Lees dit document zorgvuldig en zorg dat u de inhoud begrijpt voordat u de producten gebruikt. Neem bij
vragen of opmerkingen contact op met uw OMRON-contactpersoon.
GARANTIE
De exclusieve garantie van OMRON houdt in, dat de producten gedurende één jaar (dan wel gedurende
een andere aangegeven periode) vanaf de verkoopdatum van OMRON vrij van defecten in materiaal en
vakmanschap zijn.
OMRON VERSTREKT GEEN ENKELE GARANTIE OF WAARBORG, NOCH EXPLICIET NOCH IMPLICIET, MET BETREKKING TOT DE NALEVING VAN TOEPASSELIJKE REGELS EN VOORSCHRIFTEN,
DE VERKOOPBAARHEID DAN WEL DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL VAN DE PRODUCTEN. KOPER OF GEBRUIKER ERKENT DAT DE KOPER OF GEBRUIKER ALLEEN HEEFT
BEPAALD DAT DE PRODUCTEN OP GESCHIKTE WIJZE AAN DE VEREISTEN VAN DE GEPLANDE
TOEPASSING ZULLEN VOLDOEN. OOK ALLE ANDERE GARANTIES, HETZIJ EXPLICIET HETZIJ
IMPLICIET, WORDEN DOOR OMRON AFGEWEZEN.
AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKINGEN
OMRON ACCEPTEERT GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR SPECIALE SCHADEN, INDIRECTE SCHADEN DAN WEL GEVOLGSCHADEN, GEDERFDE WINSTEN OF VERLIEZEN DIE OP
WELKE WIJZE DAN OOK MET DE PRODUCTEN IN VERBAND STAAN, ONGEACHT OF DEZE AANSPRAKELIJKHEID GEBASEERD IS OP EEN CONTRACT, GARANTIE, NALATIGHEID OF RISICOAANSPRAKELIJKHEID.
In geen geval zal de aansprakelijkheid van OMRON uitstijgen boven de prijs van het product waarop de
garantieclaim is gebaseerd.
IN GEEN ENKEL GEVAL ZAL OMRON AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR GARANTIECLAIMS, REPARATIECLAIMS OF ANDERE CLAIMS MET BETREKKING TOT DE PRODUCTEN, TENZIJ DE ANALYSE VAN OMRON BEVESTIGT DAT DE PRODUCTEN OP CORRECTE WIJZE WERDEN
BEHANDELD, OPGESLAGEN, GEÏNSTALLEERD EN ONDERHOUDEN, ALSMEDE NIET ZIJN ONDERWORPEN AAN VERONTREINIGINGEN, ONOORDEELKUNDIG GEBRUIK OF ONDESKUNDIGE WIJZIGINGEN OF REPARATIES.
GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK
OMRON is niet verantwoordelijk voor de naleving van standaarden, codes of voorschriften die van toepassing zijn op de combinatie van de producten binnen de toepassing van de klant of het gebruik van het product.
Op verzoek van de klant legt OMRON toepasselijke certificatiedocumenten van derden voor die de nominale waarden en gebruiksbeperkingen voor de producten bevatten. Deze informatie volstaat echter niet voor
een complete bepaling van de geschiktheid van de producten in combinatie met het eindproduct, de
machine, het systeem, of een andere toepassing of ander gebruik.
Hierna volgen voorbeelden van toepassingen waarvoor bijzondere aandacht is vereist. Deze lijst is niet
bedoeld als compleet overzicht van alle mogelijke gebruikstoepassingen van de producten en impliceert
evenmin dat de gebruikstoepassingen in de lijst geschikt zijn voor de producten:
• buitengebruik, gebruik met mogelijke vervuiling door chemicaliën of elektrische interferentie, of omstandigheden of gebruikstoepassingen die niet in dit document zijn beschreven;
• besturingssystemen met toepassing van nucleaire energie, verbrandingssystemen, spoorwegsystemen,
luchtvaartsystemen, medische apparatuur, amusementstoestellen, voertuigen, veiligheidsapparatuur, en
installaties waarvoor aparte regelgeving van de industrie of de overheid geldt;
• systemen, machines en apparatuur waarbij gevaar voor persoonlijke of materiële schade bestaat.
Stel u op de hoogte van alle verbodsbepalingen die op de producten van toepassing zijn en houd u aan
deze bepalingen.
ZFV
Gebruikershandleiding
2
Page 4
Introductie
GEBRUIK DE PRODUCTEN NOOIT VOOR EEN TOEPASSING WAARBIJ ERNSTIG GEVAAR VOOR
PERSOONLIJKE OF MATERIËLE SCHADE BESTAAT ZONDER U ERVAN TE OVERTUIGEN DAT HET
SYSTEEM ALS GEHEEL IS ONTWORPEN OM AAN DERGELIJKE GEVAREN HET HOOFD TE KUNNEN
BIEDEN EN DAT HET PRODUCT VAN OMRON DE JUISTE SPECIFICATIES HEEFT, ALSMEDE VOOR
HET TOEPASSELIJKE GEBRUIKSDOEL BINNEN DE ALGEHELE APPARATUUR OF HET SYSTEEM IS
GEÏNSTALLEERD.
PRESTATIEGEGEVENS
Prestatiegegevens die in dit document worden gegeven, dienen slechts als leidraad voor de gebruiker bij
het bepalen van de geschiktheid en vormen geen garantie. Deze gegevens kunnen het resultaat zijn van de
testvoorwaarden van OMRON en zullen door de gebruikers aan de feitelijke vereisten van de toepassing
moeten worden getoetst. De feitelijke prestaties vallen onder de Garantie en aansprakelijkheidsbeperking
van OMRON.
WIJZIGING VAN TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens en accessoires van producten kunnen op elk moment worden gewijzigd wegens verbeteringen of andere redenen.
Wij wijzigen onze modelnummers wanneer gepubliceerde nominale waarden of eigenschappen veranderen,
of wanneer belangrijke constructiewijzigingen zijn aangebracht. Sommige productspecificaties kunnen echter zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. In geval van twijfel kunnen op uw verzoek speciale modelnummers worden toegekend om basisspecificaties van uw toepassing op te lossen of te
implementeren. U kunt op elk gewenst moment contact opnemen met uw OMRON-vertegenwoordiger voor
de actuele technische gegevens van de producten die u hebt aangeschaft.
Introductie
AFMETINGEN EN GEWICHTEN
De afmetingen en gewichten zijn nominale waarden en worden niet gebruikt voor fabricagedoeleinden, zelfs
wanneer hierbij toleranties worden vermeld.
FOUTEN EN OMISSIES
De informatie in dit document is zorgvuldig gecontroleerd en wij vertrouwen erop dat deze nauwkeurig is.
Wij wijzen echter alle aansprakelijkheid voor administratieve fouten, typografische fouten of revisiefouten, of
voor omissies af.
PROGRAMMEERBARE PRODUCTEN
OMRON is niet aansprakelijk voor het programmeren door de gebruiker van een programmeerbaar product,
of voor gevolgen daarvan.
AUTEURSRECHT EN TOESTEMMING VOOR KOPIËREN
Dit document mag niet zonder toestemming worden gekopieerd voor verkoop- of advertentiedoeleinden.
Dit document wordt door het auteursrecht beschermd en is uitsluitend voor gebruik met het product bedoeld.
U moet ons op de hoogte brengen wanneer u dit document gaat kopiëren of reproduceren, ongeacht de
manier of het doel van het kopiëren of de reproductie. Als u dit document kopieert of doorgeeft, moet het als
één geheel worden gekopieerd of doorgegeven.
Gebruikershandleiding
ZFV
3
Page 5
Introductie
Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik
Introductie
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen voor een veilig gebruik van de producten.
Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik
(1) Installatieomgeving
• Gebruik het product niet in omgevingen waar het kan blootstaan aan ontvlambare of
explosieve gassen.
• Zorg bij de installatie van de versterker dat de ventilatieopeningen niet zijn
geblokkeerd.
• Voor veilig bedrijf en onderhoud mag u het product niet installeren in de buurt van
hoogspanningsapparatuur of voedingsapparatuur.
• Zorg dat de schroeven goed worden aangedraaid tijdens de installatie.
(2) Voeding en aansluiting
• De voedingsspanning moet zich binnen het nominale bereik bevinden
(24 VDC±10%).
• Zorg dat de polariteit van de voedingspolen niet wordt omgekeerd.
• Open-collectoruitgangen mogen niet worden kortgesloten.
• Gebruik de voeding binnen de voorgeschreven bereikwaarden voor belasting.
• Hoogspanningskabels en voedingskabels moeten apart worden bedraad vanaf dit
product. Als u ze samen bedraadt of in dezelfde leiding plaatst, kan inductie optreden,
waardoor de apparatuur kan worden beschadigd of defect kan raken.
(3) Overige
• Zorg dat de schroeven goed worden aangedraaid tijdens de installatie.
• Probeer het product niet te demonteren, te repareren of te modificeren.
• Behandel dit product bij het weggooien als industrieel afval.
• Als u iets abnormaals vaststelt, moet u onmiddellijk het gebruik van het product
stoppen, de voeding uitschakelen en contact opnemen met uw OMRONvertegenwoordiger.
ZFV
Gebruikershandleiding
4
Page 6
Introductie
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om werkingsproblemen, defecten of ongewenste
effecten tijdens het gebruik van het product te voorkomen.
(1) Installatielocatie
Installeer het product niet op locaties waar het kan blootstaan aan de volgende
omstandigheden:
• relatieve vochtigheidsgraad van minder dan 35% of meer dan 85%
• aanwezigheid van corroderende of ontvlambare gassen
• aanwezigheid van stof, zout of ijzerdeeltjes
• directe trillingen of schokken
• reflectie van intens licht (bijvoorbeeld andere laserstralen of elektrische booglasmachines)
• direct zonlicht of verwarmingstoestellen
• water, olie, of chemische dampen of nevel
• sterke magnetische of elektrische velden
Introductie
(2) Voeding en aansluiting
• Als u een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator gebruikt, dient u de FGaansluitklem te aarden.
• Als er piekspanningen aanwezig zijn in de voedingslijnen, dient u spanningsdempers
aan te sluiten die geschikt zijn voor de gebruiksomgeving.
• Voordat u de voeding inschakelt nadat het product is aangesloten, controleert u of de
voedingsspanning correct is, de aansluitingen goed zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld geen
uitgangskortsluiting) en de belastingsstroom geschikt is voor de toepassing. Als de
aansluitingen niet correct zijn, kan het product defect raken.
• Voordat u de sensorkop aansluit of loskoppelt, controleert u of de Smart Sensor is
uitgeschakeld. De Smart Sensor kan defect raken als de sensorkop wordt
aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde voeding.
• Gebruik alleen combinaties van sensorkoppen en -controllers die in deze handleiding
zijn opgegeven.
• In de volgende gevallen mag u de voeding niet uitschakelen:
- onmiddellijk na een overschakeling van de modus MENU of ADJ op de modus RUN
- tijdens het opstarten in de modus RUN
- Wacht tot het signaal ENABLE op ON staat voordat u de voeding uitschakelt omdat
mogelijk de bankgegevens worden geïnitialiseerd.
Gebruikershandleiding
ZFV
5
Page 7
Introductie
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Introductie
(3) Stand bij installatie van de versterker
Voor een betere hitte-uitstraling mag u de versterker alleen in de hieronder getoonde stand
installeren.
Goed
Installeer de versterker niet in de volgende standen.
FoutFout
(4) Onderhoud en controle
• Gebruik geen thinner, benzeen, aceton of kerosine om de sensorkop en de versterker
te reinigen.
• Als grotere stofdeeltjes op de voorkant van de sensorkop voorkomen, gebruikt u een
blaasborstel (zoals wordt gebruikt voor het reinigen van cameralenzen) om de
stofdeeltjes van het oppervlak te verwijderen. Blaas de stofdeeltjes niet weg met de
mond.
• Verwijder kleinere stofdeeltjes voorzichtig met een zachte doek. Gebruik niet te veel
kracht bij het verwijderen van stofdeeltjes omdat krassen op de voorkant fouten
kunnen veroorzaken.
(5) Optische as en detectiebereik
Het midden van het geleidingslicht en het detectiebereik worden alleen ter referentie
gegeven.
Het midden van de optische as kan variëren, afhankelijk van de sensorkop. Controleer
tijdens de installatie het midden van het beeld en het detectiebereik op de LCD-monitor
van de versterker.
(6) Ventilatiefilm
• De ventilatiefilm mag niet worden losgemaakt of aangeraakt met een object met
scherpe punt. Als u dat toch doet, voldoet de beschermstructuur mogelijk niet meer
aan de specificaties.
• Blokkeer de ventilatiefilm niet. Als u dat toch doet, kan condensatie optreden op het
voorpaneel.
ZFV
Gebruikershandleiding
6
Page 8
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik
Opmerking van editor
Paginaformaat
Indexlabel
Geeft het nummer en de titel van de sectie aan.
Introductie
Introductie
Titel van elke sectie
Sectie 3
Banken instellen
Banken instellen
De ZFV-serie kan acht sets instellingen opslaan. U kunt extern schakelen tussen
deze instellingen wanneer u de configuratie van het apparaat wijzigt.
Een set instellingen wordt een 'bank' genoemd.
Schakelen tussen banken
BANK 1 is standaard geselecteerd. Ook BANK 2 en 8 zijn beschikbaar.
Sectie 3 CONFIGURATIE
60
U kunt ook vanaf een extern apparaat schakelen tussen banken.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen p. 60
MENU-modus-[BANK]
InstellingBeschrijving
BANK 1 ~ BANK 8
(standaardinstelling: BANK 1)
Banken kopiëren
Kopieer de instellingen van andere banknummers naar een banknummer dat al is geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[COPY]
Banken wissen
Als u Clear selecteert, worden de instellingen van het geselecteerde banknummer verwijderd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[CLEAR]
De instellingen [SYS1] en [SYS2] en de weergave-instellingen voor de modus RUN kunnen niet
worden gewist.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen
Geef aan hoe wordt geschakeld tussen banken.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[SWITCH]
InstellingBeschrijving
KEY (standaardinstelling)
I/OEr wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de
ZFV
Gebruikershandleiding
Selecteert de doelbank.
Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker.
versterker en via ingangssignalen.
Het schakelen via ingangssignalen is alleen ingeschakeld in de modus RUN.
Kop
Overzicht
Tussenkop
Overzicht van tussenkop
Navigatie in menu's tot
het instellen van opties
Beschrijving van opties
Extra uitleg
Hier worden symbolen geplaatst om nuttige informatie
over de bediening en referentiepagina's aan te geven.
Gebruikershandleiding
ZFV
7
Page 9
Introductie
Opmerking van editor
Introductie
■ Betekenis van symbolen
Menuopties die op het LCD-scherm van de versterker verschijnen, staan tussen
haakjes [aa].
■ Visuele hulpmiddelen
Geeft punten aan die belangrijk zijn voor het bereiken van optimale productprestaties, zoals
voorzorgsmaatregelen bij de bediening en gebruiksprocedures.
Geeft pagina's met verwante informatie aan.
Geeft informatie aan die nuttig is bij de bediening.
Geeft functies aan die alleen kunnen worden ingesteld wanneer is
overgeschakeld van het configuratiemenu op het menu EXP.
ZFV
Gebruikershandleiding
8
Page 10
INHOUD
INTRODUCTIE
INHOUD
Introductie
Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik4
Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik5
Opmerking van editor7
Paginaformaat7
INHOUD9
SECTIE 1EIGENSCHAPPEN13
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor14
Basisconfiguratie16
Naam en functies van onderdelen18
SECTIE 2INSTALLATIE EN AANSLUITING21
Informatie over installatie en aansluiting22
Versterker23
De methode voor het schakelen tussen banken instellen58
Systeemomgeving instellen59
Meettijd aanpassen59
Meettiming selecteren59
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat59
Eco-modus instellen/annuleren60
Configuratiegegevens initialiseren60
Versie controleren60
I/O-voorwaarden wijzigen61
ON-voorwaarden selecteren61
Impulsuitgang (monotimer)61
Inschakelvertragingstijd instellen62
Uitschakelvertragingstijd instellen63
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen63
Versterker voor triggerinvoer opgeven64
Aanwezigheid van sensorkop instellen64
ZFV
Gebruikershandleiding
10
Inhoud van uitvoer instellen64
Page 12
INTRODUCTIE
INHOUD
Meetvoorwaarden aanpassen65
Algemene opties65
Introductie
PATTERN/SEARCH, MATCH66
BRIGHT67
AREA68
WIDTH69
POSITION70
COUNT71
CHARA/CHARA 1, CHARA 272
SECTIE 4APPENDIX77
Problemen oplossen78
Foutberichten en oplossingen79
Vragen en antwoorden80
Lijst weergegeven items in Run-modus81
Specificaties en externe afmetingen83
Sensorkop83
Versterker85
Adapters voor paneelmontage87
Sectie 1Sectie 2Sectie 3Sectie 4
Controller Link-unit88
INDEX89
Revisieoverzicht92
Gebruikershandleiding
ZFV
11
Page 13
Introductie
INHOUD
Introductie
MEMO
ZFV
Gebruikershandleiding
12
Page 14
Sectie 1
EIGENSCHAPPEN
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor14
Basisconfiguratie16
Naam en functies van onderdelen18
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
Gebruikershandleiding
ZFV
13
Page 15
Sectie 1
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
De ZFV-sensor detecteert objecten via zijn 'oppervlak'. De manier waarop objecten
worden gedetecteerd, kan makkelijk worden ingesteld tijdens de controle op de LCDmonitor.
De ZFV is voorzien van een CCD met 250.000 pixels, vergelijkbaar met die van
conventionele vision-systemen. Hierdoor is aanwezigheidsdetectie en herkenning van
verschillende objecten mogelijk, een inspectie die tot nu toe visueel moest worden
uitgevoerd vanwege de eisen op het gebied van snelheid en nauwkeurigheid.
■ Herkenning van boven-/onderkant en oriëntatie van elektronische onderdelen
14
(1) Compacte sensorkop
Het LED-lichtuitstralingsgedeelte en de lens zijn geïntegreerd in de compacte
sensorkop. De sensorkop neemt slechts weinig ruimte in beslag.
(2) Makkelijke installatie en afstelling
Het detectiebereik van de sensorkop kan worden geverifieerd met behulp van het
geleidingslicht. Dit betekent dat u de sensorkop kunt installeren door te kijken naar de
positie van het geleidingslicht en de focus ervan.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 16
Eigenschappen van de ZFV Smart Sensor
(3) Versterker met de afmetingen van een visitekaartje
• De versterker heeft compacte afmetingen om de toepasbaarheid te verhogen.
Specificaties en externe afmetingen p.83
• De versterker wordt gekenmerkt door een uiterst eenvoudige bediening dankzij de
toepassing van een 1,8 inch LCD-kleurenscherm in combinatie met een
pictogrammen-gestuurd menu en een eenvoudige toetsenindeling.
Basiskennis voor bediening p.44
• De ZFV biedt een uitgebreide reeks meetopties voor een groot aantal toepassingen.
Teachopties p.49
Sectie 1
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
Gebruikershandleiding
ZFV
15
Page 17
Sectie 1
Basisconfiguratie
Basisconfiguratie
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
De volgende figuur bevat de basisconfiguratie van de ZFV-serie.
Sensorkop
Detecteert objecten als beelden.
• ZFV-SR10 van het type met smal gezichtsveld
• ZFV-SR50 van het type met breed gezichtsveld
Versterker
Wordt gebruikt voor het verifiëren van beelden en
menu's, het verwerken van metingen en het
weergeven van het verwerkingsresultaat.
• Type met één functie ZFV-A10/-A15
• StandaardtypeZFV-A20/-A25
Voedingsspanning
24 VDC (+10%, -15%)
Aanbevolen voeding van OMRON
(1) wanneer één versterker is aangesloten
S82K-01524 (24 VDC, 0,6 A)
(2) wanneer twee of drie versterkers zijn aangesloten
S82K-05024 (24 VDC, 2,1 A)
(3) wanneer vier of vijf versterkers zijn aangesloten
Bereid het vereiste aantal (1) en (2) voedingen voor.
Aanbevolen voeding
■ Uitgebreide configuratie
Maximaal vijf Versterkers kunnen als één set worden gemonteerd.
Wanneer de Versterker als onderdeel van een set wordt gemonteerd, kunnen extra
toepassingen worden ondersteund omdat synchrone verwerking van meerdere
gebieden en meetopties kunnen worden gecombineerd.
Het beeld dat door de sensorkop wordt vastgelegd, wordt naar de Versterker helemaal
links verstuurd. Daarom maakt u verbinding met de Versterker helemaal rechts.
Goed
Fout
• Het maximale aantal versterkers dat kan worden aangesloten, is vijf, ongeacht het aantal
aangesloten sensorkoppen. Het is niet mogelijk om zes of meer versterkers aan te sluiten.
• Schakel de voeding voor alle Versterkers in de set aan.
Goed
Fout
16
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 18
Sectie 1
Basisconfiguratie
● Voorbeeld 1
In deze configuratie worden meerdere delen van een beeld vanaf één sensorkop
gemeten en meerdere inspecties uitgevoerd.
Voorbeeld: Inspectie van het aantal leads
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
● Voorbeeld 2
In deze configuratie worden meerdere sensorkoppen gebruikt voor synchrone
inspectie van meerdere posities van een object.
Wanneer het TRIG-signaal vanaf een enkele specifieke versterker wordt ontvangen,
begint de aangesloten versterker onmiddellijk met detectie. Het resultaat van de
detectie wordt geïntegreerd op de versterker die het TRIG-signaal heeft ontvangen en
wordt verzonden als totaal evaluatieresultaat.
Voorbeeld: Uitlijning van producten
Gebruikershandleiding
ZFV
17
Page 19
Sectie 1
Naam en functies van onderdelen
Naam en functies van onderdelen
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
Hieronder worden de naam en functies van onderdelen van de Versterker en de
sensorkop beschreven.
■ Versterker
(1) OUTPUT-indicator
(3) Bedieningstoetsen
(4) Menuselectieschakelaar
(7) Sensorkopconnector
(2) RUN-indicator
(6) LCD-monitor
(5) Modusselectieschakelaar
(8) Koppelingsconnector
(9) I/O-kabel
18
(1)OUTPUT-indicator
De Output-indicator gaat branden wanneer het OUTPUT-signaal wordt ingeschakeld.
(2)RUN-indicator
De RUN-indicator gaat branden wanneer de RUN-modus wordt ingeschakeld.
(3)Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen stelt u meetvoorwaarden en andere informatie in.
Weergaven en werking van de toetsen p.45
(4)Menuselectieschakelaar
Met deze schakelaar selecteert u het configuratiemenu.
STD...Menu Standard. Selecteer deze optie om de minimale vereiste items voor
metingen in te stellen.
EXP...Menu Expert. Selecteer deze optie om een meer gedetailleerde configuratie uit
te voeren.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 20
Naam en functies van onderdelen
(5)Modusselectieschakelaar
Met deze schakelaar selecteert u de bedrijfsmodus.
MENU...Selecteer deze modus om meetvoorwaarden in te stellen.
ADJ...Selecteer deze modus om de drempelwaarde voor evaluatie aan te passen.
RUN...Selecteer deze modus om metingen uit te voeren.
Er worden alleen uitgangssignalen verzonden wanneer de RUN-modus is
geselecteerd.
(6)LCD-monitor
Op de LCD-monitor worden configuratiemenu's weergegeven, evenals beelden die
worden geregistreerd door de sensorkop.
(7)Sensorkopconnector
Via deze connector wordt de sensorkop aangesloten.
(8)Koppelingsconnector
Met deze connector kunt u twee of meer Versterkers aansluiten. De connector
bevindt zich aan beide zijden van de Versterker.
Sectie 1
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
(9)I/O-kabel
Met de I/O-kabel sluit u de versterker aan op de voeding en externe apparaten zoals
triggersensoren of PLC’s.
Gebruikershandleiding
ZFV
19
Page 21
Sectie 1
Naam en functies van onderdelen
■ Sensorkop
Sectie 1EIGENSCHAPPEN
(1) Belichtings-
gedeelte
(2) Ontvangerdeel
(3) Connector
(1)Belichtingsgedeelte
Dit gedeelte straalt licht uit.
(2)Ontvangerdeel
Dit gedeelte legt het beeld vast.
(3)Connector
Deze connector wordt aangesloten op de Versterker.
(4)Montagestuk sensorkop
Met dit stuk wordt de sensorkop vastgezet.
Het kan op elk van de vier montagevlakken worden gemonteerd.
(5) Brandpunt-
regeling
(6) Ventilatiefilm
(4) Montagestuk sensorkop
20
(5)Brandpuntregeling
Met dit besturingselement past u het brandpunt van het beeld aan.
(6)Ventilatiefilm
Deze film voorkomt condensatie op het voorpaneel.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 22
Sectie 2
INSTALLATIE EN AANSLUITING
Informatie over installatie en aansluiting22
Versterker23
De ferrietkern aansluiten23
De versterker installeren23
Als één set monteren27
Info over de I/O-kabel31
Werkingsdiagrammen34
Sensorkop37
De ferrietkern aansluiten37
Het montagestuk aanbrengen37
De sensorkop installeren38
De sensorkop aansluiten40
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Gebruikershandleiding
ZFV
21
Page 23
Sectie 2
Informatie over installatie en aansluiting
Informatie over installatie en aansluiting
■ Controleer de installatieomgeving
Lees 'Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik' aan het begin van deze handleiding
en controleer de installatieomgeving.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
■ Controleer de installatielocatie
Lees 'Veiligheidsmaatregelen voor correct gebruik' aan het begin van deze handleiding
en controleer de installatielocatie.
■ Informatie over de voeding
Voordat u de Smart Sensor installeert en aansluit, moet u zorgen dat deze is
uitgeschakeld.
Lees ook 'Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik' en 'Veiligheidsmaatregelen voor
correct gebruik' aan het begin van deze handleiding, en controleer de voeding en de
bedrading.
22
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 24
Sectie 2
Versterker
Versterker
In deze sectie wordt beschreven hoe u de versterker installeert en de I/O-kabel aansluit.
Voordat u randapparatuur aansluit of loskoppelt, controleert u of de Smart Sensor is uitgeschakeld. De
Smart Sensor kan defect raken als deze wordt aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde
voeding.
De ferrietkern aansluiten
Sluit de ferrietkern (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op de I/O-kabel van de
versterker.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Ferrietkern
De versterker installeren
■ Installeren op de DIN-rail
De versterkers kunnen makkelijk op een DIN-rail van 35 mm worden gemonteerd.
DIN-rail (apart verkrijgbaar)
PFP-100N (1 m)
PFP-50N (0,5 m)
PFP-100N2 (1 m)
Eindplaat (apart verkrijgbaar)
PFP-M
Gebruikershandleiding
ZFV
23
Page 25
Sectie 2
Versterker
● Installatieprocedure
1.Haak de connectorkant van de versterker op
de DIN-rail.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Druk de versterker op de DIN-rail tot de haak
aan de zijkant van de I/O-kabel vastklikt.
Druk omlaag tot u deze hoort vastklikken.
Haak altijd eerst het connectoreinde van de
versterker op de DIN-rail. Als u eerst het I/O-kabeleinde op de DIN-rail haakt, wordt mogelijk de
montagesterkte van de DIN-railkoppeling verminderd.
● Verwijderingsprocedure
Hierna wordt beschreven hoe u de versterker verwijdert van een DIN-rail.
Connectorkant
vasthaken
I/O-kabelkant
vasthaken
1.Trek de haak aan het I/O-kabelkant van de
versterker omlaag.
2.Til de versterker aan het I/O-kabeleinde
omhoog en verwijder de versterker van de
DIN-rail.
I/O-kabel
vasthaken
24
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 26
Sectie 2
Versterker
■ Paneelmontage
U kunt de adapters voor paneelmontage (apart verkrijgbaar, ZS-XPM1) gebruiken om
de versterker op een paneel te monteren.
Adapters voor paneelmontage p.87
1.Druk de versterker vanaf de achterkant van
het paneel naar voren.
2.Plaats de kleine montageadapters op de vier
openingen van de versterker.
Paneel
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Paneelmontage
Adapter
Paneelmontage
Adapter
3.Plaats de lange montageadapters op de twee
openingen van de kleine montageadapter.
Paneelmontage
Adapter
Paneelmontage
Adapter
ZFV
Gebruikershandleiding
25
Page 27
Sectie 2
Versterker
4.Plaats de versterker met de daarop
bevestigde montageadapters via de voorkant
op het paneel.
Zorg dat de I/O-kabel niet bekneld raakt.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
5.Haak de haken van het montagestuk op de
twee openingen van de kleinere montageadapters en draai de schroeven vast.
Paneel
Montage
stuk
6.Controleer of de versterker goed vastzit op
het paneel.
26
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 28
Als één set monteren
Maximaal vijf versterkers kunnen als één set worden gemonteerd.
Uitgebreide configuratie p.16
Sectie 2
Versterker
■ Installeren op de DIN-rail
Versterkers kunnen makkelijk op een DIN-rail van 35 mm worden gemonteerd.
DIN-rail (apart verkrijgbaar)
PFP-100N (1 m)
PFP-50N (0,5 m)
PFP-100N2 (1 m)
Eindplaat (apart verkrijgbaar)
PFP-M
● Installatieprocedure
1.Installeer de versterker op de DIN-rail.
p.27
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Open de connectorkap van de versterker.
Verschuif de kap om deze te verwijderen.
3.Steek de Controller Link-unit in de connector
van de versterker.
4.Verschuif de versterker en steek deze in de
connector van de Controller Link-unit.
Controller
Link-unit
ZFV
Gebruikershandleiding
27
Page 29
Sectie 2
Versterker
● Demontageprocedure
1.Verschuif de versterker en verwijder deze uit
de connector van de Controller Link-unit.
Controller
Link-unit
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
2.Verschuif de Controller Link-unit en verwijder
deze uit de connector van de versterker.
3.Plaats de kap op de koppelaar van de
versterker.
4.Trek de haak aan het I/O-kabelkant omlaag.
5.Til de versterker aan het I/O-kabeleinde
omhoog en verwijder de versterker van de DINrail.
I/O-kabelkant
vasthaken
28
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 30
Sectie 2
Versterker
■ Op een paneel monteren
U kunt de adapters voor paneelmontage (apart verkrijgbaar, ZS-XPM1/XPM2)
gebruiken om de versterker op een paneel te monteren.
Adapters voor paneelmontage p.87
1.Installeer de versterker op de DIN-rail.
p.27
Zorg dat u bij montage op een paneel de DIN-rail aan de achterzijde van de versterker installeert
voor een goede ondersteuning.
2.Druk de versterker vanaf de achterkant van
het paneel naar voren.
3.Plaats de kleine montageadapters op de vier
openingen van de versterker.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Paneel
Plaats de kleine montageadapters op alle versterkers
uit de set.
Adapter
voor paneelmontage
Adapter
voor paneelmontage
Gebruikershandleiding
ZFV
29
Page 31
Sectie 2
Versterker
4.Plaats de lange montageadapters op de twee
openingen van de kleine montageadapter.
Plaats de lange montageadapters alleen aan beide
zijden van versterkers die als een set zijn
gemonteerd.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
5.Plaats de versterker met de daarop
bevestigde montageadapters via de voorkant
op het paneel.
Zorg dat de I/O-kabel niet bekneld raakt.
Adapters voor paneelmontage
Adapters voor paneelmontage
Paneel
6.Haak de haken van het montagestuk op de
twee openingen van de kleinere montageadapters en draai de schroeven vast.
Bevestig twee montagestukken op alle versterkers uit
de set.
7.Controleer of de versterkers goed vastzitten
op het paneel.
Montage
stuk
30
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 32
Info over de I/O-kabel
*
De volgende figuur toont de draden in de I/O-kabel.
Sectie 2
Versterker
Bruin
Blauw
Zwart
Oranje
Lichtblauw
Geel
Roze
Grijs
Groen
Rood
Paars
Wit
*: alleen actief in RUN-modus
(1) Voedingsspanning
(2) Aarde (GND)
(3) OUTPUT (Uitgang)*
(4) ENABLE (Inschakelen)
(5) ERROR (Fout)
(6) TEACH (Intelligent programmeren)
(7) TRIG (Trigger)*
(8) BANK1*
(9) BANK2*
(10) BANK3*
Niet gebruikt
Niet gebruikt
(1)Voedingsspanning
Hierop wordt de voedingsbron aangesloten.
Sluit een DC-voeding met overspanningsbeveiliging aan (veiligheidscircuit voor
uiterst lage spanningen).
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Aanbevolen voeding p.16
Sluit de voeding op een ander circuit dan de overige apparaten aan. Als u ze samen
bedraadt of in dezelfde leiding plaatst, kan inductie optreden, waardoor de
apparatuur kan worden beschadigd of defect kan raken.
(2)GND
De aardingsklem (GND) is de 0V-voedingsklem.
(3)OUTPUT (besturingsuitgang)
Deze uitgang levert evaluatieresultaten. Deze draad is vergrendeld aan de
uitgangsindicator (OUTPUT LED).
(4)ENABLE (uitgang inschakelen)
Deze wordt op ON gezet wanneer de sensor klaar is om een meting uit te voeren.
(5)ERROR (foutuitgang)
Deze wordt op ON gezet wanneer een fout optreedt.
Foutberichten en oplossingen p.79
Gebruikershandleiding
ZFV
31
Page 33
Sectie 2
Versterker
(6)TEACH (programmeeringang)
Er zijn twee programmeermodi: Objectprogrammering – vast en Objectprogrammering – in beweging. Deze programmeermodi kunnen via het menu worden
geselecteerd.
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat p.59
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
(7)TRIG (meettriggeringang)
Er zijn twee meetmodi: synchrone en continue meting. De meetmodus kan via het
menu worden geselecteerd.
Meettiming selecteren p.59
(8)BANK1 (bankschakelingang 1)
(9)BANK2 (bankschakelingang 2)
(10) BANK3 (bankschakelingang 3)
Info over schakelen tussen banken
Werkingsdiagrammen p.34
■ Aansluitschema's
NPN-uitgangstype (ZFV-A10/A20)
●
Bruin
Voedingsspanning (24 VDC)
Zwart
Oranje
Lichtblauw
Blauw
OUTPUT
ENABLE
ERROR
GND (aarding) (0 V)
Belasting
Belasting
Belasting
24 VDC
32
Interne circuits
ZFV
Gebruikershandleiding
Geel
Roze
Grijs
Groen
Rood
TEACH
TRIG
BANK1
BANK2
BANK3
Page 34
● PNP-uitgangstype (ZFV-A15/A25)
Sectie 2
Versterker
Interne circuits
Bruin
Geel
Roze
Grijs
Groen
RoodBANK3
Blauw
Lichtblauw
Oranje
Zwart
Voedingsspanning (24 VDC)
TEACH
TRIG
BANK1
BANK2
GND (aarding) (0 V)
ERROR
ENABLE
OUTPUT
Belasting
Belasting
Belasting
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
24 VDC
Gebruikershandleiding
ZFV
33
Page 35
Sectie 2
Versterker
Werkingsdiagrammen
De volgende figuur toont de werkingsdiagrammen die gelden bij communicatie met
externe apparaten.
■ Meting
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Continue meting
●
Er wordt continu gemeten zolang het TRIG-signaal op ON staat.
Op het einde van elke meetcyclus wordt het meetresultaat bijgewerkt en naar externe
apparaten verzonden.
TRIG
OUTPUT
ENABLE
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
To ut
Tout: meetcyclus
De meetcyclus is afhankelijk van
de instelling.
● Synchrone meting
De meting wordt slechts één keer uitgevoerd, synchroon met de statusverandering van
het TRIG-signaal van OFF in ON, en het resultaat wordt verzonden.
TRIG
OUTPUT
ENABLE
• De minimale ON-breedte van het TRIG-signaal is 1 ms.
• Het OUTPUT-signaal wordt pas gewijzigd wanneer het volgende meetresultaat wordt
bijgewerkt.
Wanneer echter de modus momenteel op impulsuitgang is ingesteld, wordt het
OUTPUT-signaal pas gewijzigd na de vooraf ingestelde tijd.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
To ut
Tout: meettijd.
De meettijd is afhankelijk van de
instelling.
34
Impulsuitgang (monotimer) p.61
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 36
Sectie 2
Versterker
■ Teach-in
Objectprogrammering - vast
●
De gegevens voor teachen worden in overeenstemming met de TRIG-signaalingang
verwerkt nadat het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat is ontvangen.
Er wordt pas gemeten nadat het teachen is voltooid.
Verplaats het object niet voordat het teachen is voltooid.
TEACH
TRIG
ENABLE
ERROR
(1) Zet het TEACH-signaal op ON.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
(1)
(4)
(2)
Tijdens verwerking van
programmeergegevens
(8)
(5)
(6)
(7)
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
(2) Controleer of het ENABLE-signaal op OFF staat.
(3) Controleer of het te programmeren object zich in de programmeerzone bevindt.
(4) Lever het TRIG-signaal vanaf een extern apparaat.
(5) Het ENABLE-signaal wordt op ON gezet nadat het programmeren is voltooid. Op
dat moment controleert u de status van het ERROR-signaal.
(6) Als het programmeren met succes is voltooid, blijft het ERROR-signaal op OFF
staan.
(7) Als het programmeren is mislukt, wordt het ERROR-signaal op ON gezet.
(8) Zet het TEACH-signaal op OFF en beëindig de verwerking van de
programmeergegevens.
Als het programmeren is mislukt, wordt opnieuw de status van vóór het
programmeren geactiveerd. Voer het programmeren nogmaals uit.
Als het TEACH-signaal tijdens het programmeren op OFF wordt gezet, wordt het
programmeren uitgeschakeld.
Gebruikershandleiding
ZFV
35
Page 37
Sectie 2
Versterker
● Objectprogrammering - in beweging
Gebruik deze programmeermodus wanneer het object niet kan worden gestopt.
De gegevens voor teachen worden verdeeld en synchroon met de TRIG-signaalingang
verwerkt nadat het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat is ontvangen.
De gegevens moeten zes keer worden verwerkt.
Er wordt pas gemeten nadat het teachen is voltooid.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
TEACH
TRIG
ENABLE
ERROR
(1) Zet het TEACH-signaal vanaf een extern apparaat op ON.
(2) Controleer of het ENABLE-signaal op OFF staat.
(3) Lever het TRIG-signaal op het moment dat het te programmeren object moet
worden gemeten.
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
(1)
Min. 150 ms
(3)
Tijdens verwerking van
(2)
programmeergegevens
(8)
(4)
(5)
(6)
(7)
(4) Herhaal de gegevensinvoer uit stap (3) zes keer. (Triggeringangen vanaf de
zevende keer worden genegeerd.)
(5) Het ENABLE-signaal wordt op ON gezet nadat het programmeren is voltooid. Op
dat moment controleert u de status van het ERROR-signaal.
(6) Als het programmeren met succes is voltooid, blijft het ERROR-signaal op OFF staan.
(7) Als het programmeren is mislukt, wordt het ERROR-signaal op ON gezet.
(8) Zet het TEACH-signaal op OFF en beëindig de verwerking van de
programmeergegevens.
Als het programmeren is mislukt, wordt opnieuw de status van vóór het
programmeren geactiveerd. Voer het programmeren nogmaals uit.
Als het TEACH-signaal tijdens het programmeren op OFF wordt gezet, wordt het
programmeren uitgeschakeld.
■ Schakelen tussen banken
Er kan tussen banknummers worden geschakeld wanneer BANK1 tot BANK3 als volgt
zijn aangesloten.
Banknr.BANK1BANK2BANK3
BANK1OFFOFFOFF
BANK2ONOFFOFF
BANK3OFFONOFF
BANK4ONONOFF
BANK5OFFOFFON
BANK6ONOFFON
BANK7OFFONON
BANK8ONONON
36
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 38
Sectie 2
Sensorkop
Sensorkop
In deze sectie wordt beschreven hoe u de sensorkop installeert en aansluit.
De ferrietkern aansluiten
Sluit de ferrietkern (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op het connectoreinde van de
sensorkop.
Ferrietkern
Het montagestuk aanbrengen
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Sluit het montagestuk (meegeleverd bij de Smart Sensor) aan op de zijkant van de
sensorkop.
■ Installatieprocedure
Het montagestuk kan op elk van de vier montagevlakken worden bevestigd.
Montagestuk
1.Zorg dat de twee haken aan één kant van het
montagestuk zich precies tegenover de twee
groeven in de behuizing van de sensorkop
(lichtuitstralingsgedeelte) bevinden.
Groeven
Haak
2.Druk de andere haak naar binnen.
Druk omlaag tot u deze hoort vastklikken.
3.Controleer of het montagestuk goed vastzit
op de sensorkop.
Gebruikershandleiding
ZFV
37
Page 39
Sectie 2
Sensorkop
■ Verwijderingsprocedure
Steek een gewone, platte schroevendraaier in een van beide openingen tussen het
montagestuk en de behuizing van de sensorkop, en verwijder het montagestuk.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
De sensorkop installeren
In deze sectie wordt beschreven hoe u de sensorkop installeert.
Het detectiebereik van de sensorkop kan worden geverifieerd met behulp van het
geleidingslicht. Het te inspecteren stuk moet zich in het frame bevinden dat door het
geleidingslicht wordt gevormd.
Montagestuk
■ Installatieafstand
De volgende grafieken tonen de relatie tussen detectiebereik en -afstand voor elk
sensorkopmodel.
Aangezien de waarden afhankelijk zijn van het sensorkopmodel, moet u goed
controleren welk model u hebt voordat u de grafieken bekijkt.
Grafieken begrijpen
'H' verwijst naar de volgende breedte.
Detectiebereik
(H)
•ZFV-SR10
Detectieafstand L (mm)
100
30
410
Details van detectiebereik
p.84
Detectiebereik H (mm)
Detectiebereik H
(mm)
534
637
740
844
949
Detectieafstand L
(mm)
38
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 40
•ZFV-SR50
Detectieafstand L (mm)
300
100
30
91060
Detectiebereik H (mm)
(Voorbeeld)
Wanneer u een ZFV-SR50 sensorkop
met een detectiebereik van 25 mm
gebruikt dat vereist is voor de locatie van
het detectieobject, wordt de detectieafstand van de sensorkop 95 mm.
Detectiebereik H
(mm)
1038
1557
2076
2595
30115
35134
40157
45174
50194
Sectie 2
Sensorkop
Detectieafstand L
(mm)
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
Object
Detectiebereik H
Instelling
afstand L
● Info over installatie voor reflecterende werkstukken
Installeer de sensorkop in een hoek om te voorkomen dat de sensor
spiegelreflectielicht opvangt.
Spiegelreflectielicht
Geleidingslicht
Gebruikershandleiding
ZFV
39
Page 41
Sectie 2
Sensorkop
■ Installatieprocedure
1.Installeer de sensorkop op de installatieafstand die is opgegeven in de vorige
grafieken.
2.Draai de regelaar naar links of rechts om de
brandpuntsafstand in te stellen.
Sectie 2INSTALLATIE EN AANSLUITING
U kunt het brandpunt controleren met behulp van
het groene geleidingslicht.
Zorg bij het instellen dat het geleidingslicht een
fijne straal heeft.
• Naar rechts draaien: brandpuntsafstand vergroten.
• Naar links draaien: brandpuntsafstand verkleinen.
Standaard is het brandpunt ingesteld op de verste stand.
Voordat u de brandpuntregeling enigszins naar links of rechts draait, zorgt u dat het geleidingslicht
niet in de bovenste of onderste eindstand staat. De brandpuntregeling is een variabele weerstand
die meerdere keren om zijn as kan worden gedraaid. De regeling stopt echter met draaien bij de
bovenste of onderste eindstand. In de bovenste of onderste eindstand mag u niet te veel kracht
uitoefenen omdat u de regeling hierdoor kunt beschadigen.
De sensorkop aansluiten
In deze sectie wordt beschreven hoe u de versterker aansluit.
• Voordat u de sensorkop aansluit of loskoppelt, controleert u of de versterker is uitgeschakeld. De
sensorkop kan defect raken als deze wordt aangesloten of losgekoppeld met ingeschakelde
voeding.
• Raak de klemmen in de connector niet aan.
Brandpuntregeling
40
■ De sensorkop aansluiten
Steek de sensorkopconnector in de sensorkopconnector van de versterker.
■ De sensorkop loskoppelen
Trek de sensorkop los terwijl u de haken aan beide kanten van de sensorkopconnector
ingedrukt houdt.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 42
Sectie 3
CONFIGURATIE
Instelprocedure42
Info over configuratie44
Basiskennis voor bediening44
Lijst met instelopties in modus MENU46
Teach-in uitvoeren48
Teachprocedure48
Teachopties49
Drempelwaarden aanpassen53
Metingen uitvoeren57
Banken instellen58
Schakelen tussen banken58
Banken kopiëren58
Banken wissen58
De methode voor het schakelen tussen banken instellen58
Systeemomgeving instellen59
Meettijd aanpassen59
Meettiming selecteren59
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat59
Eco-modus instellen/annuleren60
Configuratiegegevens initialiseren60
Versie controleren60
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen 63
Versterker voor triggerinvoer opgeven64
Aanwezigheid van sensorkop instellen64
Inhoud van uitvoer instellen64
Algemene opties65
PATTERN/SEARCH, MATCH66
BRIGHT67
AREA68
WIDTH69
POSITION70
COUNT71
CHARA/CHARA 1, CHARA 272
Sectie 3CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
41
Page 43
Sectie 3
Installeren en aansluiten
Beeld aanpassen
Teach-in
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Externe I/O's
Drempelwaarden aanpassen
Metingen uitvoeren
Instelprocedure
Instelprocedure
Installeren en aansluiten
Stel de sensorkop en versterker in.
Sectie 3CONFIGURATIE
Metingen voorbereiden
Voeding inschakelen
Beeld aanpassen
Pas het brandpunt van het beeld aan.
(Alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangesloten)
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Stel de verwerkingsdetails voor elke
versterker in.
Teach-in
Voer Teach-in uit en registreer de
Meetvoorwaarden instellen
evaluatiecriteria.
SECTIE 2
INSTALLATIE EN AANSLUITING
SECTIE 2
INSTALLATIE EN AANSLUITING
p.63
p.48
p.22
p.40
Externe I/O's
Geef aan hoe de uitvoer van de meetwaarden
moet worden gegenereerd.
Drempelwaarden aanpassen
Pas de drempelwaarden voor evaluatie van
het meetresultaat aan.
Metingen uitvoeren
Instellingen toepassen, metingen uitvoeren
ZFV
42
Gebruikershandleiding
p.61
p.53
p.57
Page 44
Banken instellen
Banken instellen
De Smart Sensor werkt niet goed
Systeemomgeving
instellen
I/O-voorwaarden
wijzigen
Als u een vraag hebt
Er verschijnt een foutbericht
Meetvoorwaarden
aanpassen
Weergavebeeld wijzigen
Alle gegevens wissen
Versie controleren
Gebruik meerdere banken voor
schakelen tussen banken.
Sectie 3
Instelprocedure
p.58
Systeemomgeving
instellen
Toegepast gebruik van functies
I/O-voorwaarden
wijzigen
Meetvoorwaarden
aanpassen
Geavanceerde configuratie
Weergavebeeld wijzigen
Geef aan welke details tijdens de meting
op de LCD-monitor moeten worden
weergegeven.
Extra functies
Alle gegevens wissen
Initialiseer de versterker.
Meettijd aanpassen p.59
Meettiming selecteren p.59
Teachmodus selecteren vanaf een extern
apparaat p.59
Eco-modus instellen/annuleren p.60
Sectie 3CONFIGURATIE
p.61
p.65
p.57
p.60
Versie controleren
Controleer de versie van de
versterker.
Wanneer zich een probleem voordoet
De Smart Sensor werkt niet goed
Problemen oplossen p.78
Als u een vraag hebt
Vragen en antwoorden p.80
p.60
Er verschijnt een foutbericht
Foutberichten en oplossingen p.79
Gebruikershandleiding
ZFV
43
Page 45
Sectie 3
Info over configuratie
Info over configuratie
Basiskennis voor bediening
■ Schakelen tussen modi
Er zijn drie bedrijfsmodi. Schakel de gewenste modus in voordat u de werking start.
Gebruik de modusschakelaar om tussen de verschillende bedrijfsmodi te schakelen.
Sectie 3CONFIGURATIE
ModusBeschrijving
Modus MENUDeze modus wordt gebruikt voor teachen of het instellen van de
meetvoorwaarden.
Modus ADJDeze modus wordt gebruikt voor het instellen van de drempelwaarden voor
evaluatie.
Modus RUNDeze modus wordt gebruikt voor daadwerkelijk meten.
■ Schakelen tussen menu's
In de modus MENU zijn er twee configuratiemenu's. Kies het menu met de opties die u
nodig hebt.
Gebruik de menuselectieschakelaar om tussen de menu's te schakelen.
44
ConfiguratiemenuBeschrijving
Menu STDDit is het standaardmenu.
Ga eerst naar dit menu om de meetvoorwaarden in te stellen.
Menu EXPDit is het menu voor experts.
Ga naar dit menu voor meer geavanceerde configuratieopties.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 46
Sectie 3
Info over configuratie
■ Weergaven en werking van de toetsen
Gebruik de bedieningstoetsen om opties te wijzigen tijdens het bekijken van de menu's
en het beeld op de LCD-monitor.
● Weergave
De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van de bedrijfsmodus.
• Modus MENU• Modus ADJ/RUN
Banknummer en meetoptie
Insteloptie
Instellingen
De geselecteerde optie
wordt met omgekeerde
kleuren weergegeven.
● Werking van de toetsen
Bedieningstoetsen
To et sBeschrijving
toets LINKS
toets
RECHTS
toets
OMHOOG
toets
OMLAAG
toets TEACH/
VIEW
toets SET• Met deze toets selecteert u menu's.
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus.
In de modus MENU bladert u door de menu's.
In de modus ADJ wijzigt u het aanpassingsitem (type drempelwaarde).
In de modus RUN wijzigt u de weergavedetails (type meetwaarde).
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus.
In de modus MENU bladert u door de menu's, selecteert u parameters en
stelt u numerieke waarden in.
In de modus ADJ wijzigt u numerieke waarden.
De functie van deze toetsen is afhankelijk van de bedrijfsmodus.
In de modus MENU voert u het teachen uit.
In de modi RUN en ADJ schakelt u tussen de schermweergaven.
• Met deze toets kunt u opties selecteren/toepassen.
Evaluatie
Sectie 3CONFIGURATIE
Drempelwaarde of
meetresultaat
toets ESCMet deze toets keert u terug naar het vorige menu.
Gebruikershandleiding
ZFV
45
Page 47
Sectie 3
Info over configuratie
Lijst met instelopties in modus MENU
Dit zijn de instelopties in de modus MENU.
De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van het geselecteerde
configuratiemenu (STD of EXP). Gebruik de menuselectieschakelaar om het gewenste
configuratiemenu te selecteren.
Modus MENU
Sectie 3CONFIGURATIE
TEACH
BANK
SYS1
ITEM
BANKSET
Inhoud optieSelectieoptie/instelbereik
PATTERNSEARCH, MATCH-
BRIGHT--
(*1)
AREA
(*1)
WIDTH
POSITION
COUNT
CHARA
(*1)
(*1)
(*1)
Standaardwaarde
-
--
--
--
--
CHARA 1, CHARA 2
(*1) Deze menu's verschijnen alleen op versterkers van het
MOVE--
SIZE--
BANKBANK1 tot BANK8BANK1
COPY--
CLEAR--
SWITCHKEY, I/OKEY
IMAGE RATE
MEAS TYPETRIG, CONTINUETRIG
TEACH TYPESTATIONARY, MOVING
ECO MODEON, OFFON
NORMAL
STATIONARY
FINE, NORMAL, HIGH SPEED
Pagina's
p.49
p.50
p.50
p.51
p.51
p.51
p.52
p.48
p.48
p.58
p.58
p.58
p.58
p.59
p.59
p.59
p.60
46
(*2)
CUSTM
[ITEM]:[SEARCH]
[ITEM]:[MATCH]
[ITEM]:[BRIGHT]
[ITEM]:[AREA]
[ITEM]:[WIDTH]
LIGHT--
(*3)
PARTIAL
ROTATION 10 , 20 , 30 , 45
METHODAVERAGEAVERAGE, DEVIATION
COLOR
BINARY
COLOR
DIRECTION
10
---
--SEARCH AREA
--SEARCH AREA
BLACK, WHITEWHITE
0 tot 255-
BLACK, WHITEWHITE
,
(*2) De weergavedetails van opties vanaf [CUSTOM] en verder zijn afhankelijk van de optie die is
geselecteerd bij [ITEM].
(*3) Dit menu verschijnt alleen als een sensorkop met ondersteuning voor gedeeltelijk scannen is
aangesloten.
ZFV
Gebruikershandleiding
p.65
p.66
p.66
p.66
p.67
p.68
p.68
p.69
p.69
Page 48
Sectie 3
Info over configuratie
SYS2
[ITEM]:[POSITION]
[ITEM]:[COUNT]
[ITEM]:[CHARACTER1]
MODE DTL
[ITEM]:[CHARACTER2]
MODE DTL
OUTPUT
Inhoud optieSelectieoptie/Instelbereik
COLOR
DIRECTION
COLOR
DIRECTION
MODEL--
COLORBLACKBLACK, WHITE
DIRECTION
SEARCH AREA--
MDL DIV
MODEL--
COLORBLACKBLACK, WHITE
DIRECTION
SEARCH AREA--
ON STATUSOK ON, NG ONNG ON
ONE SHOTOFF, ONOFF
ON DELAY0 tot 2550
OFF DELAY0 tot 2550
OUTPUT TIME0 tot 2550
Standaardwaarde
1LINE NORMAL
BLACK, WHITEWHITE
BLACK, WHITEWHITE
NONE, MODEL, EDGE-MODE
1LINE SHORT, 1LINE NORMAL,
1LINE LONG, 2LINE SHORT,
2LINE NORMAL
NONE, MODEL, EDGE-MODE
Pagina's
p.70
p.70
p.71
p.71
p.73
p.73
p.74
p.74
p.75
p.72
p.73
p.73
p.74
p.74
p.75
p.61
p.62
p.62
p.63
p.62
Sectie 3CONFIGURATIE
LINKSET
(*4)
ALL CLEAR--
VERSION--
TRIGI/O, LINKI/O
HEADUSE, NOT USEUSE
OUTPUTALL, EACHEACH
p.60
p.60
p.64
p.64
p.64
(*4) Dit menu verschijnt alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangesloten.
ZFV
Gebruikershandleiding
47
Page 49
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
Teach-in uitvoeren
Voer teachen uit en stel de meetvoorwaarden in. Projecteer het beeld dat als
geaccepteerd beeld moet worden gebruikt omdat de details die voor het teachen worden
ingesteld, worden gebruikt als referentie voor de evaluatie.
Teachprocedure
Er zijn twee manieren om te teachen: met de toetsen of via externe signalen.
De volgende procedure geeft aan hoe u met de toetsen kunt programmeren.
Sectie 3CONFIGURATIE
Programmeerdetails instellen
p.49
●Programmeren
●Programmeeromstandigheden instellen
Positie van programmeerzone verplaatsen
Grootte van programmeerzone wijzigen
48
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 50
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
Teachopties
Selecteer de teachoptie die overeenkomt met de detectie-inhoud.
De details die worden weergegeven, zijn afhankelijk van het model versterker dat u
gebruikt.
Detectie-inhoudTe selecteren teachoptiePagina’s
Patroon/vorm/
aanwezigheid
Helderheid/krassen, stofBRIGHTp.50
Grootte/zoneAREA*p.50
BreedteWIDTH*p.51
PositiePOSITION*p.51
AantalCOUNT*p.51
TekensCHARA/CHARA 1, CHARA 2*p.52
*: Deze opties verschijnen alleen wanneer een versterker van het standaardtype wordt gebruikt.
MENU-modus-[ITEM]
ItemBeschrijving
PATTERN
SEARCH Selecteer deze optie om de aanwezigheid van een object te
PATTERN/SEARCH, MATCHp.49, p.50
detecteren. Deze optie herkent objecten in een hoek van
maximaal ±45°. Voer teach-in van het te herkennen
beeldpatroon uit en registreer dit patroon als model. De
evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de aanwezigheid van
het geregistreerde model in het gedetecteerde beeld.
Voorbeeld: Herkennen op basis van de aanwezigheid van een
merkteken
Niet-defect item
Model
Voorbeeld van
toepassing
Aanwezigheidsdetectie van verkoopcampagnezegels
Herkenning van
boven-/achterkant en
oriëntatie van
elektronische
onderdelen
Sectie 3CONFIGURATIE
OK
De meting is niet stabiel wanneer er twee of meer met
hetzelfde patroon zijn. Registreer unieke patronen in
het scherm of beperk het zoekbereik.
NG
Zoekgebied wijzigen p.75
NG
Gebruikershandleiding
ZFV
49
Page 51
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
PATTERN
Sectie 3CONFIGURATIE
ItemBeschrijving
MATCHSelecteer deze optie om vormen te detecteren en verschillende
objecten te herkennen.
De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de graad van
overeenkomst tussen een geregistreerd model en het
doelobject. Er is meer gedetailleerde detectie mogelijk en er
kunnen grotere objecten worden gedetecteerd dan bij
[SEARCH]. Deze optie ondersteunt echter geen gekantelde
objecten.
Niet-defect item
Model
NG
De meting is niet stabiel wanneer er twee of meer met
hetzelfde patroon zijn. Registreer unieke patronen in
het scherm of beperk het zoekbereik.
Zoekgebied wijzigen p.75
NG
Voorbeeld van
toepassing
Herkenning van een
andere soort
instructieblad
BRIGHTSelecteer deze optie om de helderheid (dichtheid) of krassen/
stof op effen werkstukken te detecteren. Stel de teachzone in op
het objectdeel waarvan u de helderheid wilt detecteren en start
het teachen.
Niet-defect item
Teachzone
Sluit een beperkte zone van het
object in.
NGNG
AREA*Selecteer deze optie om objecten te herkennen op basis van
hun afmetingen (zone). Stel de teachzone in op het objectdeel
waarvan u de afmetingen (zone) wilt detecteren en start het
teachen.
Teachzone
Zonemeting bij dit deel
Detectie van krassen/
stof in vellen
Branden van
indicatoren
controleren
Aanwezigheidsdetectie van schroefdraad
Inspectie van tekorten
bij confiserie
Aanwezigheidsdetectie van zilverpasta
50
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 52
Sectie 3
Teach-in uitvoeren
ItemBeschrijving
WIDTH *Selecteer deze optie om een breedte of interval te detecteren.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de meting wilt
uitvoeren en start het teachen.
Voorbeeld: Breedte meten
Stel zo in dat er twee helderheidswijzigingen in de
detectiezone zijn, bijvoorbeeld 'van licht naar donker'
of 'van donker naar licht'.
POSITION
*Selecteer deze optie om de positie van een object te detecteren.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de meting wilt
uitvoeren en start het teachen.
De rand van het object wordt gedetecteerd en de evaluatie
wordt uitgevoerd op basis van vergelijking van de
desbetreffende randcoördinaten met referentiecoördinaten.
Voorbeeld
Voorbeeld van
toepassing
Detectie van
draadbreedte op
condensatoren of
andere elektronische
onderdelen
Detectie van gebogen
draden
Detectie van onjuist
geplaatste labels
Sectie 3CONFIGURATIE
Detectie van onjuist
geplaatste labels
Teachzone
Stel zo in dat er één helderheidswijziging in de
detectiezone is, bijvoorbeeld 'van licht naar donker' of
'van donker naar licht'.
COUNT* Selecteer deze optie om het aantal objecten te tellen.
Stel de teachzone in op het objectdeel waar u de detectie wilt
uitvoeren en start het teachen. De randen van de teachzone
worden gedetecteerd en de evaluatie wordt uitgevoerd op basis
van vergelijking van het aantal randen met een
referentiewaarde.
Voorbeeld: Het aantal draden detecteren
Een helderheidswijziging zoals 'van licht naar donker
naar licht' of 'van donker naar licht naar donker' wordt
als '1' geteld. In het vorige voorbeeld is het aantal '4'.
Het aantal draden
detecteren
Het aantal kabels
tellen
Gebruikershandleiding
ZFV
51
Page 53
Sectie 3
e
Teach-in uitvoeren
CHARA*
Sectie 3CONFIGURATIE
ItemBeschrijving
CHARA 1
CHARA 2
Selecteer deze optie om de aanwezigheid te detecteren van een
complete tekenreeks die op een effen achtergrond is gedrukt.
De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van vergelijking van de
dichtheidswijzigingen (helderheid) in een geregistreerde
tekenreeks. Weggevallen tekens, fouten, ontbrekende punten,
enzovoort kunnen niet worden gedetecteerd.
Teachzone
Voorbeeld
NG omdat er geen tekenreeks is.
Selecteer deze optie om het wegvallen van losse tekens te
detecteren.
Fouten in tekens, ontbrekende punten, enzovoort kunnen niet
worden gedetecteerd.
Teachzone
Voorbeeld van
toepassing
Aanwezigheidsdetectie van complete
tekenreeks zoals de
vervaldatum
Detectie van
ontbrekend teken in
tekenreeksen zoals de
vervaldatum
Voorbeeld
NG omdat '1' ontbreekt.
*: Deze optie verschijnt alleen wanneer een versterker van het standaardtype wordt gebruikt.
Info over de teachzone voor [CHARA]
Als u de teachzone moet instellen op een eventuele onjuiste afdrukpositie, stelt u een zone in waar de
tekenreeks mogelijk kan verschijnen wanneer deze niet op de juiste positie wordt afgedrukt. (Zorg
echter dat de zone een effen achtergrond heeft.)
Als u een zone heel dicht bij de tekenreeks zonder marge instelt, kan de sensor geen verschuiving van
de afdrukpositie detecteren.
Goed
Een eventuele verschuiving van de afdrukpositie binnen de teachzone wordt niet als fout geëvalu
Fout
Als de teachzone zich heel dicht bij het teken bevindt zonder marge,
valt het teken niet binnen de teachzone en wordt dit dus als NG geëvalueerd.
52
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 54
Sectie 3
Drempelwaarden aanpassen
Drempelwaarden aanpassen
U past drempelwaarden aan om het bereik voor OK-evaluaties te bepalen.
Pas de drempelwaarden aan op basis van de aangegeven meetresultaten. De
aanpassingsdetails zijn afhankelijk van de ingestelde teachmodus.
■ SEARCH, MATCH
●Pas de correlatiewaarde aan.●Schakel de modus ADJ in.
Gemeten waarde
Correlatiewaarde
Sectie 3CONFIGURATIE
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Correlatiewaarde0 tot 100Dit is de ondergrens van de correlatiewaarde voor het teachmodel.
Deze waarde of een hogere waarde wordt als OK geëvalueerd.
■ BRIGHT
●Pas de gemiddelde dichtheid aan.●Schakel de modus ADJ in.
Toetsen LINKS/RECHTS:boven-/ondergrens selecteren.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
●Pas de dichtheidsafwijking aan.
Gemeten
waarde
Ondergrens
Bovengrens
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Gemiddelde dichtheid0 tot 255Dit is het bereik van de gemiddelde dichtheid binnen de teachzone.
Dichtheidsafwijking0 tot 127Dit is het bereik van de dichtheidsafwijking binnen de teachzone.
ZFV
Gebruikershandleiding
53
Page 55
Sectie 3
Drempelwaarden aanpassen
■ AREA
●Schakel de modus ADJ in.
●Pas de zonewaarde aan.
Binair beeld
Contrastbeeld
Kan op een van beide
beelden worden ingesteld.
Gemeten waarde
Sectie 3CONFIGURATIE
Zonewaarde0 tot 999Dit is de zone waarin als OK wordt geëvalueerd wanneer de
■ WIDTH
●Schakel de modus ADJ in.
Toetsen LINKS/RECHTS:boven-/ondergrens selecteren.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Boven-/
ondergrens
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Boven-/
ondergrens
Ondergrens
●Pas de randbreedte aan.
Ondergr
ens
Bovengrens
Toetsen LINKS/RECHTS:boven-/ondergrens selecteren.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
zonewaarde tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
●Pas het randniveau aan.
Gemeten waarde
Bovengrens
• In geval van randdetectierichting
Toetsen LINKS/RECHTS:andere rand.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
• In geval van randdetectierichting
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: andere rand.
Toetsen LINKS/RECHTS:waarden wijzigen.
Randniveau
Randniveau
54
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Randbreedte0 tot 999Dit is de zone waarin als OK wordt geëvalueerd wanneer de breedte
tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
Randniveau0 tot 100Dit is het dichtheidswijzigingsniveau dat als rand wordt beschouwd.
Pas dit niveau aan als de meting niet stabiel is.
Teachzone
Maximale dichtheid
Randniveau
Minimale dichtheid
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 56
Sectie 3
Drempelwaarden aanpassen
■ POSITION
●Schakel de modus ADJ in.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Positie0 tot 234Verschuiving vanaf referentiepositie
RandniveauDit is het dichtheidswijzigingsniveau dat als rand wordt beschouwd.
●Pas de positie van de rand aan.
Verschuiving
Verschuiving
Pas dit niveau aan als de meting niet stabiel is.
Gemeten
waarde
• In geval van randdetectierichting
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
• In geval van randdetectierichting
Toetsen LINKS/RECHTS:waarden wijzigen.
p.54
●Pas het randniveau aan.
Randniveau
Randniveau
Sectie 3CONFIGURATIE
■ COUNT
●Pas het aantal aan.
Gemeten waarde
Ondergrens
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Aantal0 tot 128Dit is het aantal keren dat wordt geteld.
Bovengrens
●Pas het randniveau aan.●Schakel de modus ADJ in.
Randniveau
Gebruikershandleiding
ZFV
55
Page 57
Sectie 3
Drempelwaarden aanpassen
■ CHARA 1
●Schakel de modus ADJ in.
Sectie 3CONFIGURATIE
Dichtheidsdistributie0 tot 100Dit is de waarde die als OK wordt geëvalueerd wanneer de
■ CHARA 2
●Schakel de modus ADJ in.
●Pas de correlatiewaarde aan.
Gemeten waarde
Dichtheidsdistributie
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
dichtheidsafwijking tijdens het teachen als 100% wordt genomen.
●Pas de correlatiewaarde aan.
Gemeten waarde
Correlatiewaarde
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
InsteloptieBereikDetails van aanpassing
Correlatiewaarde0 tot 100Dit is de ondergrens van de correlatiewaarde voor het teachmodel.
Deze waarde of een hogere waarde wordt als OK geëvalueerd.
56
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 58
Sectie 3
Metingen uitvoeren
Metingen uitvoeren
Wanneer de modus RUN is ingeschakeld, worden metingen uitgevoerd. Het resultaat
wordt naar het externe apparaat verzonden.
■ Tussen weergaven schakelen tijdens metingen
U schakelt tussen weergavedetails door tijdens de meting op de toets TEACH/VIEW te
drukken.
De meettijd is afhankelijk van het weergegeven beeldtype. De kortste meettijd is die van 'alleen
beeldweergave'. Het getal tussen haakjes ( ) geldt als richtlijn wanneer 'alleen beeldweergave' als
referentie wordt genomen.
Aangezien de meettijd verandert wanneer tijdens de meting tussen weergaven wordt geschakeld,
moet u het ENABLE-signaal in het oog houden, wachten tot het op ON wordt gezet en vervolgens
het TRIG-signaal leveren.
●Uitbreiding van
meetresultaat en
controlebalk (*2)
(alleen beeldweergave
+ 50 ms)
●Teachzone●Teachzone en
meetresultaat (*1)
●Teachzone en
controlebalk (*2)
(alleen beeldweergave
+ 33 ms)
(*1): Bij [BRIGHT] kunt u de toetsen LINKS/RECHTS gebruiken om tussen de weergaven te schakelen
(gemiddelde dichtheid, dichtheidsdistributie).
Bij [AREA] kunt u de toetsen LINKS/RECHTS gebruiken om over te schakelen op binaire weergave.
(*2): De controlebalk bevat het meetresultaat en de drempelwaarde voor evaluatie.
(*3): De meettijd (TIME) die hier wordt weergegeven, is de kortste meettijd van 'alleen beeldweergave'.
Info over de betekenis van weergavedetails bij meetresultaten
p.81
Gebruikershandleiding
ZFV
57
Page 59
Sectie 3
Banken instellen
Banken instellen
De ZFV-serie kan acht sets instellingen opslaan. U kunt extern schakelen tussen deze
instellingen wanneer u de configuratie van het apparaat wijzigt.
Een set van deze instellingen wordt een 'bank' genoemd.
Schakelen tussen banken
BANK 1 is standaard geselecteerd. Ook BANK 2 t/m 8 zijn beschikbaar.
Sectie 3CONFIGURATIE
u
MENU-modus-[BANK]
BANK 1 tot BANK 8
(standaardinstelling: BANK 1)
Banken kopiëren
Kopieer de instellingen van andere banknummers naar een banknummer dat al is
geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[COPY]
Banken wissen
Als u 'Clear' selecteert, worden de instellingen van het geselecteerde banknummer
verwijderd.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[CLEAR]
U kunt ook vanaf een extern apparaat schakelen tussen banken.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen p.58
InstellingBeschrijving
Selecteert de doelbank.
58
De instellingen [SYS1] en [SYS2] en de weergave-instellingen voor de modus RUN kunnen niet
worden gewist.
De methode voor het schakelen tussen banken instellen
Geef aan hoe wordt geschakeld tussen banken.
MENU-modus-[SYS1]-[BANKSET]-[SWITCH]
InstellingBeschrijving
KEY (standaardinstelling)
I/OEr wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker
ZFV
Gebruikershandleiding
Er wordt geschakeld tussen banken via de bedieningstoetsen op de versterker.
en via externe signalen.
Het schakelen via externe signalen is alleen ingeschakeld in de modus RUN.
Page 60
Sectie 3
Systeemomgeving instellen
Systeemomgeving instellen
Meettijd aanpassen
Stel de resolutie van het invoerbeeld in.
Pas de resolutie aan de vereiste precisie en meettijd aan.
MENU-modus-[SYS1]-[IMAGE RATE]
InstellingBeschrijving
FINESelecteer deze optie als u metingen uitvoert via een uiterst nauwkeurig beeld. Het
meten duurt echter langer.
NORMAL
(standaardinstelling)
HIGH SPEEDSelecteer deze optie als u snel wilt meten. De beelden zijn echter niet zo
Standaard
nauwkeurig.
Sectie 3CONFIGURATIE
Meettiming selecteren
Stel het moment in waarop de meting moet worden uitgevoerd.
MENU-modus-[SYS1]-[MEAS TYPE]
InstellingBeschrijving
TRIG (standaardinstelling) Synchrone meting
De meting wordt uitgevoerd synchroon met de statusverandering van het TRIGsignaal van OFF in ON.
CONTINUEContinue meting
Er wordt herhaaldelijk gemeten zolang het TRIG-signaal op ON staat.
Teachmodus selecteren vanaf een extern apparaat
Er zijn twee teachmodi die vanaf een extern apparaat kunnen worden geselecteerd.
MENU-modus-[SYS1]-[TEACH TYPE]
InstellingBeschrijving
STATIONARY (standaard) Het teachen wordt uitgevoerd terwijl het object stationair is. Het leveren van de
externe triggeringang is vereist voor het teachen.
MOVINGHet object wordt verplaatst tijdens het teachen.
Selecteer deze teachmodus alleen wanneer het object niet kan worden gestopt.
Het leveren van de externe trigger is vereist voor het teachen.
Werkingsdiagrammen p.34
Gebruikershandleiding
ZFV
59
Page 61
Sectie 3
Systeemomgeving instellen
Eco-modus instellen/annuleren
Hiermee geeft u aan of de schermverlichting moet worden uitgeschakeld nadat een
bepaalde tijd geen actie is uitgevoerd.
U wordt aangeraden deze modus op [ON] te zetten om te voorkomen dat de helderheid
van het LCD-scherm vermindert.
MENU-modus-[SYS1]-[ECO MODE]
ON (standaardinstelling)De Eco-modus wordt ingeschakeld.
Sectie 3CONFIGURATIE
OFFDe Eco-modus wordt geannuleerd.
Configuratiegegevens initialiseren
InstellingBeschrijving
De verlichting van het scherm wordt uitgeschakeld als er drie minuten geen actie
wordt uitgevoerd.
Voor alle bank- en systeeminstellingen worden de fabrieksinstellingen hersteld.
De instellingen van alle banken en alle systeeminstellingen worden geïnitialiseerd, ongeacht het
geselecteerde banknummer.
MENU-modus-[SYS2]-[ALL CLEAR]
InstellingBeschrijving
EXECUTEDe configuratiegegevens worden geïnitialiseerd.
CANCELDe configuratiegegevens worden niet geïnitialiseerd.
Versie controleren
Het type sensorkop, het type versterker en de versiegegevens van de software worden
weergegeven.
MENU-modus-[SYS2]-[VERSION]
60
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 62
Sectie 3
I/O-voorwaarden wijzigen
I/O-voorwaarden wijzigen
ON-voorwaarden selecteren
Geef aan wanneer het OUTPUT-signaal op ON moet worden gezet: wanneer de evaluatie
OK is of wanneer deze NG is.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ON STATUS]
InstellingBeschrijving
OK ONHet OUTPUT-signaal wordt op ON gezet wanneer de evaluatie OK is.
NG ON
(standaardinstelling)
Impulsuitgang (monotimer)
Het OUTPUT-signaal wordt op ON gezet wanneer de evaluatie NG is.
Sectie 3CONFIGURATIE
OUTPUT wordt alleen op ON gezet gedurende de vooraf ingestelde uitvoertijd waarna het
OUTPUT-signaal op ON wordt gezet.
● Synchrone meting
TRG
OUTPUT
OFF
ON
OFF
ON
Metingen verwerken
Uitvoertijd
● Continue meting
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK
Evaluatie is NG
OUTPUT
OFF
ON
Evaluatie is OKEvaluatie is NG
Uitvoertijd
Gebruikershandleiding
ZFV
61
Page 63
Sectie 3
I/O-voorwaarden wijzigen
■ Impulsuitgang ON/OFF selecteren
Geef aan of impulsuitgang mogelijk is op het OUTPUT-signaal.
Sectie 3CONFIGURATIE
■ Impulsuitgangstijd instellen
OUTPUT wordt op ON gezet gedurende de vooraf ingestelde tijd waarna het OUTPUTsignaal op ON wordt gezet.
Deze instelling is alleen geldig wanneer [ONE SHOT] op [ON] is gezet.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ONE SHOT]
InstellingBeschrijving
OFF (standaardinstelling) Er is geen impulsuitgang mogelijk.
ONEr is impulsuitgang mogelijk.
Wanneer de impulsuitgang op [ON] is gezet, is de uitschakelvertragingstijd uitgeschakeld.
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[OUTPUT TIME]
InstellingBeschrijving
0 tot 255
(standaardinstelling: 0)
Stel de tijd (ms) in dat OUTPUT op ON wordt gezet.
Inschakelvertragingstijd instellen
Stel deze optie in om het inschakelen van het OUTPUT-signaal te vertragen.
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK bij continue meting
Evaluatie is NGEvaluatie is OKEvaluatie is NG
OUTPUT
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[ON DELAY]
0 tot 255
(standaardinstelling: 0)
OFF
ON
Vertragingstijd
InstellingBeschrijving
Stel de tijd (ms) in dat het inschakelen van het OUTPUT-signaal wordt vertraagd.
62
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 64
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Uitschakelvertragingstijd instellen
Stel deze optie in om het uitschakelen van het OUTPUT-signaal te vertragen.
OUTPUT ON wanneer evaluatie OK bij continue meting
Evaluatie is NGEvaluatie is OKEvaluatie is NG
Sectie 3
OUTPUT
OFF
ON
Vertragingstijd
MENU-modus-[SYS2]-[OUTPUT]-[OFF DELAY]
InstellingBeschrijving
0 tot 255
(standaardinstelling: 0)
Stel de tijd (ms) in dat het uitschakelen van het OUTPUT-signaal wordt vertraagd.
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Deze menu's verschijnen alleen wanneer meerdere versterkers als een set zijn aangesloten.
Stel in op alle versterkers uit de set.
Voorbeeld 1:
VERST2: TRIG-signaalinvoer, VERST2: uitvoer van
totaal evaluatieresultaat
MENUVERST1VERST2
TRIGLINKI/O
HEADNOTUSEUSE
OUTPUT—All
Sectie 3CONFIGURATIE
Voorbeeld 2:
VERST2: TRIG-signaalinvoer, VERST2: uitvoer van
totaal evaluatieresultaat
MENUVERST1VERST2
TRIGLINKI/O
HEADUSEUSE
OUTPUT—All
Gebruikershandleiding
ZFV
63
Page 65
Sectie 3
Instellingen in een uitgebreide configuratie voor extra toepassingen
Versterker voor triggerinvoer opgeven
Geef aan of het TRIG-signaal naar een versterker wordt verzonden.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[TRIG]
I/O (standaardinstelling)Stel alleen in op de versterker waarnaar het TRIG-signaal moet worden
LINKWordt gesynchroniseerd met het TRIG-signaal van de versterker die rechts in de
Sectie 3CONFIGURATIE
Aanwezigheid van sensorkop instellen
Geef aan of er een sensorkop is aangesloten.
InstellingBeschrijving
verzonden.
set is opgenomen.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[HEAD]
InstellingBeschrijving
USE (standaardinstelling) Selecteer deze optie voor de versterker waarop momenteel een sensorkop is
aangesloten.
De meting wordt uitgevoerd met behulp van het invoerbeeld vanaf de momenteel
aangesloten sensorkop.
NOT USESelecteer deze optie voor de versterker waarop momenteel geen sensorkop is
aangesloten.
De meting wordt uitgevoerd met behulp van het beeld dat wordt verzonden door de
sensorkop die rechts in de set is opgenomen.
Inhoud van uitvoer instellen
Stel de inhoud van het meetresultaat in.
Deze optie verschijnt alleen op versterkers waarvan de instelling [TRIG/TRIG] op [I/O]
staat.
MENU-modus-[SYS2]-[LINKSET]-[OUTPUT]
InstellingBeschrijving
ALLDe meetresultaten van alle versterkers uit de set worden samengevoegd en als
totaal evaluatieresultaat verzonden.
EACH
(standaardinstelling)
Het meetresultaat van elke versterker wordt verzonden vanaf de overeenkomstige
versterker.
64
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 66
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
Meetvoorwaarden aanpassen
De weergavedetails van opties vanaf [CUSTM] en verder zijn afhankelijk van het
teachtype dat is ingesteld bij [ITEM].
Algemene opties
■ Lichtuitstraling aanpassen
Pas de intensiteit aan van het licht dat door de sensorkop wordt uitgestraald.
De lichtintensiteit van elke aangepaste sectie wordt weergegeven als een viercijferig getal.
Bovenste oppervlak (bedrukt oppervlak)
Aanzicht
vanaf hier
Op het scherm verschijnt een beeld van de manier waarop licht wordt uitgestraald.
De lichtintensiteit kan ook gedeeltelijk
worden aangepast (van A tot D).
Pas de lichtintensiteit aan met de toetsen OMHOOG/OMLAAG.
InstellingBeschrijving
0 tot 5 (standaardinstelling: 5)0: uit, 1 tot 5: hoe groter de waarde, des te intenser het licht
Wijzig het gebied waarin het model wordt gezocht.
U kunt in het volledige detectiebereik zoeken. Door het zoekgebied te verkleinen kunt u
echter de verwerkingstijd korter maken en de detectienauwkeurigheid verhogen.
Geef de linkerbovenhoek en de rechterbenedenhoek van het zoekgebied op.
Sectie 3CONFIGURATIE
Zoekgebied
Model
MENU-modus-[CUSTM]-[SEARCH AREA]
■ Rotatiebereik van een object instellen
Deze optie verschijnt alleen wanneer [SEARCH] is ingesteld.
Stel deze optie in als zelfs een gekanteld object als niet-defect item moet worden
geaccepteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[ROTATION]
InstellingBeschrijving
±10° (standaardinstelling)Stel het bereik voor accepteerbare kantelwaarden in.
±20°
±30°
±45°
Hoe groter het bereik, des te langer de benodigde meettijd.
66
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 68
Meetvoorwaarden aanpassen
BRIGHT
■ Detectie-inhoud wijzigen
Selecteer de inhoud waarvan u de helderheid wilt detecteren.
MENU-modus-[CUSTM]-[METHOD]
InstellingBeschrijving
AVERAGE
(standaardinstelling)
DEVIATIONEr wordt detectie uitgevoerd op basis van plotselinge dichtheidswijzigingen
Teachbeeld
Er wordt detectie uitgevoerd op basis van helderheid (gemiddelde dichtheid).
Om te bepalen of een object lichter of donkerder is, wordt vergeleken met de
dichtheid die tijdens het teachen is ingesteld.
(dichtheidsafwijking).
Selecteer deze optie om de aanwezigheid van krassen of stof te detecteren.
Sectie 3
Sectie 3CONFIGURATIE
Wanneer [AVERAGE] is ingesteld
OK
Wanneer [DEVIATION] is ingesteld
OKOKNGNG
is de evaluatie OK als er geen
dichtheidswijziging is, zelfs als de
dichtheid verschilt
NG
is de evaluatie NG wanneer de dichtheid verschilt
NG
is de evaluatie NG als er een
dichtheidswijziging is
Gebruikershandleiding
ZFV
67
Page 69
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
AREA
■ Zwart/wit-beelden omkeren
Keer het weergegeven binaire beeld om.
Aangezien de meting wordt uitgevoerd op witte pixels, moet u het deel van het
gemeten gebied selecteren dat moet worden ingesteld op witte pixels.
Sectie 3CONFIGURATIE
■ Niveau voor binaire conversie wijzigen
Stel het niveau in voor de conversie van het contrastbeeld met 256 waarden (dat is
verzonden door de sensorkop) naar een binair beeld.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
InstellingBeschrijving
WHITE
(standaardinstelling)
BLACK
Selecteer het deel van het meetgebied dat moet worden ingesteld op witte
pixels.
MENU-modus-[CUSTM]-[BINARY]
InstellingBeschrijving
0 tot 255Aangezien de meting wordt uitgevoerd op witte pixels, moet u het niveau voor
binaire conversie zo instellen dat het meetgebied wordt geconverteerd naar
witte pixels.
Boven-/
ondergrens
Ondergrens
Toetsen LINKS/RECHTS:boven-/ondergrens selecteren.
Toetsen OMHOOG/OMLAAG: waarden wijzigen.
Bovengrens
68
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 70
Meetvoorwaarden aanpassen
WIDTH
■ Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Teachzone
Sectie 3
Als u deze breedte wilt detecteren
COLOR: BLACK
DIRECTION :
● Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden
gedetecteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
InstellingBeschrijving
WHITE
(standaardinstelling)
BLACKEen wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
● Randdetectierichting selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
InstellingBeschrijving
Er wordt in verticale richting gezocht.
(standaardinstelling)
Er wordt in horizontale richting gezocht.
Sectie 3CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
69
Page 71
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
POSITION
■ Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Als u deze positie wilt detecteren
Sectie 3CONFIGURATIE
● Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden
gedetecteerd.
COLOR: BLACK
DIRECTION :
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
InstellingBeschrijving
WHITE
(standaardinstelling)
BLACKEen wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
● Randdetectierichting selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
InstellingBeschrijving
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
(standaardinstelling)
Er wordt van links naar rechts gezocht.
70
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 72
Meetvoorwaarden aanpassen
COUNT
■ Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Voorbeeld
Sectie 3
Als u dit nummer wilt detecteren
COLOR: BLACK
DIRECTION :
● Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden
gedetecteerd.
MENU-modus-[CUSTM]-[COLOR]
InstellingBeschrijving
WHITE
(standaardinstelling)
BLACKEen wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
Een wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
● Randdetectie selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
MENU-modus-[CUSTM]-[DIRECTION]
InstellingBeschrijving
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
(standaardinstelling)Er wordt van links naar rechts gezocht.
Sectie 3CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
71
Page 73
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
CHARA/CHARA 1, CHARA 2
■ De modelregistratievoorwaarden voor tekens instellen
Deze optie verschijnt alleen wanneer [CHARA 2] is ingesteld.
Selecteer het aantal tekens in de vooraf ingestelde teachzone.
Selecteer het aantal tekens binnen een bepaald aantal tekens op een of twee regels.
Sectie 3CONFIGURATIE
Selectierichtlijnen
• 8 tekens, 1 regel
1LINE NORMAL
• 8 tekens, 2 regels
2LINE NORMAL
MENU-modus-[CUSTM]-[MDL DIV]
InstellingBeschrijving
1LINE SHORTSelecteer deze optie als de tekenreeks uit zes tekens of minder op één regel
bestaat.
1LINE NORMAL
(standaardinstelling)
1LINE LONGSelecteer deze optie als de tekenreeks uit vijftien tekens of minder op één
2LINE SHORTSelecteer deze optie als de tekenreeks uit zes tekens of minder op twee regels
2LINE NORMALSelecteer deze optie als de tekenreeks uit acht tekens of minder op twee
Het aantal tekens in de vorige tabel dient slechts ter referentie. Wanneer het geselecteerde item
meer tekens dan het referentieaantal bevat, vermindert de nauwkeurigheid van de metingen.
Selecteer deze optie als de tekenreeks uit acht tekens of minder op één regel
bestaat.
regel bestaat.
bestaat.
regels bestaat.
72
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 74
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
■ Aangeven of er positiecompensatie moet worden uitgevoerd
Stel positiecompensatie in om de detectienauwkeurigheid te verhogen in de volgende
situaties:
Wanneer er een patroon
voorkomt in het detectiebereik
Wanneer gedrukte tekst niet
op de juiste plaats staat
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE]
InstellingBeschrijving
NONEDe positie wordt niet gecorrigeerd.
MODELHet model wordt gebruikt om de positie te corrigeren.
Selecteer deze optie wanneer er een kenmerkend deel is, zoals een hoek
van een tekstvak.
Model
EDGEDe randpositie wordt gebruikt om de positie te corrigeren.
Rand
Sectie 3CONFIGURATIE
■ Inhoud van positiecompensatie selecteren
Modellen registreren
●
Stel deze optie in als [MODEL] is ingesteld op [MODE].
Geef de linkerboven- en linkerbenedencoördinaten van het model op.
Model
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[MODEL]
Gebruikershandleiding
ZFV
73
Page 75
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
● Randdetectievoorwaarden opgeven
Stel deze optie in als [EDGE] is ingesteld op [MODE].
Stel de richting in waarin randen worden gezocht, evenals de dichtheidswijziging.
Sectie 3CONFIGURATIE
• Kleur van randen selecteren
Selecteer de richting van de dichtheidswijziging voor de rand die moet worden
gedetecteerd.
• Randdetectierichting selecteren
Selecteer de richting waarin randen worden gezocht.
Voorbeeld
Als u de positie wilt corrigeren op basis van deze rand
COLOR: BLACK
EDGE:
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[COLOR]
InstellingBeschrijving
WHITEEen wijziging van donker naar licht wordt geëvalueerd als een rand.
BLACK
(standaardinstelling)
Een wijziging van licht naar donker wordt geëvalueerd als een rand.
74
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[DIRECTION]
InstellingBeschrijving
(standaardinstelling)Er wordt van beneden naar boven gezocht.
Er wordt van boven naar beneden gezocht.
Er wordt van links naar rechts gezocht.
Er wordt van rechts naar links gezocht.
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 76
Meetvoorwaarden aanpassen
■ Zoekgebied wijzigen
Wijzig het gebied waarin randen of het model wordt gezocht.
Geef de linkerboven- en linkerbenedencoördinaten van het gebied op.
Sectie 3
Zoekgebied
MENU-modus-[CUSTM]-[MODE DTL]-[SEARCH AREA]
Bij het zoeken van randen
Kan alleen worden gemeten wanneer het zoekgebied een rand bevat;
Moet u het verplaatsingsbereik van het werkstuk in acht nemen bij het bepalen van de grootte en
positie van het gebied.
GoedGoedFout
Zoekgebied
Sectie 3CONFIGURATIE
Gebruikershandleiding
ZFV
75
Page 77
Sectie 3
Meetvoorwaarden aanpassen
MEMO
Sectie 3CONFIGURATIE
76
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 78
Sectie 4
APPENDIX
Problemen oplossen78
Foutberichten en oplossingen79
Vragen en antwoorden80
Lijst weergegeven items in Run-modus81
Specificaties en externe afmetingen83
INDEX89
Sectie 4APPENDIX
Gebruikershandleiding
ZFV
77
Page 79
Sectie 4
Problemen oplossen
Problemen oplossen
In deze sectie wordt beschreven hoe u tijdelijke hardwareproblemen kunt oplossen.
Raadpleeg de oplossing uit deze sectie voordat u de hardware voor reparatie verzendt.
Sectie 4APPENDIX
ProbleemWaarschijnlijke oorzaak en mogelijke oplossing
OUTPUT-indicator brandt niet.• Controleer de instelling van [SYS2]-[OUTPUT]-[ON STATUS].
Als u de indicator wilt laten branden (OUTPUT-signaal ON)
wanneer de evaluatie OK is, selecteert u [OK ON]. Als u de
indicator wilt laten branden (OUTPUT-signaal ON) wanneer de
evaluatie NG is, selecteert u [NG ON].
RUN-indicator brandt niet.• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?p.44
LCD-scherm is donker.• Is de Eco-modus ingesteld?
De Eco-modus was ingesteld als automatisch de oorspronkelijke
helderheid wordt hersteld wanneer u op een willekeurige toets
drukt.
Als de Eco-modus is geannuleerd, blijft de helderheid behouden.
In dat geval vermindert echter de levensduur van de
LCD-achtergrondverlichting. Daarom wordt u aangeraden de
Eco-modus te gebruiken.
Er verschijnen geen beelden.• Is de sensorkopconnector goed aangesloten?
• Is de helderheid van de LED-verlichting donker ingesteld?
Er verschijnen geen
meetresultaten.
Het TRIG-signaal
(ingangssignaal) wordt niet
geaccepteerd.
Het OUTPUT-signaal wordt niet
verzonden.
Het ENABLE-signaal wordt niet
op ON gezet.
Er wordt niet tussen banken
geschakeld, zelfs niet als het
bankschakelsignaal vanaf een
extern apparaat wordt
ontvangen.
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?p.44
• Zijn alle kabels goed aangesloten?
• Is de signaallijn losgekoppeld?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
• Wordt het TRIG-signaal ontvangen?
• Zijn alle kabels goed aangesloten?
• Is de signaallijn losgekoppeld?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?p.44
• Is de methode voor het schakelen tussen banken ingesteld op [I/O]?
Als deze methode is ingesteld op [KEY], kan alleen via de toetsen
worden geschakeld. In dat geval wordt de externe invoer van BANK
1 tot 3 niet geaccepteerd.
• Staat de bedrijfsmodusschakelaar op RUN?
Pagina’s
p.61
p.60
p.40
p.65
p.31
p.44
p.31
p.44
p.58
p.44
78
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 80
Foutberichten en oplossingen
Foutberichten en oplossingen
Sectie 4
FoutberichtenOorzaakOplossing
HEAD IS NOT
CONNECTED
NEIGHBOR UNIT
IS NOT
CONNECTED
SYSTEM ERROR
ERROR CODE ??
TEACHING
FAILED
De sensorkop is niet goed aangesloten.Zorg dat de sensorkop goed is
aangesloten.
De versterkers zijn niet goed op elkaar
aangesloten.
FPGA kan niet worden geconfigureerd.
LCD kan niet worden geïnitialiseerd.
Versterker kan niet worden herkend.
Gegevens kunnen niet worden geladen
uit het Flash-geheugen.
Onjuiste hardwarebewerking.
Onjuiste softwarebewerking.
Het object is niet goed geprojecteerd.
De teachzone is niet op de juiste positie
ingesteld.
Zorg dat de versterkers goed zijn
aangesloten.
De versterker is defect.
Neem contact op met uw OMRONvertegenwoordiger.
Stel de zone zo in dat het object in de
'zichthoek' wordt geprojecteerd.
Zorg dat de juiste teachzone is
ingesteld.
Pagina’s
p.38
p.27
-
p.38
p.49
In de volgende situaties verschijnen geen foutberichten maar wordt het ERROR-signaal
op ON gezet.
OorzaakOplossing
TRIG is ontvangen terwijl ENABLE op
OFF stond.
Er kan niet worden geteached vanaf een
extern apparaat.
Wacht tot ENABLE op ON staat en zorg vervolgens dat
TRIG wordt ontvangen.
Stel de zone zo in dat het object in de 'zichthoek' wordt
geprojecteerd.
Zorg dat de juiste teachzone is ingesteld.
Zorg dat de juiste TRIG-timing wordt gebruikt in de modus
Objectprogrammering - in beweging.
Pagina’s
p.34
p.38
p.49
p.34
Sectie 4APPENDIX
Gebruikershandleiding
ZFV
79
Page 81
Sectie 4
Vragen en antwoorden
Vragen en antwoorden
VraagAntwoord
Kan ik de LED-lichtuitstraling van de
sensorkop uitschakelen?
Ja.
[CUSTM]-Stel [LIGHT] in op [0000].
p.65
Sectie 4APPENDIX
Hoe stel ik een zo kort mogelijke meettijd
in?
Het teachen verloopt niet goed. Wat moet ik
doen?
Er zijn twee manieren om een kortere meettijd in te stellen:
• Stel [CUSTM]-[IMAGE RATE] in op [HIGH SPEED]. De
beeldverwerking is echter niet zo nauwkeurig en de
nauwkeurigheid van de metingen vermindert.
p.59
• Zet de schermweergave tijdens het meten op 'alleen
beeldweergave'.
De meettijd kan evenredig met de weergavetijd worden
verminderd.
p.57
• Modus Objectprogrammering - in beweging
Wellicht bevindt het object zich niet goed in de teachzone.
Schakel de modus Objectprogrammering - vast in of
programmeer met de toetsen.
• Wellicht is een beeld te donker of te licht.
Pas de lichtuitstraling aan met [CUSTM]-[LIGHT] zodat het
object duidelijk wordt geprojecteerd en voer vervolgens opnieuw
het teachen uit.
p.65
80
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 82
Sectie 4
Lijst weergegeven items in Run-modus
Lijst weergegeven items in Run-modus
De volgende tabellen bevatten de tekens die op de LCD-monitor verschijnen, evenals de
betekenis ervan.
Tekens tussen haakjes (
■ Items samen weergegeven met [ITEM]
Weergegeven tekensBetekenis
AVEGemiddelde waarde van meetresultaat
DRANGEMin. en max. meetresultaat
JGEvaluatieresultaat (OK/NG)
MCONTAantal metingen (1 tot 9999999)
NG%NG-verhouding (aantal NG's/aantal metingen)
THDrempelwaarde voor evaluatie
TIMEMeettijd
) verschijnen in de extra grote weergavemodus.
XX – YY (min.waarde – max.waarde)
Bij de boven-/ondergrenzen wordt XX – YY (ondergrens – bovengrens)
weergegeven.
De kortste meettijd wanneer het weergavebeeld is ingesteld op 'alleen
beeldweergave'.
Sectie 4APPENDIX
■ Items afzonderlijk weergegeven
● SEARCH, MATCH, CHARA 2
Weergegeven tekensBetekenis
SCORE(SCR)Correlatiewaarden van berekend model
● BRIGHT
Weergegeven tekensBetekenis
DENAVE(DAV)Gemiddelde dichtheid
DENDEV(DEV)Dichtheidsdistributie
● AREA
Weergegeven tekensBetekenis
MESZonewaarde (waarde berekend door normalisering met de zonewaarde die
tijdens het programmeren als 100 is genomen)
● POSITION
Weergegeven tekensBetekenis
GAPAfwijking van referentiepositie
● WIDTH
Weergegeven tekensBetekenis
WIDRandbreedte
Gebruikershandleiding
ZFV
81
Page 83
Sectie 4
Lijst weergegeven items in Run-modus
Sectie 4APPENDIX
● COUNT
Weergegeven tekensBetekenis
COUNT(CNT)Telling
● CHARA 1
Weergegeven tekensBetekenis
MESZonewaarde (waarde berekend door normalisering met de zonewaarde die
tijdens het programmeren als 100 is genomen)
DENAVE(DAV)Gemiddelde dichtheid
DENDEV(DEV)Dichtheidsdistributie
82
ZFV
Gebruikershandleiding
Page 84
Specificaties en externe afmetingen
Specificaties en externe afmetingen
Sensorkop
ZFV-SR10/SR50
17,9
34
Montagestuk kan aan willekeurige
kant worden geplaatst.
30,1
Afmetingen van montageboring
33
Sectie 4
(Eenheid: mm)
20
2-M4
diepte 6
1/4-20 UNC diepte 6
2-M4
20 0,1
Sectie 4APPENDIX
4,54,5
33,6
23,3
32
4,5
32
4,5
17,9
67,9
5,6
12,8 dia.
Warmtebestendig PVC,
afgeschermde kabel, 5,8 mm dia.,
standaardlengte 2 m
(1) Ingang voor synchrone meting (TRIG) of continue meting (TRIG), geschakeld via menu.
(2) Bankselectie-ingangen (BANK1 tot BANK3)
(3) Objectprogrammering - vast (TEACH) of Objectprogrammering - in beweging