PANASONIC DMCG3EG, DMCG3EC, DMCG3XEG, DMCG3EB User Manual [nl]

Page 1
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-G3
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT3N64-1
Page 2
Voor Gebruik
Zorgdragen voor de fotocamera................5
Standaardaccessoires...............................6
Namen en functies van de
componenten ............................................7
Over de Lens...........................................14
Voorbereiding
Losmaken/Vastmaken van de lens .........15
Het bevestigen van de Schouderriem.....18
Opladen van de Batterij...........................19
• Opladen ............................................19
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................21
Invoering en verwijdering van de kaart
(optionele)/batterij ...................................24
Over de -kaart.........................................25
• Kaarten die met dit toestel gebruikt
kunnen worden .................................25
• Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare
opnametijd ........................................27
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................28
Basiskennis
Selecteren van de opnamemodus ..........30
Tips om mooie opnamen te maken .........32
Een foto maken.......................................33
• Scherpstellen tijdens het
fotograferen (AFS/AFC)....................33
• Een foto maken.................................35
• Foto’s maken met gebruik van de
Touch Shutter functie........................36
• Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm
weergegeven wordt ..........................37
Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................38
• Opnemen m.b.v. Intelligente
Automatische Plusfunctie .................41
Foto’s maken met de Defocus
Control Functie........................................42
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(AE-programmafunctie) ...........................43
Opname Bewegend Beeld ......................45
• Scherpstellen tijdens het opnemen
van een video (Continu AF) ..............45
• Opname Bewegend Beeld ................46
Afspelen van foto’s/films..........................48
• Opnamen terugspelen.......................48
• De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie
veranderen........................................51
• Bewegende beelden terugspelen......52
Beelden wissen.......................................54
Menu instellen.........................................56
• Menuonderdelen instellen .................56
Het Snelmenu instellen ...........................59
Over het set-up Menu..............................61
Opnemen
Optische beeldstabilisator .......................69
Beelden maken met de zoom..................71
Beelden maken met de ingebouwde
flits...........................................................72
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................72
Belichtingscompensatie...........................76
Opnamen maken met de burstfunctie .....77
Opnamen maken met gebruik van Auto
Bracket ....................................................79
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................81
Foto’s maken met Auto Focus.................83
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen...........................................89
De witbalans instellen..............................92
De lichtgevoeligheid instellen..................97
Gebruik van de functieknop.....................99
• Zet de instelling van focus en belichting vast
(AF/AE-vergrendeling) ....................100
• Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd
(Preview-functie) .............................101
Opnamen maken door het diafragma/
de sluitertijd te specificeren...................102
- 2 -
Page 3
• AE-openingsvoorrang .....................102
• AE-sluitervoorrang ..........................102
• Handmatige belichtingsfunctie ........103
Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .......................................105
• [PORTRET].....................................105
• [GAVE HUID] ..................................106
• [LANDSCHAP]................................106
• [ARCHITECTUUR]..........................106
• [SPORT]..........................................106
• [SCHERPTEDIEP]..........................107
• [BLOEM] .........................................107
• [VOEDSEL].....................................108
• [OBJECTEN] ...................................108
• [NACHTPORTRET] ........................108
• [NACHTL. SCHAP] .........................109
• [VERLICHTING]..............................109
• [BABY1]/[BABY2]............................110
• [HUISDIER] ..................................... 111
• [PARTY]..........................................111
• [ZONSONDERG.] ...........................111
Foto’s maken met verschillende beeldeffecten
(Creative Control Modus)......................112
Opnamen maken in de
Standaardfunctie ...................................113
Foto’s maken terwijl u een video
opneemt ................................................115
Een beeld maken met
Gezichtsdetectie functie........................116
Tekst Invoeren ......................................122
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ..............................................123
• [FOTOSTIJL]...................................123
• [ASPECTRATIO].............................124
• [FOTO RES.]...................................125
• [KWALITEIT]...................................126
• [GEZICHT HERK.] ..........................126
• [FOCUSFUNCTIE]..........................126
• [QUICK AF].....................................127
• [MEETFUNCTIE] ............................127
• [FLITS] ............................................128
• [RODE-OGEN CORR] ....................128
• [FLITS-SYNCHRO].........................128
• [FLITS INSTEL.]..............................129
• [I.RESOLUTIE]................................129
• [INT.DYNAMIEK] (Intelligent
dynamic range control) ...................129
• [ISO-LIMIET]...................................130
• [ISO VERHOGING] .........................130
• [LANG SL.N.RED]...........................130
• [SCHADUWCOMP.]........................131
• [EX. TELE CONV.]..........................131
• [DIG. ZOOM]...................................131
• [BURSTSNELH.] .............................131
• [AUTO BRACKET] ..........................131
• [ZELF ONTSP.]...............................132
• [KLEURRUIMTE] ............................132
• [STABILISATIE] ..............................132
Het functiemenu
[BEWEGEND BEELD] gebruiken..........133
• [OPNAMEFUNCTIE].......................133
• [OPN. KWALITEIT] .........................134
• [FOTO/FILM]...................................135
• [CONTINU AF] ................................135
• [EX. TELE CONV.]..........................135
• [WINDREDUCTIE] ..........................135
• [MICR. WEERG.] ............................135
• [MICR. INSTELLEN] .......................135
• [ANTIFLIKKERING].........................136
Gebruik van het [VOORKEUZE]
Menu .....................................................137
Afspelen/Bewerken
Afspelen en bewerken van
burst-beelden ........................................144
Creëren van foto’s uit een video............147
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken...............................................148
• [2D/3D-INST.]..................................148
• [DIASHOW].....................................148
• [AFSPEELFUNCTIE] ......................150
• [TITEL BEW.] ..................................151
• [TEKST AFDR.]...............................152
• [SPLITS VIDEO]..............................154
• [NW. RS.] ........................................155
• [BIJSNIJD.]......................................156
• [ASPECT CONV.] ...........................157
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN]........158
• [FAVORIETEN] ...............................159
• [PRINT INST.] .................................160
• [BEVEILIGEN].................................162
• [GEZ.HERK. BEW.].........................163
- 3 -
Page 4
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten .....................164
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................168
Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden en bewegende
beelden .................................................172
• Kopiëren door de SD-kaart in de
recorder te plaatsen........................172
• Kopieer het afspeelbeeld
m.b.v. een AV-kabel .......................173
• Kopiëren naar een PC met gebruik van
“PHOTOfunSTUDIO”......................174
Aansluiting op de PC.............................175
Beelden afdrukken ................................178
Overige
Optionele accessoires...........................182
LCD-Monitor weergave/Zoeker
weergave...............................................185
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik ..................................................188
Waarschuwingen op het scherm ...........195
Problemen oplossen .............................197
- 4 -
Page 5

Voor Gebr uik

Voor Gebruik

Zorgdragen voor de fotocamera

Niet blootstellen aan sterke trillingen, schokken of druk.
De lens, de LCD-monitor of de ombouw kunnen beschadigd
worden bij gebruik onder de volgende omstandigheden. Hierdoor kunnen ook storingen ontstaan of kan het zijn dat het beeld niet wordt opgenomen.
Het toestel laten vallen of er tegen stoten.Hard duwen op de lens of op de LCD-monitor.
Dit toestel is niet stof-/druppel-/waterbestendig. Vermijd het dit toestel te gebruiken op plaatsen waar veel stof, water, zand enz., aanwezig is.
Vloeistoffen, zand en andere substanties kunnen in de ruimte rondom de lens, de knoppen, enz., terechtkomen. Let bijzonder goed op omdat dit niet alleen storingen kan veroorzaken, maar het toestel ook onherstelbaar kan beschadigen.
Plaatsen met veel zand of stof.Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals
wanneer u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand.
Steek u handen niet in de montagestructuur van de digitale camerabody. Aangezien de sensoreenheid precisieapparatuur is, kan dit storingen of schade veroorzaken.
Over Condensatie (Wanneer de lens, de Zoeker of de
LCD-monitor beslagen is)
Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Wees voorzichtig met condensatie omdat dit vlekken en schimmel op de lens en de LCD-monitor veroorzaakt en een slechte werking van de camera.
Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze
gedurende 2 uur uit laten staan. De mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt komt van de kamertemperatuur.
- 5 -
Page 6
Voor Gebr uik

Standaardaccessoires

Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht. Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de verwisselbare lens (H-FS014042,
H-PS14042).
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
- 6 -
Page 7
Voor Gebr uik

Namen en functies van de componenten

Camera
1 Sensor 2 Flits (P72) 3 Zelfontspannerlampje (P81)/
AF-lamp (P140) 4 Pasmarkering voor de lens (P15) 5 Bevestiging 6 Lensvergrendeling 7 Lensvrijgaveknop (P16)
13
2
45 6 7
8 [LVF/LCD]-knop (P11) 9 Diopterinstelring (P11) 10 Zoeker (P11) 11 Afspeelknop (P48, 52) 12 Bewegend beeldknop (P46) 13 Toestel AAN/UIT (P28) 14 Functieknop achterop (P13) 15 [DISP./Fn1] knop (P37, 51, 99) 16 Oogdop (P189) 17 Aanraakpaneel/LCD-monitor (P10, 12) 18 [Q.MENU/Fn2] knop (P59, 99)/
Verwijder-/Terugkeerknop 19 [MENU/SET] knop (P13, 56) 20 Cursorknoppen (P13)
3/ISO (P97)
1/WB (Witbalans) (P92)
2/AF-modusknop (P83)
4/[AANDRIJFMODE] knop
Deze knop stelt de gebruiker in staat om in de beeldopnamemodus een van de
volgende opties te selecteren.
Enkel (P35)/Burst (P77)/Auto bracket (P79)/Zelfontspanner (P81)
10 11
89
16 18 19
17
12 132014 15
- 7 -
Page 8
Voor Gebr uik
23
22
21
24
29 3332
25
27
313028
26
3534 36 37
21 Lusje voor schouderriem (P18)
Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
22 [REMOTE] Aansluiting (P184) 23 [HDMI] aansluiting (P168) 24 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P168, 173,
176, 178)
25 Focusafstand referentiemarkering (P91) 26 Stereomicrofoon 27 Ontspanknop (P35) 28 Speaker (P64) 29 Flitser-open-knop (P72) 30 Hot Shoe (P182) 31 Instelknop (P30) 32 Statuslampje (P28) 33 Intelligente automatische knop (P38)
34 Statiefbevestiging (P194) 35 DC-koppelaardeksel
Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er voor zorgen dat de DC-koppelaar van Panasonic (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) gebruikt worden.
36 Vrijgaveknop (P24) 37 Kaart/Batterijklep (P24)
(P184)
- 8 -
Page 9
Voor Gebr uik
38 39 40 41 42 43 44
39 4346 44
47
W
T
Lens
H-FS014042 (LUMIX G VARIO 14– 42 mm/F3.5– 5.6 ASPH./MEGA O.I.S.)
H-FS045200 (LUMIX G VARIO 45– 200 mm/F4.0– 5.6/ MEGA O.I.S.)
40
H-PS14042 (LUMIX G X VARIO PZ 14–42 mm/F3.5–5.6 ASPH./POWER O.I.S.)
38 Tele 39 Lensoppervlak 40 Focusring (P89) 41 Breed 42 Zoomring (P71) 43 Contactpunt 44 Pasmarkering voor de lens (P15) 45 [O.I.S.] schakelaar (P69) 46 Focushendel (P89)
Verplaats de Focushendel naar A of B.
A
: Scherpstellen op het onderwerp dichtbij
B
: Scherpstellen op het onderwerp ver weg
Snelheid voor het scherpstellen zal veranderen afhankelijk van de hoeveelheid die verplaatst wordt.
47 Zoomhendeltje (P71)
Verplaats het zoomhendeltje naar [T] (Tele-zijde) of [W] (Breed-zijde).
[T]: Om onderwerpen dichterbij te doen lijken (Tele) gebruiken
[W]: Om onderwerpen verder weg te doen lijken (Breed) gebruiken
De zoomsnelheid is afhankelijk van het bereik waarover het zoomhendeltje verplaatst wordt. De zoomsnelheid zal langzamer zijn dan normaal wanneer er een video gemaakt wordt.
42
41
453938
43 44
- 9 -
Page 10
Voor Gebr uik
LCD-monitor
Het LCD-scherm is op het ogenblik van de aankoop van deze camera in de body van de camera geduwd. Draai het LCD-scherm naar buiten, zie hieronder.
1 Open het LCD-scherm. (Maximaal 180o) 2 Deze kan 180o vooruit gedraaid worden. 3 De monitor terugzetten in zijn originele positie.
Draai de LCD-monitor pas nadat u deze voldoende geopend heeft, en let erop geen
excessieve kracht te gebruiken aangezien deze beschadigd kan worden.
De LCD-monitor kan naar goeddunken gedraaid worden. Dit is handig want het stelt u in staat om opnames onder verschillende hoeken te nemen, door eenvoudig de LCD-monitor af te stellen.
De AF-lamp niet met uw vingers of andere voorwerpen bedekken.
Opnamen maken op een hoge hoek
Dit is handig wanneer er iemand voor u staat en u kunt niet dichter bij het onderwerp komen.
Het kan maar 90o naar u toe worden gedraaid.
Opnamen maken op een lage hoek
Dit is handig wanneer u opnamen maakt van bloemen enz. die laag bij de grond staan.
Het kan 180o naar voren worden gedraaid.
Aantekening
Wanneer u de LCD-monitor niet gebruikt wordt het aangeraden dat u deze sluit met het scherm
naar binnen geklapt om vuil en krassen te voorkomen.
- 10 -
Page 11
Voor Gebr uik
LV F/LC D
Zoeker
Overschakelen van LCD-monitor naar Zoeker
Druk op [LVF/LCD] om de schermweergave te veranderen.
U kunt schakelen tussen LCD (LCD-monitor) display en LVF (live-zoeker)
display.
Schakelen via de [LVF/LCD]-knop zal behouden worden zelfs wanneer de
stroom van de digitale camera op [OFF] staat.
Monitorvoorrang
Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [VOORKEUZE] menu wordt de LCD-monitor ingeschakeld wanneer van de opnamefunctie naar de afspeelfunctie geschakeld wordt. U kunt de tijd besparen die nodig is om over te schakelen naar de LCD-monitor, ook als u de live-zoeker aan het gebruiken bent.
Diopter afstellen Stel het diopter zo in dat u de karakters die in de zoeker getoond
worden, duidelijk kunt zien.
- 11 -
Page 12
Voor Gebr uik
Aanraakpaneel
Dit touch panel is van het type dat druk detecteert.
Raak het scherm aan
Het aanraakpaneel aanraken en vrijgeven.
Versl epen
Een beweging zonder vrijgeven van het aanraakpaneel.
Gebruik deze manier om taken uit te voeren zoals het selecteren van iconen of beelden die op het touch panel weergegeven worden.
Als u kenmerken met gebruik van het aanraakpaneel selecteert, raak dan het midden van de gewenste icoon aan.
Dit wordt gebruikt voor het verplaatsen van de AF-zone, de bediening van de schuifbalk, enz. Het kan ook gebruikt worden om tijdens het afspelen naar het volgende beeld te gaan, enz.
Aantekening
Als u een in de kleinhandel verkrijgbare vloeibare kristallen
beschermblad gebruikt, gelieve de instructies volgen die u bij het blad krijgt. (Sommige vloeibare kristallen beschermvellen zouden zichtbaarheid of werking nadelig kunnen beïnvloeden.)
Als een in de handel verkrijgbaar beschermvel gebruikt wordt,
kan het nodig zijn extra druk te moeten uitoefenen als u merkt dat het aanraakpaneel niet reageert.
Vermijd het om per ongeluk druk op het aanraakpaneel uit te
oefenen, als u het toestel in uw hand houdt. Dit kan van invloed zijn op de werking van het aanraakpaneel.
Niet op de LCD-monitor drukken met harde puntige voorwerpen,
zoals balpennen.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Wrijf de LCD-monitor schoon met droge zachte doek wanneer deze vuil wordt met
vingerafdrukken en dergelijke.
Niet krassen op de LCD-monitor of er hard op drukken.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakpaneel weergegeven worden het
LCD-Monitor weergave/Zoeker weergave op P185.
Over de styluspen
Het is gemakkelijker om voor een gedetailleerde werking de (bijgeleverde) styluspen te gebruiken of wanneer het moeilijk is het toestel met uw vingers te bedienen.
Alleen de meegeleverde styluspen gebruiken.
Deze niet daar plaatsen waar kleine kinderen erbij kunnen.
- 12 -
Page 13
Voor Gebr uik
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
Deze handleiding geeft de op-, neer-, links- en rechtsbeweging van de cursorknop als volgt weer, of als 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of Druk op 4
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakpaneel, dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de [MENU/SET] knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven wordt, zoals de afbeelding rechts toont.
Cursorknop: Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit. [MENU/SET]: De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Functieknop achterop
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop, deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het beslissen ingedrukt worden.
Draaien: De selectie van items of de instelling van waarden wordt uitgevoerd tijdens de diverse instellingen. Indrukken: Handelingen die hetzelfde zijn als die van de [MENU/SET]-knop, zoals het vaststellen van instellingen, enz., worden tijdens de verschillende instellingen uitgevoerd.
Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding.
bijv.: Naar links of rechts draaien
bijv.: De functieknop achterop indrukken
- 13 -
Page 14
Voor Gebr uik

Over de Lens

Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds montage).
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan gebruikt worden met gebruik van de montageadapter (DMW-MA1; optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel) gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [OPN. ZONDER LENS]
(P143) dan op [ON].
Over de lens en de functies
Er zijn functies die niet gebruikt kunnen worden, of het kan zijn dat de werking anders is, al naargelang de lens die gebruikt wordt.
Auto Focus [TOUCH DEFOCUS] (P42)/[STABILISATIE] (P69)/[QUICK AF] (P127)/ [SCHADUWCOMP.] (P131)/[POWERZOOMLENS] (P141)
¢ De verwisselbare lenzen (H-FS014042, H-FS045200, H-PS14042) zijn compatibel met Auto
Raadpleeg de website voor details over de gebruikte lens.
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
¢
/Automatische Instelling Lensopening¢/de Richtingdetectiefunctie (P32)/
Focus en Automatische Lensopening tijdens het opnemen van films. Met de verwisselbare lens (H-PS14042) kunt u, wanneer u de stroomzoom (elektrisch gehanteerde zoom) gebruikt, nog vloeiendere en stillere video’s maken dankzij de sterke hoge prestaties van AF volgen en stilteontwerp.
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u gebruikt.
De brandpuntlengte die op de gebruikte lens aangeduid wordt, zal dubbel zo lang zijn bij
gebruik op een filmcamera van 35 mm. (Het zal gelijk zijn aan een lens van 100 mm als een lens van 50 mm gebruikt wordt.) Raadpleeg de website voor details over de verwisselbare 3D-lens.
- 14 -
Page 15

Voorbereiding

Voorbereiding

Losmaken/Vastmaken van de lens

Controleer dat het toestel uitstaat.
Verander van lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P189, P190 als vuil of stof
op de lens terechtkomen.
Wanneer u de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt, zal de objectiefcilinder niet
ingetrokken worden totdat de schakelaar op [OFF] gezet is. Verwissel de lens pas nadat de schakelaar op [OFF] gezet is en controleer dat de objectiefcilinder ingetrokken is. (Niet met uw vinders tegen de objectiefcilinder drukken. Dit zou de lens kunnen beschadigen.)
Een lens aanbrengen op de body van de camera
Draai de achterlensdop A en de bodylensdop B in de richting van de pijl los.
Kom niet met uw vingers aan de binnenkant van de vatting.
Breng de markeringen voor het aanbrengen van de lens C (rode markeringen) op de body en op de lens in één lijn en draai de lens dan in de richting van de pijl tot deze vastklikt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens D als u
een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet schuin op de camera te doen
omdat u hiermee de lensbevestiging kunt beschadigen.
Verwijder de lensdop.
- 15 -
Page 16
Voorbereiding
Een lens losmaken van de body van de camera
Bevestig de lensdop.
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens D drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de lens stopt waarna u hem wegneemt.
Maak altijd de cameradop op de camera zodat er geen
stof of vuil in kan komen.
Doe de achterste lensdop op de camera zodat het
lenscontactpunt niet beschadigd raakt.
Aantekening
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P183)
- 16 -
Page 17
Voorbereiding
De lensbescherming gebruiken
Bij fel zonlicht of fel achtergrondlicht zal de lensbescherming de effecten van lens flare en ghosting minimaliseren. De lensbescherming houdt overmatig licht tegen en zorgt voor een betere beeldkwaliteit.
Verwisselbare lenzen (H-PS14042) hebben geen lenskap.
Aanbrengen van de (bloemvorige) lenskap die bij de verwisselbare lens geleverd is (H-FS014042)
Plaats de lensbescherming op de lens met de korte zijden boven en onder, en draai de lensbescherming zo ver mogelijk in de richting van de pijl.
A Passen op de markering.
Aanbrengen van de lenskap die bij de verwisselbare lens geleverd is (H-FS045200)
Plaats de lensbescherming op de lens en draai hem in de richting van de pijl tot hij niet verder kan.
Aantekening
Als u de lenskap tijdelijk losmaakt en meeneemt, bevestig de lenskap
dan in omgekeerde richting op de lens.
- 17 -
Page 18
Voorbereiding

Het bevestigen van de Schouderriem

We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
Haal de schouderriem door het lusje van de schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
Haal het uiteinde van de schouderriem door de ring in de richting van de pijl en haal het vervolgens door de stopper.
Haal het uiteinde van de schouderriem door het gat aan de andere kant van de stopper.
Trek aan de andere kant van de schouderriem en controleer vervolgens dat deze er niet uit zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de schouderriem.
Aantekening
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
- 18 -
Page 19
Voorbereiding
[CHARGE]
[CHARGE]

Opladen van de Batterij

Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebleken is dat op sommige markten namaakbatterijpakken te koop worden aangeboden die veel op de echte producten lijken. Sommige van deze batterijpakken zijn niet veilig genoeg om te voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen. Deze batterijpakken kunnen brand of een explosie veroorzaken. Wij wijzen u erop dat wij niet aansprakelijk zijn voor ongevallen of storingen als gevolg van het gebruik van een namaakbatterijpak. Om het gebruik van veilige producten te garanderen, raden wij aan een echt Panasonic-batterijpak te gebruiken.
Gebruik hiervoor de oplader.

Opladen

De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Steek de batterij in de goede richting.
Steek de stekker van de
plug-in-type inlaattype
oplader in het stopcontact.
Sluit de lader af van het stopcontact
en verwijder de batterij als het laden geheel klaar is.
Over het [CHARGE] lampje Aan: zal gaan branden terwijl het laden plaatsvindt. Uit: zal uitgaan als het laden normaal klaar is.
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
- 19 -
Page 20
Voorbereiding
Oplaadtijd
Oplaadtijd Ongeveer 120 min
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders.
Aantekening
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
- 20 -
Page 21
Voorbereiding

Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering

Batterijaanduiding
De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven.
De weergave wordt rood en gaat knipperen wanneer de batterij bijna leeg is. (Het statuslampje
knippert ook) Laad de batterij opnieuw op of vervang haar door een nieuwe batterij.
Maken van stilstaande beelden (wanneer u de LCD-monitor/Viewfinder gebruikt)
(Volgens CIPA-standaards in programma-AE-modus)
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 270 opnamen
opnametijd Ongeveer 135 min
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 250 opnamen
opnametijd Ongeveer 125 min
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt
Aantal beelden Ongeveer 270 opnamen
opnametijd Ongeveer 135 min
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat.
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (2 GB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
(Wanneer u een verwisselbare lens die compatibel is met de optische beeldstabilisatorfunctie erop zet, stel dan de optische beeldstabilisator in op [ ])
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Wanneer er een verwisselbare lens die compatibel is met stroomzoom (elektrisch gehanteerde
zoom) erop zet, beweegt de zoom van Tele naar Wide of van Wide naar Tele op elke opname.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af. [Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
- 21 -
Page 22
Voorbereiding
Maken van bewegende beelden (wanneer u de LCD-monitor gebruikt)
[AVCHD] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FSH] staat)
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 110 min
Huidige opnametijd Ongeveer 55 min
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 100 min
Huidige opnametijd Ongeveer 50 min
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 120 min
Huidige opnametijd Ongeveer 60 min
[MOTION JPEG] (Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [HD] staat)
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 120 min
Huidige opnametijd Ongeveer 60 min
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 110 min
Huidige opnametijd Ongeveer 55 min
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt
Opneembare tijd Ongeveer 120 min
Huidige opnametijd Ongeveer 60 min
Deze tijden gelden voor een omgevingstemperatuur van 23 oC en een vochtigheid van 50%RH.
Gelieve erop letten dat deze tijden bij benadering gelden.
De huidige opnametijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals het
inschakelen van de stroomtoevoer [ON]/[OFF], het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald worden.
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Verder is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB. Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
- 22 -
Page 23
Voorbereiding
Terugspelen (wanneer u de LCD-monitor gebruikt)
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 210 min
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 190 min
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 230 min
Aantekening
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.Gebruik [AUTO] van [LCD MODE] of [MODE1] van [LCD MODE].Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
- 23 -
Page 24
Voorbereiding

Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/ batterij

Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Let op bij de richting van plaatsing van de batterij en plaats hem volledig naar binnen, tot u een blokkeergeluid hoort. Controleer dan of hendel A de batterij vergrendeld heeft. Trek hendel A in de richting van de pijl om de batterij uit te nemen.
Kaart: Duw er net zolang tegen tot u een “klik” hoort en let op de richting waarin u de kaart plaatst. Om de kaart uit te nemen, op de kaart duwen tot deze “klikt” en de kaart vervolgens rechtop uitnemen.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
1:Sluit de kaart/batterijklep. 2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik.
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
- 24 -
Page 25
Voorbereiding

Over de -kaart

Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden

De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt worden met dit toestel. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Opmerkingen
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. Controleer dit op het
etiket op de kaart, enz.
Gebruik een kaart met SD-Snelheidsklassen
“Klasse 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt in [AVCHD]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Klasse 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG].
De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDXC-geheugenkaarten.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Alleen de kaarten met de links vermelde capaciteit kunnen
gebruikt worden.
b.v.:
¢
met
Toegang tot de kaart
Het toegangslampje licht rood op wanneer er beelden op de kaart worden opgenomen.
Schakel dit toestel niet uit, verwijder de batterij of de kaart niet en sluit de netadapter niet af (optioneel) als het toegangslampje brandt (als beelden opgenomen, gelezen of gewist worden, of als de kaart geformatteerd wordt). Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of statische elektriciteit. De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen werken. Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie opnieuw uitvoeren.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
- 25 -
Page 26
Voorbereiding
2
A
Aantekening
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de camera of de kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P68)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 26 -
Page 27
Voorbereiding

Approximatief aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd

Over de weergave van het aantal opneembare beelden en de beschikbare
opnametijd
Men kan tussen de weergave van het aantal opneembare
beelden en de weergave van de beschikbare opnametijd schakelen in [REST-AANDUIDING] (P142) in het [VOORKEUZE] menu.
A Aantal opnamen B Beschikbare opnametijd
Aantal opnamen
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [A]
[FOTO RES.] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 220 900 3640 7260
M (8M) 410 1650 6690 13000
S (4M) 700 2840 11500 22460
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [ ]
[FOTO RES.] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
L (16M) 69 270 1120 2250
M (8M) 80 320 1310 2610
S (4M) 87 350 1420 2850
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
“h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde.
[AVCHD]
[OPN. KWALITEIT] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
FSH 13m00s 1h00m 4h9m 8h25m
SH 13m00s 1h00m 4h9m 8h25m
[MOTION JPEG]
[OPN. KWALITEIT] 2GB 8GB 32 GB 64 GB
HD 7m20s 32m10s 2h12m 4h29m
VGA 19m20s 1h23m 5h45m 11h39m
QVGA 53m50s 3h52m 15h55m 32h17m
Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Verder is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB. Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
- 27 -
Page 28
Voorbereiding
ON
OFF

De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)

De klok kan alleen op het moment van aankoop ingesteld worden via aanraakhandeling. Om de klokinstellingen te veranderen, raadpleeg [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu
(P61).
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
De statusindicator gaat branden wanneer u dit apparaat op 1
zet.
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld, overgaan op
4.
stap
Raak [TAAL INSTELLEN] aan.
Selecteer de taal.
Raak [KLOKINST.] aan.
Raak de items aan die u wenst in te stellen (Jaar/Maand/Dag/Uren/Minuten) en maak de instelling met gebruik van [3]/[4].
U kunt de instellingen voortdurend omschakelen door
voortdurend [3]/[4] aan te raken.
Raak [ANNUL] aan om de instellingen van datum en tijd te
wissen zonder een datum en een tijd in te stellen.
Om de weergavesequentie en het weergaveformaat van de tijd weer te geven.
Raak [INDELING] aan om het instellingsscherm voor de
instelling van de weergavevolgorde/het weergaveformaat van de tijd weer te geven.
- 28 -
Page 29
Voorbereiding
Raak [INST.] aan om in te stellen.
Raak [INST.] aan in het bevestigingsscherm.
Aantekening
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P152) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Controleer of de correcte datum en tijd ingesteld zijn, anders zal de datumafdruk onjuist zijn als
de afbeelding afgedrukt wordt.
- 29 -
Page 30

Basiskennis

Basiskennis

Selecteren van de opnamemodus

Selecteren van de opnamemodus met de modusknop
De functie schakelen door de functieknop te draaien.
Lijn een gewenste functie uit met deel A.
Draai de instelknop langzaam maar zeker op elke functie.
Selecteren van de Intelligent Auto functie
Druk op [¦].
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie gezet wordt.
De opnamewijze die met de functieknop geselecteerd wordt, wordt
uitgeschakeld als de [¦] knop brandt.
- 30 -
Page 31
Basiskennis
Basiskennis
Intelligente automatische functie (P38)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch gebruikt worden door het toestel.
AE-programmafunctie (P43)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Gevorderd
Openingsvoorrang AE-functie (P102)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P102)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P103)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u handmatig hebt ingesteld.
Klantfunctie (P113)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Scènefunctie (P105)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
Creative Control Modus (P112)
Opnemen terwijl het beeldeffect gecontroleerd wordt.
- 31 -
Page 32
Basiskennis

Tips om mooie opnamen te maken

A AF-hulplamp
De fotoflits of de AF-lamp niet bedekken met uw
vingers of andere voorwerpen.
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen,
armen stil houden en uw benen een beetje spreiden.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Wanneer u beelden maakt, ervoor zorgen dat u stabiel
staat en dat er geen gevaar is van het tegen iemand of iets, enz. aan stoten.
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal (gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P158) ingesteld is op [ON])
De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
U kunt de functie van de richtingdetectie alleen gebruiken wanneer u een compatibele lens
gebruikt. (De catalogus, website etc. raadplegen voor compatibele lenzen.)
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
- 32 -
Page 33
Basiskennis
Opnamefunctie:

Een foto maken

Scherpstellen tijdens het fotograferen (AFS/AFC)

1 Selecteer [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME]
menu. (P56)
2 Druk op [MENU/SET] om het item te selecteren.
Gebruik doorgaans [AFS].
AFS
“AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”. De scherpte wordt automatisch ingesteld als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot halverwege ingedrukt wordt.
AFC
“AFC” is een afkorting van “Auto Focus Continuous”. Met deze functie kunt u een opname beter samenstellen door continu scherp te stellen op de beweging van het object terwijl u de ontspanknop half indrukt. Als u opnamen maakt van een bewegend object, voorspelt de camera de beweging van het object en stelt erop scherp. (bewegingsvoorspelling)
Het kan enige tijd duren om scherp te stellen als u het zoomhendeltje van Breed naar Tele zet of plotseling van een onderwerp dat ver weg is op een onderwerp dichtbij scherpstelt.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
Terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt is, zou er trilling op het scherm
gezien kunnen worden.
Raadpleeg voor het [AFC] kenmerk de website op P14.
MF
Handmatig scherpstellen. (P89)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
- 33 -
Page 34
Basiskennis
B
A
3 Druk de ontspanknop half in.
Focusmodus AFS
Focus
Aanduiding voor de scherpstelling
AF-zone B Groen Geluid Biept 2 keer
Focusmodus AFC
Focus
Aanduiding voor de scherpstelling
AF-zone B
Geluid
¢1 Wanneer de AF-functie ingesteld is op [ ], zou de eerste AF-zone waar de
scherpstelling op verkregen wordt tijdelijk afgebeeld kunnen worden tijdens het half indrukken.
¢2 Er zal een piep te horen zijn wanneer de scherpstelling voor het eerst verkregen
wordt tijdens het half indrukken.
Wanneer er onvoldoende helderheid is in [AFC], gelieve dezelfde handeling uitvoeren
als in [AFS]. Hier zal de [AFC] op het scherm geel worden en veranderen naar [AFS].
Wanneer er scherpgesteld is op het object
A Aan Knippert
Wanneer er scherpgesteld is op het object
A Aan Knippert of Uit
¢1
Groen
Biept 2 keer
¢2
Aantekening
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot Als de verwisselbare lens (H-FS045200) gebruikt wordt: 1,0 m tot
Wanneer de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt: 0,2 m (Breed tot brandpuntlengte 20 mm) tot , 0,3 m (brandpuntlengte 21 mm tot Tele) tot
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Wanneer er niet scherpgesteld is op het object
Wanneer er niet scherpgesteld is op het object
- 34 -
Page 35
Basiskennis
AB

Een foto maken

Zet de drive-modus op [ ] door op 4 ( ) te drukken.
Selecteren van de opnamemodus.
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
A Lensopening B Sluitertijd
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden weergegeven (het zal rood knipperen als de correcte belichting niet bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld is).
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de foto
gemaakt worden, omdat [FOCUSPRIORITEIT]
(P139) aanvankelijk op [ON] gezet is.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en maak het beeld.
- 35 -
Page 36
Basiskennis

Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie

Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden en wordt de foto automatisch gemaakt.
1 Raak [ ] in de opnamefunctie.
×
De icoon verandert in [ ] en het wordt mogelijk foto’s te maken met de Touch Shutter-functie.
2 Raak het scherp te stellen onderwerp aan en
neem de foto.
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] in de
AF-modus wordt weergegeven in de positie die u aanraakt en de foto wordt genomen als deze scherp gesteld is.
Als het histogram op het onderwerp weergegeven wordt dat u wenst aan te raken, raak
het onderwerp dan pas aan nadat u het histogram verplaatst heeft door het te verslepen
(P12).
3 Raak [ ] aan om de Touch Shutter-functie te wissen.
Aantekening
Als [FOCUSPRIORITEIT] op [ON] staat terwijl de focusmodus op [AFS] staat en de Touch Shutter functie het niet doet, zal de AF-zone verdwijnen nadat hij rood geworden is, hetgeen betekent dat de foto onder die omstandigheden niet gemaakt kan worden. Als [AFC] ingesteld is, zal de foto niet gemaakt worden als de indicatie voor het scherpstellen groen knippert. Als het onderwerp echter scherp gesteld wordt terwijl men het scherm blijft aanraken, zal de foto gemaakt worden.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [MEETFUNCTIE]
(P127) op [Ù] gezet is. Aan de rand van het scherm, zou het focussen beïnvloed kunnen
worden door de helderheid rond de aangeraakte plek.
- 36 -
Page 37
Basiskennis
Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm
weergegeven wordt
De [DISP./Fn1] knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [DISP.] (display
) of als [Fn1] (functie 1). Op het moment van
aankoop staat het op [DISP.].
Om de instelling om te schakelen, gebruikt u [DISP./Fn1] in het [VOORKEUZE] menu.
De weergave-informatie van het opnamescherm kan omgeschakeld worden als [DISP.]
geselecteerd is.
Er kan een functie aan een knop toegekend worden als [Fn1] geselecteerd is. Raadpleeg
P99 voor details over de functieknop.
Druk op [DISP.] om te wijzigen.
Het opnamescherm kan omgeschakeld worden door [ ]
aan te raken. Als [DISP./Fn1] in het [VOORKEUZE] menu op [Fn1] staat, gebruikt u [ ].
U kunt kiezen tussen [ ] (LCD-monitor-stijl) en [ ]
(viewfinder-stijl) voor zowel de LCD-monitor als het scherm van de display van de viewfinder m.b.v. [LCD DISP. STIJL] en [LVF DISP. STIJL] in het [VOORKEUZE] menu.
([ ] LCD-monitor-stijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
Met informatieZonder informatie
([ ] viewfinder-stijl)
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
Met informatie (gedetailleerde informatie)Met informatie
¢1 Er worden richtlijnen weergegeven wanneer de [RICHTLIJNEN] van het
[VOORKEUZE]-menu op iets anders dan [OFF] staat.
¢2 Er worden histogrammen weergegeven wanneer [HISTOGRAM] van het
[VOORKEUZE]-menu op [ON] staat. Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [LICHTMETER] van het [VOORKEUZE] menu op [ON] te zetten. (P138)
¢1, 2
¢1
¢1, 2
¢1
- 37 -
Page 38
Basiskennis
××
Opnamemodus: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/Compensatie achtergrondverlichting/Gezichtsdetectie/Automatische
witbalans/Intelligente ISO gevoeligheidscontrole/[QUICK AF]/[RODE-OGEN CORR]/ [I.RESOLUTIE]/[INT.DYNAMIEK]/[LANG SL.N.RED]/[SCHADUWCOMP.]/ [FOCUSPRIORITEIT]/[AF ASS. LAMP]
Druk op [¦].
De camera zal schakelen naar ofwel de meest recentelijk gebruikte van de
Intelligente Automatische Functie ofwel Intelligente Automatische Plusfunctie. (P41) Op het moment van aankoop, is de functie ingesteld op Intelligente Automatische Functie.
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie gezet
wordt. De [¦] knop wordt tijdens het opnemen uitgeschakeld om te voorkomen dat het licht weerspiegeld wordt op glas en dergelijke. Dit duidt echter niet op een storing.
De [¦] knop wordt uitgeschakeld en de camera wordt op de instelling van de opnamemodus
gezet, voordat de Intelligent Auto Modus ingesteld wordt, als opnieuw op de knop gedrukt wordt.
Als het onderwerp aangeraakt wordt, werkt AF Tracking. Het is ook mogelijk door de
cursorknop naar 2 te duwen en de sluiterknop tot halverwege in te drukken. Raadpleeg voor details P85.
De Defocus Control kan ingesteld worden door [ ] op het opnamescherm aan te raken.
(P42)
In de Intelligent Auto Modus staat [FOCUSPRIORITEIT] (P139) vast op [ON]. Als het
beeld correct scherp gesteld is, zal de foto gemaakt worden.
Veranderen van de instellingen
De volgende menu’s kunnen met de Intelligent Auto Mode ingesteld worden.
Menu Onderdeel
[OPNAME]
[FOTOSTIJL]
¢
/[ASPECTRATIO]/[FOTO RES.]/[KWALITEIT]/
[GEZICHT HERK.]/[FOCUSFUNCTIE]/[STABILISATIE]
[BEWEGEND BEELD]
[FOTOSTIJL]¢/[OPNAMEFUNCTIE]/[OPN. KWALITEIT]/ [FOCUSFUNCTIE]/[CONTINU AF]/[WINDREDUCTIE]
[VOORKEUZE] [HISTOGRAM]/[RICHTLIJNEN]/[POWERZOOMLENS]/
[REST-AANDUIDING]/[TOUCH INST.]
[SET-UP] [KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[LCD MODE]/[TAAL]
Raadpleeg voor de instellingsmethode van het menu P56.
¢ De instellingen kunnen anders zijn dan andere Opnamemodussen.
- 38 -
¢
Page 39
Basiskennis
Over de flitser
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P72)
Wanneer [ ] geselecteerd is, wordt [ ], [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het
type onderwerp en helderheid.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur.
Fotograferen
¦
>
[i-PORTRET] [i-LANDSCHAP] [i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
Alleen wanneer [ ] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP] [i-BABY]
¢
[i-ZONSONDERG.]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
¦
>
[i-PORTRET] [i-LANDSCHAP] [i-ZACHT LICHT] [i-MACRO]
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie)
Als u bijv. een statief gebruikt en de camera heeft vastgesteld dat de camerabeweging
minimaal is terwijl de scènefunctie is geïdentificeerd als [ ], dan is de sluitertijd langzamer dan normaal. Zorg ervoor dat de camera tijdens het maken van opnamen niet beweegt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing.
Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
- 39 -
Page 40
Basiskennis
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval zal het
onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht door het geheel van het beeld automatisch op te lichten. Achterlichtcompensatie wordt automatisch toegepast in Intelligente automatische modus.
- 40 -
Page 41
Basiskennis

Opnemen m.b.v. Intelligente Automatische Plusfunctie

De helderheid en de kleur die optimaal ingesteld zijn door de camera kunnen gemakkelijk afgesteld worden op uw voorkeuren. Deze functie is handig voor diegenen die graag de instellingen die door de camera gemaakt zijn overeen willen doen komen met hun eigen voorkeuren maar liever niet met gedetailleerde instellingen aan de slag gaan.
Druk op [MENU/SET] wanneer u zich in de Intelligente Automatische functie bevindt.
Kies [iA MODE] en druk dan op [MENU/SET].
Op 1 drukken om [ ] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Instelling helderheid
Druk op de functieknop achterop om het
1
instellingenscherm af te beelden.
Elke keer dat u op de functieknop achterop drukt wordt
er geschakeld tussen de helderheidinstelling, de Defocus Control (P42) en de eindoperatie.
2 Raak de schuifbalk aan om in te stellen.
De instelling kan ook uitgevoerd worden door aan de knop op de achterkant te draaien.
Kleurinstelling
1 Druk op 1 ( ) om het instellingscherm af te
beelden.
2 Raak de schuifbalk aan om in te stellen.
Dit zal de kleur van het beeld van rood naar blauw afstellen.
De instelling kan ook uitgevoerd worden door aan de
knop op de achterkant te draaien.
Aantekening
Het is tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te raken.
De ingestelde helderheid en kleur zullen terugkeren naar de standaardinstelling (middenpunt)
wanneer de aan-/uit-schakelaar op [OFF] gezet wordt of de camera geschakeld wordt naar een andere Opnamefunctie.
- 41 -
Page 42
Basiskennis
××
Opnamefunctie:

Foto’s maken met de Defocus Control Functie

De wazigheid van de achtergrond kan gemakkelijk ingesteld worden terwijl u het beeldscherm controleert.
Raak [ ] aan om het instellingsbeeldscherm te laten weergeven.
Wanneer u de viewfinder gebruikt, drukt u dan
verschillende keren op de functieknop achterop om het instelscherm van de Defocus Control af te beelden.
Raak de schuifbalk aan om in te stellen.
De instelling kan ook uitgevoerd worden door aan de
knop op de achterkant te draaien.
Opnemen van foto’s of films.
Het is tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te raken.
De werking van Defocus Control kan beëindigd worden door [ ] aan te raken.
Als u de zoeker gebruikt, zal het drukken op de knop op de achterkant de werking van
Defocus Controle eindigen.
Aantekening
Op het instellingscherm van de Defocus Control van Intelligente Automatische Functie, is de
AF-functie [Ø]. Als u op de cursorknop op 2 drukt, zal het instellingsscherm van de AF-zone getoond worden (het formaat kan niet veranderd worden).
De wazigheid zou kunnen veranderen tijdens de opname van video’s, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
De lensopening wordt tijdens het opnemen van video’s binnen het bereik van de gepaste
belichting geregeld. Daarom kan het zijn dat de lensopening niet verandert, zelfs niet wanneer de schuifbalk verplaatst wordt, afhankelijk van de helderheid van het onderwerp en de wazigheid. (De wazigheid zou bijvoorbeeld niet veranderen voor donkere scènes, zoals binnenshuis, aangezien de lensopening dan op helemaal open staat.)
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
Al naargelang de gebruikte lens, kan het zijn dat Defocus Control niet werkt.
Raadpleeg de website voor compatibele lenzen.
- 42 -
Page 43
Basiskennis
Opnamefunctie:

Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (AE-programmafunctie)

Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het object. U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu te veranderen.
Stel de functieknop in op [ ].
Aantekening
De sluitersnelheid wordt in de volgende gevallen automatisch tussen 20 seconden en 1/4000
van een seconde ingesteld.
Wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO160].Als de openingswaarde op F3.5 gezet is [wanneer er verwisselbare lenzen (H-FS014042 of
H-PS14042) bevestigd zijn].
Als de openingswaarde op F4.0 gezet is [wanneer de verwisselbare lens (H-FS045200)
bevestigd is].
- 43 -
Page 44
Basiskennis
A B
(A)
(B)
4 2 1 1
/ 2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/ 30
1
/
60
1
/ 125
1
/ 250
1
/ 500
1
/ 1000
1
/
2000
1
/ 4000
15
16
17
18
19
20
(Ev)
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Programmaschakeling
In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling. U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie.
1 Druk de sluiterknop tot halverwege in en geef de
diafragmawaarde en de sluitertijd weer op het scherm.
2 Terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden lang)
afgebeeld worden, de Programmawisseling uitvoeren
door de functieknop achterop te draaien.
Deze zal schakelen tussen Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking
(P76) elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt terwijl de waarden afgebeeld
worden.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] B af te beelden. (P138)
De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
Om de Programmawisseling te annuleren, het toestel uitzetten of de functieknop achterop
draaien totdat de aanduiding van de Programmawisseling verdwijnt.
Voorbeeld van programmawisseling
[Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt]
(A): Lensopening (B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer 2 Programmaschakelinggrafiek 3 Programmaschakelinglimiet
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde).
EV verandert al naargelang de waarde van de lensopening of de sluitersnelheid.
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt
ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven.
Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
Programme Shift zal bijstellingen alleen mogelijk maken als er voldoende licht is.
Programme Shift is in alle instellingen van de ISO-gevoeligheid beschikbaar, met uitzondering
van [ ].
- 44 -
Page 45
Basiskennis
Opnamefunctie:

Opname Bewegend Beeld

Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen. De audio zal stereo opgenomen worden. De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang de gebruikte lens en het Raadpleeg pagina 14 voor details.

Scherpstellen tijdens het opnemen van een video (Continu AF)

Het scherpstellen is afhankelijk van de instellingen van [FOCUSFUNCTIE] en [CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] modusmenu.
Focus-functie Continu AF Instellingen
AFS/AFC
MF
Afhankelijk van de opnameomstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een video. Er wordt aangeraden op te nemen terwijl [CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] menu op [OFF] staat, als u het werkgeluid hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid wordt opgenomen.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
U kunt het toestel continu laten
ON
OFF
ON U kunt handmatig scherpstellen.
OFF
scherpstellen.
Druk de opspanknop half in als u niet goed scherp kunt stellen.
De focuspositie is vastgezet wanneer u een video begint op te nemen.
Het is mogelijk om de focus in te stellen door de sluiterknop tot halverwege in te drukken of door het onderwerp aan te raken.
- 45 -
Page 46
Basiskennis
A
B
C

Opname Bewegend Beeld

Het is mogelijk om geschikte video’s voor ieder functie op te nemen.
Het hier getoonde beeldscherm is een voorbeeld van wanneer de
opnamemodus op [³] (Programme AE Modus) staat.
Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd B Beschikbare opnametijd
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
Voor de instelling van de [OPNAMEFUNCTIE] en [OPN.
KWALITEIT], raadpleeg P133.
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
- 46 -
Page 47
Basiskennis
Aantekening
Er zal gedurende 0,5 seconde geen audio opgenomen worden, nadat het opnemen gestart is,
als de videoknop ingedrukt gehouden blijft. Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
Wanneer u de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt, kan, als u uw vinger van het
zoomhendeltje of het focushendeltje haalt tijdens het maken van een video, het geluid van het hendeltje dat teruggaat opgenomen worden. Wanneer u het hendeltje terug doet gaan naar de startpositie ervan, doet u dit dan zachtjes.
De beschikbare opnametijd zal aan het eind van iedere opname nauwkeurig bijgewerkt
worden.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Wanneer de instelling van de aspectratio verschilt in stille en bewegende beelden, verandert de
gezichtshoek aan het begin van de opname van bewegend beeld. Wanneer [ OPN.GEBIED] (P142) ingesteld is op [ ], wordt de gezichthoek tijdens bewegende beeldopname afgebeeld.
Als [EX. TELE CONV.] op [ON] staat, zal de gezichtshoek veranderen als het beeldscherm van
fotobeeldscherm naar videobeeldscherm omgeschakeld wordt, omdat de zoomfactor voor deze twee beeldschermen anders is. (P71)
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen
worden. Bovendien zal [ISO-LIMIET] niet werkzaam zijn.
Als u een video opneemt, zal [STABILISATIE] vast op [ ] gezet worden, ook al stond het op
[].
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P184)
Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter (optioneel), de stroom
onderbroken wordt wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter (optioneel) losgekoppeld wordt enz., zal het bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
Voor bepaalde opnamewijzen zal de opname uitgevoerd worden met de hieronder aangeduide
wijze. Voor de opnamewijzen die niet in de lijst staan, zal de opnamewijze gebruikt worden die het meest geschikt is voor het bewegende beeld.
Geselecteerde opnamemodus Opnamemodus bij het opnemen van een film
AE-programmafunctie
Lensopening-Prioriteit AE-Modus
Sluiter-Prioriteit AE-Modus
Handmatige belichtingsfunctie
[SCHERPTEDIEP], [HUISDIER]
in scènefunctie
Normaal bewegend beeld
[BABY1]/[BABY2] in scènefunctie Portret
Op foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van
een film ([ ] (filmprioriteiten)) (P115) zullen geen leeftijd of naam vermeld worden.
[NACHTPORTRET], [NACHTL.
SCHAP], [VERLICHTING] in scènefunctie
Weinig licht functie
- 47 -
Page 48
Basiskennis

Afspelen van foto’s/films

Opnamen terugspelen

Druk op [(].
Het beeld vooruit en achteruit spoelen door het scherm horizontaal te slepen (P12).
Vooruit: van rechts naar links slepen Terugspoelen: van links naar rechts slepen
Het is ook mogelijk het beeld verder of terug te spoelen door
op 2/1 van de cursorknop te drukken.
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is. (de beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Het terugspelen stoppen Druk opnieuw op [ de helft indrukken.
Aantekening
Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Dit toestel kan alleen beelden weergeven die in overeenstemming met de DCF-standaard zijn.
Het kan zijn dat beelden die met een ander toestel genomen zijn niet op dit toestel kunnen
worden afgespeeld.
(], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
- 48 -
Page 49
Basiskennis
B
A
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Raak [ ] aan.
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan
door de volgende iconen aan te raken.
[ ]: 1 scherm[ ]: 12 schermen[ ]: 30 schermen
CAL
[ ]: Schermdisplay
Het afspeelscherm kan ook omgeschakeld worden door aan de
knop op de achterkant te draaien.
Als een beeld met de burst-icoon [˜] geselecteerd wordt en u
drukt op [MENU/SET], dan zullen de beelden in die groep burst-beelden met multi-playback weergegeven worden.
A Burst-icoon [˜]
Verander van beeldscherm door [3]/[4] aan te raken als deze
op de schuifbalk weergegeven worden.
Er kan van scherm geschakeld worden door de schuifstaaf op of
neer (P12) te slepen.
B Schuifbalk
Het scherm kan geleidelijk geschakeld worden door het scherm
op of neer te slepen (P12).
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet
afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen Raak het te selecteren beeld aan.
- 49 -
Page 50
Basiskennis
CAL
Beelden weergeven op basis van opnamedatum (Kalenderweergave)
Raak [ ] aan op het multi-afspeelscherm.
Raak [3]/[4] aan om de af te spelen maand te selecteren.
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn
gemaakt, verschijnt deze maand niet.
Raak [ ] aan om het multi-afspeelscherm te selecteren.
Selecteer de datum die u wenst af te spelen en raak vervolgens [INST.] aan.
Raak het beeld aan dat u wenst af te spelen.
Draai de functieknop achterop naar links om terug te keren naar de weergave van het
kalenderscherm of raak [ ] aan.
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2011.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
CAL
- 50 -
Page 51
Basiskennis
A
De terugspeelzoom gebruiken
Het te vergroten deel duidelijk aanraken.
1k>2k>4k>8k>16k
U kunt het beeld ook vergroten/verkleinen door aan de knop
op de achterkant te draaien.
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding van de
zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
U kunt het uitvergrote deel verplaatsen door het beeldscherm te verslepen (P12).
Het beeld keert terug naar het oorspronkelijk formaat (1k) door [ ] aan te raken.
Als u [ ] aanraakt, neemt de uitvergroting af.
De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
U kunt het weergegeven beeld schakelen terwijl u dezelfde zoomvergroting en zoompositie behoudt voor de terugspeelzoom.
Schakel naar de bediening van de beeldselectie door tijdens Zoom afspelen op de functieknop op de achterkant te drukken en selecteer de beelden door
[ ]/[ ] aan te raken.
Het is ook mogelijk het beeld verder of terug te spoelen door
op 2/1 van de cursorknop te drukken.
De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden.
Opnamen met verschillende aspectratio’sOpnamen met verschillende aantallen pixelsOpnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])

De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen

Druk op [DISP.] om het monitorscherm te schakelen.
Het scherm zal als volgt omgeschakeld worden:
Met informatieWeergave van gedetailleerde informatie
Weergave histogramZonder informatie (weergave highlight)Zonder informatie
¢1 Het wordt niet weergegeven tijdens Playback Zoom, tijdens het afspelen van een film of
tijdens een diavoorstelling.
¢2 Dit wordt weergegeven als [HIGHLIGHT] (P138) in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat.
Het histogram wordt afgebeeld in R (rood), G (groen), B (blauw), en Y (luminantie) tijdens het
afspelen.
¢1
(P187)
¢1
¢1, 2
(P187)
- 51 -
Page 52
Basiskennis
BA

Bewegende beelden terugspelen

Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion
JPEG en AVCHD-formaten die (alleen) met dit model genomen werden.
Bewegende beelden in AVCHD-formaat die afgespeeld kunnen worden op dit apparaat zijn
[AVCHD] bewegende beelden die opgenomen zijn met dit apparaat, AVCHD-formaat (inclusief [AVCHD Lite]) bewegende beelden uitsluitend gemaakt met digitale camera’s van Panasonic (LUMIX).
Druk op [(].
Selecteer een video-icoon ([ ], [ ]) en raak vervolgens [ ] aan om deze af te spelen.
A Video-icoon B De opnametijd van bewegend beeld
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd
op het scherm weergegeven. Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als [8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door de cursorknop op 3 te zetten, kunt u video’s afspelen.
De weergave rechtsonder op het scherm, tijdens het afspelen, komt overeen met 3/4/2/1 op de cursorknop.
- 52 -
Page 53
Basiskennis
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
1 Geef bedieningspaneel weer door het scherm aan te raken.
Als er 2 seconden lang geen operatie uitgevoerd wordt, zal deze terugkeren naar zijn originele status.
2 Bedieningspaneel hanteren door aan te raken.
Afspelen/Pauzeren Stop
Snel achteruit Snel vooruit
Frame-by-frame achteruit (tijdens pauzeren)
Verhoogt het niveau van het volume
Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
Frame-by-frame vooruit (tijdens pauzeren)
Verlaagt het niveau van het volume
Raak [ ] aan tijdens het afspelen om snel vooruit te spoelen (raak [ ] aan om snel
terug te spoelen). De snelheid van snel vooruit/achteruit spoelen neemt toe als u [ ]/[ ] opnieuw aanraakt (de weergave op het scherm verandert van [5] in [].)
Raak [ ] aan om de gewone weergavesnelheid te hervatten.Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Aantekening
Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen
zijn, de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO” software op de (bijgeleverde) CD-ROM.
Het kan zijn dat filmbeelden die met een ander toestel opgenomen zijn, niet op dit toestel
kunnen worden afgespeeld.
- 53 -
Page 54
Basiskennis

Beelden wissen

Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Op [(] drukken.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en raak vervolgens [ ] aan.
Raak [APART WISSEN] aan.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [JA] te selecteren.
- 54 -
Page 55
Basiskennis
Wissen van meer beelden (tot 100¢) of van alle beelden
¢ De burst-groep zal als een enkel beeld beschouwd worden. (Alle beelden in de
geselecteerde burst-groep zullen gewist worden.)
Raak [ ] aan.
Raak [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] aan.
[ALLES WISSEN] > Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [JA] te selecteren.
Het is mogelijk om alle beelden te wissen, behalve de beelden die als favorieten
ingesteld warden, als [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is met de [ALLES WISSEN] instelling.
(Wanneer [MULTI WISSEN] geselecteerd is) Raak de te wissen opname aan.
UITVOER.
(herhaal deze stap.)
[] verschijnt op de geselecteerde beelden. Het weer ervan
aanraken annuleert deze instelling.
(Wanneer [MULTI WISSEN] geselecteerd is) Raak [UITVOER.] aan.
Het bevestigingsbeeldscherm wordt weergegeven.
Het beeld wordt gewist door [JA] te selecteren.
Aantekening
Schakel het toestel niet uit tijdens het wissen. Een batterij met voldoende batterijstroom of de
AC-adapter (optioneel) gebruiken.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn, zullen deze niet gewist worden
zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
- 55 -
Page 56
Basiskennis
of

Menu instellen

Deze camera biedt u menuselecties die u de mogelijkheid geven de werking ervan af te stellen om het maken van beelden optimaal voor u te maken. In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.

Menuonderdelen instellen

Als u [MENU HERVAT.] (P143) in het [VOORKEUZE]-menu op [ON] zet, wordt het menu-item dat het laatst was geselecteerd voordat de camera werd uitgezet, weergegeven. Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het menu door op 3/4/2/1 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Menu Beschrijving van instellingen
In dit menu kunt u de beeldverhouding, het
[OPNAME]
(P123 tot 132)
[BEWEGEND BEELD]
(P133 tot 136)
[VOORKEUZE]
(P137 tot 143)
[SET-UP]
(P61 tot 68)
[AFSPELEN]
(P148 tot 163)
aantal pixels en andere aspecten van de beelden die u aan het opnemen bent instellen.
Dit menu laat u de [OPNAMEFUNCTIE], [OPN. KWALITEIT] en andere aspecten voor bewegend beeldopname instellen.
De werking van het toestel, zoals het weergeven van het beeldscherm en de werking van de knoppen, kan naar goeddunken ingesteld worden. Het is bovendien mogelijk om de gewijzigde instellingen te registreren.
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de toon van de werkingspiep selecteren en andere instellingen die het gemakkelijker voor u maken om de camera te hanteren maken.
Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen.
- 56 -
Page 57
Basiskennis
of
of
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven.
Selecteer het menu-item door op 3/4 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
of draai de functieknop achterop naar rechts om naar het volgende scherm te gaan.
Op [MENU/SET] of op de functieknop achterop drukken.
Afhankelijk van het menuitem kan het zijn dat de instelling ervan niet verschijnt, of dat
deze op een andere manier wordt weergegeven.
Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
De afbeelding rechts is een voorbeeld van de
instelling van [INT.DYNAMIEK] van [OFF] op [HIGH].
Op [MENU/SET] of op de functieknop achterop drukken.
Sluit het menu Druk diverse keren op [ ] of druk de sluiterknop tot halverwege in.
- 57 -
Page 58
Basiskennis
A
of
of
Schakelen naar andere menu’s
b.v.: naar het [SET-UP] menu schakelen vanuit het [OPNAME] modusmenu
1 Op 2 drukken.
A Icoon snelle menuwisseling
2 Op 4 drukken of de functieknop achterop
draaien om het [SET-UP] menupictogram [ ] te selecteren.
3 Op 1 of op de functieknop achterop drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
Aantekening
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de
menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
- 58 -
Page 59
Basiskennis
ヲハヮユワヶバョㄏビ
ヲハヮユワヶバョㄏビ

Het Snelmenu instellen

M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt. De items die niet gebruikt kunnen worden, worden grijs weergegeven.
De [Q.MENU/Fn2] knop kan op twee manieren gebruikt worden: als [Q.MENU] (Quick Menu) of als [Fn2] (functie 2). Op het moment van aankoop staat het op Quick Menu.
Om de instelling om te schakelen, gebruikt u [Q.MENU/Fn2] in het [VOORKEUZE] menu.
Sommige menu’s kunnen gemakkelijk opgeroepen worden als [Q.MENU]
(Quick Menu) geselecteerd is.
Er kan een functie aan een knop toegekend worden als [Fn2]
geselecteerd is. Raadpleeg P99 voor details over de functieknop.
Druk op [Q.MENU] om het Snelmenu weer te geven.
Het snelmenu kan ook weergegeven worden door
[ ] aan te raken. Als [Q.MENU/Fn2] in het [VOORKEUZE] menu op [Fn2] gezet is, gebruik dan [].
Raak het menuitem aan.
Het menu-item kan omgeschakeld worden door
[ ]/[ ] aan te raken.
Selecteer en raak de instelling aan.
Raak [EXIT] aan om het menu te verlaten als de instelling eenmaal voltooid is.
- 59 -
Page 60
Basiskennis
B
A
Stel het snelmenu in met uw favoriete items
Er kunnen tot 15 items als snelmenu ingesteld worden. Stel de menu-items in afhankelijk van de opnameomstandigheden, enz.
1 Raak [ ] aan.
2 Selecteer het menu in de bovenste rij en sleep het
naar de onderste rij.
A Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden. B Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
Als er op de onderste rij geen lege ruimte is, sleep het
dan naar het te vervangen menu-item. Het nieuwe item kan ingesteld worden door het oude te vervangen.
Als het item van de onderste rij naar de bovenste rij
versleept wordt, wordt de instelling gewist en zal die ruimte leeg worden.
De menu-items of instellingen kunnen omgeschakeld worden door [ ]/[ ] aan te
raken.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
[OPNAME] functiemenu
[ASPECT.INST.] (P124, 125)
[KWALITEIT] (P126)
[FOCUSFUNCTIE] (P33)
[MEETFUNCTIE] (P127)
[FLITS] (P72)
[I.RESOLUTIE] (P129)
[INT.DYNAMIEK] (P129)
[EX. TELE CONV.] (foto’s/films) (P71)
[BURSTSNELH.] (P77)
[AUTO BRACKET] (P79)
[ZELF ONTSP.] (P81)
[STABILISATIE] (P69)
Opnamefuncties [BEWEGEND BEELD] functiemenu
[AF MODE] (P83)
[GEVOELIGHEID] (P97)
[WITBALANS] (P92)
Belichtingscompensatie (P76)
[DIAFRAGMA WAARDE] (P102)
[SLUITERTIJD] (P102)
[AANDRIJFMODE] (Enkel (P35)/Burst
(P77)/Auto bracket (P79)/Zelfontspanner (P81))
[FILMOPNAMESTND] (P133, 134)
[FOTO/FILM] (P115)
Menu [VOORKEUZE]
[HISTOGRAM] (P137)
[RICHTLIJNEN] (P138)
[REST-AANDUIDING] (P142)
3 Raak [EXIT] aan.
Het zal naar het beeldscherm van bovenstaande stap 1 terugkeren. Raak [EXIT] aan om naar het opnamescherm te schakelen.
- 60 -
Page 61
Basiskennis
A
Voer deze instellingen uit indien nodig.

Over het set-up Menu

[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P56 raadplegen.
De datum en de tijd instellen.
1 Druk op 2/1 om de items te
selecteren en druk op 3/4 om ze in te stellen.
A [WERELDTIJD] instelling
U [KLOKINST.]
Instelling van weergavevolgorde en formaat tijdweergave.
Het instellingsbeeldscherm voor de
weergavevolgorde en de weergave van het tijdformaat wordt weergegeven door [INDELING] te selecteren en door daarna op [MENU/SET] te drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
Raadpleeg De datum en de tijd instellen (Klokinstelling) op P28 voor overige informatie.
- 61 -
Page 62
Basiskennis
A
BCD
Stel de tijd van uw thuisgebied en reisbestemming in. U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de beelden die u maakt.
Druk na de selectie van [BESTEMMING] of [HOME] op 2/1 om een gebied te selecteren en druk op [MENU/SET] om het in te stellen.
Stel onmiddellijk na de aankoop [HOME] in. [BESTEMMING] kan ingesteld worden nadat [HOME]ingesteld is.
[BESTEMMING]:
[WERELDTIJD]
U reisbestemming
A Huidige tijd van het
bestemmingsgebied
B Tijdsverschil
[HOME]:
Uw woongebied
C Huidige tijd D Tijdsverschil met GMT
(Greenwich Mean Time)
Het instellen/wissen van de zomertijd [ ] kan plaatsvinden door op 3 te drukken op het
moment dat het gebied geselecteerd wordt.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit niet dat de huidige tijd een uur
vooruit wordt gezet. Zet zelf de klok één uur vooruit.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
- 62 -
Page 63
Basiskennis
De vertrekdatum en de terugkeerdatum van de reis, evenals de naam van de reisbestemming, kunnen ingesteld worden. U kunt het aantal dagen dat verstreken is weergeven wanneer u de beelden afspeelt en dit afdrukken op de beelden die opgenomen zijn [TEKST AFDR.] (P152).
[REIS-SETUP]: [OFF]: Het aantal verstreken dagen wordt niet opgenomen. [SET]: De vertrekdatum en de terugkeerdatum worden
ingesteld. Het verstreken aantal dagen (het aantal
[REISDATUM]
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum zich na de terugkeerdatum bevindt. Als [REIS-SETUP] op [OFF] gezet is, zal [LOCATIE] ook op [OFF] gezet worden.
dagen erna) van de reis wordt opgenomen.
[LOCATIE]: [OFF] [SET]: De reisbestemming wordt opgenomen op het moment
van opname.
Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, Tekst
op P122 raadplegen.
Invoeren
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] instelt op de reisbestemming, wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (min) en wordt de dag van de vakantie waarop u deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen worden)
Het kenmerk [REISDATUM] wordt uitgeschakeld bij het opnemen van [AVCHD] films.
Tijdens het opnemen van films is het kenmerk [LOCATIE] uitgeschakeld.
Als Intelligent Auto Modus geselecteerd is, is het kenmerk [REISDATUM] uitgeschakeld. De
instelling van een andere opnamemodus zal merkbaar zijn.
Stel het volume in voor elektronische geluiden en voor het elektronische sluitergeluid.
[TOON]
[BEEP VOLUME]: [s] (Geluid uit) [t] (Laag) [u] (Hoge)
[E-SHUTTER VOL]:
[ ] (Geluid uit) [ ] (Laag) [] (Hoge)
[E-SHUTTER VOL] werkt alleen als het voor de Burst-functie op [SH] staat.
- 63 -
Page 64
Basiskennis
LCD
…1…
2
3
u [VOLUME] Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
Helderheid, kleur of rode of blauwe tint van de LCD-monitor/ viewfinder wordt afgesteld.
1 Selecteer de instellingen door op
[MONITOR]/
[ZOEKER]
3/4 te drukken en stel bij met 2/1 of met de functieknop op de
achterkant.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
Als het LCD-scherm wordt gebruikt, wordt het LCD-scherm aangepast, als de zoeker wordt
gebruikt de zoeker.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen er op de LCD-monitor/zoeker anders uitzien dan in
werkelijkheid. Dit heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
De helderheid van de LCD-monitor kan ingesteld worden, afhankelijk van hoe helder het licht rondom het toestel is.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
[LCD MODE]
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor keert 30 seconden nadat in [MODE1] opgenomen was, automatisch terug
naar de standaardhelderheid. De monitor zal opnieuw helder oplichten bij bediening met knop of aanraking.
Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
Het aantal opneembare beelden neemt af in [AUTO] en [MODE1].
[AUTO] is alleen beschikbaar in de opnamemodus.
[AUTO] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld.
Wanneer het menuscherm afgebeeld wordt in donkere omgeving enz., wordt de LCD-monitor
nog donkerder zelfs als [LCD MODE] ingesteld is op [MODE2].
Wanneer de netadapter (optioneel) gebruikt wordt, is de begininstelling [MODE2].
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maak de LCD-monitor helderder.
[MODE2]:
Zet de LCD-monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
Maak de LCD-monitor donkerder.
- 64 -
Page 65
Basiskennis
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze menu’s in te stellen. Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te voorkomen.
p [SLAAPSMODUS]:
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[1MIN.]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
[SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
[SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op
[15SEC.] of [30SEC.].
Druk op een knop om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.Wanneer u de AC-adapter gebruiktWanneer u verbindt aan een PC of een printerWanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeeltTijdens een diavoorstelling
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm verschijnt.
o [AUTO REVIEW]
[OFF]/[1SEC.]/[3SEC.]/[5SEC.] [HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als de functie op [HOLD] gezet is terwijl het toestel op [ ] of [ ] staat, is het tijdens Auto
Review mogelijk om de beeldschermweergave voor het afspelen te veranderen of te vergroten door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Los van de instelling van Auto Review, zullen de beelden automatisch bekeken kunnen worden
wanneer burst-beelden met de instelling [SH] of [H] opgenomen worden, en bij opnames met Auto Bracket. (De continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn)
Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die knipperen in
het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
[AUTO REVIEW] wordt uitgeschakeld als de burst-modus op [M] of [L] gezet wordt.
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] in [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], kan
[AUTO REVIEW] alleen ingesteld worden op [3SEC.] of [5SEC.].
- 65 -
Page 66
Basiskennis
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel (bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
x [USB MODE]
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
Instellen om het toestel aan te passen aan het kleurentelevisiesysteem in het betreffende land.
| [VIDEO UIT]
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld. [PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
De verschillende TV-typen instellen.
[TV-ASPECT]
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm. [X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
De HDMI-outputindeling instellen wanneer u beelden afspeelt op een HDMI-compatibele high definition TV die met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) met dit toestel verbonden is.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[HDMI-FUNCTIE]
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt gebruikt voor output.
1
¢
[576p]
/[480p]
De progressieve methode met 576
2
¢
:
1
2
¢
¢
/480
beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL] ¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P168 voor meer informatie.
- 66 -
Page 67
Basiskennis
Instellen zodat dit toestel kan worden bestuurd met behulp van de VIERA-afstandsbediening door dit toestel met behulp van de HDMI-minikabel (optioneel) automatisch te koppelen aan de VIERA Link-compatibele apparatuur.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de knoppen
[VIERA Link]
op dit toestel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn mogelijk) Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de knoppen worden bediend.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P170 voor meer informatie.
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden. []: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[3D-WEERGAVE]
[]: Instellen voor aansluiting op een niet 3D-compatibele
televisie. Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele beelden) op een 3D-compatibele televisie wilt bekijken.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Raadpleeg P166 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
Stel het scherm in dat afgebeeld wordt wanneer de functieknop ingesteld is op .
} [SCÈNEMENU]
[OFF]: Het opnamescherm in de huidig geselecteerde
scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: Het selectiescherm voor de scènemodus verschijnt.
Stel de positie van het aanraakpaneel af als er iets anders geselecteerd is als wat u aangeraakt heeft of als de aanraakhandeling niet reageert.
1 Op [MENU/SET] drukken. 2 Raak de oranje [r] markering, die
[KALIBREREN]
afgebeeld wordt op het scherm op volgorde, aan met de styluspen (meegeleverd) (5 plaatsen).
Er wordt een bericht afgebeeld wanneer
de positie eenmaal ingesteld is.
3 Op [MENU/SET] drukken om te
eindigen.
Om de LCD-monitor nauwkeurig te kalibreren, dient u de aangegeven punten precies aan te
raken.
- 67 -
Page 68
Basiskennis
~ [TAAL] De taal op het scherm instellen.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
[VERSIE DISP.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van het toestel en de lens te controleren.
[–. –] wordt afgebeeld als het bedrijfswaren van de lens wanneer de lens er niet op zit.
v [NR. RESET] Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001.
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Het mapnummer moet gerest worden voordat het 999 bereikt. We raden aan de kaart (P68) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen heeft.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie. Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw in te stellen.
w [RESETTEN]
De [OPNAME]- of [SET-UP]/[VOORKEUZE] -menu-instellingen worden teruggezet in de oorspronkelijke instellingen.
Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
Als de menuinstellingen van [SET-UP]/[VOORKEUZE] gereset worden, worden de volgende
instellingen ook gereset. Verder wordt [LCD ROTEREN] op [ON] gezet.
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in ScènefunctieDe instellingen van [REISDATUM] (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)De [WERELDTIJD] instelling
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
De kaart wordt geformatteerd.
Permanent formatteren wist alle gegevens op uw
[FORMATEREN]
geheugenkaart. Gelieve ervoor zorgen dat alle bewegende beelden elders opgeslagen zijn voordat u deze functie gebruikt.
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met het dichtstbijzijnde Assistentiecentrum.
- 68 -
Page 69

Opnemen

Opnamefunctie:
Opnemen

Optische beeldstabilisator

Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend golfstoringvrije beelden te maken.
De verwisselbare lens (H-FS014042, H-FS045200, H-PS14042) heeft een stabiliserende functie.
Er is een [O.I.S.] schakelaar op de verwisselbare lens (H-FS045200).
Er is geen [O.I.S.] schakelaar op de verwisselbare lens (H-FS014042, H-PS14042). Stel de
[STABILISATIE] instellingen in, in het [OPNAME] modusmenu.
Als u een lens met een [O.I.S.] schakelaar gebruikt, is het mogelijk om de optische beeldstabilisator in te schakelen door de [O.I.S.] schakelaar op de lens op [ON] te zetten. (Op het moment van aankoop staat deze op [ ].)
Instelling van de Stabilisator in het [OPNAME] functiemenu
1 Selecteer [STABILISATIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P56) 2 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
Onderdeel
De [STABILISATIE] werkt niet.
[OFF]
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.] schakelaar gebruikt wordt.)
[] (Normaal)
¢
[] (Panning)
Trillingen tijdens de opnamemodus worden altijd gecompenseerd.
Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen. Deze functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te volgen van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie.
Het [STABILISATIE] kenmerk is alleen beschikbaar als de lens die u gebruikt een interne stabilisator heeft.
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Instellingen
Voorbeeld van een lens met [O.I.S.] schakelaar.
- 69 -
Page 70
Opnemen
Golfstoring (camerabeweging)
Als de waarschuwing voor het bibberen van het beeld [ ] verschijnt, gebruikt dan de [STABILISATIE] (P132), een statief, de zelfontspanner (P81) of de sluiterknop met afstandsbediening (DMW-RSL1; optioneel) (P184).
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame sync.Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP] en [PARTY] in de scènefunctieAls u een langzame sluitertijd instelt
Aantekening
Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden.
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.Wanneer er veel camerabeweging is.Als de zoomuitvergroting erg hoog is.Als u de digitale zoom gebruikt.Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
Het panningeffect in [ ] is in de volgende gevallen moeilijker te bereiken.Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dagAls de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat.Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg).
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt
Er wordt geadviseerd om foto’s met de zoeker te maken als u in [ ] aan het pannen bent.
- 70 -
Page 71
Opnemen
Opnamefunctie:

Beelden maken met de zoom

[U kunt de optische zoom alleen gebruiken in [ ] en de optische zoom en de extra tele-conversie in de [¿] modus.]
Optische zoom
U kunt uitzoomen om landschappen met een groothoek (Wide) op te nemen of inzoomen om mensen en voorwerpen dichterbij te doen lijken (Tele), door aan de zoomring te draaien.
Verwisselbare lenzen (H-PS14042) ondersteunen de zoomringfunctie niet.
Met de verwisselbare lens (H-PS14042) kunt u zoomhandelingen uitvoeren d.m.v. het
verplaatsen van het zoomhendeltje i.p.v. de zoomring. (P9)
Extra Tele Conversie (EX)
Om verder te vergroten, zet u [EX. TELE CONV.] in het [OPNAME] menu of het [BEWEGEND BEELD] menu op [ON].
Als het [EX. TELE CONV.] ([OPNAME] menu) gebruikt wordt, zet u het beeldformaat op [M] of
[S] (beeldformaat met [ ]).
Digitale zoom
Een verdere vergroting is mogelijk door [DIG. ZOOM] in het [OPNAME] menu of het [BEWEGEND BEELD] menu op [2k] of [4k] te zetten.
Soorten zoom en opnamevergroting
Eigenschap Optische zoom
Vergroting van de opname
Beeldkwaliteit
¢1 Bij een beeldformaat [S] (4 M), wordt de beeldverhouding [X] geselecteerd.
Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] instelling.
¢2 Als de opnamekwaliteit [SH] of [HD] geselecteerd is.
Als [FSH] geselecteerd is, zal er geen vergroting zijn met Extra Tele Conversie (1k). Als [VGA] of [QVGA] geselecteerd is, zal de factor van de Extra Tele Conversie in 4,8 veranderen.
Anders, al naargelang de gebruikte lens.
Geen verslechtering Geen verslechtering
Aantekening
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn. De gezichtshoek voor een opname kan van tevoren gecontroleerd worden door [ OPN.GEBIED] (P142) in te stellen op de wijze waarmee u wilt opnemen.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P81) aan om opnamen te maken.
[EX. TELE CONV.] ([OPNAME] menu) en [DIG. ZOOM] worden in de volgende modussen
uitgeschakeld:
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]Wanneer [BURSTSNELH.] ingesteld is op [SH]
Extra Tele Conversie
(EX)
bij het maken van foto’s: 2k wanneer u bewegende beelden opneemt: 3,6k
¢1
¢2
- 71 -
Digitale zoom
[2k] [4k]
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de verslechtering.
Page 72
Opnemen
Opnamefunctie:

Beelden maken met de ingebouwde flits

A De flits openen B De flits sluiten
Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de
flits gesloten wordt.
Verschuif de flits-open-knop.
Aantekening
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
Druk op de flits totdat deze klikt.

Naar de geschikte flitsinstelling schakelen

Toepasbare functies:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
Open de flits.
1 Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P56) 2 Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op [MENU/SET].
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
- 72 -
Page 73
Opnemen
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
: AUTO/ Rode-ogenreductie
: Vast ingesteld op AAN
: Vast ingesteld op AAN/ Rode-ogenreductie
: Langzame
sync.
: Langzame synchr./ Reductie rode-ogeneffect
Œ: Vast ingesteld op UIT
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities. De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke opname.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw foto’s verbeteren.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
Sluit de flitser om hem uit te schakelen, als de interne flitser
gebruikt wordt.
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [ ], [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
- 73 -
Page 74
Opnemen
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties. (±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling van scènefunctie)
Œ Œ
¢
ñ
—————±¥ ± ———±
±
³ ±±±±±±± 1 ¥ ± ——— ± ± ±±±±±±± ¥ ± ———± ´ ±±±±——± . —————¥± ² ——±±——± / ——————¥
——————± ——————¥
* ±¥±———± : ±¥±———± + ±¥±———± ; ±¥±———± , ——————¥ í ¥ ± ———±
——————¥
2 ———± ¥±
- ¥ ± ———± ï —————— ¥
¥±±———±
¢ [ ] wordt afgebeeld.
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
Beschikbaar flitsbereik
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
[AUTO] in
[GEVOELIGHEID]
Als de verwisselbare lens
(H-FS014042) gebruikt wordt
Breed Tel e Breed Tel e
50 cm tot 6,7 m¢30 cm tot 4,1 m¢1,0 m tot 5,8 m¢1,0 m tot 4,1 m
Als de verwisselbare lens
(H-FS045200) gebruikt wordt
¢
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt
Breed Tel e
[AUTO] in [GEVOELIGHEID] 30 cm tot 6,7 m
¢ Als [ISO-LIMIET] (P130) wordt ingesteld op [OFF]
¢
- 74 -
30 cm tot 4,1 m
¢
Page 75
Opnemen
Als de afstand tot het onderwerp kort is wanneer u een foto maakt m.b.v. een flits, wordt een
gedeelte van het gemaakte beeld donker omdat het licht van de flits geblokkeerd wordt door de lens of het valt buiten het flitsbereik. Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een foto maakt. De afstand tot het onderwerp waar het licht van de flits geblokkeerd is, is afhankelijk van de lens die gebruikt wordt.
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) bevestigd wordt:
50 cm of minder (Breed)/30 cm of minder (Tele)
Als de verwisselbare lens (H-FS045200) bevestigd wordt:
1,0 m of minder
Als de verwisselbare lens (H-PS14042) bevestigd wordt:
30 cm of minder (Breed)/30 cm of minder (Tele)
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
¢1
tot 1/4000e 1 tot 1/4000e
1/60
¢1 Dit wordt 60 seconden in de sluitertijdprioriteit AE-functie. ¢2 Dit wordt 60 seconden in de sluitertijdprioriteit AE-functie en B (Bol) in de handmatige
belichtingsfunctie.
¢3 Dit wordt B (Bol) in de functie handmatige belichting.
¢2
tot 1/160e Œ 60¢3 tot 1/4000e
1/60
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/160
van een seconde.
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Aantekening
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de
objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Geflitste foto’s die dichterbij of buiten het bereik van de flitser genomen worden, kunnen te
helder of te donker blijken te zijn.
U moet even wachten voordat u de volgende foto neemt als de flitsicoon ROOD knippert om
aan te geven dat de flitser aan het laden is.
Als u een foto buiten het beschikbare flitsbereik neemt kan het zijn dat de witbalans onjuist
ingesteld wordt.
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen
worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende beelden.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lensbescherming op de camera zit, kan het onderste
gedeelte van de foto donker worden (vignetteneffect) en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de lensbescherming. Verwijder in dit geval de lensbescherming.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Als u een externe flitser op het toestel plaats, krijgt deze voorrang boven de ingebouwde flitser.
Ga naar P182 voor informatie over een externe flitser.
- 75 -
Page 76
Opnemen
A B
Opnamefunctie:

Belichtingscompensatie

Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op de functieknop achterop om te schakelen naar Belichtingscompensatie-werking.
Draai de functieknop om de belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde B [LICHTMETER]
De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van
j5 EV tot i5 EV. Bij het opnemen van video’s, kan de waarde van de belichtingscompensatie ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3EV.
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P138)
(Het verschijnt echter niet in
Aantekening
Als de belichtingswaarde buiten het EV-bereik j3 EV tot i3 EV ligt, zal de helderheid van het
opnamescherm niet langer veranderen. Er wordt aangeraden om de daadwerkelijke helderheid van de foto tijdens het opnemen te controleren met Auto Review of op het afspeelscherm.
De ingestelde belichtingswaarde blijft bewaard, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Wanneer de waarden van de opening- en sluitertijd afgebeeld worden op het scherm in de programma-AE-modus, worden Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingerukt wordt.
In de AE-openingprioriteitmodus, worden de werking van de openinginstelling (P102) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
In de AE-sluiterprioriteitmodus, worden de werking van de sluitertijdinstelling (P102) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
¿/ modus.)
- 76 -
Page 77
Opnemen
Opnamefunctie:

Opnamen maken met de burstfunctie

Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt. Foto’s die met burst-snelheid [SH] genomen worden, zullen als een enkele burst-groep opgenomen worden (P144).
Op 4 ( ) drukken
Raak de burst-icoon ([ ], enz., aan).
Selecteer en raak de burst-snelheid aan.
[SH]
(Superhoge
snelheid)
Burstsnelheid
(opnamen/seconde)
Live View tijdens
Burstfunctie
Met
RAW-bestanden
¢1
¢1 Aantal mogelijke opnamen ¢2 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt. De
De burstsnelheid kan lager worden afhankelijk van de volgende instellingen.[GEVOELIGHEID] (P97)/[FOTO RES.] (P125)/[KWALITEIT] (P126)/[FOCUSFUNCTIE]
(P33)/[FOCUSPRIORITEIT] (P139)
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [BURSTSNELH.] in het [OPNAME] menu.
Raadpleeg P126 voor informatie over RAW-bestanden.
Zonder
RAW-bestanden
burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit is afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en het type kaart die gebruikt worden.
20 4 3 2
Geen Geen Beschikbaar Beschikbaar
Max. 40
[H]
(Hoge
snelheid)
Afhankelijk van de resterende ruimte op de
¢2
kaart
[M]
(Mediumsnelheid)
¢2
4 tot 7
[L]
(Lage
snelheid)
- 77 -
Page 78
Opnemen
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld.
A Als de burstfunctie op hoge snelheid [H] wordt ingesteld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Scherpstellen in burstfunctie
De scherpstelling verandert afhankelijk van de instelling van [FOCUSPRIORITEIT] (P139) in het [VOORKEUZE] menu en de instelling van [FOCUSFUNCTIE] (P33) in het [OPNAME] modusmenu.
Focus-functie Focus-voorrang Focus
AFS
¢1
AFC
MF Focus ingesteld met handmatige focus
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object. ¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
Aantekening
Wij raden aan de afstandssluiter (DMW-RSL1; optioneel) te gebruiken als u de sluiterknop tijdens het maken van opnamen in de burstfunctie helemaal ingedrukt wilt houden. Ga naar
P184 voor informatie over de afstandsontpanner.
Als de burst-snelheid op [SH] of [H] gezet is (terwijl de focusfunctie op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vast staan op de instellingen die voor het eerste beeld gebruikt werden. Afhankelijk van de helderheid van het onderwerp, kunnen het tweede beeld en de volgende beelden helderder of donkerder zijn. Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de focusfunctie [AFC]), [M] of [L] is), worden deze telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
[BURSTSNELH.] staat vast op [H] in de Intelligent Auto Modus.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
De burst-modus wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingesteld is.
De burstfunctie wordt buiten werking gesteld tijdens de opname van de bewegende beelden.
ON
OFF
ON
OFF
Bij de eerste opname
Normale scherpstelling
Voorspelde scherpstelling
¢2
¢3
- 78 -
Page 79
Opnemen
Opnamefunctie:

Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket

Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 7 opnamen met verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de belichtingscompensatie.
Met Auto Bracket [STAP]: [31/3], [SERIE]: [0/s/r]
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
Op 4 ( ) drukken.
Raak de auto Bracket icoon ([ ] aan, enz.).
31/3
Selecteer en raak de stap aan.
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld.
A Auto Bracket-aanduiding
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt, wordt het
aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat het aantal
beelden dat u ingesteld heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
- 79 -
Page 80
Opnemen
Veranderen van de instellingen voor [ / INSTELLEN], [STAP] en [SERIE] in
Auto Bracket
1
Selecteer [AUTO BRACKET] in het [OPNAME]-functiemenu.
(P56)
2 Op 3/4 drukken om [ / INSTELLEN], [STAP] of
[SERIE] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
Onderdeel Instellingen Onderdeel Instellingen
[ / INSTELLEN]
[STAP]
U kunt een foto per keer nemen als [ ] ingesteld is.
U kunt continu foto’s nemen, tot het ingestelde aantal, als [ ] ingesteld is.
[ ] (enkel)
[ ] (Burstfunctie) [`/0/_] [3•1/3] (3 opnamen) [3•2/3] (3 opnamen)
[3•1] (3 beelden) [5•1/3] (5 opnamen) [5•2/3] (5 opnamen)
[5•1] (5 beelden) [7•1/3] (7 opnamen) [7•2/3] (7 opnamen)
[7•1] (7 beelden)
[SERIE]
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Aantekening
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen belichtingscompensatie gebruikt.
Het kan zijn dat de belichting niet correct gecompenseerd wordt, afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
Als continu beelden met gebruik van Auto Bracket opgenomen worden, waarbij [I.RESOLUTIE]
op [EXTENDED] ingesteld is, kan het even duren voordat het volledige aantal beelden dat ingesteld is, opgenomen wordt.
De instelling van Auto Bracket staat vast op [ ], [3•2/3] en [0/`/_] in de Intelligent Auto
Modus.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
Auto bracket wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingeschakeld wordt.
De auto bracket zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
[0/`/_]
- 80 -
Page 81
Opnemen
10
A
Opnamefunctie:

Opnamen maken met de zelfontspanner

Op 4 drukken ( ).
Raak de icoon van de zelfontspanner aan ([ ], enz.).
Selecteer en raak de tijdinstelling voor de zelfontspanner aan.
Onder
deel
10 seconden Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer
2 seconden. 2 seconden
Instellingen
Raak [INST.] aan.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in om de opname te maken.
A Als de zelfontspanner op [ ] wordt gezet.
Er zal geen foto gemaakt worden zolang het onderwerp niet
scherp gesteld is.
worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Als u de sluiterknop helemaal wilt indrukken ook al is het onderwerp niet scherp, zet u [FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]-menu op [OFF]. (P139)
Het lampje van de zelfontspanner B knippert en de sluiter wordt na
10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden).
Als [ ] wordt geselecteerd, gaat het lampje van de zelfontspanner
na de eerste en tweede opname weer knipperen en wordt de sluiter 2 seconden nadat het knipperen begon, geactiveerd.
Focus en belichting zullen ingesteld
- 81 -
Page 82
Opnemen
Aantekening
De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [ZELF ONTSP.] in het
[OPNAME] menu.
Het instellen van de tijdinstelling voor de zelfontspanner in het [OPNAME] menu is niet mogelijk
als de Intelligent Auto modus ingesteld is.
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop te vermijden.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
De opname-interval kan afhankelijk van de opnameomstandigheden meer dan 2 seconden zijn
wanneer [ ] wordt geselecteerd.
De flitsoutput kan enigszins anders zijn als [ ] geselecteerd is.
[ ] is uitgeschakeld in de Intelligent Auto Modus of als Witbalans Bracket ingesteld is.
De zelfontspanner zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
- 82 -
Page 83
Opnemen
Opnamefunctie:

Foto’s maken met Auto Focus

Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te selecteren onderwerpen past. Het is ook mogelijk om de focus in te stellen op het onderwerp dat op het aanraakpaneel gespecificeerd wordt. (Zet [TOUCH AF] van [TOUCH INST.] in het [VOORKEUZE] menu op [ON].) De functie kiezen die overeenkomt met de opnamecondities en de samenstelling.
Zet de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] of [AFC] (P33).
Op 2 drukken ( ).
Raak het item aan.
Het selectiescherm van de AF-zone wordt weergegeven als op
4 gedrukt wordt terwijl [š], [ ], [Ø] of [ ] geselecteerd is. Raadpleeg voor de bediening van het selectiescherm van de AF-zone P87, 88.
Raak [INST.] aan.
Aantekening
[š] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.
• – [VOEDSEL], [NACHTL. SCHAP] en [VERLICHTING] in de scènefunctie.
[ ] wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld.[AFC] in de [FOCUSFUNCTIE].
De AF-functie staat permanent op [Ø] wanneer de digitale zoom gebruikt wordt.
AF-zone zal vastgesteld worden op een klein punt in [SCHERPTEDIEP] in Scènefunctie.
- 83 -
Page 84
Opnemen
Over [š] (Gezichtsdetectie)
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones) Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone weergegeven. Geel: Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft. Wit: Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P87)
Als [š] geselecteerd is en [MEETFUNCTIE] op meervoudige [C] staat, zal het toestel de
belichting aan het gezicht aanpassen. (P127)
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht isWanneer het gezicht op een hoek isWanneer het gezicht extreem helder of donker isWanneer de gezichten weinig contrast hebbenWanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enzWanneer het gezicht klein lijkt op het schermWanneer er een snelle beweging isWanneer het onderwerp geen menselijk wezen isWanneer het toestel schudt
- 84 -
Page 85
Opnemen
A
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische opsporing)
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt gedrukt.
Tracking AF en gezichtsherkenning zullen telkens als in de Intelligent
Auto Modus op 2 gedrukt wordt, omschakelen.
Aantekening
De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als [MEETFUNCTIE] op [C] gezet is. (P127)
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking kan onder bepaalde beeldomstandigheden uitgeschakeld zijn, als het erg donker
is bijvoorbeeld. De AF-modus zal in dat geval op [Ø] gezet worden.
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer [FOTOSTIJL] [ZWART-WIT] is.Als de Creative Control Modus [SEPIA] is.
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein isWanneer de opnameplaats te donker of te helder isWanneer het onderwerp te snel beweegtWanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerpWanneer er beeldbibber isAls de zoom wordt gebruikt
- 85 -
Page 86
Opnemen
Over [ ] (23-zonefocussing)
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld. Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt. (het kader van de AF-zone is gelijk aan de instelling van de beeldverhouding)
Aantekening
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden. (P87)
Wanneer deze ingesteld is op [ ] tijdens de opname van bewegend beeld, zal deze naar
Meervoudige automatische focusfunctie voor bewegende beelden schakelen.
Over [Ø] (1-zonefocussing)
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P87)
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u
het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken. (Alleen als de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] gezet is.)
Over [ ] (Pinpoint)
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt dat kleiner is dan [Ø]. U kunt de focuspositie precies instellen door het scherm te vergroten.
1 Raak het onderwerp aan.
Het hulpscherm voor het instellen van de focuspositie wordt vergroot tot ongeveer 5 keer de originele grootte.
2 Versleep het scherm om het onderwerp op het kruispunt
van het kruisdraad in het midden van het scherm uit te lijnen.
Het is ook mogelijk om de focuspositie met de cursorknop te
bewegen.
Door op [ ] te drukken, keert de focuspositie terug naar de middenpositie.
Aantekening
Door de ontspanknop tot de helft in te drukken wordt het scherm afgebeeld waar de
focuspositie die ongeveer tot 5 keer de originele grootte vergroot is te controleren.
Op het hulpscherm is het tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te raken.
Het hulpscherm kan tevens afgebeeld worden door op 2 te drukken, [ ] te selecteren en op
4 te drukken om het instelscherm van de vergrootte positie af te beelden en vervolgens de vergrootte positie te selecteren m.b.v. de cursorknoppen en op [MENU/SET] te drukken.
De grootte van de afgebeelde AF-zone wanneer de camera de focus verkregen heeft kan
veranderen afhankelijk van het onderwerp.
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
- 86 -
Page 87
Opnemen
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
Met gebruik van de knoppen kunt u het instellingsscherm voor de AF-zone weergeven, door op
2 te drukken en vervolgens op 4.
Als [š], [Ø] geselecteerd wordt
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Raak het onderwerp aan.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt weergegeven.
Het is ook mogelijk om de AF-zone met gebruik van de
cursorknop te verplaatsen.
De AF-zone keert terug naar het midden wanneer
[ ] ingedrukt wordt.
2 Raak de schuifbalk aan om het
formaat van het frame van de AF-zone te veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende
groottes.
Vergroten/verkleinen kan ook uitgevoerd worden door
aan de functieknop op de achterkant te draaien.
3 Raak [INST.] aan.
Instellen is ook mogelijk door op [MENU/SET] te drukken.
De instelling van het frame van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden.
Raak het beeldscherm aan om het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone weer te geven en selecteer het frame van de AF-zone zoals in de afbeelding rechts getoond wordt.
Nadat u uw vinger even van het aanraakpaneel gehaald heeft, zal het frame van de AF-zone verdwijnen en zal alleen de [i] (centrumpunt van geselecteerde frame van AF-zone) op het beeldscherm zichtbaar blijven.
Het is ook mogelijk om in te stellen door de AF-zone met de
cursorknop te bewegen en op [MENU/SET] te drukken.
De instelling van het frame van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
- 87 -
Page 88
Opnemen
Gemakkelijk verplaatsen van de AF-zone met de [DIRECT FOCUSPUNT] functie
Als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] gezet is, terwijl [š], [ ] of [Ø] geselecteerd is, is het mogelijk om de AF-zone rechtstreeks met de cursor te verplaatsen. Met [ ] kunt u de vergrootte positie verplaatsen.
Gebruik de functies die aan de cursorknop toegekend zijn, zoals [AF MODE], [WITBALANS], [GEVOELIGHEID] of [AANDRIJFMODE] door deze aan het menu-item van het snelmenu toe te kennen (P59).
Aantekening
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer
de [MEETFUNCTIE] (P127) ingesteld is op [Ù]. Aan de rand van het scherm zou de meting beïnvloed kunnen worden door de helderheid rond de AF-zone.
[DIRECT FOCUSPUNT] staat in de Creative Control Modus vast op [OFF].
- 88 -
Page 89
Opnemen
Opnamefunctie:

Opnamen maken met handmatig scherpstellen

Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME] modusmenu in op [MF].
(P56)
Draai aan de focusring op de lens om het onderwerp scherp te stellen.
MF-gids wordt op het scherm weergegeven als aan de focusring gedraaid wordt en
[MF-GIDS] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat. U kunt de richting van de rotatie van de focusring van dichtbij naar veraf regelen.
Met de verwisselbare lens (H-PS14042) kunt u scherpstellen d.m.v. het verplaatsen van
het focushendeltje i.p.v. de focusring. (P9)
- 89 -
Page 90
Opnemen
MF-ASSIST
Weergeven van MF Assist
Het wordt weergegeven door aan de focusring te draaien of door het scherm aan te raken.
Het kan ook weergegeven worden door op 2 te drukken om het instellingsbeeldscherm voor
de vergrote zone weer te geven. Besluit met de cursorknop welke zone vergroot moet worden en druk daarna op [MENU/SET].
Het zal naar het instellingsbeeldscherm voor de vergrote zone schakelen door op de
cursorknop te drukken, als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat.
De weergave van MF Assist veranderen
U kunt een verandering maken om MF Assist (4k) groter op het midden van het scherm weer te geven, of op het volledige scherm (5k/10k). Na het maken van de wijzigingen zal de MF Assist die eerder gebruikt werd weergegeven worden.
De weergave van MF Assist kan veranderd worden door [ ] aan te raken. Het keert terug naar de vorige instelling door [ ] aan te raken.
De veranderingen kunnen ook gemaakt worden door aan de knop op de achterkant te draaien.
Verplaatsen van de vergrote zone
De vergrote zone kan verplaatst worden door het beeldscherm te verslepen (P12), of door o de cursorknop te drukken.
Op de onderstaande wijze wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke positie gebracht.Als de [FOCUSFUNCTIE] op iets anders dan [MF] gezet is[ASPECTRATIO] of [FOTO RES.] veranderenDe camera uitzettenAls in het instellingsscherm voor de vergrote zone op [ ] gedrukt is
Afsluiten van MF Assist
Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Het zal ook afgesloten worden door op het beeldscherm [EXIT] aan te raken of door op [MENU/
SET] te drukken.
Als het weergegeven wordt door aan de focusring te draaien, wordt het ongeveer 10 seconden
nadat geen handelingen meer verricht worden afgesloten.
Aantekening
Wanneer u de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt, gelieve het focushendeltje gebruiken
i.p.v. de focusring.
MF Assist wordt uitgeschakeld als digitale zoom gebruikt wordt of filmopnames gemaakt
worden.
MF Assist of MF guide worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte lens.
MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen, met het aanraakpaneel of een knop.
- 90 -
Page 91
Opnemen
Technieken voor handmatig scherpstellen
1 Stel scherp op het onderwerp door aan
de focusring te draaien.
2 Draai er nog een beetje aan. 3 Stel fijn scherp op het object door de
focusring heel langzaam in de tegenovergestelde richting te draaien.
Aantekening
Met de verwisselbare lens (H-PS14042) kunt u scherpstellen d.m.v. het verplaatsen van het
focushendeltje i.p.v. de focusring.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maaktWij raden aan een statief en de zelfontspanner (P81) te gebruiken.Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de focusafstand te meten. Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups.
A Referentieteken focusafstand B Referentielijn focusafstand C 0,3 m [Als de verwisselbare lens (H-FS014042)
gebruikt wordt]
D 1,0 m [Als de verwisselbare lens (H-FS045200)
gebruikt wordt]
E 0,2 m [Als de verwisselbare lens (H-PS14042),
Breed tot brandpuntlengte 20 mm gebruikt wordt]
F 0,3 m [Als de verwisselbare lens (H-PS14042),
brandpuntlengte 21 mm tot Tele gebruikt wordt]
- 91 -
Focusbereik
Page 92
Opnemen
1
2
Opnamefunctie:

De witbalans instellen

In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Druk op 1 ().
Raak de witbalans aan om deze te selecteren.
Het item kan omgeschakeld worden door [ ]/[ ] aan te
raken.
Raak [INST.] aan.
Onderdeel Opnameomstandigheden
[AWB] Automatische afstelling [V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht [Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte
[î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw [Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht
¢
[] []/[] Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt [] Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
¢Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
lucht
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
gebruikt wordt
- 92 -
Page 93
Opnemen
1
2
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken. 2 Blauwe lucht 3 Bewolkte lucht (Regen) 4 Schaduw 5 Zonlicht 6 Wit fluorescerend licht 7 Gloeilamp 8 Zonsopgang en zonsondergang 9 Kaarslicht Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Aantekening
Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting-inrichting enz., zal de geschikte Witbalans variëren afhankelijk van het verlichtingstype, gebruik daarom [AWB] of [ ], [ ].
De witbalans wordt alleen berekend voor onderwerpen die binnen het bereik van de flitser van
het toestel liggen.
De ingestelde witbalans wordt zelfs gehandhaafd nadat de stroomschakelaar op [OFF] gezet
is. Als de witbalans echter op een andere scènemodus gezet wordt, zal de [WITBALANS] voor de eerdere scènemodus opnieuw op [AWB] gezet worden.
In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].[LANDSCHAP]/[ARCHITECTUUR]/[VOEDSEL]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/
[VERLICHTING]/[PARTY]/[ZONSONDERG.]
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P88) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de [WITBALANS] als menu-item aan het snelmenu (P59) toe te kennen en de handeling uit te voeren.
- 93 -
Page 94
Opnemen
1
2
De witbalans handmatig instellen
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Selecteer [ ], [ ] en raak vervolgens [WITINSTELLING] aan. 2 Richt het toestel op een wit vel papier, enz., zo dat
het frame in het midden alleen met wit gevuld wordt en raak vervolgens [INST.] aan.
Aantekening
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer. Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Selecteer [ ] en raak vervolgens [WB K INST.]
aan.
2 Raak de instelstaaf van de kleurtemperatuur aan.
Het is tevens mogelijk om de waarden in te stellen door [
3]/[4] aan te raken of op 3/4 van de cursorknop te
drukken.
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot
[10000K].
3 Raak [INST.] aan.
- 94 -
Page 95
Opnemen
De witbalans fijn afstellen
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone witbalans.
1 Selecteer de witbalans en raak vervolgens [CORR.] aan. 2 Aanraken binnen de frame om fijn af te stellen.
U kunt tevens fijn afstellen door [G_]/[M`]/[A]/[B] aan te raken of op 3/4/2/1 van de cursorknop te drukken.
2 : A (AMBER: ORANJE) 1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG) 3 : G_ (GROEN: GROENACHTIG) 4 : M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
3 Raak [INST.] aan.
Aantekening
Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Als u de witbalans reset in [ ] of [ ]Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
1 2
- 95 -
Page 96
Opnemen
Witbalans bracket
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende kleuren gemaakt.
1 Verricht de fijne instelling van de witbalans in stap 2 van
de procedure “De witbalans fijn afstellen” en raak [ ]/[ ] aan om de bracket in te stellen.
De bracket-instellingen kunnen ook gemaakt worden door aan de
functieknop op de achterkant te draaien.
[ ] of functieknop achterop rechts: Horizontaal (A naar B) [ ] of functieknop achterop links: Verticaal (Gi naar Mj)
2 Raak [INST.] aan.
Aantekening
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van de witbalans ingesteld is.
De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld
wordt (met inbegrip van de slaapfunctie).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
Het kenmerk witbalans bracket wordt uitgeschakeld tijdens het maken van filmopnames.
- 96 -
Page 97
Opnemen
Opnamefunctie:

De lichtgevoeligheid instellen

Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat de opnamen donker worden.
Druk op 3 ().
Raak de ISO-gevoeligheid aan om deze te selecteren.
Raak [INST.] aan.
160 6400
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is Sluitertijd Langzaam Snel Ruis Minder Verhoogd Schommelen van het onderwerp Verhoogd Minder
ISO-gevoeligheid Instellingen
¢
AUTO
maximum [ISO800]
¢
(Intelligent)
maximum [ISO800]
160/200/400/800/1600/3200/ 6400
¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME]-menu (P130) op iets anders dan [OFF] wordt
gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen de waarde die is ingesteld in [ISO-LIMIET].
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de beweging van het onderwerp en de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende standen.
(Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu
(P130) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met
betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.)
- 97 -
Page 98
Opnemen
Over [ ] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie)
Het toestel spoort de beweging van het onderwerp op en stelt de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd vervolgens automatisch in zodat deze zo goed mogelijk bij de beweging van het onderwerp en de helderheid van de scène passen, om het schommelen van het onderwerp te minimaliseren.
De sluitersnelheid wordt niet vastgezet als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. Het verandert voortdurend om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp, tot de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
Aantekening
Voor het focusbereik van de flitser als [AUTO] ingesteld is, raadpleegt u P74.
De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [ ].In [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P88) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de [GEVOELIGHEID] als menu-item aan het snelmenu (P59) toe te kennen en de handeling uit te voeren.
- 98 -
Page 99
Opnemen
ヲハヮユワヶバョㄏビ

Gebruik van de functieknop

Door functies aan de [Fn1], [Fn2] (functie) knop toe te kennen, kunt u [AF/AE VERGR.] gebruiken, zodat u foto’s kunt maken met een vaste belichting of scherpstelling, [VOORVERTONING] zodat u het effect van de lensopening en de sluitersnelheid kunt bevestigen, en andere functies.
Zet [DISP./Fn1] in het [VOORKEUZE] menu op [Fn1] of [Q.MENU/Fn2] op [Fn2]. (P56)
Selecteer [Fn1] of [Fn2] uit de [Fn KNOPINST.] in het [VOORKEUZE] menu en druk op [MENU/SET].
Selecteer de functie die u wilt toekennen en druk op [MENU/SET].
Ken uw favoriete functie toe aan [Fn1] en [Fn2].
[OPNAME] modusmenu/Opnamefuncties
[AF/AE VERGR.] (P100)
[VOORVERTONING] (P101)
[FOTOSTIJL] (P123)
[FOCUS INSTELLEN]
[FOCUSFUNCTIE] (P33)
[ASPECTRATIO] (P124)
[KWALITEIT] (P126)
[MEETFUNCTIE] (P127)
Menu [VOORKEUZE]
[SLUITER-FOCUS] (P139)
[RICHTLIJNEN] (P138)
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Aantekening
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
Als [FOCUS INSTELLEN] ingesteld is, is het mogelijk om het beeldscherm voor de instelling
van of de AF-zone of MF Assist weer te geven.
[FLITS] (P72)
[FLITS INSTEL.] (P129)
[ISO-LIMIET] (P130)
[EX. TELE CONV.] (foto’s/films) (P131)
[BURSTSNELH.] (P77)
[AUTO BRACKET] (P79)
[ OPN.GEBIED] (P142)
- 99 -
Page 100
Opnemen

Zet de instelling van focus en belichting vast (AF/AE-vergrendeling)

Toepasbare functies:
Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt.
De begininstelling van [Fn1] wordt op [AF/AE VERGR.] gezet.
1 [Fn KNOPINST.] in het [VOORKEUZE] menu instellen op [AF/AE VERGR.]. (P56) 2 Lijn het scherm uit met het onderwerp. 3 Houd [Fn1] ingedrukt om de focus of de belichting vast te
zetten.
A Lampje AE-vergrendeling
Als u [Fn1] loslaat, zal AF/AE Lock gewist worden.
4 Terwijl u op [Fn1] drukt, beweegt u het toestel als of u het beeld
samenstelt, en drukt u de sluiterknop vervolgens geheel in.
Als [AE] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt heeft om scherp
te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in.
AF/AE Lock
De vergrendeling van de focus en de belichting kan ingesteld worden in [AF/AE VERGR.] in het [VOORKEUZE] menu.
Onderdeel Instellingen
[AE]
[AF]
[AF/AE]
Alleen de belichting is vergrendeld.
[AEL], de openingswaarde, de sluitersnelheid licht op als de belichting ingesteld is.
Alleen de focus is ontgrendeld.
[AFL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitertijd lichten op
als scherpgesteld wordt op het onderwerp.
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AFL], [AEL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitersnelheid
lichten op als op het onderwerp scherp gesteld wordt en de belichting ingesteld is.
Aantekening
Als u [AE-VERGR.-VAST] in het [VOORKEUZE] menu instelt op [ON], kunt u de focus en de
belichting vaststellen zelfs als u [Fn1] vrijgeeft nadat u erop gedrukt heeft. (P139)
Ook de helderheid van het beeld dat afgebeeld wordt op de LCD-monitor/viewfinder (Live
View) zal vergrendeld worden wanneer de AE-vergrendeling uitgevoerd wordt.
AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie.
De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige
Scherpstelling.
AE Lock en AF Lock moeten geactiveerd worden voordat een filmopname begint. AE Lock
wordt geannuleerd als de filmopname begint. Tijdens de filmopname kan alleen het annuleren van AF Lock uitgevoerd worden.
De belichting wordt ingesteld, zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert.
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
- 100 -
Loading...