Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
De batterij opladen. (P9)
• De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P14)
• Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen (P16).
P17 raadplegen als u een kaart
gebruikt.
plug-in-type
inlaattype
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P38)
- 4 -
Page 5
Voor Gebr uik
Speel de opnamen terug af.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P49)
- 5 -
Page 6
Voor Gebr uik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
•
waar u de camera hebt gekocht.
Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
• Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
• Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
• De SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart worden aangeduid als kaart in de tekst.
• De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er
voor zorgen dat de DC-koppelaar van
Panasonic (optioneel) en de AC-adapter
(optioneel) gebruikt worden. Voor
verbindingsdetails, P15 raadplegen.
- 8 -
Page 9
Voorbereiding
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
∫ Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken
in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van
dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te
voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid
dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten
dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als
een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te
zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van
originele batterijpakketten van Panasonic.
Gebruik hiervoor de oplader.
•
• Dit apparaat heeft een functie die batterijen onderscheidt die veilig gebruikt kunnen
worden. De exclusieve batterij wordt ondersteund door deze functie. Batterijen die
gebruikt kunnen worden met dit apparaat zijn originele Panasonic batterijen of batterijen
gemaakt door derden die gebrevetteerd zijn door Panasonic. (Batterijen die niet
ondersteund kunnen worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.) De
kwaliteit, prestatie en veiligheid van batterijen gemaakt door derden die verschillen van
die, die als origineel beschouwd worden, hebben geen garantie.
• De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
• Laad de batterij op met de oplader.
• Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC en 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn.)
Steek de batterij in de goede
richting.
- 9 -
Page 10
Voorbereiding
90
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
• De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding rechts.
• Het laden start als het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
• Het laden is voltooid wanneer het
lampje [CHARGE] A uitgaat.
Maak de batterij los als deze
opgeladen is.
plug-in-type
inlaattype
- 10 -
Page 11
Voorbereiding
∫ Als het [CHARGE] lampje knippert
•
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Gelieve de batterij opnieuw opladen in een
omgeving waar de temperatuur tussen 10 oC en 35 oC ligt.
• De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
•
• De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand-en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 11 -
Page 12
Voorbereiding
Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)
∫ Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is.
•
(De statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of
vervang deze met een volle batterij.
∫ Levensduur van de batterij
Aantal beeldenOngeveer 330 opnamen
opnametijdOngeveer 165 min.
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
•
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• De geleverde batterij gebruiken.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
• Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power
LCD-functie.
(P25)
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd tussen de opnamen. Als
de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal opnamen af. [bijv.
Als u om de 2 minuten opnamen maakt, neemt het aantal mogelijke opnamen af tot
ongeveer 82.]
Volgens CIPA-standaard in normale
beeldfunctie
¢
- 12 -
Page 13
Voorbereiding
Ter ug sp eel ti jdOngeveer 300 min.
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
∫ Opladen
OplaadtijdOngeveer 130 min.
•
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
Aantekening
•
De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang
meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal
leeg is.
• De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
- 13 -
Page 14
Voorbereiding
Een kaart of batterij in het toestel doen
• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
• Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting
van de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
•
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
- 14 -
Page 15
Voorbereiding
Aantekening
•
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
• De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
• De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
• Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden
verloren kunnen gaan.)
∫ M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de
batterij
Zorg ervoor dat de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) aangeschaft worden in
een set. Niet gebruiken als deze apart verkocht
worden.
1 Open de kaart/batterijklep.
2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting.
3 Sluit de kaart/batterijklep.
•
Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is.
4 Open de DC-koppelaardeksel A.
•
Als het moeilijk is te openen, de
koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit
met de kaart-/batterijklep open.
5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat.
6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C
van de DC-koppelaar verbinden.
D De markeringen uitlijnen en erin zetten.
• Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de
DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het
gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen
veroorzaken.
Aantekening
•
Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de
AC-adapter geleverd is.
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is.
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent.
• Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale
toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden.
• Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 15 -
Page 16
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
•
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
• Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
• Clipboardbeelden (P108) worden opgeslagen op het ingebouwde
geheugen zelfs als de kaart erin zit.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
>ð (toegangsaanduiding
k
• Als u de kaart gebruikt
† (toegangaanduiding
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
• U Kunt de opgenomen beelden naar een kaart kopiëren. (P137)
• Geheugengrootte: Ongeveer 40 MB
• Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
¢
)
¢
)
Ingebouwd geheugen
- 16 -
Page 17
Voorbereiding
Kaart
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Soort kaartEigenschappen
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of
FAT16 formaat in overeenstemming
met de SD-standaard)
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32
formaat in overeenstemming met de
SD-standaard)
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen
bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen
die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing
voordat u het toestel gebruikt.)
• U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die overeenstemming aangeeft met
SD-standaard) als u kaarten gebruikt met 4 GB of groter vermogen.
¢
• Snelle opname en grote schrijfsnelheid
• Schrijfbescherming-schakelaar A
voorzien (Wanneer deze schakelaar op
de [LOCK] positie staat, is er geen
verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen
gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar
teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
• Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter
•
(optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden
geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart
geformatteerd (P29)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
• De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart
stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
• Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P29)
• Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 17 -
Page 18
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
• De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
• Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
• Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet in
[AFSPELEN] functie.)
Op [MENU/SET] drukken.
4.
- 18 -
Page 19
Voorbereiding
:
:
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om
in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P34)
‚: Annuleren zonder de klok in te stellen.
•
Selecteer ofwel [24 UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay.
• AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
• Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de
procedure hieronder te volgen.
“De klokinstelling veranderen”
De klokinstelling veranderen
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P21)
•
Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
• De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
•
opname.
• U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P125) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 19 -
Page 20
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken voor het
maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u de mogelijkheid
bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
[MODE] afspelen functiemenu
(P49, 113 tot 119)
•
Dit menu laat u de
instelling selecteren van
de afspeelmethodes
zoals afspelen of
diavoorstelling van
alleen de beelden die
ingesteld zijn als
[FAVORIETEN].
( [AFSPELEN] functiemenu (P122 tot 137) ! [OPNAME] functiemenu (P92 tot 107)
• Dit menu laat u de
bescherming,
bewerking of
afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte
beelden maken.
— [REISMODUS] menu (P30 tot 35)
• U kunt de vertrekdatum en de bestemming instellen wanneer u op reis
bent en ervoor zorgen dat de display van het toestel de plaatselijke
datum en tijd weergeeft.
• Het [REISMODUS] menu kan ingesteld worden vanaf oftewel de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE].
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
•
Dit menu lat u de
kleuring, gevoeligheid,
aspectratio, aantal
pixels en andere
aspecten instellen van
de beelden die u aan
het opnemen bent.
[SET-UP] menu (P24 tot 29)
• Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
• Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
Aantekening
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
- 20 -
Page 21
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
Hieronder wordt de methode beschreven voor het maken van instellingen in de normale
beeldfunctie, maar de instellingen kunnen op een soortgelijke manier gemaakt worden op
het afspeelmenu, het set-upmenu enz.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [
Ø] naar [š] in de normale beeldfunctie
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
• Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
4.
stap
Stel de functieknop in op [·].
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
ONOFF
- 21 -
Page 22
Voorbereiding
Schakelen naar andere menu’s
bijv.: Schakel naar het [SET-UP] menu
Op 2 drukken.
Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te kiezen.
Op 1 drukken.
• Kies een menuonderdeel en stel het in.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
• Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
• Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 22 -
Page 23
Voorbereiding
A
Gebruik van het snelle menu
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
•
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
• Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl en terwijl [STABILISATIE] (P105) geselecteerd is,
kan [O.I.S. DEMO] afgebeeld worden.
Druk op [Q.MENU] en houd dit ingedrukt
tijdens het opnemen.
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel te
kiezen en de instelling en druk dan op
[MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
- 23 -
Page 24
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
•
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [TOON], [TAAL] en [O.I.S.
DEMO] (P29) ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
• Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
[LCD SCHERM]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
- 24 -
Page 25
Voorbereiding
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[OFF]
[LCD MODE]
„ [AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
… [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
• Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander
voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren.
• Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
• [AUTO POWER LCD] kan niet geselecteerd worden in de terugspeelfunctie.
• [LCD MODE] kan niet gebruikt worden wanneer de componentkabel aangesloten is.
Verander de displaygrootte van sommige iconen en
[BEELDGROOTTE]
menuschermen.
[STANDARD]/[LARGE]
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden
wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
[RICHTLIJNEN]
• De [PATROON] instelling is vastgesteld op [] in de intelligente automatische functie en het
clipboardfunctie.
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de
richtlijnen afgebeeld worden. (P54)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]/[ON]
[PATROON]:
[]/[]
- 25 -
Page 26
Voorbereiding
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
[HISTOGRAM]
beelden. (P55)
[OFF]/[ON]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [BATT. BESP.]:
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
• De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
• [BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie en het
clipboardfunctie.
• [BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
• De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
• [AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
• [BATT. BESP.] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– Tijdens een diavoorstelling
– [AUTO DEMO]
• [AUTO LCD UIT] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Als de zelfontspanner ingesteld is
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– Tijdens een diavoorstelling
– Terwijl het menuscherm afgebeeld is
– [AUTO DEMO]
- 26 -
Page 27
Voorbereiding
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]
[1SEC.]
o [AUTO REVIEW]
[2SEC.]
[HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
• De automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht de instelling ervan wanneer u
auto bracket (P65), [HI-SPEED BURST] (P75), [FLITS-BURST] (P76) en [FOTO FRAME]
(P80) in scènefunctie, burst-functie (P103) gebruikt en wanneer u stilstaande beelden opneemt
met geluid (P106). (De beelden kunnen niet vergroot worden.)
• In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
• [AUTO REVIEW] werkt niet in bewegende beeldfunctie.
v [NR. RESET]Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
• Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P140)
• U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P29) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
• Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
• Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
• Wanneer de [OPNAME] Functie-instellingen opnieuw gemaakt worden, worden de volgende
instellingen ook gemaakt.
– Gegevens geregistreerd met [GEZICHT HERK.]
– De instelling en registratie voor mijn scènefunctie (P66)
• Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P130) ingesteld op [ON],
en wordt [FAVORIETEN] (P131) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu.
– De verjaardag-en naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P73) en [HUISDIER] (P74) in
scènefunctie.
– De vertrek- en terugkomstdata van [REISDATUM] (P31), en de ingestelde inhoud van
[LOCATIE] (P33) en [WERELDTIJD] (P34) van de Reisfunctie
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
- 27 -
Page 28
Voorbereiding
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
x [USB MODE]
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
• Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
| [VIDEO UIT]
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[TV-ASPECT]
[W]:Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]:Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
Het scherm instellen dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
} [SCÈNEMENU]
[OFF]:Het opnamevenster voor de op dit ogenblik
geselecteerde scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: De menupagina [SCÈNE MODE] verschijnt.
[VERSIE DISP.]
Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op
het toestel zit.
- 28 -
Page 29
Voorbereiding
DEMO
A B
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
[FORMATEREN]
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de
gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
• Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
• Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
~ [TAAL]De taal op het scherm instellen.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Geeft de hoeveelheid beeldbibber weer die het toestel
opgespoord heeft ([O.I.S. DEMO])
De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
[O.I.S. DEMO]
A Hoeveelheid beeldbibber
[DEMOFUNCTIE]
B Hoeveelheid beeldbibber na correctie
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
• De stabilisatorfunctie wordt elke keer dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt tussen AAN en UIT
geschakeld tijdens de [O.I.S. DEMO]
• In terugspeelfunctie, [O.I.S. DEMO] kan niet afgebeeld worden.
• [O.I.S. DEMO] is een benadering.
• Druk op [DISPLAY] om [O.I.S. DEMO] te sluiten.
• [AUTO DEMO] heeft geen TV-outputmogelijkheid zelfs wanneer deze in de afspeelfunctie
staat.
• Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
- 29 -
Page 30
Voorbereiding
A
Handige Functies op uw reisbestemmingen
(Reisfunctie)
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P18)
Selecteer een item van het [REISMODUS] menu en druk
op 1 (P21).
• Bij voltooiing, wordt de ingestelde inhoud afgebeeld.
A De naam van het geselecteerde menu-item wordt afgebeeld.
- 30 -
Page 31
[REISDATUM]
Voorbereiding
Stel de vertrekdatum en terugkeerdatum van uw vakantie in. Het
aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (d.w.z. welke
dag het van de vakantie is) wordt dan opgenomen wanneer u
beelden maakt en kan afgebeeld worden bij het afspelen. U kunt
uw beelden afdrukken met deze informatie m.b.v. [TEKST AFDR.]
(P125).
[OFF]/[SET]
∫ De reisdatum instellen
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en
dan op [MENU/SET].
2 Op 3/4/2/1 drukken om de
vertrekdatum in te stellen, en druk
dan op [MENU/SET].
3/4: Kies de maand
2/1: Kies de datum
3 Op 3/4/2/1 drukken om de
aankomstdatum (jaar/maand/dag) in
te stellen, en druk dan op [MENU/
SET].
De frames van data vanaf de
•
vertrekdatum tot de terugkeerdatum
ondergaan een kleurverandering.
4 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
•
De vertrekdatum en terugkeerdatum die u ingesteld heeft
verschijnen in het [REISMODUS] menu.
∫ De vertrekdatum wissen
Deze instellingen worden automatisch geannuleerd wanneer de
huidige datum de terugkeerdatum overschrijdt. Om de
instellingen halverwege uw vakantie te annuleren, [REISDATUM]
instellen op [OFF] in Stap
wanneer [REISDATUM] op [OFF] staat, wordt [BESTEMMING]
ook automatisch op [OFF] gezet.
1 van “De reisdatum instellen”. Let op,
- 31 -
Page 32
Voorbereiding
• Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Het aantal dagen dat voorbij is na de vertrekdatum wordt afgebeeld gedurende ongeveer
5 seconden als dit apparaat aangezet, enz. wordt na het instellen van de reisdatum of wanneer
de reisdatum ingesteld wordt.
• Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechtsonder aan het scherm.
• De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P34) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
• De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt
gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze
opnamen hebt gemaakt.
• Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
• Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (minteken) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden.)
- 32 -
Page 33
Voorbereiding
Een reisbestemming instellen. De bestemming wordt dan
opgenomen wanneer u beelden maakt en kan afgebeeld worden
bij het afspelen. U kunt uw beelden afdrukken met deze
informatie m.b.v. [TEKST AFDR.] (P125).
[OFF]/[SET]
∫ Instellen van de reisbestemming
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
[LOCATIE]
2 Voer de reisbestemming in.
•
Voor details over hoe karakters in te voeren, de [TITEL BEW.]
sectie lezen op P123.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
•
De reisbestemming die u ingesteld heeft wordt afgebeeld in het
[REISMODUS] menu.
∫ Om de display te annuleren van de reisbestemming
[LOCATIE] instellen op [OFF] in Stap
reisbestemming”.
• De reisbestemming kan afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de CD-ROM (meegeleverd).
• De tekst ingesteld als [LOCATIE] kan later bewerkt worden met [TITEL BEW.].
• De naam voor [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie zal niet opgenomen
worden wanneer [LOCATIE] ingesteld is.
• [LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
• U kunt [LOCATIE] niet instellen wanneer [REISDATUM] ingesteld is op [OFF].
1 van “Instellen van de
- 33 -
Page 34
[WERELDTIJD]
A
B
C
E
D
Voorbereiding
In de regio waar u woont en in de regio van uw bestemming
overzee ingestelde tijden. U kunt dan plaatselijke tijd afbeelden
en plaatselijke tijd opnemen wanneer u beelden maakt op uw
vakantie.
[BESTEMMING]/[HOME]
∫ Instellingszones voor [BESTEMMING]/[HOME]
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na aanschaf,
verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE INSTELLEN] bericht.
Druk op [MENU/SET] en stel de thuiszone op het scherm in
stap
2 in.
1 Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2/1 om de thuiszone te
selecteren en druk vervolgens
op [MENU/SET].
A: Huidige tijd
B: Tijdsverschil met GMT
(Greenwich Mean Time)
•
Als in uw eigen gebied het zomeruur
wordt gebruikt [], drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om
terug te keren naar de originele tijd.
• Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf de
klok één uur vooruit.
3 Op 3 drukken om
[BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
C: De tijd in de geselecteerde
plaats wordt afgebeeld
4 Druk op 2/1 om de zone van uw
reisbestemming te kiezen en dan
op [MENU/SET].
D: Huidige tijd van het
bestemmingsgebied
E: Tijdsverschil
Als de daglichtbesparingstijd []
•
gebruikt wordt op de reisbestemming, op 3drukken. (De tijd
wordt één uur vooruit gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de
originele tijd terug te zetten.
5 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
•
De datum en de tijd in de ingestelde [BESTEMMING] of
[HOME] verschijnen in het [REISMODUS] menu.
- 34 -
Page 35
Voorbereiding
• Om de tijd terug te zetten naar [HOME] tijd wanneer u terugkomt van vakantie, enz., de
instructies van Stap
1 en 2 volgen.
• Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
• Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
•
Het pictogram van de reisbestemming [“] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
- 35 -
Page 36
Voorbereiding
ONOFF
SCN
MS
NORMALE FOTO
Functieschakeling
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
B Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Schakelen tussen functies door aan de
instelknop te draaien.
Zet het deel C op de gewenste functie.
•
Draai de instelknop langzaam maar zeker op elke functie.
- 36 -
Page 37
Voorbereiding
∫ Lijst van [OPNAME] functies
¦
Intelligente automatische functie (P38)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
! Normale opnamefunctie (P43)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Mijn scènefunctie (P66)
De beelden worden genomen m.b.v. eerder geregistreerde opnamescènes.
Û
Scènefunctie (P66)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$Bewegende beeldfunctie (P82)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
ì
Klembordfunctie (P108)
Opnemen als een memo.
- 37 -
Page 38
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
•
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
u dit apparaat aanzet 2. (Deze gaat na
ongeveer 1 seconde uit.)
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [ñ].
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
A Flits
B AF assistentielamp
ONOFF
- 38 -
Page 39
Basiskennis
1
2
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
verder indrukken) en maak het beeld.
• De toegangsaanduiding (P16) gaat branden wanneer
er beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart)
opgenomen worden.
Aantekening
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
•
• De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
• De voorkant van de lens niet aanraken.
∫ Wanneer u beelden maakt met de flits (P56)
•
Wanneer [‡] geselecteerd is, wordt [], [], [] of [] ingesteld afhankelijk van
het type onderwerp en helderheid.
• Wanneer [] of [] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld.
• De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [] of [].
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P46)
∫ Om beelden te maken m.b.v. functie van de Gezichtsdetectie (die gezichten
opslaat van vaak voorkomende personen samen met informatie zoals hun namen
en hun verjaardagen) (P85)
- 39 -
Page 40
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦
>[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
•
[i-NACHTPORTRET]
[i-NACHTL. SCHAP]
¢
[i-BABY]
•
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
• Wanneer [ ], [] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P99)
• Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding
minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld
worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u
beelden maakt.
• Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een
persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
•
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het
onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
• Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht
door het geheel van het beeld automatisch op te lichten.
Alleen wanneer [‡] geselecteerd is
- 40 -
Page 41
Basiskennis
AF-opsporingsfunctie
Het is mogelijk om de focus in te stellen op het gespecificeerde onderwerp. De focus zal
het onderwerp automatisch blijven volgen zelfs wanneer deze beweegt.
1 Op 3 drukken
•
[] wordt afgebeeld links bovenaan het scherm.
• AF-opsporingsframe wordt afgebeeld in het midden van
het scherm.
• Druk weer op 3 om te annuleren.
2 Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe
en druk op 4 om het onderwerp te vergrendelen.
AF-opsporingsframe zal geel worden.
•
• Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde
onderwerp gekozen worden.
• Druk op 3 om te annuleren.
Aantekening
[GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
•
• Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P100.
- 41 -
Page 42
Basiskennis
ISOMAX
1600
Instellingen in intelligente automatische functie
• Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
– [FOTO RES.]
HERK.] (P85)
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
Menu [REISMODUS]
– [REISDATUM]/[LOCATIE]/[WERELDTIJD]
[SET-UP] menu
– [KLOKINST.]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO]
• De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen (Normale beeldfunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
A Instelknop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Stel de functieknop in op [·].
• Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar
(P92) verwijzen.
Richt de AF-zone op het punt waarop u
wenst scherp te stellen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden wanneer er
op het onderwerp scherpgesteld is.
• Het focusbereik is 50 cm (Breed)/2 m (Tele) tot ¶.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik,
Druk de half ingedrukte ontspanknop
helemaal in om het beeld te maken.
• De kaartaanduiding wordt (P16) rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P64)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P96)
“Het functiemenu [OPNAME] gebruiken”
“Close-up’s maken”(P61) raadplegen.
- 43 -
Page 44
Basiskennis
B
E
D
FG
A
C
1/30
F3.3
ISO
80
1/30
F3.3
ISO
80
Het focussen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
Focus
Aanduiding voor
de scherpstelling
Wanneer er
scherpgesteld is op
het object
AanKnippert
Wanneer er niet
scherpgesteld is
op het object
AF-zoneWit>GroenWit>Rood
Geluid
¢2
Biept 2 keerBiept 4 keer
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
E Lensopening
F Sluitertijd
G ISO-gevoeligheid
¢1
¢1
¢1 Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
¢2 Geluidsvolume kan ingesteld worden in [SHUTTER VOL.] (P24).
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
•
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P98)
F3.3
1/30
1/30F3.3
ISO
ISO
80
80
F3.3
1/30
1/30F3.3
ISO
ISO
80
80
∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
•
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
• Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is.
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 44 -
Page 45
Basiskennis
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibber alert [] verschijnt, [STABILISATIE] (P105), een statief of de
zelfontspanner (P63) gebruiken.
•
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
– Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
– In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P66)
– Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P130) ingesteld is op [ON])
•
De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
• Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 45 -
Page 46
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ·¿n¨
Beelden maken met de zoom
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om voorwerpen nog dichter (maximum van
15,6k) bij te doen lijken, de beeldgrootte niet instellen op de hoogste instelling voor elke
aspectratio (X/Y/W).
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P104) op het
[OPNAME] menu is ingesteld
op [ON].
Schermdisplay
A [] is afgebeeld.B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
- 46 -
Page 47
Basiskennis
• Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m – ¶)
¢ Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
∫ Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [] (3 miljoen pixels), wordt de 12M
(12,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen
pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
•
De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ of ¨ geselecteerd is.
• De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
• De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P63) aan om opnamen te maken.
• De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In macrozoom-functie
– In [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] in de scènefunctie
– In de bewegende-beeldenfunctie
• [DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In [TRANSFORMEREN], [SPORT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER], [H. GEVOELIGH.],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME]
in de scènefunctie
– Wanneer [SLIMME ISO] ingesteld is
- 47 -
Page 48
Basiskennis
T
W
Gebruik van de Gemakkelijke zoom
U kunt op hoge snelheid zoomen naar Tele (maximum zoompositie).
De zoomvergroting verschilt afhankelijk van de beeldresolutie die ingesteld is.
Druk op [E.ZOOM].
U kunt de zoom verder uitbreiden tot het digitale zoombereik door weer
op [E.ZOOM] te drukken wanneer [DIG. ZOOM] (P104) ingesteld is op
[ON].
•
Wanneer de maximum beeldresolutie ingesteld is:
De zoom stopt eenmaal op de maximum zoompositie van de optische
zoom. (1)
Wanneer er opnieuw op de [E.ZOOM] gedrukt wordt, gaat zoomen zo ver
als de maximum zoompositie van de extra optische zoom verder. (2)
A Optische zoom
B Extra Optische Zoom
C Digitale zoom
De kleuren van de zoomstaven en de beeldresolutie veranderen en de beeldresolutie
verandert tijdelijk zoals hieronder afgebeeld wordt.
AspectratioBeeldgrootte
X []>[]
Y []>[]
W []>[]
W
∫ Om terug te keren naar Breed m.b.v. de gemakkelijke zoom
Druk op [E.ZOOM] bij Tele
(de maximum zoompositie).
•
Het zoomen keert zo ver terug naar hoge snelheid als Breed.
• Wanneer de zoompositie terugkeert naar de Breed terwijl de maximum beeldresolutie ingesteld
is, keert de beeldresolutie die veranderd werd in het bereik van de extra optische zoom nu
terug naar wat het aanvankelijk was. Verder keert de beeldresolutie terug naar wat het
aanvankelijk was wanneer de zoompositie teruggekeerd is naar optisch zoombereik m.b.v. het
zoomhendeltje.
Aantekening
Druk stevig op [E.ZOOM] totdat de zoomfunctie geactiveerd is.
•
- 48 -
Page 49
Basiskennis
B
A
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar A naar [(].
• Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
– Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
– Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond.
• Wanneer de functieknop ingesteld is op [¨], zal
het clipboard afgebeeld worden. Raadpleeg
“Clipboardbeelden bekijken”(P110) voor
informatie over het afspelen van het clipboard.
Op 2/1 drukken om het beeld te
kiezen.
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
• Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
∫ Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
•
Het bestandsnummer A en het beeldnummer B
wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten zodra het
nummer van het gewenste terug te spelen beeld
verschijnt om het beeld terug te spelen.
• Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal (terug) afgespeelde beelden toe.
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
• Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
• Beelden worden niet gedraaid voor de display.
• Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [] kunnen niet afgespeeld worden.
∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
•
Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
instellingen.
2 Druk op [MENU/SET].
•
Het gekozen beeld verschijnt.
- 50 -
Page 51
Basiskennis
A
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
•
Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
• Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en kan
de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden door op
3/4/2/1 te drukken.
• Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
• Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
•
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association”
en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
• De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
• Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P128)
• Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
• Terugspeelzoom kan niet gebruikt worden tijdens terugspelen van bewegend beeld of beelden
met terugspelen van geluid.
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
1
2 Op 1 drukken.
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P49)
Alle beelden worden afgespeeld.
[DIASHOW] (P113)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[CATEGOR. AFSP.] (P116)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[REIS AFSPELEN] (P118)
De beelden die in de reisfunctie gemaakt zijn worden afgespeeld.
[FAVORIET AFSP.] (P119)
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
¢
- 51 -
Page 52
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
•
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk dan
op [‚].
A [DISPLAY] knop
B [‚] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Op [‚] drukken.
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [ALLES WISSEN] > stap 5.
Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te
kiezen en vervolgens op [DISPLAY]
drukken. (Herhaal deze stap.)
• [ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
- 52 -
Page 53
Basiskennis
∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P131) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
([ALLES WISSEN BEHALVEÜ] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN].)
Aantekening
•
Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [‚] afgebeeld is). Gebruik een
batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel).
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ] zal het wissen halverwege stoppen.
• Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
• Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P134), zullen deze niet gewist
worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
- 53 -
Page 54
Gevorderd (Opname van beelden)
5
1/5
100_0001
ISO
100
AWB
1/5
100_0001
10:00 1.DEC.2009
10:00 1.DEC.2009
F3.3 1/30
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P51), als u
bewegende beelden terugspoelt (P120) en tijdens een
diavoorstelling (P113), kunt u alleen kiezen tussen “Normale
weergave F” of “Geen weergave H”.
In opnamefunctie
C Normaal display
D Non-display
E Non-display
(Opnamerichtlijn)
In terugspeelfunctie
F Normaal display
G Display met
opname-informatie
H Non-display
¢
¢1, 2
1
5
¢
1
100_0001
100_0001
1/5
1/5
10:00 1.DEC.2009
10:00 1.DEC.200910:00 1.DEC.2009
100_0001
100_0001
F3.3 1/30
F3.3 1/30
10:00 1.DEC.2009
AWB
AWB
1/5
1/5
ISO
ISO
100
100
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
Aantekening
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
•
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P66)
• In [FOTO FRAME] in scènefunctie, wordt de richtlijn niet afgebeeld. (P66)
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale
en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze
lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
positioneren.
∫ Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Wanneer u opnamen maakt met de flits of op donkere plekken, wordt het histogram
oranje afgebeeld omdat het opgenomen beeld en het histogram niet met elkaar
overeenkomen.
• Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
• Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
• Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
• Histogrammen worden niet afgebeeld in de volgende gevallen.
– Intelligent Automatische Functie
– Meervoudig terugspelen
– Bewegende beelden
– Terugspeelzoom
– Clipboardfunctie
– Kalender
– [FOTO FRAME] in scènefunctie
– Wanneer de componentkabel aangesloten is
- 55 -
Page 56
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: 񷿨
Beelden maken met de ingebouwde flits
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
De flits instellen voor opnamen.
Op 1 [‰] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 1 [‰] drukken om te selecteren.
• Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
“Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties”
worden,
raadplegen. (P58)
automatisch ingesteld.
- 56 -
Page 57
Gevorderd (Opname van beelden)
OnderdeelBeschrijving van instellingen
‡: AUTO
ˆ:
AUTO/Rodeogenreductie
‰: Vast ingesteld
op AAN
Š:
Vast ingesteld op
AAN/Rodeogenreductie
‹:
Langzame synchr./
Rodeogenreductie
Œ: Vast ingesteld
op UIT
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
[RODE-OGENCORR] (P107) op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], []
verschijnt op de flitsicoon.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
¢
opname.
• Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
• Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
• De flitsinstelling is alleen op [Š] ingesteld wanneer u of
¢
¢
[PARTY] in scènefunctie [KAARSLICHT] instelt. (P66)
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
∫ Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer [RODE-OGENCORR] (P107) ingesteld is op [ON] en de rode-ogenreductie
([], [], []) geselecteerd is, wordt er digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd
elke keer dat de flits gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en
corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] ingesteld is op [š] en de
gezichtsdetectie actief is)
•
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
• In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogenreductie niet.
– Wanneer de flitsinstelling ingesteld is op [‡], [‰] of [Œ]
– Wanneer [RODE-OGENCORR] ingesteld is op [OFF]
– Wanneer [AF MODE] ingesteld is op iets dat niet [š] is
- 57 -
Page 58
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P102).
¢2 Wanneer Intelligente ISO ingesteld is (P94)
• ¢2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
– Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
1/30
¢1
tot 1/2000
‹
Œ
¢1
1
tot 1/2000
1 of 1/4 tot 1/2000
¢2
– Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
• In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
• In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel.
Aantekening
Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de
•
hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
• Wanneer de flits opgeladen wordt, knippert de flitsicoon in het rood en kunt u geen beeld
maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Wanneer [AUTO LCD UIT]
ingesteld is, schakelt de LCD-monitor uit en gaat de statusindicator branden.
• De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
• Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
• Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
- 60 -
Page 61
Gevorderd (Opname van beelden)
A
[OPNAME] functie: ·n
Close-up’s maken
Op 4 [#] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
A Focusbereik
• [] wordt afgebeeld tijdens AF-macrofunctie en
[ ] wordt afgebeeld tijdens macro-zoomfunctie.
• Om te annuleren, [UIT] selecteren in stap 2.
• Het zoombereik, het focusbereik en de
zoomvergroting worden afgebeeld tijdens het
zoomen.
[MACRO-AF]
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 3 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
∫ Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
T
W
1 m
3 cm
- 61 -
Page 62
Gevorderd (Opname van beelden)
B
[MACRO ZOOM]
U kunt een beeld maken met de digitale zoom tot 3k terwijl u de afstand tot het onderwerp
voor de extreme Breed-positie behoudt [3 cm].
•
Focusbereik zal 3 cm tot ¶ bedragen tijdens macrozoomfunctie
ongeacht de zoompositie.
•
Het zoombereik zal afgebeeld worden in blauw. (digitaal zoombereik B)
• De beeldkwaliteit is slechter dan tijdens normale opname.
• De macrozoomfunctie kan niet gebruikt worden wanneer [] in
[AF MODE] ingesteld is.
• De volgende functies zijn niet geactiveerd.
– Extra Optische Zoom
– [SLIMME ISO]
– [E.ZOOM]
Aantekening
•
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
• Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
• Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
• Macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen het
toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
- 62 -
Page 63
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: 񷿨
Opnamen maken met de zelfontspanner
Op 2 [ë] drukken.
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
• Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
•
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
• Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P107) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] staat vast op 3.
• Het aantal beelden dat gemaakt wordt in [FLITS-BURST] in scènefunctie is vastgesteld op 5.
• Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie
of clipboardfunctie.
• Zelfontspanner kan niet gebruikt worden tijdens het in [HI-SPEED BURST] en [ONDER
WATER] scènefunctie staan.
- 63 -
Page 64
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·¿n¨
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op 3 [È] totdat [BELICHTING] verschijnt en
corrigeer de belichting met 2/1.
• Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
•
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
• Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie.
- 64 -
Page 65
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·¿
Beelden maken met Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EVj1 EVi1 EV
Druk verschillende keren op 3 [È] totdat [AUTO
BRACKET] verschijnt en stel het
compensatiebereik van de belichting in met 2/1.
• Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
•
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [] op het scherm.
• Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
• De auto bracketinstelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT. BESP.]
geactiveerd is.
• Wanneer de auto bracket ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. (Het beeld wordt niet vergroot.) U kunt de
automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
• De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
• Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
• Auto Bracket kan niet gebruikt worden in [TRANSFORMEREN], [PANORAMA ASSIST],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL]
en [FOTO FRAME] in scènefunctie.
- 65 -
Page 66
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Het registreren van scènes in scènefunctie (Mijn scènefunctie)
In [MY SCENE MODE], kunt u de scènefunctie registreren die u het vaakst gebruikt als
één van de opnamefunctie.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [].
• Als u Mijn scènefunctie al geregistreerd heeft, zal de icoon voor
de geregistreerde scènefunctie afgebeeld worden i.p.v. [].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
• Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
• De geselecteerde Scènefunctie is opgeslagen als Mijn Scènefunctie. U kunt vervolgens
de opgeslagen Scènefunctie gebruiken wanneer u vervolgens beelden maakt door de
functieknop in te stellen op [ ].
∫ Het veranderen van Mijn scènefunctie
1 Stel de functieknop in op [ ].
2 Op [MENU/SET] drukken om het menuscherm af te beelden.
3 Druk op 3 om [¿] te kiezen, schakel menu’s en druk op 1.
•
Voor details over het schakelen van menu’s, P21 raadplegen.
4 Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste scènemenu te
kiezen.
5 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
∫ Over de informatie
•
Als u op [DISPLAY] drukt terwijl u een Scènefunctie selecteert, wordt er uitleg afgebeeld over
elke Scènefunctie. (Als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het menu van
de Scènefunctie.)
- 66 -
Page 67
Gevorderd (Opname van beelden)
Het selecteren van de scènefunctie voor elke opname (Scènefunctie)
In [SCÈNE MODE], kunt u de scènefunctie selecteren elke keer dat u een opname maakt.
1 In stap 2, de functieknop instellen op [¿].
2 Op 3/4/2/1 drukken om de scènefunctie te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken om in te stellen.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een menu-onderdeel door het
•
zoomhendeltje te verplaatsen.
• Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal afgebeeld worden.
Aantekening
Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken en
•
terugkeren naar stap
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
• Sluitertijd voor scènefuncties met uitzondering van [PANORAMA ASSIST], [SPORT],
[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK] en [HOGE DYNAMIEK] zullen van 1/4ste
van een seconde tot 1/2000ste van een seconde zijn.
3.
- 67 -
Page 68
Gevorderd (Opname van beelden)
[PORTRET]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
∫ Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
•
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[GAVE HUID]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
∫ Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
•
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
• Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[TRANSFORMEREN]
Onderwerp kan ofwel dun of uitgerekt opgenomen worden en de huis kan tegelijkertijd
glad opgenomen worden.
1 Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu(P23).
•
2 Beelden maken.
Aantekening
[FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] worden vastgesteld zoals hieronder aangegeven wordt.
•
– [] voor [X], [] voor [Y] en [] voor [W]
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Wanneer [SLANK HOOG] of [UITREKKEN HOOG] ingesteld is, zou gezichtsdetectie niet
geheel kunnen werken.
• Het kan niet gebruikt worden zonder de copyright-eigenaar in te lichten, behalve voor
privégerbuik.
• Gebruik het materiaal niet tegen de openbare orde en moraal of om iemand te beledigen.
• Gebruik het materiaal niet tegen de interesse van het onderwerp.
- 68 -
Page 69
Gevorderd (Opname van beelden)
[ZELFPORTRET]
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
∫ Zelfportrettechnieken
•
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
• Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
• Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het gebruik aan van de
2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m (Breed).
•
• U kunt opnamen van uzelf maken met (P106). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
• D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
• De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P105)
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
•
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
- 69 -
Page 70
Gevorderd (Opname van beelden)
[PANORAMA ASSIST]
U kunt beelden maken met aansluitingen die geschikt zijn voor het creëren van
panoramabeelden.
∫ Instellen van de opnamerichting
1 Druk op 3/4 om de opnamerichting te kiezen en druk dan
op [MENU/SET].
De horizontale/verticale richtlijn zal afgebeeld worden.
•
2 Maak de opname.
•
U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
3 Op 3 drukken om [VOLG.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu in te stellen.
•
• Een gedeelte van het gemaakte beeld wordt afgebeeld als een doorzichtig beeld.
4 Maak een beeld na het horizontaal of verticaal bewegen
van het toestel zodat het doorzichtige beeld een ander
beeld overlapt.
Wanneer u het derde beeld en beelden daarna maakt, de stappen
•
3 en 4 herhalen.
• U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
5 Op 3/4 drukken om[EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
•
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• We raden het gebruik van een statief aan.
• De gemaakte beelden kunnen gecombineerd worden om panoramabeelden te vormen m.b.v.
de software “ArcSoft Panorama Maker” op de CD-ROM (meegeleverd).
[SPORT]
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
•
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
- 70 -
Page 71
Gevorderd (Opname van beelden)
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
∫ Technieken voor nachtportretten
•
De flits gebruiken. (U kunt instellen op [‹].)
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opname maakt.
Aantekening
Het focusbereik is 80 cm (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
•
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
∫ Technieken voor nachtlandschappen
•
Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er is zeer weinig beeldbibber of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd tot 8 seconden langzamer kunnen
worden. We raden aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken voor het maken van een
beeld.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
•
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
•
Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 71 -
Page 72
Gevorderd (Opname van beelden)
[PARTY]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
∫ Technieken voor opnamen van feesten
•
De flits gebruiken. (U kunt instellen op [‹] of [Š].)
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
•
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
•
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
•
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 1 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 72 -
Page 73
Gevorderd (Opname van beelden)
[BABY1]/[BABY2]
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P125).
∫ Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
Naam:Voor details over hoe karakters in te voeren, de
•
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
• Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
[TITEL BEW.] sectie lezen op P123.
4 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
Aantekening
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
•
software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
• Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
- 73 -
Page 74
Gevorderd (Opname van beelden)
[HUISDIER]
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P125).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P73 raadplegen.
Aantekening
•
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [].
• Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Aantekening
•
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
•
2 Beelden maken.
Aantekening
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 74 -
Page 75
Gevorderd (Opname van beelden)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om [SNELHEID VOORKEUR] of [BEELD VOORKEUR] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
2 Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
•
3 Beelden maken.
•
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
Maximum Bursttijd
Aantal opnamenongeveer 15 tot 100
• De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die
wordt gebruikt.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
•
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid wordt automatisch afgesteld. Let echter op dat de ISO-gevoeligheid hoog
ingesteld wordt om een hoge sluitertijd te verkrijgen.
• Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende
beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt.
ongeveer 10 beelden/seconde (Speedprioriteit)
ongeveer 6 beelden/seconde (Beeldprioriteit)
- 75 -
Page 76
Gevorderd (Opname van beelden)
[FLITS-BURST]
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
•
2 Beelden maken.
•
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
Aantal opnamenmax. 5 beelden
Aantekening
•
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De sluitertijd wordt 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
• Zie de Aantekening op P60 wanneer u de flits gebruikt.
- 76 -
Page 77
Gevorderd (Opname van beelden)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P23)
•
2 Beelden maken.
•
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
∫ Technieken voor opnamen van sterrenhemels
•
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
•
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk
•
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
•
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
• De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
– Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 2 seconden
– Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4ste of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er
een beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
– U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
- 77 -
Page 78
Gevorderd (Opname van beelden)
[STRAND]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
•
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
∫ Techniek voor Luchtfoto’s
•
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
•
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
- 78 -
Page 79
Gevorderd (Opname van beelden)
[SPELDENPRIK]
Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de onderwerpen.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
•
2 Beelden maken.
Aantekening
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Gezichtsdetectie (P99) zou niet normaal kunnen werken in de donkere
zones ronde de randen van het scherm.
[ZANDSTRAAL]
Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te selecteren en druk dan op
[MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
•
2 Beelden maken.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
•
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO1600].
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 79 -
Page 80
Gevorderd (Opname van beelden)
[HOGE DYNAMIEK]
U kunt deze functie gebruiken om gemakkelijk beelden te maken waarin heldere en
donkere regio’s van de scène uitgedrukt worden met gepaste helderheid wanneer u in de
zon kijkt, ‘s nachts of in soortgelijke omstandigheden.
∫ Het effect instellen
1 Druk op 3/4 om het te gebruiken effect te kiezen en dan op [MENU/SET].
•
Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu(P23).
[]: Natuurlijk kleureffect
[]: Oogvangend effect dat het contrast en de kleur benadrukt
[]: Zwart-wit effect
2 Opnamen maken.
Aantekening
•
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO400].
• Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Ruis op het LCD-scherm zou zichtbaarder kunnen zijn tijdens normale opname wegens
helderheidcompensatie van de donkere zones.
[FOTO FRAME]
Het beeld opnemen met een frame eromheen.
∫ Instelling van de frame
1 Druk op 2/1 om het te gebruiken frame te kiezen en dan op [MENU/SET].
•
Het aantal pixels is vastgesteld op 2M (4:3).
2 Beelden maken.
Aantekening
•
[AUTO REVIEW] is vastgesteld op [2SEC.].
• De kleur van het frame dat afgebeeld wordt op het scherm en de kleur van de frame rond het
eigenlijke beeld zou kunnen verschillen, maar dit is geen storing.
- 80 -
Page 81
Gevorderd (Opname van beelden)
A
AWB
[ONDER WATER]
Gebruik de marinehoes (DMW-MCZX1; optioneel). Dit biedt u de mogelijkheid beelden te
maken met een natuurlijke kleur.
Onderwater scherpstellen (AF Lock)
U kunt de scherpstelling vastzetten voordat u een opname maakt met vergrendelde AF. Dit
is handig als u opnamen wenst te maken van bijvoorbeeld een heel snel bewegend object.
1 De AF-zone op het object richten.
2 Druk op 2 om de scherpstelling vast in te stellen.
•
Het symbool van de AF-vergrendeling A verschijnt als het object
scherpgesteld is.
• Druk opnieuw op 2 om de AF-vergrendeling te annuleren.
• Als u aan de zoomhendel draait, annuleert u de AF-vergrendeling.
In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen en de scherpstelling te
vergrendelen.
• U kunt niet instellen op AF-vergrendeling wanneer [AF MODE]
ingesteld is op [].
Witbalans, fijnafstelling
U kunt de tinten aanpassen aan de waterdiepte en het weer.
1 Drie maal op 3 [È] drukken om [WB INSTELLEN] af te
beelden.
2 Druk op 2/1 om de witbalans te regelen.
2 [ROOD]:Indrukken wanneer de tint blauwachtig is.
1 [BLAUW]:Indrukken wanneer de tint roodachtig is.
•
Kies [0] als u de witbalans niet fijn wenst af te stellen.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
•
Als u de witbalans afstelt, wordt de melding [] rood of blauw op het scherm
weergegeven.
Aantekening
Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
•
- 81 -
Page 82
Gevorderd (Opname van beelden)
C
AB
[OPNAME] functie: n
Gevorderd (Opname van beelden)
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
Stel de functieknop in op [n].
Druk de opspanknop half in om scherp te
stellen en druk hem dan helemaal in om
beelden te maken.
A Geluidsopname
• De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
• Na het geheel indrukken van de ontspanknop, deze
onmiddellijk loslaten.
• Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
• Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
- 82 -
Page 83
Gevorderd (Opname van beelden)
Het veranderen van de instellingen voor de opnamekwaliteit
• Wanneer u de opnamekwaliteit instelt op [ ], [] of [], raden we het gebruik aan van
een hoge-snelheidskaart met “10MB/s” of groter aangegeven op de verpakking.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen
en vervolgens op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
OnderdeelBeeldgroottefpsAspectratio
¢
¢
¢
320k240 pixels30
1280k720 pixels30
848k480 pixels30
640k480 pixels30
16:9
4:3
• [] kan genoten worden op de TV als hoge kwaliteit- bewegend beeld m.b.v. de
¢Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
”(P148) voor details.
“Afspelen op de TV met
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
∫ Over scherp stellen
Wanneer [CONTINU AF] (P101) ingesteld is op [ON] en u scherp stelt op een onderwerp,
zal het toestel de focus op dat onderwerp gericht houden. Om de focuspositie te
behouden wanneer u begint met het maken van een bewegend beeld, instellen op [OFF].
- 83 -
Page 84
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
•
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• P174 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
• Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
• Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
• Geluid van bewegende beelden met audio die door dit toestel opgenomen worden kunnen niet
teruggespeeld worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX)
die voor juli 2008 uitgegeven zijn.
• In bewegende beeldfunctie, kan richtingdetectie-functie niet gebruikt worden.
• In de bewegende beeldfunctie, is [AF MODE] vastgesteld op [ ] en [STABILISATIE] op
[MODE1].
• [DIG. ZOOM] en [AF ASS. LAMP] kan niet ingesteld worden in Bewegend Beeld. Instelling van
andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
• [E.ZOOM] kan niet gebruikt worden tijdens opname van bewegend beeld.
• Vergeleken met stilstaande beelden, zouden bewegende beelden een smalle zichthoek
kunnen hebben.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
• Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
• Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
• De zoomsnelheid zou lager kunnen zijn dan normaal.
- 84 -
Page 85
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ·¿
Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
Om de gezichtsdetectiefunctie te gebruiken, de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu op [ON] instellen en de gezichtsbeelden van de te herkennen
personen registreren. (aan het begin instellen op [OFF])
•
De gezichtsdetectiefunctie bevat het volgende.
In opnamefunctie
–
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
geregistreerde gezicht)
– Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto
gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden
(als [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON])
In terugspeelfunctie
– Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
– Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie
([CATEGOR. AFSP.] (P116))
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de
volgorde van registratie.
Aantekening
•
[AF MODE] is vastgesteld op [š].
• Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
• Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere
persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen
wordt voor het maken van een foto.
• [GEZICHT HERK.] kan gebruikt worden in de volgende scènefuncties.
–
• [GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert
geen zekere herkenning van een persoon garanderen.
• Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale gezichtsdetectie.
• Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
¢
opspoort (als de naam ingesteld is voor het
- 85 -
Page 86
Gevorderd (Opname van beelden)
Gezichtsinstellingen
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie)
∫ Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
•
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
• Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
∫ Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen
Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende
•
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P89)
• Verder registreren op de opnamelocatie.
• Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling (P91)
• Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten
niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van
geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk
van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
• Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A)
• Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B)
• Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht
• Gezicht is naar boven/beneden gericht
• De ogen zijn dicht
• Wanneer het gezicht heel helder of donker is
• Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar,
hoed, enz.
• Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
• Niet het gehele gezicht is in het scherm
• Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn
door ouder worden
• Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar
lijken
• Gezichtsuitdrukking is heel anders
• Wanneer er weinig contrast is op de gezichten
• Wanneer er zich snelle beweging voordoet
• Wanneer het toestel trilt
• Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
[Goed voorbeeld voor
het registreren]
A
B
- 86 -
Page 87
Gevorderd (Opname van beelden)
Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon
Druk op [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P21)
Op 3
/
4 drukken om [MEMORY] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Als er al 6 personen geregistreerd zijn, zal de lijst van
geregistreerde personen verschijnen. Druk op 3/4/2/1 om de
persoon te selecteren die vervangen moet worden en druk op
[MENU/SET].
De informatie van de persoon die vervangen is zal gewist worden.
Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af
te stellen.
• Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen personen
zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden.
• Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht verschijnen
en zal de display terugkeren naar het opnamescherm. In dit
geval, gelieve het beeld opnieuw maken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Druk op 1 en dan op 3/4 om het item te
selecteren en druk vervolgens op 1.
• U kunt maximaal 3 gezichtsbeelden opnemen.
Om meerdere beelden te registreren, op 2 drukken om het
gezichtsbeeld te selecteren en op [MENU/SET] drukken. Druk
vervolgens op 3/4 om [REGIST.TOEVOEGEN] te selecteren,
druk op [MENU/SET] en keer terug naar stap
3.
- 87 -
Page 88
Gevorderd (Opname van beelden)
OnderdeelBeschrijving van instellingen
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
[NAAM]
[PRIORITEIT]
2 De naam invoeren.
•
Voor details over hoe karakters in te voeren, de [TITEL BEW.]
sectie lezen op P123.
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
[LEEFTIJD]
[FOCUS ICOON]
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te
selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
De afgebeelde focusicoon veranderen wanneer er op het
onderwerp scherpgesteld is.
Druk op 3/4 om de focusicoon te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
∫ Over de informatie
•
Wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap
3, verschijnt er een uitleg voor het maken van gezichtsbeelden. (Opnieuw drukken om terug te
keren naar het opnamescherm.)
- 88 -
Page 89
Gevorderd (Opname van beelden)
De informatie veranderen voor een geregistreerd persoon
U kunt een beeld toevoegen aan de informatie van de geregistreerde personen, de beelden die
al geregistreerd zijn en informatie zoals namen vervangen of wissen en prioriteit registreren.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P21)
2 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
3 Op 3 drukken om [BEWERKEN] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
4 Druk op 3/4/2/1 om de te bewerken persoon te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Om [NAAM], [PRIORITEIT], [LEEFTIJD] of [FOCUS ICOON] informatie te veranderen,
•
naar stap
5 van “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon” gaan.
5 Druk op 2 om het beeld van de persoon te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
∫ Om een gezichtsbeeld toe te voegen of te vervangen
6 Op 3 drukken om [REGIST.TOEVOEGEN] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Om een gezichtsbeeld toe te voegen, naar stap 9 gaan.
•
7 Druk op 2/1 om het te vervangen gezichtsbeeld te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
8 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
9 Gebruik de operatie in Stap 3 en volgende in “Het registreren van gezichtsbeeld
van een nieuw persoon”.
∫ Om een gezichtsbeeld te wissen
6
Op 4 drukken om [WISSEN] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Wanneer er slechts één beeld geregistreerd is, kunt u niet [WISSEN] selecteren.
7 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
8 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
9 Gebruik de operatie in Stap 5 en volgende in “Het registreren van gezichtsbeeld
van een nieuw persoon”.
De informatie wissen voor een geregistreerd persoon
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P21)
2 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
3
Druk op 3/4 om [WISSEN] te kiezen en dan op [MENU/SET].
4
Druk op 3/4/2/1 om
die gewist moet worden en druk vervolgens op [MENU/SET].
het beeld te selecteren van de persoon
5 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
6 Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
•
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 89 -
Page 90
Gevorderd (Opname van beelden)
Automatische Registratie
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON] in stap 3 van “De informatie
veranderen voor een geregistreerd persoon”(P89) terwijl [GEZICHT HERK.] in het
[OPNAME] Functiemenu ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch
verschijnen na het maken van een beeld van een gezicht dat er op veel verschillen
manieren uit kan zien.
•
Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld. (Het wordt niet meegerekend
wanneer [BURSTFUNCTIE], [AUDIO OPNAME] en auto bracket ingesteld staan.)
• Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen,
registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu.
∫ Het registreren vanuit het automatische registratiescherm
1 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar
•
3.
stap
• Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE]
geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3, [AUTOM.
REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF].
2 Op 3/4drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
OnderdeelBeschrijving van instellingen
• Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld
[NIEUW REGIST.]
[TOEVOEG.BEELD]
wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te
vervangen persoon.
Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een
geregistreerd persoon.
Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie
u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
•
Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het
beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld
selecteren dat u wenst te vervangen.
•
Na extra registreren of vervangen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch
na het opnamescherm terug.
3 Gebruik de operatie in Stap 5 en volgende in “Het registreren van gezichtsbeeld
van een nieuw persoon”.
Aantekening
Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden
•
door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen.
• Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van
de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving
herkenning makkelijker maken.
• Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het
extra registreren de herkenning makkelijker maken.
• Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits
geregistreerd is.
- 90 -
Page 91
Gevorderd (Opname van beelden)
Gevoeligheid
Het veranderen van de gevoeligheid van de Gezichtsdetectie.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P21)
2 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op 4 drukken om [GEVOELIGHEID] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
4 Druk op 3/4 om [HOOG] of [LAAG] te kiezen en dan op [MENU/SET].
OnderdeelBeschrijving van instellingen
Instellen wanneer herkenning moeilijk is.
[HOOG]
[LAAG]
Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAAL] selecteren.
•
De waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de
waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning.
Instellen wanneer de frequentie van verkeerde herkenning hoog is.
5 Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm.
•
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 91 -
Page 92
Gevorderd (Opname van beelden)
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
[FOTO RES.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
∫ Aspectratio [X].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
• Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
•
De extra optische zoom werkt niet wanneer de macrozoom ingesteld is of in
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [FOTO FRAME] in scènefunctie zodat de beeldgrootte
voor [] niet afgebeeld wordt.
• Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
• P170 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
[OPN. KWALITEIT]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
[HD]/[WVGA]/[VGA]/[QVGA]
Aantekening
Raadpleeg P83 voor details.
•
n
[KWALITEIT]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
·¿
[A]:Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[›]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Aantekening
•
P170 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
- 93 -
Page 94
Gevorderd (Opname van beelden)
ISOMAX
400
ISOMAX
800
ISOMAX
1600
ISOMAX
1600
[ASPECTRATIO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies:
[X]: [ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, enz.
[X][Y][W]
·¿
Aantekening
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken
controleer daarom
voordat u afdrukt/laat afdrukken.(P167)
[SLIMME ISO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies:
[OFF]/[]/[]/[]
•
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
•
misschien niet voorkomen.
• Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
• Om opnameruis te voorkomen, raden we aan om maximum ISO-gevoeligheidsniveau af te
doen nemen of om [KLEURFUNCTIE] in te stellen op [NATURAL]. (P104)
• De instelling is vastgesteld op [OFF] in macro-zoomfunctie.
·
,
- 94 -
Page 95
Gevorderd (Opname van beelden)
[GEVOELIGHEID]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Opnamelocatie (aangeraden)Wanneer het licht is (buiten)Wanneer het donker is
SluitertijdLangzaamSnel
RuisMinderVerhoogd
Aantekening
Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
•
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum
van [ISO1600] wanneer u de flits gebruikt.)
• De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([] is afgebeeld.)
• Om beeldruis te voorkomen, raden we aan dat u ofwel de ISO-gevoeligheid vermindert ofwel
[KLEURFUNCTIE] instelt op [NATURAL] en vervolgens beelden maakt. (P104)
·
801600
- 95 -
Page 96
Gevorderd (Opname van beelden)
[WITBALANS]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
[AWB]: Automatische afstelling
[V]:Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]:Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]:Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]:Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[Ò]:Waarde ingesteld d.m.v. [Ó]
[Ó]: Handmatig ingesteld
Aantekening
De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de beelden; gebruik
•
dus [AWB] of [Ó].
• De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
• In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].
– [LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
Stel de ingestelde witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen
doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt.
·¿n
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
- 96 -
Page 97
Gevorderd (Opname van beelden)
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
∫ De witbalans fijn afstellen []
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
Stel de witbalans in op [V]/[Ð]/[î]/[Ñ]/[Ò].
•
1 Druk op 3 [È], meerdere keren, totdat [WB INSTELLEN]
verschijnt en druk dan op
stellen.
2
[ROOD]:
[BLAUW]:
1
Kies [0] om de oorspronkelijke witbalans weer in te stellen.
•
Indrukken wanneer de tint blauwachtig is.
Indrukken wanneer de tint roodachtig is.
2/1 om de witbalans fijn in te
2 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
•
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• De witbalansaanduiding op het scherm wordt rood of blauw.
• U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
• De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
• De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
• Het niveau van de instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans in [Ò] keert
terug naar [0] wanneer u de witbalans opnieuw instelt met behulp van [Ó].
• In de [ONDER WATER] in scènefunctie, wordt de witbalans vastgesteld op [AWB], maar
deze kan fijn afgesteld worden.
• Fijne afstelling van de witbalans kan niet ingesteld worden voor [B/W], [SEPIA], [COOL]
en [WARM] in [KLEURFUNCTIE].
∫ Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2Blauwe lucht
3Bewolkte lucht (Regen)
4Schaduw
5TV scherm
6Zonlicht
7Wit fluorescerend licht
8Gloeilamp
9Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
KlKelvintemperatuur en kleuren
- 97 -
Page 98
Gevorderd (Opname van beelden)
[GEZICHT HERK.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Specificeer het gezicht van een persoon en gebruik de functies van de gezichtsdetectie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET]
Aantekening
Raadpleeg P85 voor details.
•
ñ·¿
[AF MODE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
[š]:
Gezichtsherkenning
[]: AF-opsporing
[]: 11-zone-focussing
[ƒ]: 1-zone-focussing
(Hoge snelheid)
[Ø]: 1-zone-focussing
[Ù]: Punt-focussing
·¿
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
Focus kan afgesteld worden op een gespecificeerd onderwerp.
De focus zal het onderwerp blijven volgen ook wanneer deze
beweegt. (Dynamische opsporing)
Het toestel stelt scherp op één van de 11 focuszones. Dit werkt
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in
het midden van het scherm.
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
midden van het scherm.
Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op het
scherm.
- 98 -
Page 99
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Het toestel is aan het scherpstellen op alle AF-zones wanneer meervoudige AF-zones (max.
•
11 zones) tegelijkertijd gaan branden in [ ]. Als u de focuspositie wilt bepalen om beelden te
maken, de AF-functie naar [ƒ], [Ø] of [Ù] schakelen.
• Als de AF-functie ingesteld is op [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld
scherpgesteld wordt.
• De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
• Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
• Deze zal vastgesteld worden op [š] wanneer de [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON].
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
– In [PANORAMA ASSIST], [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL],
[VUURWERK], [LUCHTFOTO] en [ONDER WATER] in de scènefunctie.
∫ Over [š] (Gezichtsherkenning)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
•
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [] geschakeld.
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz.
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 99 -
Page 100
Gevorderd (Opname van beelden)
A
B
∫ Over [ƒ] [1-zone-focussing (Hoge snelheid)]
•
U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF-functies.
• Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
∫ Opzetten van [] (AF-opsporing)
1 Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op 4 om
Voor het
vergrendelen
Vergr endeld
het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
De frames van AF-opsporing zal continu
•
scherp stellen op de beweging van het
onderwerp wanneer het onderwerp
eenmaal herkend is.
• AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op 4 gedrukt wordt.
2 Maak de opname.
Aantekening
Dynamische opspoorfunctie kan er niet in slagen te vergrendelen, het onderwerp verliezen in
•
AF-opsporing of ander onderwerp opsporen afhankelijk van de opnameomstandigheden zoals
die, die hieronder staan.
– Wanneer het onderwerp te klein is
– Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
– Wanneer het onderwerp te snel beweegt
– Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
– Wanneer er zich golfstoring voordoet
– Wanneer u de zoom gebruikt
• Als deze er niet in slaagt te vergrendelen, zal de AF-zone rood knipperen en verdwijnen. Druk
weer op 4.
• AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
• [GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is.
• [] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
• Het is niet mogelijk [] in [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [HOGE DYNAMIEK] in Scènefunctie in te stellen.
• Het is niet mogelijk om [] in [B/W], [SEPIA], [COOL], of [WARM] in [KLEURFUNCTIE] in te
stellen.
• Het focusbereik is 3 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
- 100 -
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.