Gefeliciteerd met de aankoop van de Roland GI-20 GK-MIDI Interface.
Lees eerst zorgvuldig de secties getiteld “VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT”
(pagina 2-3) en “BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN” (pagina 4).
In deze secties staat belangrijke informatie over de juiste manier van bedienen van het apparaat.
Daarbij dient de gebruikershandleiding in zijn geheel te worden doorgelezen, om ervoor te
zorgen dat u goed op de hoogte bent van elke mogelijkheid van uw apparaat. De handleiding
dient te worden bewaard en bij de hand gehouden te worden ter referentie.
De belangrijkste mogelijkheden
De GI-20 is een multifunctionele GK-MIDI interface.
Het gebruikt de signalen van de individuele snaren van de gitaar of bas, die zijn uitgerust met
een gesplitst element, analyseert de toonhoogte en het volume van elke snaar, en zendt de
informatie uit als MIDI data. U kunt de GI-20 combineren met een MIDI geluidsmodule, en de
setup als een gitaarsynthesizer gebruiken of deze aansluiten op een computer en gebruiken als
een ingang-tool voor sequencers of soortgelijke applicaties.
● Compatibel met gitaren en bassen.
● Heeft een intern patch-geheugen, waarmee u een diversiteit aan verschillende
instellingen kunt opslaan.
● U kunt een expressiepedaal aansluiten (de optionele EV-5) of een voetschakelaar
(de optionele FS-5U) om volume en toonhoogte te veranderen, tonen aan te houden
en andere aspecten van uitvoeringen te regelen.
● De GI-20 wordt geleverd met een USB aansluiting. U kunt met gebruik van één kabel het
apparaat aansluiten op een computer om eenvoudig gegevens in te voeren en
uitvoeringen te spelen.
* USB, een afkorting van Universal Serial Bus, is een soort interface voor het aansluiten van computers op een
grote verscheidenheid aan perifere apparaten.
● De GI-20 heeft ook een chromatische tuner voor snel en accuraat afstemmen.
● Dit apparaat reageert op verschillende speeltechnieken, inclusief finger picking en
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY
WAARSCHUWING
VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN
Over WAARSCHUWINGS en VOORZICHTIGHEID
Kennisgevingen
Wordt voor instructies gebruikt
WAARSCHUWING
die bedoeld zijn om de
gebruiker op het risico van
dood of ernstige verwondingen
te wijzen, in geval van verkeerd
gebruik van het apparaat.
Wordt voor instructies gebruikt
die bedoeld zijn om de gebruiker
VOORZICHTIG
op het risico van verwonding of
materiële schade te wijzen, in
geval van verkeerd gebruik van
het apparaat.
* Materiële schade verwijst naar
schade of andere nadelige
effecten, veroorzaakt aan het
huis en alle huisraad, als ook
(huis-)dieren.
LET ALTIJD OP HET VOLGENDE
WAARSCHUWING
001
• Lees voordat u dit apparaat gebruikt de instructies
hieronder, en ook de gebruikershandleiding.
• Probeer niet het apparaat te repareren of delen
binnenin te vervangen (behalve als deze
handleiding u specifieke instructies geeft om dit
wel te doen). Ga voor alle service naar uw
leverancier, het dichstbijzijnde Roland Service
Center of een geautoriseerde Roland distributeur,
zoals is beschreven op de "Informatie" pagina.
• Zorg dat u het apparaat altijd waterpas geplaatst
hebt staan, en dat het ook stabiel staat. Plaats het
nooit ergens waar het instabiel is, of op hellende
oppervlakken.
• Verzeker u ervan dat u alleen de adapter gebruikt
die bij het apparaat zat. Zorg er ook voor dat het
lijnvoltage bij de installatie gelijk is aan het
ingangvoltage dat is gespecificeerd op de adapter.
Het kan zijn dat andere adapters een andere
polariteit gebruiken of zijn ontworpen voor een
ander voltage en dus kan het gebruik ervan
resulteren in schade, slecht functioneren of
elektrische schokken.
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of
waarschuwingen. De precieze betekenis van het symbool hangt af
van het design in de driehoek. In het geval van het symbool links
van deze tekst wordt het gebruikt voor algemene voorzichtigheid,
waarschuwingen of het wijzen op gevaar gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op items die nooit mogen
worden uitgevoerd (die verboden zijn). Hetgene dat niet mag
worden gedaan, wordt door het design in de cirkel
aangegeven. In het geval van het symbool links van deze
tekst betekent het dat het apparaat nooit uit elkaar mag
worden genomen.
Het
●
symbool wijst de gebruiker op items die dienen te worden
uitgevoerd. Hetgene dat dient te worden gedaan, wordt door het
design in de cirkel aangegeven. In het geval van het symbool links
van deze tekst betekent het dat de stekker van het snoer uit het
contact dient te worden losgehaald.
009
• Buig of verdraai het snoer niet excessief, en plaats
er ook geen zware dingen op. Als u dit wel doet,
kan het snoer beschadigd raken, wat gebroken
elementen en kortsluiting veroorzaakt.
Beschadigde snoeren kunnen brand en
elektrische schokken veroorzaken!
• Zet het apparaat onmiddellijk uit, verwijder de
adapter uit het stopcontact en vraag om service bij
uw verkoper, het dichstbijzijnde
Roland Service Center of een geautoriseerde
Roland distributeur, zoals is aangegeven op de
"Informatie" pagina, als:
• De adapter of het snoer zijn beschadigd; of
• Als er rook of een rare lucht uitkomt; of
• Er objecten erin zijn gevallen, of er vloeistof op
het apparaat is gelekt; of
• Het apparaat is blootgesteld aan regen (of op
een andere manier nat is geworden); of
• Het apparaat niet goed lijkt te functioneren, of
er zich een duidelijke verandering voordoet in
het functioneren.
• In huishoudens met jonge kinderen is het
wenselijk, dat een volwassene supervisie
uitoefent, tot het kind in staat is alle regels,
die essentieel zijn voor veilig gebruik van het
apparaat, te volgen.
• Forceer het snoer van het apparaat niet, als u
deze een uitgang wilt laten delen met een te grote
hoeveelheid andere apparaten.
Wees vooral voorzichtig bij het gebruik van
verlengsnoeren - de totale hoeveelheid stroom
die wordt gebruikt door alle apparaten die u
hebt aangesloten op het stopcontact van het
verlengsnoer, mag nooit de hoeveelheid stroom
(watt/amperes), die is toegewezen aan het
verlengsnoer, overschrijden. Overmatige hoeveelheden
stroom kunnen het omhulsel van het snoer verhitten,
en uiteindelijk doen doorsmelten.
• Voordat u het apparaat gebruikt in een ander
land, raadpleeg eerst uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een geautomatiseerd Roland distributeur, zoals is aangegeven op de
"Informatie" pagina.
• Speel geen Cd-rom af op een gewone audio
Cd-speler. Het resulterende geluid kan van een
zodanig niveau zijn, dat het permanent verlies
van gehoor kan veroorzaken.
101b
• Het apparaat en de adapter plaatst men zodanig
dat hun locatie of positie een goede ventilatie niet
in de weg zit.
• Enige ophoping van stof tussen de adapter en het
stopcontact kan resulteren in slechte insulatie en
tot brand leiden. Veeg dit soort stof regelmatig
weg met een stofdoek. Haal ook de stekker uit het
stopcontact als het apparaat langere tijd niet
gebruikt zal worden.
• Probeer te voorkomen dat snoeren en kabels
met elkaar in de knoop komen. Snoeren en kabels
dienen ook buiten bereik van kinderen te worden
geplaatst.
• Als u de rubberen voetjes verwijdert, zorg dan
dat u ze op een veilige plaats, buiten het bereik
van kinderen, opbergt, zodat ze niet per ongeluk
kunnen worden ingeslikt.
ILees, naast de items aangegeven onder "VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT" op pagina 2-3, het volgende:
Stroomtoevoer
301
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomcircuit met
welk apparaat dan ook dat lijngeluid genereert (zoals een
elektrische motor of een variabel lichtsysteeem).
• De adapter zal hitte gaan genereren na lange uren van
continu gebruik. Dit is normaal, en geen reden voor
bezorgdheid.
• Zet voor u deze eenheid aansluit op andere apparaten,
alle andere apparaten uit. Dit zal slecht functioneren en/
of schade aan speakers of andere apparaten helpen
voorkomen.
Plaatsing
351
• Het gebruik van het apparaat in de nabijheid van stroomversterkers kan een bromtoon veroorzaken. Om dit
probleem te verhelpen, kunt u de oriëntatie van het
apparaat veranderen of plaats het verder weg van de bron
die de verstoring veroorzaakt.
• Dit apparaat kan de radio- en televisieontvangst
verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van
zulke ontvangers.
• Er kan ruis worden veroorzaakt als draadloze communicatiemiddelen, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit
apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan voorkomen
tijdens het krijgen van een telefoontje, of het plegen ervan,
of tijdens een telefoongesprek. Als u deze problemen hebt,
dient u deze draadloze middelen ergens anders te
plaatsen, zodat ze verder weg zijn van het apparaat of ze
uit te zetten.
• Als het apparaat wordt verplaatst van een locatie naar een
andere, waar de temperatuur en/of vochtigheidsgraad
heel anders is, kan er condens binnenin worden gevormd.
Als u het apparaat probeert te gebruiken onder deze
omstandigheden, kan dit schade of slecht functioneren
veroorzaken. Daarom dient u, alvorens het apparaat te
gebruiken, het eerst een aantal uur laten staan, tot de
condens volledig is verdampt.
Onderhoud
401a
• Voor de alledaagse schoonmaak veegt u het apparaat
schoon met een schone, droge doek of één die een beetje
vochtig is gemaakt met water. Om hardnekkig vuil te
verwijderen gebruikt u een doekje dat is doordrenkt met
een mild, niet-schurend schoonmaakmiddel.
Vergeet hierna niet het apparaat zorgvuldig met een
zachte, droge doek af te vegen.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of
oplosmiddelen van welke soort dan ook om de
mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te
voorkomen.
Extra voorzorgsmaatregelen
553
• Wees voorzichtig bij gebruik van de knoppen, schuifjes of
andere bedieningswijzen van het apparaat; en ook als u de
ingangen en stekkers gebruikt. Ruw gebruik kan leiden
tot slecht functioneren.
• Sla nooit en druk nooit hard op de display.
• Als u alle snoeren aansluit of loskoppelt, houdt dan altijd
de stekker vast en trek nooit aan het snoer.
• Probeer het volume van het apparaat op redelijk niveau te
houden om uw buren niet te storen (met name laat op de
avond).
• Als u het apparaat moet vervoeren, verpak het dan in de
originele doos (inclusief vulsel), als dit mogelijk is. Anders
dient u vergelijkbaar verpakkingsmateriaal te gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5;
wordt apart geleverd). Door andere expressiepedalen aan
te sluiten, riskeert u slecht functioneren en/of schade aan
het apparaat.
Het gebruik van Cd-rom’s
801
• Vermijd aanraking of het krassen op de glimmende
onderkant (gecodeerd oppervlak) van het schijfje.
Beschadigde of vuile Cd-rom schijfjes kunnen wellicht
niet goed worden gelezen. Houdt uw schijfjes schoon met
een Cd cleaner, verkrijgbaar in diverse winkels.
204
* Microsoft and Windows are registered trademarks of Microsoft
Corporation.
206c
* Windows® 98 is known officially as: “Microsoft® Windows® 98
operating system.”
206e
* Screen shots in this documents are reprinted with permission
from Microsoft Corporation.
206f
* Windows® 2000 is known officially as: “Microsoft® Windows®
2000 operating system.”
206g
* Windows® Me is known officially as: “Microsoft® Windows®
Millennium Edition operating system.”
206h
* Windows® XP is known officially as: “Microsoft® Windows® XP
operating system.”
207
* Apple and Macintosh are registered trademark of Apple
Computer, Inc.
209
* MacOS is a trademark of Apple Computer, Inc.
220
* All product names mentioned in this document are trademarks or
registered trademarks of their respective owners.
231
* OMS is a registered trademark of Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is a trademark of Mark of the Unicorn, Inc.
● Woorden tussen vierkante haakjes [ ] zijn instructies voor knoppen.
(Bijvoorbeeld)
[WRITE]:WRITE knop
● (p. **) verwijst naar een referentie pagina.
5
Paneel beschrijving
Voorpaneel
fig.00-01
134867
259
1. GK IN aansluitpunt
Sluit aan op het gesplitst element, met behulp van de GK
kabel, die bij de GI-20 wordt geleverd.
* Als u vragen hebt over aansluitingen op de diverse GK-
compatibele gitaren die beschikbaar zijn op de markt, kunt u
hi
ermee het beste naar de relevante gitaarbouwer of dealer
gaan.
2. LED display
Hier worden patchnummers, parameterwaarden en
andere informatie afgebeeld.
3. Tuner indicator
Deze geeft aan wanneer de GI-20 in Tuner mode staat.
Als u de gevoeligheid instelt, geeft dit het niveau aan.
4. WRITE knop
Gebruik deze voor het schrijven van patches
(Schrijfprocedure; p. 26). Deze wordt ook gebruikt als de
knop, waarmee Factory Reset (p. 34) en Bulk Dump
worden uitgevoerd (p. 29).
parameterwaarden mee te veranderen.
8. TUNER (STRING SEL) knop
Druk hierop als u de tunerfunctie gebruikt. Gebruik deze
knop om de snaren te selecteren, als u de parameter
bepaalt om elke snaar individueel in te stellen.
9. POWER schakelaar
Hiermee zet u de GI-20 aan en uit.
5. SELECT (EXIT) knop
Gebruik deze knop om de WRITE procedure (pag. 26)
ongedaan te maken, en om functies en parameters mee
te selecteren.
6. PARAMETER knop
Deze wordt gebruikt om de parameter, die dient te
worden ingesteld, te selecteren.
7. PATCH/VALUE knoppen
Gebruik deze om te schakelen tussen patches, en om
6
Achterpaneel
fig.00-02
1011121314151617
10.
Haakje voor het snoer
Haak het snoer van de adapter hier vast, om ervoor te
zorgen dat de adapter niet per ongeluk losschiet.
fig.00-03
* Zet het snoer vast met behulp van het snoerhaakje zoals staat
aangegeven in de illustratie, om onopzettelijke verstoring van
stroomtoevoer naar dit apparaat te voorkomen (als de stekker
er per ongeluk wordt uitgetrokken), en om te vermijden dat er
teveel druk op de stekker van de adapter wordt uitgeoefend.
Paneel beschrijving
14.
EXP PDL (expressiepedaal) ingang
Sluit hier een optioneel expressiepedaal
(zoals de EV-5) aan.
15.
GUITAR OUT uitgang
Deze stuurt het geluid van de normale pickup van de
gitaar of bas uit.
Sluit deze aan op een gitaar- of basversterker of op een
effectprocessor.
16.
MIDI aansluiting (IN/OUT)
Deze aansluiting is bedoeld voor het aansluiten van een
extern MIDI apparaat, en zorgt ervoor dat MIDI
gegevens worden uitgezonden en ontvangen.
11.
Stekker van de adapter
Hier wordt de adapter aangesloten.
Gebruik nooit een andere adapter dan de adapter die is
bijgeleverd. Het gebruik van een andere adapter kan
schade aan het apparaat veroorzaken.
12.
GUITAR/BASS schakelaar
Schakel deze naar gelang het instrument dat u gebruikt.
Zet hem op GUITAR als u een gitaar gebruikt; als u een
bas gebruikt, zet hem dan op BASS.
* Houd er rekening mee dat de GI-20 wellicht niet goed zal
functioneren als deze instelling niet correct is.
13.FOOT SW ingang
Sluit hier een optionele voetschakelaar (zoals de BOSS
FS-5U) aan.
17.
USB aansluiting
Deze aansluiting is bedoeld voor het aansluiten op een
computer met gebruik van een USB kabel.
Er wordt geen USB kabel bij de GI-20 geleverd. U dient apart
een USB kabel te kopen.
7
Paneel beschrijving
Signaalrichting
fig.00-04
Gitaar/Bas
Expressiepedaal
Voetschakelaar
8
Voorbereidingen vóór het uitvoeren
Hoewel de GI-20 gebruikt kan worden met zowel gitaren als bassen, zijn de beschrijvingen hier gebaseerd op de
veronderstelling dat u een gitaar of een bas met zes snaren gebruikt. De nummers die de "strings" aanduiden in de
beschrijvingen van instellingen en procedures, corresponderen met de 1ste tot en met de 6e snaren van een gitaar,
of een gewone bas met zes snaren. Als u een bas met vier of vijf snaren gebruikt, vervang dan de volgende nummers
voor diegene die in de handleiding worden besproken.
1ste snaar → --2e snaar→ 1ste snaar (G)
3e snaar→ 2e snaar (D)
4e snaar→ 3e snaar (A)
5e snaar→ 4e snaar (E)
6th String → 5th String (B)
Items die u bij de hand dient
te hebben
● Om de GI-20 te gebruiken, heeft u een gitaar of bas
nodig, die is uitgerust met een pickup die de signalen
voor elke individuele snaar (een gesplitst element)
apart kan uitzenden.
● De GI-20 bevat geen interne geluidsgenerator, dus zult
u een aparte MIDI geluidsmodule moeten gebruiken.
● Bepaal welke spullen u nog meer nodig hebt, door te
kijken naar de aansluitvoorbeelden (p. 10).
Het installeren van het
gesplitst element op de gitaar
of bas
Bevestig eerst het gesplitst element op uw instrument.
Installeer de GK-2A als u een gitaar gebruikt; als u een bas
gebruikt, installeer dan de GK-2B.
Zie de gebruikershandleiding van de GK-2A of GK-2B
voor instructies voor het installeren van de pickup.
Gitaren, die niet gebruikt kunnen
worden met de GK-2A/GK-2B
Hoewel het compacte ontwerp van de GK-2A/GK-2B het
toestaat om op veel verschillende gitaren geïnstalleerd te
worden, is het belangrijk dat u weet dat het installeren bij de
volgende gitaren niet mogelijk is:
• Gitaren met 12 snaren, pedal steel en andere speciale snaren.
• Gitaren met nylon snaren, gut-strung en dergelijke.
• Gitaren, waarbij het door hun fysieke uitvoering aan ruimte
ontbreekt om de GK-2A/GK-2B goed aan te sluiten
Verschillende gitaarfabrikanten produceren gitaren die
direct op de GR series met een GK kabel kunnen worden
aangesloten, zonder het gebruik van een GK-2A/GK-2B.
Vraag voor meer informatie uw dealer of de gitaarfabrikanten.
Over MIDI
MIDI staat voor "Musical Instrument Digital Interface", een
wereldwijde standaard die het elektronische instrumenten en
periferieën mogelijk maakt om informatie te delen over
uitvoeringen, het wisselen van geluid en andere functies.
MIDI is een standaard die wordt gedeeld door een grote
diversiteit aan instrumenten van verschillende fabrikanten.
U kunt bijvoorbeeld een MIDI controller van bedrijf A
gebruiken om een klankmodule te spelen van bedrijf B, of
gegevens te verzenden naar een sequencer van bedrijf C.
MIDI boodschappen, die door de
GI-20 worden verwerkt
Hierna volgt een lijst met een aantal verschillende types
MIDI boodschappen, die de GI-20 kan verwerken.
• “Note On boodschappen” verschaft informatie over
welke snaar werd bespeeld, en de toonhoogte en kracht
ervan.
• “Note Off boodschappen” verschaft informatie over
wanneer een snaar stopt met vibreren.
• “Bend boodschappen” verschaft informatie over het
zonder haperingen veranderen van de toonhoogte, zoals
tijdens het buigen, vibrato of tappen.
• “Bank Select boodschappen” en “Program Change
boodschappen” zenden commando’s uit voor het
informatie over het uitwisselen van Patchgegevens met
externe instrumenten.
9
Voorbereidingen vóór het uitvoeren
Voorbeelden voor aansluiting
Sluit de diverse apparaten aan op de manier, die in het figuur hieronder wordt afgebeeld, nadat de gitaar of bas is opgesteld.
* De GI-20 kan niet direct worden aangesloten op klankmodules, zelfs niet op die met een USB aansluiting.
fig.00-10
Wanneer gebruikt u de GI-20 als een
Gitaar (Bas-) –synthesizer?
Monitor Speakers
(aan)
MIDI Sound ModuleMIDI Sound Module
MIDI INGANG
Adapter
(ACI or ACB)
GK KABEL
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
Wanneer gebruikt u de GI-20 als een manier om gegevens in te voeren in de
software van de sequencer?
Monitor Speakers
(aan)
Adapter
(ACI or ACB)
GK KABEL
MIDI INGANG
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
Computer
USB KABEL
Om slecht functioneren en/of
schade aan speakers of
andere apparaten te
voorkomen, zet altijd het
volume af, voordat u
aansluitingen begint te maken.
Gitaar / Bas
Selecteer de gitaar of bas
Stel de GUITAR/BASS schakelaar op het achterpaneel in op
het instrument dat u bespeelt. Schakel naar GUITAR als u
een gitaar gebruikt; bij een bas schakelt u naar BASS.
* Houd er rekening mee dat de GI-20 wellicht niet goed zal
functioneren als deze instelling niet correct is.
fig.00-11
Gitaar / Bas
Nadat de GI-20 is aangezet, zal "Gt" (gitaar) of "bG" (bas)
enkele seconden knipperen in de display. Hiermee kunt u de
status van de GUITAR/BASS schakelaar checken.
* Dit verschijnt niet in de display als de GUITAR/BASS
schakelaarinstelling later wordt veranderd.
GITAARBAS
* In de fabrieksinstellingen zijn alle patchinstellingen van
de GI-20 geoptimaliseerd voor gitaar.
* Als u een bas gebruikt, kunt u een Factory Reset (p. 34)
uitvoeren en de instellingen zo veranderen, dat ze passen
bij de bas.
10
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
Het spelen van klanken
vanaf een klankmodule
Deze sectie geeft uitleg over hoe de GI-20 op een externe
MIDI klankmodule dient te worden aangesloten, en hoe de
GI-20 kan worden gebruikt als gitaarsynthesizer.
Aansluitingen
fig.01-01
Monitor Speakers
(aan)
MIDI Sound Module
MIDI INGANG
Adapter
(ACI or ACB)
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Er is een
kort interval (een paar seconden) nodig, nadat het apparaat is
aangezet, voordat het normaal functioneert.
3. Monitor Speakers
Het apparaat uitzetten
1. Zet het volume van de MIDI klankmodule en de
monitorspeakers of andere apparaten uit.
2. Zet de stroomtoevoer naar de versterker of een ander
apparaat uit.
3. Zet de stroomtoevoer naar de MIDI klankmodule en de
GI-20 uit.
De invoergevoeligheid
(SENSITIVITY) regelen
Voor de best mogelijke uitvoering is het belangrijk, dat u de
invoergevoeligheid voor elk individueel instrument regelt.
* U kunt maximaal vier sets van gevoeligheidsinstellingen (G1-
G4) opslaan, wat betekent dat het niet nodig is, dat u de
instellingen elke keer opnieuw instelt als u tussen gitaren en
bassen schakelt.
GK KABEL
Gitaar / Bas
Sluit de GI-20 en de externe MIDI klankmodule aan, zoals
wordt aangegeven in het bovenstaande voorbeeld.
Het apparaat aanzetten
Zet de verschillende apparaten aan in de volgorde die wordt
aangegeven. Door de apparaten in de verkeerde volgorde aan te
zetten, riskeert u slecht functioneren en/of schade aan speakers of
andere apparaten.
1. MIDI Sound Module
2. GI-20
fig.01-02
1. Draai de PARAMETER knop naar "GUITAR SEL."
fig.01-03
2. Druk op [PATCH/VALUE] om de plek, waar u de
gevoeligheidsinstellingen (G1-G4) wilt opslaan, te
kiezen.
fig.01-04
Als G1 is geselecteerd
3. Druk op [SELECT] om naar het Sensitivity
instellingenscherm te gaan.
Het linkernummer geeft het snaarnummer aan en het
rechternummer geeft de waarde aan van de
gevoeligheidsinstelling.
Het niveau wordt aangegeven door vijf indicatielampjes
aan de bovenkant van de display.
11
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
fig.01-05
Niveau
Snaarnummer Gevoeligheidsniveau
4. Bespeel iedere snaar individueel met maximale kracht,
voor gebruik tijdens de echte uitvoering, en als u de snaar
bespeelt, regel dan de gevoeligheid met [PATCH/VALUE]
totdat alle vijf de indicatielampjes heel even oplichten.
fig.01-05a
Te laag
Het selecteren van patches
Het wisselen van patches in de GI-20 geeft u de mogelijkheid
om de waarden van instellingen meteen te veranderen en uit
te voeren met behulp van een grote diversiteit aan klanken.
Wat is een Patch?
De verschillende gegevens, die wordt gebruikt tijdens
het uitvoeren met de GI-20, wordt opgeslagen in sets die
"patches" worden genoemd. In elke patch kunt u deze
instellingen meteen reproduceren.
fig.01-06
Patch 50
• BEND RANGE
• TRANSPOSE
• STRING MUTE
• BEND RANGE
• MONO/POLY
• TRANSPOSE
• STRING MUTE
• MONO/POLY
• GUITAR SEL
• PLAY FEEL
Patch 01
• GUITAR SEL
• ASSIGN
• PLAY FEEL
• GUITAR SEL
• PRG CHANGE
• ASSIGN
• PLAY FEEL
• PRG CHANGE
• ASSIGN
• PRG CHANGE
• GUITAR SEL
• PLAY FEEL
Patch 03
• ASSIGN
Patch 02
• PRG CHANGE
• BEND RANGE
• TRANSPOSE
• BEND RANGE
• STRING MUTE
• TRANSPOSE
• MONO/POLY
• STRING MUTE
• MONO/POLY
Alle vijf de indicatielampjes
lichten heel even op
5. Als u de instellingen hebt afgemaakt, draai dan de
PARAMETER terug naar "PLAY MODE".
* Gevoeligheid is een systeemparameter. De instellingen worden
automatisch opgeslagen als de geheugens (G1-G4) worden
veranderd of er aan de PARAMETER knop wordt gedraaid,
zelfs zonder dat de Write procedure wordt uitgevoerd.
De instellingen in elk van de geheugens (G1-G4) worden op
alle patches toegepast. Maar elke van de G1-G4 sets die zal
worden gebruikt door elke patch ("Calling up de invoer van
Gevoeligheidsinstellingen", p. 18) is een patch parameter.
Gebruik de Write procedure om deze instellingen op te slaan.
Systeemparameters en
Patchparameters
In tegenstelling tot de "patchparameters", waarvan de
instellingen apart naar elke patch kunnen worden
opgeslagen, worden parameters die over het algemeen
worden gebruikt door de GI-20, "systeemparameters"
genoemd. Hieronder volgt een beschrijving van de
verschillende types patchparameters en systeemparameters.
* Patchparameters worden op het voorpaneel in blauw
aangegeven.
Systeemparameters
• SENSITIVITY (p. 11)
• MIDI BASIC CH (p. 14)
• MIDI CTL CH (p. 15)
• PC MASK (p. 29)
• MASTER TUNE (p. 28)
Systeemparameters worden opgeslagen op de GI-20 als u aan
de PARAMETER knop draait, nadat u de waarden van de
instellingen veranderd hebt.
12
* Nadat u de instellingen hebt veranderd, kunnen ook de MIDI
BASIC CH en MIDI CTL CH in de GI-20 worden opgeslagen.
• MIDI PLAYBACK (p. 17)
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
• BEND DATA THIN (p. 31)
• RECEIVE CONTROL CHANGE DATA THIN (p. 32)
• BEND RANGE MAX (p. 32)
• USB DRIVER TYPE (p. 33)
Deze parameters worden meteen bij verandering in de GI-20
opgeslagen.
Patch Parameters
• GUITAR SEL (p. 18)
• PLAY FEEL (p. 18)
• ASSIGN (p. 19)
• PRG CHANGE (p. 25)
• BEND RANGE (p. 23)
• TRANSPOSE (p. 23)
• STRING MUTE (p. 26)
• MONO/POLY (p. 14)
Met de patchparameters wordt de Write procedure (p. 26)
gebruikt om de instellingswaarden naar individuele patches
op te slaan, nadat de instellingen zijn veranderd.
Hoe u van Patches kunt wisselen
Wissel van patches door op [PATCH/VALUE] in "Play
Mode" (p. 16) te drukken.
GM (General MIDI) is een set van aan te raden waarden,
die de manier waarop klanken van een MIDI klankmodule,
het arrangement van interne klanklijsten en andere aspecten
behandelt. GM-compatibele MIDI apparaten die geluid
genereren worden GM klankmodules genoemd. Deze
apparaten zijn in staat nagenoeg dezelfde muzikale
uitvoering te reproduceren, ongeacht de fabrikant of het type
apparaat.
Over de display
De volgende informatie wordt afgebeeld als de GI-20 in Play
modus staat.
fig.01-07
Patchnummer
Punt
Licht op als de instellingen worden veranderd.
Knippert als er gegevens worden opgeslagen.
Als de inhoud die wordt afgebeeld drie of meer tekens lang
is, wordt de display gescrolled zoals hieronder wordt
aangegeven.
(Ex.) 440. Hz
fig.01-08
● Elke keer dat u op [PATCH/VALUE [up]] drukt,
worden de patchnummers één voor één gewisseld in
opgaande volgorde, van 01 omhoog naar 50.
● Elke keer dat u op [PATCH/VALUE [down]] drukt,
worden de patchnummers één voor één gewisseld in
neergaande volgorde, van 50 terug naar 01.
Als u geen patches wisselt
Bij de GI-20 kunnen alleen patches worden in de Play functie
gewisseld. Draai aan de PARAMETER knop om terug te
gaan naar de Play functie als u patches gaat wisselen.
Op het moment van verkoop van de GI-20 is elke van de
patches van de GI-20 ingesteld op compatibiliteit met
GM klankmodules.
Als u de klankmodule instelt op GM functie bij het
gebruik van een GM-compatible klankmodule kunt u
van een diversiteit aan klanken van de GI-20 genieten,
net als toen het apparaat was gekocht.
13
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
Het MIDI kanaal instellen
(MIDI CHANNEL)
Het instellen van de Transmission Mode
(MODE/POLY)
De GI-20 heeft twee soorten modes om een MIDI boodschap
mee te verzenden.
fig.01-09
MIDI boodschap
Basis kanaal
e
1
Basis kanaal + 1
e
2
Basis kanaal + 2
e
3
Basis kanaal + 3
e
4
Basis kanaal + 4
e
5
Basis kanaal + 5
e
6
Instrument
Klank
module
MONO
* Bij de fabrieksinstellingen zijn alle patches ingesteld op
MONO.
MONO (MONO MODE)
In deze modus gebruikt elk individueel instrument een apart
kanaal. Daarmee komt het totaal op zes kanalen.
Aangezien elk instrument een apart MIDI kanaal gebruikt,
kunt u verschillende klanken kiezen voor elke snaar, en
steeds de gegevens over de toonhoogte veranderen als u
snaarbuiging en andere speciale technieken met specifieke
snaren gebruikt. Dit vereist echter wel een multi-timbrale
klankmodule.
POLY (POLY MODE)
In deze modus wordt de informatie voor alle zes
instrumenten uitgezonden over één kanaal.
Aangezien de MIDI boodschappen voor alle zes
instrumenten over één enkel kanaal worden uitgezonden,
maakt dit de instelling voor de klankmodule simpeler, en
reduceert het de hoeveelheid MIDI kanalen die worden
gebruikt. Echter, de opties zijn beperkter. Voor alle
instrumenten dient bijvoorbeeld dezelfde klank te worden
geselecteerd.
* De Pitch Bend/Glide en Vibrato intellingen in Assign (p. 19)
functioneren in de POLY modus als volgt:
Als er akkoorden worden gespeeld, veranderen Pitch Bend en
Glide in stappen van een halve noot en Vibrato functioneert
niet. Deze functioneren normaal als u noten individueel speelt.
MIDI boodschap
e
1
e
2
e
3
e
4
e
5
e
6
Instrument
POLY
Basis
kanaal
Klank
module
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
2. Druk op [SELECT] om MONO/POLY te selecteren.
Als MONO/POLY is geselecteerd, zal alleen het meest
linkse indicatielampje oplichten.
fig.01-11
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om MONO of POLY te
selecteren.
4. Om de instelling te bewaren, dient u de Write
procedure uit te voeren (p. 26).
fig.01-12
MONOPOLY
* * Als u de instelling niet wilt bewaren, draait u de
PARAMETER knop terug naar "PLAY MODE".
5. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de
instellingen.
Het instellen van het MIDI Transmit
Channel (BASIC CH)
Hiermee stelt u het MIDI uitzendkanaal (wordt hier "basic
channel" genoemd) van de GI-20 in. Stel de MIDI-kanalen in,
zoals hieronder wordt aangegeven, afhangend van of de
GI-20 in POLY of MONO modus staat.
Als de GI-20 in POLY MODE staat
De gegevens van de uitvoering voor alle snaren worden over
het Basic channel uitgezonden.
Als de GI-20 in MONO MODE staat
1e instrument: Uitgezonden over het basis channel.
e
2
sinstrument: Uitgezonden over het basis channel + 1.
e
3
instrument: Uitgezonden over het basis channel + 2.
:
e
6
instrument: Uitgezonden over het basis channel + 5.
14
*
Bij de fabrieksinstellingen zijn alle patches ingesteld op MONO
MODE, en het Basic channel wordt op kanaal 1
ingesteld.
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
2. Druk op [SELECT] om BASIC CHANNEL (BASIC CH)
te selecteren.
Als BASIC CHANNEL is geselecteerd, zullen de twee
indicatielampjes links oplichten.
fig.01-13
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om het nummer van het
Basic channel te selecteren.
fig.01-14
* Aangezien de zes kanalen die in MONO MODE worden
gebruikt opeenvolgend zijn, resulteert het selecteren van
kanalen 1-16 als Basic channel dat het MIDI kanaalnummer
voor het zesde strijkinstrument de toegestane reeks van 1-16
overschrijdt. In dit geval begint de display te knipperen, en
worden de gegevens van de uitvoering verzonden door kanalen
11-16.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar
"PLAY MODE" als u klaar bent met het maken van
de instellingen.
* Het Basic channel is een systeemparameter. De instellingen
worden automatisch opgeslagen als er aan de PARAMETER
knop wordt gedraaid, zelfs zonder dat de Write procedure
wordt uitgevoerd, en de instellingswaarden worden toegepast
op alle patches.
Het instellen van het Control Channel
(CTL CH)
U kunt een voetschakelaar of een soortgelijk apparaat met de
MIDI IN aansluiting verbinden, om van patches te wisselen
en andere handelingen uit te voeren. Als dit het geval is,
dient u het "control channel" zo in te stellen, dat het MIDI
boodschappen kan ontvangen.
Het control channel is een aangewezen kanaal, en wordt
alleen gebruikt voor het ontvangen van MIDI boodschappen
die over het kanaal worden uitgezonden.
MIDI boodschappen, die over andere kanalen worden
uitgezonden, worden genegeerd.
* Daarentegen, als het control channel op "OMNI mode"
(Omni) wordt ingesteld, worden MIDI boodschappen
ontvangen, ongeacht het kanaal.
* Bij de fabrieksinstellingen is het control channel ingesteld
op "OMNI".
De MIDI IN/OUT van de GI-20 kan onder de
volgende condities niet worden gebruikt.
• Als MIDI IN en OUT rechtstreeks aan elkaar zijn
verbonden
• Als de Soft Thru voor de sequencer, die aan de
MIDI/OUT is aangesloten, op ON is ingesteld.
In beide gevallen zal de foutmelding "E3" (p. 37)
verschijnen, en de GI-20 zal met normaal functioneren
stoppen.
De GI-20 kan de volgende MIDI boodschappen over het
controlekanaal ontvangen.
Control Change
Control Change boodschappen die ontvangen worden via
het controlekanaal, worden uitgezonden via het basiskanaal
(in MONO modus, alle uitzendkanalen voor de
instrumenten).
Daarbij kunt u de functies die in Assign (p. 19) zijn ingesteld
regelen, door Control Changes toe te wijzen aan de algemene
(toewijsbare) regelaars 3-8.
General Purpose Controller 3 (CC #18):Expression Pedal
General Purpose Controller 4 (CC #19):Foot Switch 1
General Purpose Controller 5 (CC #80):Foot Switch 2
General Purpose Controller 6 (CC #81):GK Volume
General Purpose Controller 7 (CC #82):S1 Switch
General Purpose Controller 8 (CC #83):S2 Switch
* Deze Control Change boodschappen worden niet extern
uitgezonden naar andere apparaten.
* Voor gegevens die corresponderen met de Foot Switches _ en
S1/S2 Switches, 00h-3Fh worden uitgezonden als 00h (OFF),
en 40h-7fh worden uitgezonden als 7fh (ON).
15
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
Program Change
Deze boodschappen wisselen de patches van de GI-20.
Program Changes 0-49 corresponderen met Patches 1-50
op de GI-20.
* Program Changes 50-127 worden genegeerd.
fig.01-15
Basic
Channel
Control
MIDI
Foot Controller
Channel
Patch
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
Sound
Module
Uitvoeren op de gitaar
Als u klaar bent met het maken van de instellingen, probeer
dan met de gitaar of bas klanken vanaf de MIDI
klankmodule te spelen.
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY MODE".
2. Speel gitaar of bas.
2. Druk op [SELECT] om CONTROL CHANNEL
(CTL CH) te selecteren.
Als CONTROL CHANNEL is geselecteerd, zullen de
drie indicatielampjes links oplichten.
fig.01-16
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om het nummer van het
Control channel te selecteren.
Als u de omni modus wilt instellen, selecteer dan "oM".
fig.01-17
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de
instellingen.
* Het Control channel is een systeemparameter. De instellingen
worden automatisch opgeslagen als er aan de PARAMETER
knop wordt gedraaid, zelfs zonder dat de Write procedure
wordt uitgevoerd, en de instellingswaarden worden toegepast
op alle patches.
16
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
Het aansluiten op de
computer
In deze sectie leest u hoe u de GI-20 kunt aansluiten op de
computer met een USB kabel, en deze gebruiken als een
manier om gegevens in te voeren in sequencers en andere
apparaten.
Er wordt geen USB kabel geleverd bij de GI-20. U dient zelf
een USB kabel te kopen.
Druk niet op [SELECT], en sluit (of ontkoppel) geen apparaat
of kabel aan op (of vanaf) de USB kabel tijdens uitvoeringen
of wanneer u sequencers of andere apparaten gebruikt met
de computer. Dit kan slecht functioneren van de computer of
de MIDI klankmodule veroorzaken.
* Volg eerst de instructies in "Het installeren & de setup van de
driver" (p. 45) op om de GI-20 op uw computer te installeren.
Het instellen van de MIDI poort
Deze instelling bepaalt welke MIDI gegevens van de GI-20
door de applicaties van uw computer worden gebruikt.
Selecteer "Roland GI-20 MIDI IN" in het MIDI-apparaat
selectiescherm van de applicatie als ingang apparaat, en
"Roland GI-20 MIDI OUT" als uitgang apparaat.
* Voor instructies over hoe u het ingang apparaat kunt
selecteren, zie de handleiding van de applicatie.
fi
Roland GI-20 MIDI IN
Dit is de poort, die wordt gebruikt voor de invoer van
gegevens van uitvoeringen naar de GI-20, vanaf uw
computer. De invoer hier bestaat uit gitaren en bassen,
uitgerust met GK aansluitingen.
Het instellen van het pad voor de
MIDI gegevens (MIDI PLAYBACK)
U kunt de MIDI boodschappen, die worden uitgezonden vanaf
de MIDI OUT, wisselen. Stel MIDI PLAYBACK in op "Off" als u
uitvoeringsgegevens, die vanaf de GK zijn ingevoerd – direct
vanaf de MIDI aansluiting – wilt uitzenden. Als u de MIDI
uitvoeringsgegevens van uw computer wilt uitzenden vanaf de
MIDI OUT aansluiting van de GI-20, als u bijvoorbeeld de
MIDI gegevens van de computer met een externe MIDI
klankmodule wilt spelen, stel deze dan in op "On".
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY MODE".
2. Druk op [SELECT] om MIDI PLAYBACK op "On" of
"Off" in te stellen.
[SELECT] licht op als deze op "On" is ingesteld;
als [SELECT] op "Off" is ingesteld, is deze onverlicht.
* MIDI PLAYBACK kan niet op "On" worden ingesteld als de computer
en de GI-20 niet zijn verbonden door middel van een USB kabel.
Signaalpaden, die met MIDI PLAYBACK
geselecteerd kunnen worden
Als MIDI PLAYBACK op On staat: [SELECT]
is opgelicht
fig.01-20
PC
USB MIDI
Roland GI-20 MIDI OUT
Dit is de poort, die wordt gebruikt voor de uitvoer van
gegevens van uitvoeringen naar uw computer, vanaf de
GI-20. Als MIDI PLAYBACK op ON wordt ingesteld,
worden de uitvoeringsgegevens, die de GI-20 van de
computer ontvangt, uitgezonden zoals vanaf de MIDI OUT
aansluiting van de GI-20 (zie "Het instellen van het pad voor
de MIDI gegevens (MIDI PLAYBACK)" p. 17).
Klank
module
Als MIDI PLAYBACK op Off staat:
[SELECT] is onverlicht
fig.01-21
PC
USB MIDI
Klank
module
17
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
De instellingen
van de invoergevoeligheid
aangeven.
Selecteer instellingen voor invoergevoeligheid, die passen bij
de gitaar of bas die u gebruikt.
1. Draai de PARAMETER knop naar "GUITAR SEL".
fig.02-01
2. Druk op [PATCH/VALUE] om een instelling van G1
tot G4 te selecteren.
U kunt voor elk van de sets G1-G4 (p. 11) instellingen
voor de invoergevoeligheid maken.
fig.02-02
Het instellen van de sfeer
van de uitvoering (PLAY FEEL)
Bij gitaren worden, in tegenstelling tot bij keyboards en
soortgelijke instrumenten, de vibrerende snaren direct
aangeraakt, wat de speler de mogelijkheid geeft om subtiel
controle uit te oefenen over de dynamiek. Om dit aspect van
de gitaar zo goed mogelijk te realiseren, dient u een
"uitvoerrespons" in te stellen voor elke patch die geschikt is
voor zowel de manier waarop het instrument wordt
bespeeld, als de klanken die worden gebruikt.
Deze parameters worden geregeld door "PLAY FEEL".
U kunt bijvoorbeeld een meer natuurlijke dynamische
expressie verkrijgen door PLAY FEEL te veranderen,
afhankelijk of u de snaren met uw vingers of een plectrum
bespeeld.
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY FEEL"
fig.02-03
Als G1 is geselecteerd
3. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de Write
procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om terug te keren naar
"PLAY MODE" als u de instellingen niet wilt bewaren.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de
instellingen.
2. Druk op [PATCH/VALUE] om de waarde te
veranderen.
3. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de Write
procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om naar "PLAY MODE"
terug te keren, als u de instellingen niet wilt bewaren.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE", als u klaar bent met het maken van de
instellingen.
18
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
De PLAY FEEL instellingen en hun
effecten
nr: Normaal
Algemeen tokkelen, dus de standaard
instelling voor het spelen.
Fi: Vingertokkelen
De instelling voor wanneer u wilt
uitvoeren met het gevoel dat vingertokkkelen geeft. De gevoeligheid is iets
hoger dan normaal.
Hd: Hard tokkelen
Deze instelling is voor diegenen die
vrij hard tokkelen, en de gevoeligheid
is iets lager dan normaal.
* Als er een probleem is met het gitaararrangement, en de
enige plaatsen waar het gesplitst element GK-2A/GK-2B kan
worden geïnstalleerd te dicht bij de snaren ligt, kunt u ook
het gedrag verbeteren met de instellingen in elke patch.
SF: Zacht tokkelen
Voor tokkelen dat iets zachter is.
De gevoeligheid is iets hoger dan
normaal.
Het pedaal en de wisselfuncties
instellen (ASSIGN)
U kunt diverse functies aan een expressiepedaal (de
optionele EV-5) toewijzen of een voetschakelaar (de
optionele FS-5U), als deze is bevestigd aan de GI-20 of aan de
S1, S2 en GK VOL van de GK-2A/GK-2B.
* Als u een voetschakelaar (de optionele FS-5U) aansluit op het
FOOT SW aansluiting, kunt u de optionele PCS-31
aansluitkabel gebruiken om twee voetschakelaars aan te
sluiten. Alleen FOOT SWITCH 1 is operationeel, als er maar
één FS-5U is aangesloten op het FOOT SW aansluiting.
fig.02-10
PCS-31
whitered
FOOT SW 2FOOT SW 1FOOT SW 1
Expressiepedaal
tP:
Tappend spelen
nd: Geen dynamiek
Als u van veel tokkeltechnieken, zoals
tappend spelen (of "rechts spelen"),
pulling-off of hammering-on, gebruik
maakt, geeft deze instelling een
bijzonder stabiele klankexpressie.
Het krachtbereik dat kan worden
uitgedrukt is niet erg groot.
Met deze instelling krijgt u, ongeacht
hoe hard of zacht u speelt, uniform
volume en toon. Gebruik deze
instelling met tonen als Synth Lead
of Organ, als u een gevoel wilt voortbrengen zonder expressie.
FOOT SW 1
FOOT SW 2
* Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal
(EV-5; optioneel).
Door andere expressiepedalen aan te sluiten, riskeert slecht
functioneren en/of schade aan het apparaat.
Zorg er altijd voor dat de GI-20 uitstaat als u een
voetschakelaar of expressiepedaal aansluit of eraf haalt.
Het aansluiten of eraf halen van deze apparaten, terwijl de
GI-20 aanstaat, kan slecht functioneren in de GI-20 of de
MIDI klankmodule veroorzaken.
Stel de polariteitsschakelaar
in zoals hieronder
is aangegeven.
19
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
1. Draai de PARAMETER knop naar "ASSIGN"
fig.02-11
2. Druk op [SELECT] om de parameter, waarvan u de
instelling wilt veranderen, te selecteren.
De indicatielampjes op de display lichten op, zoals
hieronder, afhankelijk van hoe de parameter wordt
ingesteld.
fig.02-12
brand
Als het expressiepedaal is geselecteerd
brand
Als FOOT SWITCH 1 is geselecteerd
brand
Als FOOT SWITCH 2 is geselecteerd
brand
Als GK V OLUME is geselecteerd
brand
Als de S1/S2 schakelaar is geselecteerd
Functies, die kunnen worden
geselecteerd met ASSIGN
Hieronder worden de functies beschreven, die kunnen
worden toegewezen aan de controllers.
Controllerfunctie
ExpressiepedaalCC#1–31, 64–95, Pitch Bend 1–6,
Vibrato 1–4
Voetschakelaar 1/2
GK volumeCC#1–31, 64–95
S1/S2 schakelaarPatch Up/Down, Octave Up/Down
* Als "POLY" als transmissiemodus wordt geselecteerd,
functioneren Pitch Bend/Glide als volgt.
Als BEND RANGE (p. 23) op iets anders dan Chromatic
wordt ingesteld, verandert Pitch Bend/Glide in stappen van
een halve toon als er akkoorden worden gespeeld, en de Vibrato
functioneert niet. Deze functioneren normaal als u noten
individueel speelt.
Als patches worden gewisseld, wordt er geen signaal
verzonden dat de Control Change waarde, die is verzonden
met de vorige patch, herstelt. Als dezelfde instellingen
daarom worden gebruikt voor zowel de patches vóór en na
de wisseling, wordt de status van de controllers
overgedragen. Als daarentegen de toewijsinstellingen voor
de patch waar u naartoe schakelt anders zijn, kunt u de
waarde voor de Control Change, die is verzonden met de
eerdere patch, niet meer terughalen. U dient dus met het
volgende rekening te houden:
(Voorbeeld)
Met CC 7 aan het expressiepedaal toegewezen, staat het
volume uit. Stel, u schakelt naar een nieuwe instelling, dan
blijft volume uit, omdat niet door deze instelling geregeld
wordt, zelfs als u het expressiepedaal intrapt.
CC#1–31, 64–95, Patch Up, Patch Down,
Octave Up, Octave Down, GR Hold1–3,
Glide Up 1–8, Glide Down 1–8,
Vibrato 1–4
3. Druk op [PATCH/VALUE] om de waarde te
veranderen.
* Zie de volgende sectie: "Functies, die kunnen worden
geselecteerd met Assign (ASSIGN)." voor meer informatie
over de instellingswaarden.
4. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de
Write procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om terug te keren naar
"PLAY MODE" als u de instellingen niet wilt bewaren.
5. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de
instellingen.
20
1–31, 64–95 (MIDI Control Change CC#1–31, CC#64–95)
Verzend Control Change boodschappen (#1-#31, #64-#95) vanaf de MIDI
OUT. Voor meer over de functies, die
worden geregeld met de Control
(Ex.) CC 1
Change boodschappen, zie de
"MIDI implementatie" (p. 40) en de
handleiding, van de klankmodule.
Pu: Patch Up
Het patchnummer wordt elke keer,
als de schakelaar wordt ingedrukt,
verhoogd.
Pd: Patch Down
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
Het patchnummer gaat elke keer,
dat de schakelaar wordt ingedrukt,
naar beneden.
Pt: Patch Up/Down
De S1 schakelaar wordt gebruikt voor
de Patch Down functie, en de S2
schakelaar voor de Patch Up functie.
ou: Octave Up
Alle tonen worden, elke keer dat de
schakelaar wordt gebruikt, één octaaf verhoogd. De toonhoogtes kunnen maximaal
drie octaven worden verhoogd.
* * De toonhoogtes van tonen, die op
dat moment worden gespeeld, worden
niet veranderd.
od: Octave Down
Alle tonen worden, elke keer dat de
schakelaar wordt gebruikt, één octaaf
verlaagd. De toonhoogtes kunnen
maximaal drie octaven worden verlaagd.
* De toonhoogtes van tonen, die op dat
moment worden gespeeld, worden
niet veranderd.
oC: Octave Up/Down
De S1 schakelaar wordt gebruikt voor
de Octave Down functie, en de S2
schakelaar voor de Octave Up functie.
* Als de met de Octave Up/Down functie verwisselde tonen in
registers staan die niet speelbaar zijn met MIDI
boodschappen, worden de MIDI boodschappen in de
bruikbare reeks boven of onder die octaaf gebruikt.
uitgezonden.
De klank wordt vastgehouden op het
moment, dat u de voetschakelaar intrapt. De synth klank wordt tijdens het
vasthouden niet gespeeld, waardoor u
akkoorden kunt vasthouden die met
de synth klank worden gespeeld,
terwijl u de melodie als gitaar speelt.
H3: GR Hold 3
De klank wordt vastgehouden op het
moment, dat u de voetschakelaar intrapt. Dat u de snaren, die niet worden
vastgehouden nog steeds kunt bespelen, betekent dat u akkoorden die
met de vijfde en zesde snaar gespeeld
worden, kunt vasthouden met de
synth klank.
Dit terwijl u de melodie speelt met
de eerste tot en met de vierde snaar,
ook met de synth klank.
* Als de hold functie aan twee voetschakelaars wordt toegewezen,
en beide schakelaars worden ingedrukt, dan krijgt de hold
functie van de voetschakelaar die het eerst wordt ingedrukt
prioriteit, en de hold functie voor de voetschakelaar die daarna
wordt ingedrukt heeft dan geen effect.
u1: Glide Up 1/d1: Glide Down 1
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte steeds
een halve toon omhoog (omlaag). Laat
het pedaal los om terug te keren naar
de oorspronkelijke toonhoogte.
u2: Glide Up 2/d2: Glide Down 2
Als de voetschakelaar wordt
ingedrukt, verandert de toonhoogte
steeds een toon omhoog (omlaag).
Laat het pedaal los om terug te keren
naar de oorspronkelijke toonhoogte.
H1: GR Hold 1
De klanken worden vastgehouden als
de voetschakelaar wordt ingedrukt.
Door het pedaal ingedrukt te houden, kunt u de synth klank
laten spelen zonder ophouden, zelfs als u van positie (het
punt waar de snaar wordt ingedrukt tegen de hals van de
gitaar) wisselt of een onsamenhangende reeks tonen speelt.
U kunt echter niet tegelijkertijd twee klanken vanaf dezelfde
snaar spelen
H2: GR Hold 2
u3: Glide Up 3/d3: Glide Down 3
Als de voetschakelaar wordt
ingedrukt, verandert de toonhoogte
steeds een perfecte vierde toon
omhoog (omlaag).
Laat het pedaal los om terug te keren
naar de oorspronkelijke toonhoogte.
u4: Glide Up 4/d4: Glide Down 4
21
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
Als de voetschakelaar wordt
ingedrukt, verandert de toonhoogte
steeds een perfecte vijfde toon omhoog
(omlaag). Laat het pedaal los om terug
te keren naar de oorspronkelijke
toonhoogte.
u5–u8: Glide Up 5–8/d5–d8: Glide Down 5–8
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte steeds
een octaaf omhoog (omlaag). Laat het
pedaal los om terug te keren naar de
oorspronkelijke toonhoogte.
Hoe hoger de numerieke set, hoe
minder tijd het kost om de verandering
in toonhoogte te volbrengen.
Als het pedaal wordt ingedrukt,
verandert de toonhoogte tot aan een
octaaf omhoog (maximaal).
b4: Pitch Bend 4
Als het pedaal wordt ingedrukt,
gaat de toonhoogte tot aan een halve
toon omlaag(maximaal).
b5: Pitch Bend 5
Als het pedaal wordt ingedrukt,
gaat de toonhoogte tot aan een hele
toon omlaag(maximaal).
b6: Pitch Bend 6
Als het pedaal wordt ingedrukt,
gaat de toonhoogte tot aan een octaaf
omlaag(maximaal).
V1–V4: Vibrato 1–4
b1: Pitch Bend 1
b2: Pitch Bend 2
Door het pedaal in te drukken, past u
vibrato (een effect dat de toonhoogte
op cyclische wijze verandert) toe.
Het effect wordt heftiger als de waarde
wordt verhoogd.
* Als u het expressiepedaal voor dit
effect gebruikt, verandert de diepte
van de vibrato met de hoek, waarin
het pedaal staat.
Als het pedaal wordt ingedrukt,
gaat de toonhoogte tot aan een perfecte
vierde toon omhoog (maximaal).
Als het pedaal wordt ingedrukt,
gaat de toonhoogte tot aan een perfecte
vijfde toon omhoog(maximaal).
* Wanneer "POLY" (p. 14) als transmissiemodus wordt
geselecteerd, komen de veranderingen in toonhoogte met Glide
en Pitch voor in halve tonen, wanneer twee of meer noten
samen worden gespeeld, en Vibrato functioneert dan niet.
* MIDI Pitch Bend boodschappen worden gebruikt voor Glide
en Pitch Bend. Als de verandering in toonhoogte de BEND
RANGE (p. 23) die is ingesteld op Glide of Pitch Bend
overschrijdt, zal de Glide of Pitch Bend worden afgebroken,
en opnieuw worden gestart.
Zorg dat het buigbereik op 24 of Chromatic (C1-C3)
is ingesteld, als u Glide of Pitch Bend gebruikt.
Echter, als BEND RANGE MAX (p.32) op 12 wordt
ingesteld, worden Glide en Pitch Bend geretriggered als de
toonhoogte met een octaaf of meer omhoog of omlaag gaat.
b2: Pitch Bend 3
22
Loading...
+ 49 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.