Omron ZFV DATASHEET [it]

Page 1
Cat. No. Z207-NL2-01
Smart Sensors met snelle CCD-camera
ZFV-serie
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Advanced Industrial Automation
Beknopt overzicht
13 Eigenschappen
21 Installatie en aansluiting
41 Configuratie
78 Problemen oplossen
Page 2
Introductie
INTRODUCTIE
SECTIE 1
SECTIE 2
SECTIE 3
SECTIE 4
TOEPASSINGSOVERWEGINGEN (lees dit eerst)
Sectie 1 Sectie 2 Sectie 3 Sectie 4
EIGENSCHAPPEN
INSTALLATIE EN AANSLUITING
CONFIGURATIE
APPENDIX
Gebruikershandleiding
Smart Sensors met snelle CCD-camera ZFV-serie
Page 3

Introductie

Introductie
DIT DOCUMENT LEZEN EN BEGRIJPEN
Lees dit document zorgvuldig en zorg dat u de inhoud begrijpt voordat u de producten gebruikt. Neem bij vragen of opmerkingen contact op met uw OMRON-contactpersoon.
GARANTIE
De exclusieve garantie van OMRON houdt in, dat de producten gedurende één jaar (dan wel gedurende een andere aangegeven periode) vanaf de verkoopdatum van OMRON vrij van defecten in materiaal en vakmanschap zijn.
OMRON VERSTREKT GEEN ENKELE GARANTIE OF WAARBORG, NOCH EXPLICIET NOCH IMPLI­CIET, MET BETREKKING TOT DE NALEVING VAN TOEPASSELIJKE REGELS EN VOORSCHRIFTEN, DE VERKOOPBAARHEID DAN WEL DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL VAN DE PRO­DUCTEN. KOPER OF GEBRUIKER ERKENT DAT DE KOPER OF GEBRUIKER ALLEEN HEEFT BEPAALD DAT DE PRODUCTEN OP GESCHIKTE WIJZE AAN DE VEREISTEN VAN DE GEPLANDE TOEPASSING ZULLEN VOLDOEN. OOK ALLE ANDERE GARANTIES, HETZIJ EXPLICIET HETZIJ IMPLICIET, WORDEN DOOR OMRON AFGEWEZEN.
AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKINGEN
OMRON ACCEPTEERT GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR SPECIALE SCHADEN, INDI­RECTE SCHADEN DAN WEL GEVOLGSCHADEN, GEDERFDE WINSTEN OF VERLIEZEN DIE OP WELKE WIJZE DAN OOK MET DE PRODUCTEN IN VERBAND STAAN, ONGEACHT OF DEZE AAN­SPRAKELIJKHEID GEBASEERD IS OP EEN CONTRACT, GARANTIE, NALATIGHEID OF RISICOAAN­SPRAKELIJKHEID.
In geen geval zal de aansprakelijkheid van OMRON uitstijgen boven de prijs van het product waarop de garantieclaim is gebaseerd.
IN GEEN ENKEL GEVAL ZAL OMRON AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR GARAN­TIECLAIMS, REPARATIECLAIMS OF ANDERE CLAIMS MET BETREKKING TOT DE PRODUCTEN, TEN­ZIJ DE ANALYSE VAN OMRON BEVESTIGT DAT DE PRODUCTEN OP CORRECTE WIJZE WERDEN BEHANDELD, OPGESLAGEN, GEÏNSTALLEERD EN ONDERHOUDEN, ALSMEDE NIET ZIJN ONDER­WORPEN AAN VERONTREINIGINGEN, ONOORDEELKUNDIG GEBRUIK OF ONDESKUNDIGE WIJZI­GINGEN OF REPARATIES.
GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK
OMRON is niet verantwoordelijk voor de naleving van standaarden, codes of voorschriften die van toepas­sing zijn op de combinatie van de producten binnen de toepassing van de klant of het gebruik van het pro­duct.
Op verzoek van de klant legt OMRON toepasselijke certificatiedocumenten van derden voor die de nomi­nale waarden en gebruiksbeperkingen voor de producten bevatten. Deze informatie volstaat echter niet voor een complete bepaling van de geschiktheid van de producten in combinatie met het eindproduct, de machine, het systeem, of een andere toepassing of ander gebruik.
Hierna volgen voorbeelden van toepassingen waarvoor bijzondere aandacht is vereist. Deze lijst is niet bedoeld als compleet overzicht van alle mogelijke gebruikstoepassingen van de producten en impliceert evenmin dat de gebruikstoepassingen in de lijst geschikt zijn voor de producten:
• buitengebruik, gebruik met mogelijke vervuiling door chemicaliën of elektrische interferentie, of omstandig­heden of gebruikstoepassingen die niet in dit document zijn beschreven;
• besturingssystemen met toepassing van nucleaire energie, verbrandingssystemen, spoorwegsystemen, luchtvaartsystemen, medische apparatuur, amusementstoestellen, voertuigen, veiligheidsapparatuur, en installaties waarvoor aparte regelgeving van de industrie of de overheid geldt;
• systemen, machines en apparatuur waarbij gevaar voor persoonlijke of materiële schade bestaat.
Stel u op de hoogte van alle verbodsbepalingen die op de producten van toepassing zijn en houd u aan deze bepalingen.
ZFV
Gebruikershandleiding
2
Page 4
Introductie
GEBRUIK DE PRODUCTEN NOOIT VOOR EEN TOEPASSING WAARBIJ ERNSTIG GEVAAR VOOR PERSOONLIJKE OF MATERIËLE SCHADE BESTAAT ZONDER U ERVAN TE OVERTUIGEN DAT HET SYSTEEM ALS GEHEEL IS ONTWORPEN OM AAN DERGELIJKE GEVAREN HET HOOFD TE KUNNEN BIEDEN EN DAT HET PRODUCT VAN OMRON DE JUISTE SPECIFICATIES HEEFT, ALSMEDE VOOR HET TOEPASSELIJKE GEBRUIKSDOEL BINNEN DE ALGEHELE APPARATUUR OF HET SYSTEEM IS GEÏNSTALLEERD.
PRESTATIEGEGEVENS
Prestatiegegevens die in dit document worden gegeven, dienen slechts als leidraad voor de gebruiker bij het bepalen van de geschiktheid en vormen geen garantie. Deze gegevens kunnen het resultaat zijn van de testvoorwaarden van OMRON en zullen door de gebruikers aan de feitelijke vereisten van de toepassing moeten worden getoetst. De feitelijke prestaties vallen onder de Garantie en aansprakelijkheidsbeperking van OMRON.
WIJZIGING VAN TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens en accessoires van producten kunnen op elk moment worden gewijzigd wegens ver­beteringen of andere redenen.
Wij wijzigen onze modelnummers wanneer gepubliceerde nominale waarden of eigenschappen veranderen, of wanneer belangrijke constructiewijzigingen zijn aangebracht. Sommige productspecificaties kunnen ech­ter zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. In geval van twijfel kunnen op uw verzoek spe­ciale modelnummers worden toegekend om basisspecificaties van uw toepassing op te lossen of te implementeren. U kunt op elk gewenst moment contact opnemen met uw OMRON-vertegenwoordiger voor de actuele technische gegevens van de producten die u hebt aangeschaft.
Introductie
AFMETINGEN EN GEWICHTEN
De afmetingen en gewichten zijn nominale waarden en worden niet gebruikt voor fabricagedoeleinden, zelfs wanneer hierbij toleranties worden vermeld.
FOUTEN EN OMISSIES
De informatie in dit document is zorgvuldig gecontroleerd en wij vertrouwen erop dat deze nauwkeurig is. Wij wijzen echter alle aansprakelijkheid voor administratieve fouten, typografische fouten of revisiefouten, of voor omissies af.
PROGRAMMEERBARE PRODUCTEN
OMRON is niet aansprakelijk voor het programmeren door de gebruiker van een programmeerbaar product, of voor gevolgen daarvan.
AUTEURSRECHT EN TOESTEMMING VOOR KOPIËREN
Dit document mag niet zonder toestemming worden gekopieerd voor verkoop- of advertentiedoeleinden.
Dit document wordt door het auteursrecht beschermd en is uitsluitend voor gebruik met het product bedoeld. U moet ons op de hoogte brengen wanneer u dit document gaat kopiëren of reproduceren, ongeacht de manier of het doel van het kopiëren of de reproductie. Als u dit document kopieert of doorgeeft, moet het als één geheel worden gekopieerd of doorgegeven.
Gebruikershandleiding
ZFV
3
Page 5
Introductie Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik
Introductie
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen voor een veilig gebruik van de producten.

Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik

(1) Installatieomgeving
• Gebruik het product niet in omgevingen waar het kan blootstaan aan ontvlambare of explosieve gassen.
• Zorg bij de installatie van de versterker dat de ventilatieopeningen niet zijn geblokkeerd.
• Voor veilig bedrijf en onderhoud mag u het product niet installeren in de buurt van hoogspanningsapparatuur of voedingsapparatuur.
• Zorg dat de schroeven goed worden aangedraaid tijdens de installatie.
(2) Voeding en aansluiting
• De voedingsspanning moet zich binnen het nominale bereik bevinden (24 VDC±10%).
• Zorg dat de polariteit van de voedingspolen niet wordt omgekeerd.
• Open-collectoruitgangen mogen niet worden kortgesloten.
• Gebruik de voeding binnen de voorgeschreven bereikwaarden voor belasting.
• Hoogspanningskabels en voedingskabels moeten apart worden bedraad vanaf dit product. Als u ze samen bedraadt of in dezelfde leiding plaatst, kan inductie optreden, waardoor de apparatuur kan worden beschadigd of defect kan raken.
(3) Overige
• Zorg dat de schroeven goed worden aangedraaid tijdens de installatie.
• Probeer het product niet te demonteren, te repareren of te modificeren.
• Behandel dit product bij het weggooien als industrieel afval.
• Als u iets abnormaals vaststelt, moet u onmiddellijk het gebruik van het product stoppen, de voeding uitschakelen en contact opnemen met uw OMRON­vertegenwoordiger.
ZFV
Gebruikershandleiding
4
Page 6
Introductie

Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik

Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om werkingsproblemen, defecten of ongewenste effecten tijdens het gebruik van het product te voorkomen.
(1) Installatielocatie
Installeer het product niet op locaties waar het kan blootstaan aan de volgende omstandigheden:
• te hoge of te lage omgevingstemperatuur
• snelle temperatuurvariaties (met condensatievorming)
• relatieve vochtigheidsgraad van minder dan 35% of meer dan 85%
• aanwezigheid van corroderende of ontvlambare gassen
• aanwezigheid van stof, zout of ijzerdeeltjes
• directe trillingen of schokken
• reflectie van intens licht (bijvoorbeeld andere laserstralen of elektrische booglas­machines)
• direct zonlicht of verwarmingstoestellen
• water, olie, of chemische dampen of nevel
• sterke magnetische of elektrische velden
Introductie
(2) Voeding en aansluiting
• Als u een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator gebruikt, dient u de FG­aansluitklem te aarden.
• Als er piekspanningen aanwezig zijn in de voedingslijnen, dient u spanningsdempers aan te sluiten die geschikt zijn voor de gebruiksomgeving.
• Voordat u de voeding inschakelt nadat het product is aangesloten, controleert u of de voedingsspanning correct is, de aansluitingen goed zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld geen uitgangskortsluiting) en de belastingsstroom geschikt is voor de toepassing. Als de aansluitingen niet correct zijn, kan het product defect raken.
• Voordat u de sensorkop aansluit of loskoppelt, controleert u of de Smart Sensor is uitgeschakeld. De Smart Sensor kan defect raken als de sensorkop wordt aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde voeding.
• Gebruik alleen combinaties van sensorkoppen en -controllers die in deze handleiding zijn opgegeven.
• In de volgende gevallen mag u de voeding niet uitschakelen:
- onmiddellijk na een overschakeling van de modus MENU of ADJ op de modus RUN
- tijdens het opstarten in de modus RUN
- Wacht tot het signaal ENABLE op ON staat voordat u de voeding uitschakelt omdat mogelijk de bankgegevens worden geïnitialiseerd.
Gebruikershandleiding
ZFV
5
Page 7
Introductie Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Introductie
(3) Stand bij installatie van de versterker
Voor een betere hitte-uitstraling mag u de versterker alleen in de hieronder getoonde stand installeren.
Goed
Installeer de versterker niet in de volgende standen.
Fout Fout
(4) Onderhoud en controle
• Gebruik geen thinner, benzeen, aceton of kerosine om de sensorkop en de versterker te reinigen.
• Als grotere stofdeeltjes op de voorkant van de sensorkop voorkomen, gebruikt u een blaasborstel (zoals wordt gebruikt voor het reinigen van cameralenzen) om de stofdeeltjes van het oppervlak te verwijderen. Blaas de stofdeeltjes niet weg met de mond.
• Verwijder kleinere stofdeeltjes voorzichtig met een zachte doek. Gebruik niet te veel kracht bij het verwijderen van stofdeeltjes omdat krassen op de voorkant fouten kunnen veroorzaken.
(5) Optische as en detectiebereik
Het midden van het geleidingslicht en het detectiebereik worden alleen ter referentie gegeven. Het midden van de optische as kan variëren, afhankelijk van de sensorkop. Controleer tijdens de installatie het midden van het beeld en het detectiebereik op de LCD-monitor van de versterker.
(6) Ventilatiefilm
• De ventilatiefilm mag niet worden losgemaakt of aangeraakt met een object met scherpe punt. Als u dat toch doet, voldoet de beschermstructuur mogelijk niet meer aan de specificaties.
• Blokkeer de ventilatiefilm niet. Als u dat toch doet, kan condensatie optreden op het voorpaneel.
ZFV
Gebruikershandleiding
6
Page 8
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik

Opmerking van editor

Paginaformaat
Indexlabel
Geeft het nummer en de titel van de sectie aan.
Introductie
Introductie
Titel van elke sectie
Sectie 3 Banken instellen
Banken instellen
De ZFV-serie kan acht sets instellingen opslaan. U kunt extern schakelen tussen deze instellingen wanneer u de configuratie van het apparaat wijzigt.
Een set instellingen wordt een 'bank' genoemd.
Schakelen tussen banken
BANK 1 is standaard geselecteerd. Ook BANK 2 en 8 zijn beschikbaar.
Sectie 3 CONFIGURATIE
60
U kunt ook vanaf een extern apparaat schakelen tussen banken.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen p. 60
MENU-modus-[BANK]
Instelling Beschrijving
BANK 1 ~ BANK 8 (standaardinstelling: BANK 1)
Banken kopiëren
Kopieer de instellingen van andere banknummers naar een banknummer dat al is geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[COPY]
Banken wissen
Als u Clear selecteert, worden de instellingen van het geselecteerde banknummer verwijderd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[CLEAR]
De instellingen [SYS1] en [SYS2] en de weergave-instellingen voor de modus RUN kunnen niet worden gewist.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen
Geef aan hoe wordt geschakeld tussen banken.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[SWITCH]
Instelling Beschrijving
KEY (standaardinstelling)
I/O Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de
ZFV
Gebruikershandleiding
Selecteert de doelbank.
Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker.
versterker en via ingangssignalen.
Het schakelen via ingangssignalen is alleen ingeschakeld in de modus RUN.
Kop
Overzicht
Tussenkop
Overzicht van tussenkop
Navigatie in menu's tot het instellen van opties
Beschrijving van opties
Extra uitleg
Hier worden symbolen geplaatst om nuttige informatie over de bediening en referentiepagina's aan te geven.
Gebruikershandleiding
ZFV
7
Page 9
Introductie Opmerking van editor
Introductie
Betekenis van symbolen
Menuopties die op het LCD-scherm van de versterker verschijnen, staan tussen haakjes [aa].
Visuele hulpmiddelen
Geeft punten aan die belangrijk zijn voor het bereiken van optimale productprestaties, zoals voorzorgsmaatregelen bij de bediening en gebruiksprocedures.
Geeft pagina's met verwante informatie aan.
Geeft informatie aan die nuttig is bij de bediening.
Geeft functies aan die alleen kunnen worden ingesteld wanneer is overgeschakeld van het configuratiemenu op het menu EXP.
ZFV
Gebruikershandleiding
8
Page 10
INHOUD
INTRODUCTIE
INHOUD
Introductie
Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik 4 Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik 5 Opmerking van editor 7
Paginaformaat 7
INHOUD 9
SECTIE 1 EIGENSCHAPPEN 13
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor 14 Basisconfiguratie 16 Naam en functies van onderdelen 18
SECTIE 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING 21
Informatie over installatie en aansluiting 22 Versterker 23
De ferrietkern aansluiten 23
De versterker installeren 23
Als één set monteren 27
Sectie 1 Sectie 2 Sectie 3 Sectie 4
Info over de I/O-kabel 31
Werkingsdiagrammen 34
Sensorkop 37
De ferrietkern aansluiten 37
Het montagestuk aanbrengen 37
De sensorkop installeren 38
De sensorkop aansluiten 40
Gebruikershandleiding
ZFV
9
Page 11
Introductie INHOUD
Introductie
SECTIE 3 CONFIGURATIE 41
Instelprocedure 42 Info over configuratie 44
Basiskennis voor bediening 44
Lijst met instelopties in modus MENU 46
Teach-in uitvoeren 48
Teachprocedure 48
Teachopties 49
Drempelwaarden aanpassen 53 Metingen uitvoeren 57 Banken instellen 58
Schakelen tussen banken 58
Banken kopiëren 58
Banken wissen 58
De methode voor het schakelen tussen banken instellen 58
Systeemomgeving instellen 59
Meettijd aanpassen 59
Meettiming selecteren 59
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat 59
Eco-modus instellen/annuleren 60
Configuratiegegevens initialiseren 60
Versie controleren 60
I/O-voorwaarden wijzigen 61
ON-voorwaarden selecteren 61
Impulsuitgang (monotimer) 61
Inschakelvertragingstijd instellen 62
Uitschakelvertragingstijd instellen 63
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen 63
Versterker voor triggerinvoer opgeven 64
Aanwezigheid van sensorkop instellen 64
ZFV
Gebruikershandleiding
10
Inhoud van uitvoer instellen 64
Page 12
INTRODUCTIE
INHOUD
Meetvoorwaarden aanpassen 65
Algemene opties 65
Introductie
PATTERN/SEARCH, MATCH 66
BRIGHT 67
AREA 68
WIDTH 69
POSITION 70
COUNT 71
CHARA/CHARA 1, CHARA 2 72
SECTIE 4 APPENDIX 77
Problemen oplossen 78 Foutberichten en oplossingen 79 Vragen en antwoorden 80 Lijst weergegeven items in Run-modus 81 Specificaties en externe afmetingen 83
Sensorkop 83
Versterker 85
Adapters voor paneelmontage 87
Sectie 1 Sectie 2 Sectie 3 Sectie 4
Controller Link-unit 88
INDEX 89 Revisieoverzicht 92
Gebruikershandleiding
ZFV
11
Page 13
Introductie INHOUD
Introductie
MEMO
ZFV
Gebruikershandleiding
12
Page 14
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor 14
Basisconfiguratie 16
Naam en functies van onderdelen 18
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
Gebruikershandleiding
ZFV
13
Page 15
Sectie 1 Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor

Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor

Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
De ZFV-sensor detecteert objecten via zijn 'oppervlak'. De manier waarop objecten worden gedetecteerd, kan makkelijk worden ingesteld tijdens de controle op de LCD­monitor. De ZFV is voorzien van een CCD met 250.000 pixels, vergelijkbaar met die van conventionele vision-systemen. Hierdoor is aanwezigheidsdetectie en herkenning van verschillende objecten mogelijk, een inspectie die tot nu toe visueel moest worden uitgevoerd vanwege de eisen op het gebied van snelheid en nauwkeurigheid.
Herkenning van boven-/onderkant en oriëntatie van elektronische onderdelen
14
(1) Compacte sensorkop
Het LED-lichtuitstralingsgedeelte en de lens zijn geïntegreerd in de compacte sensorkop. De sensorkop neemt slechts weinig ruimte in beslag.
(2) Makkelijke installatie en afstelling
Het detectiebereik van de sensorkop kan worden geverifieerd met behulp van het geleidingslicht. Dit betekent dat u de sensorkop kunt installeren door te kijken naar de positie van het geleidingslicht en de focus ervan.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 16
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor
(3) Versterker met de afmetingen van een visitekaartje
• De versterker heeft compacte afmetingen om de toepasbaarheid te verhogen.
Specificaties en externe afmetingen p.83
• De versterker wordt gekenmerkt door een uiterst eenvoudige bediening dankzij de toepassing van een 1,8 inch LCD-kleurenscherm in combinatie met een pictogrammen-gestuurd menu en een eenvoudige toetsenindeling.
Basiskennis voor bediening p.44
• De ZFV biedt een uitgebreide reeks meetopties voor een groot aantal toepassingen.
Teachopties p.49
Sectie 1
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
Gebruikershandleiding
ZFV
15
Page 17
Sectie 1 Basisconfiguratie

Basisconfiguratie

Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
De volgende figuur bevat de basisconfiguratie van de ZFV-serie.
Sensorkop
Detecteert objecten als beelden.
• ZFV-SR10 van het type met smal gezichtsveld
• ZFV-SR50 van het type met breed gezichtsveld
Versterker
Wordt gebruikt voor het verifiëren van beelden en menu's, het verwerken van metingen en het weergeven van het verwerkingsresultaat.
• Type met één functie ZFV-A10/-A15
• Standaardtype ZFV-A20/-A25
Voedingsspanning 24 VDC (+10%, -15%)
Aanbevolen voeding van OMRON (1) wanneer één versterker is aangesloten
S82K-01524 (24 VDC, 0,6 A)
(2) wanneer twee of drie versterkers zijn aangesloten
S82K-05024 (24 VDC, 2,1 A)
(3) wanneer vier of vijf versterkers zijn aangesloten
Bereid het vereiste aantal (1) en (2) voedingen voor.
Aanbevolen voeding
Uitgebreide configuratie
Maximaal vijf Versterkers kunnen als één set worden gemonteerd. Wanneer de Versterker als onderdeel van een set wordt gemonteerd, kunnen extra toepassingen worden ondersteund omdat synchrone verwerking van meerdere gebieden en meetopties kunnen worden gecombineerd.
Het beeld dat door de sensorkop wordt vastgelegd, wordt naar de Versterker helemaal links verstuurd. Daarom maakt u verbinding met de Versterker helemaal rechts.
Goed
Fout
• Het maximale aantal versterkers dat kan worden aangesloten, is vijf, ongeacht het aantal aangesloten sensorkoppen. Het is niet mogelijk om zes of meer versterkers aan te sluiten.
• Schakel de voeding voor alle Versterkers in de set aan.
Goed
Fout
16
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 18
Sectie 1
Basisconfiguratie
Voorbeeld 1
In deze configuratie worden meerdere delen van een beeld vanaf één sensorkop gemeten en meerdere inspecties uitgevoerd.
Voorbeeld: Inspectie van het aantal leads
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
Voorbeeld 2
In deze configuratie worden meerdere sensorkoppen gebruikt voor synchrone inspectie van meerdere posities van een object. Wanneer het TRIG-signaal vanaf een enkele specifieke versterker wordt ontvangen, begint de aangesloten versterker onmiddellijk met detectie. Het resultaat van de detectie wordt geïntegreerd op de versterker die het TRIG-signaal heeft ontvangen en wordt verzonden als totaal evaluatieresultaat.
Voorbeeld: Uitlijning van producten
Gebruikershandleiding
ZFV
17
Page 19
Sectie 1 Naam en functies van onderdelen

Naam en functies van onderdelen

Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
Hieronder worden de naam en functies van onderdelen van de Versterker en de sensorkop beschreven.
Versterker
(1) OUTPUT-indicator
(3) Bedieningstoetsen
(4) Menuselectieschakelaar
(7) Sensorkopconnector
(2) RUN-indicator
(6) LCD-monitor
(5) Modusselectieschakelaar
(8) Koppelingsconnector
(9) I/O-kabel
18
(1) OUTPUT-indicator
De Output-indicator gaat branden wanneer het OUTPUT-signaal wordt ingeschakeld.
(2) RUN-indicator
De RUN-indicator gaat branden wanneer de RUN-modus wordt ingeschakeld.
(3) Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen stelt u meetvoorwaarden en andere informatie in.
Weergaven en werking van de toetsen p.45
(4) Menuselectieschakelaar
Met deze schakelaar selecteert u het configuratiemenu. STD...Menu Standard. Selecteer deze optie om de minimale vereiste items voor
metingen in te stellen.
EXP...Menu Expert. Selecteer deze optie om een meer gedetailleerde configuratie uit
te voeren.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 20
Naam en functies van onderdelen
(5) Modusselectieschakelaar
Met deze schakelaar selecteert u de bedrijfsmodus. MENU...Selecteer deze modus om meetvoorwaarden in te stellen. ADJ...Selecteer deze modus om de drempelwaarde voor evaluatie aan te passen. RUN...Selecteer deze modus om metingen uit te voeren.
Er worden alleen uitgangssignalen verzonden wanneer de RUN-modus is geselecteerd.
(6) LCD-monitor
Op de LCD-monitor worden configuratiemenu's weergegeven, evenals beelden die worden geregistreerd door de sensorkop.
(7) Sensorkopconnector
Via deze connector wordt de sensorkop aangesloten.
(8) Koppelingsconnector
Met deze connector kunt u twee of meer Versterkers aansluiten. De connector bevindt zich aan beide zijden van de Versterker.
Sectie 1
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
(9) I/O-kabel
Met de I/O-kabel sluit u de versterker aan op de voeding en externe apparaten zoals triggersensoren of PLC’s.
Gebruikershandleiding
ZFV
19
Page 21
Sectie 1 Naam en functies van onderdelen
Sensorkop
Sectie 1 EIGENSCHAPPEN
(1) Belichtings-
gedeelte
(2) Ontvangerdeel
(3) Connector
(1) Belichtingsgedeelte
Dit gedeelte straalt licht uit.
(2) Ontvangerdeel
Dit gedeelte legt het beeld vast.
(3) Connector
Deze connector wordt aangesloten op de Versterker.
(4) Montagestuk sensorkop
Met dit stuk wordt de sensorkop vastgezet. Het kan op elk van de vier montagevlakken worden gemonteerd.
(5) Brandpunt-
regeling
(6) Ventilatiefilm
(4) Montagestuk sensorkop
20
(5) Brandpuntregeling
Met dit besturingselement past u het brandpunt van het beeld aan.
(6) Ventilatiefilm
Deze film voorkomt condensatie op het voorpaneel.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 22
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Informatie over installatie en aansluiting 22
Versterker 23
De ferrietkern aansluiten 23 De versterker installeren 23 Als één set monteren 27 Info over de I/O-kabel 31 Werkingsdiagrammen 34
Sensorkop 37
De ferrietkern aansluiten 37 Het montagestuk aanbrengen 37 De sensorkop installeren 38 De sensorkop aansluiten 40
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Gebruikershandleiding
ZFV
21
Page 23
Sectie 2 Informatie over installatie en aansluiting

Informatie over installatie en aansluiting

Controleer de installatieomgeving
Lees 'Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik' aan het begin van deze handleiding en controleer de installatieomgeving.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Controleer de installatielocatie
Lees 'Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik' aan het begin van deze handleiding en controleer de installatielocatie.
Informatie over de voeding
Voordat u de Smart Sensor installeert en aansluit, moet u zorgen dat deze is uitgeschakeld. Lees ook 'Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik' en 'Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik' aan het begin van deze handleiding, en controleer de voeding en de bedrading.
22
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 24
Sectie 2

Versterker

Versterker
In deze sectie wordt beschreven hoe u de versterker installeert en de I/O-kabel aansluit.
Voordat u randapparatuur aansluit of loskoppelt, controleert u of de Smart Sensor is uitgeschakeld. De Smart Sensor kan defect raken als deze wordt aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde voeding.
De ferrietkern aansluiten
Sluit de ferrietkern (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op de I/O-kabel van de versterker.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Ferrietkern
De versterker installeren
Installeren op de DIN-rail
De versterkers kunnen makkelijk op een DIN-rail van 35 mm worden gemonteerd.
DIN-rail (apart verkrijgbaar) PFP-100N (1 m) PFP-50N (0,5 m) PFP-100N2 (1 m)
Eindplaat (apart verkrijgbaar) PFP-M
Gebruikershandleiding
ZFV
23
Page 25
Sectie 2 Versterker
Installatieprocedure
1.Haak de connectorkant van de versterker op
de DIN-rail.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Druk de versterker op de DIN-rail tot de haak
aan de zijkant van de I/O-kabel vastklikt.
Druk omlaag tot u deze hoort vastklikken.
Haak altijd eerst het connectoreinde van de versterker op de DIN-rail. Als u eerst het I/O-kabeleinde op de DIN-rail haakt, wordt mogelijk de montagesterkte van de DIN-railkoppeling verminderd.
Verwijderingsprocedure
Hierna wordt beschreven hoe u de versterker verwijdert van een DIN-rail.
Connectorkant vasthaken
I/O-kabelkant vasthaken
1.Trek de haak aan het I/O-kabelkant van de
versterker omlaag.
2.Til de versterker aan het I/O-kabeleinde
omhoog en verwijder de versterker van de DIN-rail.
I/O-kabel vasthaken
24
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 26
Sectie 2
Versterker
Paneelmontage
U kunt de adapters voor paneelmontage (apart verkrijgbaar, ZS-XPM1) gebruiken om de versterker op een paneel te monteren.
Adapters voor paneelmontage p.87
1.Druk de versterker vanaf de achterkant van
het paneel naar voren.
2.Plaats de kleine montageadapters op de vier
openingen van de versterker.
Paneel
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Paneelmontage Adapter
Paneelmontage Adapter
3.Plaats de lange montageadapters op de twee
openingen van de kleine montageadapter.
Paneelmontage Adapter
Paneelmontage Adapter
ZFV
Gebruikershandleiding
25
Page 27
Sectie 2 Versterker
4.Plaats de versterker met de daarop
bevestigde montageadapters via de voorkant op het paneel.
Zorg dat de I/O-kabel niet bekneld raakt.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
5.Haak de haken van het montagestuk op de
twee openingen van de kleinere montage­adapters en draai de schroeven vast.
Paneel
Montage stuk
6.Controleer of de versterker goed vastzit op
het paneel.
26
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 28
Als één set monteren
Maximaal vijf versterkers kunnen als één set worden gemonteerd.
Uitgebreide configuratie p.16
Sectie 2
Versterker
Installeren op de DIN-rail
Versterkers kunnen makkelijk op een DIN-rail van 35 mm worden gemonteerd.
DIN-rail (apart verkrijgbaar) PFP-100N (1 m) PFP-50N (0,5 m) PFP-100N2 (1 m)
Eindplaat (apart verkrijgbaar) PFP-M
Installatieprocedure
1.Installeer de versterker op de DIN-rail.
p.27
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Open de connectorkap van de versterker.
Verschuif de kap om deze te verwijderen.
3.Steek de Controller Link-unit in de connector
van de versterker.
4.Verschuif de versterker en steek deze in de
connector van de Controller Link-unit.
Controller Link-unit
ZFV
Gebruikershandleiding
27
Page 29
Sectie 2 Versterker
Demontageprocedure
1.Verschuif de versterker en verwijder deze uit
de connector van de Controller Link-unit.
Controller Link-unit
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Verschuif de Controller Link-unit en verwijder
deze uit de connector van de versterker.
3.Plaats de kap op de koppelaar van de
versterker.
4.Trek de haak aan het I/O-kabelkant omlaag.
5.Til de versterker aan het I/O-kabeleinde
omhoog en verwijder de versterker van de DIN­rail.
I/O-kabelkant vasthaken
28
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 30
Sectie 2
Versterker
Op een paneel monteren
U kunt de adapters voor paneelmontage (apart verkrijgbaar, ZS-XPM1/XPM2) gebruiken om de versterker op een paneel te monteren.
Adapters voor paneelmontage p.87
1.Installeer de versterker op de DIN-rail.
p.27
Zorg dat u bij montage op een paneel de DIN-rail aan de achterzijde van de versterker installeert voor een goede ondersteuning.
2.Druk de versterker vanaf de achterkant van
het paneel naar voren.
3.Plaats de kleine montageadapters op de vier
openingen van de versterker.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Paneel
Plaats de kleine montageadapters op alle versterkers uit de set.
Adapter voor paneel­montage
Adapter voor paneel­montage
Gebruikershandleiding
ZFV
29
Page 31
Sectie 2 Versterker
4.Plaats de lange montageadapters op de twee
openingen van de kleine montageadapter.
Plaats de lange montageadapters alleen aan beide zijden van versterkers die als een set zijn gemonteerd.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
5.Plaats de versterker met de daarop
bevestigde montageadapters via de voorkant op het paneel.
Zorg dat de I/O-kabel niet bekneld raakt.
Adapters voor paneelmontage
Adapters voor paneelmontage
Paneel
6.Haak de haken van het montagestuk op de
twee openingen van de kleinere montage­adapters en draai de schroeven vast.
Bevestig twee montagestukken op alle versterkers uit de set.
7.Controleer of de versterkers goed vastzitten
op het paneel.
Montage stuk
30
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 32
Info over de I/O-kabel
*
De volgende figuur toont de draden in de I/O-kabel.
Sectie 2
Versterker
Bruin
Blauw
Zwart
Oranje
Lichtblauw
Geel
Roze
Grijs
Groen
Rood Paars
Wit
*: alleen actief in RUN-modus
(1) Voedingsspanning
(2) Aarde (GND)
(3) OUTPUT (Uitgang)*
(4) ENABLE (Inschakelen)
(5) ERROR (Fout)
(6) TEACH (Intelligent programmeren)
(7) TRIG (Trigger)*
(8) BANK1*
(9) BANK2*
(10) BANK3*
Niet gebruikt Niet gebruikt
(1) Voedingsspanning
Hierop wordt de voedingsbron aangesloten. Sluit een DC-voeding met overspanningsbeveiliging aan (veiligheidscircuit voor uiterst lage spanningen).
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Aanbevolen voeding p.16
Sluit de voeding op een ander circuit dan de overige apparaten aan. Als u ze samen bedraadt of in dezelfde leiding plaatst, kan inductie optreden, waardoor de apparatuur kan worden beschadigd of defect kan raken.
(2) GND
De aardingsklem (GND) is de 0V-voedingsklem.
(3) OUTPUT (besturingsuitgang)
Deze uitgang levert evaluatieresultaten. Deze draad is vergrendeld aan de uitgangsindicator (OUTPUT LED).
(4) ENABLE (uitgang inschakelen)
Deze wordt op ON gezet wanneer de sensor klaar is om een meting uit te voeren.
(5) ERROR (foutuitgang)
Deze wordt op ON gezet wanneer een fout optreedt.
Foutberichten en oplossingen p.79
Gebruikershandleiding
ZFV
31
Page 33
Sectie 2 Versterker
(6) TEACH (programmeeringang)
Er zijn twee programmeermodi: Objectprogrammering – vast en Object­programmering – in beweging. Deze programmeermodi kunnen via het menu worden geselecteerd.
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat p.59
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
(7) TRIG (meettriggeringang)
Er zijn twee meetmodi: synchrone en continue meting. De meetmodus kan via het menu worden geselecteerd.
Meettiming selecteren p.59
(8) BANK1 (bankschakelingang 1)
(9) BANK2 (bankschakelingang 2)
(10) BANK3 (bankschakelingang 3)
Info over schakelen tussen banken
Werkingsdiagrammen p.34
Aansluitschema's
NPN-uitgangstype (ZFV-A10/A20)
Bruin
Voedingsspanning (24 VDC)
Zwart
Oranje
Lichtblauw
Blauw
OUTPUT
ENABLE
ERROR
GND (aarding) (0 V)
Belas­ting
Belas­ting
Belas­ting
24 VDC
32
Interne circuits
ZFV
Gebruikershandleiding
Geel
Roze
Grijs
Groen
Rood
TEACH
TRIG
BANK1
BANK2
BANK3
Page 34
PNP-uitgangstype (ZFV-A15/A25)
Sectie 2
Versterker
Interne circuits
Bruin
Geel
Roze
Grijs
Groen
Rood BANK3
Blauw
Lichtblauw
Oranje
Zwart
Voedingsspanning (24 VDC)
TEACH
TRIG
BANK1
BANK2
GND (aarding) (0 V)
ERROR
ENABLE
OUTPUT
Belas­ting
Belas­ting
Belas­ting
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
24 VDC
Gebruikershandleiding
ZFV
33
Page 35
Sectie 2 Versterker
Werkingsdiagrammen
De volgende figuur toont de werkingsdiagrammen die gelden bij communicatie met externe apparaten.
Meting
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Continue meting
Er wordt continu gemeten zolang het TRIG-signaal op ON staat. Op het einde van elke meetcyclus wordt het meetresultaat bijgewerkt en naar externe apparaten verzonden.
TRIG
OUTPUT
ENABLE
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
To ut
Tout: meetcyclus De meetcyclus is afhankelijk van de instelling.
Synchrone meting
De meting wordt slechts één keer uitgevoerd, synchroon met de statusverandering van het TRIG-signaal van OFF in ON, en het resultaat wordt verzonden.
TRIG
OUTPUT
ENABLE
• De minimale ON-breedte van het TRIG-signaal is 1 ms.
• Het OUTPUT-signaal wordt pas gewijzigd wanneer het volgende meetresultaat wordt bijgewerkt. Wanneer echter de modus momenteel op impulsuitgang is ingesteld, wordt het OUTPUT-signaal pas gewijzigd na de vooraf ingestelde tijd.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
To ut
Tout: meettijd. De meettijd is afhankelijk van de instelling.
34
Impulsuitgang (monotimer) p.61
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 36
Sectie 2
Versterker
Teach-in
Objectprogrammering - vast
De gegevens voor teachen worden in overeenstemming met de TRIG-signaalingang verwerkt nadat het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat is ontvangen. Er wordt pas gemeten nadat het teachen is voltooid. Verplaats het object niet voordat het teachen is voltooid.
TEACH
TRIG
ENABLE
ERROR
(1) Zet het TEACH-signaal op ON.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
(1)
(4)
(2)
Tijdens verwerking van programmeergegevens
(8)
(5)
(6) (7)
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
(2) Controleer of het ENABLE-signaal op OFF staat.
(3) Controleer of het te programmeren object zich in de programmeerzone bevindt.
(4) Lever het TRIG-signaal vanaf een extern apparaat.
(5) Het ENABLE-signaal wordt op ON gezet nadat het programmeren is voltooid. Op
dat moment controleert u de status van het ERROR-signaal.
(6) Als het programmeren met succes is voltooid, blijft het ERROR-signaal op OFF
staan.
(7) Als het programmeren is mislukt, wordt het ERROR-signaal op ON gezet.
(8) Zet het TEACH-signaal op OFF en beëindig de verwerking van de
programmeergegevens. Als het programmeren is mislukt, wordt opnieuw de status van vóór het programmeren geactiveerd. Voer het programmeren nogmaals uit. Als het TEACH-signaal tijdens het programmeren op OFF wordt gezet, wordt het programmeren uitgeschakeld.
Gebruikershandleiding
ZFV
35
Page 37
Sectie 2 Versterker
Objectprogrammering - in beweging
Gebruik deze programmeermodus wanneer het object niet kan worden gestopt. De gegevens voor teachen worden verdeeld en synchroon met de TRIG-signaalingang verwerkt nadat het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat is ontvangen. De gegevens moeten zes keer worden verwerkt. Er wordt pas gemeten nadat het teachen is voltooid.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
TEACH
TRIG
ENABLE
ERROR
(1) Zet het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat op ON.
(2) Controleer of het ENABLE-signaal op OFF staat.
(3) Lever het TRIG-signaal op het moment dat het te programmeren object moet
worden gemeten.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
(1)
Min. 150 ms
(3)
Tijdens verwerking van
(2)
programmeergegevens
(8)
(4)
(5)
(6) (7)
(4) Herhaal de gegevensinvoer uit stap (3) zes keer. (Triggeringangen vanaf de
zevende keer worden genegeerd.)
(5) Het ENABLE-signaal wordt op ON gezet nadat het programmeren is voltooid. Op
dat moment controleert u de status van het ERROR-signaal.
(6) Als het programmeren met succes is voltooid, blijft het ERROR-signaal op OFF staan.
(7) Als het programmeren is mislukt, wordt het ERROR-signaal op ON gezet.
(8) Zet het TEACH-signaal op OFF en beëindig de verwerking van de
programmeergegevens. Als het programmeren is mislukt, wordt opnieuw de status van vóór het programmeren geactiveerd. Voer het programmeren nogmaals uit. Als het TEACH-signaal tijdens het programmeren op OFF wordt gezet, wordt het programmeren uitgeschakeld.
Schakelen tussen banken
Er kan tussen banknummers worden geschakeld wanneer BANK1 tot BANK3 als volgt zijn aangesloten.
Banknr. BANK1 BANK2 BANK3
BANK1 OFF OFF OFF
BANK2 ON OFF OFF
BANK3 OFF ON OFF
BANK4 ON ON OFF
BANK5 OFF OFF ON
BANK6 ON OFF ON
BANK7 OFF ON ON
BANK8 ON ON ON
36
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 38
Sectie 2

Sensorkop

Sensorkop
In deze sectie wordt beschreven hoe u de sensorkop installeert en aansluit.
De ferrietkern aansluiten
Sluit de ferrietkern (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op het connectoreinde van de sensorkop.
Ferrietkern
Het montagestuk aanbrengen
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Sluit het montagestuk (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op de zijkant van de sensorkop.
Installatieprocedure
Het montagestuk kan op elk van de vier montagevlakken worden bevestigd.
Montagestuk
1.Zorg dat de twee haken aan één kant van het
montagestuk zich precies tegenover de twee groeven in de behuizing van de sensorkop (lichtuitstralingsgedeelte) bevinden.
Groeven
Haak
2.Druk de andere haak naar binnen.
Druk omlaag tot u deze hoort vastklikken.
3.Controleer of het montagestuk goed vastzit
op de sensorkop.
Gebruikershandleiding
ZFV
37
Page 39
Sectie 2 Sensorkop
Verwijderingsprocedure
Steek een gewone, platte schroevendraaier in een van beide openingen tussen het montagestuk en de behuizing van de sensorkop, en verwijder het montagestuk.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
De sensorkop installeren
In deze sectie wordt beschreven hoe u de sensorkop installeert. Het detectiebereik van de sensorkop kan worden geverifieerd met behulp van het geleidingslicht. Het te inspecteren stuk moet zich in het frame bevinden dat door het geleidingslicht wordt gevormd.
Montagestuk
Installatieafstand
De volgende grafieken tonen de relatie tussen detectiebereik en -afstand voor elk sensorkopmodel. Aangezien de waarden afhankelijk zijn van het sensorkopmodel, moet u goed controleren welk model u hebt voordat u de grafieken bekijkt.
Grafieken begrijpen
'H' verwijst naar de volgende breedte.
Detectie­bereik
(H)
•ZFV-SR10
Detectieafstand L (mm)
100
30
410
Details van detectiebereik
p.84
Detectiebereik H (mm)
Detectiebereik H
(mm)
534
637
740
844
949
Detectieafstand L
(mm)
38
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 40
•ZFV-SR50
Detectieafstand L (mm)
300
100
30
910 60
Detectiebereik H (mm)
(Voorbeeld) Wanneer u een ZFV-SR50 sensorkop met een detectiebereik van 25 mm gebruikt dat vereist is voor de locatie van het detectieobject, wordt de detectie­afstand van de sensorkop 95 mm.
Detectiebereik H
(mm)
10 38
15 57
20 76
25 95
30 115
35 134
40 157
45 174
50 194
Sectie 2
Sensorkop
Detectieafstand L
(mm)
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Object
Detectiebereik H
Instelling afstand L
Info over installatie voor reflecterende werkstukken
Installeer de sensorkop in een hoek om te voorkomen dat de sensor spiegelreflectielicht opvangt.
Spiegel­reflectielicht
Geleidingslicht
Gebruikershandleiding
ZFV
39
Page 41
Sectie 2 Sensorkop
Installatieprocedure
1.Installeer de sensorkop op de installatieafstand die is opgegeven in de vorige
grafieken.
2.Draai de regelaar naar links of rechts om de
brandpuntsafstand in te stellen.
Sectie 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
U kunt het brandpunt controleren met behulp van het groene geleidingslicht. Zorg bij het instellen dat het geleidingslicht een fijne straal heeft.
• Naar rechts draaien: brandpuntsafstand vergroten.
• Naar links draaien: brandpuntsafstand verkleinen.
Standaard is het brandpunt ingesteld op de verste stand.
Voordat u de brandpuntregeling enigszins naar links of rechts draait, zorgt u dat het geleidingslicht niet in de bovenste of onderste eindstand staat. De brandpuntregeling is een variabele weerstand die meerdere keren om zijn as kan worden gedraaid. De regeling stopt echter met draaien bij de bovenste of onderste eindstand. In de bovenste of onderste eindstand mag u niet te veel kracht uitoefenen omdat u de regeling hierdoor kunt beschadigen.
De sensorkop aansluiten
In deze sectie wordt beschreven hoe u de versterker aansluit.
• Voordat u de sensorkop aansluit of loskoppelt, controleert u of de versterker is uitgeschakeld. De sensorkop kan defect raken als deze wordt aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde voeding.
• Raak de klemmen in de connector niet aan.
Brandpunt­regeling
40
De sensorkop aansluiten
Steek de sensorkopconnector in de sensorkopconnector van de versterker.
De sensorkop loskoppelen
Trek de sensorkop los terwijl u de haken aan beide kanten van de sensorkopconnector ingedrukt houdt.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 42
Sectie 3 CONFIGURATIE
Instelprocedure 42
Info over configuratie 44
Basiskennis voor bediening 44 Lijst met instelopties in modus MENU 46
Teach-in uitvoeren 48
Teachprocedure 48 Teachopties 49
Drempelwaarden aanpassen 53
Metingen uitvoeren 57
Banken instellen 58
Schakelen tussen banken 58 Banken kopiëren 58 Banken wissen 58 De methode voor het schakelen tussen banken instellen 58
Systeemomgeving instellen 59
Meettijd aanpassen 59 Meettiming selecteren 59 Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat 59 Eco-modus instellen/annuleren 60 Configuratiegegevens initialiseren 60 Versie controleren 60
I/O-voorwaarden wijzigen 61
ON-voorwaarden selecteren 61 Impulsuitgang (monotimer) 61 Inschakelvertragingstijd instellen 62 Uitschakelvertragingstijd instellen 63
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen 63
Versterker voor triggerinvoer opgeven 64 Aanwezigheid van sensorkop instellen 64 Inhoud van uitvoer instellen 64 Algemene opties 65 PATTERN/SEARCH, MATCH 66 BRIGHT 67 AREA 68 WIDTH 69 POSITION 70 COUNT 71 CHARA/CHARA 1, CHARA 2 72
Sectie 3 CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
41
Page 43
Sectie 3
Installeren en aansluiten
Beeld aanpassen
Teach-in
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Externe I/O's
Drempelwaarden aanpassen
Metingen uitvoeren

Instelprocedure

Instelprocedure
Installeren en aansluiten
Stel de sensorkop en versterker in.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Metingen voorbereiden
Voeding inschakelen
Beeld aanpassen
Pas het brandpunt van het beeld aan.
(Alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangesloten)
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Stel de verwerkingsdetails voor elke versterker in.
Teach-in
Voer Teach-in uit en registreer de
Meetvoorwaarden instellen
evaluatiecriteria.
SECTIE 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
SECTIE 2 INSTALLATIE EN AANSLUITING
p.63
p.48
p.22
p.40
Externe I/O's
Geef aan hoe de uitvoer van de meetwaarden moet worden gegenereerd.
Drempelwaarden aanpassen
Pas de drempelwaarden voor evaluatie van het meetresultaat aan.
Metingen uitvoeren
Instellingen toepassen, metingen uitvoeren
ZFV
42
Gebruikershandleiding
p.61
p.53
p.57
Page 44
Banken instellen
Banken instellen
De Smart Sensor werkt niet goed
Systeemomgeving instellen
I/O-voorwaarden wijzigen
Als u een vraag hebt
Er verschijnt een foutbericht
Meetvoorwaarden aanpassen
Weergavebeeld wijzigen
Alle gegevens wissen
Versie controleren
Gebruik meerdere banken voor schakelen tussen banken.
Sectie 3
Instelprocedure
p.58
Systeemomgeving instellen
Toegepast gebruik van functies
I/O-voorwaarden wijzigen
Meetvoorwaarden aanpassen
Geavanceerde configuratie
Weergavebeeld wijzigen
Geef aan welke details tijdens de meting op de LCD-monitor moeten worden weergegeven.
Extra functies
Alle gegevens wissen
Initialiseer de versterker.
Meettijd aanpassen p.59 Meettiming selecteren p.59 Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat p.59 Eco-modus instellen/annuleren p.60
Sectie 3 CONFIGURATIE
p.61
p.65
p.57
p.60
Versie controleren
Controleer de versie van de versterker.
Wanneer zich een probleem voordoet
De Smart Sensor werkt niet goed
Problemen oplossen p.78
Als u een vraag hebt
Vragen en antwoorden p.80
p.60
Er verschijnt een foutbericht
Foutberichten en oplossingen p.79
Gebruikershandleiding
ZFV
43
Page 45
Sectie 3 Info over configuratie

Info over configuratie

Basiskennis voor bediening
Schakelen tussen modi
Er zijn drie bedrijfsmodi. Schakel de gewenste modus in voordat u de werking start. Gebruik de modusschakelaar om tussen de verschillende bedrijfsmodi te schakelen.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Modus Beschrijving
Modus MENU Deze modus wordt gebruikt voor teachen of het instellen van de
meetvoorwaarden.
Modus ADJ Deze modus wordt gebruikt voor het instellen van de drempelwaarden voor
evaluatie.
Modus RUN Deze modus wordt gebruikt voor daadwerkelijk meten.
Schakelen tussen menu's
In de modus MENU zijn er twee configuratiemenu's. Kies het menu met de opties die u nodig hebt. Gebruik de menuselectieschakelaar om tussen de menu's te schakelen.
44
Configuratiemenu Beschrijving
Menu STD Dit is het standaardmenu.
Ga eerst naar dit menu om de meetvoorwaarden in te stellen.
Menu EXP Dit is het menu voor experts.
Ga naar dit menu voor meer geavanceerde configuratieopties.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 46
Sectie 3
Info over configuratie
Weergaven en werking van de toetsen
Gebruik de bedieningstoetsen om opties te wijzigen tijdens het bekijken van de menu's en het beeld op de LCD-monitor.
Weergave
De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van de bedrijfsmodus.
• Modus MENU • Modus ADJ/RUN
Banknummer en meetoptie
Insteloptie
Instellingen De geselecteerde optie wordt met omgekeerde kleuren weergegeven.
Werking van de toetsen
Bedieningstoetsen
To et s Beschrijving
toets LINKS toets
RECHTS
toets
OMHOOG
toets
OMLAAG
toets TEACH/ VIEW
toets SET • Met deze toets selecteert u menu's.
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus. In de modus MENU bladert u door de menu's. In de modus ADJ wijzigt u het aanpassingsitem (type drempelwaarde). In de modus RUN wijzigt u de weergavedetails (type meetwaarde).
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus. In de modus MENU bladert u door de menu's, selecteert u parameters en stelt u numerieke waarden in. In de modus ADJ wijzigt u numerieke waarden.
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus. In de modus MENU voert u het teachen uit. In de modi RUN en ADJ schakelt u tussen de schermweergaven.
• Met deze toets kunt u opties selecteren/toepassen.
Evaluatie
Sectie 3 CONFIGURATIE
Drempelwaarde of meetresultaat
toets ESC Met deze toets keert u terug naar het vorige menu.
Gebruikershandleiding
ZFV
45
Page 47
Sectie 3 Info over configuratie
Lijst met instelopties in modus MENU
Dit zijn de instelopties in de modus MENU. De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van het geselecteerde configuratiemenu (STD of EXP). Gebruik de menuselectieschakelaar om het gewenste configuratiemenu te selecteren.
Modus MENU
Sectie 3 CONFIGURATIE
TEACH
BANK
SYS1
ITEM
BANKSET
Inhoud optie Selectieoptie/instelbereik
PATTERN SEARCH, MATCH-
BRIGHT --
(*1)
AREA
(*1)
WIDTH
POSITION
COUNT
CHARA
(*1)
(*1)
(*1)
Standaardwaarde
-
--
--
--
--
CHARA 1, CHARA 2
(*1) Deze menu's verschijnen alleen op versterkers van het
MOVE --
SIZE --
BANK BANK1 tot BANK8BANK1
COPY --
CLEAR --
SWITCH KEY, I/OKEY
IMAGE RATE
MEAS TYPE TRIG, CONTINUETRIG
TEACH TYPE STATIONARY, MOVING
ECO MODE ON, OFFON
NORMAL
STATIONARY
FINE, NORMAL, HIGH SPEED
Pagina's
p.49 p.50 p.50 p.51 p.51 p.51 p.52
p.48 p.48
p.58
p.58 p.58 p.58
p.59 p.59 p.59 p.60
46
(*2)
CUSTM
[ITEM]:[SEARCH]
[ITEM]:[MATCH]
[ITEM]:[BRIGHT]
[ITEM]:[AREA]
[ITEM]:[WIDTH]
LIGHT --
(*3)
PARTIAL
ROTATION 10 , 20 , 30 , 45
METHOD AVERAGE AVERAGE, DEVIATION
COLOR
BINARY
COLOR
DIRECTION
10
---
--SEARCH AREA
--SEARCH AREA
BLACK, WHITEWHITE
0 tot 255-
BLACK, WHITEWHITE
,
(*2) De weergavedetails van opties vanaf [CUSTOM] en verder zijn afhankelijk van de optie die is geselecteerd bij [ITEM]. (*3) Dit menu verschijnt alleen als een sensorkop met ondersteuning voor gedeeltelijk scannen is aangesloten.
ZFV
Gebruikershandleiding
p.65
p.66 p.66
p.66
p.67
p.68 p.68
p.69 p.69
Page 48
Sectie 3
Info over configuratie
SYS2
[ITEM]:[POSITION]
[ITEM]:[COUNT]
[ITEM]:[CHARACTER1]
MODE DTL
[ITEM]:[CHARACTER2]
MODE DTL
OUTPUT
Inhoud optie Selectieoptie/Instelbereik
COLOR
DIRECTION
COLOR
DIRECTION
MODEL - -
COLOR BLACK BLACK, WHITE
DIRECTION
SEARCH AREA - -
MDL DIV
MODEL - -
COLOR BLACK BLACK, WHITE
DIRECTION
SEARCH AREA - -
ON STATUS OK ON, NG ONNG ON
ONE SHOT OFF, ONOFF
ON DELAY 0 tot 2550
OFF DELAY 0 tot 2550
OUTPUT TIME 0 tot 2550
Standaardwaarde
1LINE NORMAL
BLACK, WHITEWHITE
BLACK, WHITEWHITE
NONE, MODEL, EDGE-MODE
1LINE SHORT, 1LINE NORMAL, 1LINE LONG, 2LINE SHORT, 2LINE NORMAL
NONE, MODEL, EDGE-MODE
Pagina's
p.70 p.70
p.71 p.71
p.73 p.73 p.74 p.74 p.75
p.72
p.73 p.73
p.74 p.74 p.75
p.61 p.62
p.62 p.63 p.62
Sectie 3 CONFIGURATIE
LINKSET
(*4)
ALL CLEAR --
VERSION --
TRIG I/O, LINKI/O
HEAD USE, NOT USEUSE
OUTPUT ALL, EACHEACH
p.60 p.60
p.64 p.64 p.64
(*4) Dit menu verschijnt alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangesloten.
ZFV
Gebruikershandleiding
47
Page 49
Sectie 3 Teach-in uitvoeren

Teach-in uitvoeren

Voer teachen uit en stel de meetvoorwaarden in. Projecteer het beeld dat als geaccepteerd beeld moet worden gebruikt omdat de details die voor het teachen worden ingesteld, worden gebruikt als referentie voor de evaluatie.
Teachprocedure
Er zijn twee manieren om te teachen: met de toetsen of via externe signalen. De volgende procedure geeft aan hoe u met de toetsen kunt programmeren.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Programmeerdetails instellen
p.49
Programmeren
Programmeeromstandigheden instellen
Positie van programmeerzone verplaatsen
Grootte van programmeerzone wijzigen
48
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 50
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
Teachopties
Selecteer de teachoptie die overeenkomt met de detectie-inhoud. De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van het model versterker dat u gebruikt.
Detectie-inhoud Te selecteren teachoptie Pagina’s
Patroon/vorm/ aanwezigheid
Helderheid/krassen, stof BRIGHT p.50
Grootte/zone AREA* p.50
Breedte WIDTH* p.51
Positie POSITION* p.51
Aantal COUNT* p.51
Tekens CHARA/CHARA 1, CHARA 2* p.52
*: Deze opties verschijnen alleen wanneer een versterker van het standaardtype wordt gebruikt.
MENU-modus-[ITEM]
Item Beschrijving
PATTERN
SEARCH Selecteer deze optie om de aanwezigheid van een object te
PATTERN/SEARCH, MATCH p.49, p.50
detecteren. Deze optie herkent objecten in een hoek van maximaal ±45°. Voer teach-in van het te herkennen beeldpatroon uit en registreer dit patroon als model. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de aanwezigheid van het geregistreerde model in het gedetecteerde beeld. Voorbeeld: Herkennen op basis van de aanwezigheid van een
merkteken
Niet-defect item
Model
Voorbeeld van
toepassing
Aanwezigheids­detectie van verkoop­campagnezegels
Herkenning van boven-/achterkant en oriëntatie van elektronische onderdelen
Sectie 3 CONFIGURATIE
OK
De meting is niet stabiel wanneer er twee of meer met hetzelfde patroon zijn. Registreer unieke patronen in het scherm of beperk het zoekbereik.
NG
Zoekgebied wijzigen p.75
NG
Gebruikershandleiding
ZFV
49
Page 51
Sectie 3 Teach-in uitvoeren
PATTERN
Sectie 3 CONFIGURATIE
Item Beschrijving
MATCH Selecteer deze optie om vormen te detecteren en verschillende
objecten te herkennen. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de graad van overeenkomst tussen een geregistreerd model en het doelobject. Er is meer gedetailleerde detectie mogelijk en er kunnen grotere objecten worden gedetecteerd dan bij [SEARCH]. Deze optie ondersteunt echter geen gekantelde objecten.
Niet-defect item
Model
NG
De meting is niet stabiel wanneer er twee of meer met hetzelfde patroon zijn. Registreer unieke patronen in het scherm of beperk het zoekbereik.
Zoekgebied wijzigen p.75
NG
Voorbeeld van
toepassing
Herkenning van een andere soort instructieblad
BRIGHT Selecteer deze optie om de helderheid (dichtheid) of krassen/
stof op effen werkstukken te detecteren. Stel de teachzone in op het objectdeel waarvan u de helderheid wilt detecteren en start het teachen.
Niet-defect item
Teachzone Sluit een beperkte zone van het object in.
NG NG
AREA* Selecteer deze optie om objecten te herkennen op basis van
hun afmetingen (zone). Stel de teachzone in op het objectdeel waarvan u de afmetingen (zone) wilt detecteren en start het teachen.
Teachzone
Zonemeting bij dit deel
Detectie van krassen/ stof in vellen Branden van indicatoren controleren
Aanwezigheids­detectie van schroef­draad Inspectie van tekorten bij confiserie Aanwezigheids­detectie van zilver­pasta
50
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 52
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
Item Beschrijving
WIDTH * Selecteer deze optie om een breedte of interval te detecteren.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de meting wilt uitvoeren en start het teachen.
Voorbeeld: Breedte meten
Stel zo in dat er twee helderheidswijzigingen in de detectiezone zijn, bijvoorbeeld 'van licht naar donker' of 'van donker naar licht'.
POSITION
* Selecteer deze optie om de positie van een object te detecteren.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de meting wilt uitvoeren en start het teachen. De rand van het object wordt gedetecteerd en de evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vergelijking van de desbetreffende randcoördinaten met referentiecoördinaten.
Voorbeeld
Voorbeeld van
toepassing
Detectie van draadbreedte op condensatoren of andere elektronische onderdelen Detectie van gebogen draden Detectie van onjuist geplaatste labels
Sectie 3 CONFIGURATIE
Detectie van onjuist geplaatste labels
Teachzone
Stel zo in dat er één helderheidswijziging in de detectiezone is, bijvoorbeeld 'van licht naar donker' of 'van donker naar licht'.
COUNT* Selecteer deze optie om het aantal objecten te tellen.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de detectie wilt uitvoeren en start het teachen. De randen van de teachzone worden gedetecteerd en de evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vergelijking van het aantal randen met een referentiewaarde.
Voorbeeld: Het aantal draden detecteren
Een helderheidswijziging zoals 'van licht naar donker naar licht' of 'van donker naar licht naar donker' wordt als '1' geteld. In het vorige voorbeeld is het aantal '4'.
Het aantal draden detecteren Het aantal kabels tellen
Gebruikershandleiding
ZFV
51
Page 53
Sectie 3
e
Teach-in uitvoeren
CHARA*
Sectie 3 CONFIGURATIE
Item Beschrijving
CHARA 1
CHARA 2
Selecteer deze optie om de aanwezigheid te detecteren van een complete tekenreeks die op een effen achtergrond is gedrukt. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vergelijking van de dichtheidswijzigingen (helderheid) in een geregistreerde tekenreeks. Weggevallen tekens, fouten, ontbrekende punten, enzovoort kunnen niet worden gedetecteerd.
Teachzone
Voorbeeld
NG omdat er geen tekenreeks is.
Selecteer deze optie om het wegvallen van losse tekens te detecteren. Fouten in tekens, ontbrekende punten, enzovoort kunnen niet worden gedetecteerd.
Teachzone
Voorbeeld van
toepassing
Aanwezigheids­detectie van complete tekenreeks zoals de vervaldatum
Detectie van ontbrekend teken in tekenreeksen zoals de vervaldatum
Voorbeeld
NG omdat '1' ontbreekt.
*: Deze optie verschijnt alleen wanneer een versterker van het standaardtype wordt gebruikt.
Info over de teachzone voor [CHARA] Als u de teachzone moet instellen op een eventuele onjuiste afdrukpositie, stelt u een zone in waar de tekenreeks mogelijk kan verschijnen wanneer deze niet op de juiste positie wordt afgedrukt. (Zorg echter dat de zone een effen achtergrond heeft.) Als u een zone heel dicht bij de tekenreeks zonder marge instelt, kan de sensor geen verschuiving van de afdrukpositie detecteren.
Goed
Een eventuele verschuiving van de afdrukpositie binnen de teachzone wordt niet als fout geëvalu
Fout
Als de teachzone zich heel dicht bij het teken bevindt zonder marge, valt het teken niet binnen de teachzone en wordt dit dus als NG geëvalueerd.
52
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 54
Sectie 3

Drempelwaarden aanpassen

Drempelwaarden aanpassen
U past drempelwaarden aan om het bereik voor OK-evaluaties te bepalen. Pas de drempelwaarden aan op basis van de aangegeven meetresultaten. De aanpassingsdetails zijn afhankelijk van de ingestelde teachmodus.
SEARCH, MATCH
Pas de correlatiewaarde aan.Schakel de modus ADJ in.
Gemeten waarde
Correlatiewaarde
Sectie 3 CONFIGURATIE
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Correlatiewaarde 0 tot 100 Dit is de ondergrens van de correlatiewaarde voor het teachmodel.
Deze waarde of een hogere waarde wordt als OK geëvalueerd.
BRIGHT
Pas de gemiddelde dichtheid aan.Schakel de modus ADJ in.
Gemeten waarde
Boven-/ ondergrens
Toetsen LINKS/RECHTS: boven-/ondergrens selecteren. Toetsen OMHOOG/OMLAAG:waarden wijzigen.
Onder­grens
Bovengrens
Boven-/ ondergrens
Toetsen LINKS/RECHTS: boven-/ondergrens selecteren. Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Pas de dichtheidsafwijking aan.
Gemeten waarde
Onder­grens
Bovengrens
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Gemiddelde dichtheid 0 tot 255 Dit is het bereik van de gemiddelde dichtheid binnen de teachzone.
Dichtheidsafwijking 0 tot 127 Dit is het bereik van de dichtheidsafwijking binnen de teachzone.
ZFV
Gebruikershandleiding
53
Page 55
Sectie 3 Drempelwaarden aanpassen
AREA
Schakel de modus ADJ in.
Pas de zonewaarde aan.
Binair beeld
Contrastbeeld
Kan op een van beide beelden worden ingesteld.
Gemeten waarde
Sectie 3 CONFIGURATIE
Zonewaarde 0 tot 999 Dit is de zone waarin als OK wordt geëvalueerd wanneer de
WIDTH
Schakel de modus ADJ in.
Toetsen LINKS/RECHTS: boven-/ondergrens selecteren. Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Boven-/ ondergrens
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Boven-/ ondergrens
Onder­grens
Pas de randbreedte aan.
Ondergr ens
Bovengrens
Toetsen LINKS/RECHTS: boven-/ondergrens selecteren. Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
zonewaarde tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
Pas het randniveau aan.
Gemeten waarde
Bovengrens
• In geval van randdetectierichting Toetsen LINKS/RECHTS: andere rand.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
• In geval van randdetectierichting Toetsen OMHOOG/OMLAAG: andere rand.
Toetsen LINKS/RECHTS: waarden wijzigen.
Randniveau
Randniveau
54
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Randbreedte 0 tot 999 Dit is de zone waarin als OK wordt geëvalueerd wanneer de breedte
tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
Randniveau 0 tot 100 Dit is het dichtheidswijzigingsniveau dat als rand wordt beschouwd.
Pas dit niveau aan als de meting niet stabiel is.
Teachzone
Maximale dichtheid
Randniveau
Minimale dichtheid
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 56
Sectie 3
Drempelwaarden aanpassen
POSITION
Schakel de modus ADJ in.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Positie 0 tot 234 Verschuiving vanaf referentiepositie
Randniveau Dit is het dichtheidswijzigingsniveau dat als rand wordt beschouwd.
Pas de positie van de rand aan.
Verschuiving
Verschuiving
Pas dit niveau aan als de meting niet stabiel is.
Gemeten waarde
• In geval van randdetectierichting Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
• In geval van randdetectierichting Toetsen LINKS/RECHTS: waarden wijzigen.
p.54
Pas het randniveau aan.
Randniveau
Randniveau
Sectie 3 CONFIGURATIE
COUNT
Pas het aantal aan.
Gemeten waarde
Ondergrens
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Aantal 0 tot 128 Dit is het aantal keren dat wordt geteld.
Bovengrens
Pas het randniveau aan.●Schakel de modus ADJ in.
Randniveau
Gebruikershandleiding
ZFV
55
Page 57
Sectie 3 Drempelwaarden aanpassen
CHARA 1
Schakel de modus ADJ in.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Dichtheidsdistributie 0 tot 100 Dit is de waarde die als OK wordt geëvalueerd wanneer de
CHARA 2
Schakel de modus ADJ in.
Pas de correlatiewaarde aan.
Gemeten waarde
Dichtheidsdistributie
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
dichtheidsafwijking tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
Pas de correlatiewaarde aan.
Gemeten waarde
Correlatiewaarde
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Insteloptie Bereik Details van aanpassing
Correlatiewaarde 0 tot 100 Dit is de ondergrens van de correlatiewaarde voor het teachmodel.
Deze waarde of een hogere waarde wordt als OK geëvalueerd.
56
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 58
Sectie 3

Metingen uitvoeren

Metingen uitvoeren
Wanneer de modus RUN is ingeschakeld, worden metingen uitgevoerd. Het resultaat wordt naar het externe apparaat verzonden.
Tussen weergaven schakelen tijdens metingen
U schakelt tussen weergavedetails door tijdens de meting op de toets TEACH/VIEW te drukken.
De meettijd is afhankelijk van het weergegeven beeldtype. De kortste meettijd is die van 'alleen beeldweergave'. Het getal tussen haakjes ( ) geldt als richtlijn wanneer 'alleen beeldweergave' als referentie wordt genomen. Aangezien de meettijd verandert wanneer tijdens de meting tussen weergaven wordt geschakeld, moet u het ENABLE-signaal in het oog houden, wachten tot het op ON wordt gezet en vervolgens het TRIG-signaal leveren.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Alleen beeldweergave Evaluatieresultaat
(alleen beeldweergave + 4 ms) (alleen beeldweergave + 12 ms) (alleen beeldweergave + 18 ms)
Meetresultaat (*3)
(alleen beeldweergave + 180 ms)
Uitbreiding van meetresultaat en controlebalk (*2)
(alleen beeldweergave + 50 ms)
Teachzone Teachzone en meetresultaat (*1)
Teachzone en controlebalk (*2)
(alleen beeldweergave + 33 ms)
(*1): Bij [BRIGHT] kunt u de toetsen LINKS/RECHTS gebruiken om tussen de weergaven te schakelen
(gemiddelde dichtheid, dichtheidsdistributie).
Bij [AREA] kunt u de toetsen LINKS/RECHTS gebruiken om over te schakelen op binaire weergave. (*2): De controlebalk bevat het meetresultaat en de drempelwaarde voor evaluatie. (*3): De meettijd (TIME) die hier wordt weergegeven, is de kortste meettijd van 'alleen beeldweergave'.
Info over de betekenis van weergavedetails bij meetresultaten
p.81
Gebruikershandleiding
ZFV
57
Page 59
Sectie 3 Banken instellen

Banken instellen

De ZFV-serie kan acht sets instellingen opslaan. U kunt extern schakelen tussen deze instellingen wanneer u de configuratie van het apparaat wijzigt. Een set van deze instellingen wordt een 'bank' genoemd.
Schakelen tussen banken
BANK 1 is standaard geselecteerd. Ook BANK 2 t/m 8 zijn beschikbaar.
Sectie 3 CONFIGURATIE
u
MENU-modus-[BANK]
BANK 1 tot BANK 8 (standaardinstelling: BANK 1)
Banken kopiëren
Kopieer de instellingen van andere banknummers naar een banknummer dat al is geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[COPY]
Banken wissen
Als u 'Clear' selecteert, worden de instellingen van het geselecteerde banknummer verwijderd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[CLEAR]
U kunt ook vanaf een extern apparaat schakelen tussen banken.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen p.58
Instelling Beschrijving
Selecteert de doelbank.
58
De instellingen [SYS1] en [SYS2] en de weergave-instellingen voor de modus RUN kunnen niet worden gewist.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen
Geef aan hoe wordt geschakeld tussen banken.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[SWITCH]
Instelling Beschrijving
KEY (standaardinstelling)
I/O Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker
ZFV
Gebruikershandleiding
Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker.
en via externe signalen. Het schakelen via externe signalen is alleen ingeschakeld in de modus RUN.
Page 60
Sectie 3

Systeemomgeving instellen

Systeemomgeving instellen
Meettijd aanpassen
Stel de resolutie van het invoerbeeld in. Pas de resolutie aan de vereiste precisie en meettijd aan.
MENU-modus-[SYS1]-[IMAGE RATE]
Instelling Beschrijving
FINE Selecteer deze optie als u metingen uitvoert via een uiterst nauwkeurig beeld. Het
meten duurt echter langer.
NORMAL (standaardinstelling)
HIGH SPEED Selecteer deze optie als u snel wilt meten. De beelden zijn echter niet zo
Standaard
nauwkeurig.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Meettiming selecteren
Stel het moment in waarop de meting moet worden uitgevoerd.
MENU-modus-[SYS1]-[MEAS TYPE]
Instelling Beschrijving
TRIG (standaardinstelling) Synchrone meting
De meting wordt uitgevoerd synchroon met de statusverandering van het TRIG­signaal van OFF in ON.
CONTINUE Continue meting
Er wordt herhaaldelijk gemeten zolang het TRIG-signaal op ON staat.
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat
Er zijn twee teachmodi die vanaf een extern apparaat kunnen worden geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[TEACH TYPE]
Instelling Beschrijving
STATIONARY (standaard) Het teachen wordt uitgevoerd terwijl het object stationair is. Het leveren van de
externe triggeringang is vereist voor het teachen.
MOVING Het object wordt verplaatst tijdens het teachen.
Selecteer deze teachmodus alleen wanneer het object niet kan worden gestopt. Het leveren van de externe trigger is vereist voor het teachen.
Werkingsdiagrammen p.34
Gebruikershandleiding
ZFV
59
Page 61
Sectie 3 Systeemomgeving instellen
Eco-modus instellen/annuleren
Hiermee geeft u aan of de schermverlichting moet worden uitgeschakeld nadat een bepaalde tijd geen actie is uitgevoerd. U wordt aangeraden deze modus op [ON] te zetten om te voorkomen dat de helderheid van het LCD-scherm vermindert.
MENU-modus-[SYS1]-[ECO MODE]
ON (standaardinstelling) De Eco-modus wordt ingeschakeld.
Sectie 3 CONFIGURATIE
OFF De Eco-modus wordt geannuleerd.
Configuratiegegevens initialiseren
Instelling Beschrijving
De verlichting van het scherm wordt uitgeschakeld als er drie minuten geen actie wordt uitgevoerd.
Voor alle bank- en systeeminstellingen worden de fabrieksinstellingen hersteld.
De instellingen van alle banken en alle systeeminstellingen worden geïnitialiseerd, ongeacht het geselecteerde banknummer.
MENU-modus-[SYS2]-[ALL CLEAR]
Instelling Beschrijving
EXECUTE De configuratiegegevens worden geïnitialiseerd.
CANCEL De configuratiegegevens worden niet geïnitialiseerd.
Versie controleren
Het type sensorkop, het type versterker en de versiegegevens van de software worden weergegeven.
MENU-modus-[SYS2]-[VERSION]
60
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 62
Sectie 3

I/O-voorwaarden wijzigen

I/O-voorwaarden wijzigen
ON-voorwaarden selecteren
Geef aan wanneer het OUTPUT-signaal op ON moet worden gezet: wanneer de evaluatie OK is of wanneer deze NG is.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ON STATUS]
Instelling Beschrijving
OK ON Het OUTPUT-signaal wordt op ON gezet wanneer de evaluatie OK is.
NG ON (standaardinstelling)
Impulsuitgang (monotimer)
Het OUTPUT-signaal wordt op ON gezet wanneer de evaluatie NG is.
Sectie 3 CONFIGURATIE
OUTPUT wordt alleen op ON gezet gedurende de vooraf ingestelde uitvoertijd waarna het OUTPUT-signaal op ON wordt gezet.
Synchrone meting
TRG
OUTPUT
OFF
ON
OFF
ON
Metingen verwerken
Uitvoertijd
Continue meting
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK
Evaluatie is NG
OUTPUT
OFF
ON
Evaluatie is OK Evaluatie is NG
Uitvoertijd
Gebruikershandleiding
ZFV
61
Page 63
Sectie 3 I/O-voorwaarden wijzigen
Impulsuitgang ON/OFF selecteren
Geef aan of impulsuitgang mogelijk is op het OUTPUT-signaal.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Impulsuitgangstijd instellen
OUTPUT wordt op ON gezet gedurende de vooraf ingestelde tijd waarna het OUTPUT­signaal op ON wordt gezet. Deze instelling is alleen geldig wanneer [ONE SHOT] op [ON] is gezet.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ONE SHOT]
Instelling Beschrijving
OFF (standaardinstelling) Er is geen impulsuitgang mogelijk.
ON Er is impulsuitgang mogelijk.
Wanneer de impulsuitgang op [ON] is gezet, is de uitschakelvertragingstijd uitgeschakeld.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[OUTPUT TIME]
Instelling Beschrijving
0 tot 255 (standaardinstelling: 0)
Stel de tijd (ms) in dat OUTPUT op ON wordt gezet.
Inschakelvertragingstijd instellen
Stel deze optie in om het inschakelen van het OUTPUT-signaal te vertragen.
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK bij continue meting
Evaluatie is NG Evaluatie is OK Evaluatie is NG
OUTPUT
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ON DELAY]
0 tot 255 (standaardinstelling: 0)
OFF
ON
Vertragingstijd
Instelling Beschrijving
Stel de tijd (ms) in dat het inschakelen van het OUTPUT-signaal wordt vertraagd.
62
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 64

Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen

Uitschakelvertragingstijd instellen
Stel deze optie in om het uitschakelen van het OUTPUT-signaal te vertragen.
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK bij continue meting
Evaluatie is NG Evaluatie is OK Evaluatie is NG
Sectie 3
OUTPUT
OFF
ON
Vertragingstijd
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[OFF DELAY]
Instelling Beschrijving
0 tot 255 (standaardinstelling: 0)
Stel de tijd (ms) in dat het uitschakelen van het OUTPUT-signaal wordt vertraagd.
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Deze menu's verschijnen alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangeslo­ten. Stel in op alle versterkers uit de set.
Voorbeeld 1: VERST2: TRIG-signaalinvoer, VERST2: uitvoer van totaal evaluatieresultaat
MENU VERST1 VERST2
TRIG LINK I/O
HEAD NOTUSE USE
OUTPUT All
Sectie 3 CONFIGURATIE
Voorbeeld 2: VERST2: TRIG-signaalinvoer, VERST2: uitvoer van totaal evaluatieresultaat
MENU VERST1 VERST2
TRIG LINK I/O
HEAD USE USE
OUTPUT All
Gebruikershandleiding
ZFV
63
Page 65
Sectie 3 Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Versterker voor triggerinvoer opgeven
Geef aan of het TRIG-signaal naar een versterker wordt verzonden.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[TRIG]
I/O (standaardinstelling) Stel alleen in op de versterker waarnaar het TRIG-signaal moet worden
LINK Wordt gesynchroniseerd met het TRIG-signaal van de versterker die rechts in de
Sectie 3 CONFIGURATIE
Aanwezigheid van sensorkop instellen
Geef aan of er een sensorkop is aangesloten.
Instelling Beschrijving
verzonden.
set is opgenomen.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[HEAD]
Instelling Beschrijving
USE (standaardinstelling) Selecteer deze optie voor de versterker waarop momenteel een sensorkop is
aangesloten. De meting wordt uitgevoerd met behulp van het invoerbeeld vanaf de momenteel aangesloten sensorkop.
NOT USE Selecteer deze optie voor de versterker waarop momenteel geen sensorkop is
aangesloten. De meting wordt uitgevoerd met behulp van het beeld dat wordt verzonden door de sensorkop die rechts in de set is opgenomen.
Inhoud van uitvoer instellen
Stel de inhoud van het meetresultaat in. Deze optie verschijnt alleen op versterkers waarvan de instelling [TRIG/TRIG] op [I/O] staat.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[OUTPUT]
Instelling Beschrijving
ALL De meetresultaten van alle versterkers uit de set worden samengevoegd en als
totaal evaluatieresultaat verzonden.
EACH (standaardinstelling)
Het meetresultaat van elke versterker wordt verzonden vanaf de overeenkomstige versterker.
64
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 66
Sectie 3

Meetvoorwaarden aanpassen

Meetvoorwaarden aanpassen
De weergavedetails van opties vanaf [CUSTM] en verder zijn afhankelijk van het teachtype dat is ingesteld bij [ITEM].
Algemene opties
Lichtuitstraling aanpassen
Pas de intensiteit aan van het licht dat door de sensorkop wordt uitgestraald. De lichtintensiteit van elke aangepaste sectie wordt weergegeven als een viercijferig getal.
Bovenste oppervlak (bedrukt oppervlak)
Aanzicht vanaf hier
Op het scherm verschijnt een beeld van de manier waarop licht wordt uitgestraald.
De lichtintensiteit kan ook gedeeltelijk worden aangepast (van A tot D).
Pas de lichtintensiteit aan met de toetsen OMHOOG/OMLAAG.
Instelling Beschrijving
0 tot 5 (standaardinstelling: 5) 0: uit, 1 tot 5: hoe groter de waarde, des te intenser het licht
Sectie 3 CONFIGURATIE
MENU-modus-[CUSTM]-[LIGHT]
1.Pas de lichtintensiteit aan met de toetsen
OMHOOG/OMLAAG.
Bij het uitvoeren van gedeeltelijke aanpassing:
• Toetsen LINKS/RECHTS: aanpassingssectie selecteren.
• Toetsen OMHOOG/OMLAAG: lichtintensiteit selecteren.
2.Druk op de toets SET om de instelling toe te
passen.
Gebruikershandleiding
ZFV
65
Page 67
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
PATTERN/SEARCH, MATCH
Zoekgebied wijzigen
Wijzig het gebied waarin het model wordt gezocht. U kunt in het volledige detectiebereik zoeken. Door het zoekgebied te verkleinen kunt u echter de verwerkingstijd korter maken en de detectienauwkeurigheid verhogen. Geef de linkerbovenhoek en de rechterbenedenhoek van het zoekgebied op.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Zoekgebied
Model
MENU-modus-[CUSTM]-[SEARCH AREA]
Rotatiebereik van een object instellen
Deze optie verschijnt alleen wanneer [SEARCH] is ingesteld. Stel deze optie in als zelfs een gekanteld object als niet-defect item moet worden geaccepteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[ROTATION]
Instelling Beschrijving
±10° (standaardinstelling) Stel het bereik voor accepteerbare kantelwaarden in.
±20°
±30°
±45°
Hoe groter het bereik, des te langer de benodigde meettijd.
66
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 68
Meetvoorwaarden aanpassen
BRIGHT
Detectie-inhoud wijzigen
Selecteer de inhoud waarvan u de helderheid wilt detecteren.
MENU-modus-[CUSTM]-[METHOD]
Instelling Beschrijving
AVERAGE (standaardinstelling)
DEVIATION Er wordt detectie uitgevoerd op basis van plotselinge dichtheidswijzigingen
Teachbeeld
Er wordt detectie uitgevoerd op basis van helderheid (gemiddelde dichtheid). Om te bepalen of een object lichter of donkerder is, wordt vergeleken met de dichtheid die tijdens het teachen is ingesteld.
(dichtheidsafwijking). Selecteer deze optie om de aanwezigheid van krassen of stof te detecteren.
Sectie 3
Sectie 3 CONFIGURATIE
Wanneer [AVERAGE] is ingesteld
OK
Wanneer [DEVIATION] is ingesteld
OK OK NG NG
is de evaluatie OK als er geen dichtheidswijziging is, zelfs als de dichtheid verschilt
NG
is de evaluatie NG wanneer de dichtheid verschilt
NG
is de evaluatie NG als er een dichtheidswijziging is
Gebruikershandleiding
ZFV
67
Page 69
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
AREA
Zwart/wit-beelden omkeren
Keer het weergegeven binaire beeld om. Aangezien de meting wordt uitgevoerd op witte pixels, moet u het deel van het gemeten gebied selecteren dat moet worden ingesteld op witte pixels.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Niveau voor binaire conversie wijzigen
Stel het niveau in voor de conversie van het contrastbeeld met 256 waarden (dat is verzonden door de sensorkop) naar een binair beeld.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
Instelling Beschrijving
WHITE (standaardinstelling)
BLACK
Selecteer het deel van het meetgebied dat moet worden ingesteld op witte pixels.
MENU-modus-[CUSTM]-[BINARY]
Instelling Beschrijving
0 tot 255 Aangezien de meting wordt uitgevoerd op witte pixels, moet u het niveau voor
binaire conversie zo instellen dat het meetgebied wordt geconverteerd naar witte pixels.
Boven-/ ondergrens
Onder­grens
Toetsen LINKS/RECHTS: boven-/ondergrens selecteren. Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Bovengrens
68
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 70
Meetvoorwaarden aanpassen
WIDTH
Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Teachzone
Sectie 3
Als u deze breedte wilt detecteren
COLOR: BLACK DIRECTION :
Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden gedetecteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
Instelling Beschrijving
WHITE (standaardinstelling)
BLACK Een wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
Randdetectierichting selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
Instelling Beschrijving
Er wordt in verticale richting gezocht.
(standaardinstelling)
Er wordt in horizontale richting gezocht.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
69
Page 71
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
POSITION
Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Als u deze positie wilt detecteren
Sectie 3 CONFIGURATIE
Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden gedetecteerd.
COLOR: BLACK DIRECTION :
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
Instelling Beschrijving
WHITE (standaardinstelling)
BLACK Een wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
Randdetectierichting selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
Instelling Beschrijving
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
(standaardinstelling)
Er wordt van links naar rechts gezocht.
70
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 72
Meetvoorwaarden aanpassen
COUNT
Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Sectie 3
Als u dit nummer wilt detecteren
COLOR: BLACK DIRECTION :
Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden gedetecteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
Instelling Beschrijving
WHITE (standaardinstelling)
BLACK Een wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
Randdetectie selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
Instelling Beschrijving
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
(standaardinstelling) Er wordt van links naar rechts gezocht.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
71
Page 73
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
CHARA/CHARA 1, CHARA 2
De modelregistratievoorwaarden voor tekens instellen
Deze optie verschijnt alleen wanneer [CHARA 2] is ingesteld. Selecteer het aantal tekens in de vooraf ingestelde teachzone. Selecteer het aantal tekens binnen een bepaald aantal tekens op een of twee regels.
Sectie 3 CONFIGURATIE
Selectierichtlijnen
• 8 tekens, 1 regel
1LINE NORMAL
• 8 tekens, 2 regels
2LINE NORMAL
MENU-modus-[CUSTM]-[MDL DIV]
Instelling Beschrijving
1LINE SHORT Selecteer deze optie als de tekenreeks uit zes tekens of minder op één regel
bestaat.
1LINE NORMAL (standaardinstelling)
1LINE LONG Selecteer deze optie als de tekenreeks uit vijftien tekens of minder op één
2LINE SHORT Selecteer deze optie als de tekenreeks uit zes tekens of minder op twee regels
2LINE NORMAL Selecteer deze optie als de tekenreeks uit acht tekens of minder op twee
Het aantal tekens in de vorige tabel dient slechts ter referentie. Wanneer het geselecteerde item meer tekens dan het referentieaantal bevat, vermindert de nauwkeurigheid van de metingen.
Selecteer deze optie als de tekenreeks uit acht tekens of minder op één regel bestaat.
regel bestaat.
bestaat.
regels bestaat.
72
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 74
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
Aangeven of er positiecompensatie moet worden uitgevoerd
Stel positiecompensatie in om de detectienauwkeurigheid te verhogen in de volgende situaties:
Wanneer er een patroon voorkomt in het detectiebereik
Wanneer gedrukte tekst niet op de juiste plaats staat
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE]
Instelling Beschrijving
NONE De positie wordt niet gecorrigeerd.
MODEL Het model wordt gebruikt om de positie te corrigeren.
Selecteer deze optie wanneer er een kenmerkend deel is, zoals een hoek van een tekstvak.
Model
EDGE De randpositie wordt gebruikt om de positie te corrigeren.
Rand
Sectie 3 CONFIGURATIE
Inhoud van positiecompensatie selecteren
Modellen registreren
Stel deze optie in als [MODEL] is ingesteld op [MODE]. Geef de linkerboven- en linkerbenedencoördinaten van het model op.
Model
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[MODEL]
Gebruikershandleiding
ZFV
73
Page 75
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel deze optie in als [EDGE] is ingesteld op [MODE]. Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Sectie 3 CONFIGURATIE
• Kleur van randen selecteren Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden gedetecteerd.
• Randdetectierichting selecteren Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
Voorbeeld
Als u de positie wilt corrigeren op basis van deze rand
COLOR: BLACK EDGE:
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[COLOR]
Instelling Beschrijving
WHITE Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
BLACK (standaardinstelling)
Een wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
74
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[DIRECTION]
Instelling Beschrijving
(standaardinstelling) Er wordt van beneden naar boven gezocht.
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
Er wordt van links naar rechts gezocht.
Er wordt van rechts naar links gezocht.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 76
Meetvoorwaarden aanpassen
Zoekgebied wijzigen
Wijzig het gebied waarin randen of het model wordt gezocht. Geef de linkerboven- en linkerbenedencoördinaten van het gebied op.
Sectie 3
Zoekgebied
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[SEARCH AREA]
Bij het zoeken van randen Kan alleen worden gemeten wanneer het zoekgebied een rand bevat; Moet u het verplaatsingsbereik van het werkstuk in acht nemen bij het bepalen van de grootte en positie van het gebied.
Goed Goed Fout
Zoekgebied
Sectie 3 CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
75
Page 77
Sectie 3 Meetvoorwaarden aanpassen
MEMO
Sectie 3 CONFIGURATIE
76
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 78
Sectie 4 APPENDIX
Problemen oplossen 78
Foutberichten en oplossingen 79
Vragen en antwoorden 80
Lijst weergegeven items in Run-modus 81
Specificaties en externe afmetingen 83
INDEX 89
Sectie 4 APPENDIX
Gebruikershandleiding
ZFV
77
Page 79
Sectie 4 Problemen oplossen

Problemen oplossen

In deze sectie wordt beschreven hoe u tijdelijke hardwareproblemen kunt oplossen. Raadpleeg de oplossing uit deze sectie voordat u de hardware voor reparatie verzendt.
Sectie 4 APPENDIX
Probleem Waarschijnlijke oorzaak en mogelijke oplossing
OUTPUT-indicator brandt niet. • Controleer de instelling van [SYS2]-[OUTPUT]-[ON STATUS].
Als u de indicator wilt laten branden (OUTPUT-signaal ON) wanneer de evaluatie OK is, selecteert u [OK ON]. Als u de indicator wilt laten branden (OUTPUT-signaal ON) wanneer de evaluatie NG is, selecteert u [NG ON].
RUN-indicator brandt niet. • Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN? p.44
LCD-scherm is donker. • Is de Eco-modus ingesteld?
De Eco-modus was ingesteld als automatisch de oorspronkelijke helderheid wordt hersteld wanneer u op een willekeurige toets drukt. Als de Eco-modus is geannuleerd, blijft de helderheid behouden. In dat geval vermindert echter de levensduur van de LCD-achtergrondverlichting. Daarom wordt u aangeraden de Eco-modus te gebruiken.
Er verschijnen geen beelden. • Is de sensorkopconnector goed aangesloten?
• Is de helderheid van de LED-verlichting donker ingesteld?
Er verschijnen geen meetresultaten.
Het TRIG-signaal (ingangssignaal) wordt niet geaccepteerd.
Het OUTPUT-signaal wordt niet verzonden.
Het ENABLE-signaal wordt niet op ON gezet.
Er wordt niet tussen banken geschakeld, zelfs niet als het bankschakelsignaal vanaf een extern apparaat wordt ontvangen.
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN? p.44
• Zijn alle kabels goed aangesloten?
• Is de signaallijn losgekoppeld?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
• Wordt het TRIG-signaal ontvangen?
• Zijn alle kabels goed aangesloten?
• Is de signaallijn losgekoppeld?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN? p.44
• Is de methode voor het schakelen tussen banken ingesteld op [I/O]? Als deze methode is ingesteld op [KEY], kan alleen via de toetsen worden geschakeld. In dat geval wordt de externe invoer van BANK 1 tot 3 niet geaccepteerd.
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
Pagina’s
p.61
p.60
p.40 p.65
p.31
p.44
p.31
p.44
p.58
p.44
78
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 80

Foutberichten en oplossingen

Foutberichten en oplossingen
Sectie 4
Foutberichten Oorzaak Oplossing
HEAD IS NOT CONNECTED
NEIGHBOR UNIT IS NOT CONNECTED
SYSTEM ERROR ERROR CODE ??
TEACHING FAILED
De sensorkop is niet goed aangesloten. Zorg dat de sensorkop goed is
aangesloten.
De versterkers zijn niet goed op elkaar aangesloten.
FPGA kan niet worden geconfigureerd. LCD kan niet worden geïnitialiseerd. Versterker kan niet worden herkend. Gegevens kunnen niet worden geladen uit het Flash-geheugen. Onjuiste hardwarebewerking. Onjuiste softwarebewerking.
Het object is niet goed geprojecteerd. De teachzone is niet op de juiste positie ingesteld.
Zorg dat de versterkers goed zijn aangesloten.
De versterker is defect. Neem contact op met uw OMRON­vertegenwoordiger.
Stel de zone zo in dat het object in de 'zichthoek' wordt geprojecteerd. Zorg dat de juiste teachzone is ingesteld.
Pagina’s
p.38
p.27
-
p.38 p.49
In de volgende situaties verschijnen geen foutberichten maar wordt het ERROR-signaal op ON gezet.
Oorzaak Oplossing
TRIG is ontvangen terwijl ENABLE op OFF stond.
Er kan niet worden geteached vanaf een extern apparaat.
Wacht tot ENABLE op ON staat en zorg vervolgens dat TRIG wordt ontvangen.
Stel de zone zo in dat het object in de 'zichthoek' wordt geprojecteerd. Zorg dat de juiste teachzone is ingesteld. Zorg dat de juiste TRIG-timing wordt gebruikt in de modus Objectprogrammering - in beweging.
Pagina’s
p.34
p.38
p.49
p.34
Sectie 4 APPENDIX
Gebruikershandleiding
ZFV
79
Page 81
Sectie 4 Vragen en antwoorden

Vragen en antwoorden

Vraag Antwoord
Kan ik de LED-lichtuitstraling van de sensorkop uitschakelen?
Ja. [CUSTM]-Stel [LIGHT] in op [0000].
p.65
Sectie 4 APPENDIX
Hoe stel ik een zo kort mogelijke meettijd in?
Het teachen verloopt niet goed. Wat moet ik doen?
Er zijn twee manieren om een kortere meettijd in te stellen:
• Stel [CUSTM]-[IMAGE RATE] in op [HIGH SPEED]. De beeldverwerking is echter niet zo nauwkeurig en de nauwkeurigheid van de metingen vermindert.
p.59
• Zet de schermweergave tijdens het meten op 'alleen beeldweergave'. De meettijd kan evenredig met de weergavetijd worden verminderd.
p.57
• Modus Objectprogrammering - in beweging Wellicht bevindt het object zich niet goed in de teachzone. Schakel de modus Objectprogrammering - vast in of programmeer met de toetsen.
• Wellicht is een beeld te donker of te licht. Pas de lichtuitstraling aan met [CUSTM]-[LIGHT] zodat het object duidelijk wordt geprojecteerd en voer vervolgens opnieuw het teachen uit.
p.65
80
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 82
Sectie 4

Lijst weergegeven items in Run-modus

Lijst weergegeven items in Run-modus
De volgende tabellen bevatten de tekens die op de LCD-monitor verschijnen, evenals de betekenis ervan. Tekens tussen haakjes (
Items samen weergegeven met [ITEM]
Weergegeven tekens Betekenis
AVE Gemiddelde waarde van meetresultaat
DRANGE Min. en max. meetresultaat
JG Evaluatieresultaat (OK/NG)
MCONT Aantal metingen (1 tot 9999999)
NG% NG-verhouding (aantal NG's/aantal metingen)
TH Drempelwaarde voor evaluatie
TIME Meettijd
) verschijnen in de extra grote weergavemodus.
XX – YY (min.waarde – max.waarde)
Bij de boven-/ondergrenzen wordt XX – YY (ondergrens – bovengrens) weergegeven.
De kortste meettijd wanneer het weergavebeeld is ingesteld op 'alleen beeldweergave'.
Sectie 4 APPENDIX
Items afzonderlijk weergegeven
SEARCH, MATCH, CHARA 2
Weergegeven tekens Betekenis
SCORE(SCR) Correlatiewaarden van berekend model
BRIGHT
Weergegeven tekens Betekenis
DENAVE(DAV) Gemiddelde dichtheid
DENDEV(DEV) Dichtheidsdistributie
AREA
Weergegeven tekens Betekenis
MES Zonewaarde (waarde berekend door normalisering met de zonewaarde die
tijdens het programmeren als 100 is genomen)
POSITION
Weergegeven tekens Betekenis
GAP Afwijking van referentiepositie
WIDTH
Weergegeven tekens Betekenis
WID Randbreedte
Gebruikershandleiding
ZFV
81
Page 83
Sectie 4 Lijst weergegeven items in Run-modus
Sectie 4 APPENDIX
COUNT
Weergegeven tekens Betekenis
COUNT(CNT) Telling
CHARA 1
Weergegeven tekens Betekenis
MES Zonewaarde (waarde berekend door normalisering met de zonewaarde die
tijdens het programmeren als 100 is genomen)
DENAVE(DAV) Gemiddelde dichtheid
DENDEV(DEV) Dichtheidsdistributie
82
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 84

Specificaties en externe afmetingen

Specificaties en externe afmetingen
Sensorkop
ZFV-SR10/SR50
17,9
34
Montagestuk kan aan willekeurige kant worden geplaatst.
30,1
Afmetingen van montageboring
33
Sectie 4
(Eenheid: mm)
20
2-M4
diepte 6
1/4-20 UNC diepte 6
2-M4
20 0,1
Sectie 4 APPENDIX
4,5 4,5
33,6
23,3
32
4,5
32
4,5
17,9
67,9
5,6
12,8 dia.
Warmtebestendig PVC, afgeschermde kabel, 5,8 mm dia., standaardlengte 2 m
8,5
30
(6,36)
4
30
(6,36)
Gebruikershandleiding
ZFV
83
Page 85
Sectie 4 Specificaties en externe afmetingen
Item ZFV-SR10 (Smal gezichtsveld) ZFV-SR50 (Breed gezichtsveld)
Detectieafstand (L) 34 tot 49 mm 38 tot 194 mm
Detectiebereik (H×V) 5 × 4,6 mm tot 9 × 8,3 mm 10 × 9,2 mm tot 50 × 46 mm
Relatie tussen detectieafstand en ­bereik
Detectieafstand
(L)
Detectieafstand
(L)
Sectie 4 APPENDIX
49 mm
34 mm
5 mm 9 mm
Detectiebereik (H)
Geleidingslicht Bijgeleverd (midden, detectiezone)
Ingebouwde lens Focus: f15,65 Focus: f13,47
Verlichtingsmethode object
Lichtbron object Acht rode LED's
Detectie-element CCD van 8,4 mm, gedeeltelijke scan
Sluiter Elektronische sluiter, sluitersnelheid: 1/1000 tot 1/4000
Aansluitspanning 15 VDC (geleverd door versterker)
Stroomverbruik Ongeveer 200 mA
Diëlektrische sterkte 1000 VAC, 50/60 Hz gedurende 1 min
Trillingsbestendigheid (vernieling)
Schokbestendigheid (vernieling)
Omgevingstemperatuur
Vochtigheidsgraad Bedrijf en opslag: 35% tot 85% (zonder condensatie)
Omgevingslucht Moet vrij zijn van corroderende gassen.
Aansluitmethode Vooraf bedraad, standaardkabellengte: 2 m
Beschermingsgraad IEC60529, IP65
Materiaal Behuizing: ABS, Montagebeugel: PBT
Gewicht Ongeveer 200 g (inclusief montagebeugel en snoer)
Toebehoren Montagebeugel (1), ferrietkern (1) en instructieblad
Pulsverlichting
10 tot 150 Hz, 0,35 mm met enkele amplitude, 10 maal elk, gedurende 8 min in de X-, Y- en Z-richting
2
150 m/s achteruit)
In bedrijf: 0 tot 40 °C, opslag: -25 tot 65 °C (zonder ijsvorming of condensatie)
, drie maal elk in zes richtingen (omhoog/omlaag, links/rechts, vooruit/
194 mm
38 mm
10 mm
50 mm
Detectiebereik (H)
84
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 86
Versterker
ZFV-A
Sectie 4
Specificaties en externe afmetingen
(Eenheid: mm)
11,7 dia.
60
4,6
90 90
3,9
52,5
23,2
4,2
18
Warmtebestendig PVC, afgeschermde kabel, 5,2 mm dia., standaardlengte 2 m
23,4
Sectie 4 APPENDIX
14,8
Gebruikershandleiding
ZFV
85
Page 87
Sectie 4 Specificaties en externe afmetingen
Sectie 4 APPENDIX
Item
Uitvoermethode NPN PNP NPN PNP
Inspectie-items Patroon (PTRN) en helderheid (BRGT) Patronen (PTRN), helderheid (BRGT),
Teachzone Rechthoekig, één zone
Grootte van teachzone • Patroon (PTRN) en helderheid (BRGT): willekeurige rechthoekige zone
Detectiezone Volledig scherm
Resolutie max. 468 × 432 (H × V)
Bankselectie Ondersteuning voor 8 banken.
Responstijd Patroon (PTRN) en helderheid (BRGT): hoge snelheid: 4 ms, standaard: 8 ms,
Overige functies Schakeling besturingsuitgang: ON voor OK of ON voor NG
Uitgangssignalen (1) Besturingsuitgang (OUTPUT), (2) Uitgang inschakelen
Ingangssignalen
Sensorkopinterface Digitale interface
Beeldweergave Compact TFT-LCD van 45,7 mm (aantal pixels: 557 × 234)
Indicatielampjes • Indicator evaluatieresultaat (OUTPUT) • Indicator inspectiemodus (RUN)
Bedieningsinterface
Aansluitspanning 20,4 tot 26,4 VDC (inclusief rimpelspanning)
Stroomverbruik max. 600 mA (als sensorkop is aangesloten)
Diëlektrische sterkte
Ongevoeligheid voor ruis 1 kV, pulsstijging: 5 ns, pulsbreedte: 50 ns, burstduur: 15 ms, cyclus: 300 ms
Trillingsbestendigheid
Schokbestendigheid
Omgevingstemperatuur In bedrijf: 0 tot 50 °C
Vochtigheidsgraad Bedrijf en opslag: 35% tot 85%
Omgevingslucht Moet vrij zijn van corroderende gassen.
Beschermingsgraad IEC60529, IP20
Materiaal Polycarbonaat
Gewicht Ongeveer 300 g (inclusief snoer)
Toebehoren Ferrietkern (1) en instructieblad
Modellen met één functie Standaardmodellen
ZFV-A10 ZFV-A15 ZFV-A20 ZFV-A25
zone (AREA), breedte (WID), positie (POSI), aantal (CNT) en tekens (CHAR)
(max. 256 × 256)
• Zone (AREA), breedte (WID), positie (POSI), aantal (CNT), tekens (CHAR): willekeurige rechthoekige zone (max. volledig scherm)
hoge nauwkeurigheid: 12 ms (zonder gedeeltelijke scan) Zone (AREA), breedte (WID), positie (POSI), aantal (CNT), tekens (CHAR): 128 × 128: max. 15 ms
In-/uitschakelvertraging, impulsuitgang, 'ECO'-modus
(ENABLE), (3) Foutuitgang (ERROR)
(1) Ingang voor synchrone meting (TRIG) of continue meting (TRIG), geschakeld via menu. (2) Bankselectie-ingangen (BANK1 tot BANK3) (3) Objectprogrammering - vast (TEACH) of Objectprogrammering - in beweging
(TEACH), geschakeld via menu.
• Cursortoetsen (omhoog, omlaag, links, rechts) • Insteltoets (SET) • Escape-toets (ESC)
• Schakelen tussen bedrijfsmodi (schuifknop) • Schakelen tussen menu's (schuifknop)
• Toets voor schakelen tussen teachen/display (TEACH/VIEW)
1000 VAC, 50/60 Hz gedurende 1 minuut tussen aansluitdraden en behuizing van versterker
Mechanisch: 10 tot 150 Hz, 0,1 mm met enkele amplitude, 10 maal elk, gedurende 8 min in de X-, Y­en Z-richting
Mechanisch: 150 m/s2, drie maal elk in zes richtingen (omhoog/omlaag, links/rechts, vooruit/ achteruit)
Opslag: –25 tot 65 °C (zonder ijsvorming of condensatie)
86
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 88
Adapters voor paneelmontage
ZS-XPM1/XPM2 Bij montage op een paneel
(60 n)+12
60 n
Paneel
90
Sectie 4
Specificaties en externe afmetingen
13
3
122
(Eenheid: mm)
DIN-rail
(140)
Opm. 1: De weergegeven afmetingen gelden voor een paneeldikte van 2,0 mm.
Afmetingen van paneelboringen
(60 n)+8
n: aantal in set gemonteerde controllers (1 tot 10)
Item ZS-XPM1 (voor eerste unit) ZS-XPM2 (vanaf tweede unit)
Uitvoering
Adapter voor paneelmontage
116 1
Paneel
(37,5)
(2)
(Opmerking 1)
Sectie 4 APPENDIX
Trillingsbestendigheid (vernieling)
Schokbestendigheid (vernieling)
Materiaal Polycarbonaat (PC), enz.
Gewicht Ongeveer 50 g
10 tot 150 Hz, 0,7 mm met dubbele amplitude, 80 min. elk in de X-, Y- en Z-richting
300 m/s2 drie maal elk in zes richtingen (omhoog/omlaag, links/rechts, vooruit/ achteruit)
Gebruikershandleiding
ZFV
87
Page 89
Sectie 4
0
0
8
0
0
Specificaties en externe afmetingen
Controller Link-unit
ZS-XCN
Sectie 4 APPENDIX
11,5
13,4
1
39,5
(Eenheid: mm)
4,6
Item ZS-XCN
Omgevingstemperatuur In bedrijf: 0 tot 50 °C, opslag: –15 tot +60 °C (zonder ijsvorming of condensatie)
Vochtigheidsgraad Bedrijf en opslag: 35% tot 85% (zonder condensatie)
Trillingsbestendigheid (vernieling)
Schokbestendigheid (vernieling)
Materiaal Polycarbonaat (PC), enz.
Gewicht Ongeveer 10 g
10 tot 150 Hz, 0,7 mm met dubbele amplitude, 80 min. elk in de X-, Y- en Z-richting
300 m/s2 drie maal elk in zes richtingen (omhoog/omlaag, links/rechts, vooruit/ achteruit)
ZFV
88
Gebruikershandleiding
Page 90

INDEX

Sectie 4
INDEX
A
Aanpassen, lichtuitstraling 65 Aansluitschema's 32 Aantal 55 ADJ, modus 44 ALL CLEAR 60 AVERAGE 67
B
BANK 58 Bank 58
banken kopiëren 58 banken wissen 58 de methode voor het schakelen
tussen banken instellen 58
schakelen tussen banken 58 Basisconfiguratie 16 Bedrijfsmodi 44 Binaire conversie 68 BINARY 68 Brandpuntregeling 20 Breed gezichtsveld 84
DIRECTION 69, 70, 71, 74 Drempelwaarden 53
AREA 54 BRIGHT 53 CHARA 1 56 CHARA 2 56 COUNT 55 MATCH 53 POSITION 55 SEARCH 53 WIDTH 54
E
ECO MODE 60 Eco-modus 60 Expertmenu 44
G
Gemiddelde dichtheid 53
I
Sectie 4 APPENDIX
C
CLEAR 58 COLOR 68, 70, 71, 74 Configuratiegegevens initialiseren 60 COPY 58 Correlatiewaarde 53, 56
D
Detectiebereik 38, 84 Detectie-inhoud 49
aantal 49
breedte 49
grootte/zone 49
helderheid/krassen, stof 49
patroon/vorm/aanwezigheid 49
positie 49
tekens 49 DEVIATION 67 Dichtheidsafwijking 53 Dichtheidsdistributie 56
I/O-kabel 31 IMAGE RATE 59 Impulsuitgang 61
continue meting 61 synchrone meting 61 uitvoertijd 62
Ingang/uitgang 61
impulsuitgang 61
ON-voorwaarden 61 Inschakelvertragingstijd 62 Installatie 22
DIN-rail 23
monteren als set 27
paneel 25 Installatieafstand 38
K
Koppelingsconnector 19
Gebruikershandleiding
ZFV
89
Page 91
Sectie 4 INDEX
L
M
Sectie 4 APPENDIX
O
P
LIGHT 65
MDL DIV 72 MEAS TYPE 59 MENU, modus 44
beschrijving van modus MENU 44
lijst met instelopties 46 Menuselectieschakelaar 18 METHOD 67 Meting 57
meettijd 57
meettijd aanpassen 59
meettiming 59
tussen weergaven schakelen
tijdens metingen 57 MODE 73 MODEL 73 Modellen met één functie 86 Modus 44 Modus RUN 44 Modusselectieschakelaar 18
OFF DELAY 63 ON DELAY 62 ON STATUS 61 Onderdelen, naam en functies 18
Sensorkop 20
Versterker 18 ONE SHOT 62 OUTPUT 64 OUTPUT TIME 62
Positie 55
Randniveau 54, 55 Rotatiebereik 66 ROTATION 66
S
Schakelen tussen menu's 44 Schakelen tussen weergaven 57 SEARCH AREA 66, 75 Sensorkop 37
ferrietkern aansluiten 37 installatieafstand 38 montagestuk aanbrengen 37 sensorkop aansluiten 40 specificaties en externe
afmetingen 83 Set, monteren als 27 Smal gezichtsveld 84 Standaardmenu 44 Standaardmodellen 86 SWITCH 58
T
TEACH TYPE 59 Teach-in 35
AREA 50 BRIGHT 50 CHARA 52 COUNT 51 Objectprogrammering -
in beweging 36
Objectprogrammering - vast 35 POSITION 51 teachopties 49 WIDTH 51
Teach-inT
PATTERN 49
Teach-inTeach-in
Teachprocedure 48
TRIG 64
90
R
Rand 69
kleur van randen 69, 70, 71 randdetectierichting 69, 70, 71
Randbreedte 54
ZFV
Gebruikershandleiding
U
Uitgebreide configuratie voor extra
toepassingen 16, 63
Uitschakelvertragingstijd 63
Page 92
V
Versie 60 VERSION 60 Versterker 23
De versterker installeren 23 ferrietkern aansluiten 23 specificaties en externe
afmetingen 85
Voedingsspanning 16
W
Werking van de toetsen 45 Werkingsdiagrammen 34
continue meting 34 synchrone meting 34
Z
Sectie 4
INDEX
Sectie 4 APPENDIX
Zoekgebied 66 Zonewaarde 54
Gebruikershandleiding
ZFV
91
Page 93
Sectie 4 Revisieoverzicht
Sectie 4 APPENDIX
Revisieoverzicht
Een handleidingsrevisiecode wordt als suffix weergegeven rechts van het catalogus­nummer onder aan de eerste en laatste pagina van deze handleiding.
Z207-NL1-01Cat. No.
Revisiecode
Revisiecode Datum Gewijzigde inhoud
01 Augustus 2004 Originele productie
92
ZFV
Gebruikershandleiding
Loading...