Roland GI-20 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met de aankoop van de Roland GI-20 GK-MIDI Interface.
Lees eerst zorgvuldig de secties getiteld “VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT” (pagina 2-3) en “BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN” (pagina 4).
In deze secties staat belangrijke informatie over de juiste manier van bedienen van het apparaat. Daarbij dient de gebruikershandleiding in zijn geheel te worden doorgelezen, om ervoor te zorgen dat u goed op de hoogte bent van elke mogelijkheid van uw apparaat. De handleiding dient te worden bewaard en bij de hand gehouden te worden ter referentie.
De GI-20 is een multifunctionele GK-MIDI interface.
Het gebruikt de signalen van de individuele snaren van de gitaar of bas, die zijn uitgerust met een gesplitst element, analyseert de toonhoogte en het volume van elke snaar, en zendt de informatie uit als MIDI data. U kunt de GI-20 combineren met een MIDI geluidsmodule, en de setup als een gitaarsynthesizer gebruiken of deze aansluiten op een computer en gebruiken als een ingang-tool voor sequencers of soortgelijke applicaties.
Compatibel met gitaren en bassen.
Heeft een intern patch-geheugen, waarmee u een diversiteit aan verschillende
instellingen kunt opslaan.
U kunt een expressiepedaal aansluiten (de optionele EV-5) of een voetschakelaar
(de optionele FS-5U) om volume en toonhoogte te veranderen, tonen aan te houden en andere aspecten van uitvoeringen te regelen.
De GI-20 wordt geleverd met een USB aansluiting. U kunt met gebruik van één kabel het
apparaat aansluiten op een computer om eenvoudig gegevens in te voeren en uitvoeringen te spelen.
* USB, een afkorting van Universal Serial Bus, is een soort interface voor het aansluiten van computers op een
grote verscheidenheid aan perifere apparaten.
De GI-20 heeft ook een chromatische tuner voor snel en accuraat afstemmen.
Dit apparaat reageert op verschillende speeltechnieken, inclusief finger picking en
tappen.
Copyright © 2003 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.

USING THE UNIT SAFELY

WAARSCHUWING
VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN
Over WAARSCHUWINGS en VOORZICHTIGHEID Kennisgevingen
Wordt voor instructies gebruikt
WAARSCHUWING
die bedoeld zijn om de gebruiker op het risico van dood of ernstige verwondingen te wijzen, in geval van verkeerd gebruik van het apparaat.
Wordt voor instructies gebruikt die bedoeld zijn om de gebruiker
VOORZICHTIG
op het risico van verwonding of materiële schade te wijzen, in geval van verkeerd gebruik van het apparaat. * Materiële schade verwijst naar schade of andere nadelige effecten, veroorzaakt aan het huis en alle huisraad, als ook (huis-)dieren.
LET ALTIJD OP HET VOLGENDE
WAARSCHUWING
001
• Lees voordat u dit apparaat gebruikt de instructies hieronder, en ook de gebruikershandleiding.
..........................................................................................................
002c
• Open (of verander, in welke vorm dan ook) nooit het apparaat of de adapter.
..........................................................................................................
003
• Probeer niet het apparaat te repareren of delen binnenin te vervangen (behalve als deze handleiding u specifieke instructies geeft om dit wel te doen). Ga voor alle service naar uw leverancier, het dichstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde Roland distributeur, zoals is beschreven op de "Informatie" pagina.
..........................................................................................................
004
• Zet het apparaat nooit in ruimtes die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen
(b.v. direct zonlicht in een afgesloten voertuig, bij een kachelbuis en op apparatuur die hitte uitstraalt); of die
• Vochtig zijn (b.v. baden, wasruimtes of natte
vloeren); of die
• Blootgesteld zijn aan regen; of die
• Stoffig zijn; of die
• Blootgesteld zijn aan grote hoeveelheden
trilling.
..........................................................................................................
007
• Zorg dat u het apparaat altijd waterpas geplaatst hebt staan, en dat het ook stabiel staat. Plaats het nooit ergens waar het instabiel is, of op hellende oppervlakken.
..........................................................................................................
008c
• Verzeker u ervan dat u alleen de adapter gebruikt die bij het apparaat zat. Zorg er ook voor dat het lijnvoltage bij de installatie gelijk is aan het ingangvoltage dat is gespecificeerd op de adapter. Het kan zijn dat andere adapters een andere polariteit gebruiken of zijn ontworpen voor een ander voltage en dus kan het gebruik ervan resulteren in schade, slecht functioneren of elektrische schokken.
..........................................................................................................
2
Over de Symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De precieze betekenis van het symbool hangt af van het design in de driehoek. In het geval van het symbool links van deze tekst wordt het gebruikt voor algemene voorzichtigheid, waarschuwingen of het wijzen op gevaar gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op items die nooit mogen worden uitgevoerd (die verboden zijn). Hetgene dat niet mag worden gedaan, wordt door het design in de cirkel aangegeven. In het geval van het symbool links van deze tekst betekent het dat het apparaat nooit uit elkaar mag worden genomen.
Het
symbool wijst de gebruiker op items die dienen te worden uitgevoerd. Hetgene dat dient te worden gedaan, wordt door het design in de cirkel aangegeven. In het geval van het symbool links van deze tekst betekent het dat de stekker van het snoer uit het contact dient te worden losgehaald.
009
• Buig of verdraai het snoer niet excessief, en plaats er ook geen zware dingen op. Als u dit wel doet, kan het snoer beschadigd raken, wat gebroken elementen en kortsluiting veroorzaakt. Beschadigde snoeren kunnen brand en elektrische schokken veroorzaken!
..........................................................................................................
011
• Zorg dat geen enkel object (b.v. ontvlambaar materiaal, munten, spelden); of vloeistoffen (water, frisdranken, etc.) in het apparaat doordringen.
..........................................................................................................
012c
• Zet het apparaat onmiddellijk uit, verwijder de adapter uit het stopcontact en vraag om service bij uw verkoper, het dichstbijzijnde Roland Service Center of een geautoriseerde Roland distributeur, zoals is aangegeven op de "Informatie" pagina, als:
• De adapter of het snoer zijn beschadigd; of
• Als er rook of een rare lucht uitkomt; of
• Er objecten erin zijn gevallen, of er vloeistof op
het apparaat is gelekt; of
• Het apparaat is blootgesteld aan regen (of op
een andere manier nat is geworden); of
• Het apparaat niet goed lijkt te functioneren, of
er zich een duidelijke verandering voordoet in het functioneren.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met jonge kinderen is het wenselijk, dat een volwassene supervisie uitoefent, tot het kind in staat is alle regels, die essentieel zijn voor veilig gebruik van het apparaat, te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen schokken (laat het niet vallen!).
..........................................................................................................
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
015
Forceer het snoer van het apparaat niet, als u deze een uitgang wilt laten delen met een te grote hoeveelheid andere apparaten. Wees vooral voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren - de totale hoeveelheid stroom die wordt gebruikt door alle apparaten die u hebt aangesloten op het stopcontact van het verlengsnoer, mag nooit de hoeveelheid stroom (watt/amperes), die is toegewezen aan het verlengsnoer, overschrijden. Overmatige hoeveelheden stroom kunnen het omhulsel van het snoer verhitten, en uiteindelijk doen doorsmelten.
..........................................................................................................
016
Voordat u het apparaat gebruikt in een ander land, raadpleeg eerst uw verkoper, het dichtstbij­zijnde Roland Service Center of een geautomati­seerd Roland distributeur, zoals is aangegeven op de "Informatie" pagina.
..........................................................................................................
023
Speel geen Cd-rom af op een gewone audio Cd-speler. Het resulterende geluid kan van een zodanig niveau zijn, dat het permanent verlies van gehoor kan veroorzaken.
101b
Het apparaat en de adapter plaatst men zodanig dat hun locatie of positie een goede ventilatie niet in de weg zit.
..........................................................................................................
102d
Pak altijd alleen de stekker vast, of de body van de adapter, als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt.
..........................................................................................................
103b
Enige ophoping van stof tussen de adapter en het stopcontact kan resulteren in slechte insulatie en tot brand leiden. Veeg dit soort stof regelmatig weg met een stofdoek. Haal ook de stekker uit het stopcontact als het apparaat langere tijd niet gebruikt zal worden.
..........................................................................................................
104
Probeer te voorkomen dat snoeren en kabels met elkaar in de knoop komen. Snoeren en kabels dienen ook buiten bereik van kinderen te worden geplaatst.
..........................................................................................................
106
Klim nooit bovenop het apparaat, en plaats er ook geen zware objecten op.
..........................................................................................................
..........................................................................................................
107d
Zorg dat u geen natte handen hebt bij het aanraken van de adapter, als u deze aansluit op, of ontkoppelt van, een stopcontact of dit apparaat.
..........................................................................................................
108b
Haal de adapter en alle snoeren van externe apparaten los, voordat u de eenheid verplaatst.
..........................................................................................................
109b
Zet het apparaat uit, en haal de stekker van de adapter uit het stopcontact, voordat u het apparaat schoonmaakt.
..........................................................................................................
110b
Als u vermoedt dat het gaat onweren bij u in de buurt, haal de stekker van de adapter dan uit het stopcontact.
..........................................................................................................
118
Als u de rubberen voetjes verwijdert, zorg dan dat u ze op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen, opbergt, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden ingeslikt.
..........................................................................................................
3

BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN

291a
ILees, naast de items aangegeven onder "VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT" op pagina 2-3, het volgende:
Stroomtoevoer
301
Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomcircuit met welk apparaat dan ook dat lijngeluid genereert (zoals een elektrische motor of een variabel lichtsysteeem).
De adapter zal hitte gaan genereren na lange uren van continu gebruik. Dit is normaal, en geen reden voor bezorgdheid.
Zet voor u deze eenheid aansluit op andere apparaten, alle andere apparaten uit. Dit zal slecht functioneren en/ of schade aan speakers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
351
Het gebruik van het apparaat in de nabijheid van stroom­versterkers kan een bromtoon veroorzaken. Om dit probleem te verhelpen, kunt u de oriëntatie van het apparaat veranderen of plaats het verder weg van de bron die de verstoring veroorzaakt.
Dit apparaat kan de radio- en televisieontvangst verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van zulke ontvangers.
Er kan ruis worden veroorzaakt als draadloze communi­catiemiddelen, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan voorkomen tijdens het krijgen van een telefoontje, of het plegen ervan, of tijdens een telefoongesprek. Als u deze problemen hebt, dient u deze draadloze middelen ergens anders te plaatsen, zodat ze verder weg zijn van het apparaat of ze uit te zetten.
Als het apparaat wordt verplaatst van een locatie naar een andere, waar de temperatuur en/of vochtigheidsgraad heel anders is, kan er condens binnenin worden gevormd. Als u het apparaat probeert te gebruiken onder deze omstandigheden, kan dit schade of slecht functioneren veroorzaken. Daarom dient u, alvorens het apparaat te gebruiken, het eerst een aantal uur laten staan, tot de condens volledig is verdampt.
Onderhoud
401a
Voor de alledaagse schoonmaak veegt u het apparaat schoon met een schone, droge doek of één die een beetje vochtig is gemaakt met water. Om hardnekkig vuil te verwijderen gebruikt u een doekje dat is doordrenkt met een mild, niet-schurend schoonmaakmiddel. Vergeet hierna niet het apparaat zorgvuldig met een zachte, droge doek af te vegen.
Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen van welke soort dan ook om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Extra voorzorgsmaatregelen
553
Wees voorzichtig bij gebruik van de knoppen, schuifjes of andere bedieningswijzen van het apparaat; en ook als u de ingangen en stekkers gebruikt. Ruw gebruik kan leiden tot slecht functioneren.
Sla nooit en druk nooit hard op de display.
Als u alle snoeren aansluit of loskoppelt, houdt dan altijd
de stekker vast en trek nooit aan het snoer.
Probeer het volume van het apparaat op redelijk niveau te houden om uw buren niet te storen (met name laat op de avond).
Als u het apparaat moet vervoeren, verpak het dan in de originele doos (inclusief vulsel), als dit mogelijk is. Anders dient u vergelijkbaar verpakkingsmateriaal te gebruiken.
Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5; wordt apart geleverd). Door andere expressiepedalen aan te sluiten, riskeert u slecht functioneren en/of schade aan het apparaat.
Het gebruik van Cd-rom’s
801
Vermijd aanraking of het krassen op de glimmende onderkant (gecodeerd oppervlak) van het schijfje. Beschadigde of vuile Cd-rom schijfjes kunnen wellicht niet goed worden gelezen. Houdt uw schijfjes schoon met een Cd cleaner, verkrijgbaar in diverse winkels.
204
* Microsoft and Windows are registered trademarks of Microsoft
Corporation.
206c
* Windows® 98 is known officially as: Microsoft® Windows® 98
operating system.
206e
* Screen shots in this documents are reprinted with permission
from Microsoft Corporation.
206f
* Windows® 2000 is known officially as: Microsoft® Windows®
2000 operating system.
206g
* Windows® Me is known officially as: Microsoft® Windows®
Millennium Edition operating system.
206h
* Windows® XP is known officially as: Microsoft® Windows® XP
operating system.
207
* Apple and Macintosh are registered trademark of Apple
Computer, Inc.
209
* MacOS is a trademark of Apple Computer, Inc.
220
* All product names mentioned in this document are trademarks or
registered trademarks of their respective owners.
231
* OMS is a registered trademark of Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is a trademark of Mark of the Unicorn, Inc.
4

Inhoud

VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT
BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN
.... 2
....... 4
Paneel beschrijving .......................... 6
Voorpaneel ...................................................................................6
Achterpaneel ................................................................................7
Signaalrichting............................................................................. 8
Voorbereidingen vóór het uitvoeren
Items, die u bij de hand dient te hebben................................9
Het installeren van het gesplitst element op de gitaar of bas
Over MIDI ....................................................................................9
Voorbeelden voor aansluiten.................................................. 10
Selecteer de gitaar of bas..........................................................10
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
Het spelen van klanken vanaf een klankmodule ............... 11
Aansluitingen .......................................................................11
Het apparaat aanzetten .......................................................11
De invoergevoeligheid (SENSITIVITY) regelen ..............11
Het selecteren van patches..................................................12
Het MIDI kanaal instellen (MIDI CHANNEL)................ 14
Het instellen van het Control Channel (CTL CH)...........15
Uitvoeren op de gitaar.........................................................16
Het aansluiten op de computer.............................................. 17
Het instellen van de MIDI poort........................................17
Het instellen van het pad voor de
MIDI gegevens (MIDI PLAYBACK) .................................17
...... 9
......9
..11
Hoofdstuk 2
Instellingen zelf creëren (Patches)
De instellingen van de invoergevoeligheid.........................18
Het instellen van de sfeer van de uitvoering (PLAY FEEL)
Het pedaal en de wisselfuncties instellen (ASSIGN) ........19
Het verschuiven van
de toonhoogte van de klank (TRANSPOSE) .......................23
Het instellen van het bereik, waarbinnen toonhoogtes
worden veranderd (BEND RANGE)...................................... 23
Het wisselen van klanken op externe apparaten
(PRG CHANGE) ........................................................................ 25
Het dempen van specifieke snaren (STRING MUTE)....... 26
Het opslaan van de instellingen (WRITE)............................ 26
Het kopiëren van patches ........................................................27
........ 18
...18
Chapter 3
Convenient Functions Featured by the GI-20
Tuner............................................................................................28
Het voorkomen van de verzending van
Program Change boodschappen (PC MASK) ......................29
Het opslaan van de patches en systeemparameters
naar een extern apparaat (BULK DUMP). ...........................29
Het ontvangen van gegevens met behulp van
MIDI (BULK LOAD (MIDI)) ..............................................30
Het ontvangen van opgeslagen gegevens via
USB (BULK LOAD (USB)) ..................................................31
Het reduceren van de grootte van een
MIDI Pitch Bend boodschap (BEND DATA THIN) ..........31
Het reduceren van de hoeveelheid Control Change gegevens die wordt uitgezonden
(RECEIVE CONTROL CHANGE DATA THIN) ................32
Het beperken van het bereik van de Bend Range
(BEND RANGE MAX)..............................................................32
Het selecteren van het type USB Driver ...............................33
.... 28
Hoofdstuk 4 Andere functies .......... 34
Het opnieuw instellen naar de
fabrieksinstellingen (Factory Reset)......................................34
Installatie van de Rack Mount adapter .................................34
Het vastmaken van de rubberen voetjes...............................34
Hoofdstuk 5 Bijvoegsels ................. 35
Problemen oplossen.................................................................. 35
Foutmeldingen...........................................................................37
Roland Exclusive Messages..................................................... 38
MIDI implementatie.................................................................40
MIDI Implementatiekaart .......................................................43
Specificaties................................................................................44
Het installeren en instellen
van de driver ................................. 45
IHet installeren en instellen van de Driver
(Windows) ............................................................... 46
IHet installeren en instellen van de Driver
(Macintosh)..............................................................59
Problemen oplossen...............................................65
Index.........................................................................69
Druktechnische afspraken
Woorden tussen vierkante haakjes [ ] zijn instructies voor knoppen.
(Bijvoorbeeld)
[WRITE]: WRITE knop
(p. **) verwijst naar een referentie pagina.
5

Paneel beschrijving

Voorpaneel

fig.00-01
1 3 4 86 7
2 5 9

1. GK IN aansluitpunt

Sluit aan op het gesplitst element, met behulp van de GK
kabel, die bij de GI-20 wordt geleverd.
* Als u vragen hebt over aansluitingen op de diverse GK-
compatibele gitaren die beschikbaar zijn op de markt, kunt u
hi
ermee het beste naar de relevante gitaarbouwer of dealer
gaan.

2. LED display

Hier worden patchnummers, parameterwaarden en
andere informatie afgebeeld.

3. Tuner indicator

Deze geeft aan wanneer de GI-20 in Tuner mode staat.
Als u de gevoeligheid instelt, geeft dit het niveau aan.

4. WRITE knop

Gebruik deze voor het schrijven van patches
(Schrijfprocedure; p. 26). Deze wordt ook gebruikt als de
knop, waarmee Factory Reset (p. 34) en Bulk Dump
worden uitgevoerd (p. 29).
parameterwaarden mee te veranderen.

8. TUNER (STRING SEL) knop

Druk hierop als u de tunerfunctie gebruikt. Gebruik deze
knop om de snaren te selecteren, als u de parameter
bepaalt om elke snaar individueel in te stellen.

9. POWER schakelaar

Hiermee zet u de GI-20 aan en uit.

5. SELECT (EXIT) knop

Gebruik deze knop om de WRITE procedure (pag. 26)
ongedaan te maken, en om functies en parameters mee
te selecteren.

6. PARAMETER knop

Deze wordt gebruikt om de parameter, die dient te
worden ingesteld, te selecteren.

7. PATCH/VALUE knoppen

Gebruik deze om te schakelen tussen patches, en om
6

Achterpaneel

fig.00-02
10 11 12 13 14 15 16 17
10.

Haakje voor het snoer

Haak het snoer van de adapter hier vast, om ervoor te
zorgen dat de adapter niet per ongeluk losschiet.
fig.00-03
* Zet het snoer vast met behulp van het snoerhaakje zoals staat
aangegeven in de illustratie, om onopzettelijke verstoring van
stroomtoevoer naar dit apparaat te voorkomen (als de stekker
er per ongeluk wordt uitgetrokken), en om te vermijden dat er
teveel druk op de stekker van de adapter wordt uitgeoefend.
Paneel beschrijving
14.

EXP PDL (expressiepedaal) ingang

Sluit hier een optioneel expressiepedaal
(zoals de EV-5) aan.
15.

GUITAR OUT uitgang

Deze stuurt het geluid van de normale pickup van de
gitaar of bas uit.
Sluit deze aan op een gitaar- of basversterker of op een
effectprocessor.
16.

MIDI aansluiting (IN/OUT)

Deze aansluiting is bedoeld voor het aansluiten van een
extern MIDI apparaat, en zorgt ervoor dat MIDI
gegevens worden uitgezonden en ontvangen.
11.

Stekker van de adapter

Hier wordt de adapter aangesloten.
Gebruik nooit een andere adapter dan de adapter die is
bijgeleverd. Het gebruik van een andere adapter kan
schade aan het apparaat veroorzaken.
12.

GUITAR/BASS schakelaar

Schakel deze naar gelang het instrument dat u gebruikt.
Zet hem op GUITAR als u een gitaar gebruikt; als u een
bas gebruikt, zet hem dan op BASS.
* Houd er rekening mee dat de GI-20 wellicht niet goed zal
functioneren als deze instelling niet correct is.

13.FOOT SW ingang

Sluit hier een optionele voetschakelaar (zoals de BOSS
FS-5U) aan.
17.

USB aansluiting

Deze aansluiting is bedoeld voor het aansluiten op een
computer met gebruik van een USB kabel.
Er wordt geen USB kabel bij de GI-20 geleverd. U dient apart
een USB kabel te kopen.
7
Paneel beschrijving

Signaalrichting

fig.00-04
Gitaar/Bas
Expressiepedaal
Voetschakelaar
8

Voorbereidingen vóór het uitvoeren

Hoewel de GI-20 gebruikt kan worden met zowel gitaren als bassen, zijn de beschrijvingen hier gebaseerd op de veronderstelling dat u een gitaar of een bas met zes snaren gebruikt. De nummers die de "strings" aanduiden in de beschrijvingen van instellingen en procedures, corresponderen met de 1ste tot en met de 6e snaren van een gitaar, of een gewone bas met zes snaren. Als u een bas met vier of vijf snaren gebruikt, vervang dan de volgende nummers voor diegene die in de handleiding worden besproken.
1ste snaar --­2e snaar 1ste snaar (G) 3e snaar 2e snaar (D) 4e snaar 3e snaar (A) 5e snaar 4e snaar (E) 6th String 5th String (B)

Items die u bij de hand dient te hebben

Om de GI-20 te gebruiken, heeft u een gitaar of bas
nodig, die is uitgerust met een pickup die de signalen voor elke individuele snaar (een gesplitst element) apart kan uitzenden.
De GI-20 bevat geen interne geluidsgenerator, dus zult
u een aparte MIDI geluidsmodule moeten gebruiken.
Bepaal welke spullen u nog meer nodig hebt, door te
kijken naar de aansluitvoorbeelden (p. 10).

Het installeren van het gesplitst element op de gitaar of bas

Bevestig eerst het gesplitst element op uw instrument. Installeer de GK-2A als u een gitaar gebruikt; als u een bas gebruikt, installeer dan de GK-2B. Zie de gebruikershandleiding van de GK-2A of GK-2B voor instructies voor het installeren van de pickup.

Gitaren, die niet gebruikt kunnen worden met de GK-2A/GK-2B

Hoewel het compacte ontwerp van de GK-2A/GK-2B het toestaat om op veel verschillende gitaren geïnstalleerd te worden, is het belangrijk dat u weet dat het installeren bij de volgende gitaren niet mogelijk is:
Gitaren met 12 snaren, pedal steel en andere speciale snaren.
Gitaren met nylon snaren, gut-strung en dergelijke.
Gitaren, waarbij het door hun fysieke uitvoering aan ruimte
ontbreekt om de GK-2A/GK-2B goed aan te sluiten
Verschillende gitaarfabrikanten produceren gitaren die direct op de GR series met een GK kabel kunnen worden aangesloten, zonder het gebruik van een GK-2A/GK-2B. Vraag voor meer informatie uw dealer of de gitaarfabrikanten.

Over MIDI

MIDI staat voor "Musical Instrument Digital Interface", een
wereldwijde standaard die het elektronische instrumenten en
periferieën mogelijk maakt om informatie te delen over
uitvoeringen, het wisselen van geluid en andere functies.
MIDI is een standaard die wordt gedeeld door een grote
diversiteit aan instrumenten van verschillende fabrikanten.
U kunt bijvoorbeeld een MIDI controller van bedrijf A
gebruiken om een klankmodule te spelen van bedrijf B, of
gegevens te verzenden naar een sequencer van bedrijf C.

MIDI boodschappen, die door de GI-20 worden verwerkt

Hierna volgt een lijst met een aantal verschillende types
MIDI boodschappen, die de GI-20 kan verwerken.
Note On boodschappen verschaft informatie over
welke snaar werd bespeeld, en de toonhoogte en kracht
ervan.
Note Off boodschappen verschaft informatie over
wanneer een snaar stopt met vibreren.
Bend boodschappen verschaft informatie over het
zonder haperingen veranderen van de toonhoogte, zoals
tijdens het buigen, vibrato of tappen.
“Bank Select boodschappen en Program Change boodschappen zenden commandos uit voor het
wisselen van patches.
Control Change boodschappen verschaft informatie
over veranderingen in volume en effecten.
System Exclusive (SysEx) boodschappen verschaft
informatie over het uitwisselen van Patchgegevens met
externe instrumenten.
9
Voorbereidingen vóór het uitvoeren

Voorbeelden voor aansluiting

Sluit de diverse apparaten aan op de manier, die in het figuur hieronder wordt afgebeeld, nadat de gitaar of bas is opgesteld.
* De GI-20 kan niet direct worden aangesloten op klankmodules, zelfs niet op die met een USB aansluiting.
fig.00-10
Wanneer gebruikt u de GI-20 als een
Gitaar (Bas-) –synthesizer?
Monitor Speakers
(aan)
MIDI Sound Module MIDI Sound Module
MIDI INGANG
Adapter
(ACI or ACB)
GK KABEL
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
Wanneer gebruikt u de GI-20 als een manier om gegevens in te voeren in de
software van de sequencer?
Monitor Speakers
(aan)
Adapter
(ACI or ACB)
GK KABEL
MIDI INGANG
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
Computer
USB KABEL
Om slecht functioneren en/of schade aan speakers of andere apparaten te voorkomen, zet altijd het volume af, voordat u aansluitingen begint te maken.
Gitaar / Bas

Selecteer de gitaar of bas

Stel de GUITAR/BASS schakelaar op het achterpaneel in op het instrument dat u bespeelt. Schakel naar GUITAR als u een gitaar gebruikt; bij een bas schakelt u naar BASS.
* Houd er rekening mee dat de GI-20 wellicht niet goed zal
functioneren als deze instelling niet correct is.
fig.00-11
Gitaar / Bas
Nadat de GI-20 is aangezet, zal "Gt" (gitaar) of "bG" (bas) enkele seconden knipperen in de display. Hiermee kunt u de status van de GUITAR/BASS schakelaar checken.
* Dit verschijnt niet in de display als de GUITAR/BASS
schakelaarinstelling later wordt veranderd.
GITAAR BAS
* In de fabrieksinstellingen zijn alle patchinstellingen van
de GI-20 geoptimaliseerd voor gitaar.
* Als u een bas gebruikt, kunt u een Factory Reset (p. 34)
uitvoeren en de instellingen zo veranderen, dat ze passen bij de bas.
10

Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen

Het spelen van klanken vanaf een klankmodule

Deze sectie geeft uitleg over hoe de GI-20 op een externe
MIDI klankmodule dient te worden aangesloten, en hoe de
GI-20 kan worden gebruikt als gitaarsynthesizer.

Aansluitingen

fig.01-01
Monitor Speakers
(aan)
MIDI Sound Module
MIDI INGANG
Adapter
(ACI or ACB)
MIDI KABEL
MIDI UITGANG
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Er is een
kort interval (een paar seconden) nodig, nadat het apparaat is
aangezet, voordat het normaal functioneert.
3. Monitor Speakers

Het apparaat uitzetten

1. Zet het volume van de MIDI klankmodule en de
monitorspeakers of andere apparaten uit.
2. Zet de stroomtoevoer naar de versterker of een ander
apparaat uit.
3. Zet de stroomtoevoer naar de MIDI klankmodule en de
GI-20 uit.

De invoergevoeligheid (SENSITIVITY) regelen

Voor de best mogelijke uitvoering is het belangrijk, dat u de
invoergevoeligheid voor elk individueel instrument regelt.
* U kunt maximaal vier sets van gevoeligheidsinstellingen (G1-
G4) opslaan, wat betekent dat het niet nodig is, dat u de
instellingen elke keer opnieuw instelt als u tussen gitaren en
bassen schakelt.
GK KABEL
Gitaar / Bas
Sluit de GI-20 en de externe MIDI klankmodule aan, zoals
wordt aangegeven in het bovenstaande voorbeeld.

Het apparaat aanzetten

Zet de verschillende apparaten aan in de volgorde die wordt
aangegeven. Door de apparaten in de verkeerde volgorde aan te
zetten, riskeert u slecht functioneren en/of schade aan speakers of
andere apparaten.
1. MIDI Sound Module
2. GI-20
fig.01-02
1. Draai de PARAMETER knop naar "GUITAR SEL."
fig.01-03
2. Druk op [PATCH/VALUE] om de plek, waar u de
gevoeligheidsinstellingen (G1-G4) wilt opslaan, te kiezen.
fig.01-04
Als G1 is geselecteerd
3. Druk op [SELECT] om naar het Sensitivity
instellingenscherm te gaan.
Het linkernummer geeft het snaarnummer aan en het
rechternummer geeft de waarde aan van de
gevoeligheidsinstelling.
Het niveau wordt aangegeven door vijf indicatielampjes
aan de bovenkant van de display.
11
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
fig.01-05
Niveau
Snaarnummer Gevoeligheidsniveau
4. Bespeel iedere snaar individueel met maximale kracht,
voor gebruik tijdens de echte uitvoering, en als u de snaar bespeelt, regel dan de gevoeligheid met [PATCH/VALUE] totdat alle vijf de indicatielampjes heel even oplichten.
fig.01-05a
Te laag

Het selecteren van patches

Het wisselen van patches in de GI-20 geeft u de mogelijkheid
om de waarden van instellingen meteen te veranderen en uit
te voeren met behulp van een grote diversiteit aan klanken.

Wat is een Patch?

De verschillende gegevens, die wordt gebruikt tijdens
het uitvoeren met de GI-20, wordt opgeslagen in sets die
"patches" worden genoemd. In elke patch kunt u deze
instellingen meteen reproduceren.
fig.01-06
Patch 50
• BEND RANGE
• TRANSPOSE
• STRING MUTE
• BEND RANGE
• MONO/POLY
• TRANSPOSE
• STRING MUTE
• MONO/POLY
• GUITAR SEL
• PLAY FEEL
Patch 01
• GUITAR SEL
• ASSIGN
• PLAY FEEL
• GUITAR SEL
• PRG CHANGE
• ASSIGN
• PLAY FEEL
• PRG CHANGE
• ASSIGN
• PRG CHANGE
• GUITAR SEL
• PLAY FEEL
Patch 03
• ASSIGN
Patch 02
• PRG CHANGE
• BEND RANGE
• TRANSPOSE
• BEND RANGE
• STRING MUTE
• TRANSPOSE
• MONO/POLY
• STRING MUTE
• MONO/POLY
Alle vijf de indicatielampjes lichten heel even op
5. Als u de instellingen hebt afgemaakt, draai dan de
PARAMETER terug naar "PLAY MODE".
* Gevoeligheid is een systeemparameter. De instellingen worden
automatisch opgeslagen als de geheugens (G1-G4) worden
veranderd of er aan de PARAMETER knop wordt gedraaid,
zelfs zonder dat de Write procedure wordt uitgevoerd.
De instellingen in elk van de geheugens (G1-G4) worden op
alle patches toegepast. Maar elke van de G1-G4 sets die zal
worden gebruikt door elke patch ("Calling up de invoer van
Gevoeligheidsinstellingen", p. 18) is een patch parameter.
Gebruik de Write procedure om deze instellingen op te slaan.

Systeemparameters en Patchparameters

In tegenstelling tot de "patchparameters", waarvan de
instellingen apart naar elke patch kunnen worden
opgeslagen, worden parameters die over het algemeen
worden gebruikt door de GI-20, "systeemparameters"
genoemd. Hieronder volgt een beschrijving van de
verschillende types patchparameters en systeemparameters.
* Patchparameters worden op het voorpaneel in blauw
aangegeven.

Systeemparameters

SENSITIVITY (p. 11)
MIDI BASIC CH (p. 14)
MIDI CTL CH (p. 15)
PC MASK (p. 29)
MASTER TUNE (p. 28)
Systeemparameters worden opgeslagen op de GI-20 als u aan
de PARAMETER knop draait, nadat u de waarden van de
instellingen veranderd hebt.
12
* Nadat u de instellingen hebt veranderd, kunnen ook de MIDI
BASIC CH en MIDI CTL CH in de GI-20 worden opgeslagen.
MIDI PLAYBACK (p. 17)
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
BEND DATA THIN (p. 31)
RECEIVE CONTROL CHANGE DATA THIN (p. 32)
BEND RANGE MAX (p. 32)
USB DRIVER TYPE (p. 33)
Deze parameters worden meteen bij verandering in de GI-20
opgeslagen.

Patch Parameters

GUITAR SEL (p. 18)
PLAY FEEL (p. 18)
ASSIGN (p. 19)
PRG CHANGE (p. 25)
BEND RANGE (p. 23)
TRANSPOSE (p. 23)
STRING MUTE (p. 26)
MONO/POLY (p. 14)
Met de patchparameters wordt de Write procedure (p. 26)
gebruikt om de instellingswaarden naar individuele patches
op te slaan, nadat de instellingen zijn veranderd.

Hoe u van Patches kunt wisselen

Wissel van patches door op [PATCH/VALUE] in "Play
Mode" (p. 16) te drukken.
GM (General MIDI) is een set van aan te raden waarden,
die de manier waarop klanken van een MIDI klankmodule,
het arrangement van interne klanklijsten en andere aspecten
behandelt. GM-compatibele MIDI apparaten die geluid
genereren worden GM klankmodules genoemd. Deze
apparaten zijn in staat nagenoeg dezelfde muzikale
uitvoering te reproduceren, ongeacht de fabrikant of het type
apparaat.

Over de display

De volgende informatie wordt afgebeeld als de GI-20 in Play
modus staat.
fig.01-07
Patchnummer
Punt
Licht op als de instellingen worden veranderd. Knippert als er gegevens worden opgeslagen.
Als de inhoud die wordt afgebeeld drie of meer tekens lang
is, wordt de display gescrolled zoals hieronder wordt
aangegeven.
(Ex.) 440. Hz
fig.01-08
Elke keer dat u op [PATCH/VALUE [up]] drukt,
worden de patchnummers één voor één gewisseld in
opgaande volgorde, van 01 omhoog naar 50.
Elke keer dat u op [PATCH/VALUE [down]] drukt,
worden de patchnummers één voor één gewisseld in
neergaande volgorde, van 50 terug naar 01.

Als u geen patches wisselt

Bij de GI-20 kunnen alleen patches worden in de Play functie
gewisseld. Draai aan de PARAMETER knop om terug te
gaan naar de Play functie als u patches gaat wisselen.
Op het moment van verkoop van de GI-20 is elke van de
patches van de GI-20 ingesteld op compatibiliteit met
GM klankmodules.
Als u de klankmodule instelt op GM functie bij het
gebruik van een GM-compatible klankmodule kunt u
van een diversiteit aan klanken van de GI-20 genieten,
net als toen het apparaat was gekocht.
13
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen

Het MIDI kanaal instellen (MIDI CHANNEL)

Het instellen van de Transmission Mode (MODE/POLY)

De GI-20 heeft twee soorten modes om een MIDI boodschap
mee te verzenden.
fig.01-09
MIDI boodschap
Basis kanaal
e
1
Basis kanaal + 1
e
2
Basis kanaal + 2
e
3
Basis kanaal + 3
e
4
Basis kanaal + 4
e
5
Basis kanaal + 5
e
6
Instrument
Klank
module
MONO
* Bij de fabrieksinstellingen zijn alle patches ingesteld op
MONO.

MONO (MONO MODE)

In deze modus gebruikt elk individueel instrument een apart
kanaal. Daarmee komt het totaal op zes kanalen.
Aangezien elk instrument een apart MIDI kanaal gebruikt,
kunt u verschillende klanken kiezen voor elke snaar, en
steeds de gegevens over de toonhoogte veranderen als u
snaarbuiging en andere speciale technieken met specifieke
snaren gebruikt. Dit vereist echter wel een multi-timbrale
klankmodule.

POLY (POLY MODE)

In deze modus wordt de informatie voor alle zes
instrumenten uitgezonden over één kanaal.
Aangezien de MIDI boodschappen voor alle zes
instrumenten over één enkel kanaal worden uitgezonden,
maakt dit de instelling voor de klankmodule simpeler, en
reduceert het de hoeveelheid MIDI kanalen die worden
gebruikt. Echter, de opties zijn beperkter. Voor alle
instrumenten dient bijvoorbeeld dezelfde klank te worden
geselecteerd.
* De Pitch Bend/Glide en Vibrato intellingen in Assign (p. 19)
functioneren in de POLY modus als volgt:
Als er akkoorden worden gespeeld, veranderen Pitch Bend en
Glide in stappen van een halve noot en Vibrato functioneert
niet. Deze functioneren normaal als u noten individueel speelt.
MIDI boodschap
e
1
e
2
e
3
e
4
e
5
e
6
Instrument
POLY
Basis kanaal
Klank
module
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
2. Druk op [SELECT] om MONO/POLY te selecteren.
Als MONO/POLY is geselecteerd, zal alleen het meest linkse indicatielampje oplichten.
fig.01-11
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om MONO of POLY te
selecteren.
4. Om de instelling te bewaren, dient u de Write
procedure uit te voeren (p. 26). fig.01-12
MONO POLY
* * Als u de instelling niet wilt bewaren, draait u de
PARAMETER knop terug naar "PLAY MODE".
5. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de instellingen.

Het instellen van het MIDI Transmit Channel (BASIC CH)

Hiermee stelt u het MIDI uitzendkanaal (wordt hier "basic channel" genoemd) van de GI-20 in. Stel de MIDI-kanalen in, zoals hieronder wordt aangegeven, afhangend van of de GI-20 in POLY of MONO modus staat.

Als de GI-20 in POLY MODE staat

De gegevens van de uitvoering voor alle snaren worden over het Basic channel uitgezonden.

Als de GI-20 in MONO MODE staat

1e instrument: Uitgezonden over het basis channel.
e
2
sinstrument: Uitgezonden over het basis channel + 1.
e
3
instrument: Uitgezonden over het basis channel + 2.
:
e
6
instrument: Uitgezonden over het basis channel + 5.
14
*
Bij de fabrieksinstellingen zijn alle patches ingesteld op MONO
MODE, en het Basic channel wordt op kanaal 1
ingesteld.
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
2. Druk op [SELECT] om BASIC CHANNEL (BASIC CH)
te selecteren.
Als BASIC CHANNEL is geselecteerd, zullen de twee
indicatielampjes links oplichten.
fig.01-13
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om het nummer van het
Basic channel te selecteren.
fig.01-14
* Aangezien de zes kanalen die in MONO MODE worden
gebruikt opeenvolgend zijn, resulteert het selecteren van
kanalen 1-16 als Basic channel dat het MIDI kanaalnummer
voor het zesde strijkinstrument de toegestane reeks van 1-16
overschrijdt. In dit geval begint de display te knipperen, en
worden de gegevens van de uitvoering verzonden door kanalen
11-16.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar
"PLAY MODE" als u klaar bent met het maken van de instellingen.
* Het Basic channel is een systeemparameter. De instellingen
worden automatisch opgeslagen als er aan de PARAMETER
knop wordt gedraaid, zelfs zonder dat de Write procedure
wordt uitgevoerd, en de instellingswaarden worden toegepast
op alle patches.

Het instellen van het Control Channel (CTL CH)

U kunt een voetschakelaar of een soortgelijk apparaat met de
MIDI IN aansluiting verbinden, om van patches te wisselen
en andere handelingen uit te voeren. Als dit het geval is,
dient u het "control channel" zo in te stellen, dat het MIDI
boodschappen kan ontvangen.
Het control channel is een aangewezen kanaal, en wordt
alleen gebruikt voor het ontvangen van MIDI boodschappen
die over het kanaal worden uitgezonden.
MIDI boodschappen, die over andere kanalen worden
uitgezonden, worden genegeerd.
* Daarentegen, als het control channel op "OMNI mode"
(Omni) wordt ingesteld, worden MIDI boodschappen
ontvangen, ongeacht het kanaal.
* Bij de fabrieksinstellingen is het control channel ingesteld
op "OMNI".
De MIDI IN/OUT van de GI-20 kan onder de volgende condities niet worden gebruikt.
Als MIDI IN en OUT rechtstreeks aan elkaar zijn verbonden
Als de Soft Thru voor de sequencer, die aan de MIDI/OUT is aangesloten, op ON is ingesteld.
In beide gevallen zal de foutmelding "E3" (p. 37) verschijnen, en de GI-20 zal met normaal functioneren stoppen.
De GI-20 kan de volgende MIDI boodschappen over het controlekanaal ontvangen.

Control Change

Control Change boodschappen die ontvangen worden via het controlekanaal, worden uitgezonden via het basiskanaal (in MONO modus, alle uitzendkanalen voor de instrumenten).
Daarbij kunt u de functies die in Assign (p. 19) zijn ingesteld regelen, door Control Changes toe te wijzen aan de algemene (toewijsbare) regelaars 3-8.
General Purpose Controller 3 (CC #18): Expression Pedal
General Purpose Controller 4 (CC #19): Foot Switch 1
General Purpose Controller 5 (CC #80): Foot Switch 2
General Purpose Controller 6 (CC #81): GK Volume
General Purpose Controller 7 (CC #82): S1 Switch
General Purpose Controller 8 (CC #83): S2 Switch
* Deze Control Change boodschappen worden niet extern
uitgezonden naar andere apparaten.
* Voor gegevens die corresponderen met de Foot Switches _ en
S1/S2 Switches, 00h-3Fh worden uitgezonden als 00h (OFF), en 40h-7fh worden uitgezonden als 7fh (ON).
15
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen

Program Change

Deze boodschappen wisselen de patches van de GI-20.
Program Changes 0-49 corresponderen met Patches 1-50
op de GI-20.
* Program Changes 50-127 worden genegeerd.
fig.01-15
Basic
Channel
Control
MIDI
Foot Controller
Channel
Patch
1. Draai de PARAMETER knop naar "MIDI CHANNEL"
fig.01-10
Sound
Module

Uitvoeren op de gitaar

Als u klaar bent met het maken van de instellingen, probeer
dan met de gitaar of bas klanken vanaf de MIDI
klankmodule te spelen.
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY MODE".
2. Speel gitaar of bas.
2. Druk op [SELECT] om CONTROL CHANNEL
(CTL CH) te selecteren.
Als CONTROL CHANNEL is geselecteerd, zullen de
drie indicatielampjes links oplichten.
fig.01-16
brand
3. Druk op [PATCH/VALUE] om het nummer van het
Control channel te selecteren.
Als u de omni modus wilt instellen, selecteer dan "oM".
fig.01-17
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de instellingen.
* Het Control channel is een systeemparameter. De instellingen
worden automatisch opgeslagen als er aan de PARAMETER
knop wordt gedraaid, zelfs zonder dat de Write procedure
wordt uitgevoerd, en de instellingswaarden worden toegepast
op alle patches.
16
Hoofdstuk 1 Probeer wat klanken te spelen

Het aansluiten op de computer

In deze sectie leest u hoe u de GI-20 kunt aansluiten op de
computer met een USB kabel, en deze gebruiken als een
manier om gegevens in te voeren in sequencers en andere
apparaten.
Er wordt geen USB kabel geleverd bij de GI-20. U dient zelf
een USB kabel te kopen.
Druk niet op [SELECT], en sluit (of ontkoppel) geen apparaat
of kabel aan op (of vanaf) de USB kabel tijdens uitvoeringen
of wanneer u sequencers of andere apparaten gebruikt met
de computer. Dit kan slecht functioneren van de computer of
de MIDI klankmodule veroorzaken.
* Volg eerst de instructies in "Het installeren & de setup van de
driver" (p. 45) op om de GI-20 op uw computer te installeren.

Het instellen van de MIDI poort

Deze instelling bepaalt welke MIDI gegevens van de GI-20
door de applicaties van uw computer worden gebruikt.
Selecteer "Roland GI-20 MIDI IN" in het MIDI-apparaat
selectiescherm van de applicatie als ingang apparaat, en
"Roland GI-20 MIDI OUT" als uitgang apparaat.
* Voor instructies over hoe u het ingang apparaat kunt
selecteren, zie de handleiding van de applicatie.
fi

Roland GI-20 MIDI IN

Dit is de poort, die wordt gebruikt voor de invoer van
gegevens van uitvoeringen naar de GI-20, vanaf uw
computer. De invoer hier bestaat uit gitaren en bassen,
uitgerust met GK aansluitingen.

Het instellen van het pad voor de MIDI gegevens (MIDI PLAYBACK)

U kunt de MIDI boodschappen, die worden uitgezonden vanaf de MIDI OUT, wisselen. Stel MIDI PLAYBACK in op "Off" als u uitvoeringsgegevens, die vanaf de GK zijn ingevoerd – direct vanaf de MIDI aansluiting – wilt uitzenden. Als u de MIDI uitvoeringsgegevens van uw computer wilt uitzenden vanaf de MIDI OUT aansluiting van de GI-20, als u bijvoorbeeld de MIDI gegevens van de computer met een externe MIDI klankmodule wilt spelen, stel deze dan in op "On".
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY MODE".
2. Druk op [SELECT] om MIDI PLAYBACK op "On" of
"Off" in te stellen.
[SELECT] licht op als deze op "On" is ingesteld; als [SELECT] op "Off" is ingesteld, is deze onverlicht.
* MIDI PLAYBACK kan niet op "On" worden ingesteld als de computer
en de GI-20 niet zijn verbonden door middel van een USB kabel.

Signaalpaden, die met MIDI PLAYBACK geselecteerd kunnen worden

Als MIDI PLAYBACK op On staat: [SELECT] is opgelicht

fig.01-20
PC
USB MIDI

Roland GI-20 MIDI OUT

Dit is de poort, die wordt gebruikt voor de uitvoer van
gegevens van uitvoeringen naar uw computer, vanaf de
GI-20. Als MIDI PLAYBACK op ON wordt ingesteld,
worden de uitvoeringsgegevens, die de GI-20 van de
computer ontvangt, uitgezonden zoals vanaf de MIDI OUT
aansluiting van de GI-20 (zie "Het instellen van het pad voor
de MIDI gegevens (MIDI PLAYBACK)" p. 17).
Klank
module

Als MIDI PLAYBACK op Off staat: [SELECT] is onverlicht

fig.01-21
PC
USB MIDI
Klank
module
17

Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)

De instellingen van de invoergevoeligheid aangeven.

Selecteer instellingen voor invoergevoeligheid, die passen bij
de gitaar of bas die u gebruikt.
1. Draai de PARAMETER knop naar "GUITAR SEL".
fig.02-01
2. Druk op [PATCH/VALUE] om een instelling van G1
tot G4 te selecteren.
U kunt voor elk van de sets G1-G4 (p. 11) instellingen
voor de invoergevoeligheid maken.
fig.02-02

Het instellen van de sfeer van de uitvoering (PLAY FEEL)

Bij gitaren worden, in tegenstelling tot bij keyboards en
soortgelijke instrumenten, de vibrerende snaren direct
aangeraakt, wat de speler de mogelijkheid geeft om subtiel
controle uit te oefenen over de dynamiek. Om dit aspect van
de gitaar zo goed mogelijk te realiseren, dient u een
"uitvoerrespons" in te stellen voor elke patch die geschikt is
voor zowel de manier waarop het instrument wordt
bespeeld, als de klanken die worden gebruikt.
Deze parameters worden geregeld door "PLAY FEEL".
U kunt bijvoorbeeld een meer natuurlijke dynamische
expressie verkrijgen door PLAY FEEL te veranderen,
afhankelijk of u de snaren met uw vingers of een plectrum
bespeeld.
1. Draai de PARAMETER knop naar "PLAY FEEL"
fig.02-03
Als G1 is geselecteerd
3. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de Write
procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om terug te keren naar
"PLAY MODE" als u de instellingen niet wilt bewaren.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de instellingen.
2. Druk op [PATCH/VALUE] om de waarde te
veranderen.
3. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de Write
procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om naar "PLAY MODE"
terug te keren, als u de instellingen niet wilt bewaren.
4. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE", als u klaar bent met het maken van de instellingen.
18
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)

De PLAY FEEL instellingen en hun effecten

nr: Normaal
Algemeen tokkelen, dus de standaard instelling voor het spelen.
Fi: Vingertokkelen
De instelling voor wanneer u wilt uitvoeren met het gevoel dat vinger­tokkkelen geeft. De gevoeligheid is iets hoger dan normaal.
Hd: Hard tokkelen
Deze instelling is voor diegenen die vrij hard tokkelen, en de gevoeligheid is iets lager dan normaal.
* Als er een probleem is met het gitaararrangement, en de
enige plaatsen waar het gesplitst element GK-2A/GK-2B kan
worden geïnstalleerd te dicht bij de snaren ligt, kunt u ook
het gedrag verbeteren met de instellingen in elke patch.
SF: Zacht tokkelen
Voor tokkelen dat iets zachter is. De gevoeligheid is iets hoger dan normaal.

Het pedaal en de wisselfuncties instellen (ASSIGN)

U kunt diverse functies aan een expressiepedaal (de
optionele EV-5) toewijzen of een voetschakelaar (de
optionele FS-5U), als deze is bevestigd aan de GI-20 of aan de
S1, S2 en GK VOL van de GK-2A/GK-2B.
* Als u een voetschakelaar (de optionele FS-5U) aansluit op het
FOOT SW aansluiting, kunt u de optionele PCS-31
aansluitkabel gebruiken om twee voetschakelaars aan te
sluiten. Alleen FOOT SWITCH 1 is operationeel, als er maar
één FS-5U is aangesloten op het FOOT SW aansluiting.
fig.02-10
PCS-31
white red
FOOT SW 2FOOT SW 1 FOOT SW 1
Expressiepedaal
tP:
Tappend spelen
nd: Geen dynamiek
Als u van veel tokkeltechnieken, zoals tappend spelen (of "rechts spelen"), pulling-off of hammering-on, gebruik maakt, geeft deze instelling een bijzonder stabiele klankexpressie. Het krachtbereik dat kan worden uitgedrukt is niet erg groot.
Met deze instelling krijgt u, ongeacht hoe hard of zacht u speelt, uniform volume en toon. Gebruik deze instelling met tonen als Synth Lead of Organ, als u een gevoel wilt voort­brengen zonder expressie.
FOOT SW 1
FOOT SW 2
* Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal
(EV-5; optioneel).
Door andere expressiepedalen aan te sluiten, riskeert slecht
functioneren en/of schade aan het apparaat.
Zorg er altijd voor dat de GI-20 uitstaat als u een
voetschakelaar of expressiepedaal aansluit of eraf haalt.
Het aansluiten of eraf halen van deze apparaten, terwijl de
GI-20 aanstaat, kan slecht functioneren in de GI-20 of de
MIDI klankmodule veroorzaken.
Stel de polariteitsschakelaar in zoals hieronder is aangegeven.
19
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
1. Draai de PARAMETER knop naar "ASSIGN"
fig.02-11
2. Druk op [SELECT] om de parameter, waarvan u de
instelling wilt veranderen, te selecteren.
De indicatielampjes op de display lichten op, zoals
hieronder, afhankelijk van hoe de parameter wordt
ingesteld.
fig.02-12
brand
Als het expressiepedaal is geselecteerd
brand
Als FOOT SWITCH 1 is geselecteerd
brand
Als FOOT SWITCH 2 is geselecteerd
brand
Als GK V OLUME is geselecteerd
brand
Als de S1/S2 schakelaar is geselecteerd

Functies, die kunnen worden geselecteerd met ASSIGN

Hieronder worden de functies beschreven, die kunnen worden toegewezen aan de controllers.
Controller functie
Expressiepedaal CC#1–31, 64–95, Pitch Bend 1–6,
Vibrato 1–4
Voetschakelaar 1/2
GK volume CC#1–31, 64–95
S1/S2 schakelaar Patch Up/Down, Octave Up/Down
* Als "POLY" als transmissiemodus wordt geselecteerd,
functioneren Pitch Bend/Glide als volgt. Als BEND RANGE (p. 23) op iets anders dan Chromatic wordt ingesteld, verandert Pitch Bend/Glide in stappen van een halve toon als er akkoorden worden gespeeld, en de Vibrato functioneert niet. Deze functioneren normaal als u noten individueel speelt.
Als patches worden gewisseld, wordt er geen signaal verzonden dat de Control Change waarde, die is verzonden met de vorige patch, herstelt. Als dezelfde instellingen daarom worden gebruikt voor zowel de patches vóór en na de wisseling, wordt de status van de controllers overgedragen. Als daarentegen de toewijsinstellingen voor de patch waar u naartoe schakelt anders zijn, kunt u de waarde voor de Control Change, die is verzonden met de eerdere patch, niet meer terughalen. U dient dus met het volgende rekening te houden:
(Voorbeeld) Met CC 7 aan het expressiepedaal toegewezen, staat het
volume uit. Stel, u schakelt naar een nieuwe instelling, dan blijft volume uit, omdat niet door deze instelling geregeld wordt, zelfs als u het expressiepedaal intrapt.
CC#1–31, 64–95, Patch Up, Patch Down, Octave Up, Octave Down, GR Hold1–3, Glide Up 1–8, Glide Down 1–8, Vibrato 1–4
3. Druk op [PATCH/VALUE] om de waarde te
veranderen.
* Zie de volgende sectie: "Functies, die kunnen worden
geselecteerd met Assign (ASSIGN)." voor meer informatie
over de instellingswaarden.
4. Als u de instellingen wilt bewaren, voer dan de
Write procedure (p. 26) uit.
* Draai aan de PARAMETER knop om terug te keren naar
"PLAY MODE" als u de instellingen niet wilt bewaren.
5. Draai de PARAMETER knop terug naar "PLAY
MODE" als u klaar bent met het maken van de instellingen.
20
1–31, 64–95 (MIDI Control Change CC#1–31, CC#64–95)
Verzend Control Change boodschap­pen (#1-#31, #64-#95) vanaf de MIDI OUT. Voor meer over de functies, die worden geregeld met de Control
(Ex.) CC 1
Change boodschappen, zie de "MIDI implementatie" (p. 40) en de handleiding, van de klankmodule.
Pu: Patch Up
Het patchnummer wordt elke keer, als de schakelaar wordt ingedrukt, verhoogd.
Pd: Patch Down
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
Het patchnummer gaat elke keer, dat de schakelaar wordt ingedrukt, naar beneden.
Pt: Patch Up/Down
De S1 schakelaar wordt gebruikt voor de Patch Down functie, en de S2 schakelaar voor de Patch Up functie.
ou: Octave Up
Alle tonen worden, elke keer dat de schakelaar wordt gebruikt, één octaaf ver­hoogd. De toonhoogtes kunnen maximaal drie octaven worden verhoogd.
* * De toonhoogtes van tonen, die op
dat moment worden gespeeld, worden
niet veranderd.
od: Octave Down
Alle tonen worden, elke keer dat de schakelaar wordt gebruikt, één octaaf verlaagd. De toonhoogtes kunnen maximaal drie octaven worden ver­laagd.
* De toonhoogtes van tonen, die op dat
moment worden gespeeld, worden
niet veranderd.
oC: Octave Up/Down
De S1 schakelaar wordt gebruikt voor de Octave Down functie, en de S2 schakelaar voor de Octave Up functie.
* Als de met de Octave Up/Down functie verwisselde tonen in
registers staan die niet speelbaar zijn met MIDI
boodschappen, worden de MIDI boodschappen in de
bruikbare reeks boven of onder die octaaf gebruikt.
uitgezonden.
De klank wordt vastgehouden op het moment, dat u de voetschakelaar in­trapt. De synth klank wordt tijdens het vasthouden niet gespeeld, waardoor u akkoorden kunt vasthouden die met de synth klank worden gespeeld, terwijl u de melodie als gitaar speelt.
H3: GR Hold 3
De klank wordt vastgehouden op het moment, dat u de voetschakelaar in­trapt. Dat u de snaren, die niet worden vastgehouden nog steeds kunt be­spelen, betekent dat u akkoorden die met de vijfde en zesde snaar gespeeld worden, kunt vasthouden met de synth klank. Dit terwijl u de melodie speelt met de eerste tot en met de vierde snaar, ook met de synth klank.
* Als de hold functie aan twee voetschakelaars wordt toegewezen,
en beide schakelaars worden ingedrukt, dan krijgt de hold
functie van de voetschakelaar die het eerst wordt ingedrukt
prioriteit, en de hold functie voor de voetschakelaar die daarna
wordt ingedrukt heeft dan geen effect.
u1: Glide Up 1/d1: Glide Down 1
Als de voetschakelaar wordt inge­drukt, verandert de toonhoogte steeds een halve toon omhoog (omlaag). Laat het pedaal los om terug te keren naar de oorspronkelijke toonhoogte.
u2: Glide Up 2/d2: Glide Down 2
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte steeds een toon omhoog (omlaag). Laat het pedaal los om terug te keren naar de oorspronkelijke toonhoogte.
H1: GR Hold 1
De klanken worden vastgehouden als de voetschakelaar wordt ingedrukt.
Door het pedaal ingedrukt te houden, kunt u de synth klank laten spelen zonder ophouden, zelfs als u van positie (het punt waar de snaar wordt ingedrukt tegen de hals van de gitaar) wisselt of een onsamenhangende reeks tonen speelt. U kunt echter niet tegelijkertijd twee klanken vanaf dezelfde snaar spelen
H2: GR Hold 2
u3: Glide Up 3/d3: Glide Down 3
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte steeds een perfecte vierde toon omhoog (omlaag). Laat het pedaal los om terug te keren naar de oorspronkelijke toonhoogte.
u4: Glide Up 4/d4: Glide Down 4
21
Hoofdstuk 2 Instellingen zelf creëren (Patches)
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte steeds een perfecte vijfde toon omhoog (omlaag). Laat het pedaal los om terug te keren naar de oorspronkelijke toonhoogte.
u5–u8: Glide Up 5–8/d5–d8: Glide Down 5–8
Als de voetschakelaar wordt inge­drukt, verandert de toonhoogte steeds een octaaf omhoog (omlaag). Laat het pedaal los om terug te keren naar de oorspronkelijke toonhoogte.
Hoe hoger de numerieke set, hoe minder tijd het kost om de verandering in toonhoogte te volbrengen.
Als het pedaal wordt ingedrukt, verandert de toonhoogte tot aan een octaaf omhoog (maximaal).
b4: Pitch Bend 4
Als het pedaal wordt ingedrukt, gaat de toonhoogte tot aan een halve toon omlaag(maximaal).
b5: Pitch Bend 5
Als het pedaal wordt ingedrukt, gaat de toonhoogte tot aan een hele toon omlaag(maximaal).
b6: Pitch Bend 6
Als het pedaal wordt ingedrukt, gaat de toonhoogte tot aan een octaaf omlaag(maximaal).
V1–V4: Vibrato 1–4
b1: Pitch Bend 1
b2: Pitch Bend 2
Door het pedaal in te drukken, past u vibrato (een effect dat de toonhoogte op cyclische wijze verandert) toe. Het effect wordt heftiger als de waarde wordt verhoogd.
* Als u het expressiepedaal voor dit
effect gebruikt, verandert de diepte
van de vibrato met de hoek, waarin
het pedaal staat.
Als het pedaal wordt ingedrukt, gaat de toonhoogte tot aan een perfecte vierde toon omhoog (maximaal).
Als het pedaal wordt ingedrukt, gaat de toonhoogte tot aan een perfecte vijfde toon omhoog(maximaal).
* Wanneer "POLY" (p. 14) als transmissiemodus wordt
geselecteerd, komen de veranderingen in toonhoogte met Glide
en Pitch voor in halve tonen, wanneer twee of meer noten
samen worden gespeeld, en Vibrato functioneert dan niet.
* MIDI Pitch Bend boodschappen worden gebruikt voor Glide
en Pitch Bend. Als de verandering in toonhoogte de BEND
RANGE (p. 23) die is ingesteld op Glide of Pitch Bend
overschrijdt, zal de Glide of Pitch Bend worden afgebroken,
en opnieuw worden gestart.
Zorg dat het buigbereik op 24 of Chromatic (C1-C3)
is ingesteld, als u Glide of Pitch Bend gebruikt.
Echter, als BEND RANGE MAX (p.32) op 12 wordt
ingesteld, worden Glide en Pitch Bend geretriggered als de
toonhoogte met een octaaf of meer omhoog of omlaag gaat.
b2: Pitch Bend 3
22
Loading...
+ 49 hidden pages