Roland VF-1 MIDI IMPLEMENTATION [nl]

Handleiding
Bedankt voor uw aankoop van de BOSS VF-1 24-BIT MULTIPLE EFFECTS PROCESSOR.
Lees a.u.b. de volgende paragrafen door alvorens de VF-1 te gebruiken:
• “Veilig gebruik van de VF-1” op blz. 2
• “Belangrijke opmerkingen” op blz. 10
Daar vindt u namelijk belangrijke dingen i.v.m. het gebruik van de VF-1.
Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling om ook de rest van de handleiding te lezen om uw VF-1 grondig te leren kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op omdat u ze beslist nog eens nodig hebt.
Copyright © 1999 BOSS CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION.
Veilig gebruik van de VF-1
VOORZICHTIG
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labels Over de symbolen
VOORZICHTIG LET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG
001
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas uw VF-1. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste manier bedient.
..........................................................................................................
• Open nooit de behuizing van de VF-1 of van de bijgele­verde adapter.
..........................................................................................................
003
• Probeer nooit de VF-1 zelf te herstellen (tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellings- en onderhoudswerken over aan een door Roland erkende technische dienst. Zie de “Information”-pagina.
004
• Zet de VF-1 nooit op plaatsen die de volgende kenmer­ken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke temperatuur-
schommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op de
natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke trillingen.
• Gebruik enkel de bij de VF-1 geleverde adapter en sluit hem uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de gegevens op het merkplaatje van de adapter. Andere adapters hebben een andere polariteit of een ander vermogen. Als u ze op een verkeerd stopcontact aansluit, werkt de VF-1 niet of brandt de adapter door.
009
• Beschadig nooit de stroomkabel. Plooi hem niet te veel, trap er niet op, plaats er geen zware voorwerpen op enz. Een beschadigde kabel kan brand of elektrokutie veroor­zaken. Gebruik nooit een stroomkabel die reeds bescha­digd is.
..........................................................................................................
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in combinatie met een externe versterker, voor een volume zorgen dat uw gehoor kan aantasten. Werk dus nooit lange tijd op een pittig volume of op een volume dat net aan de pijngrens ligt. Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw gehoor begint te verzwakken, moet u onmiddellijk een oorarts raadplegen.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
005
• De VF-1 mag u enkel in een rack schroeven of op een stand monteren die door Roland uitdrukkelijk wordt aanbevolen.
..........................................................................................................
006
• Als u de VF-1 in een rack schroeft of op een stand mon­teert, moet u deze laatste op een vlak en stabiel opper­vlak plaatsen. De keuze van een veilige opstellingsplaats geldt overigens ook voor situaties waarin u de VF-1 niet gebruikt.
2
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal,
LET OP
brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in het inwendige van de VF-1 terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
..........................................................................................................
012c
• Verbreek in de volgende situaties onmiddellijk de aan­sluiting op het lichtnet en neem contact op met een erkende herstellingsdienst of uw Roland-/Boss-dealer:
• Als de adapter of het netsnoer zichtbaar beschadigd
is.
• Als er een voorwerp of vloeistof in het inwendige van
de VF-1 terecht is gekomen.
• Als de VF-1 in de regen heeft gestaan (of op een ande-
re manier nat is geworden).
• Als de VF-1 niet naar behoren lijkt te werken of het
helemaal niet meer doet.
013
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit toestel in overeenstemming met de veiligheidsvoor­schriften te gebruiken.
..........................................................................................................
014
• Bescherm de VF-1 tegen overdreven schokken.
(Laat hem nooit vallen!)
015
• Sluit de stroomkabel van dit apparaat niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren—het totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/ ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een over­dreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
101b
• Plaats de VF-1 en de bijbehorende adapter altijd zo dat de verluchting van beide niet in het gedrang wordt gebracht.
..........................................................................................................
102d
• Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem op een stopcontact of de VF-1 aansluit, of wanneer u de aansluiting verbreekt.
..........................................................................................................
103b
• Als u de VF-1 langere tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u het best de aansluiting van de adapter op het lichtnet (blz. 16).
..........................................................................................................
104
• Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Houd alle kabels en snoeren buiten het bereik van kinderen.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op de VF-1 staan en plaats er geen zware voor­werpen op.
..........................................................................................................
107d
• Neem de adapterkabel of de stekkers nooit vast met nat­te handen wanneer u ze in een stopcontact of in de VF-1 steekt, of wanneer u ze uittrekt.
..........................................................................................................
108b
• Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe apparaten af, alvorens de VF-1 te verplaatsen.
..........................................................................................................
016
• Alvorens de VF-1 in het buitenland te gebruiken, neemt u het best contact op met uw Roland-/Boss-dealer om te weten te komen welk voltage er in het betreffende land wordt gehanteerd en of u al dan niet voor een geschikte stroomvoorziening moet zorgen.
..........................................................................................................
3
Inhoud
De VF-1 in een notendop........................................................................8
Over deze handleiding............................................................................9
Afspraken voor deze handleiding ........................................................................................................... 9
Belangrijke opmerkingen .....................................................................10
Panelen ..................................................................................................11
Frontpaneel................................................................................................................................................ 11
Achterpaneel ............................................................................................................................................. 12
Deel 1. Aansluitingen en basisbeginselen...........................................13
Aansluitingen............................................................................................................................................13
Gitaar aansluiten ........................................................................................................................... 13
Klavierinstrument aansluiten......................................................................................................14
Microfoon aansluiten....................................................................................................................14
Gebruik als effectapparaat voor een mengpaneel....................................................................14
Zwelpedaal/voetschakelaar aansluiten..................................................................................... 15
Inschakelen en Stand-by..........................................................................................................................15
Inschakelen..................................................................................................................................... 15
Ingangsniveau ............................................................................................................................... 16
Effecten kiezen .......................................................................................................................................... 16
Betekenis van de informatie in het display ............................................................................... 16
Patches kiezen................................................................................................................................ 17
Patches zoeken volgens categorie (Category Search) .............................................................. 17
Patches met de voet kiezen.......................................................................................................... 18
Effecten in-/uitschakelen (Effects On/OFF) ........................................................................................ 20
Stemfunctie (Tuner) gebruiken............................................................................................................... 20
Instellingen van de Tuner (Pitch/Level) ...................................................................................21
Contrast van het display ......................................................................................................................... 21
Deel 2. Zelf effecten programmeren .....................................................22
Even samevatten.......................................................................................................................................22
Instellingen die in een Patch worden opgeslagen.................................................................... 22
Informatie in het display..............................................................................................................22
Kort en krachtig editen van een Patch (Quick Setting).......................................................................23
Patches editen ........................................................................................................................................... 23
Kiezen van de benodigde parameter ......................................................................................... 23
Basiswerkwijze voor het editen ..................................................................................................24
Patches kopiëren ........................................................................................................................... 24
Effecten in-/uitschakelen.............................................................................................................25
Effectparameters editen................................................................................................................ 25
Position: plaatsing van bepaalde effectblokken ....................................................................... 26
In- en uitgangsvolume van de effectblokken............................................................................26
Effecten kopiëren (Effect Copy) .................................................................................................. 27
Master Level: uitgangsvolume van de Patch ............................................................................ 27
Assign: controle van de gewenste effectparameters ...........................................................................28
Werkwijze voor het instellen van deze parameters ................................................................. 31
Tips voor het gebruik van de speelhulpen................................................................................31
Patch aan een categorie toewijzen .............................................................................................. 33
Naam geven aan Patch................................................................................................................. 33
Wijzigingen toch niet gebruiken.................................................................................................34
4
Patch opslaan (Write)............................................................................................................................... 34
Deel 3. Utility-functies............................................................................35
Werkwijze voor het instellen .................................................................................................................. 35
Stemfunctie (Tuner).................................................................................................................................. 35
Systeemparameters ..................................................................................................................................35
Global-parameters.................................................................................................................................... 37
Factory Reset ............................................................................................................................................. 38
MIDI ........................................................................................................................................................... 38
Deel 4. Effecten.......................................................................................39
Een woordje over de algoritmes............................................................................................................. 39
Over MOD ................................................................................................................................................. 39
Over het SFX-blok .................................................................................................................................... 40
FV (Foot Volume) ..................................................................................................................................... 40
Delay, MultiTAP DELAY en Stereo PS DLY ........................................................................................ 40
Algoritmes van de VF-1 ........................................................................41
PB1 Guitar Multi 1....................................................................................................................................41
PB2 Guitar Multi 2....................................................................................................................................44
PB3 Bass Multi .......................................................................................................................................... 46
PB4 Acoustic Multi...................................................................................................................................48
PB5 Keyboard Multi.................................................................................................................................49
PB6 Rotary Multi ......................................................................................................................................50
PB7 Vocal Multi ........................................................................................................................................51
PB8 Vocoder .............................................................................................................................................. 52
PB9 VoiceTransform (Voice Transformer)............................................................................................ 53
PB10 Isolator.............................................................................................................................................. 53
PB11 LOFI Processor................................................................................................................................ 54
PB12 Reverb 1............................................................................................................................................ 55
PB13 Reverb 2............................................................................................................................................ 56
PB14 Gate Reverb .....................................................................................................................................56
PB15 2CH RSS (2 channel RSS)............................................................................................................... 57
PB16 Delay RSS.........................................................................................................................................58
PB17 Chorus RSS ...................................................................................................................................... 58
PB18 Reverb RSS....................................................................................................................................... 59
PB19 RSS Panner....................................................................................................................................... 60
PB20 Delay................................................................................................................................................. 60
PB21 MultiTAP Delay (20 TAP) .............................................................................................................61
PB22 Tape Echo201................................................................................................................................... 61
PB23 MIC Simulator................................................................................................................................. 63
PB24 Space Chorus................................................................................................................................... 63
PB25 StFLANGER DLY (Stereo Flanger Delay)................................................................................... 64
PB26 StPHASER DLY (Stereo Phaser Delay) ....................................................................................... 64
PB27 StChorus DLY (Stereo Chorus Delay) .........................................................................................65
PB28 Stereo PS DLY (Stereo Pitch Shifter Delay).................................................................................65
PB29 Stereo Multi .....................................................................................................................................66
PB30 10Graphic EQ (10-Band Graphic Equalizer)...............................................................................67
5
PB31 Hum Canceler .................................................................................................................................68
PB32 Vocal Canceler................................................................................................................................. 68
PB33 Reverb + Reverb.............................................................................................................................. 69
PB34 Chorus + Reverb ............................................................................................................................. 69
PB35 Delay + Reverb................................................................................................................................ 70
PB36 Delay + Chorus ...............................................................................................................................71
Verklaring van de effectparameters ....................................................72
2x2 Chorus.................................................................................................................................................72
4Band EQ (Equalizer)............................................................................................................................... 72
Acoustic...................................................................................................................................................... 73
Acoustic GtSIM......................................................................................................................................... 73
AFB (Anti-Feedback)................................................................................................................................ 73
Bass GTR SIM (Bass Guitar Simulator) .................................................................................................73
BCF (Bass Cut Filter) ................................................................................................................................ 73
Chorus........................................................................................................................................................ 73
Compressor/Limiter................................................................................................................................74
De-Esser .....................................................................................................................................................75
Defretter ..................................................................................................................................................... 75
Delay........................................................................................................................................................... 75
Distance...................................................................................................................................................... 76
Distortion................................................................................................................................................... 76
Enhancer ....................................................................................................................................................77
Feedbacker................................................................................................................................................. 77
Flanger........................................................................................................................................................ 78
Graphic EQ ................................................................................................................................................ 78
Guitar Synth .............................................................................................................................................. 78
Harmonist..................................................................................................................................................80
User Scale programmeren............................................................................................................ 81
Hum Canceller .......................................................................................................................................... 81
Humanizer................................................................................................................................................. 82
3Band Isolator ...........................................................................................................................................82
LoFi Box .....................................................................................................................................................82
Master......................................................................................................................................................... 83
MIC Conv .................................................................................................................................................. 84
Multi Tap Delay........................................................................................................................................ 85
NS Suppressor........................................................................................................................................... 85
Octave......................................................................................................................................................... 86
Over Drive ................................................................................................................................................. 86
Phaser ......................................................................................................................................................... 86
Pickup Sim.................................................................................................................................................87
Pitch Shifter ...............................................................................................................................................87
Preamp/SP.SIM........................................................................................................................................ 87
Reverb ........................................................................................................................................................ 88
Gate (Reverb) ............................................................................................................................................ 89
Ring Modulator......................................................................................................................................... 89
Rotary......................................................................................................................................................... 90
6
RSS Panner................................................................................................................................................. 90
Alvorens RSS te gebruiken ..........................................................................................................90
RSS (2ch) ....................................................................................................................................................91
Short Delay ................................................................................................................................................ 91
Slicer ...........................................................................................................................................................92
Slow Gear................................................................................................................................................... 92
Space Chorus............................................................................................................................................. 92
Stereo PS DLY ........................................................................................................................................... 92
Sub 4Band EQ ........................................................................................................................................... 93
T-Wah.........................................................................................................................................................93
Tape Echo 201 ........................................................................................................................................... 93
Tremolo/Pan.............................................................................................................................................94
Vibrato........................................................................................................................................................ 94
Vocal Canceller .........................................................................................................................................95
Vocoder...................................................................................................................................................... 95
VoiceTRANSFORM.................................................................................................................................. 96
Wah............................................................................................................................................................. 96
Deel 5. MIDI-functies van de VF-1 .........................................................98
Wat u allemaal via MIDI kunt doen ...................................................................................................... 98
Instellingen ................................................................................................................................................ 98
MIDI PC Map............................................................................................................................................ 99
Bulk Dump: instellingen archiveren.................................................................................................... 100
Bulk Load: SysEx-data ontvangen ....................................................................................................... 101
Deel 6. Appendix ..................................................................................102
Over de digitale uitgang van de VF-1 .................................................................................................102
VF-1 met een FC-200 bedienen............................................................................................................. 102
Werken met een FC-50........................................................................................................................... 104
Over MIDI ............................................................................................................................................... 105
Factory Reset: laden van de fabrieksinstellingen............................................................................... 106
Verhelpen van storingen ....................................................................................................................... 107
Foutmeldingen........................................................................................................................................108
MIDI Implementation Chart................................................................................................................. 109
Specificaties .............................................................................................................................................110
Preset Patches ....................................................................................111
Index.....................................................................................................113
7
De VF-1 in een notendop
De VF-1 in een notendop
Veelzijdige algoritmes en hoogwaardige klankkwaliteit op professioneel niveau
De VF-1 bevat 46 effecten en 36 verschillende algoritmes (combinaties van effecten). Hierbij horen een reeks simulatie­effecten (voorversterker, luidspreker e.d.) gebaseerd op de COSM-technologie), maar natuurlijk ook dingen zoals Reverb (galm), Chorus, Delay, en noem maar op. De A/D- en D/A-convertors zijn van het 24-bit-type, terwijl de door BOSS ontwikkelde DSP ultrasnel en ultra betrouw­baar zijn werk doet. Dat hoort u meteen, omdat de kwaliteit echt onberispelijk is. De VF-1 is trouwens een veelzijdig baas­je dat zowel voor de gitarist, de zanger en de geluidstechnie­ker in de studio van onschatbare waarde zal zijn. De VF-1 is – ondanks zijn betaalbare prijs– een professioneel apparaat. De algoritmes en effectinstellingen kunt u als zgn. Patches opslaan in het interne geheugen. Naast de 200 Preset Patches zijn er 200 User-geheugens waar u uw eigen instellingen kunt opslaan.
Effecten zoeken volgens categorie
Alle Patches zijn gerangschikt volgens categorieën met bena­mingen zoals “Guitar”, “Vocal” enz., zodat u in een mum van tijd de voor een bepaalde situatie geschikte effecten gevonden hebt (blz. 17).
2 ingangen, 2 uitgangen
De VF-1 is voorzien van stereo-in- en -uitgangen. De ingan­gen kunt u op twee manieren gebruiken: (a) om te zorgen dat de stereoplaatsing van de signalen ook in het effectsignaal behouden blijft, of (b) om twee effecten parallel (d.w.z. los van elkaar) te gebruiken (blz. 12).
Klaar om in een 19”-rack te worden gemonteerd
Mits een optionele rackbeugel (RAD-50) kunt u de VF-1 ook in een 19”-rack schroeven. De VF-1 heeft de breedte van een half 19”-apparaat.
Digitale uitgang
Dankzij de coaxiale digitale uitgang (S/P DIF) kunt u de VF-1 op de digitale ingang van bv. een Workstation van de VS-serie of de VM-mixers van Roland aansluiten. Op die manier bent u er helemaal zeker van dat de geluidskwaliteit tot in het laatste stadium van de signaalketen optimaal blijft (blz. 102).
Grafisch LCD
Dankzij het grafische display van de VF-1 verloopt de bedie­ning veel overzichtelijker dan met abstracte parameters.
Instellen in een mum van tijd
Voor elke editfunctie is er een fabrieksinstelling. Tijdens het programmeren kunt u dan ook, waar nodig, vetrekken van­uit de fabrieksinstelling om zo snel mogelijk het gewenste resultaat te bereiken (blz. 23).
Gitaaringang
Omdat de VF-1 ook perfect dienst kan doen als gitaareffect, hebben we hem maar meteen voorzien van een ingang voor een elektrische gitaar/bas op het frontpaneel (blz. 11)
Ingebouwde stemfunctie (Tuner)
Ook de chromatische stemfunctie wijst erop dat de VF-1 net zo goed als volwaardige gitaar-effectprocessor kan worden gebruikt (blz. 20).
Realtime-controle van de parameters
De parameters van de VF-1 kunnen via een voetschakelaar, een zwelpedaal (Expression) of via MIDI worden beïnvloed, zodat u ook dynamische veranderingen bij uw spel kunt betrekken (blz. 28).
z (
COSM is een technologie voor het simuleren van gelui­den, die rekening houdt met alle factoren die van belang zijn voor het voortbrengen van een geluid en de manier waarop we het uiteindelijk horen. Ziehier een voorbeeld: in het geval van een gitaarversterker bevat het gebruikte algoritme parameters voor de elektrische en elektroni­sche componenten van de versterker, het materiaal van de speaker, de manier waarop de voortgebrachte golven door de ruimte worden weerkaatst e.d. COSM simuleert dus niet alleen een bepaald versterkergeluid. En net dát zorgt ervoor dat dit een bijzonder veelzijdige technolo­gie is.
Composite Object Sound Modeling
)
8
Over deze handleiding
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat zes delen waarin u alle informatie vindt voor een efficiënte bediening en het programmeren van uw eigen effecten. U doet er verstandig aan om deze delen in de volgorde van deze handleiding door te nemen. Aan het einde van de handleiding vindt u een alfabetische index met alle belangrijke trefwoorden. In geval van nood kunt u dus meteen de benodigde informatie opzoeken.
Deel 1. Aansluitingen en basisbeginselen
Hier vindt u alles wat u moet weten om te zorgen dat de VF-1 (het gewenste) geluid voortbrengt: aansluiten van ande­re apparaten, Patches selecteren enz.
Deel 2. Zelf effecten programmeren
Hier komt u te weten hoe u de effecten kunt editen en hoe gebruik te maken van de verschillende functies.
Afspraken voor deze handleiding
Om de verklaringen en beschrijvingen zo duidelijk mogelijk te houden gebruiken we de volgende symbolen en tekens:
Woorden en symbolen tussen haakjes ([ ]) slaan op knoppen en regelaars op het frontpaneel. Voorbeeld: [UTILITY]: de Utility-knop
][
®
PARAMETER [
De regelaars worden als volgt weergegeven.
]: Parameter-knoppen
Als u aan de regelaar moet draaien:
[INPUT L/R]
Als u de regelaar moet indrukken:
[POWER]
Als u aan de regelaar moet draaien:
[NUMBER] of [VALUE]
Als u de regelaar moet indrukken:
[EFFECTS] of [ENTER]
Deel 3. Utility-functies
Hier worden de algemene functies van de VF-1 voorgesteld: de stemfunctie (Tuner) en de systeemparameters.
Deel 4. Effecten
Hier vindt u een beschrijving van de algoritmes van de VF-1 en hun werking
Deel 5. MIDI-functies van de VF-1
Hier komt u te weten hoe u de VF-1 vanop een extern MIDI­apparaat (sequencers e.d.) kunt bedienen en hoe de instellin­gen van de VF-1 via MIDI te archiveren.
Deel 6. Appendix
Hier vindt u informatie over het gebruik van een optionele FC-200 MIDI-pedalenbak, een aantal handige tips, het laden van de fabrieksinstellingen en het verhelpen van storingen.
Aansluiten van een zwelpedaal:
EXP PEDAL-connector
Aansluiten van een voetschakelaar:
CTL 1,2-connector
9
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Lees eerst “Veilig gebruik van de VF-1” op blz. 2 en daarna de volgende punten door om er zeker van te zijn dat u de VF-1 op de juiste manier gebruikt.
Voeding
• Sluit de VF-1 niet samen met apparaten, die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
• De adapter wordt na verloop van tijd warm. Dit is normaal.
• Alvorens de VF-1 op andere toestellen aan te sluiten schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Plaatsing van de VF-1
• Als u de VF-1 nabij een vermogensversterker (of een ander appa­raat met grote transformators) gebruikt, kan er brom ontstaan. Orienteer de VF-1 dan anders of verwijder hem van de interfe­rentiebron.
• De VF-1 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
• Plaats de VF-1 nooit in het directe zonlicht en laat hem vooral niet in een gesloten auto liggen waar de zon op staat. Dat kan namelijk zorgen voor het smelten van de behuizing of het ver­kleuren ervan.
• Gebruik de VF-1 niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
• Gebruik enkel uitdrukkelijk in deze handleiding vermelde voet­schakelaars en zwelpedalen (BOSS FV-300L + PCS-33 kabel, of EV-5 (Roland); allemaal optioneel). Het gebruik van andere voet­schakelaars of zwelpedalen kan de VF-1 ernstige schade toebren­gen.
• Gebruik een Roland-kabel voor de aansluitingen. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het volgende:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden. Sluit op
de VF-1 geen kabels aan die weerstanden bevatten. Als u zul­ke kabels gebruikt, is het mogelijk dat het geluid niet of nau­welijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de kabels wendt u zich best tot de fabrikant van de betreffende kabel
.
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoon­maakmiddel. Veeg de VF-1 nadien goed af met een zachte droge doek.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmid­del om verkleuring of vervorming te voorkomen.
Bijkomende voorzorgen
• Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van het geheu­gen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect of het onjuist bedienen van de VF-1. Daarom raden we aan om van belangrijke data regelmatig een Backup te maken via MIDI.
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het geheugen van de VF-1 niet meer kunnen worden hersteld wanneer ze een­maal gewist zijn. Boss is niet aansprakelijk voor zulk dataverlies.
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de VF-1 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorza­ken.
• Sla of druk nooit op het display.
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de connec­tor zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitin­gen en schade aan de aders.
• Houd, om uw buren niet te storen, het volume op een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
• Om de VF-1 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking.
10
Panelen
Frontpaneel
Panelen
(1)
(3)
(2)
(1) POWER/INPUT (L/R)
Netschakelaar/Regelaar voor de ingangsge­voeligheid
Druk op deze regelaar om de VF-1 in en uit te schakelen. Door eraan te draaien kunt u het ingangsniveau van het lin­ker en rechter kanaal (afzonderlijk) instellen.
(2) GUITAR (Hi-Z)
Gitaaraansluiting
Deze ingang heeft een hoge impedantie en is dus geschikt voor het aansluiten van een elektrische gitaar.
(3) Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u momenteel aan het doen bent, de gekozen Patch, functie enz.
(4) (5) (6)
(9)
(7) (8)
(8) PARAMETER [
Met deze knoppen kunt u de parameter selecteren die u wilt instellen. De cursor verplaatst zich telkens in de richting van de ingedrukte PARAMETER-knop.
(9) NUMBER/VALUE, EFFECTS/ENTER
Nummer-/waarde-regelaar & effect-/ENTER­knop
Draai aan deze regelaar om een ander Patch-geheugen te kie­zen of om de waarde van de geselecteerde parameter te wij­zigen. Druk op de regelaar om de effecten in of uit te schakelen of om de ingestelde waarde te bevestigen.
]/[
®
]
(4) UTILITY
Via deze knop hebt u toegang tot de systeemparameters en MIDI-functies van de VF-1.
(5) WRITE
Druk op deze knop wanneer u de effectinstellingen intern wilt opslaan of kopiëren.
(6) EXIT
Druk op deze knop wanneer u een parameterinstelling wilt annuleren of om terug te keren naar de display-pagina van het vorige niveau.
(7) CATEGORY-knop
Druk op deze knop om gebruik te maken van de Category­functie voor het zoeken van Patches.
11
Panelen
Achterpaneel
(
)
17
(10) (11)(
(10) AC IN-aansluiting
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan.
(11) MIDI IN-/OUT-aansluiting
Via de MIDI-aansluitingen kunt u de VF-1 op externe MIDI­apparaten aansluiten. Op die manier kan hij MIDI-comman­do’s ontvangen en verzenden. Dat laat bv. toe om een MIDI­pedalenbak FC-200 te gebruiken. Voor de aansluitingen hebt u optionele MIDI-kabels nodig.
(12) EXP PEDAL/CTL 1,2
Aansluiting voor een zwelpedaal/ twee voetschakelaars
Op deze ingang kunt u hetzij een zwelpedaal (Expression/ volume), hetzij twee voetschakelaars aansluiten voor het selecteren van Patches of het instellen van twee andere para­meters met de voet. Voor het werken met twee voetschake­laars hebt u een optionele PCS-31 kabel van Roland nodig.
) (13) (14)(15) (16)
12
(16) INPUT L (MONO) /R
Dit zijn de ingangen van de VF-1. Om de stereoplaatsing van uw signalen ook in het effectsignaal terug te vinden sluit u hier het best twee AUX SENDs (of een stereo AUX) van uw mengpaneel aan. Natuurlijk kunt u hier ook andere Line-sig­nalen aansluiten: synthesizers, digitale piano’s e.d.
(17) Kabelhaak
Draai de kabel van de adapter rond deze haak om te voorko­men dat de aansluiting op het lichtnet per ongeluk kan wor­den verbroken.
• U kunt de VF-1 ook in een rack installeren. Hiervoor hebt u een optionele rackbeugel RAD-50 nodig. Zie de handleiding van de RAD-50 voor de montage van de VF-1 in de rackbeu­gel.
• Als u niet van plan bent om de VF-1 in een rack te schroeven, kleeft u het best de bijgeleverde gummipoten op de hieronder getoonde plaatsen:
(13) DIGITAL OUTPUT
Dit is een digitale uitgang (S/P DIF) die u met een digitale ingang van een mengpaneel of gelijk welk ander apparaat met digitale aansluitingen kunt verbinden. Als kabel gebruikt u het best een videokabel (751, asymmetrisch).
(14) OUTPUT L (MONO) /R
Dit zijn de analoge uitgangen van de VF-1 die hetzelfde sig­naal uitsturen als de digitale uitgang. Verbind ze met de ingangen van uw mengpaneel, opname-apparaat enz. Hiervoor hebt u optionele audiokabels nodig.
(15) LEVEL
Met deze schakelaar bepaalt u de ingangsgevoeligheide van de ingangen en het uitgangsniveau van de analoge uitgan­gen.
12
Aansluitingen en basisbeginselen
Deel 1. Aansluitingen en basisbeginselen
Aansluitingen
De manier waarop u de VF-1 moet aansluiten verschilt naar gelang de manier waarop u hem wilt gebruiken.
OPGELET
Om de luidsprekers en overige apparaten niet onnodig te beschadigen, verdient het aanbeveling om het volume van alle apparaten op de minimumwaarde te zetten alvorens ze op elkaar aan te sluiten of de aansluitingen te verbreken.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L (MONO) jack op aan te sluiten. Het verdient echter aanbeve­ling om de VF-1 in stereo te gebruiken.
• De VF-1 biedt drie ingangen: de GUITAR-aansluiting op het frontpaneel en de INPUT L (MONO)/R-connectors aan de achterkant. Die kunnen echter niet samen worden gebruikt: als u een signaalbron op de GUITAR-connector aansluit, dan heeft die voorrang (de INPUT-connectors worden dan dus niet gebruikt).
• Om te voorkomen dat tijdens het gebruik de stroom uitvalt verdient het aanbeveling om de adapterkabel rond de haak te draaien. Zie de volgende afbeelding:
Gitaar aansluiten
• Een elektrische gitaar of bas moet u op de GUITAR-connector aansluiten, omdat die geschikt is voor hoogohmige signalen.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L (MONO) jack op aan te sluiten.
• In veruit de meeste gevallen kunt u de LEVEL-schakelaar gewoon in de –20dBm-positie laten staan.
Deel 1.
Gitaarversterkers
U kunt de VF-1 ook zo instellen dat hij een optimaal sig­naal naar de gitaarversterker(s) zendt. Zie“Global-para­meters” op blz. 37.
13
Aansluitingen en basisbeginselen
Klavierinstrument aansluiten
• In veruit de meeste gevallen kunt u de LEVEL-schakelaar gewoon in de –20dBm-positie laten staan.
• Als u synthesizer e.d. mono is, moet u hem op de INPUT L (MONO)-connector aansluiten.
• Als uw versterker mono is, hoeft u er enkel de OUTPUT L (MONO) jack op aan te sluiten.
Elektronisch klavierinstrument
OUTPUT R OUTPUT L
INPUT R INPUT L
OPGELET
Plaats de microfoon altijd onder een zodanige hoek dat hij niet kan beginnen rondzingen. Is dit laatste bij u het geval, dan kunt u dat op één van de volgende manieren verhelpen:
1. Zet de microfoon(s) op een andere plaats.
2. Plaats de microfoon(s) verder van de speakers vandaan.
3. Zet het volume zachter.
Gebruik als effectapparaat voor een mengpaneel
• Stel de LEVEL-schakelaar zo in dat het uitgangsniveau van de VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van het meng­paneel.
• Als u de VF-1 op de SEND/RETURN-connectors van het mengpaneel aansluit, moet u EFFECTS OFF MD op “MUTE” (blz. 36) en DIRECT MIX op “OFF” (blz. 38) zet­ten.
Mengpaneel
Microfoon aansluiten
• Stel de LEVEL-schakelaar zo in dat het uitgangsniveau van de VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van het meng­paneel.
Microfoon
INPUT
RETURN
SEND
RETURN SEND
Mengpaneel
14
Mengpaneel
Aansluitingen en basisbeginselen
Zwelpedaal/voetschakelaar aansluiten
Roland
Voetschakelaar
FS-5U / FS-5L
enz.
OPGELET
U kunt niet eender welk zwelpedaal gebruiken. Kies voor een BOSS FV-300L + PCS-33 (Roland) of EV-5 (Roland) (beide optioneel). Andere zwelpedalen leveren hetzij niet het gewens­te resultaat op of zorgen zelfs voor storingen.
• Zet de kleine regelaar op het zwelpedaal in de “MIN”-positie. Anders werkt het pedaal namelijk niet zoals verwacht.
Zwelpedaal
EV-5 enz.
Inschakelen en Stand-by
De VF-1 zal maar optimaal functioneren als het ingangsni­veau van de signaalbron noch te hard, noch te zacht is. Bovendien moet u natuurlijk zorgen dat het uitgangsniveau van de VF-1 overeenkomt met de ingangsgevoeligheid van het apparaat waarop u hem aansluit.
Inschakelen
Eens u de VF-1 volgens uw behoeften hebt aangesloten (blz. 13~15), kunt u hem inschakelen. Doe dit echter in de hierna beschreven volgorde om noch de VF-1 zelf, noch de navolgende apparaten in de signaalketen (versterker, luid­sprekers enz.) te beschadigen.
1. Controleer de volgende dingen alvorens de apparaten in
te schakelen:
• Hebt u de VF-1 op de juiste manier met de overige appa­raten verbonden?
• Hebt u het volume van de VF-1 en de overige apparaten in de minimumstand gezet?
2. Schakel eerst de signaalbron(nen) in.
3. Druk op de [POWER]-schakelaar van de VF-1 om hem in
te schakelen. Het display beeldt nu de volgende pagina af. Die noe­men we in deze handleiding de “Play-mode”. Na enkele seconden is de VF-1 startklaar.
Deel 1.
Minimum-
volume
• Als u geen zwelpedaal, maar een voetschakelaar op de CTL 1,2-connector aansluit, moet u diens polariteitsschakelaar in de hierna getoonde stand zetten. Anders werkt de voetschake­laar namelijk precies omgekeerd (uit wanneer u hem intrapt en aan wanneer u hem loslaat).
Polariteitschakelaar
OPGELET
De VF-1 is uitgerust met een beveiligingscircuit dat ervoor zorgt dat u tijdens het inschakelen geen “pop” hoort. Daarom duurt het even voordat u daadwerkelijk iets hoort.
• Eens de opstartprocedure voltooid is, roept de VF-1 weer de laatst geselecteerde Patch op.
• Naar gelang de plaats waar u de VF-1 zet, kan het gebeuren dat het display niet of moeilijk leesbaar is. Verander in voorko­mend geval de contrastinstelling (blz. 21).
4. Schakel nu de overige apparaten in. De volgorde moet
zijn: andere effectapparaten A mengpaneelA versterker.
OPGELET
Wacht tot alle apparaten ingeschakeld zijn alvorens het volu­me naar wens in te stellen.
15
Aansluitingen en basisbeginselen
Uitschakelen
1. Controleer eerst de volgende dingen alvorens de VF-1 uit
te schakelen:
• Hebt u het volume van de versterker en de overige appa­raten op de minimumwaarde gezet?
2. Schakel de apparaten in de volgende volgorde uit:
versterker A mengpaneelA andere effectprocessorsA signaalbronnen.
3. Druk op de [POWER]-schakelaar van de VF-1 om hem
uit te schakelen.
4. Schakel de signaalbronnen (synthesizer e.d.) uit.
Ingangsniveau
Het ingangsniveau van de signaalbron mag niet te hoog zijn, omdat het geluid anders vervormt. Het niveau kunt u op de volgende manier instellen:
1
1. Draai aan de [INPUT L/R]-regelaar.
Zorg ervoor dat de meters de maximumwaarde alleen bereiken wanneer de signaalbron op maximaal volume weergeeft.
Maximaal niveau
• Let, tijdens het instellen van het ingangsniveau op de volgende dingen: (a) als het niveau te laag is, wordt het inkomede sig­naal niet optimaal bewerkt. Meestal gaat u een te laag volume waarschijnlijk compenseren door het uitgangsvolume van de VF-1 betrekkelijk hoog in te stellen – en dan hoort u ook ruis. (b) Als het ingangsniveau te hoog staat ingesteld, treedt er ver­vorming op.
• Als u de LEVEL-schakelaar op “–20” hebt gezet, kan het gebeuren dat het geluid zelfs dan nog vervormt, wanneer u de [INPUT L/R]-regelaar bijna op de minimale waarde zet. Kies in dat geval de “+4 dBm”-positie voor de schakelaar.
Effecten kiezen
De VF-1 bevat 400 geheugens met kant en klare effectpro­gramma’s. Deze noemen we Patches. De Patches zijn onder­verdeeld in vier banken van elk 100 Patches (1~100). Patches kunt u hetzij via het frontpaneel, hetzij via MIDI of een voet­schakelaar kiezen.
De “banken” bevatten telkens 100 Patches. Zoals gezegd, zijn er vier banken: Preset A & B en User A & B.
Patches kunt u enkel selecteren wanneer de VF-1 zich in de Play-mode bevindt (er moet dus een Patch-nummer in het display worden afgebeeld). Als de VF-1 zich momenteel in een andere mode bevindt, moet u verschillende keren op [EXIT] drukken om naar die pagina terug te keren.
Betekenis van de informatie in het display
(2)(3)(
(4)
(9)
(1)
(1) Meter:
In de Play-mode houden de meters u op de hoogte van het ingangsvolume van de externe signaalbron. Tijdens het editen/programmeren van de effecten worden hier het in- en uitgangssignaal van de effecten afgebeeld (blz. 16, 26).
(2) EFFECTS On/Off:
Hier komt u te weten of de effecten momenteel in- of uit­geschakeld zijn. Wat “uit” precies betekent, is instelbaar (Mute of Bypass).
(3) Bank:
Hier wordt het nummer van de momenteel geselecteerde Patch-bank afgebeeld.
(4) Patch-nummer:
Hier komt u te weten welke Patch u momenteel hoort.
(5) Category:
Hier wordt de benaming van de categorie afgebeeld waartoe de geselecteerde Patch behoort.
• Als de categorieschakelaar niet actief is (d.w.z. als het display “CATEGORY OFF” afbeeldt), wordt de categorienaam niet afgebeeld.
(6) Zoeken volgens categorie aan/uit:
Hier komt u te weten of u de Patches al dan niet op basis van categorieën kunt selecteren.
(7) Naam van het gebruikte algoritme:
Hier verschijnt de naam van het algoritme waarop de geselecteerde Patch berust.
)(
5
(8)
)
6
(7)
16
Aansluitingen en basisbeginselen
(8) Patch-naam:
Hier komt u te weten hoe de momenteel geselecteerde Patch heet.
(9) MIDI-indicator:
Deze indicator knippert wanneer de VF-1 MIDI-data ontvangt.
Patches kiezen
1 2
1. Zorg dat de melding “CATEGORY OFF” in het display
verschijnt. Staat daar “CATEGORY On”, dan moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat niet meet het geval is.
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar de benodigde Patch.
De naam en de overige gegevens van de geselecteerde Patch worden nu in het display afgebeeld. Draai de rege­laar naar rechts om telkens het volgende Patch-nummer te selecteren. Door hem naar links te draaien selecteert u telkens het voorafgaande Patch-nummer. Als u [CATEGORY] ingedrukt houdt, terwijl u aan de [NUMBER]-regelaar draait, gaat u in grotere stappen voor- of achteruit.
Eén en ander betekent dat u niet verplicht bent om telkens alle Patches te doorlopen, wanneer u precies weet welk soort Patch u nodig hebt. Meer bepaald biedt de VF-1 de volgende categorieën:
1. E.GUITAR
2. A.GUITAR
3. BASS
4. KEYBOARD
5. VOCAL
6. GROOVE
7. REVERB
8. RSS
9. STUDIO
• “OTHERS1”, “OTHERS2” en “OTHERS3” zijn categorieën waar u zelf een naam aan kunt geven en die u kunt gebruiken voor het indelen van uw eigen Patches. Zie ook “Patch aan een categorie toewijzen” op blz. 33.
• Bij levering van de VF-1 zijn er geen Patches toegewezen aan “OTHERS1”, “OTHERS2” of “OTHERS3”.
10. MASTER
11. OTHERS1
12. OTHERS2
13. OTHERS3
14. ALL
15. PRESET-A
16. PRESET-B
17. USER-A
18. USER-B
2,3,4,5
Deel 1.
Banken selecteert u door de regelaar gewoon heel ver naar links of rechts te draaien:
Wanneer u de regelaar naar rechts draait: Preset AA Preset BA User AA User BA Preset A… Wanneer u de regelaar naar links draait: Preset AA User BA User AA Preset BA Preset A…
• Wanneer de VF-1 zich niet in de Play-mode bevindt, kunt u geen Patches selecteren.
• Als de melding “CATEGORY On” in het display verschijnt, kunt u met de [NUMBER]-regelaar enkel de Patches van de momenteel geselecteerde categorie oproepen. Zie ook de volgen­de paragraaf.
Patches zoeken volgens categorie (Category Search)
De Patches van de VF-1 zijn telkens aan een bepaalde catego­rie toegewezen. Dat zijn namen die op de één of andere manier verband houden met de toepassingsmogelijkheden van de Patches.
1
1. Druk op [CATEGORY] om de Category-functie te
activeren.
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar de gewenste categorie.
U zou nu ook op [EXIT] kunnen drukken om terug te keren naar de Play-mode.
• Het zoeken van Patches volgens categorie is enkel mogelijk via het frontpaneel.
• Er zijn 18 categorieën. Het display kan nooit alle categoriena­men in één keer afbeelden. Daarom moet u eerst met [NUM­BER] naar de pagina van de benodigde categorie gaan en dan de categorie selecteren.
• Voor het oproepen van een andere pagina kunt u ook PARA-
√][®
METER [
] gebruiken.
17
Aansluitingen en basisbeginselen
CONTROL (CTL) 1
Voetschakelaar
FS-5U
Polariteit
1,
12
4,6,8,
10
2,3,5,7,9,
11
Rechtsboven in het display (let op de pijl) ziet u bij welke categorie u zich momenteel bevindt. Die is echter nog niet geselecteerd (in het eerste voorbeeld is dat “E. Guitar”).
3. Druk op [ENTER] om de door de pijl aangeduide
categorie te selecteren.
4. Kies nu met de [NUMBER]-regelaar de gewenste Patch.
Als u nu op [EXIT] drukt, keert u weer terug naar stap 2.
Patches met de voet kiezen
Met een optionele FS-5U voetschakelaar, die u op de CTL 1/ 2-ingang aansluit, kunt u eveneens Patches kiezen. Het is zelfs mogelijk om twee voetschakelaars te gebruiken.
Eén voetschakelaar gebruiken
Als u met één voetschakelaar werkt, kunt u de Patches maar in één richting kiezen (telkens de volgende of de voorafgaan­de Patch).
5. Druk op [ENTER]. De geselecteerde Patch wordt nu
geladen en de VF-1 keert terug naar de Play-mode. In het display ziet u het icoontje van de gekozen catego­rie (zie ook blz. 17), terwijl de melding “CATEGORY On” u erop wijst dat de categoriefunctie actief is. Gebruikt u nu de [NUMBER]-regelaar, dan kunt u enkel Patches oproepen die deel uitmaken van de momenteel actieve categorie.
• Er bestaat ook een “categorie” die ALL heet. Als u die echter selecteert, is de categoriefunctie niet langer actief. Daarom beeldt het display dan in de Play-mode de melding “CATE­GORY OFF” af. In dat geval kunt u met de [NUMBER]-rege­laar alle Patches kiezen.
• Als u de categoriefunctie niet meer nodig hebt, kunt u ze ook uitschakelen door op [EXIT] te drukken om te zorgen dat het display weer “CATEGORY OFF” afbeeldt.
Twee voetschakelaars gebruiken
Door gebruik te maken van een speciale “Y”-kabel (PCS-31, optie) kunt u ook twee voetschakelaars op de CTL 1/2-con­nector aansluiten. Die hebben dan ongeveer dezelfde functie als de [NUMBER]-regelaar: met de één kunt u telkens de voorafgaande Patch selecteren, terwijl de andere voor het kiezen van de volgende Patch dient.
Kabel: ROLAND PCS-31 (optie)
Polariteit
roodwit
CONTROL 1
Voetschakelaars FS-5U
CONTROL 2
18
1. Druk op [UTILITY].
Aansluitingen en basisbeginselen
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Ga met PARAMETER [
en kies “NUMBER U/D MIN”.
5. Kies met [VALUE] “PA 1”.
6. Breng de cursor met PARAMETER [
“NUMBER U/D MAX”.
7. Kies met [VALUE] “UB100”.
8. Ga met PARAMETER [
en kies “CONTROL 1”.
9. Kies met [VALUE] “NUMBER UP (DOWN)”.
] naar de volgende pagina
√][®
√][®
] naar de volgende pagina
] naar
• Als u maar één voetschakelaar aansluit, is de “CON­TROL 2”-functie niet beschikbaar.
Bij gebruik van twee voetschakelaars
Met de CONTROL 1-voetschakelaar (witte jack) kiest u tel­kens het volgende Patch-geheugen; met de CONTROL 2­voetschakelaar (rode jack) roept u telkens de voorafgaande Patch op.
• U kunt de functie van de twee voetschakelaars ook omkeren: kies “NUMBER UP” voor CONTROL 2 en “NUMBER DOWN” voor CONTROL 1.
Patches met een FC-200 kiezen:
Met een FC-200 MIDI-pedalenbak kunt u nog meer functies met de voet bedienen. Zie ook “VF-1 met een FC-200 bedienen” op blz. 102.
Patches via MIDI kiezen:
Met programmakeuze-commando’s kunt u even­eens VF-1-Patches kiezen. Dit laat toe om de effect­keuze te “automatiseren”. Zie ook “MIDI-functies van de VF-1” op blz. 98.
Deel 1.
√][®
10. Kies met PARAMETER [
11. Kies met [VALUE] “NUMBER DOWN (UP)”.
• Als u maar één voetschakelaar op de VF-1, wordt deze instel­ling niet gebruikt.
12. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode. Met [EXIT] (i.p.v. [UTILITY]) keert u terug naar stap 2. Druk vervolgens nog een keer op [EXIT] om terug te gaan naar de Play-mode.
• Opgelet: ook de voetschakelaars worden beïnvloed door de “CATEGORY On”-instelling: als die dus wordt afgebeeld, kunt u met de voetschakelaar(s) enkel de Patches van de momenteel gekozen categorie oproepen. Druk, in de Play­mode, op [EXIT] om te zorgen dat “CATEGORY OFF” wordt afgebeeld als u alle Patches wilt selecteren.
• Opgelet: U kunt het aantal met de voet selecteerbare Patches ook beperken. Dat verklaart de aanwezigheid van de “NUM­BER U/D MIN”- en “NUMBER U/D MAX”-parameters. Zie ook blz. 36.
] “CONTROL 2”.
Bij gebruik van één voetschakelaar
Telkens als u de voetschakelaar intrapt, kiest u het vol­gende Patch-geheugen.
• Als u in stap 8 “NUMBER DOWN” gekozen hebt, dient de voetschakelaar voor het oproepen van de telkens voorafgaande Patch.
19
Aansluitingen en basisbeginselen
Aanduiding van de momentele stemming
(te laag/hoog of juist gestemd)
Referentietoonhoogte
(A4, PITCH)
Volume van
het uitgangssignaal
(LEVEL)
Herkende noot
Effecten in-/uitschakelen (Effects On/OFF)
Net zoals op de meeste effectprocessors kunt u de effecten van de VF-1 ook uitschakelen. Doet u dat, dan wordt het inkomende signaal onveranderd naar de uitgangen van de VF-1 uitgestuurd.
1. Druk in de Play-mode op [EFFECTS].
De EFFECTS-melding verandert nu van “On” in “OFF” om duidelijk te maken dat de effecten niet worden gebruikt.
Wat er precies gebeurt wanneer u “OFF kiest kunt u
zelf instellen: weergave van het signaal zonder effect of uitschakelen van de signaalweergave (Mute). Zie ook blz. 35.
De effecten kunnen ook met de optionele voetscha-
kelaar(s) in- of uitgeschakeld worden. Zie “Effects ON/OFF” op blz. 36.
Dat lukt ook met een FC-200 (blz. 102) en via MIDI
(blz. 28, 98).
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “TUNER”.
3. Druk op [ENTER]. Het display ziet er nu als volgt uit:
4. Stem uw instrument. Als u klaar bent, drukt u nogmaals
op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-mode. Aanvankelijk staat de VF-1 zo ingesteld dat de ontvan­gen signalen niet worden uitgestuurd zolang de Tuner­pagina wordt afgebeeld. Dat kunt u echter veranderen. Zie “Instellingen van de Tuner (Pitch/Level)” op blz. 21.
• Door in stap 4 op [EXIT] te drukken keert u terug naar de dis­play-pagina van stap 2. Druk daarna nogmaals op [EXIT] om weer te Play-mode te selecteren.
U kunt de Tuner ook met een optionele voetschake-
laar in- en uitschakelen. Zie “Tuner” op blz. 36. Dat lukt ook met een FC-200 (blz. 102) en via MIDI (blz. 28, 98).
Stemfunctie (Tuner) gebruiken
De VF-1 is uitgerust met een stemfunctie (“Tuner”), zodat u een gitaar, bas e.d. ook kunt stemmen zonder ze op een apart apparaat aan te sluiten. De Tuner beeldt de naam van de herkende noot af en geeft aan hoe ver u erboven of eronder zit. Bovendien kunt u de referentietonhoogte (van de A) instellen.
Tuner oproepen
1,4 2,3
1. Druk op [UTILITY].
Werken met de Tuner van de VF-1
De symbolen en waarden van de Tuner-pagina hebben de volgende betekenis:
1. Sla de snaar aan die u wilt stemmen. Dit moet een “open
snaar” zijn. Speel dus geen akkoorden, want anders werkt het niet. Het display beeldt nu de naam van de noot af die het dichtst bij de gemeten toonhoogte ligt.
2. Stem de snaar tot de nootnaam overeenkomt met de
juiste benaming (zie de tabel).
Normale gitaarstemming
6e
snaar5esnaar4esnaar3esnaar2esnaar1esnaar
(lage)
EGitaar A D G B E
3. Let nu op de aanduiding in het midden. Wanneer beide
pijltjes oplichten, is de betreffende snaar juist gestemd.
20
Aansluitingen en basisbeginselen
Als de snaar minder dan ±50 cent vals gestemd is, wordt dat met de juiste nootnaam aangeduid (anders verandert de nootnaam). Voorbeeld: wanneer enkel het rechter pijltje oplicht, staat de snaar te hoog gestemd. Licht enkel het linker pijltje op, dan staat de snaar te laag gestemd.
De herkende noot (A) staat te hoog
4. Herhaal de stappen 1~3 om ook de overige snaren te
stemmen.
• Bij gitaren met een vibratohendel (“tremolo/Whammy Bar”) moet u bepaalde snaren waarschijnlijk herhaaldelijk stemmen. Daarom raden we aan om eerst te zorgen dat de Tuner al de juiste nootnamen aangeeft en de snaren pas daarna juist te stemmen. Daarmee wint u heel wat tijd.
gestemd (#)
Instellingen van de Tuner (Pitch/ Level)
De referentietoonhoogte van de Tuner is instelbaar, wat han­dig is wanneer u akoestische instrumenten moet begeleiden, die de 440Hz-stemming niet hanteren. Bovendien kunt u het volume van de (bas)gitaar tijdens het stemmen instellen.
Tuner Level: Mute, 1~100
Hiermee bepaalt u het volume van de (bas)gitaar tijdens het stemmen. Als u ze niet wilt horen (bv. tijdens een optreden), moet u hier “Mute” kiezen (dat is trouwens de fabrieksinstel­ling).
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
Contrast van het display
Naar gelang de lichtomstandigheden en de plaatsing van de VF-1 kan het gebeuren dat het display niet of maar gedeelte­lijk leesbaar is. Verander in voorkomend geval het contrast.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Kies met PARAMETER [
] “CONTRAST”.
Deel 1.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “TUNER”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Breng de cursor met PARAMETER [
“PITCH” (referentietoonhoogte) of “LEVEL” (uitgangsvolume).
5. Kies met de [VALUE]-regelaar de gewenste frequentie
c.q. het uitgangsvolume. Houd [CATEGORY] ingedrukt, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait om sneller naar een beduidend kleinere/grotere waarde te gaan.
TUNER PITCH
TUNER LEVEL
] naar
Tuner Pitch: 435~445 (Hz)
Hiermee wordt de frequentie van de noot “A4” bedoeld (de A/La ongeveer in het midden van een pianoklavier). Voor popmuziek kiest u het best “440Hz”. De overige mogelijkhe­den zijn enkel zinvol wanneer u klassieke muziek speelt of met een cassette meespeelt die te snel/te traag draait.
5. Stel met de [VALUE]-regelaar het gewenste contrast in
(1~16).
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
• Als u op [EXIT] drukt, keert u terug naar stap 2. Druk nog een keer op [EXIT] om de Play-mode te selecteren.
21
Zelf effecten programmeren
Deel 2. Zelf effecten programmeren
De effectprogramma’s van de VF-1 heten “Patches”. Elke Patch bevat instellingen i.v.m. de volgorde van de effectblok­ken en de parameters voor deze effecten. Intern biedt de VF-1 plaats aan 400 Patches. In dit deel gaan we u tonen hoe u de effecten naar smaak en behoefte kunt instellen en ver­volgens als “Patches” opslaan.
Even samevatten
Laten we, vóór het eigenlijke werk, even kijken hoe het geheugen van de VF-1 is opgebouwd.
User- en Preset-banken
De 400 Patches van de VF-1 zijn onderverdeeld in 4 banken met telkens 10 Patches.
User-banken
De User-banken bevatten de Patch-geheugens die u zelf kunt programmeren of waar u gewijzigde versies van Preset­Patches kunt opslaan. Er zijn twee User-Banken: “UA” en “UB” met telkens 100 Patches.
Preset-banken
De Preset-banken bevatten voorgeprogrammeerde Patches die u weliswaar kunt editen, maar niet overschrijven. Hier vindt u een grote verzameling nuttige vetrekpunten voor uw eigen effecten of zelfs kant-en-klaar materiaal om meteen met de VF-1 te kunnen werken. Er zijn twee Preset-banken: “PA” en “PB” met telkens 100 Patches.
• In de Preset-geheugens kunt u geen eigen Patches opslaan. Daarvoor moet u de User-Patches gebruiken.
Instellingen die in een Patch wor­den opgeslagen
Een Patch-geheugen bevat de volgende instellingen:
• Status van de effectblokken (aan of uit)
• Instellingen van de effectparameters
• Uitgangsvolume van de Patch en BPM-instelling (tempo)
• Categorie-instellingen
• Toewijzing van de speelhulpen (voetschakelaars e.d.)
• Naam van de Patch
Informatie in het display
Tijdens het editen van een Patch wordt de volgende informa­tie in het display afgebeeld:
Structuur van een algoritme
Tijdens het editen van de parameters
Naam van het momenteel gekozen effectblok
Als u met [EXIT] weer de Play-mode oproept
Algoritmes
Een “algoritme” bepaalt hoe de verschillende beschikbare effectblokken met elkaar worden verbonden en welke para­meters er kunnen worden ingesteld. De VF-1 bevat 36 algo­ritmes (PB1~36) waarvan u er telkens één kunt gebruiken. Elk algoritme is voor een bepaalde toepassing bedoeld. Bepa­lend voor de keuze van het algoritme is dan ook wat u pre­cies met de VF-1 wilt doen en welk soort signaal u wilt bewerken. De effectblokken van een algoritme kunnen apart worden in- en uitgeschakeld. Bovendien kunt u de volgorde van bepaalde effecten naar keuze veranderen.
22
De lijn onder het Patch-nummer betekent dat u minstens één parameterwaarde gewijzigd en nog niet opgeslagen hebt. M.a.w. de Patch stemt niet meer overeen met de opgeslagen versie.
Zelf effecten programmeren
Kort en krachtig editen van een Patch (Quick Setting)
De Quick Setting-functie houdt in dat er voor alle effectblok­ken minstens één fabrieksinstelling bestaat die u kunt oproe­pen. Door dit voor verschillende blokken te doen, kunt u dus in een mum van tijd een volledig andere Patch programme­ren.
2,4,5,7
6
1,3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
Het display beeldt nu de algoritmepagina af:
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het effectblok dat u met
de Quick Setting-functie wilt editen. Om sneller naar een iets verder verwijderd effectblok te gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
].
3. Breng de cursor met PARAMETER [
parameter.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar “ON” in.
5. Draai de [VALUE]-regelaar nog verder om de gewenste
fabrieksinstelling (“Preset”) te kiezen. Het aantal mogelijkheden verschilt van effect tot effect. Zendt een signaal naar de VF-1 om uit te maken of de gekozen fabrieksinstelling bij het inkomende signaal past.
6. Zodra u de gewenste instelling gevonden hebt, kunt u op
[EXIT] drukken.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar een ander effectblok.
8. Herhaal de stappen 3~7 om ook voor de overige
effectblokken passende “voor-programma’s” te kiezen.
OPGELET
Alle wijzigingen van een Patch zijn maar van tijdelijke aard en moeten in het interne geheugen worden opgeslagen (blz. 34). Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen gewist zodra u een andere Patch kiest of de VF-1 uitschakelt.
®
] naar de On/Off-
Effect­instelling
Deel 2.
Patches editen
Kiezen van de benodigde parameter
Tijdens het editen van de Patches hanteert het display de volgende pagina’s:
Play-
mode
[
]
EXIT
PARAMETER PARAMETER ®
Assign
1—4
• Met PARAMETER [ de pagina oproepen.
• Als u op één van deze pagina’s op [EXIT] drukt, keert u terug naar de algoritme-pagina (enige uitzondering: als de algoritme-pagina al geselecteerd is).
√][®
Category
[
]
EXIT
[
EXIT
] kunt u telkens de benodig-
]
Patch-
naam
[
][
EXIT
Algoritme
Effect-
parameters
• Op de algoritme-pagina dient de [NUMBER]-regelaar voor het selecteren van één van de afgebeelde effectblok­ken.
Effect-
parameters
][
EXIT
Master
][
EXIT
EXIT
]
23
Zelf effecten programmeren
Bepaalde pagina’s overspringen (SKIP)
Om snel naar iets verder verwijderde editpagina te springen,
moet u PARAMETER [ die u voor de benodigde pagina moet kiezen) ingedrukt hou­den, terwijl u op PARAMETER [
] (of [®], naar gelang de richting
®
] (of [√]) drukt.
Basiswerkwijze voor het editen
Voor het editen van een Patch moet u in de regel als volgt te werk gaan:
1. Kies een Preset- of User-Patch die aardig in de buurt
komt bij wat u in gedachten hebt.
• Zorg wel dat u een Patch met het geschikte algoritme kiest. De algoritmekeuze van een Patch kunt u namelijk niet verande­ren. Zie “Algoritmes van de VF-1” op blz. 41 voor een over­zicht van de beschikbare algoritmes.
2. Kopieer de geselecteerde Patch naar een User-geheugen
dat niet meer benodigde instellingen bevat (“Patches kopiëren”).
3. Edit (wijzig) de gekopieerde Patch:
• Schakel alle (niet) benodigde effectblokken in (uit): Ga
®
met PARAMETER [ met [VALUE] een effectblok en schakel het in of uit door op [ENTER] te drukken.
• Stel de gewenste parameterwaarden in (blz. 25).
• Schik de effectblokken in de voor uw toepassing optima­le volgorde (“Position: plaatsing van bepaalde effect­blokken” op blz. 26).
• Breng de cursor met PARAMETER [ parameter die u wilt wijzigen en stel met de [VALUE]­regelaar de gewenste waarde in.
4. Geef uw nieuwe Patch een naam (blz. 33).
5. Sla de gewijzigde instellingen op in een User-geheugen
(blz. 34).
OPGELET
Alle wijzigingen gelden maar zo lang tot u een andere Patch kiest of de VF-1 uitschakelt. Als u ze later nog eens nodig hebt, moet u ze dus intern opslaan.
• Als u de VF-1 uitschakelt, terwijl hij net data aan het opslaan is, kan het gebeuren dat het interne geheugen in de war wordt gebracht. Dat zorgt er op zijn beurt voor dat de User-Patches waarschijnlijk onbruikbaar worden.
] naar de algoritme-pagina, kies
√][®
] naar de
Patches kopiëren
De VF-1 laat ook toe om gelijk welke Preset- of User-Patch naar een User-geheugen te kopiëren. Daar kunt u gebruik van maken wanneer u een reeds bestaande Patch als vertrek­punt voor een nieuwe Patch wilt gebruiken.
• Voor het kopiëren kunt u geen Preset-geheugen (PA1~PA100, PB1~PB100) kiezen.
• Tijdens het editen is de kopieerfunctie niet beschikbaar.
1,3 2
1. Ga terug naar de Play-mode en druk op [WRITE].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar het User-geheugen
waar u de momenteel geselecteerde Patch wilt opslaan. Door [CATEGORY] ingedrukt te houden, terwijl u aan de [NUMBER]-regelaar draait, kunt u de Patch-num­mers sneller doorlopen.
• Hier kunt u geen Preset-geheugen kiezen (die kunt u namelijk niet overschrijven).
• Druk op [EXIT] om naar de Play-mode terug te keren en de Patch dus niet te kopiëren.
3. Druk op [WRITE].
Zodra de data gekopieerd zijn, verschijnt de melding “Complete!” in het display. Vervolgens keert de VF-1 terug naar de Play-mode.
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “KEEP POWER ON!” wordt afgebeeld. Anders kunt u de VF-1 namelijk beschadigen, wat in het ergste geval betekent dat u alle User­Patches kwijt bent.
24
Zelf effecten programmeren
Effecten in-/uitschakelen
De meeste algoritmes van de VF-1 bevatten verschillende effecten, die we hier “effectblokken” noemen. U hoeft niet altijd alle effectblokken te gebruiken, omdat u de niet beno­digde blokken kunt uitschakelen. Anderzijds kan het gebeu­ren dat een benodigd effectblok momenteel is uitgeschakeld. Dat kunt u dan op de volgende manier inschakelen:
2,3
1
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
Het display beeldt nu de volgende pagina af:
Dit effectblok is uit Aan
].
2. Kies met [VALUE] het effectblok wiens parameters u
wilt wijzigen.
3. Druk op PARAMETER [
parameters van dit blok te gaan.
4. Kies met PARAMETER [
editen. Ziehier een voorbeeld:
(Volume)meter
Effectblok
Parameter Waarde Regelaaricoon
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde in.
Om in een mum van tijd een beduidend grotere of kleinere waarde in te stellen moet u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
6. Druk op [EXIT].
7. Herhaal de stappen 2~6 om ook de overige parameters
naar wens in te stellen.
®
] om naar de pagina met de
√][®
] de parameter die u wilt
Momenteel aan
(grafische weergave van de ingestelde waarde)
Deel 2.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het blok dat u wilt in- of
uitschakelen.
3. Druk op [EFFECTS] om het effectblok afwisselend in en
uit te schakelen.
Sommige effectblokken kunt u niet uitschakelen. Meer details hieromtrent vindt u in de voorstelling van de algoritmes op blz. 41~71.
• Effectblokken kunt u ook tijdens het editen in- of uitschakelen:
®
Ga met PARAMETER [ met [VALUE] een effectblok en schakel het in of uit door op [ENTER] te drukken.
OPGELET
Vergeet niet uw wijzigingen op te slaan (blz. 34).
] naar de algoritme-pagina, kies
Effectparameters editen
Elk effectblok bevat verschillende parameters waarvan u de waarde kunt wijzigen om precies het gewenste geluid te ver­krijgen.
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
Ook hier kunt u het effectblok in- of uitschakelen door op [ENTER] te drukken.
OPGELET
Vergeet niet uw wijzigingen op te slaan. Zie blz. 34.
Overspringen van parameterpagina’s (SKIP):
U kunt de eerste parameters van een effectblok gewoon laten voor wat ze zijn en meteen naar een verder verwijderde parameter springen als u alles, wat daarvóór komt, niet nodig hebt: houd PARA-
METER [ benodigde parameter) ingedrukt, terwijl u op [
(of [
] (of [®], naar gelang de richting van de
]) drukt.
®
]
25
Zelf effecten programmeren
Position: plaatsing van bepaalde effectblokken
Bij bepaalde algoritmes kunt u het SFX-, MOD- (modulatie) en/of PREAMP/SP.SIM naar een andere plaats binnen het algoritme (de keten) verschuiven:
Dit is niet voor alle algoritmes mogelijk. Waar dat wél kan, wordt dat in het overzicht vanaf blz. 41 aangegeven.
5,6
2,4
1,3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
2. Kies met de [VALUE]-regelaar het effectblok dat moet
verhuizen (SFX, MOD of PREAMP/SP.SIM).
3. Druk zo vaak op PARAMETER [
®
] tot het display
“POSITION” afbeeldt.
4. Gebruik de [VALUE]-regelaar om het effectblok naar een
andere plaats te brengen.
• SFX, MOD of PREAMP/SP.SIM kunnen zich nooit achter het MASTER-blok bevinden.
5. Druk op [EXIT] om naar de volgende pagina te gaan en
kijk even of het blok zich op de gewenste plaats bevindt.
6. Druk nog een keer op [EXIT] om terug te keren naar de
Play-mode.
OPGELET
Vergeet niet uw instellingen op te slaan. Zie blz. 34.
In- en uitgangsvolume van de effectblokken
Op de algoritme- en de parameterpagina’s van de effectblokken ziet u links telkens twee meters die het ingangsniveau van het algoritme (het eerste effect­blok) en het uitgagsniveau van de afzonderlijke effec­ten afbeelden.
Voorbeeld. U hebt net de DELAY-parameter opgeroe­pen. In dat geval slaan de meters op de hiernaast afge­beeld punten.
• Het spreekt voor zich dat zowel het in- en het uitgangs­volume nooit te hoog of te laag mogen zijn. Anders hoort u namelijk hetzij te veel ruis, hetzij vervorming. Het ingangsniveau kunt u met de [INPUT L/R]-rege­laar corrigeren.
Input L
Input R
Compressor/
Limiter
Modulation
FV
WAH
OUTIN
Preamp/
Speaker Simulator
Delay
4Band
Equalizer
Chorus Reverb
Noise
Suppressor
Output L
Output R
Het uiteindelijke uitgangsvolume van de Patch kunt u contro­leren door de MASTER-pagina op te roepen. In dat geval slaat OUT namelijk op wat er naar de uitgangen wordt gestuurd.
26
Zelf effecten programmeren
Effecten kopiëren (Effect Copy)
Het is ook mogelijk om de instellingen van een effectblok in een andere Patch naar het blok van de momenteel geselec­teerde Patch te kopiëren, voor zover dat blok deel uitmaakt van het betreffende algoritme van bestemming. Dat is handig wanneer u bv. in verschillende Patches dezelfde (of gelijklo­pende) SP. SIM- e.d. instellingen wilt gebruiken, terwijl de overige effectblokken anders geprogrammeerd zijn.
324
1
√][®
1. Kies met PARAMETER [
bestemming (waar naartoe u de instellingen van een andere Patch wilt kopiëren).
] het effectblok van
Master Level: uitgangsvolume van de Patch
Na het programmeren van de effectblokken kunt u met Mas­ter Level zorgen dat deze Patch net zo hard is als de overige Patches. Hiermee voorkomt u dat het volume plots veel har­der of zachter wordt, wanneer u deze Patch tijdens het spe­len, mixen e.d. kiest.
2,4
1
3
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
]. Het
Deel 2.
2. Kijk nog een keer of u wel degelijk het juiste blok
gekozen hebt en houd dan [CATEGORY] ingedrukt, terwijl u op [WRITE] drukt.
3. Draai aan de [VALUE]-regelaar om de Patch te kiezen
die de te kopiëren effectinstellingen bevat. Om sneller naar een ver verwijderde Patch te gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
4. Druk op [WRITE].
De effectdata worden gekopieerd. Vervolgens keert het display terug naar de laatst gekozen pagina.
OPGELET
Vergeet niet deze wijzigingen op te slaan (blz. 34).
2. Kies met de [VALUE]-regelaar “MASTER”.
3. Breng de cursor met PARAMETER [
“MASTER LEVEL”.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar het gewenste
uitgangsvolume in (0~100). Indien nodig, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden om sneller naar een beduidend grotere of kleinere waarde te gaan.
• Zorg dat de signaalbron iets weergeeft en kijk even naar het OUT-meter om te weten te komen of het volume niet té hard staat (blz. 26).
] of [®] naar
27
Zelf effecten programmeren
Assign: controle van de gewenste effectparameters
We hadden het er al over dat u de parameters van de VF-1 ook met een voetschakelaar of zwelpedaal kunt aansturen. Laten we dus kijken hoe u de gewenste parameter en het instelbereik voor de Realtime-controle kiest. U kunt de VF-1 trouwens ook via MIDI aansturen. En het leuke aan de zaak: deze instellingen kunt u voor elke Patch apart programme­ren.
Assign On/Off
Per Patch kunt u vier parameters aansturen (Assign 1~4). Dat lukt echter alleen wanneer u de toewijzing van de speelhulp aan de betreffende parameters activeert. Zorg dus dat Assign 1~4 op “ON” staan, en kies “OFF” voor de toewijzingen die u niet nodig hebt.
Gebruik van een voetschakelaar
Mogelijk instelbereik voor de parameterwaarde
Grootste waarde
TARGET MAX
Kleinste waarde
TARGET MIN
Aanstuurbare parameters
Ziehier een overzicht van de parameters die u met de speel­hulpen (voetschakelaar, zwelpedaal, MIDI) kunt aansturen. Deze heten op de VF-1 “Targets”.
• TUNER aan/uit
• EFFECTS On/Off
• MASTER LEVEL
• MASTER BPM
• FOOT VOLUME (FOOT LEVEL)
• In-/uitschakelen van het gewenste effectblok
• Bepaalde parameters van de effectblokken
• Het is ook mogelijk om twee speelhulpen aan dezelfde parame­ter toe te wijzen. We raden evenwel af om deze twee of meer speelhulpen dan tegelijkertijd te gebruiken, omdat de VF-1 anders niet weet welke waarde hij moet instellen, en dat zorgt voor (digitale) ruis.
Target Min/Max
Voor de speelhulpen kunt u instellen of ze het volledige instelbereik van de gekozen parameter beïnvloeden of maar een deel ervan. Met name voor volumeparameters is het soms handig als u de waarde maar tot op zekere hoogte kunt verminderen (of verhogen). Eén en ander bepaalt u met TAR­GET MIN (ondergrens) en MAX (bovengrens). Gebruikt u schakelende speelhulpen (voetschakelaars), dan betekent de uit-stand ervan dat de MIN-waarde wordt inge­steld, terwijl u met de aan-stand de MAX-waarde kiest. In het geval van traploze speelhulpen (zwelpedaal e.d.) daaren­tegen kunt de waarde van de aangestuurde parameter tussen MIN en MAX traploos wijzigen – en dat hoeven dus niet noodzakelijk de kleinste en grootste parameterwaarde te zijn.
Uit
Voetschakelaar
Aan
Gebruik van een zwelpedaal
Grootste waarde
TARGET MAX
Kleinste waarde
TARGET MIN
Pedaal helemaal dicht
Zwel-/volume-/expressiepedaal
Pedaal helemaal ingedrukt
Aan/uit-functie voor een zwelpedaal:
Parameter aan
TARGET MAX
ON
Parameter uit TARGET MIN
Pedaal helemaal dicht
• Het instelbereik verschilt naar gelang de parameter die u aan­stuurt.
OFF
Zwelpedaal
Pedaal in het
midden
Pedaal helemaal ingedrukt
28
Zelf effecten programmeren
• Als u voor “TARGET MIN” een grotere waarde kiest dan voor “TARGET MAX”, werkt de betreffende speelhulp net omgekeerd (bij een zwelpedaal bv.: pedaal ingedrukt= MIN­waarde, pedaal helemaal dicht= MAX-waarde).
• Als u, na het instellen van “TARGET MIN” en “TARGET MAX”, een andere doelparameter (TARGET) kiest, verande­ren de MIN- en MAX-waarden in bepaalde gevallen.
Source Type: speelhulp kiezen
We hadden het er al over dat er vier Realtime-“kanalen” zijn: Assign 1~4. Die kunt u enerzijds aan de gewenste parameters van de VF-1 toewijzen. Anderzijds moet u de VF-1 echter ook vertellen welke speelhulp u voor het bedienen van de vier Assign-kanalen wilt gebruiken. Hiervoor beschikt u over de volgende mogelijkheden:
ExpPEDAL: Zwelpedaal dat u op EXP PEDAL aansluit. Wordt door sommigen ook wel “expressiepedaal” of “volu­mepedaal” genoemd. Mogelijke (optionele) kandidaten zijn: een EV-5 (Roland) of een FV-300L + PCS-33 (“Y”-kabel van Roland).
Control 1,2: Voetschakelaar die u op CTL 1/2 aansluit. Mogelijke (optionele kandidaten): FS-5U, FS-5L, FS-1 (Roland), DP-2 (Roland) enz. Sommige van deze voetschake­laars zijn van het niet-schakelende type, zodat u ze ingetrapt moet houden om de nieuwe parameterwaarde aan te hou­den. In sommige gevallen is het gebruik van een FS-5L dan ook een betere keuze, tenzij u de Source Mode-instelling ver­andert (zie verderop).
MIDI-7: Het zwelpedaal van de FC-200 MIDI-pedalenbak of het controlecommando CC07.
MIDI-80: Het CTL-pedaal van de FC-200 MIDI-pedalenbak of MIDI-controlecommando CC80.
MIDI-1~31, 64~95: MIDI-controlecommando met het betreffende CC-nummer. Handig wanneer u deze instellin­gen in een sequence hebt opgenomen en een parameterinstel­ling wilt automatiseren.
Source Mode: hoe werkt de speelhulp?
Met Source Mode kiest u de werking van de speelhulp. Dit is enkel zinvol, wanneer het om een voetschakelaar gaat, en nog wel een exemplaar van het niet-schakelende type (d.w.z. die u ingetrapt moet houden). Hiermee bedoelen we een FS-5U van Boss of een DP-2/DP-6 van Roland.
Normal: De parameter is zo lang uit tot u de voetschakelaar intrapt. Laat u hem weer los, dan wordt de parameter weer uitgeschakeld.
Toggle: Door de voetschakelaar één keer in te trappen en weer los te laten, schakelt u de parameter in (MAX). Door dit nog een keer te doen, schakelt u de parameter weer uit (MIN).
Aan/uit-voetschakelaar:
Niet-schakelende voetschakelaar
Deel 2.
• Voor een aan/uit-voetschakelaar (FS-5L of FS-1 van Roland) kiest u het best “Normal”. Dit is tevens de aangewezen keuze wanneer u een MIDI-commando voor het betreffende Assign­kanaal gebruikt.
Om te zorgen dat de aangestuurde parameterwaarde enkel verandert (of de parameter enkel ingeschakeld is) zolang u de voetschakelaar ingetrapt houdt, moet u Normal kiezen. Dit werkt echter enkel met niet-schakelende voetschakelaars (DP-2, FS-5U e.d.).
Niet-schakelende voetschakelaar
Source MIN en MAX: “bandbreedte” van de speelhulp
We hadden het al over TARGET MIN en MAX. Dat zijn de parameters waarmee u bepaalt tot welke waarde een para­meter maximaal kan worden verminderd (MIN) en verhoogd (MAX). Voor traploze speelhulpen (zwelpedaal, MIDI-com­mando’s) kunt u echter ook instellen welke waarde ze mini­maal moeten of maximal mogen zenden om te zorgen dat het toegewezen Assign-kanaal wordt aangestuurd. Met SOURCE MIN en MAX versmalt u dus het bereik van de speelhulp, zodat u sneller van de TARGET MIN- naar de TARGET MAX-waarde kunt gaan. Voorbeeld: SOURCE MIN= 40 en SOURCE MAX= 80
0 40 (SOURCE MIN) 80 (SOURCE MAX) 127
29
Zelf effecten programmeren
“SOURCE= 0” wordt door de VF-1 beschouwd als de positie waarin het zwelpedaal helemaal dicht (dus niet ingedrukt) is of wanneer het MIDI-commando de waarde 0 heeft. Is het zwelpedaal helemaal ingedrukt (of zendt het MIDI-comman­do de waarde “127”), dan beschouwt de VF-1 dit als “SOURCE= 127”. Zolang de speelhulp de SOURCE MIN-waarde niet haalt, wordt de TARGET MIN-waarde (blz. 28) gehanteerd. Pas vanaf de SOURCE MIN- tot aan de SOURCE MAX-waarde is er dus sprake van een echte “controle”. Als de speelhulp een grotere waarde zendt dan degene die u voor SOURCE MAX ingesteld hebt, blijft het betreffende Assign-kanaal op de TARGET MAX-waarde staan. M.a.w.: in het voorbeeld hier­boven bereikt u al de TARGET MAX-waarde, wanneer de speelhulp de waarde 80 (dus ±4/6 van het instelbereik) zendt. Dit SOURCE MIN-/MAX-systeem is vooral handig wanneer u de betreffende controledata al met een andere speelhulp (of voor een ander effectapparaat) hebt opgenomen en er nu achterkomt dat de VF-1 niet optimaal op deze data regeert. Een andere toepassing is het snel heen en weer fietsen tussen een betrekkelijk grote en kleine parameterwaarde voor een up-tempo nummer, wanneer het zwelpedaal voor de gewenste WahWah-effecten e.d. net iets te “loom” lijkt te rea­geren. (Dit zijn echter maar voorbeelden.)
Voorbeeld: traploze sturing met een zwelpedaal
Maximale parameter-
waarde: TARGET MAX
Minimale paraeter-
waarde: TARGET MIN
OPGELET
Voor aan/uit-speelhulpen (voetschakelaars of controlecomman­do’s, zoals CC64) moet u SOURCE MIN op “0” en SOURCE MAX op “127” zetten, want anders kan de aangestuurde parameter niet worden uitgeschakeld.
• De SOURCE MAX-waarde kan nooit kleiner zijn dan de SOURCE MIN-waarde.
Meer details over TARGET MIN en TARGET MAX vindt u op blz. 28.
Ziehier de aanbevolen instellingen voor de verschillende speelhulpen:
SOURCE
TYPE
Zwelpedaal
Voetschakelaar (aan/uit-type)
Voetschakelaar (niet-schakelend)
MIDI-commando’s
* naar gelang het beoogde resultaat
PEDAL
CONTROL
CONTROL
MIDI-1~31 MIDI-64~95
Exp
1,2
1,2
SOURCE
MODE
NORMAL
NORMAL
TOGGLE, NORMAL*
TOGGLE, NORMAL*
SOURCE
0~126
0~126 1~127
MIN
0
0
SOURCE
MAX
1~127
127
127
• Voor het zwelpedaal of MIDI-commando’s kunt u SOURCE MIN en MAX zo instellen dat de controle op het juiste moment begint en eindigt.
• De keuze van “Normal” of “Toggle” voor niet schakelende voetschakelaars bepaalt de werking van de controle. Zie ook “Normal” en “Toggle” op blz. 29.
040 80
SOURCE
MIN
(pedaal al iets ingedrukt)
SOURCE
MAX
(pedaal –4/6 ingedrukt)
127
Voorbeeld: aan/uit-sturing met een zwelpedaal
Als u een zwelpedaal voor het in-/uitschakelen van een parameter gebruikt, bevindt zich de overgang tussen “uit” en “aan” exact in het midden tussen SOURCE MIN en SOURCE MAX:
ON
Aan
OFF
Uit
0408060
MIN
Midden
SOURCE
SOURCE MAX
127
30
Zelf effecten programmeren
Werkwijze voor het instellen van deze parameters
• Een voetschakelaar kan enkel voor het aansturen van een para­meter naar keuze worden gebruikt, wanneer u de “CONTROL 1, 2”-parameter op “Assignable” zet (blz. 36). Anders heeft hij namelijk de in de Utility-mode toegewezen functie.
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
2. Druk zo vaak op PARAMETER [
wordt afgebeeld.
] tot “ASSIGN1”
]. Het
OPGELET
Vergeet niet uw Patch op te slaan, want anders verliest u deze instellingen weer (blz. 34).
Tips voor het gebruik van de speelhulpen
Werken met een zwelpedaal
Bij wijze van voorbeeld tonen we u hier wat u moet doen om te zorgen dat het zwelpedaal voor het sturen van het WahWah-effect (PEDAL WAH) van het “Guitar Multi1”­algoritme kan worden gebruikt.
Aansluitingen
Sluit het zwelpedaal zoals hierna getoond aan:
Deel 2.
√][®
3. Kies met PARAMETER [
toewijzing (Assign 1 Target):
4. Kies met de [VALUE]-regelaar de aan te sturen
parameter. U kunt [CATEGORY] ingedrukt houden om sneller naar de gewenste parameter te gaan.
5. Herhaal de stappen 2~4 om ook aan de andere “Assign-
kanalen” een parameter toe te wijzen en de TARGET- en SOURCE-parameters naar wens in te stellen.
U kunt de parametertoewijzing met [ENTER] in- en uitscha­kelen. Dat lukt ook wanneer u momenteel een andere parame­ter geselecteerd hebt.
• Als u een speelhulp voor een bepaalde Patch niet nodig hebt, moet u het betreffende Assign-kanaal op “Off” zetten.
] de parameter voor de
Roland
Kies de MIN-stand
Zwelpedaal
• Gebruik uitsluitend een (optioneel) BOSS FV-300 pedaal + PCS-31 kabel of een EV-5 pedaal van Roland. Andere pedalen leveren waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op en kun­nen de VF-1 eventueel beschadigen.
• Zet de kleine regelaar van het zwelpedaal in de “MIN”-stand. Anders werkt het pedaal namelijk niet naar behoren.
Instellingen
1. Zet WAH “EFFECT” op “ON” (zie “Effecten in-/
uitschakelen” op blz. 25).
2. Zet SELECT op “WAH” (zie “Effectparameters editen”
op blz. 25).
3. Stel “ASSIGN 1” als volgt in (zie ook blz. 28).
ASSIGN 1: ON
TARGET: WAH (PEDAL WAH): PEDAL
TARGET MIN: 0
TARGET MAX: 100
SOURCE TYPE: ExpPEDAL
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
31
Zelf effecten programmeren
• “TARGET MIN”, “TARGET MAX” & “SOURCE MIN” en “SOURCE MAX” mag u naar wens instellen.
4. Zet “ASSIGN 2”, “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF”
(zie blz. 28).
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog eens wilt gebruiken (blz. 34).
Ander voorbeeld voor het gebruik van het zwelpedaal
U kunt een zwelpedaal ook gebruiken voor het sturen van WahWah-effect en het in-/uitschakelen ervan. Op die manier hoeft u maar één Patch te programmeren en kunt u de WahWah activeren wanneer u hem écht nodig hebt. Ook hier maken we weer gebruik van “GUITAR MULTI 1”.
Aansluitingen
Zie blz. 31.
OPGELET
Gebruik uitsluitend een (optioneel) BOSS FV-300 pedaal + PCS-31 kabel of een EV-5 pedaal van Roland. Andere pedalen leveren waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op en kun­nen de VF-1 eventueel beschadigen.
Instellingen
1. Zet WAH “EFFECT” op “ON” (zie “Effecten in-/
uitschakelen” op blz. 25).
2. Zet SELECT op “WAH” (zie “Effectparameters editen”
op blz. 25).
3. Stel “ASSIGN 1” en “ASSIGN 2” als volgt in:
ASSIGN 1: ON
TARGET: WAH (PEDAL WAH): PEDAL
TARGET MIN: 0
TARGET MAX: 100
SOURCE TYPE: ExpPEDAL
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 50
ASSIGN 2: ON
TARGET: WAH: ON/OFF
TARGET MIN: ON
TARGET MAX: OFF
SOURCE TYPE: ExpPEDAL
SOURCE MODE: TOGGLE
SOURCE MIN: 80
SOURCE MAX: 120
Met Expression-waarden tussen 0 en 99 schakelt u het WahWah-effect in. Zodra het pedaal de waarde 100 of meer zendt, wordt het WahWah-effect uitgeschakeld.
4. Zet “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF” (zie blz. 28).
Met een stukje gummi (bv. een gom), dat u zo plaatst dat het pedaal niet of nauwelijks de waarde 100 kan zenden, zorgt u voor een eenvoudigere bediening van het WahWah-effect. Dan moet u namelijk betrekkelijk hard trappen om het effect uit te schakelen.
Gom e.d.
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog eens wilt gebruiken (blz. 34).
Werken met twee voetschakelaars
In dit voorbeeld gaan we met één voetschakelaar de galm (REVERB) in- en uitschakelen, terwijl de andere voor het wij­zigen van de Delay-tijd wordt gebruikt. Het gehanteerde algoritme is nog steeds “Guitar Multi 1”.
Aansluitingen
Sluit de voetschakelaars op de volgende manier aan:
Kabel: ROLAND PCS-31
(hoort niet bij de voetschakelaars)
Polariteit
roodwit
CONTROL 1
Voetschakelaar FS-5U
• Gebruik liefst twee FS-5U voetschakelaars (optie). Daarvoor hebt u een optionele PCS-31 kabel van Roland nodig.
• Zet de polariteitsschakelaar van de twee FS-5U in de hierboven getoonde stand. Anders werken ze niet naar behoren.
Instellingen
1. Kies op de “SYSTEM SETTING”-pagina “ASSIGNABLE”
voor “CONTROL 1” en “CONTROL 2” (zie blz. 35).
2. Zet DELAY en REVERB “EFFECT” op “ON” (“Effecten
in-/uitschakelen” op blz. 25).
CONTROL 2
32
Zelf effecten programmeren
3. Stel “ASSIGN 1” en “ASSIGN 2” als volgt in:
ASSIGN1 ON
TARGET: DELAY: DELAY TIME
TARGET MIN: 300 ms
TARGET MAX: 1300 ms
SOURCE TYPE: CONTROL 1
SOURCE MODE: NORMAL
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
ASSIGN 2: ON
TARGET: REVERB: ON/OFF
TARGET MIN: OFF
TARGET MAX: ON
SOURCE TYPE: CONTROL 2
SOURCE MODE: TOGGLE
SOURCE MIN: 0
SOURCE MAX: 127
• De Delay Time-parameter wordt maar beïnvloed zolang u de voetschakelaar intrapt.
• “TARGET MIN” en “TARGET MAX” voor “ASSIGN 1” kunt u naar wens instellen om precies de gewenste Delay-tijd te verkrijgen.
4. Zet “ASSIGN 3” en “ASSIGN 4” op “OFF” (blz. 28).
• Let goed op de voorgestelde “SOURCE MIN”- en “SOURCE MAX”-waarden. Alle andere instellingen leveren –althans voor voetschakelaars– niet het gewenste resultaat op.
• Voor CONTROL 2 zou u ook een aan/uit-voetschakelaar kun­nen gebruiken (bv. een FS-5L). Zet “SOURCE MODE” in dat geval echter op “Normal”.
Patch aan een categorie toewijzen
Ook uw eigen Patches (in de User-geheugens) kunt u aan één van de categorieën toewijzen:
3
1
2
®
1. Druk in de Play-mode op PARAMETER [
display ziet er nu als volgt uit:
2. Kies met PARAMETER [
3. Wijs met de [VALUE]-regelaar een categorie toe aan de
Patch.
• Op blz. 17 vindt u een overzicht van de beschikbare categorie­ën. De volgende categorieën kunt u echter niet kiezen: PRE­SET-A, PRESET-B, USER-A, USER-B
• Ook dit moet u weer opslaan. Zie blz. 34.
] “CATEGORY”.
]. Het
Deel 2.
OPGELET
Vergeet niet deze instellingen op te slaan als u ze later nog eens wilt gebruiken (blz. 34).
Naam geven aan Patch
Aan uw eigen Patches kunt u natuurlijk ook een naam van maximaal 13 tekens geven. Kies liefst een naam die u iets ver­telt over het type effect c.q. het nummer waarvoor u de Patch wilt gebruiken.
1,523
4
1. Kies, in de Play-mode, met de [NUMBER]-regelaar de
Patch wiens naam u wilt veranderen (blz. 17). Doe dit echter pas nadat u de instellingen hebt opgeslagen.
33
Zelf effecten programmeren
2. Druk op PARAMETER [®]. Het display ziet er nu als
volgt uit:
3. Roep met PARAMETER [
4. Breng de cursor met PARAMETER [
positie waarvoor u een ander teken wilt invoeren.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar het teken voor deze
positie. Houd, indien nodig, [CATEGORY] ingedrukt, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait. Met [ENTER] kunt u het door de cursor aangeduide teken ook op de volgende manier veranderen: HoofdletterA kleine letterA cijferA spatieA hoofdlet­ter…
OPGELET
Vergeet niet de Patch met zijn nieuwe naam op te slaan (blz. 34).
] de “NAME”-pagina op.
√][®
] naar de
Wijzigingen toch niet gebruiken
In sommige gevallen blijkt na verloop van tijd dat uw Patch op niets uitdraait. Dus wilt u hem ook niet opslaan. Om uw instellingen te wissen, moet u het volgende doen:
Patch opslaan (Write)
Alle doorgevoerde wijzigingen en instellingen gelden maar zo lang tot u een andere Patch kiest of de VF-1 uitschakelt. Laten we daarom nu kijken hoe u die instellingen opslaat om ze later nog eens te kunnen gebruiken.
1,3 2
1. Edit uw Patch.
2. Druk op [WRITE]. Het display ziet er nu als volgt uit:
3. Kies met de [VALUE]-regelaar het User-geheugen waar
u de nieuwe Patch wilt opslaan.
• Dit hoeft u niet te doen waneer u de oude versie door de nieu­we wilt vervangen.
• U kunt enkel User-geheugens kiezen.
• Druk op [EXIT] als u de instellingen toch niet wilt opslaan. U keert dan terug naar de Play-mode.
4. Druk nog een keer op [WRITE] om uw instellingen op te
slaan. Zodra de data opgeslagen zijn, verschijnt de melding “Complete!”.
1. Druk zo vaak op [EXIT] tot u weer in de Play-mode
aanbelandt.
2. Draai aan de [NUMBER]-regelaar. Hierdoor selecteert u
een andere Patch – en uw instellingen worden gewist.
• U kunt de VF-1 ook gewoon even uit- en daarna weer inscha­kelen.
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “KEEP POWER ON!” wordt afgebeeld. Anders kunt u de VF-1 namelijk beschadigen, wat in het ergste geval betekent dat u alle User­Patches kwijt bent.
• U kunt ook tijdens het editen op [WRITE] drukken om uw Patch op te slaan.
34
Deel 3. Utility-functies
Utility-functies
De VF-1 bevat een aantal functies die voor alle Patches en secties gelden. Wat we tot nu toe besproken hebben, geldt telkens maar voor één Patch. In de regel hoeft u de Utility­functies maar één keer in te stellen. Zodra u dus de passende instellingen gevonden hebt, verandert u ze best enkel nog wanneer het niet anders kan.
Utility-functiegroepen
Er zijn vijf Utility-functiegroepen met telkens één of verschil­lende parameters:
MIDI
Initialiseren
Algemene geluidsinstellingen
Systeemparameters
Tuner (stemfunctie)
Door [CATEGORY] ingedrukt te houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait, kiest u sneller een bedui­dend grotere of kleinere waarde.
6. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
• De “MIDI PC MAP”-instellingen moet u opslaan door op [WRITE] te drukken. Zie blz. 99 voor meer details.
• Door in stap 6 op [EXIT] te drukken keert u terug naar stap 2. Druk dan nog een keer op [EXIT] om terug te gaan naar de Play-mode.
Stemfunctie (Tuner)
De Tuner dient voor het stemmen van een elektrische gitaar of bas die u op de GUITAR (HI-Z)-ingang hebt aangesloten.
Deel 3.
Werkwijze voor het instellen
1,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [VALUE]-regelaar de benodigde Utility-
functiegroep.
3. Druk op [ENTER].
√][®
4. Kies met PARAMETER [
instellen.
] de parameter die u wilt
2,3,5
4
Tuner Pitch: 435~445 (Hz) Tuner Level: MUTE, 1~100
Zie “Instellingen van de Tuner (Pitch/Level)” op blz. 21 voor meer details.
Systeemparameters
De systeemparameters dienen voor het instellen van globale dingen, zoals het display-contrast (blz. 21), de (al dan niet) geluidsweergave wanneer u “EFFECTS OFF” gekozen hebt (blz. 20), de functie van de op CTL 1,2 aangesloten voetscha­kelaars (blz. 31) en uw eigen toonladder voor de Harmonist (blz. 81).
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde voor
die parameter in.
35
Utility-functies
Assign Hold: ON, OFF
Met deze parameter bepaalt u wat er tijdens het oproepen van een andere Patch met de commando’s van de toegewe­zen speelhulpen (voor de Realtime-controle) gebeurt.
ON: De nieuw gekozen Patch neemt de instellingen van de speelhulp(en) over, zodat de voor de Realtime-controle geac­tiveerde parameters meteen veranderen – en dus niet meer overeenstemmen met de eigenlijk geprogrammeerde waar­de(n).
OFF: Bij het kiezen van een nieuwe Patch houdt de VF-1 geen rekening met de momentele stand van de speel­hulp(en). Voorbeeld: zelfs wanneer het zwelpedaal tijdens de keuze van de nieuwe Patch helemaal ingedrukt is, heeft dat geen invloed op de parameter die in de nieuwe Patch via het zwelpedaal kan worden aangestuurd. De VF-1 hanteert dus de geprogrammeerde waarde(n).
Effects Off MD (geluidsweergave)
Hiermee bepaalt u of de VF-1 nog geluid weergeeft wanneer u de effectblokken uitschakelt (op andere apparaten heet dit “Bypass”, maar dat dekt hier niet helemaal de lading).
Direct: Als de effecten uit zijn, wordt het ingangssignaal onveranderd naar de uitgangen gestuurd.
Mute: Als de effecten uit zijn, hoort u niets meer.
Number U/D MIN
Hiermee kiest u het kleinste Patch-nummer dat u met een voetschakelaar kunt selecteren. Het is dus niet mogelijk om een Patch met een lager nummer met de voet op te roepen. PA1 (PRESET A1) ~ PA100 (PRESET A100) PB1 (PRESET B1) ~ PB100 (PRESET B100) UA1 (USER A1) ~ UA100 (USER A100) UB1 (USER B1) ~ UB100 (USER B100)
Number U/D MAX
Hiermee kiest u het grootste Patch-nummer dat u met een voetschakelaar kunt selecteren. PA1 (PRESET A1) ~ PA100 (PRESET A100) PB1 (PRESET B1) ~ PB100 (PRESET B100) UA1 (USER A1) ~ UA100 (USER A100) UB1 (USER B1) ~ UB100 (USER B100)
• Als u, na het kiezen van het hoogste Patch-nummer, nog een keer de betreffende voetschakelaar intrapt, wordt weer de Patch met het kleinste toegestane nummer (zie hierboven) geselec­teerd.
• Als het display in de Play-mode “CATEGORY On” afbeeldt, kunt u enkel de Patches van de gekozen categorie met de voet oproepen. Om “NUMBER U/D MIN” en “NUMBER U/D MAX” te kunnen gebruiken, moet u dan op [EXIT] drukken, zodat het display “CATEGORY OFF” afbeeldt.
• “NUMBER U/D MIN” en “NUMBER U/DMAX” worden enkel gebruikt, wanneer u voor CONTROL 1 en/of 2 “NUM­BER UP” en of “NUMBER DOWN” selecteert (zie verder­op).
Control 1, 2
Met deze parameter kiest u de functie van de voetschake­laar(s) die u op CTL 1,2 hebt aangesloten. Het gebruik van voetschakelaars betekent echter dat u geen zwelpedaal meer kunt gebruiken.
• Zie “Zwelpedaal/voetschakelaar aansluiten” op blz. 15 en “Source Mode: hoe werkt de speelhulp?” op blz. 29 voor ande­re belangrijke gegevens omtrent het gebruik van voetschake­laars.
Effects ON/OFF: De voetschakelaar dient voor het in- en uitschakelen van de effectblokken (EFFECTS On/OFF). Hier­voor gebruikt u het best een niet-schakelende voetschakelaar (FS-5U, DP-2 enz.).
Tuner: De voetschakelaar kan voor het activeren/uitschake­len van de Tuner worden gebruikt. Ook hiervoor zou u een niet-schakelend exemplaar moeten kiezen. In dat geval is de Tuner actief tot u de voetschakelaar weer loslaat.
Number Down: De voetschakelaar kan voor het oproepen van het telkens voorafgaande Patch-geheugen worden gebruikt. Gebruik hiervoor liefst een FS-5U. Zie ook blz. 18.
Number Up: De voetschakelaar dient voor het oproepen van de navolgende Patch-geheugens. Ook hiervoor gebruikt u het best een FS-5U.
Assignable: De voetschakelaar kan voor het aansturen van een VF-1-parameter via een Assign-kanaal worden gebruikt. De keuze van het schakelaartype hangt af van de functie die u ermee wilt bedienen.
Twee voetschakelaars gebruiken
Hiervoor hebt u een optionele PCS-31 kabel nodig die u op de CTL 1,2-connector aansluit. In dat geval fungeert één voetschakelaar als CONTROL 1 en de andere als CONTROL
2.
Eén voetschakelaar gebruiken
Als u één voetschakelaar op CTL 1,2 aansluit, dan doet hij dienst als CONTROL 1.
36
Utility-functies
User Scale: eigen toonladders
De VF-1 bevat ook een intelligente Pitch Shifter (“Harmo­nist”) die de bijkomende stemmen op basis van de gekozen toonaard voortbrengt. Soms voegt hij echter niet de gewenste noten toe aan het originele signaal. In dat geval kunt u zelf instellen hoe de Harmonist moet werken. Meer details hier­over vindt u onder “User Scale programmeren” op blz. 81.
• Deze User Scale wordt enkel gebruikt voor algoritmes die een Harmonist-effect bevatten. Bovendien moet dit effect natuur­lijk ingeschakeld zijn.
Global-parameters
De VF-1 is ook voorzien van functies die betrekking hebben op alle Patches. Precies daarom heten deze functies “Global”­functies. Hiermee kunt u de VF-1 in een mum van tijd zo instellen dat hij precies het gewenste volume en het gewenste geluid voortbrengt. Met name waneer u de VF-1 op een gitaarversterker aansluit, is het handig als u het gebruikte versterkertype aangeeft, omdat het geluid dan echt optimaal is.
• Output Select is alleen beschikbaar wanneer u een Patch gebruikt die ook het “Preamp/Speaker Simulator”-effectblok bevat. Dit laatste moet trouwens ingeschakeld zijn.
Voor een optimaal resultaat zet u “Output Select” het best op “POWER AMP (COMBO)” of “POWER AMP (STACK)” en verbindt u de uitgangen van de VF-1 met de RETURN- of MAIN IN-aansluiting van de gitaarver­sterker. (Als de versterker een “L”- en een “H”-aanslui­ting biedt, moet u “L” kiezen.) Stel de toonregeling van de versterker als volgt in: BASS= 0, MIDDLE= 10 en TREBLE= 0 en kies het “Clean”-kanaal om een vlakke respons te verkrijgen.
• BASS= 0, MIDDLE= 10 en TREBLE= 0 zijn maar richt-
lijnen die voor uw versterker misschien niet het gewenste resultaat opleveren. Tracht gewoon een vlakke respons te verkrijgen.
Guitar Amp (Combo): Kies deze instelling voor een com­boversterker (die ook de luidspreker bevat).
Guitar Amp (Stack): Kies deze insteling wanneer u met een “toren” werkt, d.w.z. een systeem met gescheiden ver­sterker en speakerkasten.
Power Amp (Combo): Kies deze instelling wanneer u de VF-1 op de RETURN- of MAIN IN-connector van uw combo­versterker aansluit.
Power Amp (Stack): Deze instelling moet u kiezen wan­neer u de VF-1 op een eindtrap of de RETURN- c.q. MAIN IN-connector van de versterker-top aansluit.
Line: Kies deze instelling wanneer u de VF-1 op een meng­paneel of multitrack (opname-apparaat) aansluit.
Deel 3.
Out Level: 0%~200%
Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de Patches corrige­ren wanneer blijkt dat alle Patches te hard of te zacht staan.
Output Select
GUITAR AMP (COMBO), GUITAR AMP (STACK),
POWER AMP (COMBO), POWER AMP (STACK), LINE Met deze parameter kunt u de VF-1 zo instellen dat hij een optimaal signaal naar de aangesloten gitaarversterker uit­stuurt.
• Deze instelling heeft enkel zin wanneer u een gitaar op de VF-1 aansluit en deze laatste verbindt met een gitaarverster­ker.
• Tijdens het gebruik van een Patch die op het Bass Multi-algo­ritme berust, werkt enkel de LINE-instelling.
NS Threshold (–20 dB~+20 dB)
Hiermee wijzigt u de drempelwaarde van de ruisonderdruk­ker die in sommige Patches zit ingebakken. Hoewel u deze parameter maar één keer hoeft in te stellen, gebeurt het met name bij gitaristen die vaak verschillende instrumenten op de VF-1 aansluiten, dat de drempelwaarde soms te hoog of te laag is ingesteld. Dat kunt u dan in voorkomend geval corri­geren.
• Als u de Noise Suppression-instelling van de Patches niet wilt veranderen, kiest u hier het best “0dB”.
• Deze parameter heeft geen invloed op Patches met een algorit­me dat geen ruisonderdrukker bevat of wanneer u de ruison­derdrukker uitgeschakeld hebt.
37
Utility-functies
Global BPM (40~250, MIDI)
Met deze parameter kunt u het tempo instellen op basis waarvan de snelheid van sommige effectparameters wordt bepaald. Op die manier zorgt u bv. voor een synchrone modulatie van de Flanger (zet “RATE” op “BPM ”). Deze instelling geldt voor alle Patches. Er is echter ook een BPM-parameter die u per Patch kunt instellen. Zie hiervoor blz. 83.
BPM (Beats Per Minute) slaat op het tempo, te weten het aan­tal kwartnoten per minuut.
OPGELET
De GLOBAL BPM-instelling wordt enkel gebruikt, wanneer u eerst de volgende dingen instelt:
1. Kies voor de aanstuurbare parameter van het betreffende
effectblok “BPM ”.
2. Kies voor “MASTER BPM” (blz. 83) de instelling
“GLOBAL”.
OPGELET
Patch: In dit geval bepaalt u met de betreffende Patch-para­meter of het inkomende signaal al dan niet bij de “ruimtelij­ke” effecten wordt gevoegd.
• Bij sommige algoritmes hoort u geen verschil.
Factory Reset
Met deze functie kunt u de VF-1 initialiseren. Hoe dat in zijn werk gaat, wordt op blz. 106 uitgelegd.
MIDI
In de volgende gevallen wordt er geen rekening gehouden met de GLOBAL BPM-instelling:
• Wanneer de melding “BPM ” niet op de MASTER­pagina wordt afgebeeld (blz. 83).
• Wanneer het betreffende effectblok uitgeschakeld is.
Reverb Level (0%~200%)
Hiermee kunt u het galmvolume van alle Patches, die een Reverb-effect bevatten, globaal corrigeren. In bepaalde zalen met veel galm kan dit een handige parameter blijken.
• Deze instelling geldt uiteraard niet voor algoritmes die geen Reverb-effect bevatten of wier Reverb-effect uitgeschakeld is.
Direct Mix: OFF, PATCH
Omdat de VF-1 ook als volwaardig studio-effect kan worden gebruikt, kunt u met Direct Mix bepalen of de Reverb-, Delay- en andere “ruimtelijke” effecten van de VF-1 ook het inkomende signaal moeten bevatten. Dit is bv. noodzakelijk waneer u de VF-1 als gitaar-effectprocessor gebruikt. In een studio, waar u met AUX Send/Return-kanalen werkt, is de bijkomende weergave van het inkomende signaal echter niet handig. Vandaar deze keuzemogelijkheid. Maar let wel: dit is een globale schakelaar. Sommige Patches bevatten een vergelijkbare functie die dan enkel voor de betreffende Patch geldt.
Off: Enkel het effectsignaal wordt weergegeven.
Via deze optie hebt u toegang tot de MIDI-functies van de VF-1. Zie blz. 98.
38
Deel 4. Effecten
Effecten
In dit deel komt u te weten welke algoritmes de VF-1 bevat, welke effectblokken erin zitten en welke parameters u kunt instellen.
Een woordje over de algoritmes
Structuur van de algoritmes
Met de keuze van een algoritme bepaalt u welke effectblok­ken een Patch bevat en dus ook welke parameters u kunt instellen. In het overzicht op blz. 41~71 vindt u gedetailleer­de informatie hieromtrent.
Onder “Verklaring van de effectparameters” op blz. 72 worden de parameters verklaard.
Parameters
Het aantal en de aard van de parameters van de verschillen­de effectblokken varieert naar gelang het gehanteerde algo­ritme. Soms is het dan ook verstandiger om een ander algo­ritme te kiezen dat bv. eveneens een Reverb-blok bevat – maar dan wel een iets uitgebreidere versie.
Position
In de regel kunt u het SFX-, MOD- en/of PREAMP/SP.SIM­effectblok van een algoritme (indien aanwezig) ook ergens anders in de effectketen plaatsen. Zie hiervoor “Position: plaatsing van bepaalde effectblokken” op blz. 26.
MOD (Modulation): De algoritmes Guitar Multi 1 en Bass Multi laten toe om dit blok naar de gewenste positie te ver­schuiven.
Preamp/SP.SIM (speaker simulator): De positie van dit blok kan in de volgende algoritmes worden veranderd: Guitar Multi 1, Guitar Multi 2 en Bass Multi.
SFX (special effect): In het Guitar Multi 2-algoritme is de positie van dit blok instelbaar.
• SFX, MOD en PREAMP/SP.SIM kunnen zich nooit achter “MASTER” bevinden.
Over MOD
• Opgelet: de daadwerkelijk beschikbare effecten voor het MOD­blok verschillende naar gelang het gekozen algoritme. Dit wordt op blz. 41~71 telkens vermeld.
Het MOD-blok vindt u in de volgende algoritmes:
• Guitar Multi 1
• Bass Multi
• Keyboard Multi
• Vocal Multi
• Isolator
MOD-parameters
Het MOD-blok biedt de volgende parameters (zie blz. 72~97 voor een verklaring van hun functie).
Effect: Hiermee schakelt u het MOD-blok in of uit.
Select: Hiermee kiest u één mogelijk effect voor het MOD-
blok. Telkens als u een ander effect kiest, worden de MOD­parameters geïnitialiseerd. Probeer dus eerst een aantal mogelijkheden uit alvorens de parameters te editen – want als u op een later tijdstip een ander effect kiest, verliest u al uw MOD-instellingen weer.
HR Harmonist (blz. 80) FL Flanger (blz. 78) PH Phaser (blz. 86) SEQ Sub 4band Equalizer (blz. 93) CE Chorus (blz. 73) 2CE 2x2 Chorus (blz. 72) SDD Short Delay (blz. 91) HU Humanizer (blz. 82) VB Vibrato (blz. 94) SYN Guitar Synth (blz. 78) RM Ring Modulator (blz. 89) SL Slicer (blz. 92) PS Pitch Shifter (blz. 87)
Deel 4.
39
Effecten
Over het SFX-blok
Ook aan het SFX-blok (“speciale effecten”) kunt u een effect naar keuze toewijzen. Dit blok is enkel in het Guitar Multi 2­algoritme beschikbaar.
SFX-parameters
Het MOD-blok biedt de volgende parameters (zie blz. 72~97 voor een verklaring van hun functie).
EFFECT: Hiermee schakelt u het SFX-blok in en uit.
Select: Hiermee kiest u één mogelijk effect voor het SFX-
blok. Telkens als u een ander effect kiest, worden de SFX­parameters geïnitialiseerd. Probeer dus eerst een aantal mogelijkheden uit alvorens de parameters te editen – want als u op een later tijdstip een ander effect kiest, verliest u al uw SFX-instellingen weer.
AC Acoustic Guitar Simulator (blz. 73) BS Bass Guitar Simulator (blz. 73) SG Slow Gear (blz. 92) FB Feedbacker (blz. 77) PIC Pickup Simulator (blz. 87) TR Tremolo/Pan (blz. 94)
Delay, MultiTAP DELAY en Stereo PS DLY
Wanneer u voor DELAY TIME, DELAY TIME [L]/[R] of FB DELAY TIME [L]/[R] “BPM ” kiest, verdwijnen de volgende parameters: DELAY (blz. 75) DELAY TIME = BPM
• FINE TIME
STEREO DELAY (blz. 75) DELAY TIME [L] = BPM
• FINE TIME [L]
DELAY TIME [R] = BPM
• FINE TIME [R]
MULTI TAP DELAY (blz. 85) TAP [1]~[20] DELAY TIME = BPM
• TAP [1]~[20] FINE TIME
STEREO PS DLY (Stereo Pitch Shifter Delay) (blz. 92) FB DELAY TIME [L] = BPM
• FB FINE TIME [L]
FB DELAY TIME [R] = BPM
• FB FINE TIME [R]
FV (Foot Volume)
De aanduiding [FV] vertegenwoordigt de plaats binnen het algoritme waar u het volume met een zwelpedaal of voet­schakelaar kunt beïnvloeden. Voorwaarde hiervoor is echter dat u als “Assign Target” FOOT VOLUME LEVEL kiest (blz. 28, 84).
40
Algoritmes van de VF-1
PB1 Guitar Multi 1
Input L
Algoritmes van de VF-1
Input R
COMPRESSOR
LIMITER
FV
/
WAH
MOD
PREAMP/
SP.SIM
DELAY
4BAND EQ
CHORUS REVERB
NS.
SUPPRESSOR
Output L
Output R
Dit is een multi-effect voor gitaar met een voorversterker- (Preamp) en luidsprekersimulatie (SP Simulator). Het MOD-blok kunt u gebruiken voor speciale dingen, zoals een gitaarsynthesizer-simulatie, een Slicer-effect, een Harmonist e.d.
Wah
MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kie­zen:
MOD: HR (Harmonist)
FL (Flanger) PH (Phaser) SEQ (Sub Equalizer) 2CE (2X2 Chorus) SDD (Short Delay) HU (Humanizer) VB (Vibrato) SYN (Guitar Synth) RM (Ring Modulator) SL (Slicer)
EFFECT OFF, ON SELECT WAH, AW
<WAH: PEDAL WAH> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PEDAL 0–100 LEVEL 0–100
<AW: AUTO WAH> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE LPF, BPF POLARITY DOWN, UP SENS 0–100 FREQ 0–100 PEAK 0–100 RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 LEVEL 0–100
Deel 4.
PREAMP/SP.SIM en MOD kunt u naar één van de aangeduide posities ( ) verschuiven.
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SUSTAIN 0–100 ATTACK 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMIT: LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
Preamp/SP.SIM (Speaker Simulator)
EFFECT OFF, ON PREAMP TYPE JC-120, CLEAN TWIN, CRUNCH,
MATCH DRIVE, VO DRIVE, BLUES, BG LEAD, MS1959 (I), MS1959 (II), MS1959 (I+II), SLDN LEAD, METAL 5150, METAL DRIVE, AC.GUITAR, OD-1,
OD-2 TURBO, DISTORTION, FUZZ VOLUME 0–100 BASS 0–100 MIDDLE 0–100 TREBLE 0–100 PRESENCE 0–100 (MATCH DRIVE, VO DRIVE: 0– -100) MASTER 0–100 BRIGHT OFF, ON GAIN LOW, MID, HIGH MIC SETTING CENT, 1–10 (cm) MIC LEVEL 0–100 DIRECT LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide
posities.
41
Algoritmes van de VF-1
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
MOD (Modulation)
EFFECT OFF, ON SELECT HR, FL, PH, SEQ, 2CE, SDD, HU, VB, SYN,
RM, SL
<HR: HARMONIST> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
VOICE 1 MONO, 2 MONO, 2 STEREO MODE [1] FAST, MEDIUM, SLOW, MONO,
HARMONY
MODE [2] FAST, MEDIUM, SLOW, MONO, HARMONY
VOICE = 2 MONO, 2 STEREO
PITCH [1] -24–+24
MODE=FAST, MEDIUM, SLOW, MONO
FINE [1] -50–+50
MODE = FAST,MEDIUM, SLOW, MONO
PITCH [2] -24–+24 VOICE = 2 MONO, 2 STEREO
MODE = FAST,MEDIUM, SLOW, MONO
FINE [2] -50–+50 VOICE = 2 MONO, 2 STEREO
MODE = FAST,MEDIUM, SLOW, MONO
HARMONY [1] -2OCT–+2OCT, SCALE#1–SCALE#5
MODE = HARMONY
HARMONY [2] -2OCT–+2OCT, SCALE#1–SCALE#5
VOICE = 2 MONO, 2 STEREO
MODE = HARMONY PRE DELAY [1] 0–300 (msec), BPM: PRE DELAY [2] 0–300 (msec), BPM:
VOICE = 2 MONO, 2 STEREO FEEDBACK 0–100 LEVEL [1] 0–100 LEVEL [2] 0–100 VOICE = 2 MONO, 2 STEREO KEY C (Am)–B (G#m) MODE = HARMONY DIR LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<FL: FLANGER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100 LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<PH: PHASER>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TYPE 4STAGE, 8STAGE, 12STAGE, BI-PHASE RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 STEP OFF, 1–100 LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<SEQ: SUB 4Band EQ> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<2CE: 2x2 CHORUS>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
XOVER 100–4.0 k (Hz) LOW RATE 0–100, BPM: LOW DEPTH 0–100 LOW PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW LEVEL 0–100 HIGH RATE 0–100, BPM: HIGH DEPTH 0–100 HIGH PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) HIGH LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<SDD: SHORT DELAY> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME 0–400 (msec), BPM: FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<HU: HUMANIZER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE PICK, AUTO, RANDOM VOWEL [1] a, e, i, o, u MODE = PICK, AUTO VOWEL [2] a, e, i, o, u MODE = PICK, AUTO SENS 0–100 MODE = PICK RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 MODE = AUTO LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<VB: VIBRATO> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 TRIGGER OFF, ON RISE TIME 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
42
Algoritmes van de VF-1
<SYN: GUITAR SYNTH> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SENS 0–100 WAVE SQR, SAW, BRASS, BOW CHROMATIC OFF, ON WAVE = SQR, SAW OCT SHIFT 0,- 1, -2 WAVE = SQR, SAW PWM RATE 0–100 WAVE=SQR PWM DEPTH 0–100 WAVE=SQR CUTOFF F 0–100 RESONANCE 0–100 FLT SENS 0–100 FLT DECAY 0–100 FLT DEPTH -100–+100 ATTACK DECAY, 0–100 RELEASE 0–100 VELOCITY 0–100 HOLD OFF, ON WAVE = SQR, SAW SYNTH LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<RM: RING MODULATOR>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE NORMAL, INTELLIGENT FREQ 0–100 FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<SL: SLICER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PATTERN P01–P20 RATE 0–100, BPM: TRIGGER SENS 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER>
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>
FOOT LEVEL 0–100
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, TAP DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) TAP TIME 0–100 (%) TYPE = TAP FEEDBACK 0–100 HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–120
Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100
Deel 4.
43
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
COMPRESSOR
/
LIMITER
NS.
SUPPRESSOR
SFX WAH
DELAY
FV
CHORUS REVERB
PREAMP/
SP.SIM
4BAND EQ
Output L
Output R
PB2 Guitar Multi 2
Ziehier een tweede multi-effect voor gitaar met versterker- en luidsprekersi­mulatie. Voor het SFX-blok kunt u een “speciaal effect” kiezen dat uw gitaarsig­naal betrekkelijk drastisch verandert: akoestische gitaarsimulatie, bas-simula­tie, ander pickup-geluid e.d.
• Voor SFX kunt u één van de volgende effecten kiezen:
SFX: AC (Acoustic Guitar Simulator)
BS (Bass Guitar Simulator) SG (Slow Gear) FB (Feedbacker) PIC (Pick Up Simulator) TR (Tremolo/Pan)
PREAMP/SP.SIM: Kies één van de met aan­geduide posities
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SUSTAIN 0–100 ATTACK 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMIT: LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
SFX (Special Effect)
EFFECT OFF, ON SELECT AC, BS, SG, FB, PIC, TR
<AC: ACOUSTIC GtSIM> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TOP 0–100 BODY 0–100 LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<BS: BASS GTR SIM> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
CHARACTER LOOSE, TIGHT FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<SG: SLOW GEAR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SENS 0–100 RISE TIME 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<FB: FEEDBACKER>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE OSC, BOOST RISE TIME 0–100 RISE TIME 0–100 MODE = OSC F.B LEVEL 0–100 MODE = OSC F.B LEVEL 0–100 MODE = OSC VIB RATE 0–100 MODE = OSC VIB DEPTH 0–100 MODE = OSC F.B DEPTH 0–100 MODE = BOOST FEEDBACK TONE NORMAL, +1OCT MODE = BOOST POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<PIC: PICKUP SIM> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TYPE 'S' to 'H', 'H' to 'S', 'H' to 'HF' TONE -50–+50 LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<TR: TREMOLO/PAN> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE TREMOLO, PAN WAVE SHAPE 0–100 RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
Wah
EFFECT OFF, ON SELECT WAH, AW
<WAH: PEDAL WAH> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PEDAL 0–100 LEVEL 0–100
<AW: AUTO WAH> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE LPF, BPF POLARITY DOWN, UP SENS 0–100 FREQ 0–100 PEAK 0–100 RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 LEVEL 0–100
44
Algoritmes van de VF-1
PREAMP/SP.SIM (Speaker Simulator)
EFFECT OFF, ON PREAMP TYPE JC-120, CLEAN TWIN, CRUNCH,
MATCH DRIVE, VO DRIVE, BLUES, BG LEAD, MS1959 (I), MS1959 (II), MS1959 (I+II), SLDN LEAD, METAL 5150, METAL DRIVE, AC.GUITAR, OD-1,
OD-2 TURBO, DISTORTION, FUZZ VOLUME 0–100 BASS 0–100 MIDDLE 0–100 TREBLE 0–100 PRESENCE 0–100 (MATCH DRIVE, VO DRIVE: 0– -100) MASTER 0–100 BRIGHT OFF, ON GAIN LOW, MID, HIGH MIC SETTING CENT, 1–10 (cm) MIC LEVEL 0–100 DIRECT LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, TAP DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) TAP TIME 0–100 (%) TYPE = TAP FEEDBACK 0–100 HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–120
Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
MASTER
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
45
Algoritmes van de VF-1
PB3 Bass Multi
Ziehier een multi-effect voor basgitaar
Input L
met talrijke mogelijkheden om precies het gewenste geluid te bereiken.
• MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kiezen:
Input R
MOD: FL (Flanger)
PH (Phaser) CE (Chorus)
• Het Phaser-effect is mono.
Voor COMP hebt u de keuze tussen: COMP:COMP (Compressor)
DEFRET (Defretter)
Voor EQ hebt u de keuze tussen: EQ: 4Band EQ (Equalizer)
T-WAH (Touch wah)
• Gebruik “SELECT” voor het kiezen van het benodigde effect voor COMP en EQ. Het gebruik van deze functie zorgt er ech­ter voor dat de vorige instellingen weer geïnitialiseerd worden.
PREAMP/SP.SIM & MOD: Kies één van de met aangeduide posities
COMPRESSOR
DEFRETTER
/
OCTAVE
NS.
SUPPRESSOR
PREAMP/
SP.SIM
DELAY MOD REVERB
FV
DISTORTION
4BAND EQ
Output L
Output R
PREAMP/SP.SIM (Speaker Simulator)
EFFECT OFF, ON PREAMP TYPE AC, AMG VOLUME 0–100 BASS -100–+100 MIDDLE -100–+100 TREBLE -100–+100 MASTER 0–100 BRIGHT OFF, ON GAIN LOW, MID, HIGH MIC SETTING CENT, 1–10 (cm), OFF MIC LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
Compressor/Defretter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, DEFRET
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SUSTAIN 0–100 ATTACK 0–100 ENH FREQ 0–3 ENH LEVEL 0–100 LEVEL 0–100
<DEFRET: DEFRETTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SENS 0–100 ATTACK 0–100 DEPTH 0–100 LEVEL 0–100
Octave
EFFECT OFF, ON OCT LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
Distortion
EFFECT OFF, ON TYPE TURBO OD, BASS OD, HARD DS, FUZZ 1,
FUZZ 2 DRIVE 0–100 BASS -50–+50 TREBLE -50–+50 FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
4Band EQ (Equalizer)/T-WAH
EFFECT OFF, ON SELECT 4Band EQ, T-WAH
<4Band EQ>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
<T-WAH>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SENS 0–100 START DOWN, UP STOP 0–100 RESONANCE 0–100 FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
46
Algoritmes van de VF-1
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, TAP DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) TAP TIME 0–100 (%) TYPE = TAP FEEDBACK 0–100 HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–120
MOD (Modulation)
EFFECT OFF, ON SELECT FL, PH, CE
<FL: FLANGER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100 LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<PH: PHASER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
<CE: CHORUS>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0 –40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) FX LEVEL 0–100 POSITION Kies één van de met aangeduide posities
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
47
Algoritmes van de VF-1
PB4 Acoustic Multi
Input L
Input R
ACOUSTIC
PROCESSOR
COMPRESSOR
LIMITER
PREAMP/
SP.SIM
/
AFB
NS.
SUPPRESSOR
Output L
2x2 CHORUS
REVERB
Output R
FV
Dit multi-effect is speciaal voor akoestische gitaar bedoeld. Hier beschikt u zelfs over een Anti-Feedback-schakeling die voorkomt dat uw instrument begint rond te zingen.
Acoustic
EFFECT OFF, ON BODY 0–100 MIC DISTANCE 0–100
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
SUSTAIN 0–100 ATTACK 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMIT: LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
Preamp/SP.SIM (Speaker Simulator)
EFFECT OFF, ON VOLUME 0–100 BASS 0–100 MIDDLE 0–100 TREBLE 0–100 PRESENCE 0–100 MASTER 0–100 GAIN LOW, MID, HIGH MIC SETTING CENT, 1–10 (cm) MIC LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
2x2 Chorus
EFFECT OFF, ON XOVER 100–4.0 k (Hz) LOW RATE 0–100, BPM: LOW DEPTH 0–100 LOW PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW LEVEL 0–100 HIGH RATE 0–100, BPM: HIGH DEPTH 0–100 HIGH PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) HIGH LEVEL 0–100
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
AFB (Anti-Feedback)
EFFECT OFF, ON DEPTH 0–100 FREQUENCY 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
48
PB5 Keyboard Multi
RING
MODULATOR
4BAND EQ
PITCH
SHIFTER
NS.
SUPPRESSOR
CHORUS
TREMOLO/
PAN
REVERB
Output L
Output R
Input L
Input R
MOD
FV
CHORUS
DELAY
Dit multi-effect is vooral voor synthesizer en andere klavierinstrumenten bedoeld. Naast de gebruikelijke effecten voor dit soort instrumenten vindt u hier ook minder courante dingen (althans voor wat toetsen­instrumenten betreft).
Ring Modulator
EFFECT OFF, ON FREQ 0–100 FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Algoritmes van de VF-1
Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME 0–800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120
Stereo Chorus
EFFECT OFF, ON POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Pitch Shifter
EFFECT OFF, ON MODE FAST, MEDIUM, SLOW PITCH -24–+24 FINE -50–+50 BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 LEVEL 0–100
MOD (Modulation)
EFFECT OFF, ON SELECT FL, PH
<FL: FLANGER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100
<PH: PHASER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE -100–+100 SEPARATE 0–100
Tremolo/Pan
EFFECT OFF, ON MODE TREMOLO, PAN WAVE SHAPE 0–100 RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
49
Algoritmes van de VF-1
PB6 Rotary Multi
Input L
NS.
SUPPRESSOR
Input R
4BAND EQ
OVER DRIVE
ROTARY REVERB
FV
Dit multi-effect simuleert een draaiende luidspreker die zo typisch is voor een orgelgeluid (begint met een “L”). Zelfs een Over­drive-effect met een “analoge sound” is van de partij.
Output L
Output R
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Over Drive
EFFECT OFF, ON GAIN 0–100 DRIVE 1–100 LEVEL 0–100
Rotary
EFFECT OFF, ON
SPEED SELECT SLOW, FAST
HORN FAST 5.00–10.00 (Hz)
ROTOR FAST 5.00–10.00 (Hz)
HORN SLOW 0.05–5.00 (Hz)
ROTOR SLOW 0.05–5.00 (Hz)
RISE TIME HORN 1–100
RISE TIME ROTOR 1–100
FALL TIME HORN 1–100
FALL TIME ROTOR 1–100
BALANCE ROTOR:HORN 90:10–10:90
MIC SETTING OFF MIC, ON MIC
HORN DEPTH 0–100
ROTOR DEPTH 0–100
HORN TRMLO 0–100
ROTOR TRMLO 0–100
DIFFUSION 0–100
FX LEVEL 0–100
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL 2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
50
PB7 Vocal Multi
Input L
Algoritmes van de VF-1
Input R
COMPRESSOR
LIMITER
/
FV
DE-ESSER
MOD DELAY CHORUS REVERB
4BAND EQ
ENHANCER
SUPPRESSOR
NS.
Output L
Output R
Ziehier een multi-effect voor zang met zelfs een aantal effecten die je niet meteen zou verwachten voor het bewerken van stem­men, maar die wel uiterst zinvol kunnen zijn.
Enhancer
MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kie­zen:
MOD: FL (Flanger)
PH (Phaser) PS (Pitch Shifter)
EFFECT OFF, ON SENS 0–100 FREQUENCY 1.0 k–10.0 k (Hz) MIX LEVEL 0–100 LoMIX LEVEL 0–100 LEVEL 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
THRESHOLD 0–100 RATIO 1.5:1–100:1 ATTACK 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMIT: LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
De-Esser
EFFECT OFF, ON SENS 0–100 FREQUENCY 1.0 k–10.0 k (Hz)
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
MOD (Modulation)
EFFECT OFF, ON SELECT FL, PH, PS
<FL: FLANGER>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100 LEVEL 0–100
<PH: PHASER>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TYPE 4STAGE, 8STAGE, 12STAGE, BI-PHASE RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 STEP OFF, 1–100 LEVEL 0–100
<PS: PITCH SHIFTER>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MODE FAST, MEDIUM, SLOW, INV1, INV2 PITCH -24–+24 FINE -50–+50 BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 LEVEL 0–100
Deel 4.
51
Algoritmes van de VF-1
Input L (Instrument)
Input R (Mic)
Output L
Output R
FV
VOCODER
NS.
SUPPRESSOR
CHORUS
CHORUS
REVERB
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, TAP DELAY TIME 0–1200 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) TAP TIME 0–100% TYPE = TAP FEEDBACK 0–100 HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–120
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT,55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
PB8 Vocoder
Een Vocoder is een effect waarmee u de indruk kunt wekken dat een instrument begint te spreken of dat u met een instru­mentklank zingt. Sluit het instrument aan op INPUT L en de microfoon op INPUT R. Het instrumentsignaal wordt in 10 frequenties onderverdeeld waarvan het volume via de stem kan worden beïnvloedt.
• Gebruik liefst een voorversterker om het microfoonsignaal op niveau te brengen, omdat het dan nog beter werkt.
Vocoder
EFFECT OFF, ON ENVELOPE SHARP, SOFT, LONG PAN MODE MONO,STEREO, L->R, R->L HOLD OFF, ON MIC SENS 0–100 SYNTH LEVEL 0–100 CHAR [1]– [10] 0–100 MIC MIX 0–100 MIC HPF THRU, 1.0 k–20.0 k (Hz) MIC PAN L:R 100:0–0:100 NS THRESHOLD 0–100
Stereo Chorus
EFFECT OFF, ON POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
52
PB9 VoiceTransform (Voice Transformer)
Algoritmes van de VF-1
Met dit effect kunt u de toonhoogte en de formanten
Input L
(belangrijkste frequenties) van het stemgeluid beïn­vloeden en op die manier voor een compleet andere zangstem zorgen. Meer details hierover vindt u op blz. 96.
Input R
VoiceTRANSFORM (Voice Transformer)
EFFECT OFF, ON ROBOT OFF, ON CRMTC PITCH -12–+12 FINE PITCH -100–+100 CRMTC FRMT -12–+12 FINE FRMT -100–+100 MIX BAL 0–100
Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100
Output L
Output R
FV
VOICE
TRANSFORM
CHORUS REVERB
Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM 1, ROOM 2, HALL 1, HALL 2,
PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) PRE DELAY 0–100 (msec) LOW CUT 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT DENSITY 0–10 FX LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
PB10 Isolator
De Isolator verdeelt het inkomende signaal in drie frequentiebanden (Low, Mid Hi) die apart kunnen worden afgezwakt of opgehaald. Het “geïsoleerde” signaal kunt u dan nog met een Chorus e.d. bewer­ken.
• MOD: voor dit blok kunt u één van de volgende effecten kiezen:
MOD: PH (Stereo Phaser)
FL (Stereo Flanger) CE (Stereo Chorus) SL (Stereo Slicer)
3 Band Isolator
EFFECT OFF, ON
AntiPHASE LowLEVEL 0–100
AntiPHASE MidLEVEL 0–100
LOW MIX SWITCH OFF, ON
MID MIX SWITCH OFF, ON
LOW LEVEL -60–+4 (dB)
MID LEVEL -60–+4 (dB)
HIGH LEVEL -60–+4 (dB)
Input L
Input R
DELAY L
3 BAND
ISOLATOR
FV
MOD
DELAY R
MOD (Modulation)
EFFECT OFF, ON SELECT PH, FL, CE, SL
<PH: STEREO PHASER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TYPE 4–12 (STAGE) RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE -100–+100 SEPARATE 0–100 STEP OFF, 1–100
<FL: STEREO FLANGER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100 GATE OFF, 1–100
Output L
Deel 4.
Output R
53
Algoritmes van de VF-1
<CE: STEREO CHORUS> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100
<SL: STEREO SLICER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PATTERN P01–P20 RATE 0–100, BPM: TRIGGER SENS 0–100
PB11 LOFI Processor
Dit effect is bedoeld om de geluidskwaliteit opzette­lijk te verminderen om bv. een AM-geluid (transistor­radio), het geluid van een oude platendraaier e.d. te simuleren. Dit is bijzonder handig voor Dance-muziek.
Input L
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
4BAND EQ
LOFI BOX
NS.
SUPPRESSOR
Input R
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
LOFI Box
EFFECT OFF, ON SELECT RADIO, PLAYER, PROCESSOR
<RADIO: LOFI RADIO> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
TUNING 0–100 NOISE 0–100 FILTER 0–100 SOUND 0–100
<PLAYER: LOFI PLAYER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
WOW FLUTTER 0–100 NOISE 0–100 FILTER 0–100 SOUND 0–100
<PROCESSOR: LOFI PROCESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PRE FILTER OFF, ON
SAMPLE RATE OFF, 1/2–1/32
BIT OFF, 15–1
POST FILTER OFF, ON
FX LEVEL 0–100
Output R
FV
DIR LEVEL 0–100
REALTIME MODIFY Filter OFF, LPF, BPF, HPF
CUTOFF 0–100
RESONANCE 0–100
GAIN 0–24 (dB)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
54
PB12 Reverb 1
Algoritmes van de VF-1
Dit algoritme is vooral voor het simuleren van de galm van een kamer of zaal bedoeld. Met het Delay-effect kunt u voor nog meer diepte zorgen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Reverb
EFFECT OFF, ON
ROOM SIZE 5.6–32.6 (m)
REVERB TIME 0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX 100:0–0:100
EFFECT LEVEL 0–100
PRE DELAY 0–200 (msec)
DENSITY 0–100
EARLY REF LEVEL 0–100
RELEASE DENSITY 0–100
LOW DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
HIGH DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER 200–20.0 k (Hz)
Input L
REVERB
4BAND EQ
DELAY
Input R
FV
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, 3TAP
(SINGLE) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
(3TAP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME [C] 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME [C] 0–20 (msec) TIME [L] 1–400 (%) TIME [R] 1–400 (%) FEEDBACK 0–100 LEVEL [C] 0–100 LEVEL [L] 0–100 LEVEL [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
Output R
Deel 4.
55
Algoritmes van de VF-1
PB13 Reverb 2
Dit algoritme bevat een aaneenschakeling van een Equalizer (toonregeling), een Chorus en een Reverb (galm). De Equalizer kunt u gebruiken om de klank­kleur naar wens in te stellen alvorens het signaal met de Chorus en de Reverb meer breedte en diepte te geven.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix­instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Stereo Chorus
EFFECT OFF, ON POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100 DIRECT SWITCH OFF, ON
Input L
Input R
4BAND EQ
CHORUS
Direct Level
REVERB
CHORUS
Direct Level
FV
Output L
Output R
Reverb
EFFECT OFF, ON
TYPE ROOM, HALL
SIZE 1–10
REVERB TIME 0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX 100:0–0:100
EFFECT LEVEL 0–100
PRE DELAY 0–200 (msec)
DENSITY 0–100
EARLY REF LEVEL 0–100
LOW DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
HIGH DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER 200–20.0 k (Hz)
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
PB14 Gate Reverb
Een “Gate Reverb” is een galmeffect dat de galm plots helemaal uitschakelt, zodat hij niet natuurlijk uitsterft. Hier hebt u boven­dien de mogelijkheid om de galmdiepte via het volume van het ingangssignaal te laten sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
56
GATE
Input L
4BAND EQ
Input R
FV
Reverb
EFFECT OFF, ON
ROOM SIZE 5.6–32.6 (m)
REVERB TIME 0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX 100:0–0:100
EFFECT LEVEL 0–100
PRE DELAY 0–200 (msec)
DENSITY 0–100
EARLY REF LEVEL 0–100
Direct Level
REVERB
Direct Level
Output L
Output R
Algoritmes van de VF-1
RELEASE DENSITY 0–100
LOW DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
HIGH DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER 200–20.0 k (Hz)
Gate
EFFECT OFF, ON
PB15 2CH RSS (2 channel RSS)
Met dit effect kunt u de ingangssignalen van beide kanalen in een driedimensionaal geluidsbeeld plaatsen en zo de indruk wekken dat een signaal zich boven/onder of vóór/achter de luisteraar bevindt. Dit bereikt u met de parameters “Azimuth” en “Elevation”.
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
THRESHOLD 0–100 HOLD TIME 1–100 RLS TIME 1–100
Master
<Master> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Input L
RSS L
4BAND EQ
RSS R
Input R
FV
Output L
Output R
RSS (2ch) Processor
EFFECT OFF, ON AZIMUTH [L] L:180–R:180 ELEVATION [L] -54–+54 AZIMUTH [R] L:180–R:180 ELEVATION [R] -54–+54
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
57
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
CHORUS
Output L
Output R
Direct Switch
Direct Switch
RSS
4BAND EQ
RSS
FV
CHORUS
PB16 Delay RSS
Ook dit Delay-effect maakt gebruik van
Input L
Roland’s RSS-technolo­gie. Het linker kanaal bevindt zich 90 graden links, terwijl het rechter kanaal zich 90 graden
4BAND EQ
rechts bevindt. Dit maakt het effect extra “breed”. Met de 4-bands Equalizer kunt u de klankkleur van het inko-
Input R
mende signaal naar wens instellen alvorens
FV
het met de Delay te bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [C] 0–2800 (msec), BPM: FINE TIME [C] 0–20 (msec)
Direct Switch
Feedback
Level L
L ch Delay
Center Delay
3TAP DELAY
Level R
R ch Delay
Direct Switch
TIME [L] 1–400 (%) TIME [R] 1–400 (%) FEEDBACK 0–100 LEVEL [C] 0–100 LEVEL [L] 0–100 LEVEL [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT RSS SWITCH OFF, ON
RSS
RSS
Output L
Output R
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
PB17 Chorus RSS
In dit geval zijn de uitgangen van het Cho­rus-effect met de RSS-processor verbon­den. Ook hier bevindt het linker kanaal zich 90 graden links, terwijl het rechter kanaal zich 90 graden rechts bevindt, wat voor een extra breed Chorus-effect zorgt. Indien nodig, kunt u de klankkleur van het inkomende signaal naar wens instel­len alvorens het naar de Chorus te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB)
58
LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0
Algoritmes van de VF-1
HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Stereo Chorus
EFFECT OFF, ON POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT,55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100
PB18 Reverb RSS
In dit geval zijn de uitgangen van het Reverb-effect met de RSS-processor verbonden. Ook hier bevindt het linker kanaal zich 90 graden links, terwijl het rechter kanaal zich 90 graden rechts bevindt, wat voor een extra breed Reverb-effect zorgt. U kunt de klankkleur van het inkomende signaal naar wens instellen alvorens het naar de galm te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix­instelling (blz. 38).
Input L
Input R
DIRECT SWITCH OFF, ON RSS SWITCH OFF, ON
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Direct Level
FV
4BAND EQ
REVERB
Direct Level
RSS
Output L
Output R
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Reverb
EFFECT OFF, ON
TYPE ROOM, HALL
SIZE 1–10
REVERB TIME 0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX 100:0–0:100
EFFECT LEVEL 0–100
PRE DELAY 0–200 (msec)
DENSITY 0–100
EARLY REF LEVEL 0–100
LOW DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
HIGH DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER 200–20.0 k (Hz)
RSS SWITCH OFF, ON
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
59
Algoritmes van de VF-1
PB19 RSS Panner
Dit effect wekt de indruk dat het bewerkte signaal rond de luisteraar heen zit te draaien. Met de Flanger maakt u daar een “sensationeel” effect van.
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB)
HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Flanger
EFFECT OFF, ON RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 GATE OFF, 1–100
Input L
Input R
4BAND EQ
FV
DIRECT SWITCH OFF, ON
FLANGER
RSS PANNER
RSS Panner
EFFECT OFF, ON SPEED 0–100, BPM: DIRECTION CW, CCW
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
Output R
PB20 Delay
Hier hebt u de keuze tussen één Delay­lijn (single) en drie afzonderlijke herha­lingen (3 Tap). Indien nodig, kunt u de klankkleur van het ingangssignaal naar smaak instellen alvorens het signaal naar de Delay te sturen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, 3TAP
(SINGLE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME 0–2800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100
Input L
Input R
FV
Direct Level
DELAY L
Feedback
4BAND EQ
HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
DELAY C
DELAY R
Direct Level
(3TAP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME [C] 0–2800 (msec), BPM: FINE TIME [C] 0–20 (msec) TIME [L] 1–400 (%) TIME [R] 1–400 (%) FEEDBACK 0–100 LEVEL [C] 0–100 LEVEL [L] 0–100 LEVEL [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Output L
Output R
60
Algoritmes van de VF-1
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
PB21 MultiTAP Delay (20 TAP)
Deze Delay biedt maar liefst 20 lijnen (en dus evenveel afzonderlijk programmeerbare her­halingen). Ook hier kunt u het ingangssignaal eerst met een EQ bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON
LOW EQ -20–+20 (dB)
HIGH EQ -20–+20 (dB)
LEVEL -20–+20 (dB)
LO-MD F 100–10.0 k (Hz)
LOW-MID Q 0.5–16.0
LOW-MID EQ -20–+20 (dB)
HI-MD F 100–10.0 k (Hz)
HI-MID Q 0.5–16.0
HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Multi Tap Delay
EFFECT OFF, ON
RATIO 1–100 (%)
TAP [1]– [20] DELAY TIME 0–2800 (msec), BPM:
TAP [1]– [20] FINE TIME 0–20 (msec)
Input L
Input R
FV
BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Direct Level
Level 1
Level 2
4BAND EQ
MULTI TAP DELAY
Feedback
Direct Level
TAP [1]– [20] PAN L:R 100:0–0:100
TAP [1]– [20] LEVEL 0–100
FB DELAY 0–2800 (msec), BPM:
FB FINE 0–20 (msec)
FB LEVEL 0–100
LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz)
HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT
DIR LEVEL 0–100
FX LEVEL 0–120
Pan 1
Pan 2
Level 20
Pan 20
Output R
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
Deel 4.
PB22 Tape Echo201
Dit effect simuleert een oude bandecho (“RE-201”) die een nog steeds erg gegeerd geluid voortbrengt.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Tape Echo201
EFFECT OFF, ON MODE 1–7 REPEAT RATE 0–100 INTENSITY 0–100 TONE BASS -100–+100 TONE TREBLE -100–+100 PAN HEAD S L:R 100:0–0:100 PAN HEAD M L:R 100:0–0:100 PAN HEAD L L:R 100:0–0:100 TAPE DIST 0–100 WOW RATE 0–100
WOW DEPTH 0–100 FX LEVEL 0–100 DIR LEVEL 0–100
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
Input L
Output L
TAPE
ECHO201
Output R
Input R
FV
61
Algoritmes van de VF-1
<FV: FOOT VOLUME> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
62
PB23 MIC Simulator
MIC CONV DISTANCE LIMITER
MIC CONV DISTANCE LIMITER
Link
Input L
Input R
Output L
Output R
FV
BASS CUT FILTER
BASS CUT FILTER
Met dit effect kunnen signalen, die met een gewone dynamische microfoon wer­den opgenomen, zodanig worden bewerkt dat men de indruk krijgt dat ze met een dure studiomicrofoon zijn opge­nomen. Het is zelfs mogelijk om de afstand tussen de signaalbron en de vir­tuele microfoon te veranderen.
• Het verdient aanbeveling om de micro­foon via een voorversterker op de VF-1 aan te sluiten.
Algoritmes van de VF-1
Lch & Rch: MIC CONV (Mic Converter)
EFFECT OFF, ON INPUT DR-20, SML.DY, HED.DY, MIN.CN, FLAT OUTPUT SML.DY, VOC.DY, LRG.DY, SML.CN,
LRG.CN, VNT.CN, FLAT
PHASE NOR, INV
• Als u voor INPUT “MIC.CN” kiest, zijn voor OUTPUT enkel “SML.DY” en “LRG.CN” beschikbaar.
Lch & Rch: BCF (Bass Cut Filter)
EFFECT OFF, ON FREQUENCY THRU, 20–2000 (Hz)
Lch & Rch: Distance
EFFECT OFF, ON PROX.FX -12–+12 TIME 0–3000 (cm)
PB24 Space Chorus
Dit Chorus-effect is een geslaagde simulatie van de beroemde Roland SDD-320 (Dimension D).
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Lch & Rch: LIMITER
EFFECT OFF, ON THRESHOLD -60–0 (dB) ATTACK 0–100 RELEASE 0–100 DETECT HPF THRU, 20–2000 (Hz) LEVEL -60–+4 (dB)
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LINK OFF, ON LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Input L
Input R
SPACE
CHORUS
4BAND EQ
Output L
Output R
Deel 4.
Space Chorus
EFFECT OFF, ON INPUT MONO, ST. MODE 1, 2, 3, 4, 1+4, 2+4, 3+4 FX LEVEL 0–100 DIRECT SWITCH OFF, ON
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
FV
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
63
Algoritmes van de VF-1
PB25 StFLANGER DLY (Stereo Flanger Delay)
Dit algoritme vormt een combinatie van een stereo Flanger met een stereo Delay en een Equalizer. Hier­mee kunt u het binnenkomende stereosignaal van modulatie voorzien zonder de stereoplaatsing in het gedrang te brengen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix­instelling (blz. 38).
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Stereo Flanger
EFFECT OFF, ON RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE 0–100 SEPARATE 0–100 GATE OFF, 1–100
Input L
Input R
DELAY L
DELAY R
FV
DIRECT SWITCH OFF, ON
FLANGER
4BAND EQ
FLANGER
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
Output L
Output R
PB26 StPHASER DLY (Stereo Phaser Delay)
Ziehier een combinatie van een stereo Phaser, een ste­reo Delay en een Equalizer. Ook hier verandert er niets aan de stereoplaatsing van de binnenkomende signalen.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix­instelling (blz. 38).
STEREO DELAY
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Stereo Phaser
EFFECT OFF, ON TYPE 4–12 (STAGE) RATE 0–100, BPM:
Input L
DELAY L
DELAY R
Input R
FV
DEPTH 0–100 MANUAL 0–100 RESONANCE -100–+100 SEPARATE 0–100 STEP OFF, 1–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
PHASER
PHASER
Output L
4BAND EQ
Output R
64
Algoritmes van de VF-1
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
PB27 StChorus DLY (Stereo Chorus Delay)
Ziehier een combinatie van een stereo Chorus, een stereo Delay en een Equalizer. Ook hier blijft de stereoplaatsing van de binnenkomende signa­len behouden.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix­instelling (blz. 38).
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Stereo Chorus
EFFECT OFF, ON POLARITY SYNC, INVERT RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT EFFECT LEVEL 0–100 DIRECT SWITCH OFF, ON
Input L
DELAY L
DELAY R
Input R
FV
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
CHORUS
Output L
4BAND EQ
CHORUS
Output R
Deel 4.
PB28 Stereo PS DLY (Stereo Pitch Shifter Delay)
Hier hebben we te maken met een Delay wiens uitgangs­signaal naar een Pitch Shifter wordt gestuurd, wat voor stijgende of dalende herhalingen zorgt. Maar natuurlijk kunt u dit algoritme ook gewoon als Pitch Shifter (zon­der herhalingen) gebruiken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instel­ling (blz. 38).
Stereo PS DLY
EFFECT OFF, ON MODE FAST, MEDIUM, SLOW PITCH [L] -24–+24 FINE [L] -50–+50 PITCH [R] -24–+24 FINE [R] -50–+50 PRE DELAY [L] 0.0–50.0 (msec) PRE DELAY [R] 0.0–50.0 (msec) FB DELAY TIME [L] 0–1200 (msec), BPM:
Input L
PITCH SHIFTER L
FB DELAY L
FB DELAY R
PITCH SHIFTER R
Input R
FV
FB FINE TIME [L] 0–20 (msec) FB DELAY TIME [R] 0–1200 (msec), BPM: FB FINE TIME [R] 0–20 (msec) FB LEVEL [L] 0–100 FB LEVEL [R] 0–100 BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 LEVEL 0–100
Output L
4BAND EQ
Output R
65
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
Output L
Output R
COMPRESSOR
/
LIMITER L
COMPRESSOR
/
LIMITER R
NS.
SUPPRESSOR L
NS.
SUPPRESSOR R
ENHANCER L
ENHANCER R
4BAND EQ
DELAY L
DELAY R
FV
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
PB29 Stereo Multi
Ziehier een multi­effect met vijf effect­blokken, die alle­maal stereo zijn. Hiermee kunt u een knallende en overtui­gende Master neer­zetten.
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMPRESSOR>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RATIO 1.5:1–100:1 ATTACK 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Enhancer
EFFECT OFF, ON DETECT L, R, LINK SENS 0–100 FREQENCY 1.0 k–10.0 k (Hz) MIX LEVEL 0–100 LoMIX LEVEL 0–100 LEVEL 0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
66
Algoritmes van de VF-1
PB30 10Graphic EQ (10-Band Graphic Equalizer)
Ziehier een 10-bands grafische Equalizer
Input L
COMPRESSOR
LIMITER L
/
SUPPRESSOR L
die bovendien volle­dig stereo is. Hier­mee kunt u precies het gewenste geluid tevoorschijn halen.
Input R
FV
COMPRESSOR
LIMITER R
/
SUPPRESSOR R
Compressor/Limiter
EFFECT OFF, ON SELECT COMP, LIMIT
<COMP: COMPRESSOR> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RATIO 1.5:1–100:1 ATTACK 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
<LIMIT: LIMITER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100 TONE -50–+50 LEVEL 0–100
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON DETECT L, R, LINK THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
Enhancer
EFFECT OFF, ON DETECT L, R, LINK SENS 0–100 FREQUENCY 1.0 k–10.0 k (Hz) MIX LEVEL 0–100 LoMIX LEVEL 0–100 LEVEL 0–100
NS.
NS.
ENHANCER L
ENHANCER R
GRAPHIC
EQ
DELAY L
DELAY R
Output L
Output R
Graphic EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON INPUT GAIN -12–+12 (dB) LEVEL -12–+12 (dB)
31.2 Hz -12–+12 (dB)
62.5 Hz -12–+12 (dB) 125 Hz -12–+12 (dB) 250 Hz -12–+12 (dB) 500 Hz -12–+12 (dB)
1.0 kHz -12–+12 (dB)
2.0 kHz -12–+12 (dB)
4.0 kHz -12–+12 (dB)
8.0 kHz -12–+12 (dB) 16 kHz -12–+12 (dB)
Stereo Delay
EFFECT OFF, ON DELAY TIME [L] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [L] 0–20 (msec) DELAY TIME [R] 0–1400 (msec), BPM: FINE TIME [R] 0–20 (msec) FEEDBK [L] 0–100 FEEDBK [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
67
Algoritmes van de VF-1
PB31 Hum Canceler
Hiermee kunt u ongewenste brom uit het inkomende signaal filteren. Net vóór de uitgang bevindt zich nog een ruisonder­drukker om voor een echt “schoon” signaal te zorgen.
Hum Canceler
EFFECT OFF, ON FREQUENCY 20.0–800.0 (Hz) WIDTH 10–40 (%) DEPTH 0–100 THRESHOLD 0–100 RANGE LOW 20–2000 (Hz) RANGE HIGH 1.0 k–20.0 k (Hz)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100
PB32 Vocal Canceler
Dit algoritme laat toe om de zang uit een stereo­opname of CD, DAT e.d. te halen. Dit principe verwijdert alle signalen in het midden van het stereobeeld en kan dus ook voor het onderdruk­ken van de bas worden gebruikt.
Input L
Input R
FV
Input L
Input R
FV
RELEASE 0–100
HUM
CANCELER
HUM
CANCELER
NS.
SUPPRESSOR
Output R
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
VOCAL
CANCELER
NS.
SUPPRESSOR
4BAND EQ
Output L
Output L
Output R
• Bij sommige nummers kan het gebeuren dat het resultaat niet helemaal naar wens uitvalt, met name wanneer er veel galm wordt gebruikt en wanneer het te verwijderen signaal zich niet helemaal in het midden bevindt.
Vocal Canceler
EFFECT OFF, ON BALANCE 0–100 RANGE LOW 20–2000 (Hz) RANGE HIGH 1.0 k–20.0 k (Hz)
NS. Suppressor (Noise Suppressor)
EFFECT OFF, ON THRESHOLD 0–100 RELEASE 0–100
4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
68
PB33 Reverb + Reverb
Algoritmes van de VF-1
Dit algoritme bevat twee aparte Reverb-effectblokken: één voor het linker en één voor het rechter kanaal. Het binnen­komende signaal kunt u eerst nog met een grafische 4-bands Equalizer bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Lch: Reverb
EFFECT OFF, ON
TYPE ROOM, HALL
SIZE 1–10
REVERB TIME 0.1–32.0 (sec)
BALANCE DIR:FX 100:0–0:100
EFFECT LEVEL 0–100
PRE DELAY 0–200 (msec)
DENSITY 0–100
EARLY REF LEVEL 0–100
LOW DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
LOW DAMP FREQUENCY 55–4.0 k (Hz)
Input L
Input R
HIGH DAMP GAIN -36.0–0.0 (dB)
HIGH DAMP FREQUENCY 4.0 k–20.0 k (Hz)
HIGH CUT FILTER 200–20.0 k (Hz)
FV
4BAND EQ
4BAND EQ
REVERB
REVERB
Rch: Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 EFFECT LEVEL 0–100 PRE DELAY 0–100 (msec) DENSITY 0–10 LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT
MASTER
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
Output R
Deel 4.
PB34 Chorus + Reverb
Ziehier een algoritme met een Chorus voor het linker en een Reverb-effect voor het rechter kanaal. Beide worden echter in stereo naar de uitgangen gestuurd. Ook hier kunt u het binnenkomende signaal eerst met een parametrische 4­bands Equalizer bewerken.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Input L
4BAND EQ
4BAND EQ
Input R
FV
Lch: Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100 DIRECT SWITCH OFF, ON
Output L
CHORUS
REVERB
Output R
69
Algoritmes van de VF-1
Rch: Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE REVERB TIME 0.1–10.0 (sec) BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 EFFECT LEVEL 0–100 PRE DELAY 0–100 (msec) DENSITY 0–10 LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT
PB35 Delay + Reverb
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Dit algoritme bevat een Delay voor de linker en een Reverb voor de rechter ingang. Zoals bij de voorgaande algoritmes vindt u ook hier een grafische 4-bands EQ waarmee u de klankkleur van de binnenkomende signalen eerst nog kunt corrigeren.
• Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Lch: Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, 3TAP
(SINGLE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
(3TAP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME [C] 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME [C] 0–20 (msec) TIME [L] 1–400 (%) TIME [R] 1–400 (%) FEEDBACK 0–100 LEVEL [C] 0–100 LEVEL [L] 0–100 LEVEL [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
Input L
4BAND EQ
4BAND EQ
Input R
FV
DELAY
REVERB
Rch: Reverb
EFFECT OFF, ON TYPE ROOM1, ROOM2, HALL1, HALL2, PLATE REVERB TIME 0.1–10 (sec) BALANCE DIR:FX 100:0–0:100 EFFECT LEVEL 0–100 PRE DELAY 0–100 (msec) DENSITY 0–10 LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Output L
Output R
70
PB36 Delay + Chorus
Algoritmes van de VF-1
Input L
Input R
FV
4BAND EQ
4BAND EQ
DELAY
CHORUS
Lch & Rch: 4Band EQ (Equalizer)
EFFECT OFF, ON LOW EQ -20–+20 (dB) HIGH EQ -20–+20 (dB) LEVEL -20–+20 (dB) LO-MD F 100–10.0 k (Hz) LOW-MID Q 0.5–16.0 LOW-MID EQ -20–+20 (dB) HI-MD F 100–10.0 k (Hz) HI-MID Q 0.5–16.0 HI-MID EQ -20–+20 (dB)
Lch: Delay
EFFECT OFF, ON TYPE SINGLE, 3TAP
(SINGLE). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME 0–20 (msec) FEEDBACK 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11 k (Hz), FLAT
(3TAP) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DELAY TIME [C] 0–1800 (msec), BPM: FINE TIME [C] 0–20 (msec) TIME [L] 1–400 (%) TIME [R] 1–400 (%) FEEDBACK 0–100 LEVEL [C] 0–100 LEVEL [L] 0–100 LEVEL [R] 0–100 FX LEVEL 0–120 DIR LEVEL 0–100 HIGH DAMP GAIN -50–0 (dB) HIGH CUT FILTER 700–11.0 k (Hz), FLAT
Output L
Ziehier een algoritme met een Delay dat aangesloten is op de linker ingang en een Chorus die via de rechter ingang kan worden aangesproken. Zoals u in de tekening ziet, heb­ben beide effecten echter stereo-uitgangen. Met de grafi­sche 4-bands EQ kunt u de klankkleur van de binnenko­mende signalen nog corrigeren alvorens ze naar de effecten
Output R
te sturen.
•Dit algoritme houdt rekening met de Direct Mix-instelling (blz. 38).
Rch: Chorus
EFFECT OFF, ON MODE MONO, ST. RATE 0–100, BPM: DEPTH 0–100 PRE DELAY 0.0–40.0 (msec) LOW CUT FLAT, 55–800 (Hz) HIGH CUT 700–11 k (Hz), FLAT FX LEVEL 0–100 DIRECT SWITCH OFF, ON
Master
<MASTER> . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LEVEL 0–100 BPM 40–250, MIDI, GLOBAL
<FV: FOOT VOLUME>. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
FOOT LEVEL 0–100
Deel 4.
71
Verklaring van de effectparameters
Verklaring van de effectparameters
2x2 Chorus
Dit effect voegt een met een ontstemde kopie bij het binnen­komende signaal en zorgt op die manier voor meer diepte (een “unisono-effect”). Het leuke aan deze Chorus is dat de lage en hoge frequenties apart kunnen worden bewerkt, wat voor een beduidend minder “wollige” klank zorgt.
Effect
Hiermee schakelt u de 2x2 Chorus in of uit.
XOVER (overgangsfrequentie)
Met deze parameter kiest u de frequentie waar zich de over­gang tussen de lage (Low) en hoge band (High) bevindt.
Low Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Chorus voor de lage frequenties.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maxi­male tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2) of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid vermindert.
Low Depth
Hiermee bepaalt u de intensiteit waarmee de Chorus de lage frequenties van het binnenkomende signaal bewerkt. Als u de Chorus enkel voor het “aandikken” van de betreffende partij wilt gebruiken, moet u deze waarde op “0” zetten.
Low Pre Delay
Hiermee programmeert u de vertraging tussen het begin van het binnenkomende signaal en het moment waarop de Cho­rus van de lage frequenties begint te bewerken. Een betrek­kelijk grote Pre Delay-waarde zorgt voor een “ensemble­effect” van verschillende identieke instrumenten die dezelfde partij spelen.
Low Level
Hiermee regelt u het volume van de Chorus voor de lage fre­quenties.
High Rate, High Depth, High Pre Delay, High Level
Deze parameters hebben dezelfde functie als hun Low-colle­ga’s. Het enige verschil schuilt hem in het feit dat u hier te maken hebt met de Chorus voor de hoge frequenties.
4Band EQ (Equalizer)
Ziehier een 4-bands Equalizer voor het “bijkleuren” van het binnenkomende geluid of het afzwakken van storende fre­quenties.
Effect
Hiermee schakelt u de Equalizer in of uit.
Low EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen van het volume van de Low-band (lage frequenties).
High EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen van het volume van de High-band (hoge frequenties).
Level
Hiermee kunt u het uitgangsvolume aan de uitgangen van de Equalizer verhogen of verminderen als blijkt dat de instel­lingen voor een te groot verschil t.o.v. het binnenkomende signaal zorgen.
Lo-MD F
Met deze parameter kiest u de centrale frequentie van het laag midden.
Low-MID Q
Hiermee bepaalt u de breedte van de Lo-MD-band. Hoe gro­ter de waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van deze frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
Low-MID EQ
Hiermee bepaalt u het volume van de Low-MID-band.
Hi-MD F
Met deze parameter kiest u de centrale frequentie van het hoog midden.
Hi-MID Q
Hiermee bepaalt u de breedte van de Hi-MD-band. Hoe gro­ter de waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van deze frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
Hi-Mid EQ
Deze parameter dient voor het versterken of verminderen van het volume van de Hi-band (hoge frequenties).
72
Verklaring van de effectparameters
Acoustic
Dit effect zorgt voor een breder frequentiespectrum waarmee het signaal van een pickup wordt omgetoverd tot een signaal dat met een microfoon opgenomen lijkt. Dit effect is vooral geschikt om een natuurlijkere indruk te wekken dan dit met het element op een elektro-akoestische gitaar mogelijk is.
Effect
Hiermee schakelt u het effect in of uit.
Body
Hiermee kunt u het volume van de (denkbeeldige) klankkast ophalen of afzwakken. Dit wordt bereikt door het geluid ron­der of “vetter” te maken, waardoor het “akoestische gehal­te” wordt beïnvloed.
MIC Distance
Met deze parameter kunt u de afstand tussen de denkbeeldi­ge microfoon en de akoestische gitaar instellen. Onthoud wel dat het om een simulatie gaat.
Acoustic GtSIM
Dit effect simuleert het geluid van een akoestische gitaar. Dit werkt vooral met signalen afkomstig van een elektrische gitaar. Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 2”-algoritme. Om het te gebruiken, moet u voor SFX SELECT “AC” kiezen.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Top
Hiermee bepaalt u de invloed van het denkbeeldige boven­blad op het snarengeluid en zorgt u voor een iets bijtendere of vollere klank.
Body
Hiermee bepaalt u de invloed van de resonanties van de klankkast op het geluid en maakt u de klank dus zachter of vetter, wat voor een overtuigendere “akoestische” indruk zorgt.
Frequency
Hiermee kiest u de frequentie die vooral onderdrukt wordt. Dat moet de frequentie zijn waar het signaal begint rond te zingen.
Bass GTR SIM (Bass Guitar Simulator)
Dit effect maakt van uw gitaar een basgitaar. U kunt dus met uw elektrische gitaar baspartijen spelen. Dit is een effect van het “Guitar Multi 2”-algoritme dat u aan het “SFX”-blok kunt toewijzen (“BS”).
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Character
Hiermee kunt u het karakter van het basgeluid beïnvloeden. Kies “Loose” om het geluid van dikke snaren te simuleren.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van de bassimulatie.
DIR Level
Hiermee kunt u het volume van het gitaargeluid (het origine­le signaal) instellen. Dat laat toe om uw “baspartij” met een gitaar te dubbelen (of andersom).
BCF (Bass Cut Filter)
Dit filter dient voor het onderdrukken van brom en andere laagfrequente signalen waarmee u bv. het plofgeluid van het trappen op een microfoonstand e.d. kunt filteren. Dit effect werkt trouwens volgens hetzelfde principe als de LOW CUT­schakelaar op een microfoon.
Effect
Hiermee schakelt u het BCF-effect in of uit.
Frequency
Met deze parameter kiest u de frequentie waaronder het fil­ter actief is.
Deel 4.
Level
Met deze parameter stelt u het uitgangsvolume van de Acoustic Guitar Simulator in.
AFB (Anti-Feedback)
Met deze parameter kunt u voorkomen dat het geluid van uw akoestische gitaar begint rond te zingen (terugkoppe­ling).
Effect
Hiermee stelt u het volume van het Anti-Feedback-effect in.
Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk de gekozen frequentie onder­drukt wordt.
Chorus
Een Chorus-effect voegt een licht ontstemde (en periodiek gemoduleerde) kopie aan het inkomende signaal toe en wekt zo de indruk dat de partij door verschillende instrumenten in unisono wordt gespeeld.
Effect
Hiermee schakelt u het Chorus-effect in of uit.
Polarity
Deze parameter is alleen voor de Stereo Chorus-optie beschikbaar. Hiermee bepaalt u de faseverschuiving van de LFO-modulatie voor het linker en rechter kanaal. Naar gelang de instelling zorgt u hiermee voor een breder geluid.
Sync: De LFO van het linker en rechter kanaal hanteren dezelfde fase.
73
Verklaring van de effectparameters
Invert: Het linker en rechter kanaal gebruiken tegenoverge­stelde LFO-fasen.
Mode
Hiermee kiest u de werking van het Chorus-effect: Mono: Hetzelfde Chorus-effect wordt via het linker en rech-
ter kanaal weergegeven. ST. (Stereo): Het Chorus-effect is stereo en bijgevolg veel
“breder”.
Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Chorus.
• Als u hier “BPM” kiest, hangt de modulatiesnelheid af van de “Master BPM”-instelling (blz. 83). Daar zou u gebruik van kunnen maken door het Song-tempo in te stellen waarvoor u deze Patch geprogrammeerd hebt. Dat zorgt er namelijk voor dat de modulatie van de Chorus perfect synchroon loopt met het tempo. Kiest u een hoge BPM-waarde, dan kan het gebeu­ren dat de VF-1 het tempo halveert of door 4 deelt. De modula­tie is dan nog altijd perfect, maar de helft c.q. een kwart trager.
Depth
Hiermee stelt u de diepte van het Chorus-effect in. Een “dub­bel” effect verkrijgt u door hier de waarde “0” te kiezen.
Pre Delay
Hiermee programmeert u de vertraging tussen het begin van het binnenkomende signaal en het moment waarop de Cho­rus begint te werken. Een betrekkelijk grote Pre Delay-waar­de zorgt voor een “ensemble-effect” van verschillende iden­tieke instrumenten die dezelfde partij spelen.
Low Cut
Hiermee kunt u de lage frequenties uit het inkomende sig­naal filteren. Kies “Flat” als dat niet nodig is.
High Cut
Hiermee kunt u de hoge frequenties uit het inkomende sig­naal filteren. Kies “Flat” als dat niet nodig is.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het Chorus-effect.
Direct Switch
Met deze parameter kunt u instellen of het binnenkomende signaal (zonder Chorus) al (Output) dan niet (No Output) naar de uitgangen moet worden gestuurd.
Compressor/Limiter
Een compressor is een effect waarmee signaalpieken kunnen worden afgevlakt, terwijl stille signalen automatisch luider worden gemaakt, teneinde een gelijkvormiger signaal met minder dynamiek te bekomen. Een Limiter gelijkt op een compressor, maar vlakt enkel de signaalpieken af (stille sig­nalen worden dus niet luider). Dat wordt in de regel gebruikt om ongewenste vervorming te voorkomen.
Effect
Hiermee schakelt u de compressor of Limiter in of uit.
Detect
Deze parameter treft u enkel in de algoritmes “Stereo Multi” en “10 Graphic EQ.” aan. Op andere effectprocessors heet hij ook wel “Side Chain”. Meer bepaalt gaat het om de keuze van het signaal dat de werking van de compressor of Limiter stuurt.
L: De op INPUT L aangesloten signaalbron fungeert als “controleur” van de compressor/Limiter.
R: De op INPUT R aangesloten signaalbron bepaalt de wer­king van de compressor/Limiter.
Link: In dit geval wordt de werking van de compressor/ Limiter bepaald door het kanaal met het hoogste niveau.
OPGELET
De instellingen van dit blok worden geïnitialiseerd, zodra u met “Select” het “andere” effect kiest. Maak dus eerst uw keu­ze en stel de parameters dan pas naar wens in.
Select
Hiermee kiest u het benodigde effect:
Comp: Compressor. Limit: Limiter.
<Als u “COMP” gekozen hebt>
Effect
Hiermee schakelt u de compressor in of uit.
Threshold
Hiermee bepaalt u de drempelwaarde d.w.z. het niveau dat het inkomende signaal minstens moet hebben om te zorgen dat de compressor begint te werken.
74
Ratio
Deze parameter vindt u enkel in “Stereo Multi”, “10 Graphic EQ” en “Vocal Multi”. Hiermee bepaalt u hoe sterk het sig­naal gecomprimeerd wordt in verhouding tot het oorspron­kelijke volume.
Sustain
Hiermee kunt u de Sustain van bv. een gitaargeluid verlen­gen. Sustain zorgt ervoor dat lage niveaus minstens geduren­de de hier ingestelde periode worden opgehaald. Dit is dus een typische parameter voor een compressorpedaal voor gitaar.
Verklaring van de effectparameters
Attack
Met Attack bepaalt u hoe lang het signaal onbewerkt wordt doorgelaten, voordat de compressor in werking treedt. Omdat zowel een compressor als een Limiter het niveau ver­minderen, zorgt deze parameter bij een betrekelijk kleine waarde voor een “knallend” geluid.
Release
Met deze parameter stelt u in hoe snel de compressor weer uitgeschakeld wordt nadat het niveau van het binnenkomen­de signaal onder de Threshold-waarde is gezakt.
ENH FREQ (Enhance Frequency)
Deze parameter vindt u enkel in het “Bass Multi”-algoritme. Hiermee kiest u de frequentie die door de Enhancer in de verf moet worden gezet. Hoe groter de waarde, hoe hoger de benadrukte frequentie, wat voor een sprankelender geluid zorgt.
ENH Level (Enhance Level)
Ook deze parameter vindt u enkel in het “Bass Multi”-algo­ritme. Hiermee regelt u het volume van de benadrukte fre­quentie en dus de “hoeveelheid sprankel”.
Tone
Hiermee kunt u de klankkleur beïnvloeden.
Level
Hiermee regelt u het volume van de compressor.
<Als u “LIMIT” gekozen hebt>
Effect, Threshold
Zie de gelijknamige parameters van het compressoreffect.
Attack
Deze parameter treft u enkel in het “MIC Simulator”-algorit­me aan. Hiermee bepaalt u hoe snel de Limiter in werking treedt zodra het signaalniveau boven de Threshold-waarde komt te liggen.
Release
Met deze parameter stelt u in hoe snel de Limiter weer uitge­schakeld wordt nadat het niveau van het binnenkomende signaal onder de Threshold-waarde is gezakt.
De-Esser
Een De-Esser is vooral nuttig om te voorkomen dat de sisge­luiden (“f”, “s” enz.) van een zangpartij te sterk benadrukt worden.
Effect
Hiermee schakelt u de De-Esser in of uit.
Sens
Met deze parameter stelt u de gevoeligheid van de De-Esser t.o.v. het volume van het inkomende signaal in. Daarmee bepaalt u hoe intensief de De-Esser het signaal bewerkt.
Frequency
Hiermee bepaalt u vanaf welke frequentie de De-Esser begint te werken. In de regel kiest u het best geen al te lage frequen­tie.
Defretter
Dit effect van het “Bass Multi”-algoritme laat toe om een nor­male basgitaar een “Fretless”-geluid te voorzien.
Sens
Hiermee bepaalt u de ingangsgevoeligheid van de Defretter. Stel deze parameter zo in dat de harmonische overgangen zo natuurlijk mogelijk klinken. Dit verschilt naar gelang de gebruikte bas.
Attack
Hiermee bepaalt u de aanstijgtijd van de Defretter. Hoe gro­ter de waarde, hoe meer de noten in elkaar overvloeien, wat voor een Fretless natuurlijk van groot belang is.
Deel 4.
Depth
Met deze parameter beïnvloedt u het harmonische gehalte van het bassignaal. Hoe groter deze waarde, hoe verrassen­der het geluid, maar dat gaat dan wel ten koste van de “authentieke” Fretless-klank.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Defretter.
Detect HPF
Ook deze parameter is enkel in het “MIC Simulator”-algorit­me beschikbaar. Hiermee kiest u de frequentie van de HPF en dus laagste frequentie die voor het sturen van de Limiter kan worden gebruikt.
Tone
Hiermee regelt u de klankkleur van het Limiter-signaal.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Limiter.
Delay
Dit effect zorgt voor herhalingen van het originele geluid (echo). Met korte vertragingstijden dikt u het originele sig­naal aan.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Delay-effect in of uit.
Type
Hiermee kiest u het Delay-effect:
Single: Eén Delay-lijn (en dus maar één herhaling). Tap: Een Delay wiens herhalingen afwisselend via het linker
en rechter kanaal worden weergegeven. 3TAP: Delay met een apart instelbare vertragingstijd voor
het linker en rechter kanaal. Hier zijn er drie lijnen: links, midden en rechts.
75
Verklaring van de effectparameters
Delay Time
Hiermee bepaalt u de vertraging van het herhaalde signaal t.o.v. het binnenkomende signaal.
• Als u “3TAP” kiest, heet deze parameter “DELAY TIME [C]”.
• In plaats van een vertragingstijd kunt u ook “BPM” kiezen. In dat geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde waarmee de Delay gesynchroniseerd wordt. Bij kleine BPM­waarden kan het echter gebeuren dat de vertraging verdubbeld of zelfs verviervoudigd wordt, omdat de Delay-tijd niet boven een vastgestelde waarde kan liggen.
Delay Time [L], Delay Time [R]
Hiermee kunt u de vertragingstijd voor het linker c.q. rechter kanaal instellen. Dat is enkel het geval voor een stereo Delay.
• In plaats van een vertragingstijd kunt u ook “BPM” kiezen. In dat geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde waarmee de Delay gesynchroniseerd wordt. Bij kleine BPM­waarden kan het echter gebeuren dat de vertraging verdubbeld of zelfs verviervoudigd wordt, omdat de Delay-tijd niet boven een vastgestelde waarde kan liggen.
Fine Time
Hiermee kunt u de vertragingstijd in kleinere stappen instel­len.
• Als u “3TAP” kiest, heet deze parameter “FINE TIME [C]”.
Fine Time [L], Fine Time [R]
Dit zijn de “fijne” parameters voor het linker en rechter kanaal.
Tap Time
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van het rechter kanaal. De waarde van het linker kanaal wordt hier beschouwd als “100%”. Met deze parameter kunt u dan ook de vertragings­tijd van het rechter kanaal in verhouding tot het linker kanaal instellen.
Time [L], [R]
Deze parameters zijn enkel voor “3TAP” beschikbaar. Hier­mee bepaalt u de herhalingstijd van het linker en rechter kanaal in verhouding tot het middelste kanaal (“C” dat hier als “100%” geldt).
Feedback
Deze parameter is enkel voor Delays met een mono-ingang beschikbaar. Hiermee regelt u het volume van de terugkop­peling en dus het aantal herhalingen.
Feedbk [L], [R]
Deze parameters maken enkel deel uit van Delays met ste­reo-ingangen. Hiermee stelt u de terugkoppeling en het aan­tal herhalingen voor het linker en rechter kanaal apart in.
Level [C], [L], [R]
Deze parameters zijn enkel voor “3TAP” beschikbaar. Hier­mee regelt u het volume van de verschillende herhalingen (de “mix”).
High Damp Gain
Hiermee kunt u de hoge frequenties dempen, zodat de her­halingen steeds doffer worden. De waarde “0” betekent dat de demping niet actief is.
High Cut Filter
Met deze parameter kunt u alle frequenties boven deze waar­de uit het binnenkomende signaal filteren om te voorkomen dat de Delay te sprankelend is. Kies “Flat” als de hoge tonen niet gedempt hoeven te worden.
FX Level
Hiermee bepaalt u het algemene volume van de Delay.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal dat met de Delay bewerkt wordt.
Distance
Bij gebruik van een microfoon is de afstand van de signaal­bron t.o.v. de micro bepalend voor het volume van de lage tonen in het opgenomen signaal. Met dit effect kunt u dit “afstandsfenomeen” simuleren.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Distance-effect in of uit.
PROX.FX (Proximity)
Hiermee simuleert u de nabijheid van de signaalbron. Bij positieve waarden (“+”) worden de lage tonen opgehaald (zodat ze “dichterbij” klinken). Negatieve waarden (“–”) betekenen dat de signaalbron zich verder van de denkbeeldi­ge microfoon vandaan bevindt.
Time
Hiermee simuleert u de vertraging van het opgenomen sig­naal, die optreedt wanneer de signaalbron zich verder van de microfoon vandaan bevindt.
Distortion
Dit is een vervormingseffect. Met TYPE kiest u het klankka­rakter.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Distortion-effect in of uit.
Type
Kies hier het soort vervorming dat het beste bij het te bewer­ken signaal of het beoogde effect past.
Turbo OD: Zorgt voor een volle vervorming die de nuan­ces van het bewerkte geluid intact laat, zodat er niet meteen sprake is van een “muur”.
Bass OD: Een vervorming die u vooral voor basgeluiden zou kunnen gebruiken.
Hard DS (Hard Distortion): Zorgt voor een Heavy Metal­vervorming.
76
Verklaring van de effectparameters
Fuzz 1: Zorgt voor een vol Fuzz-geluid (een soort vervor­ming die in de jaren ‘70 erg in trek was). Hier worden vooral de lage en middentonen benadrukt.
Fuzz 2: Een tweede Fuzz-geluid dat veel bijtender is omdat vooral de hoge tonen worden benadrukt.
Drive
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid vervorming. Hoe groter deze waarde, hoe zwaarder het geluid vervormt.
Bass
Hiermee kunt u de lage tonen van het vervormde geluid regelen om precies de gewenste “sound” te bereiken.
Treble
Hiermee kunt u de hoge tonen van het vervormde geluid ophalen of afzwakken.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van de vervorming.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal wan­neer het Distortion-effect ingeschakeld is.
Enhancer
Een Enhancer voegt een kopie van bepaalde frequenties, die bovendien uit fase staan, toe aan het binnenkomende signaal en zorgt op die manier voor een betere definitie. Dit wekt de indrukt dat u het volume van het signaal verhoogt, terwijl dat helemaal niet het geval is.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Enhancer-effect in of uit.
Detect
Deze parameter vindt u enkel in het “Stereo Multi”- en “10 Graphic EQ”-algoritme. Hiermee kiest u het signaal dat de werking van de Enhancer stuurt.
L, R, Link: Zie blz. 74.
Sens
Hiermee bepaalt u hoe sterk de Enhancer het gekozen sig­naal bewerkt.
Frequency
Slaat op de laagste frequentie van het inkomende signaal die door de Enhancer wordt bewerkt.
Mix Level
Hiermee regelt u het volume van het uit-fase signaal (vanaf de “Frequency”-waarde) dat aan het originele signaal wordt toegevoegd.
LoMIX LEVEL
Hiermee stelt u het volume van de lage frequenties van het uit-fase signaal in.
Level
Hiermee regelt u het volume van het Enhancer-effect.
Feedbacker
Met dit effect kunt u de voor een zwaar overstuurde gitaar typische terugkoppeling simuleren. Dat verklaart meteen waarom dit effect enkel voor het “Guitar Multi 2”-algoritme beschikbaar is (zet SFX “SELECT” op to “FB”).
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Dit effect werkt alleen naar behoren bij enkelvoudige noten (dus niet voor akkoorden). Bovendien mag u het pas inscha­kelen, wanneer de noot zich stabiliseert. Zodra u het effect uitschakelt, verdwijnt de terugkoppeling weer. Voor het in­en uitschakelen gebruikt u het best een voetschakelaar die u op CTL 1,2 aansluit.
Mode
Kies hier het procédé voor het voortbrengen van de terug­koppeling:
OSC (oscillator): De VF-1 poogt met eigen middelen een overtuigende terugkoppeling neer te zetten.
Boost: De frequentie, die moet beginnen rondzingen, wordt zodanig versterkt dat er een Feedback-effect ontstaat.
• Aangezien “Boost” de terugkoppeling enkel in de hand werkt, moet u het volume van de gitaarversterker hard genoeg zetten om te zorgen dat het geluid ook daadwerkelijk begint rond te zingen. Anders werkt het effect namelijkniet.
Rise Time
Hiermee kiest u hoe snel de terugkoppeling haar maximale volume bereikt eens u ze hebt gestart.
<Als u “OSC (oscillator)” kiest>
Rise Time
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee het effect een toon voortbrengt die één octaaf boven de gespeelde noot ligt. Deze waarde gaat in op het moment dat u het effect inscha­kelt.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feedback-geluid.
F.B Level
Hiermee regelt u het volume van het Feeback geluid dat één octaaf boven de noot liegt.
VIB Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de vibrato die de terug­koppeling moduleert.
VIB Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin het Feedback-geluid van vibrato wordt voorzien (de “vibratodiepte”).
<Als u “BOOST” kiest>
F.B Depth
Hiermee bepaalt u de mate waarin de feedback-frequentie wordt opgehaald.
Deel 4.
77
Verklaring van de effectparameters
Feedback Tone
Kies hier het frequentiebereik waarbinnen de terugkoppeling moet optreden.
In-/uitschakelen van de Feedbacker
Om de Feedbacker met de voet in of uit te schakelen moet u een optionele voetschakelaar (FS-5U, DP-2 (Roland) enz.) op CTL 1,2 aansluiten en “Control Assign” (blz. 28) als volgt instellen:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: SFX: ON/OFF TARGET MIN: OFF TARGET MAX: ON SOURCE TYPE: CONTROL1 SOURCE MODE: NORMAL SOURCE MIN: 0 SOURCE MAX: 127
Flanger
Een Flanger zorgt voor een wervelend geluid dat ook wel iets weg heeft van een opstijgende of landende straaljager. Dit is een bijzonder populair effect bij gitaristen en bassisten.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Flanger in of uit.
Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de Flanger (de modulatie­snelheid).
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” kiezen. In dat geval bepaalt u met Master BPM (blz. 83) de tempowaarde waarmee de Flanger gesynchroniseerd wordt. Bij grote BPM­waarden kan het echter gebeuren dat de vertraging gehalveerd of door vier gedeeld wordt.
Depth
Bepaalt de diepte (intensiteit) van het Flanger-effect.
Manual
Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Flanger wordt bewerkt.
Resonance
Hiermee zorgt u voor een terugkoppeling (resonantie) die het Flanger-effect een iets synthetischer karakter geeft.
Separate
Hiermee bepaalt u de spreiding van het Flanger-effect. Hoe groter de waarde, hoe opvallender de “diffusie”.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Flanger.
Gate
Hiermee kunt u zorgen dat het Flanger-geluid op regelmati­ge tijdstippen wordt uitgeschakeld. Hoe groter deze waarde, hoe vaker de Flanger even uit- en weer ingeschakeld wordt. Kies “Off” als u deze onderbrekingen niet nodig hebt.
Direct Switch
Hiermee kunt u het originele (te bewerken) signaal in- of uit­schakelen.
Graphic EQ
Dit effect simuleert een grafische 10-bands Equalizer.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Graphic EQ in of uit.
Input Gain
Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het signaal voor­dat dit laatste door de EQ wordt bewerkt.
Level
Hiermee kunt u het volume van het bewerkte signaal bijrege­len en op die manier een te sterke toe- of afname van het volume compenseren.
31.2~16KHz (Gain)
Hiermee regelt u het volume van de afzonderlijke frequentie­banden om precies de gewenste klankkleur te verkrijgen.
Guitar Synth
Dit effect analyseert de toonhoogte van het inkomende sig­naal en vertaalt dit naar een synthesizergeluid. U vindt dit effect in het “Guitar Multi 1”-algoritme. Zet MOD “SELECT” op “SYN”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Houd tijdens het gebruik van de gitaarsynthesizer het vol­gende in de gaten:
• De synthesizer werkt niet naar behoren wanneer u akkoorden speelt. Hij is dus enkel voor solo’s bedoeld.
• Speel geen gebonden noten, omdat dát op hetzelfde neerkomt als het spelen van akkoorden. Demp een noot dus telkens af alvorens de volgende te spelen. De Attack (aanzet) van de gespeelde noten is bijzonder belangrijk voor een goede werking van de synthesizer.
Sens
Hiermee bepaalt u de ingangsgevoeligheid. Hoe groter deze waarde, deste beter is de respons. Dat kan echter ook beteke­nen dat de synthesizer op signalen reageert die eigenlijk niet “gesynthetiseerd” hoeven te worden (het schuiven op de snaren bv.). Kies dus altijd een optimaal compromis tussen een goede respons en een minimum aan “parasieten”.
Wave
Hiermee kiest u de golfvorm van de gitaarsynthesizer: SQR (blokgolf) ( ): Als antwoord op de herkende
noten van uw gitaar brengt de gitaarsynthesizer een blok­golf voort.
SAW ( ): De gitaarsynthesizer brengt een zaagtand voort. Deze golfvorm wordt vooral voor strijkers en iets “scherpere” klanken gebruikt.
78
Verklaring van de effectparameters
Brass: Hier wordt het signaal van de gitaar omgevormd tot een gitaarsynthesizergeluid. De aanzet van dit geluid is bij­zonder snel, wat voor een scherp kantje aan het begin van elke noot zorgt.
Bow: Ook hier wordt het van de gitaar afkomstige geluid als basis voor de synthese gebruikt. Ditmaal valt de aanzet (Attack) helemaal weg, wat sterk aan een strijkinstrument (of het zweleffect met een volumepedaal) doet denken.
Chromatic
Met deze parameter schakelt u de chromatische functie in of uit. Als ze aan staat, kan de toonhoogte van de gitaarsynthe­sizer maar in halve tonen veranderen (geen “bendings” e.d.). Schakel deze parameter dus in wanneer u instrumenten wilt simuleren die het buigen van de noten niet toelaten of waar dit bijzonder vreemd zou klinken.
• Deze parameter hebt u vooral nodig wanneer u als golfvorm “SQR” of “Saw” kiest.
Oct Shift
Hiermee kunt u de toonhoogte van het synthesizergeluid een octaaf hoger transponeren in verhouding tot de noten die u op de gitaar speelt.
• Deze parameter is maar zinvol waneer u als golfvorm “SQR” of “Saw” gekozen hebt.
PWM Rate
Hiermee kunt u het geluid breder of vetter maken door de golfvorm te moduleren (dit lukt enkel voor “SQR”). Hoe gro­ter de waarde, hoe sneller de golfvorm gemoduleerd wordt.
PWM Depth
Met deze parameter bepaalt hoe intensief de golfvorm gemo­duleerd wordt. Kies “0” als u geen pulsbreedtemodulatie nodig hebt.
• Ook deze parameter is enkel beschikbaar wanneer u als golf­vorm “SQR” kiest.
Cutoff F
Met deze parameter kiest u de frequentie voor het filter (LPF) en bepaalt u hoe dof of helder het geluid is.
Resonance
Met deze parameter kunt u de frequenties rond de Cutoff­waarde benadrukken en dus voor een neuzig geluid zorgen.
FLT Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het filter voor de inko­mende signalen. Als u een kleine waarde kiest, reageert het filter enkel wanneer u betrekkelijk kordaat aan de snaren trekt. Kies “0” als het filter niet via de binnenkomende noten mag worden gestuurd.
FLT Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk het filter de klankkleur kan beïnvloeden. Hoe groter deze waarde, hoe drastischer de klankkleur verandert. Met positieve waarden (+) zorgt u dat de klank helderder wordt, terwijl u het geluid met negatieve waarden (–) doffer maakt.
Attack
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt voordat het synthesi­zergeluid na aanslaan van een noot zijn maximale volume bereikt. Als u “Decay” kiest, stijgt het volume meteen en zakt dan heel snel naar de Release-status af. In dat geval oefent het gitaarsignaal geen invloed uit op de klankevolutie van de synthesizer.
• Als u voor WAVE “Brass” of “Bow” gekozen hebt, verandert de Attack-snelheid vanaf een bepaald punt ook dan niet wan­neer u “Decay” of “0” instelt.
Release
Hiermee bepaalt u hoe snel de synthesizernoot uitsterft zodra de gitaarnoot (de “trigger”) afgelopen is.
• Als u “Brass” of “Bow” gekozen hebt, dient de golfvorm van de gitaar als basis voor het geluid (terwijl voor “SQR” of “Saw” een aparte oscillator wordt gebruikt). Bijgevolg heeft de Release-parameter dan geen invloed op de snelheid waarmee de noten uitsterven.
Velocity
Hiermee bepaalt u in welke mate het volume van het synthe­sizergeluid afhangt van de kracht waarmee u aan de snaren trekt. Als u “0” kiest, is de synthesizer niet “trekgevoelig”.
Hold
Met de Hold-functie kunnen de noten van de synthesizer worden aangehouden. Als u deze paraeter op “On” zet, stopt de gespeelde noot pas wanneer u voor Hold weer “Off” kiest. Voor het in- en uitschakelen gebruikt u het best een optionele voetschakelaar. In alle andere gevallen raden we aan om deze parameter op “Off” te zetten.
• Deze parameter werkt enkel wanneer u als golfvorm “SQR” of “Saw” gekozen hebt.
Synth Level
Hiermee regelt u het volume van het synthesizergeluid.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele gitaarsignaal dat dus aan het synthesizergeluid kan worden toegevoegd.
Deel 4.
FLT Decay
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt voordat het filter zich stabiliseert.
79
Verklaring van de effectparameters
Hold On/OFF
Voor de Hold-parameer gebruikt u het best een optione­le voetschakelaar (FS-5U, DP-2 enz.). Stel de “Control Assign”-parameters (blz. 28) na aansluiten van de voet­schakelaar als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: MOD (Guitar SYNTH): HOLD TARGET MIN: OFF TARGET MAX: ON SOURCE TYPE: CONTROL1 SOURCE MODE: NORMAL SOURCE MIN: 0 SOURCE MAX: 127
Harmonist
Met dit effect worden de noten van het binnenkomende sig­naal getransponeerd. De bijkomende stemmen kunnen tot 2 octaven boven of onder de originele noten liggen. Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme. Zet MOD “SELECT” op “HR”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Voice
Hiermee kunt u het aantal stemmen kiezen die de Harmonist aan uw noten moet toevoegen:
1 Mono: Er wordt één stem in mono aan het originele sig­naal toegevoegd.
2 Mono: Er worden twee stemmen ([1], [2]) in mono aan het originele signaal toegevoegd.
2 Stereo: Er worden twee stemmen aan het originele sig­naal toegevoegd. [1] wordt via het linker en [2] via het rech­ter kanaal weergegeven.
Mode [1], [2]
Hiermee kiest u de werking van de Harmonist: Fast, Medium, Slow: Als u één van deze opties kiest, kunt
u ook akkoorden spelen. De benaming van deze opties (“Fast”, “Medium”, “Slow”) slaat op de respons van het effect. Maar let op het volgende: hoe trager de respons, deste beter is de geluidskwaliteit.
Mono: Kies deze instelling voor enkelvoudige noten. Deze optie levert overtuigende bijkomende stemmen op.
Harmony: In dit geval wordt de transpositie van de bijko­mende noten bepaald door de gekozen toonaard, zodat u nooit “valse” of “ongepaste” noten te horen krijgt. Deze optie is enkel voor enkelvoudige noten geschikt.
Fine [1], [2]
Hiermee kunt u de toegevoegde noten fijn- of ontstemmen. Dit is waarschijnlijk alleen handig wanneer de toegevoegde stemmen niet getransponeerd worden.
• Als u hier de waarde “100” kiest, komt dit overeen met “1” voor Pitch [1], [2].
Harmony [1], [2]
Hiermee bepaalt u hoe de toegevoegde stemmen “geharmo­niseerd” worden. De toonhoogte kan tot 2 octaven boven of onder het inkomende signaal liggen. Met SCALE# 1~5 kiest u een zelf geprogrammeerde toonladder (“User Scale”).
• Met “TONIC” bepaalt u dat de toonhoogte van de toegevoegde noten overeenkomt met die van de originele noten.
Pre Delay [1], [2]
Hiermee kunt u een vertraging tussen de originele en de toe­gevoegde noten instellen om een soort echo-effect te creëren. In de regel kiest u hier waarschijnlijk “0 ms”.
• U kunt hier ook “BPM” kiezen om de vertraging synchroon te laten lopen met Master BPM (blz. 83). Bij een zeer lage BPM­waarde is het mogelijk dat de vertraging dubbel of vier keer zo snel is als de opgegeven BPM-waarde.
Feedback
Hiermee stelt u het Feedback-niveau (terugkoppeling) van de toegevoegde stemmen in, wat voor het gewenste aantal (eveneens getransponeerde) herhalingen zorgt.
Level [1], [2]
Hiermee regelt u het volume van het getransponeerde geluid.
Key
Met deze parameter kunt u de toonaard van het nummer opgeven dat u met de Harmonist wilt spelen. De toonaard is belangrijk voor het bepalen van de toonhoogte van de toege­voegde noten (in sommige gevallen wordt de toonhoogte dan ook automatisch een halve toon hoger of lager gezet). Zoals u ziet, past een bepaalde instelling altijd voor een majeur- en een mineurtoonaard:
CF BE
Majeur
Am Dm Gm Cm Fm BmMineur
Majeur GD A EB
A
D
G
Em
F
Mineur
Em Bm FmCmGm
Dm
Pitch [1], [2]
Hiermee bepaalt u hoe ver zich de bijkomende stem(men) boven of onder de normale toonhoogte moet(en) bevinden. In de muziek hebben ze daar een mooie naam voor: interval.
80
Dir Level (Direct Level)
Hiermee regelt u het volume van het originele gitaargeluid.
Verklaring van de effectparameters
User Scale programmeren
Misschien speelt de Harmonist soms niet de noten die u graag zou willen (tenslotte gaat het “maar” om een automati­sche functie). Dat kunt u verhelpen door een eigen toonlad­der te programmeren aan de hand waarvan de Harmonist uitmaakt welke noten hij bij de gitaarnoten moet voegen. In het totaal kunt u 5 User Scales programmeren en voor elke Patch apart bepalen welke toonladder er moet worden gebruikt.
• Uw toonladder wordt maar gebruikt waneer u een Patch selec­teert met een algoritme dat het Harmonist-effect bevat. Boven­dien moet de Harmonist natuurlijk ingeschakeld zijn.
User Scales kunt u op de volgende manier programmeren:
1,9
2,3,5
4,6,7
7. Breng de cursor met PARAMETER [
“OUTPUT”. Kies nu met de [VALUE]-regelaar de noot die moet wor­den toegevoegd wanneer u op uw gitaar de in stap 6 gekozen noot speelt.
8. Herhaal de stappen 6 en 7 om ook voor de overige noten
te bepalen welke noten er moeten worden toegevoegd.
9. Druk nog een keer op [UTILITY] om naar de Play-mode
terug te keren.
√][®
] naar
Hum Canceller
Met dit effect kunt u brom onderdrukken.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Frequency
Kies hier de frequentie waar de brom zich bevindt. Deze fre­quentie en alle veelvouden ervan worden onderdrukt.
Width
Hiermee bepaalt u de breedte van het filter en dus de fre­quentieband die wordt onderdrukt.
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “SYSTEM”.
3. Druk op [ENTER].
√][®
√][®
] naar
] naar
4. Breng de cursor met PARAMETER [
“USER#”.
5. Kies met de [NUMBER]-regelaar het User Scale-
geheugen (SCALE# 1~5) waarvoor u een toonladder wilt programeren.
6. Breng de cursor met PARAMETER [
“INPUT”. Telkens wanneer u een enkelvoudige noot op uw gitaar speelt, analyseert de VF-1 de toonhoogte ervan en beeldt hij de benaming van de noot af. Als u geen gitaar bij de hand hebt, kunt u de noten ook met de [VALUE]-regelaar kiezen.
Depth
Hiermee bepaalt u hoe sterk de brom e.d. moet worden onderdrukt.
Threshold
Met deze parameter bepaalt u de drempelwaarde voor de bromonderdrukker. Zolang het volume van het signaal onder deze warde ligt, wordt de brom onderdrukt. Kies de maximale waarde om te zorgen dat de brom altijd onder­drukt wordt, ook al is het volume van het ingangssignaal betrekkelijk luid.
Range Low
Kies hier de laagste frequentie die de Hum Canceller mag onderdrukken.
Range High
Kies hiermee de hoogste frequentie die mag worden onder­drukt.
Deel 4.
81
Verklaring van de effectparameters
Humanizer
Dit effect vormt het gitaarsignaal om tot klinkers die de indruk wekken dat uw instrument begint te spreken. Dit effect is enkel in het “Guitar Multi 1”-algoritme beschik­baar. Zet MOD “SELECT” op “HU”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Mode
Hiermee bepaalt u wat er moet gebeuren om van één klinker naar een andere gaan.
Pick: Via de aanslag kiest u hetzij “Vowel 1”, hetzij “Vowel 2”. De overgangssnelheid kunt u met RATE instellen.
Auto: De overgang van Vowel 1 naar Vowel 2 (en vice ver­sa) verloopt automatisch. Met Rate en Depth bepaalt u hoe snel en hoe duidelijk de overgangen zijn.
Random: In dit geval wisselt de VF-1 in een willekeurige volgorde af tussen vijf klinkers (a, e, i, o, u). Met RATE en DEPTH bepaalt u hoe snel dat gaat.
Vowel [1]
Hiermee kiest u de eerste klinker.
Vowel [2]
Hiermee kiest u de tweede klinker.
Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de Humanizer in. Hoe kleiner de waarde, hoe harder u aan de snaren moet trekken om klinkers te horen. Kies een grote waarde als de klinkers ook hoorbaar moeten zijn wanneer u maar licht aanslaat.
Rate
Hiermee kiest u de overgangssnelheid tussen twee klinkers.
• U kunt hier ook “BPM” kiezen om de overgangssnelheid syn­chroon te laten lopen met MASTER BPM (blz. 83). Bij een zeer hoge BPM-waarde is het mogelijk dat de snelheid gehal­veerd of zelfs door 4 gedeeld wordt.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het “klinkereffect”.
Manual
Hiermee stelt u de duur van de twee klinkers in. De waarde “50” betekent dat Vowel 1 en Vowel 2 dezelfde lengte heb­ben. Met waarden kleiner dan “50” maakt u Vowel 1 korter en met grotere waarden maakt u Vowel 1 langer dan Vowel
2.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Humanizer.
3Band Isolator
Dit effect verdeelt het ingangssignaal in drie frequentieban­den (High, Mid en Low) die dan apart kunnen worden opge­haald of onderdrukt. In tegenstelling tot een normale Equali­zer zorgt de Isolator er echter voor dat de geselecteerde fre­quenties volledig worden onderdrukt (i.p.v. tot op een bepaald niveau worden afgezwakt). Met name de Realtime­werking van de Isolator opent een hele resem aan creatieve mogelijkheden.
Effect
Met deze parameter schakelt u het 3-bands Isolator in of uit.
AntiPHASE LowLEVEL, AntiPHASE MidLEVEL
Met deze twee parameters kunt u het volume van de “tegen­fase” voor de Low- en Mid-band instellen. Hierdoor worden bepaalde frequenties benadrukt.
LOW Mix Switch, Mid Mix Switch
Hiermee kunt u de tegenfase van de Low- en Mid-band in- of uitschakelen. Als de tegenfase actief is, wordt de fase van de twee stereokanalen omgekeerd en in die vorm aan het sig­naal van het “andere” kanaal toegevoegd.
Low Level, Mid Level, High Level
Hiermee kunt u het volume van de Low-, Mid- en High-band apart instellen. Kies “–60dB” om een band volledig te onder­drukken, en “0dB” als de frequentieband hoorbaar moet blij­ven.
LoFi Box
Met dit effect kunt u de geluidskwaliteit van het ingangssig­naal opzettelijk slechter maken. Zo zorgt u bv. dat een “Groove” van een CD klinkt alsof u hem net van de radio, een vinylplaat of een oude cassette hebt geplukt.
Effect
Met deze parameter schakelt u het LoFi-effect in of uit.
Select
Kies hiermee de werking van het effect.
• Kies eerst het type en stel dan pas de overige parameters in. Bij het kiezen van een ander type worden de overige parameters namelijk weer geïnitialiseerd.
Radio: De geluidskwaliteit lijkt op die van een AM-zender. Met “Tuning” kunt u zelfs de bijgeluiden simuleren die tij­dens het afstemmen op een andere frequentie hoorbaar wor­den.
Player: Hiermee zorgt u voor een simulatie van het geluid van een oude platedraaier, compleet met ruis en krassen die daar onlosmakelijk bijhoren.
Processor: Met deze parameter simuleert u de geluidskwa­liteit (of het gebrek aan kwaliteit) die nog overblijft wanneer u de Sampling-frequentie en het aantal bits van een digitale opname vermindert. Dankzij de filters kunt u het geluid zelfs in Realtime beïnvloeden.
82
Verklaring van de effectparameters
<Als u RADIO of PLAYER kiest>
Tuning
Dit is een “Radio”-parameter. Hiermee simuleert u de stoor­geluiden die u tijdens het afstemmen op een andere AM-zen­der hoort.
Wow Flutter
Dit is een “Player”-parameter waarmee u de onregelmatige draaisnelheid van een pickup kunt simuleren.
Noise
Met deze parameter voegt u ruis toe.
Filter
Hiermee stelt u het filter in.
Sound
Hiermee kunt u de klankkleur beïnvloeden.
<Als u PROCESSOR kiest>
Pre Filter
Dit filter voorkomt digitale vervorming. Schakel het uit als u een echt slechte geluidskwaliteit mét digitale vervorming nodig hebt.
Sample Rate
Hiermee kunt u de Sampling-frequentie verminderen. Als u hier “Off” kiest, verandert de Sampling-frequentie niet.
Bit
Met deze parameter wijzigt u het aantal bits (de “woordleng­te”). Als u deze functie uitschakelt, verandert er niets aan de woordlengte. Kiest u een laag aantal bits, dan is er bij sommige ingangssig­nalen –of zelfs wanneer er helemaal geen ingangssignaal is– sprake van betrekkelijk luide ruis. Die kunt u onderdrukken door een hogere Threshold-waarde voor de NS Suppressor (ruisonderdrukker) te kiezen.
Post Filter
Met dit filter kunt u de digitale vervorming verminderen die door het LoFi-effect wordt gegenereerd. Als u echter “Off” kiest, is het filter uit. In dat geval is de “Fi” nog “lower”.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het LoFi-effect.
Dir Level
Hiermee stelt u het volume van het binnenkomende signaal in.
Realtime Modify Filter
Hiermee kiest u het filtertype waarmee de werking tijdens het spelen kan worden beïnvloed:
Off: Het filter is uit. LPF: Dit is een klassiek synthesizerfilter dat enkel de fre-
quenties onder de Cutoff-waarde doorlaat. BPF: Enkel de frequenties rond de Cutoff-waarde worden
doorgelaten. HPF: Enkel de frequenties boven de Cutoff-waarde worden
doorgelaten.
Cutoff
Hiermee stelt u de grensfrequentie van het filter in. Naar gelang het filtertype is dit de frequentie waarboven (LPF), waarboven/onder (BPF) of waaronder (HPF) het filter de fre­quenties onderdrukt.
Resonance
Hiermee kunt u de Cutoff-frequentie extra in de verf zetten.
Gain
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van het effect, wat nodig kan zijn bij drastische wijzigingen die het volume aanzienlijk verminderen of verhogen.
Master
Het “Master”-blok bevindt zich telkens net vóór de uitgang van een algoritme. Hier vindt u alle parameters die voor een Patch in z’n geheel gelden.
Link
Deze parameter vindt u enkel in het “MIC Simulator”-algo­ritme. Hiermee kunt u het linker en het rechter kanaal aan elkaar koppelen. Als u “Off” kiest, werkt de MIC Simulator als twee mono­effecten (met twee kanalen). Kies u echter “On”, dan gelden de instellingen van het L-kanaal voor beide kanalen.
• Als u “LINK= ON” kiest, worden de instellingen van het R­kanaal niet gebruikt. Het rechter kanaal volgt dan namelijk de instellingen van het L-kanaal.
Level (Master Level)
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Patch/het algoritme.
Tijdens het editen van de Master-parameters geven de meters in het display (blz. 16, 26) het ingangsvolume van de Patch – dus vóór het eerste effectblok– en het uitgangsvolume –achter het laatste effectblok– weer.
BPM (Master BPM)
Met deze parameter kunt u het tempo (BPM) programmeren dat door bepaalde effectparameters kan worden gebruikt. In de regel stelt u hier het best het tempo van de Song in waar­voor u de Patch programmeert. Op die manier kunt u zorgen dat de tempogevoelige effectparameters met het Song-tempo gesynchroniseerd worden. Deze BPM-parameter kunt u voor elke Patch apart instellen.
• Als het gebruikte algoritme geen enkele synchroniseerbare parameter bevat, verschijnt “BPM” niet in het display.
BPM (Beats Per Minute) vertegenwoordigt het aantal kwart­noten per minuut.
Deel 4.
83
Verklaring van de effectparameters
U kunt telkens één van de volgende BPM-noten kiezen:
BPM
BPM
BPM BPM
BPM BPM BPM BPM
BPM
De BPM-waarde kan op één van de volgende drie manieren worden ingesteld:
• De hier gekozen BPM-instelling wordt maar gebruikt als u een synchroniseerbare parameter (Chorus Rate of Dly Time) op “BPM ” zet.
40~250: De gewenste tempowaarde (40~250). MIDI: De via de MIDI IN-aansluiting ontvangen MIDI
Clock-waarde fungeert als BPM. Global: De voor “GLOBAL BPM” ingestelde waarde wordt
gebruikt. Zie ook “Global-parameters” op blz. 37.
In de volgende gevallen wordt de BPM-instelling niet gebruikt:
• Wanneer u voor een effectparameter “BPM ” kiest, maar het betreffende effect niet gebruikt.
• Wanneer u voor de betreffende effectparameter een waarde i.p.v. “BPM ” instelt.
BPM BPM
BPM BPM
BPM
BPMBPM
Foot Level
Met deze parameter kiest u de plaats in het algoritme waar het volume met het zwelpedaal (“FV”) kan worden beïn­vloed.
Om het volume met een optioneel zwelpedaal te kun­nen beïnvloeden, moet u de “Control Assign”-parame­ters (blz. 28) als volgt instellen:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: MASTER:FOOT VOLUME LEVEL TARGET MIN: 0 TARGET MAX: 100 SOURCE TYPE: ExpPEDAL SOURCE MODE: NORMAL SOURCE MIN: 0 SOURCE MAX: 127
• Bij de meeste algoritmes kunt u zelf de plaats kiezen waar het zwelpedaal het volume beïnvloedt. Zie de algoritmes op blz. 41~71).
MIC Conv
Dit algoritme verandert het geluid van een met een dynami­sche microfoon opgenomen signaal zodanig dat de indruk ontstaat dat u het met een dure studiomicrofoon hebt opge­nomen. Zelfs voor reeds opgenomen signalen kunt u de afstand tussen de microfoon en de signaalbron nog verande­ren (of dit op z’n minst overtuigend simuleren). Bovendien kunt u dit algoritme gebruiken om een instru­mentsignaal, dat u “rechtstreeks in de tafel gespeeld” hebt, van een beetje Ambience voorzien en het geluid zodoende meer laten “ademen”.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Input
Stel hier in welke microfoon u voor de opname gebruikt of op de ingang van de VF-1 aangesloten hebt.
DR-20: Roland DR-20 SML.DY: Kleine dynamische microfoon. HED.DY: Dynamische hoofdmicrofoon. MIN.CN: Kleine condensatormicrofoon. Flat: Lijn-signaal.
Output
Kies hier de microfoon die moet worden gesimuleerd: SML.DY: All-round dynamische microfoon voor zang en
instrumenten. Ideaal voor een gitaarversterker of Snare. VOC.DY: Bijzonder populaire dynamische microfoon voor
zang met een prominent middengebied. Kies deze instelling voor zang.
LRG.DY: Dynamische microfoon met een duidelijke bas­weergave. Goed voor basdrum, Toms e.d.
SML.CN: Kleine condensatormicrofoon voor instrumenten met een sprankelend hoog. Goed voor metalen percussie en akoestische gitaar.
LRG.CN: Condensatormicrofoon met een vlakke respons. Goed voor zang, spraak, akoestische instrumenten e.d.
VNT.CN: “Ouwe gouwe” condensatormicrofoon voor zang, akoestische instrumenten enz.
Flat: Vlakke respons, waarmee u de typische kleur van een microfoon kunt corrigeren om een “neutraler” geluid te ver­krijgen.
• Als u een condensatorsimulatie kiest, wordt het laag van het signaal wat opgehaald, zodat eventuele brom in het signaal eveneens duidelijker hoorbaar wordt. Gebruik in voorkomend geval het Bass Cut Filter (blz. 73) of zorg tijdens de opname voor de nodige filters, spin e.d. om plofgeluiden en andere laag­frequente storingen te onderdrukken.
• Als u voor INPUT de instelling “MIC.CN” kiest, kunt u voor OUTPUT enkel “SML.DY” of “LRG.CN” instellen.
84
Phase
Hiermee bepaalt u de fase van de microfoon.
NOR: De fase van het ingangssignaal verandert niet. INV: De fase van het ingangssignaal wordt omgekeerd.
Verklaring van de effectparameters
Multi Tap Delay
Ziehier een Delay-algoritme met 2- vertragingslijnen (en dus herhalingen). Hiermee zou u moeiteloos in staat moeten zijn om zelfs de meest complexe sound neer te zetten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Multi Tap Delay-effect in of uit.
Ratio
Met deze parameter kunt u de vertragingstijd van alle lijnen corrigeren als blijkt dat ze allemaal te sterk of niet voldoende vertragen. De onderlinge verschillen (de verhouding) tussen de vertragingslijnen veranderen echter niet. Deze parameter beïnvloedt de Delay Time [1]~[20] instellingen.
Tap [1]~[20] Delay Time
Hiermee stelt u de vertraging van de 20 lijnen (TAP [1]~[20]) in.
• U kunt ook “BPM” i.p.v. een waarde kiezen om de betreffende “Tap” met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchronise­ren. Bij zeer kleine BPM-waarden wordt het tempo echter ver­dubbeld of zelfs verviervoudigd.
Tap [1]~[20] Fine Time
Hiermee kunt u de vertragingstijd van de Taps in kleinere stappen instellen.
Tap [1]~[20] Pan L:R
Hiermee stelt u de stereopositie van de 20 Taps in.
L0~100:
Met deze parameter bepaalt u het uitgagsvolume van het lin­ker kanaal.
R0-100:
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het rechter kanaal (de som van alle Taps die via het rechter kanaal wor­den weergegeven).
• Als u “L100” kiest, hoort u enkel het linker kanaal. “R100” betekent dat u enkel het rechter kanaal hoort.
Tap [1]~[20] Level
Hiermee kunt u het volume van elke Delay-lijn (Tap) apart instellen.
FB Delay (vertragingstijd van de Feedback)
Hiermee stelt u de vertragingstijd van het Feedback-signaal in.
• U kunt ook “BPM” i.p.v. een waarde kiezen om de Feedback­vertraging met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroni­seren. Kleine BPM-waarden kunnen er echter voor zorgen dat het tempo verdubbeld of verviervoudigd wordt.
FB Fine
Hiermee kunt u de vertragingstijd van de Feedback-lijn in kleinere stappen instellen.
Low Cut
Met dit filter kunt u de frequenties onder deze waarde onderdrukken. Kies “Flat” wanneer alle lage tonen mogen worden doorgelaten.
High Cut
Met dit filter zorgt u dat alle frequenties boven de ingestelde waarde gefilterd worden, wat het geluid doffer maakt. Kies “Flat” als alle hoge tonen mogen worden doorgelaten.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
FX Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Delay in z’n geheel.
NS Suppressor
Dit is niet echt een effect. De ruisonderdrukker voorkomt dat ongewenste bijgeluiden worden doorgelaten. Hij loopt syn­chroon met de envelope van het binnenkomende signaal (en komt dus op naarmate het volume van het signaal vermin­dert), zodat de klankkleur van de gitaar niet of nauwelijks wordt beïnvloed. De Noise Suppressor is dan ook voorname­lijk bedoeld voor gitaar.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Noise Suppressor in of uit.
Detect
Deze parameter vindt u enkel in de algoritmes “Stereo Mul­ti” en “10 Graphic EQ”. Hiermee kiest u het kanaal dat de Noise Suppressor analyseert om uit te maken wanneer hij in werking moet treden.
L: Het linker kanaal wordt geanalyseerd. R: Het rechter kanaal wordt geanalyseerd. Link: Hier bepaalt het kanaal, wiens ingangsvolume hoger
is, wanneer de Noise Suppressor in- en uitgeschakeld wordt.
Threshold
Stel met deze parameter het volume in dat het gewenste sig­naal minstens moet halen om de Noise Suppressor uit te schakelen. Zorg dus dat het volume net iets boven de het ruisniveau ligt, zodat de ruis de Noise Suppressor niet kan uitschakelen, maar dat de gewenste signalen natuurlijk (= niet te vroeg) uitsterven.
• Hoe groter de Threshold-waarde, hoe meer kans er is dat de Noise Suppressor ook stille noten onderdrukt. Probeer dit dus even uit alvorens de Patch op te slaan.
Release
Hiermee stelt u in hoe snel het volume tot “0” wordt herleid zodra de Noise Suppressor in werking treedt.
Deel 4.
FB Level
Hiermee bepaalt u het Feedback-volume en dus het aantal herhalingen.
85
Verklaring van de effectparameters
Octave
Dit effect voegt een één octaaf lager getransponeerde kopie bij het binnenkomende signaal.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Octave-effect in of uit.
Oct Level
Hiermee stelt u het volume van het lager getransponeerde signaal in.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het binnenkomende sig­naal.
Over Drive
Dit effect simuleert de vervorming die in de buizenversterker van een orgelversterker-annex-luidspreker kan optreden.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Overdrive-effect in of uit.
Gain
Hiermee stelt u het ingangsniveau van het Overdrive-effect in. Hoe groter deze waarde, hoe sterker het signaal vervormt.
Drive
Met deze parameter bepaalt u het karakter van de vervor­ming.
Level
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van de Overdrive.
Phaser
Een Phaser voegt een uit-fase kopie aan het ingangssignaal toe. Deze kopie wordt door een LFO gemoduleerd, en dat zorgt voor een wervelend karakter dat vooral bij gitaar, strij­kers en synthesizerklanken past.
Effect
Met deze parameter schakelt u de Phaser in of uit.
Type
Kies hier het aantal trappen. Daarmee bepaalt u de complexi­teit van het Phaser-effect.
4STAGE: Dit is een licht Phaser-effect met maar vier trap­pen.
6STAGE: Deze 6-traps versie zorgt voor een Phaser-geluid dat bijzonder in trek is.
8STAGE: Ook dit 8-traps exemplaar brengt een vaak gehoord geluid voort.
10STAGE: Deze 10-traps versie zorgt al voor een behoorlijk complex geluid.
12STAGE: Met deze instelling verkrijgt u het meest com­plexe Phaser-geluid.
Bi-Phase: Hiermee kiest u een Phaser met twee fasever­schuivingen.
Rate
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van het Phaser­effect.
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” kiezen. In dat geval wordt de modulatiesnelheid bepaald door de Master BPM-instelling (blz. 83). Een grote BPM-waarde kan er ech­ter voor zorgen dat de modulatiesnelheid gehalveerd of door 4 gedeeld wordt.
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het Phaser-effect.
Manual
Hiermee kiest u de frequentie waarrond de Phaser vooral actief is.
Resonance
Hiermee stelt u het volume van de Phaser-resonantie in. Dit zorgt voor een iets kunstmatiger effect. Met een negatieve waarde (–) keert u de fase van de resonantie om.
Separate
Hiermee bepaalt u de spreiding van het Phaser-effect. Hoe groter de waarde, hoe groter de spreiding.
Step
Hiermee kunt u zorgen dat de Phaser in duidelijk hoorbare trappen verandert. Hoe groter deze waarde, hoe meer trap­pen er zijn en hoe fijner de overgangen. Kies “Off” als u het “trap-effect” niet nodig hebt.
Level
Hiermee regelt u het volume van de Phaser.
86
Verklaring van de effectparameters
Pickup Sim
Met dit effect kunt u het geluid van een gitaarelement-type in het geluid van het andere elementtype veranderen. Op die manier kunt u aan een Single Coil-gitaar een Humbucker­karakter geven en vice versa. Dit effect is enkel beschikbaar in het “Guitar Multi 2”-algoritme. Zet SFX “SELECT” op “PIC”.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Type
Kies hiermee het elementtype: ‘S’ to ‘H’ (Single To Hum): Hiermee verandert u het
geluid van een Single Coil-element in een Humbucker. ‘H’ to ‘S’ (Hum To Single): Maakt van een Humbucker-
een Single Coil-geluid. ‘H’ to ‘HF’ (Hum To Half-Tone): Maakt van een Hum-
bucker-geluid een zgn. “Half-Tone”-geluid van een Single Coil.
Tone
Hiermee kunt u de klankkleur instellen.
Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Balance DIR:FX (Direct : Effect)
Hiermee stelt u de balans tussen het originele en het effect­signaal in. DIR:FX=100:0 U hoort enkel het ingangssignaal. DIR:FX=0:100 U hoort enkel het Pitch Shifter-signaal.
Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect.
Preamp/SP.SIM
Dit effect levert een natuurlijke vervorming annex overtui­gend geluid dat alles heeft van het geluid van een gitaarver­sterker. Daarom is het ideaal wanneer u de gitaar recht­streeks in de tafel speelt.
• Wanneer u BASS, MIDDLE en TREBLE op “0” zet, hoort u bij bepaalde Type-opties niets.
• Het meest overtuigende resultaat verkrijgt u door ook de Glo­bal-parameters in te stellen. Zie “Global-parameters” op blz. 37).
• Voor de algoritmes “Guitar Multi 1”, “Guitar Multi 2” en “Bass Multi” kunt u zelf kiezen waar het PRE/SP.SIM-effect in de signaalketen wordt geplaatst. Dit doet u met “Position”. Zie “Position: plaatsing van bepaalde effectblokken” op blz. 26.
Pitch Shifter
Dit effect transponeert het inkomende signaal maximaal twee octaven hoger of lager.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Pitch Shifter-effect in of uit.
Mode
Met deze parameter kiest u de mode van de Pitch Shifter: Fast, Medium, Slow: Als u één van deze opties kiest, kunt
u ook akkoorden spelen. De benaming van deze opties (“Fast”, “Medium”, “Slow”) slaat op de respons van het effect. Maar let op het volgende: hoe trager de respons, deste beter is de geluidskwaliteit.
INV1: Zorgt voor een omgekeerd geluid met snelle respons en omkering.
INV2: Zorgt voor een omgekeerd geluid met een trage res­pons en omkering.
Pitch
Hiermee bepaalt u het interval van de Pitch Shifter (het aan­tal halve tonen voor de verschuiving).
Fine
Hiermee kunt u het Pitch Shifter-geluid fijnstemmen.
• Als u Fine op “100” zet, komt dit oevereen met het kiezen van “1” voor Pitch.
Effect
Hiermee schakelt u het PREAMP/SP.SIM-effect in of uit.
Preamp Type
Kies hier het versterkertype. Daarmee bepaalt u ook het karakter van de vervorming:
JC-120: Het geluid van een Roland “JC-120” (Jazz Chorus
120), nog steeds de favoriete versterker van talrijke professio­nals.
Clean Twin: Het geluid van een conventionele buizencom­bo.
Crunch: Een Crunch-effect dat voor een natuurlijke vervor­ming zorgt.
Match Drive: Simulatie van de nieuwe buizen-standaard voor Blues, Rock en Fusion.
VO Drive: De bekende Liverpool-sound uit de jaren ‘60. Blues: Een sologeluid met vooral veel middentonen dat ide-
aal is voor Blues. BG Lead: Aan het eind van de jaren ‘70 en begin de jaren
‘80 was dit de verplichte versterker voor elke serieuze gita­rist. Het geluid heeft een duidelijk middengebied.
MS1959 (I, II, I+II): Versterkertoren (natuurlijk met lam­pen-top) die in de jaren ‘70 gewoon een must was en ook vandaag de dag nog door de Heavy Metal-gitaristen wordt gebruikt. I: Een iets helderder geluid dat typisch is voor ingang 1 van de bewuste versterker.
II: Een iets ronder geluid dat typisch is voor ingang 2. I+II: Het geluid dat je krijgt wanneer je ingang 1 en 2 paralel
aansluit. Het bevat meer laag dan wanneer enkel ingang 1 wordt gebruikt.
Deel 4.
87
Verklaring van de effectparameters
SLDN Lead: Een buizengeluid met een veelzijdige vervor­ming dat perfect bij een groot aantal stijlen past.
Metal 5150: Het geluid van een grote buizenversterker dat perfect is voor Heavy Metal.
Metal Drive: Een sterk vervormd, krachtig Metal-geluid. AC.Guitar: Een ideaal versterkertype voor elektro-akoesti-
sche gitaren.
• Als u “AC.GUITAR” kiest, wordt de neutrale (“Flat”) ver­sterkersimulator geactiveerd, zodat het geluid niet gekleurd wordt. Als u onder “GLOBAL SOUND SETTING” voor OUTPUT SELECT de instelling “LINE” kiest, wordt deze neutrale versterkersimulatie echter uitgeschakeld.
OD-1: Het geluid van het bekende OD-1 vervormingspe­daal van BOSS.
OD-2 Turbo: Het geluid van een OD-2 vervormingspedaal van BOSS met ingeschakelde Turbo-functie.
Distortion: Een standaard vervorming. Fuzz: Zorgt voor een leuk Fuzz-geluid. AC: Deze optie is enkel beschikbaar in het “Bass Multi”-
algoritme. Zorgt voor het geluid van één van de eerste tran­sistorversterkers.
AMG: Ook deze optie vindt u enkel in het “Bass Multi”­algoritme. Hiermee verkrijgt u het geluid van een buizenver­sterker annex twee speakerkasten met een krachtig laag en een sprankelend hoog.
Volume
Hiermee regelt u het volume en de vervorming van de gesi­muleerde versterker.
Bass
Dient voor het regelen van het laag in het geluid.
Middle
Dient voor het regelen van de middentonen.
• Als u het “Match Drive”-type selecteert, kunt u de middento­nen niet regelen.
Treble
Dient voor het regelen van de hoge tonen.
Presence
Hiermee regelt u het volume van de ultrahoge tonen.
• Als u het type “Match Drive” of “VO Drive” kiest, vermin­dert u met Presence de hoge frequenties (instelbereik: 0 tot –100).
Master
Hiermee regelt u het volume van de volledige voorverster­ker.
Bright
Hiermee kunt u het geluid helderder maken.
Off: Het heldere geluid (Bright) wordt niet gebruikt. On: Bright wordt ingeschakeld en zorgt voor een spranke-
lender geluid.
• Voor bepaalde voorversterkertypes is deze parameter niet beschikbaar.
Gain
Hiermee regelt u de vervorming van de versterker. Er zijn drie mogelijkheden: Low (weinig), Mid (tussenin) en High (zware vervorming).
• In de regel kiest u hier het best “Mid” omdat de versterkersi­mulaties op deze instelling baseren.
MIC Setting
Hiermee simuleert u de invloed van de microfoonplaatsing op het geluid. De simulatie houdt namelijk ook rekening met de opstelling van de denkbeeldige microfoon waarmee het versterkergeluid wordt opgenomen. “CENT” betekent dat de microfoon zich recht vóór de speaker bevindt. Met 1~10 ver­wijdert u de denkbeeldige microfoon alsmaar verder van het midden van de luidspreker.
MIC Level
Hiermee regelt u het volume van de microfoon.
DIR Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
• Als u het “AC.Guitar”-type gekozen hebt, zet u MIC Level het best op “100” en DIR Level op 0.
In de volgende gevallen verschijnen MIC Setting, MIC Level en DIR Level zelfs niet in het display:
• Wanneer u voor OUTPUT SELECT “Line” kiest (blz. 37).
• Voor de Types “OD1”, “OD-2 Turbo”, “Distortion” en “Fuzz”.
Reverb
Reverb is een effect dat men in het Nederlands galm noemt – en daarmee is eigenlijk al alles gezegd: de bewerkte signalen worden zodanig bewerkt dat de indruk ontstaat dat de betreffende muzikant of zanger in een kamer, zaal of kerk zit te spelen. De eerste kunstmatige galmapparaten waren bij­zonder rudimentair. De galm van de VF-1 daarentegen laat zelfs toe te bepalen uit welk materiaal de muren van de denkbeeldige ruimte vervaardigd zijn, en of er al dan niet voorwerpen in die ruimte staan. Het resultaat is dan ook bij­zonder overtuigend.
Effect
Met deze parameter schakelt u de galm in of uit.
Type
Kies hier de benodigde akoestiek:
• Het aantal en de aard van de types verschillen naar gelang het gekozen algoritme.
Room: Simuleert de galm van een betrekkelijk kleine kamer. Hall: Simuleert de galm van een concertzaal. Room1: Simuleert een “levendige” kamer met een spranke-
lende galm.
Room2: Simuleert een kamer met een iets “rondere” galm. Hall1: Simuleert een concertzaal met een heldere, brede
galm.
Hall2: Simuleert een concertzaal met een “rondere” galm.
88
Verklaring van de effectparameters
Plate: Simuleert een galmplaat (een metalen plaat die vroe­ger voor het nabootsen van galm werd gebruikt). Dit levert een sprankelende galm op.
(Room) Size
Hiermee bepaalt u de grootte van de gesimuleerde ruimte.
Reverb Time
Hiermee stelt u de galmduur (lengte van de reflecties) in.
Balance DIR : FX
Hiermee bepaalt u de volumebalans tussen het originele en het galmsignaal. DIR:FX 100:0 U hoort enkel het originele signaal. DIR:FX 0:100 U hoort enkel de galm.
FX Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het galm-effect­blok.
Pre Delay
Met deze parameter bepaalt u de vertraging van het galmsig­naal t.o.v. het originele signaal. Daarmee wordt de diepte van de ruimte gesimuleerd.
Density
Hiermee simuleert u de densiteit van de galm door het aantal reflecties te variëren. Hoe meer het er zijn, hoe “diffuser” de galm wordt.
Early Ref Level
Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties, d.w.z. de weerkaatsingen die vóór de eigenlijke galm hoorbaar zijn en u iets vertellen over de plaats waar de signaalbron in de denkbeeldige ruimte staat opgesteld.
Release Density
Met deze parameter stelt u de densiteit van de eigenlijke galm (d.w.z. het gros van de reflecties) in.
Low Damp Gain
Met deze parameter kunt u de lage tonen dempen en op die manier zorgen dat ze sneller uit het galmsignaal verdwijnen. Kies “0” als de lage tonen niet gedempt hoeven te worden.
Low Damp Frequency
Met deze parameter kiest u de frequentiewaarde waaronder de lage frequenties moeten worden gedempt. Dit heeft enkel betrekking op het galmsignaal en laat toe om de galm (in bepaalde situaties) minder “wollig” te maken.
High Damp Gain
Met deze parameter stelt u de demping van de hoge tonen in. Dit is bijzonder belangrijk voor een natuurlijk galmgeluid omdat de hoge tonen in de regel het snelst uit het signaal ver­dwijnen. Kies “0” als u geen demping wenst.
High Damp Frequency
Hiermee kiest u de frequentie waarboven de High Damp­functie actief is. Hoe kleiner deze waarde, hoe doffer de galm wordt.
High Cut
Met deze parameter kunt u de frequentie voor het hoog-af filter (LPF) kiezen dat op het galmsignaal wordt losgelaten.
Gate (Reverb)
Dit galmeffect sterft in de regel niet natuurlijk uit, maar wordt plots uitgeschakeld. In het geval van de VF-1 stuurt u de “Gate” (poort) via het volume van het bewerkte signaal.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Gate-effect in of uit.
Threshold
Met deze parameter kiest u het volume dat het binnenko­mende signaal minstens moet om de “poort” te openen.
Hold Time
Hiermee bepaalt u hoe lang de poort nog open blijft nadat het volume onder de Threshold-instelling is gezakt.
RLS Time
Met deze parameter stelt u in hoe snel de poort dichtgaat eens de Hold Time afgelopen is. Hoe kleiner deze waarde, hoe sneller de galm wordt uitgeschakeld.
Ring Modulator
Dit is een modulator afkomstig van analoge synthesizers waarmee u belachtige geluiden (klokken, belletjes, metalen buizen enz.) kunt simuleren. Maar let wel: deze modulatie is soms zo drastisch dat de toonhoogte van het bewerkte sig­naal verloren gaat. Verwacht dus geen perfecte toonladders.
Mode
Hiermee kiest u de werking van de ringmodulator: Normal: Door het signaal van de oscillator met het geluid
van de gitaar te moduleren verkrijgt u een belachtig geluid. Zoals al gezegd, kunt u dan waarschijnlijk geen (bruikbare) melodieën meer spelen.
Intelligent: Ook dit resulteert in een metaalgeluid. Ditmaal analyseert de VF-1 echter de toonhoogte van het inkomende signaal en past de frequentie van de oscillator in functie daarvan aan. U kunt dus verschillende toonhoogtes spelen, zodat het effect anders klinkt dan wanneer u “Normal” kiest. Belangrijk hiervoor is echter dat u telkens maar één noot speelt (akkoorden zijn dus uit den boze).
Freq
Hiermee stelt u de frequentie van de interne oscillator in.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het ingangssignaal.
Deel 4.
Low Cut
Met deze parameter kunt u de frequentie voor het laag-af fil­ter (HPF) kiezen dat op het galmsignaal wordt losgelaten.
89
Verklaring van de effectparameters
Rotary
Met deze parameter simuleert u een draaiende luidspreker met ingebouwde versterker die zo typisch is voor een toon­wielorgel. Jammer genoeg mogen we de algemeen bekende naam daarvan niet vernoemen. Net zoals op het origineel beschikt u ook hier over een scha­kelaar waarmee u afwisselend de trage en de snelle draai­snelheid kunt kiezen. Bovendien kan de draaisnelheid van de hoorn (hoge tonen) en de rotor (de “Woofer”) apart worden ingesteld.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Rotary-effect in of uit.
Speed Select
Hiermee kiest u de snelheid: Slow of Fast. Hoe snel die twee zijn, kunt u verderop programmeren.
Horn Fast
Met deze parameter stelt u de draaisnelheid van de virtuele hoorn in wanneer u met Speed Select “Fast” gekozen hebt.
Rotor Fast
Hiermee stelt u de draaisnelheid van de rotor in voor de “Fast”-optie.
Horn Slow, Rotary Slow
Met deze twee parameters stelt u de trage draaisnelheid voor de hoorn en de rotor in.
Rise Time Horn
Met deze parameter bepaalt u hoe lang de virtuele hoorn (hoge tonen) er bij het overschakelen van “Slow” naar “Fast” over doet om de hoge snelheid te bereiken.
Rise Time Rotor
Zelfde functie als de parameter hierboven, maar dan voor de rotor.
Fall Time Horn
Met deze parameter bepaalt u hoe lang de virtuele hoorn (hoge tonen) er bij het overschakelen van “Fast” naar “Slow” over doet om de trage snelheid te bereiken.
Fall Time Rotor
Zelfde functie als de parameter hierboven, maar dan voor de rotor.
Balance Rotor : Horn
Met deze parameter regelt u de volumebalans tussen de rotor en de hoorn.
On MIC: De microfoon bevindt zich dicht bij de draaiende luidspreker, wat een veel “golvender” geluid tot gevolg heeft. Kies deze instellingen voor een typisch Rock-orgel.
Horn Depth
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van het Doppler­effect (de verschillen in toonhoogte) voor de hoorn.
Rotor Depth
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van het Doppler­effect (de verschillen in toonhoogte) voor de rotor.
Horn TRMLO
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het volume tijdens het draaien van de hoorn verschilt.
Rotor TRMLO
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het volume tijdens het draaien van de rotor verschilt.
Diffusion
Hiermee kunt u het geluid “vetter” maken.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van dit effect.
RSS Panner
De RSS Panner wekt de indruk dat het geluid rond het hoofd van de luisteraar zit te draaien en zich af en toe ook boven/ onder of zelfs achter de luisteraar bevindt.
Alvorens RSS te gebruiken
• In het “Delay RSS”- en “Chorus RSS”-algoritme ligt de ruim­telijke verdeling van de signalen vast. Daarom kunt u daar noch “Azimuth”, noch “Elevation” instellen.
Boven
Elevation
Rechts
Voor
0°
Azimuth
Achter
Links
MIC Setting
Bij de simulatie van dit effect wordt van een draaiende luid­spreker uitgegaan. Dus moet daar een microfoon vóór staan om het geluid op te kunnen nemen. (Dit alles is natuurlijk virtueel.) Met deze parameter bepaalt u waar de virtuele microfoon zich bevindt:
Off MIC: De “microfoon” bevindt zich op een zekere afstand van de draaiende luidspreker, zodat de “golven” in het geluid nauwelijks hoorbaar zijn. Kies deze instelling voor jazzy nummers.
90
Onder
<Dingen die u moet onthouden>
RSS (Roland Sound Space) is een effect dat geluid in een drie­dimensionale ruimte kan plaatsen. Dat hoort u echter maar wanneer u de volgende dingen in acht neemt:
• In een akoestisch “dode” ruimte is het effect het duide­lijkst.
Verklaring van de effectparameters
• Eenweg-luidsprekers werken het best. U kunt echter ook coaxiale of virtueel-coaxiale meerwegluidsprekers gebruiken.
• Stel de luidsprekers zo ver mogelijk van de muren van­daan op.
• Zet de luidsprekers nooit te ver uit elkaar.
• Hierna ziet u de optimale luisterpositie (“Sweet Spot”):
30° 30°
Effect
Met deze parameter schakelt u het RSS Panner-effect in of uit.
Speed
Met deze parameter bepaalt u hoe snel het geluid zich beweegt.
• In plaats van een waarde in te stellen kunt u “BPM” kiezen om de voor Master BPM ingestelde tempowaarde (blz. 83) te gebruiken. Op die manier wordt het effect met het gewenste tempo gesynchroniseerd. Bij een hoge BPM-waarde kan het echter gebeuren dat het Panner-tempo gehalveerd of zelfs door 4 gedeeld wordt.
Direction
Met deze parameter kiest u de richting van de panoramabe­weging:
CW (Clockwise): Het geluid beweegt zich in wijzerszin, en wel van boven naar onder.
CCW (Counterclockwise): Het geluid beweegt zich tegen de richting van de wijzers in.
RSS (2ch)
Dit RSS-effect laat eveneens toe om het geluid in een driedi­mensionale ruimte te plaatsen. Ditmaal is het effect echter statisch, zodat er geen sprake is van dynamische bewegingen zoals bij de Panner.
• Zie ook “Alvorens RSS te gebruiken” voor een aantal dingen waar u op moet letten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het RSS (2ch) effect in of uit.
Azimuth [L], Azimuth [R]
Met deze parameter kunt u het geluid horizontaal langsheen een denkbeeldig vlak schikken. U kunt het geluid ongeveer 180° naar links of rechts verschuiven. De standaardwaarde “0” betekent dat het geluid zich vlak vóór de luisteraar bevindt.
Elevation [L], Elevation [R]
Met deze parameter kunt u het geluid langsheen de verticale as plaatsen. Ook dit stelt u in als een hoek (in graden), waar­bij de positie vlak vóór de luisteraar de waarde “0°” verte­genwoordigt.
Short Delay
Dit is een Delay-effect met een maximale vertragingstijd van 400ms die u vooral kunt gebruiken om het binnenkomende geluid wat aan te dikken. Voor echo-effecten zijn andere Delays van de VF-1 beter geschikt. Dit effect vindt u in het “Guitar Multi 1”-algoritme. Kies voor MOD “SELECT” de optie “SDD”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Delay Time
Hiermee regelt u de vertragingstijd.
• In plaats van een waarde kunt u ook “BPM” instellen om de Delay met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchroniseren. Bij een kleine BPM-waarde kan het echter gebeuren dat de ver­tragingstijd verdubbeld of zelfs verviervoudigd wordt.
Deel 4.
Feedback
Feedback slaat op het volume van het Delay-uitgangssignaal dat nog eens naar de Delay wordt gestuurd (de “terugkoppe­ling”). Daarmee bepaalt u het aantal keren dat het vertraagde signaal herhaald wordt.
FX Level
Hiermee bepaalt u het volume van de Delay.
91
Verklaring van de effectparameters
Slicer
Dit effect schakelt het geluid afwisselend in en uit. Omdat dat zo snel gebeurt, ontstaat de indruk dat het geluid (zoals bij een stroboscoop) in schijfjes wordt gesneden – vandaar de naam. Dit zorgt voor een ritmisch effect. Dit effect vindt u in het “Guitar Multi 1”- en “Isolator”-algo­ritme. Zet MOD “SELECT” op “SL”.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Pattern
Hiermee kiest u het patroon dat voor het in-/uitschakelen van het signaal wordt gebruikt.
Rate
Hiermee regelt u de snelheid van het Slicer-effect.
• In plaats van een waarde kunt u hier ook “BPM” instellen om de Slicer met de Master BPM-waarde (blz. 83) te synchronise­ren. Bij een grote BPM-waarde wordt het tempo echter gehal­veerd of zelfs door 4 gedeeld.
Trigger Sens
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de aan/uit-schakelaar in. Hoe kleiner de waarde, hoe harder u moet aanslaan om de Slicer te “triggeren”. In dat geval wordt de frase telkens vanaf het begin gestart. Kies een grotere waarde als u de Sli­cer ook met een zachte aanslag al wilt starten.
Mono: De signalen van het linker en rechter ingangskanaal worden samengevoegd en dan in mono naar de Chorus gestuurd.
ST: In dit geval is de Space Chorus stereo en bewerkt hij de signalen van het linker en rechter ingangskanaal apart.
Mode
Met deze parameter kunt u de werking van de Chorus instel­len. Het gesimuleerde apparaat had 4 Preset-instellingen. Hier kunt u één daarvan (of zelfs een combinatie) kiezen.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Direct Switch
Hiermee kunt u het originele signaal in- of uitschakelen.
Stereo PS DLY
Ziehier een Delay die toelaat om de herhalingen te transpo­neren (net zoals bij een Pitch Shifter).
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Mode
Hiermee kiest u de werking van het effect:
Fast, Medium, Slow: Zie blz. 80.
Slow Gear
Dit effect zorgt voor het opkomen (“aanzwellen”) van het volume zoals bij een langzaam gestreken viool. Het maakt deel uit van het “Guitar Multi 2”-algoritme. Zet SFX “SELECT” op “SG”.
• Zie ook “Over het SFX-blok” op blz. 40.
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het effect. Hoe kleiner de waarde, hoe harder u moet aanslaan om het Slow Gear­effect uit te schakelen. Als u een grotere waarde kiest, werkt het Slow Gear-effect ook bij zachter aangeslagen noten.
Rise Time
Hiermee stelt u in hoe snel het volume de maximumwaarde bereikt zodra het Slow Gear-effect begint te werken.
Space Chorus
Dit Chorus-effect simuleert het geluid van een nog steeds populair Chorus-effect van Roland: de SDD-320 Dimension D.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Input
Met deze parameter stelt u in of het ingangssignaal mono of stereo is (of moet zijn).
Pitch [L], Pitch [R]
Hiermee stelt u de transpositie in halve tonen in. Deze ver­schuiving van de toonhoogte wordt op elke herhaling toege­past – en wel voor het linker en rechter kanaal apart.
Fine [L], Fine [R]
Hiermee kunt u de herhalingen fijnstemmen. Ook dit kunt u voor het linker en rechter kanaal apart instellen.
• De waarde “100” komt overeen met een Pitch-waarde van “1” (een halve toon).
Pre Delay [L], Pre Delay [R]
Hiermee regelt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van de herhalingen. Ook dit kunt u voor het linker en rechter kanaal apart instellen. In de regel kiest u hier het best de waarde “0” – dus geen vertraging van de Pitch Shift-lijnen.
FB Delay Time [L], [R]
Met deze twee parameters bepaalt u de vertragingstijd van de twee Pitch Shift-lijnen (linker en rechter kanaal).
• In plaats van een waarde in te stellen kunt u “BPM” kiezen om de voor Master BPM ingestelde tempowaarde (blz. 83) te gebruiken. Op die manier wordt het effect met het gewenste tempo gesynchroniseerd. Bij een te hoge BPM-waarde kan het echter gebeuren dat het tempo verdubbeld of zelfs verviervou­digd wordt.
FB Fine Time [L], [R]
Met deze parameters kunt u de vertragingstijd van het lin­ker en rechter kanaal in kleinere stappen instellen.
92
Verklaring van de effectparameters
FB Level [L], [R]
Met deze parameters regelt u het Feedback-niveau van het linker of rechter kanaal. Hiermee bepaalt u het aantal herha­lingen. Houd ook in de gaten dat elke herhaling telkens weer getransponeerd wordt.
Balance DIR : FX
Hiermee regelt u de volumebalans tussen het originele en de effectsignalen. DIR:FX 100:0 U hoort enkel het originele signaal. DIR:FX 0:100 U hoort enkel het effectsignaal.
Level
Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van het Stereo PS DLY-effect. Wat u dan hoort, bepaalt u met Balance hierboven.
Sub 4Band EQ
Hiermee kunt u de klankkleur als “Sub Equalizer” instellen. Dit effect maakt deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme. Stel voor MOD “SELECT” de optie “SEQ” in.
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Low EQ
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen.
High EQ
Hiermee regelt u het volume van de hoge tonen.
Lo-MD F
Hiermee kiest u de frequentie voor de laag-midden-band.
Low-Mid Q
Met deze parameter bepaalt u de bandbreedte van de LO­MD-band. Hoe groter deze waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van de LO-MD-frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
T-Wah
Dit is een Touch Wah-effect dat via het volume van het bin­nenkomende signaal kan worden gestuurd, zodat u geen pedaal hoeft in te trappen. Dit effect maakt deel uit van het “BASS MULTI”-algoritme. Zet EQ/TW “SELECT” op “TW”.
Sens
Hiermee regelt u de gevoeligheid van het filter (want dat zorgt voor het WahWah-effect). Hoe groter deze waarde, hoe gevoeliger het filter. Als u “0” kiest, wordt het filter nooit gesloten of geopend.
Start
Hiermee kiest stelt u in welke richting het filter beweegt wanneer het door het binnenkomende signaal getriggerd wordt.
Up: Zodra het filter aangestuurd wordt, stijgt de filterfre­quentie, zodat het geluid helderder wordt.
Down: Wanneer het filter aangestuurd wordt, daalt de fil­terfrequentie, zodat het geluid doffer wordt.
Stop
Hiermee stelt u de frequentie in die het filter bereikt wanneer het niet meer aangestuurd wordt.
Resonance
Hiermee stelt u het volume van de filterresonantie in. Hoe groter deze waarde, hoe “synthetischer” het WahWah-geluid wordt.
FX Level
Hiermee regelt u het volume van het effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het binnenkomende sig­naal. Dit wordt enkel gehanteerd wanneer het effect inge­schakeld is.
Deel 4.
Low-Mid EQ
Hiermee kunt u het volume van het laag midden instellen.
Hi-MD F
Hiermee kiest u de frequentie van de hoog-midden-band.
Hi-Mid Q
Met deze parameter bepaalt u de bandbreedte van de HI­MD-band. Hoe groter deze waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van de HI-MD-frequentie mee worden opgehaald of afgezwakt.
Hi-Mid EQ
Hiermee kunt u het volume van het hoog midden instellen.
Level
Hiermee regelt u het volume van het signaal aan de uitgang van de Equalizer.
Tape Echo 201
Dit effect simuleert het geluid van de nog steeds razend populaire Roland RE-201. Dit is een bandecho die omwille van zijn unieke geluid wordt geapprecieerd.
Effect
Hiermee schakelt u het Tape Echo 201-effect in of uit.
Mode
Met deze kiest u de vertragingstijd van de echo (kort, tussen­in en lang). Kies “4” wanneer u korte herhalingen nodig hebt.
Repeat Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de herhalingen (simulatie van de draaisnelheid van de band). Hoe groter de waarde, hoe korter het interval van de herhalingen.
Intensity
Hiermee stelt u in hoe vaak het binnenkomende geluid wordt herhaald.
93
Verklaring van de effectparameters
Tone Bass
Hiermee kunt u de lage tonen van het bandecho-geluid afzwakken of ophalen.
Tone Treble
Hiermee kunt u de hoge tonen van het bandecho-geluid afzwakken of ophalen.
Pan Head S L:R Pan Head M L:R Pan Head L L:R
Hiermee kunt u de stereopositie van de drie koppen (kort, tussenin en lang) apart instellen. Deze functie ontbreekt natuurlijk op de echte Roland RE-201.
Tape Dist
Hiermee stelt u de vervorming van de band in. Deze parame­ter is zo subtiel dat hij zelfs de variaties simuleert die enkel met een Analyser kunnen worden gemeten.
Wow Rate
Hiermee kunt u het gebrek aan draaistabiliteit van de band simuleren (de in de regel gevreesde “Wow”). Hoe groter deze waarde, hoe sterker de toonhoogte van de herhalingen varieert.
Wow Depth
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de toonhoogte varieert. Hoe groter deze waarde, hoe duidelijker de “Wow”.
FX Level
Met deze parameter bepaalt u het volume van dit effect.
Dir Level
Hiermee regelt u het volume van het originele signaal.
Tremolo/Pan
Tremolo is een regelmatige variatie van het volume. Met Pan kunt u zorgen dat het geluid in het stereobeeld heen en weer beweegt. Dat hoort u echter enkel wanneer u de VF-1 in ste­reo uitversterkt.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Tremolo/Pan-effect in of uit.
Mode
Kies hier de functie van dit effect:
Tremolo: Het volume wordt gemoduleerd. Pan: Het geluid beweegt tussen het linker en rechter kanaal
heen en weer.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maxi­male tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2) of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Depth
Hiermee regelt u de diepte van het effect.
Vibrato
Dit effect zorgt voor een regelmatige modulatie van de toon­hoogte, wat ze in de muziek “vibrato” noemen. Het maakt deel uit van het “Guitar Multi 1”-algoritme. Zet MOD “SELECT” op “VB”
• Zie ook “Over MOD” op blz. 39.
Rate
Hiermee stelt u de vibratosnelheid in.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maxi­male tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2) of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Depth
Hiermee stelt u de modulatiediepte van de vibrato in.
Trigger
Deze parameter doet eigenlijk dienst als schakelaar waarmee u de vibrato afwisselend in en uit kunt schakelen. “On” bete­kent dat de vibrato opkomt. Met “Rise Time” bepaalt u hoe snel dat gebeurt.
• Hier is het natuurlijk de bedoeling dat u het effect met de voet in- en uitschakelt. Met de hand instellen en de Patch dan opslaan heeft weinig of geen zin – tenzij u natuurlijk “On” kiest. Maar zelfs dan is het gebruik van een optionele voetscha­kelaar aan te raden.
Rise Time
Hiermee bepaalt hoe lang het duurt voordat de ingestelde vibratodiepte wordt bereikt wanneer u het effect (met de voet) inschakelt.
Wave Shape
Hiermee bepaalt u de manier waarop het volume of de ste­reopositie gemoduleerd wordt. Dit doet u door de voor de modulatie gebruikte golfvorm te beïnvloeden.
Rate
Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de stereopositie of het volume.
94
Trigger ON/OFF
Sluit een optionele voetschakelaar (FS-5U, DP-2 enz.) op de CTL 1,2-connector aan en stel de “Control Assign”­parameters (blz. 28) als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: MOD (VIBRATO): TRIGGER TARGET MIN: OFF TARGET MAX: ON SOURCE TYPE: CONTROL1 SOURCE MODE: NORMAL SOURCE MIN: 0 SOURCE MAX: 127
Vocal Canceller
Dit effect kunt u gebruiken om de signalen in het midden van een stereo-opname (CD, DAT, MD enz.) te verwijderen en de betreffende partij zelf te zingen/te spelen.
Effect
Met deze parameter schakelt u het effect in of uit.
Balance
Als het signaal, dat u wilt onderdrukken, zich niet in het midden bevindt, kunt u met deze parameter de stereopositie “zoeken” die de beste onderdrukking oplevert. Kies “50” om de signalen in het midden te onderdrukken.
Verklaring van de effectparameters
Envelope
Hiermee kunt u het karakter van het Vocoder-geluid bepa­len:
Sharp: De stem wordt benadrukt. Soft: De instrumentklank wordt benadrukt. Long: Kies deze instelling wanneer u op zoek bent naar een
“Vintage”-geluid met een lange Decay.
Pan Mode
Kies hier MONO, STEREO, LAR of RAL.
Mono: Alle frequentiebanden bevinden zich in het midden. Stereo: De onpare frequentiebanden bevinden zich links en
de pare rechts. LAR: Hiermee verkrijgt u een echte stereospreiding (zoals
dat bv. bij een pianoklank het geval is). De laagste frequen­ties bevinden zich helemaal links, terwijl de hoogste frequen­ties enkel via het rechter kanaal worden weergegeven. Alle andere frequenties bevinden zich tussen deze twee uitersten.
RAL: Hetzelfde principe als bij LAR, alleen bevinden de laagste frequenties zich hier helemaal rechts, terwijl de hoog­ste frequenties zich helemaal rechts bevinden.
Hold
Hiermee schakelt u de Hold-functie in of uit. Als ze aan is, wordt de klankkleur van het instrumentgeluid bepaald door de eerste zang-frequenties die de VF-1 ontvangt. In dat geval is er dus geen dynamische verandering.
MIC Sens
Met deze parameter kunt u de ingangsgevoeligheid voor het microfoonsignaal (rechter kanaal) instellen.
Range Low
Hiermee kiest u de laagste frequentie die onderdrukt mag worden. Hiervan zou u gebruik moeten maken als u de zang wilt onderdrukken, terwijl de bas, de basdrum enz. gewoon hoorbaar blijven. De kans dat de zang zo laag gaat is vrijwel nihil.
Range High
Stel met deze parameter de hoogste frequentie in die onder­drukt mag worden. In de regel hebt u deze parameter enkel nodig wanneer u de baspartij e.d. wilt onderdrukken, terwijl de zang en de overige signalen in het midden van het stereo­beeld gewoon hoorbaar moeten blijven.
Vocoder
Dit is een 10-bands Vocoder waarmee u synthesizers en andere instrumenten letterlijk aan de praat krijgt. De reden waarom er 10 banden zijn, is dat oudere Vocoder-versies gewoon te grof waren voor een hoogwaardig geluid. Het instrument moet u op INPUT L (linker kanaal) en de micro­foon (of het zangspoor) op het rechter kanaal (INPUT R) aan­sluiten.
Effect
Met deze parameter schakelt u het Vocoder-effect in of uit.
Synth Level
Met deze parameter bepaalt u het volume van het instru­mentgeluid (linker kanaal).
CHAR [1]~[10]
Dit is een soort mixer waarmee u het volume van de 10 fre­quentiebanden kunt instellen. Deze mix bepaalt het karakter van het Vocoder-geluid. Hoe groter de CHAR-waarde van een frequentieband, hoe duidelijker deze laatste hoorbaar wordt.
MIC Mix
Hiermee stelt u het volume van het microfoonsignaal (de ori­ginele stem) in dat, na een HPF gepasseerd te hebben, aan het Vocoder-uitgangssignaal wordt toegevoegd. Dit zorgt in de regel voor een betere verstaanbaarheid.
MIC HPF
Als u de MIC Mix-functie voor het “bijmengen” van het stemgeluid gebruikt, kunt u met deze parameter de frequen­tie van de HPF bepalen. Deze waarde vertegenwoordigt de laagste frequentie die wordt doorgelaten. Kies een betrekke­lijk grote waarde als u enkel de medeklinkers wilt doorlaten. Zoals hierboven al gezegd, zorgt dit voor een betere ver­staanbaarheid. Kies “Thru” als de zang ongefilterd mag wor­den doorgelaten.
Deel 4.
95
Verklaring van de effectparameters
MIC Pan L:R
Met deze parameter bepaalt u de stereopositie van het stem­geluid (rechter kanaal).
NS Threshold
Dit is de drempelwaarde van de ruisonderdrukker. Signalen met een lager volume dan de hier gekozen waarde worden niet doorgelaten. De Noise Suppressor is enkel beschikbaar voor het rechter kanaal (stem) en moet helpen voorkomen dat eventueel mee opgenomen bijgeluiden de Vocoder aan­sturen.
Hold ON/OFF
De Hold-functie kunt u ook met de voet in- en uitschake­len. Gebruik hiervoor een optionele FS-5U, DP-2 enz. voetschakelaar en stel de “Control Assign”-parameters (blz. 28) als volgt in:
< ASSIGN1: ON >
TARGET: VOCODER: HOLD TARGET MIN: OFF TARGET MAX: ON SOURCE TYPE: CONTROL1 SOURCE MODE: NORMAL SOURCE MIN: 0 SOURCE MAX: 127
VoiceTRANSFORM
Met dit effect kunt u het karakter van een stemgeluid veran­deren, wat bv. handig kan zijn wanneer u de koortjes zelf gezongen hebt en nu wilt zorgen voor een iets gevarieerder (en voller) geluid. Zie blz. 53 voor het parameteroverzicht.
Effect
Hiermee schakelt u de Voice Transformer in of uit.
Robot
U zou van de stem een robotgeluid kunnen maken. Hiervoor moet u deze parameter inschakelen. Maar opgelet: in dat geval wordt er een vaste toonhoogte gehanteerd, zodat er van de melodie niets meer overblijft.
CRMTC Pitch
Hiermee kunt u de toonhoogte van het stemkarakter in stap­pen van een halve toon veranderen. He instelbereik bedraagt 1 octaaf naar boven en naar beneden. Opgelet: dit is geen transpositie van de zangpartij, maar enkel van het stemka­rakter.
Fine Pitch
Hiermee kunt u het stemgeluid “fijnstemmen”.
CRMTC FRMT
Hiermee kunt u de formant (de frequentie die een stem typeert) transponeren. Ook hier bedraagt het instelbereik 1 octaaf naar boven en naar beneden. De formant laat bv. toe om uit te maken of het om een mannen- of vrouwenstem gaat.
Fine FRMT
Dit is de fijnstemming van de formant. Ook hiermee beïn­vloedt u het stemkarakter.
Mix Bal
Met deze parameter bepaalt u de balans tussen het originele en het bewerkte stemgeluid. Het is dus ook mogelijk om bei­de signalen naar de uitgang van dit effect te sturen. Kies “0” als u enkel de originele stem wilt horen (wat waarschijnlijk nooit het geval zal zijn) en “100”, wanneer u enkel het bewerkte stemgeluid nodig hebt.
Wah
Wat een WahWah is, hoeven we u waarschijnlijk niet uit te leggen: het gaat om een filter dat de frequenties van het inko­mende geluid bewerkt. In de regel wordt dat met een zwel­pedaal (of WahWah-pedaal) gedaan. Hier kunt u echter ook voor een automatische Wah kiezen die door het volume van het ingangssignaal wordt gestuurd.
Effect
Hiermee schakelt u het effect in of uit.
Select
Kies hier “WAH” (pedaal) of “AW” (automatische Wah).
• Maak eerst deze keuze en stel dan pas de overige parameters in. Wanneer u namelijk de “SELECT”-instelling verandert, kiest de VF-1 voor de overige parameters weer de fabrieksinstellin­gen.
<Als u WAH kiest>
In dat geval moet u het WahWah-effect met de voet sturen. Sluit dus een zwelpedaal aan op de EXP PEDAL-connector. Zie ook “Tips voor het gebruik van de speelhulpen” op blz. 31.
Pedal
Hiermee kunt u de aanvankelijke filteropening bepalen.
Level
Hiermee regelt u het volume.
<Als u AW kiest>
Mode
Hiermee kiest u de werking van het filter dat voor het auto­matische WahWah-effect zorgt:
LPF: Het WahWah-effect bestrijkt een groot frequentiebe­reik. Hier worden de hoge tonen bewerkt.
BPF: Het WahWah-effect bewerkt een beperkt frequentiebe­reik.
Polarity
Met deze parameter bepaalt u de richting van de filterbewe­gingen:
Up: De filterfrequentie stijgt. Down: Die filterfrequentie daalt.
96
Sens
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van het filter. Hoe groter deze waarde, hoe harder u moet aanslaan om een automa­tisch WahWah-effect te verkrijgen. De waarde “0” betekent dat het filter meteen geopend wordt en zich daarna niet meer beweegt, omdat alle signalen krachtig genoeg zijn. Dat is dus geen slimme keuze.
FREQ
Hiermee kiest u de centrale BPF-frequentie van het filter en dus de frequentie waarrond het WahWah-effect optreedt.
Peak
Hiermee bepaalt u hoe het WahWah-effect op de met FREQ gekozen instelling wordt toegepast, omdat u hier de band­breedte van het filter instelt. Hoe groter de waarde, hoe smal­ler de bewerkte frequentieband.
• Kies “50” als u op zoek bent naar een klassiek WahWah­geluid.
Rate
Hiermee bepaalt u de snelheid van de automatische WahWah.
• Als u hier BPM kiest, kunt u het tempo (de BPM-waarde) met Master BPM (blz. 83) instellen. Deze laatste kan voor elke Patch apart worden ingesteld. Onthoud echter dat er een maxi­male tempowaarde is die niet kan worden overschreden. In bepaalde gevallen wordt de BPM-waarde dus gehalveerd (1/2) of tot 1/4 herleid, zodat de modulatiesnelheid trager wordt.
Verklaring van de effectparameters
Depth
Hiermee bepaalt u de diepte van het automatische WahWah­effect.
Level
Hiermee regelt u het uitgangsvolume van het effect.
Deel 4.
97
MIDI-functies van de VF-1
Deel 5. MIDI-functies van de VF-1
• Meer details over de MIDI-standaard vindt u onder “Over MIDI” op blz. 105.
Wat u allemaal via MIDI kunt doen
(a) Patches kiezen
De Patches van de VF-1 kunt u ook oproepen door program­makeuze-commando’s naar de VF-1 te sturen. U kunt de keuze van de effectprogramma’s dus automatiseren door ze in uw sequence op te nemen. Het is zelfs mogelijk om de toewijzing van de Patches aan de MIDI-programmanummers te veranderen (met behulp van de Program Change Map, zie blz. 99). Sluit de VF-1 zoals hierna getoond aan om te zorgen dat de VF-1 de programmakeuze-commando’s ook ontvangt.
Om Patches te selecteren die niet in deze lijst voorkomen, moet u de Program Change Map wijzigen. Zie hiervoor blz. 99.
De VF-1 laat ook het gebruik van bankkeuzecomman­do’s toe om alle banken (User en Preset) te selecteren. Vraag aan uw Roland-dealer of de productspecialisten van Roland Benelux om welke nummers het gaat of zie de aparte “MIDI Implementation.
(b) Parameters aansturen
Via controlecommando’s kunt u bepaalde parameters van de VF-1 tijdens het spelen (in “Realtime”) beïnvloeden. Wat u daarvoor moet doen, wordt op blz. 28 uitgelegd.
(c) Instellingen archiveren
De Patch-parameters kunt u ook als SysEx-data naar een sequencer of een tweede VF-1 zenden. In het eerste geval gaat het dan op een veiligheidskopie (“Backup”) van de interne instellingen. Als u vaak optreedt, zou u hiervan gebruik moeten maken.
FC-200MIDI OUT
MIDI IN
Bij levering van de VF-1 staat de Program Change Map als volgt ingesteld:
Programma-
nummer
1 2 3
100 101
128
Patch van
de VF-1
UA1 UA2 UA3
UA100
UB1
UB28
Instellingen
Zie de instructies op de aangegeven pagina’s voor meer details over de volgende functies: MIDI PC MAP (blz. 99), MIDI BULK DUMP (blz. 100), MIDI BULK LOAD (blz. 101)
1,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “MIDI”.
3. Druk op [ENTER].
2,3,5
4
98
MIDI-functies van de VF-1
4. Breng de cursor met PARAMETER [√][®] naar de
parameter die u wilt instellen.
CH (MIDI-kanaal), OMNI MODE, DEV. ID
MIDI PC MAP
MIDI BULK DUMP (blz. 100)
MIDI BULK LOAD (blz. 101)
5. Stel met de [VALUE]-regelaar de gewenste waarde of
optie in. Om sneller naar een verder verwijderde parameter te gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
6. Druk op [UTILITY] om naar de Play-mode terug te
keren.
• Als u in stap 6 op [EXIT] drukt, keert u terug naar stap 2. In dat geval moet u nog een keer op [EXIT] drukken om weer te Play-mode te selecteren.
Omni Mode
Als u de Omni-functie activeert (“On”), ontvangt de VF-1 op alle MIDI-kanalen. In dat geval hoeft u dus niet uit te zoeken welk MIDI-kanaal u moet instellen. Omni On levert echter nare resultaten op waneer u de VF-1 vanuit een sequencer aanstuurt.
• De Omni-instelling heeft geen invloed op het Device ID (voor de overdracht en de ontvangst van SysEx-data.
• De fabrieksinstelling luidt “On”. Dat kan averechts uitpakken.
Device ID
Kies hier het identificatienummer van de VF-1 voor de over­dracht en de ontvangst van SysEx-data (1~32). Als u maar één VF-1 bezit, verandert u deze instelling het best nooit. SysEx-data worden namelijk alleen ontvangen wanneer de ontvanger (in casu de VF-1) hetzelfde Device ID hanteert als de zender – of de door een sequencer verzonden data.
• De fabrieksinstelling luidt “1”.
MIDI PC Map
Aan elke Patch van de VF-1 is een MIDI-programmanummer toegewezen. Dit wordt geregeld door een tabel die hier “MIDI PC Map” heet. Omdat het niet onwaarschijnlijk is dat u soms ook Patches wilt selecteren die niet in de Map voor­komen, kunt u de instellingen veranderen. Dat gaat als volgt:
CH: MIDI-kanaal
Hier kunt u het MIDI-kanaal instellen dat de VF-1 voor het verzenden en ontvangen van MIDI-commando’s gebruikt (1~16). Zorg dat het kanaalnummer overeenkomt met het zendkanaal (of het ontvangstkanaal) van het externe appa­raat.
• De fabrieksinstelling is “1”.
1,9 8
4,5,6
1. Druk op [UTILITY].
2. Kies met de [NUMBER]-regelaar “MIDI”.
3. Druk op [ENTER].
4. Breng de cursor met PARAMETER [
PC MAP”.
5. Breng de cursor met PARAMETER [
MIDI-programmanummer (PC#) en kies met de
√][®
√][®
2,3,5
Deel 5.
] naar “MIDI
] naar een
99
MIDI-functies van de VF-1
[VALUE]-regelaar het MIDI-programmanummer waar u een andere Patch aan wilt toewijzen. Om snel naar een verder verwijderd nummer te gaan, kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
√][®
6. Breng de cursor met PARAMETER [
Patch-nummer en stel met de [VALUE]-regelaar het nummer in dat met het boven gekozen MIDI­programmanummer moet worden opgeroepen. Ook hiervoor kunt u [CATEGORY] ingedrukt houden.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 zo vaak tot de Program
Change Map naar wens is geprogrammeerd.
8. Druk op [WRITE] om deze toewijzingen op te slaan.
Doet u dat niet, dan verliest u de toewijzingen zodra u de VF-1 weer uitschakelt.
9. Druk op [UTILITY] om terug te keren naar de Play-
mode.
] naar het
Bulk Dump: instellingen archiveren
De VF-1 zendt ook SysEx-data die u kunt gebruiken om te zorgen dat een tweede VF-1 precies dezelfde instellingen bevat, of om uw Patches met een sequencer te archiveren. Omdat het om datablokken gaat, heten dit soort data Bulks. De VF-1 kan de volgende datablokken zenden: ALL: Utility- en Patch-instellingen UTILITY: Enkel de Utility-instellingen PATCH: Alle User Patches TEMP: Enkel de Patch-parameters in de editbuffer
Aansluitingen
Data naar een sequencer zenden
Sluit de VF-1 als volgt op de sequencer of computer aan en zorg dat de sequencer SysEx-data kan ontvangen. Zie diens handleiding.
MIDI OUT
MIDI IN
OPGELET
Schakel de VF-1 nooit uit zolang de melding “Keep Power ON!” wordt afgebeeld. Anders beschadigt u namelijk niet alleen de instellingen, maar misschien zelfs de hele VF-1.
• Als u in stap 9 op [EXIT] drukt, keert u weer terug naar stap
2. Druk dus nog een keer op [EXIT] om weer naar de Play­mode terug te keren.
Sequencer
Data naar een tweede VF-1 zenden
Sluit de twee VF-1’en als volgt aan en kies voor beide hetzelf­de Device ID (blz. 99).
MIDI OUT
MIDI IN
1,7
Zender
Ontvanger
2,3,5,6
4
100
1. Druk op [UTILITY].
Loading...