Omni On levert echter
nare resultaten op waneer u de VF-1 vanuit een sequencer
aanstuurt.
• De Omni-instelling heeft geen invloed op het Device ID (voor
de overdracht en de ontvangst van SysEx-data.
• De fabrieksinstelling luidt “On”. Dat kan averechts uitpakken.
Device ID
Kies hier het identificatienummer van de VF-1 voor de overdracht en de ontvangst van SysEx-data (1~32). Als u maar
één VF-1 bezit, verandert u deze instelling het best nooit.
SysEx-data worden namelijk alleen ontvangen wanneer de
ontvanger (in casu de VF-1) hetzelfde Device ID hanteert als
de zender – of de door een sequencer verzonden data.
• De fabrieksinstelling luidt “1”.
MIDI PC Map
Aan elke Patch van de VF-1 is een MIDI-programmanummer
toegewezen. Dit wordt geregeld door een tabel die hier
“MIDI PC Map” heet. Omdat het niet onwaarschijnlijk is dat
u soms ook Patches wilt selecteren die niet in de Map voorkomen, kunt u de instellingen veranderen. Dat gaat als volgt:
CH: MIDI-kanaal
Hier kunt u het MIDI-kanaal instellen dat de VF-1 voor het
verzenden en ontvangen van MIDI-commando’s gebruikt
(1~16). Zorg dat het kanaalnummer overeenkomt met het
zendkanaal (of het ontvangstkanaal) van het externe apparaat.
• De fabrieksinstelling is “1”.
1,9 8
4,5,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “MIDI”.
3. Druk op [ENTER].
4. Breng de cursor met PARAMETER [
PC MAP”.
5. Breng de cursor met PARAMETER [
MIDI-programmanummer (PC#) en kies met de
√][®
√][®
2,3,5
Deel 5.
] naar “MIDI
] naar een
99
MIDI-functies van de VF-1
[VALUE]-regelaar het MIDI-programmanummer waar u
een andere Patch aan wilt toewijzen.
Om snel naar een verder verwijderd nummer te gaan,
kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de
[VALUE]-regelaar draait.
√][®
6. Breng de cursor met PARAMETER [
Patch-nummer en stel met de [VALUE]-regelaar het
nummer in dat met het boven gekozen MIDIprogrammanummer moet worden opgeroepen.
Ook hiervoor kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 zo vaak tot de Program
Change Map naar wens is geprogrammeerd.
8. Druk op [WRITE] om deze toewijzingen op te slaan.
Doet u dat niet, dan verliest u de toewijzingen zodra u de
VF-1 weer uitschakelt.
9. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
] naar het
Bulk Dump: instellingen
archiveren
De VF-1 zendt ook SysEx-data die u kunt gebruiken om te
zorgen dat een tweede VF-1 precies dezelfde instellingen
bevat, of om uw Patches met een sequencer te archiveren.
Omdat het om datablokken gaat, heten dit soort data Bulks.
De VF-1 kan de volgende datablokken zenden:
ALL:Utility- en Patch-instellingen
UTILITY:Enkel de Utility-instellingen
PATCH:Alle User Patches
TEMP:Enkel de Patch-parameters in de editbuffer
Aansluitingen
Data naar een sequencer zenden
Sluit de VF-1 als volgt op de sequencer of computer aan en
zorg dat de sequencer SysEx-data kan ontvangen. Zie diens
handleiding.
MIDI OUT
MIDI IN
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “Keep Power
ON!” wordt afgebeeld. Anders beschadigt u namelijk niet
alleen de instellingen, maar misschien zelfs de hele VF-1.
• Als u in stap 9 op [EXIT] drukt, keert u weer terug naar stap
2. Druk dus nog een keer op [EXIT] om weer naar de Playmode terug te keren.
Sequencer
Data naar een tweede VF-1 zenden
Sluit de twee VF-1’en als volgt aan en kies voor beide hetzelfde Device ID (blz. 99).
MIDI OUT
MIDI IN
1,7
Zender
Ontvanger
2,3,5,6
4
100
1. Druk op [UTILITY].
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.