1.5, 2.1,
2.3, 2.4
1
Installatie
2
Batterij vervangen
en beheren
Oplaadsleuf voor
de mobiele unit
Oplaadsleuf voor
de reservebatterij
REMOTE
CHARGE
SPARE
CHARGE
BASE
POWER
TALK
TALK
VOLUME
Sluit de
interfacekabel
van de console
hier aan
Sluit de
wisselstroomadapter
hier aan
ACHTERAANZICHT VAN DE UNIT
1.3, 1.4
1.1
Door het gebruik van andere apparaten op dezelfde
frequentieband als de CA12CD/A wordt het aantal
gebruikers en het bereik minder. In Noord-Amerika werkt
de CA12CD in de UPCS-frequentieband (1,92 tot 1,93 GHz).
In andere regio's werkt de CA12CD/A in de DECT™
-frequentieband (1,88 tot 1,90 GHz). In bepaalde landen
zijn er verschillende versies van de CA12CD/A.
1.2
Het aantal gebruikers en het bereik zijn in hoge mate
afhankelijk van factoren zoals de indeling van het gebouw
en andere apparaten die mogelijk op dezelfde frequen
tieband als de CA12CD/A worden gebruikt.
Bij installaties met weinig gebruikers (bijvoorbeeld 5 units
die 3 meter van elkaar zijn geplaatst), kan het bereik groter
zijn dan 3 meter. Bij installaties met veel gebruikers
(bijvoorbeeld 30 units die 45,7 centimeter van elkaar zijn
geplaatst), kan het bereik minder zijn dan 3 meter.
1.3
Sluit de modulaire aansluiting van de interfacekabel van de
console aan op de modulaire aansluiting op de achterkant
van het basisstation. Sluit het andere uiteinde aan op uw
console.
1.4
Steek de wisselstroomadapter in het stopcontact en de
ronde stroomstekker in de achterkant van het basisstation.
Het voedingslampje van het basisstation licht op.
1.5
Schuif de batterij op de mobiele unit. Wanneer de batterij
wordt geplaatst of vervangen, gaat het Aan-Uit-lampje
langzaam knipperen zodra de unit klaar is voor gebruik.
Dit kan ongeveer 45 seconden duren, terwijl de mobiele
unit het radiokanaal met de meest betrouwbare verbinding
zoekt en selecteert.
1.6
Bevestig een headset aan de mobiele unit.
1.7
Plaats de CA12CD/As minimaal 30,5 cm van de computer-
monitoren van het type CRT.
2.1
Om de batterij op de mobiele unit te plaatsen, dient u de
batterij in de mobiele unit te schuiven tot deze vastklikt.
Voer geen druk uit.
2.2
Het basisstation is uitgerust met twee oplaadsleuven voor
de batterij. Met de grote sleuf kunt u de batterij opladen
terwijl deze op de mobiele unit is bevestigd. Met de kleine
sleuf kunt u een reservebatterij opladen.
2.3
Plaats de mobiele unit en de reservebatterij in de daarvoor
bestemde sleuven. De oplaadlampjes knipperen als de
batterijen worden opgeladen.
2.4
Als de batterij wordt opgeladen, stopt het oplaadlampje
met knipperen en licht deze op.
2.5
Het Aan-Uit-lampje van de mobiele unit gaat knipperen
zodra de unit klaar is voor gebruik. Dit kan ongeveer 45
seconden duren, terwijl de mobiele unit het radiokanaal
met de meest betrouwbare verbinding zoekt en selecteert.
2.6
Een volledig opgeladen batterij gaat maximaal acht uur
mee.
2.7
Om optimaal te profiteren van de batterij, dient u de
mobiele unit uit te schakelen en in de oplaadsleuf te
plaatsen als u de unit niet gebruikt. Voordat u de batterijen
gaat gebruiken, dient u deze minimaal één uur op te laden
of tot het oplaadlampje niet meer knippert en ononderbroken brandt.
2.8
Het duurt drie uur voordat een geheel opgebruikte batterij
volledig is opgeladen.
Opmerking: zorg dat de PTT-knop altijd in de ontgrendelde
stand staat voordat u de batterijen verwisselt.
Waarschuwing: het aanraken van de contactpunten van de
batterij of het plaatsen van andere voorwerpen dan de
batterijen en de mobiele unit in de oplaadsleuven kan een
negatief effect hebben op de werking van de CA12CD/A.