Roland D2 User Manual [nl]

Roland D2 User Manual

Gebruikershandleiding

Wij danken en u voor en feliciteren u met uw keuze van de Roland D2 Groovebox.

Gelieve volgende paragrafen aandachtig te lezen vooraleer u het toestel gebruikt: “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (pg. 2–3) en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (pg. 4). Deze paragrafen bevatten belangrijke informatie omtrent het juiste gebruik van het toestel. Daarnaast is het aangewezen de bij uw nieuwe toestel ingesloten gebruikershandleiding volledig te lezen om er zeker van te zijn dat u van elk kenmerk iets heeft opgestoken. Bewaar uw handleiding als handig naslagwerk.

Enkele klanken spelen om te starten!

2

3

1

1.Druk op de [ ] knop om het patroon te starten.

2.Druk op de [VINYL] knop.

3.Maak een cirkelvormige beweging met uw vinger in het D-FIELD.

Copyright © 2001 ROLAND CORPORATION

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze publicatie mag onder geen enkele vorm worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toelating van ROLAND CORPORATION.

Veilig gebruik van het toestel

VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL

INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN

OverWAARSCHUWING en OPGEPAST

Wordt gebruikt voor instructies die de WAAR- gebruiker wijzen op levensgevaar of

SCHUWING ernstige verwondingen bij onjuist gebruik van het toestel.

Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op het risico op verwondingen of materiële schade bij onjuist gebruik van het toestel.

OPGEPAST

* Materiële schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten die aan het huis en de hele inboedel, huisdieren inbegrepen, worden toegebracht.

Over de Symbolen

Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waarschuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.

Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool hier links betekent dat het toestel nooit mag worden gedemonteerd.

Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden uitgetrokken.

NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT

Waarschuwing

• Lees onderstaande instructies en de gebruikershandleiding vooraleer u dit toestel gebruikt.

..........................................................................................................

002c

• Open het toestel en de AC-adaptor niet (of wijzig er niets aan).

..........................................................................................................

003

Probeer het toestel niet te herstellen of er onderdelen van te vervangen (behalve wanneer er in dit handboek specifieke instructies worden gegeven om dit wel te doen). Alle onderhoud moet worden gedaan door uw leverancier, het dichtstbijzijnde

Roland Service Center of een erkende Roland verdeler,

zoals deze op de “Informatiepagina” staan aangegeven.

..........................................................................................................

004

• Het toestel niet gebruiken of opslaan in plaatsen die:

• onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in een gesloten voertuig, dicht bij warmteleidingen of bovenop een warmtebron,

vochtig zijn (bv., baden waskamers, op natte vloeren),

nat zijn,

blootgesteld zijn aan regen,

stoffig zijn,

•onderhevig zijn aan hevige trillingen.

..........................................................................................................

Waarschuwing

007

Zorg er voor het toestel steeds waterpas op te stellen zodat het stabiel staat. Plaats het nooit op een wiebelende standaard of op een hellend oppervlak.

..........................................................................................................

008c

•Gebruik uitsluitend de AC-adaptor die met het toestel werd meegeleverd. Zorg er ook voor dat de lijnspanning van de installatie overeenkomt met

de inkomende spanning die op de AC-adaptor

staat vermeld. Andere AC-adaptors kunnen een andere polariteit hebben of ontworpen zijn voor

een andere spanning, zodat hun gebruik kan

leiden tot schade, slecht functioneren, of een elektrische schok.

..........................................................................................................

009

Het stroomsnoer niet overmatig draaien of buigen en er geen zware voorwerpen op plaatsen. Dit kan het snoer beschadigen en kan kortsluiting veroorzaken. Beschadigde stroomsnoeren vormen

een risico op brand en elektrische schokken!

..........................................................................................................

010

Dit toestel kan -op zichzelf of in combinatie met een versterker en een hoofdtelefoon of luidsprekersklankniveaus produceren die permanent gehoorverlies kunnen veroorzaken. Werk nooit gedurende een langere tijd aan een hoog of oncomfortabel volume. Als uw gehoor

vermindert of als u gefluit hoort, moet u onmiddellijk met het gebruik van het toestel stoppen en een oorarts raadplegen.

..........................................................................................................

2

Waarschuwing

•Zorg er voor dat er geen voorwerpen (bv., brandbare materialen, munten, pennen) of vloeistoffen (water, limonade, enz.) in het toestel binnendringen.

..........................................................................................................

012c

Zet onmiddellijk de stroom uit, verwijder de ACadaptor van de uitgang en raadpleeg uw leverancier, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland verdeler, zoals deze op de “Informatiepagina” staan aangegeven wanneer:

de AC-adaptor, het stroomsnoer of de stekker beschadigd is;

er voorwerpen of vloeistoffen in het toestel zijn geraakt,

het toestel aan regen is blootgesteld of op een andere manier nat geworden is,

het toestel schijnbaar niet normaal werkt of een opmerkelijke verandering in de werking

vertoont.

..........................................................................................................

013

• In gezinnen met kleine kinderen moet een volwassene de kinderen begeleiden tot ze in staat zijn om alle regels te volgen die essentieel zijn om het toestel veilig te gebruiken.

..........................................................................................................

014

• Bescherm het toestel tegen zware schokken. (Laat het niet vallen)!

..........................................................................................................

015

Sluit het stroomsnoer van het toestel niet samen aan op een uitgang van een onredelijk aantal andere toestellen. Wees vooral voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren—het totale vermogen dat gebruikt wordt door alle toestellen die op het verlengsnoer zijn aangesloten, mag het vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer niet

overschrijden. Te hoge belastingen kunnen de isolatie van het verlengsnoer doen opwarmen en mogelijk doen smelten.

..........................................................................................................

016

Raadpleeg uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland

verdeler, die u vindt op de “informatiepagina”, vooraleer u het toestel in het buitenland gebruikt.

..........................................................................................................

Veilig gebruik van het toestel

Opgepast

101b

• Stel het toestel en de AC-adaptor op in een plaats waar voldoende ventilatie is.

..........................................................................................................

102d

Alleen de stekker van het AC-adaptorsnoer vastnemen wanneer men deze op het toestel wil inof uitpluggen.

..........................................................................................................

103b

Koppel de AC-adaptor los wanneer het toestel gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.

104

• Zorg er voor dat snoeren en kabels niet in de war raken. De snoeren en kabels moeten ook buiten het bereik van kinderen worden gelegd.

..........................................................................................................

106

Plaats geen zware voorwerpen op het toestel en ga er niet op staan.

..........................................................................................................

107d

• De AC-adaptor of zijn stekkers nooit met natte

handen vastnemen wanneer men deze op het toestel inof uitplugt.

..........................................................................................................

108b

• Koppel de AC-adaptor en alle snoeren los van het toestel en ontkoppel alle snoeren van externe toestellen vooraleer u het toestel verplaatst.

..........................................................................................................

109b

• Zet de stroom uit en koppel de AC-adaptor los vooraleer u het toestel reinigt (pg.11).

..........................................................................................................

110b

• Bij kans op onweer moet u de AC-adaptor loskoppelen.

..........................................................................................................

3

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Gelieve naast de onderwerpen beschreven in “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” op pagina 2-3, eveneens het volgende te lezen en in acht te nemen:

Stroomtoevoer

Dit toestel mag niet worden gebruikt op hetzelfde stroomcircuit van eender welk toestel dat lijnruis genereert (zoals

een elektrische motor of een variabel verlichtingssysteem).

302

De AC-adaptor wordt warm wanneer hij lange tijd aanhoudend wordt gebruikt. Dit is normaal en mag geen

reden geven tot ongerustheid.

307

Zet de stroom van alle toestellen uit vooraleer dit toestel op andere toestellen aan te sluiten. Op deze manier voorkomt u het slecht functioneren en/of beschadiging van luidsprekers of andere apparatuur.

Plaatsing

352

Dit apparaat kan interfereren met radioen televisieontvangst. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van zulke

ontvangers.

354a

Het toestel niet blootstellen aan direct zonlicht, niet in de buurt plaatsen van apparaten die warmte afgeven, laat het niet achter in een afgesloten voertuig of stel het niet bloot aan extreme temperaturen. Overmatige hitte kan het

toestel vervormen of ontkleuren.

355

Gebruik het toestel niet op natte plaatsen (waar het is blootgesteld aan regen of ander vocht) om een mogelijke panne te vermijden.

Onderhoud

401a

Voor de alledaagse schoonmaak reinigt men het toestel met een zachte, droge doek of met een doek die met een beetje water is bevochtigd. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil gebruikt u een doek die in een zachte, niet-bijtende detergent is gedrenkt. Daarna het toestel

grondig afdrogen met een zachte, droge doek.

402

Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om ontkleuring en/of vervorming te voorkomen.

Bijkomende voorzorgsmaatregelen

551

Gelieve op te merken dat het mogelijk is dat de geheugeninhoud onherroepelijk verloren gaat omwille van het slecht functioneren of een onjuist gebruik van het toestel. Om uzelf tegen het risico van gegevensverlies te beschermen, raden wij aan regelmatig op een ander MIDItoestel (b.v. een sequencer) een backup-kopie te maken van de belangrijke gegevens die u in het geheugen van het

toestel hebt opgeslagen.

552

552

Er bestaat, jammer genoeg, steeds een kans dat de gegevens die in het geheugen van het toestel en in een ander MIDI-toestel (b.v. een sequencer) zijn opgeslagen niet meer kunnen worden hersteld eens ze verloren zijn gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor zulk verlies van gegevens.

553

Behandel de knoppen, schuiven en andere controlefuncties, eveneens als de jacks en de connectoren van het toestel met de nodige voorzichtigheid. Een ruwe behan-

deling kan leiden tot een slechte werking.

554

• Nooit op de display slaan of er sterke druk op uitoefenen.

556

Bij het aansluiten of afkoppelen van de kabels moet de connector zelf vastgenomen worden - nooit aan de kabel trekken. Op deze manier wordt kortsluiting en bescha-

diging van de interne elementen van de kabel voorkomen.

558a

Probeer het volume van het toestel binnen redelijke perken te houden zodat de buren niet gestoord worden. Misschien verkiest u het gebruik van een hoofdtelefoon, waardoor u zich geen zorgen moet maken over degenen

die u omringen (vooral ‘s avonds laat).

559a

Wanneer u het toestel moet vervoeren, moet het indien mogelijk in de oorspronkelijke verpakking (samen met de pads) worden ingepakt. Is dit niet mogelijk, dan moet u

gelijkaardige verpakkingsmaterialen gebruiken.

562

4

Inhoud

 

BELANGRIJKE OPMERKINGEN ...........................................................

4

Kenmerken van de D2 ...........................................................................

8

Hoe gebruikt u dit handboek ................................................................

9

Overeenkomsten in dit handboek ................................................................................................

9

Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken....................................

10

Bovenpaneel ..............................................................................................................................................

10

Achterpaneel .............................................................................................................................................

11

De stroom aanen uitzetten....................................................................................................................

11

Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2......................................................

12

Structuur van de D2 ................................................................................................................................

12

Het sequencer-gedeelte ................................................................................................................

12

Het klankgeneratorgedeelte .......................................................................................................

12

Het D-FIELD ..................................................................................................................................

12

Het verschijnen van karakters en getallen............................................................................................

13

Een waarde in grote stappen veranderen.............................................................................................

13

Uw instellingen bewaren.........................................................................................................................

13

De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ..............................................................................

14

Hoofdstuk 2. Patronen spelen ............................................................

15

Basis van het spelen van een patroon....................................................................................................

15

Aanduiding van het patroonnummer........................................................................................

15

Een patroon selecteren .................................................................................................................

15

Patronen afspelen..........................................................................................................................

15

De BPM (tempo) veranderen.......................................................................................................

16

Een part of ritmetoon uitzetten ...................................................................................................

16

Een klank selecteren (Patch/Ritmeset) .................................................................................................

18

Een patch bewaren ...................................................................................................................................

18

De instellingen van elke part wijzigen (Part Edit)...............................................................................

19

Een patroon bewaren ...............................................................................................................................

20

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD ...................................................................

21

Wat is het D-FIELD? ................................................................................................................................

21

Basisgebruik van het D-FIELD ...............................................................................................................

22

Een functie selecteren ...................................................................................................................

22

Memoriseren van de plaats waar u uw vinger losliet (Hold).................................................

22

Het volume van de SOUND-modus instellen ..........................................................................

22

De instellingen van het D-FIELD veranderen...........................................................................

22

SOUND-modus ........................................................................................................................................

23

Een frase afspelen (RPS: Realtime Phrase Sequence)...............................................................

23

Improviseren op een akkoordenschema (ADLIB)....................................................................

24

Speciale draaitafeleffecten toepassen (VINYL-FX: Vinyl Effects)..........................................

25

Verschillende uitzeteffecten toepassen (ASSIGN 1: MUTE-FX: Mute Effects) ....................

25

Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 1) .................................................................

26

Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 2) .................................................................

27

Tabel van STYLE/MOTIF/BEAT PATTERN .....................................................................................

29

Een patroon opnieuw oproepen (ASSIGN 1: PATTERN CALL)...........................................

30

De klank van een patch beluisteren (ASSIGN 1: PATCH PREVIEW) ..................................

31

Een monofone synthesizerklank spelen (ASSIGN 1: SOLO SYNTH) ...................................

31

Ritme-instrumenten/toonladders spelen (ASSIGN 1: KEYBOARD PAD) ..........................

32

XY-modus ..................................................................................................................................................

33

De helderheid van de klank veranderen/Karakter geven aan de klank (FILTER).............

33

Speciale effecten toepassen op de klank (MFX)........................................................................

33

Het volume van de parts veranderen (X-FADER) ...................................................................

34

5

Inhoud

De klank in een tijdsverloop doen veranderen (ASSIGN 2: ENVELOPE) ...........................

34

Een cyclische verandering toepassen op de klank (ASSIGN 2: LFO)....................................

36

De toonhoogte of de vibratodiepte veranderen (ASSIGN 2: BENDER) ...............................

36

Het ritmegevoel van een patroon veranderen (ASSIGN 2: QUANTIZE).............................

37

De reverb-diepte veranderen (ASSIGN 2: REVERB) ...............................................................

39

De delay-diepte veranderen (ASSIGN 2: DELAY)...................................................................

39

Een extern MIDI-toestel sturen (ASSIGN 2: EXT CTRL: External Control) .........................

39

SPIN-modus .............................................................................................................................................

40

De klank veranderen zoals op een draaitafel (VINYL) ...........................................................

40

Het tempo veranderen (BPM) .....................................................................................................

40

Een snare roll doen klinken (SD ROLL).....................................................................................

41

Het aantal klinkende noten veranderen (ASSIGN 3: STEP MUTE) ......................................

41

De stereopositie van de klank veranderen (ASSIGN 3: PAN) ...............................................

41

Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects) ...............

42

Reverb (galm)............................................................................................................................................

42

Reverb aan/uitzetten....................................................................................................................

42

Gedetailleerde instellingen maken .............................................................................................

42

Delay (Voegt echo’s toe aan de klank) ..................................................................................................

43

Delay aan/uitzetten......................................................................................................................

43

Gedetailleerde instellingen maken .............................................................................................

43

Multi-Effecten (MFX) ...............................................................................................................................

44

De multi-effecten aan/uitzetten .................................................................................................

44

Gedetailleerde instellingen maken .............................................................................................

44

Hoofdstuk 5. Frasen verplaatsen om een ander patroon te verkrijgen (MEGAMIX) 58

Frasen verplaatsen....................................................................................................................................

58

Het D-FIELD gebruiken voor MEGAMIX.................................................................................

58

Het herwerkte patroon bewaren ............................................................................................................

59

Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren .....................................

60

Een patroon creëren .................................................................................................................................

60

Opnemen tijdens uw uitvoering (Realtime Recording) ..........................................................

60

Noten één voor één ingeven (Step Recording) .........................................................................

62

Een patroon bewerken (Pattern Edit) ....................................................................................................

65

Basisprocedure voor het bewerken van een patroon...............................................................

65

Een patroon kopiëren (Pattern Copy) ........................................................................................

66

Ongewenste gegevens wissen (Erase)........................................................................................

67

Ongewenste maten verwijderen (Delete Measure)..................................................................

67

Blanco-maten invoegen (Insert Measure)..................................................................................

67

De toonhoogte veranderen (Transpose) ....................................................................................

67

De kracht van de noten veranderen (Change Velocity) ..........................................................

68

De lengte van de noten veranderen (Change Gate Time).......................................................

68

Nauwkeurige aanpassingen maken in de timing (Shift Clock) .............................................

68

Overbodige gegevens uitdunnen (Data Thin) ..........................................................................

68

Een quantize-patroon creëren (Edit Quantize).........................................................................

68

Een patroon bewaren....................................................................................................................

68

Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren..............................................

69

Een song spelen ........................................................................................................................................

69

Een song creëren (Song Recording) .......................................................................................................

70

Een ongewenste stap wissen (Step Delete)................................................................................

70

Een stap invoegen (Step Insert)...................................................................................................

71

Een song bewerken (Song Edit)..............................................................................................................

71

Een song wissen (Song Clear) .....................................................................................................

71

Een song kopiëren (Song Copy)..................................................................................................

72

Een song bewaren .........................................................................................................................

72

6

Inhoud

Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen ...............

73

Systeeminstellingen maken (System) ....................................................................................................

73

Klankgeneratorinstellingen .........................................................................................................

73

Sequencer-instellingen .................................................................................................................

74

MIDI-verzendinstellingen............................................................................................................

76

Tabel van verzonden gegevens...................................................................................................

76

MIDI-ontvangstinstellingen ........................................................................................................

77

Gevorderd gebruik met behulp van MIDI............................................................................................

78

Over MIDI ......................................................................................................................................

78

De D2 samen met een extern MIDI-toestel gebruiken.............................................................

79

Synchronisatie met een extern MIDI-toestel .............................................................................

80

Gegevens bewaren in een externe sequencer (Bulk Dump) ...................................................

81

Problemen oplossen............................................................................

82

Foutmeldinglijst ...................................................................................

83

Lijst van vooringestelde patches .......................................................

84

Lijst van vooringestelde ritmesets.....................................................

86

Lijst van vooringestelde patronen .....................................................

92

RPS patroonlijst ...................................................................................

94

RPS instellijst .......................................................................................

95

Profielen van patrooncomponisten....................................................

96

Golfvormlijst.........................................................................................

97

Specificaties .........................................................................................

98

Index......................................................................................................

99

7

Kenmerken van de D2

D-FIELD-sturing voor een totale expressievrijheid

De nieuw ontwikkelde “D-FIELD-controller” bevindt zich in het midden van het paneel. Met de drie bedieningswijzen (SOUND/XY/SPIN) kan u frasen en klanken op een volkomen vrije manier sturen: door de controller gewoon aan te raken, door de controller van boven naar onder of van links naar rechts te scratchen, of door de controller te doen draaien als een draaitafel. Hierdoor worden uitvoeringsmogelijkheden gecreëerd die tot nu toe niet beschikbaar waren.

Hoogperformante klank-synthese motor

Voor de klankgeneratie beschikt de D2 over een hoogperformante synthesizer-module die equivalent is aan de synthesizermodule van de MC-505. Een rijk assortiment van parameters, met inbegrip van precisiefilters en ADSR-type envelopes, kan door de D-FIELD-controller worden gestuurd om nieuwe klanken te creëren. De D2 kan ook worden gebruikt als een multitimbrale klankmodule met acht parts.

De nieuwste patronen en klanken zorgen voor een voorsprong in bijna elke scene

De 157 ingebouwde preset-patronen en de 232 patronen voor gebruik met RPS (originele patronen en single-track gegevens die extracten zijn uit de preset-patronen) bevatten stijlen waaronder techno, house en hip-hop en zijn klaar voor onmiddellijk gebruik. De D2 alleen volstaat om de meeste stijlen te behandelen. Daarenboven werden uit klassieke instrumenten zoals de TB-303, TR-808/909, JUNO en JUPITER zorgvuldig 600 klanken en 30 ritmesets geselecteerd die onmisbaar zijn voor dancemuziek, zodat u die klanken kan gebruiken die bij uw muziek-scene passen. Originele klanken en patronen die u zelf creëert, kunnen eveneens in het interne geheugen worden bewaard en om het even wanneer worden opgeroepen.

Met de MEGAMIX-functie kan u originele patronen creëren op een remix-manier

De D2 is uitgerust met een vernieuwde versie van de MEGAMIX-functie die op de MC-505 zo populair was. U kan originele patronen creëren door frasen van verschillende parts, zoals drums en bas, op te roepen en te mixen. Met behulp van de D- FIELD-controller of de VALUE-schijf kan men snel en gemakkelijk patronen creëren.

Nieuw type van step recording

De D2 is voorzien van een nieuw type van step recording. Gebruik de 32 indicatoren op het paneel om het invoegpunt te bepalen en gebruik het REC FUNCTION-gedeelte en de D-FIELD-controller om dat punt direct te bewerken. Het creëren van originele patronen vanuit het niets is nu nog gemakkelijker dan ooit tervoren. Daarenboven kan men door D-FIELD- opnamen de handelingen van de D-FIELD-controller exact opnemen zoals ze werden uitgevoerd en kan men eveneens realtime recording toepassen met behulp van een extern klavier of een andere MID-bron.

8

Hoe gebruikt u dit handboek

Het handboek van de D2 is als volgt gestructureerd.

Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de klankgenerator en de sequencer van de D2 zijn georganiseerd en wordt de basiswerking verklaard. Als u dit hoofdstuk leest, krijgt u een algemeen inzicht in de D2.

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

In dit hoofdstuk worden de meeste basishandelingen uitgelegd die op de D2 worden gebruikt: hoe men patronen moet spelen, het tempo moet aanpassen en de klanken moet uitzetten. Dit hoofdstuk moet u zeker lezen.

Hoofdstuk 3. De D-FIELD-controller gebruiken

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe men de D-FIELD controller moet gebruiken. Dit hoofdstuk moet u zeker lezen.

Hoofdstuk 4. Effecten toepassen op de klanken (Effects)

Dit hoofdstuk verklaart de verschillende soorten effecten en de manier waarop deze gebruikt moeten worden. Lees dit hoofdstuk wanneer u de arpeggiator wil gebruiken.

Hoofdstuk 5. Frasen verplaatsen om een ander patroon te verkrijgen (MEGAMIX)

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u MEGAMIX moet gebruiken om frasen in een patroon te verplaatsen. Lees dit hoofdstuk wanneer u MEGAMIX wil gebruiken om patronen te creëren.

Hoofdstuk 6. Een origineel patroon creëren

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe men de RPS functies moet gebruiken en hoe men eigen frasen moet toewijzen. Lees dit hoofdstuk wanneer u de RPS-functie wil gebruiken.

Hoofdstuk 7. Songs spelen en creëren

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe men songs moet spelen, opnemen en bewerken. Lees dit hoofdstuk wanneer u songs wil gebruiken.

Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDI-toepassingen

In dit hoofdstuk worden de instellingen uitgelegd die van toepassing zijn op de D2 in zijn geheel, zoals de afstelling en synchronisatie en de manier waarop de D2 samen met externe MIDI-toestellen moet gebruikt worden. Lees dit hoofdstuk indien nodig.

Bijlagen

Raadpleeg dit hoofdstuk wanneer de D2 niet werkt zoals verwacht, of wanneer er een foutmelding verschijnt. Dit hoofdstuk bevat eveneens informatie zoals parameterlijsten en de MIDI-implementatie.

Overeenkomsten in dit handboek

In dit handboek zijn teksten en symbolen tussen vierkante haken [ ] een aanduiding van knoppen of schijven op het paneel. (Voorbeeld) [EDIT]: Edit-knop

9

Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk 8 7 6 5 4 3 2 1

Bijlagen

Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken

Bovenpaneel

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

8

 

 

9

 

10

11

6

12

7

1.VOLUME-knop

Deze knop past het volume aan van de D2 in zijn geheel.

2.Scan-indicatoren van de slag

Deze indicatoren tonen de plaats van de playback/ opname in de maat van het patroon of de song.

3.DISPLAY-knop

Doet de display veranderen. Telkens u op de knop drukt, verspringt de display tussen BPM, patchnummer, informatie over het D-FIELD en het originele scherm (b.v. de display van het patroonnummer).

4.VALUE-schijf, ENTER/EXIT-knop

Deze worden gebruikt om patronen of songs om te wisselen (pg. 15, pg. 69) of om instellingen te wijzigen.

5.Part-knoppen

Deze worden gebruikt om te selecteren of elke part zal klinken (pg. 16) of om de part te selecteren waarvan u de instellingen wil bewerken (pg. 19).

6.REC FUNCTION-knoppen

7.D-FIELD

U kan een groot aantal effecten produceren wanneer u deze zone met uw vinger aanraakt (pg. 21).

8.WRITE-knop

Gebruik deze om de door u gewijzigde instellingen te bewaren.

9.SYSTEM-knop

Gebruik deze knop wanneer u instellingen wil veranderen die op de D2 in zijn geheel van toepassing zijn (pg. 73).

10.Mode-knoppen

Deze knoppen wisselen tussen de Pattern-modus (pg. 15), Song-modus (pg. 69) en de MEGAMIX-modus (pg. 58).

11.Effect-schakelaars

Dit zijn aan/uit schakelaars voor Reverb (pg. 42), Delay (pg. 43) en Multi-effect (pg. 44).

12.Sequencer-gedeelte

Bij de opname van een patroon worden deze knoppen gebruikt voor het maken van instellingen voor de noten die ingevoerd worden (pg. 63).

Deze knoppen worden gebruikt om een patroon of song af te spelen of op te nemen (pg. 15, pg. 69).

10

Paneelbeschrijvingen/ Aansluitingen maken

Achterpaneel

*Om slecht functioneren en/of schade aan de luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, moet u steeds het volume omlaag draaien en de stroom van alle toestellen uitzetten vooraleer u aansluitingen maakt.

1

2

3

 

 

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AC-adaptor

Snoerhaak

1.POWER-schakelaar

Deze zet de stroom aan/uit.

2.AC adaptor-jack

Sluit de meegeleverde AC adaptor aan op deze jack.

*Om een onverwachte stroomonderbreking van uw toestel te voorkomen (moest de stekker per ongeluk worden uitgetrokken) en om overbodige belasting van de AC adaptor jack te vermijden, moet u het stroomsnoer vastmaken aan de snoerhaak, zoals in de afbeelding wordt getoond.

3.MIDI-connectoren (IN, OUT)

Deze connectoren worden gebruikt wanneer u de D2 wil gebruiken om externe klankgenererende toestellen te bespelen, een externe sequencer wil gebruiken om de klankgenerator van de D2 te doen klinken, of wanneer u de instellingen van de D2 wil bewaren of opladen.

Stereo hoofdtelefoon

Naar mengtafel, versterker

*Zie Hoofdstuk 8. Systeeminstellingen en MIDItoepassingen (pg. 73) voor details betreffende MIDItoestellen.

4.OUTPUT-jacks (L, R)

Sluit deze jacks aan op uw mengtafel of versterker.

5.Hoofdtelefoon-jack

Op deze jack kan een stereo-hoofdtelefoon worden aangesloten. Ook wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten, wordt de klank nog steeds door de OUTPUT-jacks uitgestuurd.

6.Veiligheidsgleuf () http://www.kensington.com/

De stroom aanen uitzetten

*Wanneer u de aansluitingen heeft gemaakt, moet u de stroom van de verschillende toestellen in de opgegeven volgorde aanzetten. Wanneer u de toestellen in de verkeerde volgorde aanzet, bestaat er kans op slecht functioneren en/of beschadiging van de luidsprekers en van de andere toestellen.

1.Zorg er voor dat alle volumesturingen van de D2 en de aangesloten toestellen op “0” staan.

2.Zet de [POWER] schakelaar van de D2 op ON.

3.Zet het toestel aan dat op de OUTPUT-jacks is aangesloten.

4.Pas de volumeniveaus van de toestellen aan.

*Dit toestel is uitgerust met een beveiligingscircuit. Na het aanzetten is er een korte tijdspanne (enkele seconden) nodig vooraleer het toestel normaal werkt.

De stroom uitzetten

Vooraleer u de stroom uitzet, moet u het volume van elk toestel in uw systeem omlaag zetten en daarna de toestellen UITZETTEN in een volgorde, omgekeerd aan degene waarin u de toestellen hebt aangezet.

11

Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2

Structuur van de D2

In deze paragraaf worden de hoofdbestanddelen van de D2

uitgelegd: het sequencer-gedeelte, het

klankgeneratorgedeelte en het D-FIELD.

SEQUENCER

KLANK-

GENERATOR

Spelen

Opname

Uitvoering

D-FIELD-controller

Het sequencer-gedeelte

Een sequencer is een toestel dat muzikale

uitvoeringsgegevens opneemt en dat die opgenomen

uitvoeringsgegevens kan afspelen.

Een uitvoering opnemen/spelen

De D2 is uitgerust met 157 vooraf opgenomen patronen (preset-patronen). Deze preset-patronen kunnen gemakkelijk worden afgespeeld.

Men kan eveneens eigen originele patronen creëren door de preset-patronen te wijzigen of door een patroon vanaf nul te creëren.

Gelijktijdige playback van meerdere parts

De D2 kan meerdere klanken (patches) tegelijk spelen. U kan met de volgende part-configuratie bijvoorbeeld tegelijkertijd drums, bas, piano en gitaar spelen; de resulterende uitvoering zal klinken als een band.

Part R

Ritme (Drum)-set

Part 1

Gitaar

Part 2

Bas

Part 3

Piano

Uitvoeringsgegevens bewerken

In tegenstelling tot een bandopnemer of een MD, neemt een sequencer een uitvoering op als muzikale gegevens (niet als klank). Het is eenvoudig om de uitvoeringsgegevens te bewerken en zo uw eigen origineel patroon te creëren.

Het klankgeneratorgedeelte

De klankgenerator is het gedeelte dat de klank werkelijk produceert. De klanken worden gegenereerd in overeenstemming met de informatie die aankomt vanuit het D-FIELD en de sequencer van de D2. Uitvoeringsgegevens van een extern MIDI-toestel kunnen de klankgenerator eveneens doen spelen.

De klankgenerator van de D2 kan maximaal 64 noten tegelijkertijd produceren, wat meer dan voldoende is voor het tegelijkertijd spelen van meerdere parts.

Patches

Een patch is vergelijkbaar met een bepaald instrument, zoals een piano of gitaar. De D2 bevat 600 preset-patches en u kan van nagenoeg elke soort klank genieten door simpelweg één van deze patches te selecteren.

Ritmesets

In een ritmeset is er aan elke noot een ander instrument toegewezen. Het is niet mogelijk om toonladders te spelen met behulp van één van deze instrumenten. Er zijn 30 verschillende preset-ritmesets voorzien. (Voorbeeld)

 

 

 

 

 

 

 

SNARE

 

 

HI-HAT

 

 

 

 

CRASH

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KICK

TOM

Parts

Een part is vergelijkbaar met een individuele muzikant in een band of een orkest. Er zijn acht parts, [1]... [7], waarbij u zeven patches en één ritmeset kan gebruiken om in totaal maximaal acht uitvoeringen tegelijkertijd te spelen.

Effecten

De D2 is uitgerust met drie effectprocessoren die kunnen gebruikt worden om verschillende tonale effecten toe te passen op een patch of een ritmeset: reverb (galm), delay (echo-achtige effecten) en multi-effecten (keuze uit 25 effecten zoals een equalizer of een compressor). De drie effectprocessoren kunnen alle drie tegelijk worden gebruikt.

Het D-FIELD

Het D-FIELD is een sturing op het paneel van de D2. Door in real time met het D-FIELD te werken, kan u de uitvoering of de wijze waarop de klanken worden gehoord, veranderen.

Men kan het D-FIELD ook gebruiken wanneer men RPS of de arpeggiator bespeelt (pg. 21–41).

12

Het verschijnen van karakters en getallen

In de display van de D2 worden karakters en nummers als

volgt aangeduid.

A B C D E F G H I J K L M N

Hoofd-

letters

Kleine

letters

O P Q R S T U V W X Y Z

Hoofd-

letters

Kleine

letters

1 2 3 4 5 6 7 8 9 0

Een waarde in grote stappen veranderen

Als u [DISPLAY] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, zal de waarde met grote sprongen veranderen.

Als u dit doet wanneer u een patch selecteert (pg. 18), wordt de eerste patch van de categorie (type klank) geselecteerd.

Ingedrukt houden Draaien

Wanneer u een patroon (pg. 15) of een patch (pg. 18)

selecteert, kan u [EXIT] ingedrukt houden en aan [VALUE] draaien om van bank te wisselen.

Ingedrukt houden Draaien

Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2

Uw instellingen bewaren

Nadat u instellingen hebt veranderd of een uitvoering heeft opgenomen, moet u de Save-procedure uitvoeren als u het resultaat wil bewaren. Als u de stroom uitzet zonder deze procedure uitgevoerd te hebben, gaan uw instellingen of de opgenomen inhoud verloren.

Zie de volgende pagina’s voor meer details over bewaren:

Patch Een patch bewaren (pg. 18)

Patroon Een patroon bewaren (pg. 20)

Song Een song bewaren (pg. 72)

Arpeggio-stijl Stap 4 van “Gedetailleerde instellingen maken “in Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 1) (pg. 26)

MERK OP

Het duurt verschillende seconden vooraleer de gegevens bewaard zijn. Zet de stroom niet uit vooraleer het bewaren voltooid is. Dit zou kunnen leiden tot een slechte werking.

Aangezien de volgende instellingen automatisch bewaard worden wanneer ze gewijzigd zijn, moet u de Save-handeling hierbij niet uitvoeren.

RPS-set Frasen aan het D-FIELD toewijzen (pg. 23)

Patroonset Patronen aan het D-FIELD toewijzen (pg. 30)

MEGAMIX-set Parts registreren voor gebruik met MEGAMIX (MEGAMIX-set) (pg. 30)

MERK OP

Het duurt verschillende seconden vooraleer de gegevens bewaard zijn. Zet de stroom niet uit vooraleer het bewaren voltooid is. Dit zou kunnen leiden tot een slechte werking.

Chapter 1

13

Hoofdstuk 1. Overzicht van de D2

De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)

De instellingen van de D2 kunnen teruggebracht worden tot de fabrieksinstellingen.

MERK OP

Het uitvoeren van de Factory Reset duurt ongeveer 2 minuten.

Zet nooit de stroom uit wanneer “Factry” in de display staat. Dit zou de inhoud van het geheugen kunnen vernietigen.

MERK OP

Wanneer u een Factory Reset uitvoert, gaan de interne geheugengegevens verloren. Als er bepaalde gegevens in het geheugen van de D2 staan die u niet wil verliezen, moet u, vooraleer de reset uit te voeren, de Bulk Dump (pg. 81) procedure uitvoeren en zo de gegevens in een externe MIDI-sequencer of een gelijkaardig toestel bewaren.

1.Houd [WRITE] ingedrukt en druk op [SYSTEM].

“Factry” begint in de display te flikkeren.

2.Druk op [ENTER].

De display vraagt “SurE” (bent u zeker dat u met de reset wil verdergaan?).

3.Druk op [ENTER].

In de display verschijnt “Factry” en de Factory Reset procedure wordt uitgevoerd.

* Druk op [EXIT] als u niet met deze handeling wil verdergaan.

Wanneer de Factory Reset voltooid is, zal de D2 zich in dezelfde toestand bevinden als die waarin hij de eerste maal werd opgestart.

14

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

Basis van het spelen van een patroon

Een patroon bestaat uit 1 tot 32 gespeelde maten die patches en ritmesets bevatten van maximaal 8 parts.

De D2 is een sequencer die patronen afspeelt en wijzigingen toevoegt aan de afspeelmethode. Dit type sequencer wordt een patroon-sequencer genoemd.

De D2 is uitgerust met 157 preset-patronen. Daarnaast is er

eveneens een zone beschikbaar voor maximaal 100 patronen

die door de gebruiker werden gemaakt (user-patronen).

Om patronen te spelen, moet u op [PATTERN] drukken om de D2 in Pattern-modus te zetten.

Aanduiding van het patroonnummer

fig.

De CURRENT (huidige) display (links) toont de bank en het nummer van het patroon dat op het moment speelt (het huidige patroon).

De NEXT (volgende) display (rechts) toont de bank en het nummer van het patroon dat als volgende zal worden gespeeld (het volgende patroon).

Een patroon selecteren

Draai aan [VALUE] om een patroon te selecteren terwijl een patroon gestopt is.

Als u [DISPLAY] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, kan u het patroonnummer in stappen van tien veranderen.

Als u [EXIT] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, kan u van bank verwisselen.

A01–A100 Preset-patroon (Bank A)

B01–B100 Preset-patroon (Bank B)

C01–C100 Preset-patroon (Bank C)

D01–D89 Preset-patroon (Bank D)

U01–U100 User-patroon

* Preset-patronen B58–D89 zijn patronen voor gebruik met RPS (pg. 23).

Patronen afspelen

Gebruik de volgende knoppen voor de playback.

Teruggaan naar

Vooruitgaan naar

de vorige maat

de volgende maat Gebruik in opname

Stopt de sequencer.

Afspelen

*De [], [] knoppen kunnen ook gebruikt worden terwijl de playback bezig is.

MERK OP

Als u de D-FIELD-functie “VINYL” (pg. 40) selecteert, kan u [] en [] niet gebruiken.

Opeenvolgende patronen spelen

Wanneer u tijdens de playback van een patroon een volgend patroon selecteert, dan zal het nieuwe patroon afgespeeld worden wanneer de playback van het huidige patroon voltooid is.

Deze techniek wordt gebruikt om continu patronen in volgorde af te spelen. De BPM (tempo) van de uitvoering wordt bepaald door het tempo van het eerste patroon dat afgespeeld wordt.

1.Draai aan [VALUE] om het volgende patroon te selecteren terwijl een patroon wordt afgespeeld.

De NEXT-display begint te flikkeren.

2.Druk op [ENTER] om uw selectie te bevestigen.

Het bericht in de NEXT-display stopt met flikkeren en gaat vast branden.

Wanneer het huidige patroon stopt met spelen, zal het geselecteerde patroon beginnen te spelen.

*Net voordat het patroon stopt met spelen, gaat het bericht in de CURRENT-display flikkeren. Dit duidt op de voorbereiding

Hoofdstuk 2

15

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

die gemaakt wordt voor verandering in het volgende patroon,

en het patroon kan dus niet veranderd worden.

Afspelen met het tempo dat is ingesteld voor het patroon

Om patronen af te kunnen spelen met de BPM (standaardtempo) dat is ingesteld voor de respectievelijke patronen, moet u een patroon selecteren wanneer er geen patroon wordt afgespeeld en dan de playback beginnen. Hierdoor bent u zeker van de optimale BPM voor het patroon.

De BPM (tempo) veranderen

De BPM kan worden ingesteld op elke waarde van 20,0 tot 240,0.

MERK OP

Bij sommige preset-patronen is het mogelijk dat het buitensporig verhogen van de BPM een hapering in de playback veroorzaakt.

De VALUE-schijf gebruiken om de BPM te veranderen

De playback kan worden ingesteld om met om het even welke BPM-waarde gespeeld te worden. Dit is handig wanneer u een playback wil uitvoeren met een gekende BPM.

1.Druk zo lang op [DISPLAY] tot de BPM-indicator gaat branden.

2.Draai aan [VALUE] om de BPM te veranderen.

Wanneer u [DISPLAY] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, kan u de BPM in stappen van 1 eenheid veranderen.

3.Druk op [EXIT] om naar de vorige display te gaan wanneer u klaar bent met het maken van de instelling.

Het D-FIELD gebruiken om de BPM te veranderen

U kan het D-FIELD gebruiken om de BPM in te stellen. Met deze methode kan u de BPM instellen met behulp van uw eigen ritmegevoel, zelfs wanneer u de numerieke waarde niet kent (pg. 40).

Een part of ritmetoon uitzetten

De lampjes van de part-knop tonen de mute (uitzet)- status van elke part (ritmeinstrument) als volgt:

Brandend: de part speelt.

Flikkerend: de part staat uit.

Gedoofd: Er werd geen uitvoering opgenomen voor de part.

(Wanneer er gegevens worden opgenomen voor de part zal het lampje gaan branden).

Een individuele part uitzetten

Parts R en 1–7 kunnen afzonderlijk uitgezet worden.

1.Druk op [PART MUTE].

[PART MUTE] gaat branden en de part-knoppen [R] en [1]–[7] functioneren als de Part Mute-knoppen.

2.Druk op de [R] of [1]–[7] knop voor de part die u wenst uit te zetten, waardoor het lampje gaat flikkeren.

De klank van deze part wordt uitgezet.

3.Om het uitzetten te annuleren, moet u nogmaals op de knop van de uitgezette part drukken zodat deze gaat branden.

*In de preset-patronen bevat part 1 geen uitvoeringsgegevens. Hierdoor kan u het D-FIELD (pg. 24) gemakkelijk gebruiken om samen met het patroon te spelen.

*Aangezien de RPS preset-patronen bestemd zijn voor gebruik met RPS, bevatten zij uitsluitend uitvoeringsgegevens voor part 1 (of part R).

*U kan de uitzetstatus van elke part veranderen en het patroon bewaren als een user-patroon (pg. 20).

16

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

Afzonderlijke ritmeklanken uitzetten

De uitzetstatus ook op het volgende

De instrumenten die in part R gebruikt worden, kunnen

patroon toepassen (Mute Remain)

afzonderlijk worden uitgezet. Een bepaalde categorie van

Deze handeling wordt gebruikt om de uitzetmodus te

instrumenten, zoals bass drum (BD) of snare drum (SD)

behouden tijdens de playback van de volgende part. Dit is

kunnen als een groep worden uitgezet.

nuttig als u bijvoorbeeld, door het behouden van de huidige

 

 

 

 

 

instelling, het volgende patroon met uitgezette ritmetrack wil

1.

Druk tegelijkertijd op [PART SELECT] en [PART

afspelen.

 

 

 

 

MUTE].

 

1.

Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op [HOLD].

 

 

[PART SELECT] en [PART MUTE] gaan branden en de

 

[PART MUTE] begint te flikkeren.

 

 

part-knoppen [R] en [1]–[7] zullen functioneren als

*

Als u [PART MUTE] nogmaals ingedrukt houdt en op

 

 

Rhythm Tone Mute-knoppen ([BD]–[OTHERS]).

 

[HOLD] drukt, wordt deze functie geannuleerd.

2.

Druk op de [BD]–[OTHERS] knop van de part die u wil

2.

Draai aan [VALUE] om het volgende patroon te

 

 

uitzetten, waardoor het lampje gaat flikkeren.

 

selecteren.

 

 

Het overeenkomstige ritme-instrument wordt uitgezet.

 

Na een tijdje begint het zopas geselecteerde patroon te

3.

Om het uitzetten te annuleren, moet u nogmaals op

 

spelen met de huidige Part Mute-instellingen.

 

 

de knop van de uitgezette part drukken zodat deze

*

Mute Remain wordt automatisch geannuleerd.

 

 

gaat branden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitzetten met het D-FIELD

 

 

 

 

 

Als u het D-FIELD gebruikt, kan u de volgende

 

 

 

 

 

uitzethandelingen uitvoeren (pg. 25).

Ritmegroepen en knoppen om ze uit te zetten

Alle parts tegelijkertijd uitzetten

BD:

Bass Drum

Slechts één bepaalde part in de playback-modus zetten

SD:

Snare Drum

De status van de uitgezette parts ten opzichte van de

HH:

Hi-Hat

 

gespeelde parts omdraaien

CLP:

Hand Claps

 

Slechts één bepaalde part in/uitfaden

CYM:

Cymbaal

Alle parts in/uitfaden

TOM/PERC:

TomTom/Percussie

Alleen de bass drum en de bas in playback-modus zetten

HIT:

Slag zoals een éénslags SFX-klank.

 

 

OTHERS:

andere instrumenten

 

 

*Raadpleeg Lijst van vooringestelde ritmesets (pg. 86) als u wil weten welk instrument uitgezet wordt wanneer u een bepaalde ritmegroep uitzet.

*Als u de part muting-functie gebruikt om Part R uit te zetten, worden alle ritmetonen uitgezet, zonder dat er rekening wordt gehouden met de instellingen van de respectievelijke ritmetonen.

Chapter 2

17

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

Een klank selecteren (Patch/Ritmeset)

De patronen van de D2 zijn samengesteld uit maximaal acht parts en er kunnen voor elke part verschillende patches (Part1 - 7: Patches, Part R = ritmeset) worden geselecteerd. Om de tonen te veranderen, moet u eerst de gewenste part selecteren.

Specifieer eerst de part waarvoor u een patch wil selecteren.

1.Druk op [PART SELECT].

De part-knop van de part die op dit moment is geselecteerd (de huidige part) gaat branden.

2.Druk op part-knop ([R] of [1]–[7]) van de part waarvan u de patch wil veranderen.

De part van de door u ingedrukte knop wordt de huidige part en deze part-knop zal gaan branden.

Selecteer een patch.

3.Druk zolang op [DISPLAY] tot het lampje van PATCH gaat branden.

4.Draai aan [VALUE] om de gewenste patch te selecteren.

Als u [DISPLAY] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, kan u de patch (of ritmeset) in stappen van tien veranderen.

Als u [EXIT] ingedrukt houdt en aan [VALUE] draait, kan u van bank verwisselen.

5.Druk op [EXIT] om naar de vorige display te gaan wanneer u klaar bent met het maken van de instelling.

Part R

 

 

R-A 01–26

Preset-ritmeset (Bank A)

R-B 01–04

Preset-ritmeset (Bank B)

R-U 01–20

User-ritmeset

Part 1–7

P-A 001–128 Preset-patch (Bank A)

P-B 001–128 Preset-patch (Bank B)

P-C 001–128 Preset-patch (Bank C)

P-D 001–128 Preset-patch (Bank D)

P-E 001–088 Preset-patch (Bank E)

P-U 001–256 User-patch

Een patch bewaren

Hier wordt uitgelegd hoe u de klank die u veranderde met de D-FIELD filter (pg. 33), envelope (pg. 34) en LFO (pg. 36) als een patch kan bewaren.

1.Druk op [DISPLAY] om in het scherm van patch select te gaan.

2.Verander de klankparameters.

3.Druk op [WRITE].

Er verschijnt een scherm waarin u de doel-patch voor de opslag kan specifiëren.

4.Draai aan [VALUE] om de doel-patch voor de opslag te selecteren.

De instellingen worden bewaard in de patch die u hier selecteert. De patch die tervoren werd opgeslagen, wordt gewist, dus wees voorzichtig bij het maken van deze selectie.

5.Druk op [ENTER].

De display vraagt “SurE” (bent u zeker dat u wil bewaren?).

6.Druk op [ENTER] als u de patch wil bewaren

* Druk op [EXIT] als u besluit de patch niet te bewaren.

MERK OP

Als u een andere patch selecteert of de stroom uitzet zonder de door u bewerkte patch te bewaren, zullen uw bewerkingen verloren gaan.

18

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

De instellingen van elke part wijzigen (Part Edit)

U kan de instellingen van elke part wijzigen om de manier te veranderen waarop het patroon zal klinken.

Specifieer eerst de part waarvan u de instellingen wil wijzigen.

1.Druk op [PART SELECT].

De part-knop van de op dit moment geselecteerde part (de huidige part) gaat branden.

2.Druk op de part-knop ([R] of [1]–[7]) van de part waarvan u de patch wil veranderen.

De part van de door u ingedrukte knop wordt de huidige part en het lampje van deze part-knop zal gaan branden.

Verander de instellingen.

3.Houd [PART SELECT] ingedrukt en druk op [EDIT].

4.Druk op [ENTER] om een parameter te selecteren.

De parameter verandert telkens u op [ENTER] drukt.

LEVEL PAN KEY SHIFT REVERB DELAY MFX SW SEQ OUT LEVEL …

5.Draai aan [VALUE] om de instelling te veranderen.

6.Druk op [EXIT] wanneer u klaar bent.

Aanduiding

Parameter

Verklaring

Waarde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LEVEL

Stelt het volume van de part in.

0 – 127

 

 

 

(Part Level)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PAN

Stelt de links/rechtspositie van de

L64 – 0 – R63

 

 

 

 

 

 

(Part Pan)

part in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KEY SHIFT

Stelt de transpositie van de part in.

-48 – 0 – 48

 

 

 

(Part Key Shift)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

REVERB

Stelt de hoeveelheid reverb van de

0 – 127

 

 

 

(Part Reverb Level)

part in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DELAY

Stelt de hoeveelheid delay van de

0 – 127

 

 

 

 

 

 

(Part Delay Level)

part in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MFX SW

Bepaalt of er multi-effecten ge-

OFF, ON, RHY

 

 

 

 

 

 

(Part MFX switch)

bruikt zullen worden voor de part.

* RHY kan alleen ingesteld worden voor de

 

 

 

 

* Dit kan eveneens worden

ritmepart. Als u RHY specifieert, zal het

 

 

 

 

 

 

 

 

ingesteld met behulp van de D-

multi-effect toegepast worden volgens de

 

 

 

 

FIELD-functieknop [MFX] en

instellingen van elke toon in de ritmeset. Als

 

 

 

 

de part -knop [R] of [1]–[7] (pg.

u ON selecteert voor de ritmepart, wordt het

 

 

 

 

33).

multi-effect op alle tonen toegepast.

 

 

 

SEQ OUT

Bepaalt de uitgangsbestemming

INT: Uitgang naar de interne klankgenerator.

 

 

 

 

 

 

(Sequencer Output Assign)

vanuit de sequencer naar de

EXT: Uitgang naar de MIDI OUT-connector.

 

 

 

 

klankbron.

BOTH: Simultane uitgang naar beide hierbo-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ven genoemde uitgangen.

Chapter 2

19

Hoofdstuk 2. Patronen spelen

Een patroon bewaren

Wanneer u de instellingen heeft gemaakt voor setup parameter moet u het patroon bewaren als een user-patroon.

MERK OP

Uw bewerkingen gaan verloren wanneer u een ander patroon bewerkt, u naar de Song-modus overschakelt of de stroom uitzet zonder het door u opgenomen of bewerkte patroon te bewaren.

*Als u een patroon wil bewaren, moet de playback van het patroon worden stopgezet.

1.Druk op [PATTERN] om in de patroonmodus te gaan.

2.Druk op [WRITE].

Er verschijnt een scherm waarin u het te bewaren doelpatroon kan specifiëren.

3.Draai aan [VALUE] om het doel-patroon van de opslag te selecteren.

De instellingen worden bewaard in het patroon dat u hier selecteert. Het patroon dat tervoren werd bewaard, wordt gewist, dus wees voorzichtig bij het maken van deze selectie.

4.Druk op [ENTER].

De display vraagt “SurE” (bent u zeker dat u wil bewaren?).

5.Druk op [ENTER] als u het patroon wil bewaren

* Druk op [EXIT] als u besluit het patroon niet te bewaren.

Setup parameters

Op de D2 worden voor elk patroon de volgende parameters bewaard. Deze parameters worden samen de “Setup parameters” genoemd.

-Standard Tempo (pg. 16)

-Patch/Rhythm Set * (pg. 18)

-Part LEVEL * (pg. 19)

-Part PAN * (pg. 19)

-Part KEY SHIFT* (pg. 19)

-Part REVERB LEVEL * (pg. 19)

-Part DELAY LEVEL * (pg. 19)

-Part MFX SWITCH * (pg. 19)

-SEQ OUT * (pg. 19)

-REVERB-instellingen (pg. 42)

-DELAY-instellingen (pg. 43)

-MFX-instellingen (pg. 44)

-Part Mute status * (pg. 16)

-Rhythm Mute status (pg. 17)

De “*” duidt parameters aan die afzonderlijk voor elke part zijn ingesteld.

20

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Wat is het D-FIELD?

Het D-FIELD is een sturing waarmee u verschillende effecten kan produceren door het oppervlak van de controller met uw vinger aan te raken. Het effect wordt gestuurd door de plaats van de aanraking of door de manier waarop u uw vinger beweegt.

Algemeen gesproken zijn er drie manieren om het D-FIELD te gebruiken.

SOUND-modus

Door op de acht zones van het D-FIELD te drukken of door omhoog/omlaag/links/rechts over het oppervlak van het D-FIELD te wrijven, kan u frasen afspelen of klanken spelen.

fig.3-01

RPS (Realtime Phrase Sequence)

Frasen spelen door op de acht zones van het D-FIELD te drukken.

ADLIB (Ad-lib)

Solo’s of arpeggio’s spelen.

VINYL-FX (Vinyl-effecten)

Effecten produceren die uitstekend zijn voor het werk van DJ’s, zoals terugdraaien.

ASSIGN 1

Uitzetcontrole en arpeggio’s spelen.

XY-modus

Door omhoog/omlaag/links/rechts over het oppervlak van het D-FIELD te wrijven, kan u twee parameters tegelijkertijd sturen om de klank te wijzigen.

fig.3-02

FILTER

Gelijktijdige sturing van de afsnijfrequentie en resonantie om de klank te veranderen.

MFX (Multi-effecten)

Sturing van de effectparameters om de klank te veranderen.

X-FADER (Crossfader)

Gelijktijdig overlopen van twee gewenste parts van het patroon.

ASSIGN 2

Sturing van de toonhoogte, de klankkleur, het volume of de klank, of het ritmisch gevoel van het patroon.

SPIN-modus

Net zoals u een draaitafel met de hand zou doen draaien, kan u door met uw vinger cirkelvormige bewegingen te maken over het oppervlak van het D-FIELD bepalen hoe het patroon klinkt.

fig.3-03

VINYL

Net als op een draaitafel kan u het patroon voorwaarts en achterwaarts laten spelen of stoppen.

BPM

Stuurt de BPM (tempo).

SD ROLL (Snare drum roll)

Stuurt de snelheid van een snare roll.

ASSIGN 3

Voor het sturen van zaken zoals Step Mute en Pan (stereolocatie).

MERK OP

Wanneer u het D-FIELD aanraakt, mag u slechts één vinger gebruiken en slechts één plaats aanraken. Als u twee of meer plaatsen aanraakt, zal de controller bepalen dat u een punt hebt aangeraakt tussen deze plaatsen.

Als u te hard op de rand van het D-FIELD drukt, is het mogelijk dat de plaats van uw vinger niet juist herkend wordt.

Prik niet met een scherp voorwerp in het oppervlak van het D-FIELD. Dit veroorzaakt een foute werking.

Chapter 3

21

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Basisgebruik van het D-FIELD

Een functie selecteren

1.Druk op een van de functieknoppen van het D-FIELD [RPS]–[ASSIGN 3] om de functie die u verkiest te selecteren, waardoor het lampje van de knop gaat branden.

De functie van de knop waarvan het lampje brandt, is geselecteerd.

2.Voor [ASSIGN 1–3] moet u de knop ingedrukt houden en aan [VALUE] draaien om de gewenste functie te selecteren.

Functies die voor [ASSIGN 1] kunnen geselecteerd worden

Mute-effect

Arpeggiator 1

Arpeggiator 2

Pattern Call

Patch Preview

Solo Synth

Keyboard Pad

Functies die voor [ASSIGN 2] kunnen geselecteerd worden

Envelope

LFO

Bender

Quantize

Reverb

Delay

External Control

Functies die voor [ASSIGN 3] kunnen geselecteerd worden

Step Mute

Pan

* Zie pgs. 25–41 voor meer details over elke functie.

De plaats memoriseren waar u uw vinger losliet (Hold)

Als u op [HOLD] drukt, waardoor het lampje gaat branden, kan u uw vinger van het D-FIELD verwijderen en zal het effect voortduren net alsof u nog steeds op die plaats zou drukken.

Als u nogmaals op [HOLD]drukt, waardoor het lampje uitdooft, verandert het effect net alsof u uw vinger van het D- FIELD zou hebben verwijderd.

Dit is nuttig wanneer u RPS wil gebruiken om een frase te laten doorklinken of wanneer u een klank wil aanhouden die door een filter of MFX is gewijzigd.

MERK OP

Er zijn sommige functies waarbij Hold niet gebruikt kan worden. Als u zo’n functie heeft geselecteerd, zal het lampje niet gaan branden wanneer u op [HOLD] drukt.

In sommige gevallen zal het lampje van [HOLD] flikkeren, wanneer het samen gebruikt wordt met RPS. Zie “RPS aanhouden” (pg. 23) voor meer details.

Het volume van de SOUNDmodus instellen

1.Houd de REC FUNCTION-knop [VELOCITY] ingedrukt en draai aan [VALUE].

U kan [ADLIB] en [ASSIGN 1(AP1, AP2, PRV, PAD)] gebruiken om de snelheid te specifiëren van de klank die gespeeld zal worden.

Waarden: 1–127

De instellingen van het D-FIELD veranderen

1.Houd de D-FIELD-functieknop [RPS]–[ASSIGN 3] waarvan u de instellingen wil veranderen, ingedrukt.

De parameter verschijnt in de display.

2.Draai aan [VALUE] om de instelling te veranderen.

*Voor [ASSIGN 1–3] is dit de selectie van de functie.

*De VINYL-FX-instelling ligt vast en zal niet veranderen wanneer u aan [VALUE] draait.

Voor [ADLIB], [ASSIGN 1(AP2, PCL, SYN)], [MFX], [X- FADER] en [ASSIGN 2 (andere dan BND)] kan u ook nog de volgende handelingen verrichten.

1.Houd de D-FIELD functieknop verder ingedrukt.

2.Druk op [ENTER] om een parameter te selecteren.

3.Draai aan [VALUE] om de instelling te veranderen.

Zie de verklaringen op de betreffende bladzijden voor meer details over elke instelling.

22

SOUND-modus

Een frase afspelen

(RPS: Realtime Phrase Sequence)

Frasen die aan elk van de acht zones van het D-FIELD zijn toegewezen, blijven net zolang doorspelen als de tijd waarin u die zone ingedrukt houdt.

De frasen die aan elk van de acht zones van het D-FIELD zijn toegewezen, worden samen een “RPS-set” genoemd. U kan de inhoud van een RPS-set opnieuw toewijzen en in het intern geheugen is er plaats voor 30 verschillende sets. U kan de RPSsets ook omwisselen terwijl er een patroon wordt gespeeld.

Display

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

TYPE

 

Selecteert een RPS

1–30

 

 

set.

 

 

 

 

 

De instellingen van het D-FIELD veranderen (pg.

22)

RPS aanhouden

U kan de RPS zodanig aanhouden dat de frase zelfs blijft doorspelen wanneer u uw vinger van het D-FIELD verwijdert.

Alle frasen aanhouden

1.Druk op [HOLD] waardoor het lampje gaat branden.

2.Druk op het D-FIELD om een frase te spelen.

Wanneer u opnieuw op dezelfde zone van het D-FIELD drukt, zal deze frase stoppen.

Bepalen of elke frase al dan niet zal aanhouden

1.Terwijl u [HOLD] ingedrukt houdt, drukt u op het D- FIELD om een frase te spelen.

Het lampje van [HOLD] flikkert en deze frase blijft spelen tot wanneer u dezelfde zone van het D-FIELD opnieuw indrukt.

2.De frasen die aangehouden worden, blijven doorspelen tot u [HOLD] ingedrukt houdt en net als in stap 1 op het D-FIELD drukt.

De frasen klinken nu samen.

3.Een frase die u niet wenst aan te houden, kan gespeeld worden door alleen op het D-FIELD te drukken.

Wanneer u uw vinger loslaat, stopt de frase met spelen.

*Een alternatief met hetzelfde resultaat als het ingedrukt houden van [HOLD] en het indrukken van het D-FIELD in stappen 1 en 2, is het D-FIELD ingedrukt houden om de frase te spelen en op [HOLD] drukken.

U kan alle frasen stoppen door op [HOLD] te drukken,

waardoor het lampje uitdooft.

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Frasen aan het D-FIELD toewijzen

Misschien vindt u het gemakkelijk om uw favoriete of

frequent gebruikte frasen toe te wijzen aan één RPS-set.

1.

Selecteer het patroon dat de frase bevat die u wil

 

 

toewijzen.

 

2.

Druk op [PART MUTE] en gebruik de mute-knoppen

 

 

om alles uit te zetten behalve de part die u aan RPS

 

 

wil toewijzen.

 

3.

Houd [RPS] ingedrukt en draai aan [VALUE] om de

 

 

RPS-set te selecteren waaraan u de frase wil

 

 

toewijzen.

 

4.

Terwijl u [RPS] ingedrukt houdt, drukt u op het

 

 

 

zonenummer van het D-FIELD waaraan u het patroon

3

 

Chapter

 

wil toewijzen.

 

 

 

 

 

<Opmerking bij het toewijzen van RPS>

*Multi-part frasen kunnen niet aan elk van de acht D-FIELD zones worden toegewezen. U moet alle parts uitzetten behalve de part die de frase bevat die u wil toewijzen. Als u probeert een frase toe te wijzen waarin twee of meer parts niet uitstaan, zal “noASGn” in de display verschijnen.

*Als u een frase van een user-patroon aan RPS hebt toegewezen en na de toewijzing de uitvoeringsgegevens verandert van het patroon dat deze frase bevat, moet u er rekening mee houden dat de frase, als deze door RPS gespeeld wordt, door deze wijzigingen zal beïnvloed zijn. Als u bijvoorbeeld de uitvoeringsgegevens wist van een patroon dat een toegewezen frase bevat, zal u geen klank horen wanneer u RPS gebruikt om deze frase te spelen.

*Als u een frase van een part toewijst die MFX gebruikt, zullen de MFX-instellingen tijdens RPS-playback bepaald worden door de MFX-instellingen van het patroon dat op dat moment geselecteerd is. Dit betekent dat het mogelijk is dat de RPS playback anders klinkt dan de originele frase.

*Als u een frase van een ritme-part toewijst, worden de ritme mute-instellingen genegeerd tijdens RPS-playback.

*Elke frase wordt afgespeeld door een toegewezen part 1–8 die overeenkomt met de acht zones van het D-FIELD. Frasen die vanuit de ritmepart werden toegewezen zullen echter afgespeeld worden door de ritmepart van het patroon dat op dat moment geselecteerd is. Dit betekent dat in sommige gevallen de frase door een andere ritmeset gespeeld wordt dan de ritmeset van de toewijzingsbron. Als er een andere ritmeset wordt geselecteerd wanneer u van patronen wisselt, zal de ritmeset die door RPS gespeeld wordt ook veranderen.

23

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Improviseren op een akkoordenschema (ADLIB)

Om een ad-lib uitvoering te spelen, beweegt u uw vinger links of rechts nadat u op een van de zones in het onderste deel van het D-FIELD hebt gedrukt. Terwijl er klank wordt geproduceerd, kan u uw vinger omhoog bewegen om modulatie toe te passen.

Modulatie

Toonhoogte

Display

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

TYPE

 

Selecteert hoe de klank

MAN (MANUAL):

 

 

gespeeld zal worden.

Noten van gelijk welke toonhoogte en duur-

 

 

 

tijd kunnen naar wens gespeeld worden.

 

 

 

ARP (ARPEGGIO):

 

 

 

Automatisch spelen van arpeggio’s.

X

 

Specifieert de toonladder.

Scale 1–Scale 9

 

 

 

 

Y

 

Verhoogt of verlaagt de toon-

-3–3

 

 

hoogte in eenheden van een oc-

 

 

 

taaf.

 

De instellingen van het D-FIELD veranderen (pg. 22)

Gedetailleerde instellingen maken

1.Houd [ADLIB] ingedrukt en druk op [EDIT].

2.Druk op [ENTER] om de gewenste parameter te selecteren.

3.Draai aan [VALUE] om de waarde te veranderen.

Display

Parameter

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

TYPE

Selecteert hoe de klank gespeeld zal worden.

MAN (MANUAL):

 

 

 

Noten van elke toonhoogte en duurtijd

 

 

 

kunnen naar wens gespeeld worden.

 

 

 

ARP (ARPEGGIO):

 

 

 

Automatisch spelen van arpeggio’s.

 

STYLE

Selecteert hoe de klank gespeeld zal worden wanneer

Zie “Arpeggio-instellingen” (pg.

 

 

TYPE gelijk is aan “ARPEGGIO”.

28).

 

 

 

* Arpeggio-instellingen gelden

 

MOTIF

Specifieert de volgorde waarin de samenstellende noten

 

voor Adlib en Arpeggiator 1 en

 

 

van het akkoord zullen klinken.

 

 

2.

 

 

 

 

 

 

 

 

BEAT PATTERN

Specifieert het patroon van accentplaatsingen en nootlengten.

 

 

 

 

 

 

SHUFFLE RATE

U kan het tempo van de terugslagen afwisselen om shuffle

50–90(%)

 

 

ritmes te verkrijgen. Bij een instelling van 50% zijn de no-

 

 

 

ten gelijk verdeeld. Als deze waarde verhoogd wordt,

 

 

 

worden de noten gespeeld met een meer “gepunt” gevoel.

 

 

 

* Wanneer de instelling van het slagpatroon 1/4 is, zal er zelfs wanneer

 

 

 

u de Shuffle Rate verhoogd, geen “shuffle”-gevoel worden toegepast.

 

 

ACCENT RATE

U kan expressie toevoegen aan de arpeggio door de kracht en

0–100

 

 

de nootlengte van de beklemtoonde noten te variëren. Als u

 

 

 

deze waarde verhoogt, krijgt men een groter “groove” gevoel.

 

 

OCTAVE RANGE

Bepaalt het toonhoogtebereik van de arpeggio in eenheden

-3–3

 

 

van één octaaf. Als u deze waarde tot onder 0 verlaagt, zal

 

 

 

de arpeggio gespeeld worden in een toonhoogtebereik dat

 

 

 

lager ligt dan het akkoord dat u heeft gespecifieerd.

 

 

ROOT

Specifieert de grondnoot van het akkoord.

C–B

 

 

 

 

 

SCALE

Specifieert de toonladder.

Scale 1–Scale 9

 

 

 

 

24

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Display

Parameter

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OCTAVE SHIFT

Verhoogt of verlaagt de toonhoogte die weerklinkt in een-

-3–3

 

 

 

 

heden van een octaaf.

 

 

 

 

 

 

 

Speciale draaitafeleffecten toepassen (VINYL-FX: Vinyl Effects)

U kan verschillende speciale effecten toepassen door op elk van de acht zones van het D-FIELD te drukken.

fig.Pad

 

 

 

 

Nr.

Functie

verklaring

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

POWER OFF

Het tempo verlaagt en de toonhoogte daalt, net als bij een draaitafel die tijdens

 

 

 

 

 

 

de playback wordt uitgezet. Uiteindelijk zal de playback stoppen. Als u nog-

 

 

 

 

 

 

maals wil afspelen nadat de playback volledig is gestopt, moet u op [ ]

 

 

 

 

 

 

drukken.

 

 

 

 

2

REVERSE

De klanken van de ritme-part worden omgekeerd gespeeld.

 

 

 

 

 

 

 

 

3

PITCH DOWN

De toonhoogte van alle parts wordt lager.

 

 

 

 

4

PITCH UP

De toonhoogte van alle parts wordt hoger.

 

 

 

 

5

BPM HALF

De BPM wordt gehalveerd (minimum 20).

 

 

 

 

6

BPM DOUBLE

De BPM wordt verdubbeld (maximum 240).

 

 

 

 

7

RETURN TO TOP

Playback van het begin van het patroon.

 

 

 

 

8

BACK SPIN

Klank als die van een draaitafel die achterstevoren wordt gedraaid.

Verschillende uitzeteffecten toepassen (ASSIGN 1: MUTE-FX: Mute Effects)

fig.MUT—

U kan verschillende uitzethandelingen uitvoeren door op elk van de acht zones van het D-FIELD te drukken.

fig.Pad

 

 

 

 

Nr.

Functie

Verklaring

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

DEFAULT

Terugkeer naar de uitzetstatus die in het patroon opgenomen is.

 

 

 

 

2

ALL MUTE ON

Alle parts worden uitgezet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

SOLO

Alle parts worden uitgezet, de huidige part uitgezonderd.

 

 

 

 

4

REVERSE

De huidige uitzetinstellingen worden omgekeerd.

 

 

 

 

5

FADE OUT

Het volume van de huidige part neemt geleidelijk af.

 

 

 

 

 

 

 

 

6

FADE IN

Het volume van de huidige part neemt geleidelijk toe.

 

 

 

 

7

ALL CROSSFADE

De huidige uitzetinstellingen worden geleidelijk omgekeerd.

 

 

 

 

8

KICK & BASS

Alle klanken worden uitgezet behalve de BD (bass drum) van de

 

 

 

 

 

 

ritmegroep en Part 2 (bass).

*De fade-in/out van de zonenummers 5–7 van het D-FIELD blijft zelfs wanneer u uw vinger verwijdert, voortduren en de volume(s) keren niet terug tot de originele instelling(en).

Gedetailleerde instellingen maken

1.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op [EDIT].

2.Draai aan [VALUE] om de instelling te veranderen.

Display

Parameter

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

FADE TIME

Specifieert de tijdspanne waarin het volume

1.0–10.0 (sec.)

 

 

veranderd wordt door de D-FIELD-effecten

 

 

 

Nr.5–7.

 

Hoofdstuk 3

25

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 1)

U kan van tervoren bepalen hoe de arpeggio zal klinken; daarna de grondnoot veranderen door de links/rechtspositie te variëren waarmee u op het D-FIELD drukt, en het akkoord veranderen door omhoog en omlaag te bewegen.

Display

 

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

TYPE

 

geen

geen

geen

X

 

geen

grondnoot

grondnoot (vast)

Y

 

geen

akkoord

akkoord (vast)

Gedetailleerde instellingen maken

1.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op [EDIT].

2.Druk op [ENTER] om de gewenste parameter te selecteren.

3.Draai aan [VALUE] om de waarde te veranderen.

Display

Parameter

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

STYLE

Selecteert hoe de klank gespeeld zal worden.

Zie “Arpeggio-instell-

 

 

 

ingen” (pg. 28).

 

 

 

* Arpeggio-instellingen

 

MOTIF

Specifieert de volgorde waarin de samenstellende noten

 

gelden voor Adlib en

 

 

van het akkoord zullen klinken.

 

 

Arpeggiator 1 en 2.

 

 

 

 

BEAT PATTERN

Specifieert het patroon van accentplaatsingen en nootlengten.

 

 

 

 

 

 

SHUFFLE RATE

U kan het tempo van de terugslagen afwisselen om shuffle

50–90(%)

 

 

ritmes te verkrijgen. Bij een instelling van 50% zijn de noten

 

 

 

gelijk verdeeld. Als deze waarde verhoogd wordt, worden

 

 

 

de noten gespeeld met een meer “gepunt” gevoel.

 

 

 

* Wanneer de instelling van het slagpatroon 1/4 is, zal er zelfs wanneer u

 

 

 

de Shuffle Rate verhoogd, geen “shuffle”-gevoel worden toegepast.

 

 

ACCENT RATE

U kan expressie toevoegen aan de arpeggio door de kracht en de

0–100

 

 

nootlengte van de beklemtoonde noten te variëren. Als u deze

 

 

 

waarde verhoogt, krijgt men een groter “groove” gevoel.

 

 

OCTAVE RANGE

Bepaalt het toonhoogtebereik van de arpeggio in eenheden

-3–3

 

 

van één octaaf. Als u deze waarde tot onder 0 verlaagt, zal

 

 

 

de arpeggio gespeeld worden in een toonhoogtebereik dat

 

 

 

lager ligt dan het akkoord dat u heeft gespecifieerd.

 

 

OCTAVE SHIFT

Verhoogt of verlaagt de toonhoogte die weerklinkt in een-

-3–3

 

 

heden van een octaaf.

 

 

 

 

 

Wanneer u een arpeggio hebt gecreëerd dat u bevalt, kan u het als een user-stijl bewaren.

MERK OP

4.Druk op [WRITE].

Er verschijnt een scherm waarin u het bewaardoel van de arpeggiostijl kan bepalen.

Als u naar een andere stijl overschakelt zonder de bewerkte arpeggio-instellingen in een userstijl te bewaren, gaan uw instellingen verloren.

5.Draai aan [VALUE] om het bewaardoel van de arpeggio-stijl te selecteren.

6.Druk op [ENTER].

In de display wordt “SurE” gevraagd (bent u zeker dat u de instelling wil bewaren?).

7.Druk op [ENTER] wanneer u de instelling wil bewaren.

* Druk op [EXIT] als u besluit de instelling niet te bewaren.

26

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Arpeggio’s spelen (ASSIGN 1: ARPEGGIATOR 2)

fig.AP2—

U kan arpeggio’s spelen door een van tevoren gespecifieerde grondnoot en akkoord te gebruiken. Door het variëren van de plaats waarop u het D-FIELD indrukt, kan u de manier veranderen waarop de arpeggio klinkt.

Display

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

TYPE

geen

geen

geen

X

 

Selecteert de part die zal

OFF, STYLE, MOTIF, BEAT PATTERN, SHUFFLE RATE, AC-

 

 

beïnvloed worden wanneer

CENT RATE en OCTAVE RANGE

 

 

u uw vinger links/rechts be-

* Het is niet mogelijk om dezelfde parameter te selecteren voor X, Y.

 

 

weegt.

 

Y

 

Selecteert de part die zal

 

 

 

beïnvloed worden wanneer

 

 

 

u uw vinger omhoog/om-

 

 

 

laag beweegt

 

De instellingen van het D-FIELD veranderen (pg. 22)

Gedetailleerde instellingen maken

1.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op [EDIT].

2.Druk op [ENTER] om de gewenste parameter te selecteren.

3.Draai aan [VALUE] om de waarde te veranderen.

Display

Parameter

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

 

STYLE

Selecteert hoe de klank gespeeld zal worden.

Zie “Arpeggio-instell-

 

 

 

ingen” (pg. 28).

 

 

 

* Arpeggio-instellingen

 

MOTIF

Specifieert de volgorde waarin de samenstellende noten

 

gelden voor Adlib en

 

 

van het akkoord zullen klinken.

 

 

Arpeggiator 1 en 2.

 

 

 

 

 

 

 

 

BEAT PATTERN

Specifieert het patroon van accentplaatsingen en nootlengten.

 

 

 

 

 

 

SHUFFLE RATE

U kan het tempo van de terugslagen afwisselen om shuffle

50–90(%)

 

 

ritmes te verkrijgen. Bij een instelling van 50% zijn de noten

 

 

 

gelijk verdeeld. Als deze waarde verhoogd wordt, worden

 

 

 

de noten gespeeld met een meer “gepunt” gevoel.

 

 

 

* Wanneer de instelling van het slagpatroon 1/4 is, zal er zelfs wanneer u

 

 

 

de Shuffle Rate verhoogd, geen “shuffle”-gevoel worden toegepast.

 

 

ACCENT RATE

U kan expressie toevoegen aan de arpeggio door de kracht en de

0–100

 

 

nootlengte van de beklemtoonde noten te variëren. Als u deze

 

 

 

waarde verhoogt, krijgt men een groter “groove” gevoel.

 

 

OCTAVE RANGE

Bepaalt het toonhoogtebereik van de arpeggio in eenheden

-3–3

 

 

van één octaaf. Als u deze waarde tot onder 0 verlaagt, zal

 

 

 

de arpeggio gespeeld worden in een toonhoogtebereik dat

 

 

 

lager ligt dan het akkoord dat u heeft gespecifieerd.

 

 

ROOT

Specifieert de grondnoot van het akkoord.

C–B

 

 

 

 

 

CHORD

Selecteert het soort akkoord.

Majeur, mineur, 7de, m7,

 

 

 

M7, mM7, 6de, m7-5, dim,

 

 

 

sus4, 7sus4, aug

 

OCTAVE SHIFT

Verhoogt of verlaagt de toonhoogte die weerklinkt in een-

-3–3

 

 

heden van een octaaf.

 

 

 

 

 

When you have created an arpeggio that you like, save it as a user style.

Wanneer u een arpeggio hebt gecreëerd dat u bevalt, kan u het als een user-stijl bewaren.

Zie stap 4 en de volgende stappen van “Gedetailleerde stappen maken” op de vorige bladzijde.

Hoofdstuk 3

27

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Arpeggio-instellingen

Arpeggio-stijlen

Wanneer u arpeggio-instellingen wil maken, moet u eerst een arpeggio-stijl selecteren. Wanneer u een stijl selecteert, worden de optimale waarden ingesteld van de vier parameters “Motif”, “Beat Pattern”, “Shuffle Rate” en “Accent Rate. Parameters zoals Accent Rage en Octave Range kan u aanpassen om het patroon aan uw smaak aan te passen.

STYLE

Verklaring

 

 

1/4

Het ritme wordt verdeeld in vierde noten.

1/6

Het ritme wordt verdeeld in triolen van vierde noten.

1/8

Het ritme wordt verdeeld in achtste noten.

1/12

Het ritme wordt verdeeld in triolen van achtste noten.

1/16

Het ritme wordt verdeeld in zestiende noten.

1/32

Het ritme wordt verdeeld in tweeëndertigste noten.

PORTAMENTO A, B

Een stijl die het portamento-effect gebruikt.

GLISSANDO

Een glissando-stijl.

SEQUENCE A–D

Stijlen voor sequentiepatronen.

ECHO

Een echo-achtige stijl.

BASS 1–4

Stijlen die geschikt zijn voor het spelen van bass.

RHYTHM GUITAR 1–5

Tokkelstijlen voor gitaar.

3 FINGER

Drievingers-gitaarstijl.

STRUMMING GUITAR

Een stijl die een gitaarakkoord simuleert dat omhoog (omlaag) wordt getokkeld.

PIANO BACKING, CLAVI CHORD

Stijlen voor begeleiding van klavierinstrumenten.

WALTZ, SWING WALTZ

Stijlen in drieslagsmaat.

REGGAE

Een reggae-stijl.

PERCUSSION

Een stijl die geschikt is voor klanken van percussie-instrumenten.

HARP

De speelstijl van een harp.

SHAMISEN

De speelstijl van een Shamisen.

BOUND BALL

Een stijl die doet denken aan een botsende bal.

RANDOM

Een stijl waarin de noten in een willekeurige volgorde klinken.

BOSSA NOVA

Bossa nova-gitaarstijl. Kan ook gebruikt worden voor Samba als men de BPM versnelt.

SALSA

Typische salsa-stijl.

MAMBO

Typische mambo-stijl.

LATIN PERCUSSION

Een ritmestijl met Latin percussie-instrumenten zoals Claves, Cowbell, Clap, Bongo, Conga, Agogo etc.

SAMBA

Typische samba-stijl. Voor gebruik met ritmepatronen of baslijnen.

TANGO

Typische tango-ritmestijl.

HOUSE

Een stijl voor de begeleiding van een house-piano.

LIMITLESS

De instellingen van alle parameters kunnen zonder beperking vrijelijk worden gecombineerd.

USER STYLE 1–10

Arpeggio-instellingen kunnen worden gewijzigd en bewaard in één van deze user-stijlen.

MOTIF

Bepaalt de volgorde waarin de noten van het akkoord zullen klinken.

*De waarden die kunnen worden ingesteld, zijn afhankelijk van de op het moment geselecteerde arpeggio-stijl. Zie “Tabel van STYLE/ MOTIF/BEAT PATTERN” op de volgende bladzijde voor details over de mogelijke waarde van elke stijl.

MOTIF

Beschrijving

 

 

SINGLE UP

Noten klinken afzonderlijk, te beginnen van laag naar hoog.

SINGLE DOWN

Noten klinken afzonderlijk, te beginnen van hoog naar laag.

SINGLE UP&DW

Noten klinken afzonderlijk, te beginnen van laag naar hoog en daarna terug omlaag van hoog naar laag.

SINGLE RANDOM

Noten klinken afzonderlijk in willekeurige volgorde.

DUAL UP

Noten klinken per twee, te beginnen van laag naar hoog.

DUAL DOWN

Noten klinken per twee, te beginnen van hoog naar laag.

DUAL UP&DW

Noten klinken per twee, te beginnen van laag naar hoog en daarna terug omlaag van hoog naar laag.

DUAL RANDOM

Noten klinken per twee in willekeurige volgorde.

TRIPLE UP

Noten klinken per drie, te beginnen van laag naar hoog.

TRIPLE DOWN

Noten klinken per drie, te beginnen van hoog naar laag.

TRIPLE UP&DOWN

Noten klinken per drie, te beginnen van laag naar hoog en daarna terug omlaag van hoog naar laag.

TRIPLE RANDOM

Noten klinken per drie in willekeurige volgorde.

NOTE ORDER

Noten die u indrukt klinken in de volgorde waarin u ze heeft ingedrukt. Als u de noten in een geschikte volgorde in-

 

drukt, kan u melodielijnen maken. Er worden maximaal 32 noten gememoriseerd.

 

* Dit is enkel geldig wanneer men arpeggio’s speelt vanuit een extern MIDI-toestel.

GLISSANDO

Elke chromatische stap tussen de hoogste en de laagste noten zal opeenvolgend klinken en wordt opwaarts en neer-

 

waarts herhaald. Druk uitsluitend de hoogste en de laagste noten in.

CHORD

Alle noten klinken tegelijkertijd.

BASS+CHORD 1–5

De laagste van de noten die u speelt, zal klinken en de overige noten klinken als een akkoord.

BASS+UP 1–8

De laagste van de noten die u speelt, zal klinken en de overige noten klinken als een arpeggio.

BASS+RND 1–3

De laagste van de noten die u speelt, zal klinken en de overige noten klinken in willekeurige volgorde.

TOP+UP 1–6

De hoogste van de noten die u speelt, zal klinken en de overige noten klinken als een arpeggio.

BASS+UP+TOP

De hoogste en de laagste van de noten die u speelt, zullen klinken en de overige noten klinken als een arpeggio.

 

 

 

 

28

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Beat pattern (slagpatroon)

Beïnvloedt de plaats van het accent en de nootlengte, waardoor de slag (ritme) zal veranderen.

*De waarden die kunnen worden ingesteld, zijn afhankelijk van de op het moment geselecteerde arpeggio-stijl. Zie “Tabel van STYLE/ MOTIF/BEAT PATTERN” op deze bladzijde voor details over de mogelijke waarde van elke stijl.

Soorten slagpatroon

1/4, 1/6, 1/8, 1/12, 1/16 1-3, 1/32 1-3, PORTA-A 1-11, PORTA-B 1-15, SEQ-A 1-7, SEQ-B 1-5, SEQ-C 1–2, SEQ-D 1-8, ECHO 1-3, MUTE 1-16, STRUM 1-8, REGGAE 1–2, REF 1–2, PERC 1-4, WALKBS, HARP, BOUND, RANDOM, BOSSA NOVA, SALSA 1-4, MAMBO 1-2, CLAVE, REV CLA, GUILO, AGOGO, SAMBA, TANGO 1-4, HOUSE 1–2

Tabel van STYLE/MOTIF/BEAT PATTERN

Style

Motif

Beat Pattern

 

 

 

 

 

1/4

alle

1/4

 

1/6

alle

1/6

 

1/8

alle

1/8

 

1/12

alle

1/12

 

1/16

alle

1/16 1 - 3

 

1/32

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN,SINGLE RANDOM, DUAL UP,

1/32 1 - 3

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, GLISSAN-

 

 

 

DO, BASS+UP 1 - 8, BASS+RND 1 - 3, TOP+UP 1 - 6

 

 

PORTAMENTO A

alle

PORTA 1 - 11

 

PORTAMENTO B

alle

PORTA 12 - 26

 

GLISSANDO

GLISSANDO

1/16 1 - 3, 1/32 1 - 3

 

SEQUENCE A

alle

SEQ-A 1 - 7

 

SEQUENCE B

alle

SEQ-B 1 - 5

 

SEQUENCE C

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN,SINGLE RANDOM, DUAL UP,

SEQ-C 1 - 2

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, GLISSAN-

 

 

 

DO, BASS+UP 1 - 8, BASS+RND 1 - 3, TOP+UP 1 - 6

 

 

SEQUENCE D

alle

SEQ-D 1 - 8

 

ECHO

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, DUAL UP,

SEQ-D 1 - 8

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER

 

 

BASS 1

BASS+UP 2

SEQ-A 1, SEQ-C 1

 

BASS 2

BASS+UP 5, TOP+UP 5

MUTE 02, 03

 

BASS 3

BASS+UP 5, TOP+UP 5

MUTE 02, 03

 

BASS 4

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, NOTE OR-

WALKBS

 

 

DER, GLISSANDO

 

 

RHYTHM GTR 1

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, DUAL UP,

MUTE 01, 04

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, BASS+UP 1 -

 

 

 

8, BASS+RND 1 - 3, TOP+UP 1 - 6

 

 

RHYTHM GTR 2

CHORD

MUTE 07, 13, 14

 

RHYTHM GTR 3

CHORD

MUTE 08, 12, 15

 

RHYTHM GTR 4

CHORD

MUTE 09, 10, 11, 16

 

RHYTHM GTR 5

SINGLE UP, SINGLE DOWN

STRUM 1 - 6

 

3 FINGER

BASS+UP+TOP

SEQ-A 7

 

STRUMMING GTR

SINGLE UP, SINGLE DOWN

STRUM 7, 8

 

PIANO BACKING

CHORD

MUTE 12, REF 2

 

CLAVI CHORD

BASS+CHORD 4, BASS+CHORD 5

MUTE 05, 06

 

WALTZ

BASS+CHORD 2, BASS+UP 2, BASS+RND 2, TOP+UP 2

1/6, 1/12

 

SWING WALTZ

BASS+CHORD 2, BASS+UP 2, BASS+RND 2, TOP+UP 2

1/16 1 - 3

 

REGGAE

CHORD, BASS+CHORD 1

REGGAE1 - 2

 

PERCUSSION

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, DUAL UP,

PERC1 - 4

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, BASS+UP 1 -

 

 

 

8, BASS+RND 1 - 3, TOP+UP 1 - 6

 

 

HARP

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, GLISSANDO

HARP

 

SHAMISEN

TOP+UP 4 - 6

SEQ-A 2

 

BOUND BALL

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, DUAL UP,

BOUND

 

 

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, GLISSANDO

 

 

RANDOM

SINGLE RANDOM, DUAL RANDOM, BASS+RND 1 - 3

1/4,1/6,1/8,1/12,1/16 1-3,

 

 

 

1/32 1-3, RANDOM

 

BOSSA NOVA

alle

BOSSA NOVA

 

SALSA

alle

SALSA 1 - 4

 

MAMBO

alle

MAMBO 1 - 2

 

LATIN PERCUS-

SINGLE UP, SINGLE DOWN, SINGLE UP&DOWN, SINGLE RANDOM, DUAL UP,

CLAVE, REV CLA, GUIRO,

 

SION

DUAL DOWN, DUAL UP&DOWN, DUAL RANDOM, NOTE ORDER, GLISSANDO

AGOGO

 

SAMBA

alle

SAMBA

 

TANGO

alle

TANGO 1 - 4

 

HOUSE

alle

HOUSE 1 - 2

 

LIMITLESS

alle

alle

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

29

Hoofdstuk 3. Het D-FIELD

Een patroon opnieuw oproepen (ASSIGN 1: PATTERN CALL)

De acht zones van het D-FIELD kunnen gebruikt worden als knoppen die patronen selecteren. U kan de gewenste patronen op voorhand klaar maken en deze methode daarna gebruiken om snel patronen om te wisselen.

De patronen die aan de acht zones van het D-FIELD zijn toegewezen, worden samen “pattern-set” genoemd. Het is mogelijk om de inhoud van een pattern-set opnieuw toe te wijzen en in het intern geheugen is er plaats voor 20 verschillende sets. U kan de pattern-sets ook omwisselen terwijl er een patroon wordt gespeeld.

Wanneer u Pattern Call uitvoert in de MEGAMIX-modus worden de parts geselecteerd die in de MEGAMIX-set zijn

opgenomen.

Display

 

Verklaring

Instelling

 

 

 

 

TYPE

 

Selecteert een pat-

1–20

 

 

tern set.

 

 

 

 

 

De instellingen van het D-FIELD veranderen (pg. 22)

Patronen aan het D-FIELD toewijzen

Misschien vindt u het gemakkelijk om uw favoriete of frequent gebruikte patronen toe te wijzen aan één pattern-set.

1.Zet [ASSIGN 1] TYPE op “PCL”.

2.Selecteer het patroon dat u wil toewijzen.

3.Terwijl u [ASSIGN 1] ingedrukt houdt, draait u aan [VALUE] om de pattern-set te selecteren waaraan u de frase wil toewijzen.

4.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op de D-FIELD-zone waaraan u het patroon wil toewijzen.

Dit bepaalt de overeenkomst van het D-FIELD en de part.

Parts registreren voor gebruik met MEGAMIX (MEGAMIX-set)

Het is nuttig om de parts die u voor MEGAMIX (pg. 58) wil gebruiken op te slaan als één enkele MEGAMIX-set. U kan - afzonderlijk van de gewone pattern-sets- twintig MEGAMIX-sets bewaren.

1.Selecteer het patroon dat de part bevat die u wil toewijzen.

2.Druk op [MEGAMIX] om in de MEGAMIX-modus te gaan.

3.Druk op [PART MUTE] en gebruik de mute-knoppen om alle parts uit te zetten, met uitzondering van de part die u wil registreren.

4.Selecteer “PCL” als [ASSIGN 1] TYPE.

5.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op [ENTER] om naar het selectiescherm van de MEGAMIX-set te gaan en, terwijl u nog steeds [ASSIGN 1] ingedrukt houdt, draait u aan [VALUE] om de MEGAMIX-Set te selecteren waarin u de part wil opslaan.

6.Houd [ASSIGN 1] ingedrukt en druk op de D-FIELD-zone waaraan u het patroon wil toewijzen.

Dit bepaalt de overeenkomst van het D-FIELD en de part.

*Het is niet mogelijk om meerdere parts aan elk van de acht D-FIELD-zones toe te wijzen. U moet alle parts uitzetten behalve de part die geregistreerd wordt. Als u de registratieprocedure uitvoert wanneer meer dan één part niet uitstaat, verschijnt “noASGn” in de display.

30

Loading...
+ 70 hidden pages