DIGITALE CAMERA
XZ-10
Instructiehandleiding
Bedankt voor uw aankoop van een Olympus digitale camera. Voordat u uw nieuwe camera in gebruik gaat nemen, leest u eerst deze instructies grondig door om optimaal van uw camera te kunnen genieten en een lange levensduur te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats, zodat u later nog iets kunt opzoeken.
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met de camera vertrouwd te maken.
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware-update voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
Registreer uw product op www.olympus.eu/register-product en ontvang extra voordelen van Olympus!
1 Voorbereidingen voor het fotograferen
Namen van onderdelen
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
1 ON/OFF-knop............................... |
Blz. 7 |
2 Indicatorlampje .............................. |
Blz. 6 |
3 Ontspanknop ........................... |
Blz. 9, 37 |
4 Functieknop ................................... |
Blz. 8 |
5 Zoomknop.......................... |
Blz. 9, 10, 25 |
6 Zelfontspanner-LED/ |
|
AF-verlichting................... |
Blz. 23/Blz. 51 |
7 Lens |
|
8 Ingebouwde flitser........................ |
Blz. 22 |
9 Bedieningsring* (j) .......... |
Blz. 25, P. 77 |
0 Statiefaansluiting |
|
a Klepje van het batterij-/ |
|
kaartcompartiment......................... |
Blz. 5 |
b Vergrendelknop van het batterij-/ |
|
kaartcompartiment......................... |
Blz. 5 |
c Klepje over de connector |
|
d Multiconnector ................. |
Blz. 56, 60, 63 |
e HDMI-microconnector (Type D) ...Blz. 56
*In deze handleiding geeft het pictogram jbewerkingen aan die worden uitgevoerd met de bedieningsring.
2 NL
9 |
|
F (omhoog)/ |
|
|
|
F (Belichtingscorrectie)-knop (Blz. 21) |
|
||
|
H (Links)/ |
|
Knop I (rechts)/ |
|
P (AF-kader)-knop |
|
#-knop (flitser) |
|
|
|
(Blz. 21) |
|
(Blz. 22) |
|
|
Q - knop |
|
Subregelaar* (j) |
|
(Blz. 11, 25, 31) |
|
(Blz. 10, 14 – 15, 25) |
|
|
|
|
|
• Draaien om een optie te |
|
|
|
|
kiezen. |
|
|
|
G (Omlaag)/ |
|
|
jY(Repeterende opnamen/Zelfontspanner) (Blz. 23)/ |
|
|||
|
|
D (Wissen)-knop(Blz. 26) |
|
|
1 Monitor |
|
|
5 Stereomicrofoon |
|
(Aanraakscherm) |
......... Blz. 8, 12, 24, 29 |
6 Oogje voor de riem ........................ |
Blz. 4 |
|
2 q(weergave)-knop.............. |
Blz. 10, 25 |
7 R (film) knop......................... |
Blz. 11, 25 |
|
3 MENU-knop................................ |
|
Blz. 39 |
8 Fn-knop ................................. |
Blz. 25, 55 |
4 INFO (informatiedisplay) |
|
9 Pendelknop.................................... |
Blz. 7 |
|
knop................................ |
Blz. 13, 24, 57 |
|
|
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
*In deze handleiding geeft het pictogram jbewerkingen aan die worden uitgevoerd met de subregelaar.
NL 3
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
Het uitpakken van de doos
Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd.
Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht.
|
|
Camerariem |
Styluspen |
Lithium-ionbatterij |
|
|
|
|
(LI-50B) |
|
Camera |
|
|
|
|
|
|
|
of |
• Cd-rom met |
|
|
|
|
|
computersoftware |
|
|
|
• |
Handleiding |
|
|
|
• |
Garantiekaart |
USB-kabeltje |
USB-lichtnetadapter |
|
|
|
(CB-USB8) |
|
(F-2AC) |
Camerariem bevestigen
• Trek de camerariem zo strak dat deze niet los kan raken.
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast.
Waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te
# Let op voorkomen. Alsook belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden.
$ Opmerkingen Aandachtspunten bij het gebruik van de camera.
% Tips |
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw |
camera. |
|
g |
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie. |
4 NL
De batterij en het kaartje plaatsen en verwijderen
1 Voer de stappen 1 en 2 uit om het klepje van het batterij-/kaartcompartiment te openen.
•Schakel de camera uit voor u het klepje van het batterij-/kaartcompartiment opent.
2 Schuif het vergrendelknopje voor de batterij in de richting van de pijl om de batterij te plaatsen.
•Plaats de batterij zoals aangegeven, zodat de l-markering naar het vergrendelknopje van de batterij gericht is.
Beschadigingen aan de buitenzijde van de batterij (krassen, enz.) kunnen warmte of een ontploffing veroorzaken.
•Schuif het vergrendelknopje voor de batterij in de richting van de pijl om de batterij te ontgrendelen, en haal de batterij eruit.
Klepje van het batterij-/ kaartcompartiment
2
1
Vergrendelknop van het batterij-/kaartcompartiment
Batterijvergrendelknop
3 |
Steek het kaartje recht in de kaartsleuf |
Schrijfbeveiliging |
|
||
|
totdat het op zijn plaats vastklikt. |
|
• Gebruik altijd SD/SDHC/SDXC-kaartjes, Eye-Fi-kaartjes of FlashAir-kaartjes (Draadloos LAN gemonteerd) in deze camera. Plaats geen andere soorten geheugenkaartjes in het toestel. g“Het kaartje gebruiken“ (Blz. 72)
• Raak de metalen onderdelen van het kaartje niet direct aan.
Het kaartje verwijderen
Druk het kaartje in tot u een klik hoort en het kaartje uitspringt, neem het kaartje dan uit de camera.
4 Voer de stappen 1 en 2 uit om het klepje |
1 |
van het batterij-/kaartcompartiment te |
|
sluiten. |
2 |
• Als u de camera gebruikt, dient u het klepje van het batterij-/kaartcompartiment gesloten te houden.
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
NL 5
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
De batterij opladen
Sluit de USB-aansluitkabel en de USB-lichtnetadapter aan op de camera en laat de batterij opladen.
•Bij levering is de batterij niet volledig geladen. Voor u de camera gebruikt, dient u de batterij op te laden tot het indicatorlampje uitgaat (maximaal 3 uur).
De camera aansluiten
Multiconnector
Stopcontact
USB-kabeltje (meegeleverd)
Indicatorlampje
ON/OFF-knop
Indicatorlampje
Aan: bezig met opladen
Uit: opladen voltooid
Wanneer moeten de batterijen worden opgeladen
Laad de batterij op als de volgende foutmelding verschijnt.
Battery Empty
Foutmelding
•De meegeleverde F-2AC USB-lichtnetadapter (hierna de USB-lichtnetadapter genoemd) is afhankelijk van de regio waar u de camera heeft gekocht. Als u een USB-lichtnetadapter met rechtstreekse stekker heeft ontvangen, steekt u deze rechtstreeks in het stopcontact.
•De meegeleverde USB-lichtnetadapter kan worden gebruikt voor opladen en weergave. Maak geen foto's terwijl de lichtnetadapter aangesloten is op de camera.
•Vergeet niet de stekker van de USB-lichtnetadapter uit het stopcontact te halen wanneer het opladen voltooid is of de weergave eindigt.
•Voor meer gegevens over de batterij verwijzen we naar “Voorzorgsmaatregelen bij
de omgang met batterijen“ (Blz. 82). Voor meer gegevens over de USB-lichtnetadapter verwijzen we naar “USB-lichtnetadapter“ (Blz. 83).
•Als het indicatorlampje niet oplicht, moet u de aansluiting van de USB-kabel en de USB-lichtnetadapter controleren.
•De batterij in de camera kan worden geladen terwijl de camera via USB aangesloten is op de computer. De laadtijd is afhankelijk van de prestaties van de computer. (In sommige gevallen kan het ongeveer 10 uur duren om de batterij op te laden.)
6 NL
De camera inschakelen en voor het eerst instellen
Wanneer u de camera voor het eerst inschakelt, verschijnt er een scherm waarin u de taal voor de menu's en berichten op de monitor kunt instellen, alsook de datum en de tijd.
# Let op
•Door de camera in te schakelen, gaat de flitser omhoog. Plaats uw vingers niet op de flitser.
•Door [$] (Flitser uit) te selecteren, gaat de flitser niet omhoog.
g“Een flitser gebruiken (flitserfotografie)“ (Blz. 22)
1 |
Nadat u de camera heeft ingeschakeld met de knop ON/OFF, selecteert |
||||
|
u een taal met FGHI en drukt u op de knop A. |
|
|
|
|
2 |
Gebruik FG om het jaar te |
|
|
|
X |
|
|
|
|
||
|
selecteren bij [Y]. |
Y |
M |
D |
Time |
|
|
2013 |
|
|
Y/M/D |
|
|
Cancel |
|
|
|
3 |
Druk op I om de instelling |
|
|
|
X |
|
|
|
|
||
|
voor [Y] op te slaan. |
Y |
M |
D |
Time |
|
|
2013 |
|
|
Y/M/D |
|
|
Cancel |
|
|
|
4 |
Zoals in stappen 2 en 3 gebruikt u FGHI om [M] (maand), [D] (dag), |
||||
|
[Time] (uren en minuten) en [Y/M/D] (volgorde datum) in te stellen, en |
drukt u vervolgens op de knop A.
•Voor een nauwkeurige instelling van de tijd drukt u op de knop A als het tijdsignaal 00 seconden aangeeft.
5 Gebruik HI om de tijdzone [x] te selecteren en druk vervolgens op de knop A.
•Gebruik FG om de zomertijd ([Summer]) in of uit te schakelen.
’13.02.26 12:30
Seoul
Tokyo
Summer
Camera in sluimerstand
Als er gedurende de ingestelde tijd geen handelingen worden gesteld, schakelt de camera naar de “sluimerstand“ (stand-by). In deze stand schakelt de monitor uit en worden alle acties geannuleerd. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.). De camera schakelt automatisch uit als hij gedurende 5 minuten in de sluimerstand heeft gestaan. Zet de camera opnieuw aan voor u hem gebruikt.
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
NL 7
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
Fotograferen
Een fotografeerstand selecteren
Selecteer een fotografeerstand met behulp van de |
Indicator Functieknop |
functieknop. |
|
A |
Een volautomatische stand waarbij de camera automatisch de |
|
instellingen optimaliseert voor de huidige scène. De camera doet al |
||
|
het werk, wat handig is voor beginners. |
|
P |
Het diafragma en de sluitertijd worden automatisch aangepast om de |
|
optimale resultaten te verkrijgen. |
||
|
||
A |
U regelt het diafragma. U kunt achtergronddetails scherper of waziger |
|
instellen. |
||
|
||
|
U regelt de sluitertijd. U kunt de beweging van bewegende |
Sonderwerpen uitdrukkelijker maken, of ze 'bevriezen' zonder bewegingsonscherpte.
M |
U regelt het diafragma en de sluitertijd. U kunt foto's maken met lange |
|
sluitertijden bij vuurwerk of in andere situaties met weinig licht. |
||
|
CU kunt fotografeerinstellingen vooraf opslaan, zodat u ze tijdens het fotograferen snel kunt opvragen.
P |
Selecteer een thema en maak een gewenste fotocollage. |
SCN |
Selecteer een scène volgens het onderwerp. |
ART |
Selecteer een kunstfilter. |
Foto's maken
Probeer eerst foto's te maken in de stand Volautomatisch.
1 Stel de functieknop in op A.
ISO- |
|
Beschikbare |
gevoeligheid |
|
opnametijd |
ISO-A |
|
|
200 |
|
|
|
|
L N |
|
|
HD |
125 |
F5.6 |
01:02:03 |
38 |
||
Sluitertijd |
Diafragmawaarde |
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen
8 NL
2 Kadreer de opname.
• Zorg ervoor dat u de flitser, de microfoon of andere belangrijke delen niet afdekt met uw vingers enz. wanneer u de camera vasthoudt.
3 Stel scherp.
• Druk zacht op de
ontspanknop tot in de eerste |
Horizontale stand |
Verticale stand |
positie (druk de ontspanknop |
|
|
half in). |
|
|
Druk de ontspanknop |
Autofocusveld |
|
|
half in. |
|
125 F5.6
Sluitertijd Diafragmawaarde
•De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
De ontspanknop half en helemaal indrukken
De ontspanknop heeft twee posities. De ontspanknop licht indrukken tot aan de eerste positie en deze daar vasthouden heet “de ontspanknop half indrukken“; de ontspanknop volledig indrukken tot aan de tweede positie heet “de ontspanknop helemaal indrukken“.
|
Helemaal |
Half indrukken |
indrukken |
4 Laat de ontspanknop los.
•Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
•Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
•Het opgenomen beeld verschijnt op de monitor.
$ Opmerkingen
•U kunt ook foto's maken met behulp van het aanraakscherm. g“Het aanraakscherm gebruiken“ (Blz. 29)
Gebruik van de zoomfunctie
Met de zoomknop kunt u het opnamebereik aanpassen. |
W-kant |
T-kant |
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
NL 9
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
Foto's bekijken
Druk op de knop q.
•Uw meest recente foto wordt weergegeven.
•Druk op HI of draai aan de subregelaar om een beeld te selecteren.
q-knop Pendelknop/subregelaar
Geeft het |
Geeft het |
vorige beeld |
volgende |
weer |
beeld weer |
L N 100-0020
2013.02.26 12:30 |
SD 20 |
Stilstaand
beeld
Indexweergave
• In enkelbeeldweergave draait u de zoomknop naar W voor de indexweergave.
2013.02.26 12:30 |
SD 21 |
Gezoomd weergeven
• In enkelbeeldweergave draait u de zoomknop naar T om tot 14× in te zoomen en naar W om terug te keren naar enkelbeeldweergave.
• U kunt ook de bedieningsring gebruiken om de vergroting te wijzigen.
2x
Beelden wissen
Geef een beeld weer dat u wenst te wissen en druk op G (D). Selecteer [Yes] en druk op Q.
U kunt ook meerdere beelden selecteren om ze te verwijderen. g“Beelden selecteren“ (Blz. 25)
10 NL
Films opnemen en bekijken
Films opnemen
1 Stel de functieknop in op A.
2 Druk op de knop R om de opname te starten.
|
R-knop |
3 Druk nogmaals op de knop R om de opname te stoppen. |
|
|
R |
|
00:00:00 |
|
00:02:18 |
Weergegeven |
Opnametijd |
tijdens de opname |
|
Filmweergave
Selecteer een film en druk op Q om het weergavemenu weer te geven. Selecteer [Movie Play] en druk op Q om het afspelen te starten.
•Druk op MENU om het afspelen van de film te onderbreken.
Movie
Movie Play
L
Erase
Back |
Set |
Volume
Het volume kan worden aangepast door op F of G te drukken tijdens enkelbeeldweergave en filmweergave.
00:00:02/00:00:14
1
fotograferen het voor Voorbereidingen
NL 11
2
Basisfotografie
2 Basisfotografie
Basisopnamefuncties
Fotograferen
|
1 2 3456 7 |
8 9 0 |
|
|
|
|
x |
|
|||
w |
ND |
R |
|
|
|
|
|
W |
|
|
T |
v |
|
|
|
IS OFF |
a |
|
|
|
|
|
IS OFF |
u |
|
|
|
j |
b |
|
|
|
|
|
|
t |
S-AF |
|
|
|
c |
S-AF |
|
|
|
|
|
s |
ISO |
|
|
|
|
ISO |
|
|
|
|
|
r |
400 |
|
|
|
d |
400 |
|
|
|
|
|
+2.0 |
|
|
4:3 |
|
|
|
|
|
|
y |
|
q |
|
|
|
L N |
e |
4” |
8 |
60 |
250 |
2000 |
z |
p |
C |
|
|
-3 +7 HD |
f |
F1.8 |
2.8 |
4.0 |
5.6 |
8.0 |
|
|
|
01:02:03 |
g |
|
|
|
|
|
01:02:03 |
||
o |
P 125 |
F5.6 |
+2.0 |
P 125 |
F5.6 |
+2.0 |
|
||||
SD 1023 |
h |
|
SD 1023 |
||||||||
|
n |
m |
l |
k j i |
|
|
|
|
|
|
|
1 Schrijfaanduiding ......................... |
Blz. 73 |
2 ND-filterinstelling.......................... |
Blz. 55 |
3 World Time................................... |
Blz. 49 |
4 Gezichtsprioriteit.......................... |
Blz. 38 |
5 Filmgeluid .............................. |
Blz. 11, 54 |
6 dLock......................................... |
Blz. 44 |
7 Waarschuwing interne |
|
temperatuur ................................. |
Blz. 67 |
8 Breedte-hoogteverhouding .... |
Blz. 34, 44 |
9 Repeterende opnamen/ |
|
zelfontspanner ............................. |
Blz. 23 |
0 Flitser (knippert: bezig |
|
met opladen)................................ |
Blz. 22 |
a Beeldstabilisator .......................... |
Blz. 32 |
b Kunstfilter..................................... |
Blz. 16 |
Motiefprogramma......................... |
Blz. 17 |
Beeldeffecten......................... |
Blz. 32, 42 |
c Witbalans..................................... |
Blz. 33 |
d Livegids intrekken.................. |
Blz. 20, 29 |
e Beeldkwaliteit |
|
(stilstaande beelden) ................... |
Blz. 34 |
f Beeldkwaliteit (films).................... |
Blz. 35 |
gBeschikbare opnametijd
hAantal stilstaande beelden dat kan
worden opgeslagen |
......................Blz. 74 |
i Actueel geheugen........................ |
Blz. 73 |
j Toonregeling ................................ |
Blz. 21 |
k Boven: |
Flitssterkteregelaar |
........Blz. 36 |
||
Onder: |
Belichtingscorrectie- |
|
||
|
aanduiding..................... |
|
Blz. 21 |
|
l Belichtingscorrectiewaarde.......... |
Blz. 21 |
|||
m Diafragmawaarde ................. |
|
Blz. 13 |
– 15 |
|
n Sluitertijd............................... |
|
Blz. 13 |
– 15 |
|
o Stand Fotograferen........... |
Blz. 8, 13 |
– 15 |
||
p C Mode Setup.............................. |
|
Blz. 41 |
||
q Aanraakschermstand................... |
|
Blz. 29 |
||
r Flitssterkteregelaar ...................... |
|
Blz. 36 |
||
s ISO-gevoeligheid ......................... |
|
Blz. 38 |
||
t AF-modus .................................... |
|
Blz. 37 |
||
u Lichtmeetstand ............................ |
|
Blz. 36 |
||
v Flitserfunctie ................................ |
|
Blz. 22 |
wBatterijcontrole
7 Aan (groen): Klaar voor gebruik (wordt weergegeven gedurende ongeveer tien seconden nadat de camera werd ingeschakeld)
8 Aan (groen): Batterij bijna leeg
9 Knippert (rood): Opladen nodig
x Zoombalk....................................... |
Blz. 9 |
y Bedieningsringfunctie .................. |
Blz. 77 |
z Histogram .................................... |
Blz. 13 |
12 NL
Het informatiedisplay omschakelen
Druk op de knop INFO om de informatie te kiezen die tijdens het fotograferen wordt weergegeven.
|
|
INFO |
|
|
INFO |
|
INFO |
ISO |
|
|
ISO |
|
|
|
|
200 |
|
|
200 |
|
|
|
|
|
|
L N |
|
|
L N |
|
|
|
|
HD |
|
|
HD |
|
|
P |
125 F5.6 0.0 |
01:02:03 |
P |
125 F5.6 0.0 |
01:02:03 |
|
|
38 |
38 |
|
|
||||
Informatiedisplay aan |
Histogramweergave |
Alleen beeld |
2 |
||||
Histogramweergave |
|
|
|
|
|
Geeft een histogram weer waarop de verdeling van de helderheid in het beeld wordt getoond. De horizontale as toont de helderheid en de verticale as het aantal pixels bij elke helderheid in het beeld. Delen boven de bovengrens worden rood weergegeven, delen onder de ondergrens worden blauw weergegeven, en het deel dat met spotmeting werd gemeten, wordt groen weergegeven.
De fotografeerstanden gebruiken
Basisfotografie
“Richten en fotograferen“ (stand P)
In de stand Ppast de camera automatisch de sluitertijd en het diafragma aan op basis van de helderheid van het onderwerp. Stel de functieknop in op P.
• De sluitertijd en het diafragma die door |
|
de camera werden geselecteerd, worden |
|
weergegeven op de monitor. |
Stand |
• De aanduidingen voor de sluitertijd en het |
Fotograferen |
diafragma knipperen als de camera geen |
|
optimale belichting kan verkrijgen. |
|
ISO |
|
|
|
|
400 |
|
|
|
|
|
|
|
|
L N |
|
|
|
|
HD |
P |
125 |
F5.6 |
0.0 |
01:02:03 |
38 |
Sluitertijd Diafragmawaarde
Waarschuwingsindicatie |
Status |
Actie |
||||||||||||
|
|
|
|
(knippert) |
||||||||||
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30" |
F1.8 |
|
|
|
|
Gebruik de flitser. |
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
is te donker. |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp |
Het lichtmeetbereik van de camera is |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
2000 |
F8 |
|
|
|
|||||||
|
|
|
|
is te helder. |
overschreden. Stel [ND Filter Setting] in op |
|||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
[On]. g“Live control gebruiken“ (Blz. 31) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Programma-aanpassing (%)
In stand Pkunt u met behulp van de bedieningsring de combinatie van de diafragmawaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de correcte belichting in gevaar te brengen. “s“ verschijnt naast de fotografeerstand tijdens programma-aanpassing.
Om de programma-aanpassing te annuleren, draait u de bedieningsring achteruit tot “s“ niet langer wordt weergegeven.
•Bij gebruik van een flitser is er geen programmaaanpassing mogelijk.
ISO
400
|
|
L N |
|
|
HD |
Ps |
125250 F5.6 0.0 |
01:02:03 |
38 |
Programma-aanpassing
NL 13
2
Basisfotografie
Het diafragma instellen (diafragmavoorkeuzestand A)
In de stand Astelt u het diafragma in en past de camera automatisch de sluitertijd aan voor een optimale belichting. Draai de functieknop naar A.
Lagere |
F2.0 |
F5.6 F8.0 |
Hogere |
|
diafragmawaarde |
diafragmawaarde |
|||
|
|
•U kunt de diafragmawaarde instellen met de bedieningsring, de belichtingscorrectie met de subregelaar.
•Een groter diafragma (lager F-nummer) vermindert de scherptediepte (het gebied voor of achter het scherpstelpunt waarop is scherpgesteld), waardoor de achtergrond waziger wordt weergegeven. Een kleiner diafragma (hoger F-nummer) verhoogt de scherptediepte.
ISO
400
|
|
L N |
|
|
HD |
A |
125 F5.6 +0.0 |
01:02:03 |
38 |
• De aanduiding voor de sluitertijd knippert als de camera |
Diafragmawaarde |
|||||||||||
geen optimale belichting kan verkrijgen. |
|
|
||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Waarschuwingsindicatie |
Status |
|
Actie |
|||||||||
|
|
|
(knippert) |
|
||||||||
|
|
|
|
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp is |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30" |
|
|
F5.6 |
Verlaag de diafragmawaarde. |
||||
|
|
|
|
|
|
onderbelicht. |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Verhoog de diafragmawaarde. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp is |
• Als de waarschuwingsindicatie niet |
|
|
|
|
2000 |
|
|
|
F5.6 |
verdwijnt, is het lichtmeetbereik van de |
||||
|
|
|
|
|
overbelicht. |
camera overschreden. Stel [ND Filter |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Setting] in op [On]. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
g“Live control gebruiken“ (Blz. 31) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De sluitertijd instellen (sluitertijdvoorkeuzestand S)
In de stand Sstelt u de sluitertijd in en past de camera automatisch het diafragma aan voor een optimale belichting. Draai de functieknop naar S.
Langere |
2″1″15 |
601004001000 |
Kortere |
|
sluitertijd |
sluitertijd |
|||
|
|
|||
|
|
|
|
•U kunt de sluitertijd instellen met de bedieningsring, de belichtingscorrectie met de subregelaar.
•Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“
zonder bewegingsonscherpte. Door een langere |
ISO |
|
|
|
400 |
|
|
sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. |
|
|
L N |
Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische |
|
|
HD |
beweging op. |
S |
125 F5.6 +0.0 |
38 |
|
|
|
01:02:03 |
• De aanduiding voor de diafragmawaarde knippert als de |
|
Sluitertijd |
|
camera geen optimale belichting kan verkrijgen. |
|
|
14 NL
Waarschuwingsindicatie |
Status |
Actie |
||||||||||
(knippert) |
||||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp is |
Kies in dit geval een langere |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
2000 |
|
|
F1.8 |
|
|
|
||||||
|
|
|
|
|
onderbelicht. |
sluitertijd. |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Kies een snellere sluitertijd. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Als de waarschuwingsindicatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het onderwerp is |
niet verdwijnt, is het |
|
125 |
|
|
|
F8 |
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
lichtmeetbereik van de camera |
|||||
|
|
|
|
overbelicht. |
||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
overschreden. Stel [ND Filter |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Setting] in op [On]. “Live control |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
gebruiken“ (Blz. 31) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het diafragma en de sluitertijd instellen (handmatige stand M)
In de stand Mstelt u zowel het diafragma als de sluitertijd in. Stel de functieknop in op M en stel de sluitertijd in met behulp van de bedieningsring en de diafragmawaarde met de subregelaar.
• De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/2.000 – 30 sec.
•U kunt de functies toegewezen aan de bedieningsring en de subregelaar veranderen. g[Dial Function] (Blz. 51)
# Let op
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M.
Ruis in foto's
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement
die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking. g[Noise Reduct.] (Blz. 52)
2
Basisfotografie
NL 15
2
Basisfotografie
Kunstfilters gebruiken
1 |
Draai de functieknop naar ART. |
Pop Art |
|
• Een menu met kunstfilters wordt weergegeven. Selecteer aan de hand van de getoonde voorbeelden een filter met FG en druk op Q.
Exit Set
Soorten kunstfilters |
|
j Pop Art |
s Diorama |
k Soft Focus |
t Cross Process |
l Pale&Light Color |
u Gentle Sepia |
m Light Tone |
v Dramatic Tone |
n Grainy Film |
Y Key Line |
o Pin Hole |
|
2 Maak een opname.
•Om een andere instelling te kiezen, drukt u op Q om het kunstfiltermenu weer te geven.
Kunsteffecten
Kunstfilters kunnen worden gewijzigd en effecten kunnen worden toegevoegd. Door in het kunstfiltermenu op I te drukken worden bijkomende opties weergegeven.
Filters aanpassen
Optie I is de originele filter, terwijl de opties II en volgende effecten toevoegen die de originele filter aanpassen.
Effecten toevoegen*
Soft focus, pin-hole, white edges, frames, starlight
* De beschikbare effecten zijn afhankelijk van de geselecteerde filter.
# Let op
•Als [RAW] momenteel geselecteerd is voor de beeldkwaliteit, wordt de beeldkwaliteit automatisch ingesteld op [YN+RAW]. De kunstfilter wordt alleen toegepast op de JPEG-kopie.
•Afhankelijk van het onderwerp kunnen toonovergangen gekarteld zijn, kan het effect minder goed merkbaar zijn of kan het beeld “korreliger“ worden.
•Bepaalde effecten zijn mogelijk niet zichtbaar in live view of tijdens het opnemen van films.
•De weergave is afhankelijk van de gebruikte filters, effecten of instellingen voor de filmkwaliteit.
16 NL
Opnemen met een motiefprogramma
1 Draai de functieknop naar SCN.
•Een motiefmenu wordt weergegeven. Selecteer aan de hand van de verklaringen en getoonde voorbeelden een motiefprogramma met FG en druk op Q.
•Druk op Q of druk de ontspanknop half in om over te schakelen naar de liveweergave. Druk op Q om terug te keren naar het motiefmenu.
SCN 1 |
Portrait |
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Exit |
Set |
Soorten motiefprogramma's |
|
O Portrait |
R Sunset |
P e-Portrait |
T Documents |
L Landscape |
s Panorama (Blz. 17) |
J Sport |
( Fireworks |
H Hand-Held Starlight |
0 Multi. Exposure |
G Night Scene |
g Beach & Snow |
U Night+Portrait |
Z Backlight HDR |
2 Maak een opname.
•Om een andere instelling te kiezen, drukt u op Q om het motiefmenu weer te geven.
#Let op
•In de modus [e-Portrait] worden twee beelden opgenomen: een ongewijzigd beeld en een tweede beeld waarop de [e-Portrait]-effecten werden toegepast. Het ongewijzigde beeld wordt opgenomen met de momenteel voor de beeldkwaliteit geselecteerde optie, de gewijzigde kopie wordt opgenomen met een beeldkwaliteit JPEG (X-kwaliteit (2.560 × 1.920)).
•De effecten van sommige motiefprogramma's worden niet toegepast bij het opnemen van videobeelden.
Foto's maken voor een panorama
Als u de bijgeleverde computersoftware hebt geïnstalleerd, kunt u de software gebruiken om beelden samen te voegen tot een panorama. g“Installing Software“
(Blz. 63)
1 |
Draai de functieknop naar SCN. |
2 |
Selecteer [Panorama] en druk op Q. |
3 |
Kies een panrichting met FGHI. |
4 |
Maak een foto en gebruik hierbij de hulplijnen |
|
om de foto te kadreren. |
•De scherpstelling, belichting en andere instellingen worden vergrendeld op de waardes van de eerste opname.
ISO
200
M 125 F5.638
2
Basisfotografie
NL 17
2
Basisfotografie
5 Maak de resterende foto's en zorg ervoor dat de hulplijnen telkens overlappen met de voorgaande foto.
ISO
200
M |
125 F5.6 |
38 |
[ 2 ] |
Exit |
[ 3 ] |
Exit |
•Een panorama kan tot 10 beelden bevatten. Na de tiende opname wordt een waarschuwingsteken (g) weergegeven.
6 Druk na de laatste opname op Q om de reeks te beëindigen.
# Let op
•Tijdens de panoramaopnamen wordt de opname die voor de positie-uitlijning werd gemaakt, niet weergegeven. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
$ Opmerkingen
•Door op Q te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het keuzemenu van het motiefprogramma. Door midden in de opnamen op Q te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en kunt u met de volgende verder gaan.
Collages maken
Tijdens de opname wordt een beeld in een layout-kader geplaatst om een collage te maken. Dit laat een ruime waaier aan foto-expressies toe met thema's of verhalen. U kunt ook tikken om te fotograferen.
1 Draai de functieknop naar P.
• Er verschijnt een menu.
2 Selecteer een thema met FG en druk op I.
Soorten thema's
P1 Standard P2 Speed
P3 Zoom In/Out
P4 Fun Frames
Thema
1 Standard
1
2
3
4
Exit |
Set |
18 NL
3 Selecteer gewenste items in het thema |
1 |
Standard |
|
|
|
||
met FGHI en druk op I. |
|
|
|
|
|
Exit |
Set |
P1 |
P2 |
P3 |
P4 |
Standard |
Speed |
Zoom In/Out |
Fun Frame |
Submenu's van [Type] [Effect] |
[Pics/Sheet] |
[Type] [Effect] |
[Effect] |
1 |
2 |
3 |
4 |
[Type] |
|
|
|
[Pics/ |
|
|
|
Sheet] |
|
|
|
Huidig item |
|
[Pics/Sheet] |
|
4 Tik op een kader in de stand-bystand om te fotograferen.
• Om een ander beeld te fotograferen, tikt u op het gewenste kader.
ISO |
ISO |
ISO |
400 |
400 |
400 |
125 |
38 |
125 |
F5.6 |
0.0 |
38 |
125 |
F5.6 |
0.0 |
•Om een beeld in een kader te verwijderen, tikt u op het kader en tikt u op U.
•De opnamen kunnen halverwege worden beëindigd om opnieuw vanaf het eerste kader te fotograferen. Druk op de knop MENU en selecteer [Save] om de foto op te slaan en vervolgens opnieuw te starten met fotograferen. Druk op de knop MENU en selecteer [Exit] om de foto niet op te slaan en opnieuw te starten met fotograferen.
•Door op de knop qte drukken, eindigt de opname en keert u terug naar de weergave. In dit geval wordt de foto niet opgeslagen.
5 Als alle beelden opgenomen zijn, drukt u op Oen slaat u de foto op.
# Let op
•Wanneer u tijdens de opname verandert van fotografeerstand, wordt de foto niet opgeslagen.
•Een foto wordt opgeslagen als één fotocollage en elk gekadreerd beeld wordt niet als een beeld opgeslagen.
•De resolutie ligt vast op 5M.
2
Basisfotografie
NL 19
2
Basisfotografie
Opnameopties gebruiken
Livegidsen gebruiken
1 |
Stel de functieknop in op A. |
|
2 |
Nadat u op Q hebt gedrukt om de livegids weer |
Gidsitem |
|
||
|
te geven, gebruikt u de FG-knoppen op de |
Change Color Saturation |
|
pendelknop om een item te markeren en drukt |
|
|
u op Q om dit te selecteren. |
|
|
|
Cancel |
3 |
Gebruik FG op de pendelknop om het niveau te |
Niveaubalk |
|
||
|
kiezen. |
Clear & Vivid |
•Wanneer [Shooting Tips] geselecteerd is, markeert u een item en drukt u op Q om een beschrijving te
|
bekijken. |
|
|
|
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• |
Druk de ontspanknop half in of druk op Q om de |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
instelling op te slaan. |
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
Flat & Muted |
|
|
|||||
• |
Het effect van het geselecteerde niveau is zichtbaar |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Cancel |
|
|
|
|
Set |
|
|||||
|
op het display. Als [Blur Background] of [Express |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Motions] geselecteerd is, keert het display terug naar |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
de normale weergave, maar het geselecteerde effect |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
is zichtbaar in de uiteindelijke foto. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4 Maak een opname.
•Druk de ontspanknop in om een opname te maken.
•Om de livegids te annuleren, drukt u op de MENU-knop.
#Let op
•Als [RAW] momenteel geselecteerd is voor de beeldkwaliteit, wordt de beeldkwaliteit automatisch ingesteld op [YN+RAW].
•Andere livegidsinstellingen dan [Blur Background] en [Express Motions] worden niet toegepast op de RAW-kopie.
•De instellingen [Blur Background] en [Express Motions] worden niet toegepast op filmopnamen.
•Het is mogelijk dat beelden er korrelig uitzien bij sommige instelniveaus van de livegids.
•Wijzigingen aan de instelniveaus van de livegids zijn mogelijk niet zichtbaar op de monitor.
•De flitser kan niet worden gebruikt met de livegids.
•Wanneer u wijzigingen doorvoert aan de livegidsopties, worden vorige wijzigingen geannuleerd.
•Wanneer u livegidsinstellingen doorvoert die de beperkingen van de belichtingsmeters van de camera overschrijden, kan dit leiden tot overof onderbelichte beelden.
% Tips
•In andere standen dan Akunt u live control gebruiken voor meer gedetailleerde instellingen.
g“Live control gebruiken“ (Blz. 31)
20 NL
De belichting regelen (belichtingscorrectie)
Druk op de knop F(F) en draai de subregelaar om de belichtingscorrectie aan te passen. Kies positieve (“+“) waarden om beelden helderder te maken en negatieve (“–“) waarden om beelden donkerder te maken. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van ± 3 EV.
Negatief (–) |
Geen compensatie (0) |
Positief (+) |
# Let op
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand A, Mof SCN (tenzij gedeeltelijk).
De helderheid van hoge lichten en schaduwen wijzigen
Om het dialoogvenster voor de toonregeling weer te |
|
IS OFF |
|||
geven, drukt u op de knop F(F) en drukt u op de |
|
|
|||
knop INFO. Gebruik HI om een toonniveau te kiezen. |
|
|
|||
Kies “laag“ om schaduwen donkerder te maken of “hoog“ |
|
|
|||
om hoge lichten helderder te maken. |
|
|
|
0 |
|
INFO |
INFO |
|
INFO |
+2.0 |
SD |
|
0 |
+1 |
0 |
|
|
Belichtingscor- |
Toonniveau: |
Toonniveau: |
|
|
|
rectie |
laag |
hoog |
|
|
Een scherpstelkader selecteren (AF-kader)
Kies welke van de 35 AF-kaders worden gebruikt om automatisch scherp te stellen.
1 |
Druk op de knop P (H) om het AF-kader weer te geven. |
2 |
Gebruik FGHI om de weergave van één kader te selecteren en |
|
positioneer het AF-kader. |
•De stand “Alle doelen“ wordt hersteld wanneer u de cursor van het scherm weg verplaatst.
All Targets |
Single Target |
De camera kiest automatisch uit alle |
Selecteer het scherpsteldoel |
mogelijke scherpsteldoelen. |
handmatig. |
2
Basisfotografie
NL 21
2
Basisfotografie
Een flitser gebruiken (flitserfotografie)
1 |
Druk op de knop #(I) om de opties weer te geven. |
2 |
Selecteer met HI een flitserfunctie en druk op Q. |
•Wanneer de flitser met de hand omlaag wordt gebracht en gesloten, selecteert de camera [$] (Flitser uit). Wanneer de flitser wordt gebruikt, drukt u op de knop #(I) en wijzigt u de flitsstand.
AUTO |
Autoflitsen |
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser |
|
automatisch. |
|||
|
|
Flitsen met
!onderdrukken van Met deze functie kunt u rode ogen vermijden. rode ogen
# |
Invulflitsen |
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de |
|
lichtomstandigheden. |
|||
|
|
||
$ |
Flitser uit |
De flitser ontsteekt niet. |
|
|
Flitsen met trage |
|
|
!*1 |
synchronisatie/ |
Combineert een trage synchronisatie met |
|
SLOW |
onderdrukken van |
onderdrukken van rode ogen. |
|
|
rode ogen |
|
|
|
|
Om foto's te maken wordt een flitser gebruikt die |
|
#RC*2 |
Afstandsbediening |
geschikt is voor een Olympisch draadloos RC- |
|
|
|
flitssysteem. |
|
|
|
De in de handel verkrijgbare slave-flitser die |
|
#SLV*2 |
Slave |
gesynchroniseerd is met de cameraflitser, wordt |
|
gebruikt om foto's te maken. De flitssterkte kan |
|||
|
|
worden aangepast. |
|
#SLOW*1 |
Trage |
Trage sluitertijden worden gebruikt om een slecht |
|
|
synchronisatie |
verlichte achtergrond op te lichten. |
|
#FULL, |
Handmatig |
Voor gebruikers die de voorkeur geven aan |
|
#1/4, enz. |
handmatige bediening. |
*1 Alleen stand Pen A.
*2 Draadloze flitserfotografie is alleen beschikbaar wanneer [Remote Flash] (Blz. 75) is geselecteerd.
3 Druk de ontspanknop helemaal in.
# Let op
•Bij [!] (flitsen met onderdrukken van rode ogen) duurt het na de inleidende flitsen ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Beweeg de camera niet zolang de opname niet is voltooid.
•[!] (flitsen met onderdrukken van rode ogen) werkt mogelijk niet efficiënt bij bepaalde opnameomstandigheden.
•#AUTO, $kan worden ingesteld in de modus A.
Minimaal flitsbereik
De lens kan schaduwen werpen over onderwerpen die zich dicht bij de camera bevinden, wat vignettering veroorzaakt, of de onderwerpen kunnen te helder zijn, zelfs bij minimale flitssterkte.
•Om overbelichte foto's te voorkomen, selecteert u de stand Aof Men kiest u een hoge f-waarde, of u vermindert de ISO-gevoeligheid.
22 NL
Repeterende opnamen/de zelfontspanner gebruiken
De camera maakt opeenvolgend foto's terwijl de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt. Daarnaast kan ook de zelfontspanner worden gebruikt voor zelfof groepsportretten of om cameratrillingen te vermijden wanneer de camera op een statief is bevestigd of op een andere manier vast is gezet.
1 |
Druk op de jY-knop (G) om het directmenu weer te geven. |
2 |
Selecteer een optie met HI en druk op Q. |
o |
Enkelbeeldopnamen |
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de |
|
camera één foto (in de stand Fotograferen). |
|||
|
|
||
|
|
Zolang de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, |
|
j Repeterende opnamen |
worden foto's genomen aan een snelheid van |
||
|
|
5 frames per seconde (fps). |
|
|
|
Zolang de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, |
|
O |
High-Speed |
worden foto's genomen aan een snelheid van |
|
15 frames per seconde (fps). Alleen beschikbaar |
|||
|
|
||
|
|
als [i](Natural) is geselecteerd voor [Picture Mode]. |
|
|
|
Terwijl de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, |
|
7 |
BKT |
worden foto's gemaakt met automatisch |
|
veranderende instellingen voor ieder beeld |
|||
|
|
||
|
|
(bracketing). |
|
|
|
Druk de ontspanknop half in om scherp te |
|
|
|
stellen en helemaal om de timer te starten. De |
|
Y12s |
Zelfontspanner 12 sec. |
zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer |
|
10 seconden continu, begint dan ongeveer |
|||
|
|
||
|
|
2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de |
|
|
|
foto gemaakt. |
|
|
|
Druk de ontspanknop half in om scherp te |
|
Y2s |
Zelfontspanner 2 sec. |
stellen en helemaal om de timer te starten. |
|
De zelfontspanner-LED knippert ongeveer |
|||
|
|
||
|
|
2 seconden, en daarna wordt de foto gemaakt. |
$ Opmerkingen
•Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen, drukt u op de jY-knop.
•Tijdens repeterende opnamen worden de scherpstelling, belichting en witbalans van de eerste opname vergrendeld.
•Bracketing is enkel mogelijk wanneer [Bracketing] (Blz. 44) is geselecteerd.
# Let op
•Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
•Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten.
•Als u voor de camera gaat staan om de ontspanknop half in te drukken bij het gebruik van de zelfontspanner, is het mogelijk dat de foto onscherp is.
2
Basisfotografie
NL 23
2
Basisfotografie
Basisweergavefuncties
Monitorbeeld tijdens weergave
Vereenvoudigde weergave |
Volledige weergave |
||
1 |
2 3 456 |
c d |
e f g |
|
|
×10 |
|
|
|
×10 |
|
|
|
|
|
|
|
|
P |
125 |
F5.6 |
h |
|
|
|
|
|
|
|
+2.0 |
|
20mm |
i |
|
|
|
|
|
|
|
|
+1.0 |
j |
|
|
|
|
|
WB |
A+4 |
|
G+4 |
k |
|
|
|
|
|
AUTO |
|
|||
|
|
|
|
|
ISO 400 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
iNatural |
l |
|
|
|
|
|
|
3968×2976 |
1/8 |
m |
||
|
4:3 |
L N |
100-0015 |
7 |
|
4:3 L N |
100-0015 |
|
|
b |
2013.02.26 12:30 |
|
SD 15 |
8 |
2013.02.26 12:30 |
|
|
SD 15 |
|
a 0 9 |
r |
qpon |
1 Batterijcontrole............................... |
Blz. 6 |
2 Eye-Fi-upload klaar...................... |
Blz. 54 |
3 Printreservering |
|
Aantal prints................................. |
Blz. 59 |
4 Geluid opnemen .......................... |
Blz. 27 |
5 Beveiligen .................................... |
Blz. 26 |
6 Geselecteerd beeld...................... |
Blz. 25 |
7 Bestandsnummer......................... |
Blz. 53 |
8 Beeldnummer |
|
9 Opslagapparaat ........................... |
Blz. 73 |
0 Beeldkwaliteit............................... |
Blz. 34 |
a Breedte- |
|
hoogteverhouding............ |
Blz. 34, 44, 51 |
b Datum en tijd............................ |
Blz. 7, 49 |
c Beeldrand ........................ |
Blz. 34, 44, 51 |
d AF-kader...................................... |
Blz. 21 |
e Stand Fotograferen........... |
Blz. 8, 13 – 15 |
f Belichtingscorrectie...................... |
Blz. 21 |
g Sluitertijd............................... |
Blz. 13 – 15 |
h Diafragmawaarde ................. |
Blz. 13 – 15 |
i Brandpuntsafstand......................... |
Blz. 9 |
j Flitssterkteregelaar ...................... |
Blz. 36 |
k Witbalanscorrectie ....................... |
Blz. 33 |
l Beeldeffecten......................... |
Blz. 32, 42 |
m Compressiefactor................... |
Blz. 34, 53 |
n Aantal pixels ............. |
Blz. 34 – 35, 53, 74 |
o ISO-gevoeligheid ......................... |
Blz. 38 |
p Witbalans..................................... |
Blz. 33 |
q Lichtmeetstand ............................ |
Blz. 36 |
r Histogram .................................... |
Blz. 13 |
Informatie weergeven tijdens afspelen
De knop INFO kan worden gebruikt om de informatie te kiezen die tijdens het afspelen wordt weergegeven.
INFO |
×10 |
INFO |
|
×10 |
|
|
INFO |
|
P |
125 |
F5.6 |
||||
|
|
|
|
+2.0 |
|
20mm |
|
|
|
|
|
|
|
±0.0 |
|
|
|
|
WB |
A±10 |
G±10 |
|
|
|
|
|
AUTO |
|
|||
|
|
|
ISO 400 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
iNatural |
|
|
|
|
|
3968×2976 |
|
1/8 |
|
|
4:3 |
L N |
100-0015 |
|
4:3 L N |
100-0015 |
|
|
2013.02.26 12:30 |
|
SD 15 |
2013.02.26 12:30 |
|
|
SD 15 |
|
Alleen beeld |
Vereenvoudigde |
Volledige weergave |
|
weergave |
|
24 NL
Weergaveopties
Druk op de knop qom foto's schermvullend weer te geven. Om de opnamestand te verlaten, drukt u de ontspanknop half in.
Indexweergave
|
|
W |
|
|
|
|
L N 100-0020 |
T |
|
|
|
2013.02.26 12:30 |
SD 20 |
2013.02.26 12:30 |
SD 21 |
||
Enkelbeeldweergave |
|
Indexweergave |
|
||
Weergavezoom (gezoomd weergeven) |
|
|
|
||
|
|
W |
|
|
|
|
L N 100-0020 |
T |
2x |
|
|
2013.02.26 12:30 |
SD 20 |
|
|||
Enkelbeeldweergave |
|
Gezoomd weergeven |
|||
Subregelaar (j) |
Vorige (l)/Volgende (m) |
|
|||
Pendelknop |
Enkelbeeldweergave: volgende (I)/vorige (H) |
||||
close-up-weergave: close-up-positie verplaatsen |
|||||
(FGHI) |
|||||
indexweergave: beelden selecteren |
|
||||
|
|
||||
INFO |
Geeft de informatie van het beeld weer |
|
|||
R (Knop |
Beelden selecteren |
|
|
||
videobeelden) |
|
|
|||
|
|
|
|
||
D (G) |
Beelden wissen |
|
|
|
|
Q |
Menuweergave |
|
|
|
|
Bedieningsring (j) |
In-/uitzoomen |
|
|
|
|
Fn |
Beelden beveiligen |
|
|
Beelden selecteren
Selecteer meerdere foto's die u wilt beveiligen of verwijderen. Druk op de knop R om de huidige foto te selecteren. De geselecteerde foto's zijn gemarkeerd
met v. Om vte verwijderen en de selectie van de foto op te heffen, drukt u nogmaals op de knop R.
2013.02.26 12:30 |
SD 21 |
2
Basisfotografie
NL 25
2
Basisfotografie
Geselecteerde beelden wissen
Druk op G (D), selecteer vervolgens [Yes] en
druk daarna op Q om de geselecteerde beelden te wissen.
Beelden beveiligen |
|
|
U kunt beelden beveiligen tegen toevallige verwijdering. |
|
|
Roep een beeld op dat u wilt beveiligen en druk op de |
|
|
knop Fn; het pictogram 0(beveiligen) verschijnt op het |
|
|
beeld. Druk nogmaals op de knop Fn om de beveiliging te |
|
|
verwijderen. |
|
|
U kunt ook meerdere geselecteerde beelden beveiligen. |
|
4:3 L N 100-0020 |
Nadat u beelden in “Beelden selecteren“ (Blz. 25) heeft |
2013.02.26 12:30 |
SD 20 |
|
|
|
geselecteerd, drukt u op de knop Fn. |
|
|
# Let op
•Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden.
Weergaveopties gebruiken
Druk tijdens de weergave op Q om een eenvoudig optiemenu weer te geven dat tijdens de afspeelmodus kan worden gebruikt.
|
|
|
|
JPEG |
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
H Play |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
JPEG Edit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rotate |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
L |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Back |
|
|
Set |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
Stilstaand beeld |
|
Filmbeeld |
|||||
|
|
|
RAW |
|
|
JPEG |
|
RAW+JPEG |
|||
|
|
|
|
|
|
|
|||||
JPEG Edit (Blz. 46) |
|
|
— |
|
|
|
|
|
— |
||
RAW Data Edit (Blz. 46) |
|
|
|
|
|
— |
|
|
— |
||
Movie Play |
|
|
— |
|
|
— |
|
— |
|
||
Geluidsweergave |
|
|
|
|
|
|
|
|
— |
||
0(Beveiligen) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
R(Audio-opname) |
|
|
|
|
|
|
|
|
— |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
Draaien |
|
|
|
|
|
|
|
|
— |
||
Diashow |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
<(Printreservering) |
|
|
— |
|
|
|
|
|
— |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
Erase |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
26 NL
Bewerkingen uitvoeren op een filmbeeld (Movie Play)
Het afspelen pauzeren of hervatten.
•Terwijl het afspelen gepauzeerd is, kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren.
Vorige/Volgende
Q HI of subregelaar Druk op HI en houd ingedrukt om de bewerking voort te zetten.
F |
Geef het eerste beeld weer. |
G |
Geef het laatste beeld weer. |
H/I Een film doorspoelen of terugspoelen.
F/G Het volume aanpassen.
# Let op
•Het is aan te bevelen de meegeleverde computersoftware te gebruiken om films op een computer weer te geven. Voor u de software voor het eerst start, dient u de camera aan te sluiten op de computer.
Audio-opname
U kunt een audio-opname (tot 4 sec. lang) toevoegen aan de huidige foto.
1 Geef het beeld weer waaraan u een audio-opname wilt toevoegen en druk op Q.
•Audio-opname is niet mogelijk bij beveiligde beelden.
•Audio-opname is ook beschikbaar in het weergavemenu.
2 |
Selecteer [R] en druk op Q. |
JPEG |
|
• |
Selecteer [No] om te annuleren zonder een opname |
H Play |
|
JPEG Edit |
|||
|
toe te voegen. |
||
|
R |
||
|
|
||
|
|
Rotate |
|
|
|
L |
|
Back |
Set |
3 Selecteer [RStart] en druk op Q om de |
R |
|
|
||
opname te starten. |
|
• |
Om de opname halverwege te stoppen, drukt u op Q. |
No |
|
|
|
|
|
R Start |
|
|
Erase |
|
Back |
Set |
4 Druk op Q om de opname te beëindigen.
•Beelden met een audio-opname worden gemarkeerd met het pictogram H.
•Om een opname te wissen, selecteer u [Erase] in stap 2.
2
Basisfotografie
NL 27