Alle informatie en alle instructies over nieuwe
functies staan in dit boekje, dat een aanvulling
vormt op uw gebruiksaanwijzing. De genummerde
titels verwijzen naar het bijbehorende hoofdstuk in
de gebruiksaanwijzing.
Tenzij anders aangegeven, vindt u de nieuwe
functies omschreven in deze folder zowel op de
creative vision™ als op de creative™ 4.0.
5.2 Maxisteken – Bladeren en bloemen5.3 Maxisteken – Kunststeken
5.4 Maxisteken – Fantasiesteken6.2 Naaitechnieken – Steken voor speciale naaivoeten
Lettertypes
Grand
2 Voorbereidingen
Uw machine updaten
Updaten via USB embroidery stick
Nadat u deze nieuwe softwareversie hebt geïnstalleerd, kunt u uw naai- en borduurmachine updaten
met de USB embroidery stick. U hoeft uw machine
dan niet meer met de computer te verbinden.
Update-instructies
• Op de PFAFF® website www.pfaff.com vindt
u informatie over beschikbare updates.
• Volg de update wizard om uw USB embroidery stick voor te bereiden op de update.
• Houd de toets ‘steek opnieuw beginnen’ en de
toets ‘naald omhoog/omlaag’ ingedrukt terwijl
u de naai- en borduurmachine aanzet om in de
update-modus te starten. Volg de instructies
op het PFAFF® HD-scherm om de update uit
te voeren.
Let op: De borduurmotieven die op uw naai- en borduurmachine zijn geladen, worden nu bij de laatste
update-versie geleverd; er wordt geen cd met borduurmotieven meer bij de machines geleverd.
Op www.pfaff.com kunt u meer lezen over het registreren en updaten van uw naai- en borduurmachine. Als
u uw naai- en borduurmachine registreert via Smart
Update, krijgt u bericht wanneer er een nieuwe update
beschikbaar is.
C
B
Draad inrijgen
Trek de draad bij het inrijgen van voren naar
achteren door de draadgeleider (A). Zorg ervoor
dat de draad op zijn plaats klikt.
Trek de draad dan onder de spoeldraadgeleider (B)
op de voorspanningsschijf (C).
Opspoelen met ingeregen machine
Zorg ervoor dat de naaivoet en de naald zich in
de hoogste stand bevinden. Trek de draad uit de
naald om te voorkomen dat de naald verbuigt.
Breng de draad omhoog vanaf draadgeleider bij
de naald (D), omhoog door de linker inrijggleuf
en door de onderdraadgeleiders (E). Volg dan de
oorspronkelijke instructies voor het opspoelen in
de gebruiksaanwijzing (pagina 2:7).
A
E
D
3 PFAFF® HD-scherm
Machine-instellingen (creative vision™)
Parelvoet (A)
De instelling van de parelvoet zorgt ervoor dat
er niet in het midden wordt afgehecht, waar de
afhechting een kraaltje zou kunnen raken. U vindt
parelsteken in stekencategorie 6.2.
Deselecteer de parelvoet-instelling om weer
normaal te naaien.
A
8 Borduurmodus – bewerken
Een steek laden
U kunt eerder opgeslagen patchwork-, enkele
steek- en taperingprogramma’s laden in ‘borduurmotief bewerken’ om ze te kunnen borduren in de
borduurring.
Als de steek getaperd is, wordt de stekencombinatie omgezet in een borduurmotief.
Zoomen (creative vision™)
Gebruik de pictogrammen + en - om in of uit
te zoomen op het borduurgebied. Druk op het
pictogram ‘zoomen’ (A) om een lijst met zoomopties te openen.
Met ‘zoomen naar vak’ (B) kunt u beslissen hoeveel
en waar u wilt inzoomen op het borduurgebied.
Selecteer eerst ‘zoomen naar vak’ in de pop-up.
Het pictogram ‘zoomen’ begint te knipperen om
aan te geven dat ‘zoomen naar vak’ actief is. Druk
en sleep met uw stylus in het borduurgebied op het
PFAFF® HD-scherm om het gebied te deÀ niëren
waarop u wilt inzoomen. ‘Zoomen naar vak’ wordt
dan uitgeschakeld.
Let op: Terwijl ‘zoomen naar vak’ actief is, zijn de druk/
sleepfuncties uitgeschakeld. Om ‘zoomen naar vak’ uit te
schakelen zonder een selectie te maken, raakt u één van
de pictogrammen van de druk/sleepfuncties aan.
Het hangt af van de geselecteerde borduurring hoeveel u
kunt inzoomen.
‘Zoomen naar alles’ (C) geeft alle borduurmotieven
in de borduurcombinatie weer in de grootst
mogelijke weergave.
Met ‘zoomen naar borduurring’ (D) past u de
weergave aan om de geselecteerde borduurring te
tonen.
Let op: De nieuwe zoom-functies zijn beschikbaar in
‘borduurmotief bewerken’ en in ‘borduren’. De nieuwe
zoom-pictogrammen zijn ook beschikbaar in Stitch
Creator.
A
B
C
D
Meer opties
Achtergrondkleur (A) (creative vision™)
Druk op het pictogram voor de achtergrondkleur
(A) om de actieve achtergrondkleur van het borduurveld te veranderen. Er verschijnt een venster
waarin u uit 64 verschillende kleuren kunt kiezen.
Achtergrondstof (B) (creative vision™)
Druk op het pictogram voor de achtergrondstof
(B) om de achtergrondstof in/uit te schakelen.
Wanneer dit is ingeschakeld, verschijnt er een
stofachtergrond van het borduurveld. Gebruik het
pictogram voor de achtergrondkleur (A) om de
kleur van de stof te veranderen.
Driedimensionale weergave (C)
Druk op het pictogram voor driedimensionale
weergave (C) om een driedimensionale weergave
van de borduurmotieven in het borduurgebied aan
of uit te schakelen.
De borduurmotieven worden standaard tweedimensionaal weergegeven in het borduurveld. In
tweedimensionale weergave worden de borduurmotieven sneller op het scherm geladen en zijn de
kleurblokken in het borduurmotief beter te zien.
De instelling van de weergave blijft ook geselecteerd wanneer u uw machine uitzet.
Let op: De pictogrammen voor de achtergrondkleur,
achtergrondstof en driedimensionale weergave zijn ook
in meer opties beschikbaar in de borduurmodus.
A
B
C
Garenkleur bewerken
‘Meerdere selecteren’ (D) en ‘gelijke
selecteren’ (E)
Als u meer dan één kleurblok tegelijkertijd wilt
veranderen, gebruikt u het pictogram ‘meerdere
selecteren’ (D). Druk op het pictogram ‘meerdere
selecteren’ om de functie in te schakelen en druk
dan op de kleurblokken die u wilt selecteren. Druk
lang op het pictogram 'meerdere selecteren' (D) om
alle kleurblokken van de kleurenlijst te selecteren.
Om een kleurblok te deselecteren, drukt u erop in
de lijst. Druk opnieuw op het pictogram ‘meerdere
selecteren’ om de functie uit te schakelen.
Gebruik het pictogram ‘gelijke selecteren’ (E)
om automatisch alle kleurblokken met identieke
garenkleur(en) en de op dat moment geselecteerde
kleurblokken te selecteren. Wanneer het pictogram
‘gelijke selecteren’ wordt gebruikt en er meer dan
één kleurblok is geselecteerd, wordt ‘meerdere
selecteren’ automatisch ingeschakeld.
De geselecteerde kleurblokken worden gemarkeerd
in het borduurveld.
ED
Shaping (creative vision™)
Shaping is een unieke manier om uw prachtige
9mm steken, reeksen of zelfs borduurmotieven te
gebruiken om nieuwe vormen te maken.
De creative vision™ versie 5.5 bevat een aantal
nieuwe shaping-functies voor meer creatieve
mogelijkheden met vormen.
Shaping-overzicht
A Vorm selecteren
B Zoomen
C Laatste object verwijderen/dupliceren
D Controlepunten selecteren
E Tussenruimte selecteren
F Line positioning selecteren
G Side positioning selecteren
H Hoek borduurmotief selecteren
I Controlepunten
J Basislijn
Vorm selecteren (A)
Selecteer een vorm door erop te drukken in de lijst
(A).
De steken of borduurmotieven worden langs de
basislijn geplaatst in de volgorde waarin ze in
‘borduurmotief bewerken’ zijn geladen. De steken
of borduurmotieven volgen de lijn in de richting
die door een pijltje wordt aangegeven in de
pictogrammen van de lijst ‘vorm selecteren’.
A
J
I
B
ED
HGF
C
Laatste object verwijderen/dupliceren (C)
Als u het laatste object van de vorm wilt
verwijderen, drukt u op het pictogram -. Alleen het
laatste object van de vorm wordt verwijderd.
Als u een kopie van het laatste object wilt toevoegen, gebruikt u het pictogram +. Het laatste object
in de vorm wordt gekopieerd en de kopie wordt
toegevoegd na het laatste object op de basislijn.
DeÀ nitie van een controlepunt
Een controlepunt is een punt dat invloed heeft op
de geselecteerde vorm. Iedere vorm is opgebouwd
uit verschillende controlepunten. Samen deÀ niëren
ze hoe de vorm eruit zal gaan zien.
Een geselecteerd controlepunt is gemarkeerd met
een dicht vierkantje (K). Een niet-geselecteerd
controlepunt is gemarkeerd met een open
vierkantje (L). Alle controlepunten zijn zichtbaar
wanneer u de punten bewerkt.
Door de controlepunten aan te passen, kan
de geselecteerde vorm met ongelimiteerde
mogelijkheden worden veranderd.
K
L
Controlepunten selecteren (D)
Druk op het pictogram ‘controlepunten selecteren’
(D) om een pop-up te openen. Voor iedere vorm
zijn er bestaande reeksen controlepunten. Selecteer
alle of sommige controlepunten.
Wanneer u een reeks controlepunten hebt
geselecteerd, kunt u aanpassingen maken aan de
vorm. Gebruik de druk/sleepfuncties of uw stylus
om de geselecteerde controlepunten te verplaatsen,
te roteren of de schaalverdeling te veranderen. De
gemaakte aanpassingen hebben alleen invloed op
de geselecteerde controlepunten.
Gebruik de schuif om het aantrekkingspercentage
van de geselecteerde controlepunten te
verminderen of te vermeerderen. Hoe hoger het
aantrekkingspercentage, hoe dichter de basislijn bij
de geselecteerde controlepunten zal liggen.
D
Tussenruimte selecteren (E)
Druk op het pictogram ‘tussenruimte selecteren’
(E) om een pop-up te openen. De standaardinstelling verdeelt de objecten gelijkmatig over de basislijn (met dezelfde afstand tussen alle objecten).
U kunt de objecten op de basislijn links of rechts
uitlijnen. De ruimte tussen de objecten kan met de
schuif worden vergroot of verkleind. De werkelijke
ruimte staat boven de schuif in de pop-up.
Line positioning selecteren (F)
Druk op het pictogram ‘vorm selecteren line
positioning’ (F) om een pop-up te openen. U kunt
kiezen of u de objecten op de bovenkant van de
basislijn, op de basislijn of onder de basislijn wilt
plaatsen. De geselecteerde plaatsing heeft invloed
op alle objecten van de vorm.
E
F
Side positioning selecteren (G)
Selecteer welke zijde van de objecten op de
basislijn wordt geplaatst. Druk op het pictogram
‘side positioning selecteren’ (G) om een popup te openen. U kunt kiezen of u de onderkant,
bovenkant, rechterkant of linkerkant van de
objecten langs de basislijn wilt plaatsen. De
geselecteerde instelling heeft invloed op alle
objecten van de vorm.
G
Hoek borduurmotief selecteren (H)
Bepaal hoe de objecten op de basislijn moeten
worden uitgelijnd. Druk op het pictogram van
‘hoek borduurmotief selecteren’ (H) om af te
wisselen tussen objecten parallel aan de basislijn of
de huidige hoek te behouden. De instelling heeft
invloed op alle objecten van de vorm.
Pop-ups ‘borduurmotief bewerken’
Maximum aantal steken overschreden
De borduurmotievencombinatie die u
probeert te maken, bevat teveel steken. Uw
borduurmotievencombinatie mag tot ongeveer
500.000 steken bevatten.
H
Borduurcombinatie is te complex
Dit pop-upbericht verschijnt om één van de
volgende redenen:
• De borduurmotievencombinatie bevat teveel
kleurblokken.
• Er zijn teveel borduurmotieven in de
combinatie.
• Er zijn één of meer borduurmotieven te vaak
gegroepeerd en opnieuw gegroepeerd.
9 Borduurmodus – borduren
Rijgen
Met rijgen kunt u uw stof vastzetten op een
versteviging eronder. Dit is vooral handig wanneer
de stof die moet worden geborduurd niet in de
borduurring kan worden gespannen. Rijgen geeft
ook ondersteuning aan rekbare materialen.
Druk op het pictogram ‘rijgen’ (A) om rijgen in te
schakelen.
Druk lang op het pictogram om een venster te
openen waarin u kunt selecteren of de rijgsteek
rondom het borduurmotief en/of langs de
borduurring moet komen.
Als u ‘om borduurmotief rijgen’ selecteert,
voegt de machine een rijgsteek toe rondom het
borduurmotiefgebied, waarbij het gebied wordt
aangegeven waarop het borduurmotief op de stof
komt te staan. Selecteer ‘langs borduurring rijgen’
om een rijgsteek dicht bij de binnenrand van de
borduurring te maken.
De rijgsteken worden toegevoegd als het eerste
aparte kleurblok (kleurblokken) aan het begin van
de kleurenlijst (B). U kunt steek voor steek stappen
en in en uit de kleurblokken stappen.
Let op: Rijgen kan alleen worden ingeschakeld bij de
eerste steek in het borduurmotief.
B
A
Precise positioning
Zoomen naar naald (C)
Precise positioning is eenvoudig te gebruiken met
de nieuwe optie ‘zoomen naar naald’. Druk op het
pictogram ‘zoomen naar naald’ (C) om het beeld te
verplaatsen naar de huidige naaldpositie en zoveel
mogelijk in te zoomen op het scherm. U kunt het
vergrendel- en het aansluitpunt precies plaatsen
waar u ze wilt hebben.
Naaldwaarschuwing uitschakelen (D)
Vink het pictogram ‘naald omlaag toestaan’ (D)
aan zodat de naald tijdelijk in een lage positie kan
staan terwijl de borduurring wordt verplaatst. De
naald kan dan dicht bij de stof blijven wanneer u
precise positioning gebruikt. Zorg ervoor dat de
naald boven de stof is om schade aan de naald en
de stof te voorkomen.
Let op: De waarschuwing kan niet worden uitgeschakeld
wanneer de naald onder de steekplaat is.
C
D
10 Bestanden & Mappen
B
Bestandsformaten
Uw machine kan de volgende bestandsformaten
laden:
Druk op het pictogram ‘lijstweergave’ (A) om de
bestanden in de huidige map weer te geven in alfabetische volgorde. Ieder bestand, iedere bestandsnaam en ieder bestandstype wordt weergegeven.
Druk opnieuw op het pictogram ‘lijstweergave’ om
terug te keren naar thumbnailweergave.
Om een map te openen in Bestanden & Mappen,
drukt u lang op die map. De inhoud van de map
verschijnt in het middelste venster.
Om een bestand te laden, drukt u op laden (B) of
drukt u lang op het bestand.
A
C
Verwijderen (C)
Om een bestand of map te verwijderen, selecteert
u deze en drukt u op ‘verwijderen’ (C). Een popup vraagt u het verwijderen te bevestigen. Als een
map wordt verwijderd, worden ook alle bestanden
die in de map staan verwijderd.
Druk lang op het pictogram ‘verwijderen’ om
alle bestanden en mappen in de actieve map te
verwijderen.