OLYMPUS E-P2 User Manual [nl]

http://www.olympus.com/
DIGITALE CAMERA
OLYMPUS EUROPA HOLDING GMBH
Vestiging:
Afleveradres goederen: Correspondentieadres:
Europese Technische klantendienst:
Bezoek ook onze homepage of bel ons GRATIS NUMMER*:
voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. * Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een extra
voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende BETAALDE NUMMERS: Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur en
18.00 uur (MET).
Consumer Product Division Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland T el.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Bredowstrasse 20, 22113 Hamb urg, Duitsland Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland
http://www.olympus-europa.com
00800 - 67 10 83 00
+49 180 5 - 67 10 83
of
+49 40 - 237 73 48 99.
Geautoriseerde dealers
Netherlands: Olympus Nederland B.V.
© 2010
Industrieweg 44 2382 NW Zoeterwoude T e l: 0031 (0)71-5821888
www.olympus.nl
Belgium: Luxemburg:
Olympus Belgium N.V.
Boomsesteenweg 77 2630 Aartselaar
T e l: (03) 870 58 00
Gedrukt in Nederland · OIME · E0462466
HANDLEIDING
HANDLEIDING
z
Dank u voor uw aankoop van een Olympus digitale camera. Voordat u uw nieuwe cam era in gebruik gaat nemen, leest u eerst deze instructies grondig door om optimaal van uw camera te kunnen genieten en een lange levensduur te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats, zodat u later nog iets kunt opzoeken.
z
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken.
z
De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt.
z
De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware­update voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
Registreer uw product op
www.olympus-consumer.com/register
Beknopte handleiding Blz. 2
Bestudeer de namen van de cameraonderdelen, de basisstappen voor fotograferen en weergeven en de basisfuncties.
Inhoudsopgave Blz. 2
NL
en ontvang extra voordelen van Olympus !
6
Het uitpakken van de doos
Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd. Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht.
Camera Beschermkap van
PS-BCS1 (BCS-1)
Lithium-ionlaadapparaat
• CD-ROM met OLYMPUS Master 2
• Handleiding
• Garantiekaart
de camera
USB-kabeltje AV-kabel
Camerariem PS-BLS1 (BLS-1)
(mono)
Lithium-ionbatterij
Camerariem bevestigen
1
2
Breng de camerariem aan in de richting van de pijlen (1, 2).
• Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde manier vast aan het andere bevestigingsoog.
3
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn dat deze goed vastzit (3).
2
NL
De camera gereedmaken voor gebruik
Richtingsteken
1 Batterij opladen
W
Basisgids
Indicator voor laadtoestand Amber lichtje: bezig met opladen Blauw lichtje: opladen voltooid (Laadtijd: tot ca. 3 uur 30 minuten) Amberkleurig knipperen: oplaadfout
BCS-1 lithium­ionlaadapparaat
2 Batterij inzetten
1
3
W
Richtingsteken
Batterij uitnemen
Schakel de camera uit voor u het klepje van het batterij-/kaartcompartiment opent of sluit.
Om de batterij te verwijderen, duwt u eerst de batterijvergrendelknop in de richting van de pijl, waarna u de batterij kunt uitnemen.
2
3
BLS-1 lithium-ionbatterij
1
Lichtnetkabeltje
Vergrendelknop van het batterij-/ kaartcompartiment
Klepje van het batterij-/ kaartcompartiment
2
Stopcontact
Voorbereidingen voor het fotograferen
Batterijvergrendelknop
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
3
NL
3 Het kaartje plaatsen
• Plaats het SD/SDHC-kaartje (in deze instructies het “kaartje“ genoemd) tot het vergrendelt. g“Info over het kaartje“ (blz. 127)
• Schakel de camera uit voor u het kaartje plaatst of verwijdert.
Contactvlak
SD-kaartsleuf
Geheugenkaartje verwijderen
• Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit.
• Neem de kaart eruit.
• Open het klepje van het batterij-/ kaartcompartiment nooit als de indicatie­LED Dataverkeer knippert.
4 Het klepje van het batterij-/kaartcompartiment sluiten
Als u de camera gebruikt, dient u het klepje van het batterij-/kaartcompartiment gesloten te houden.
• Sluit het klepje tot u een klik hoort.
4
NL
Een lens op de camera bevestigen
1 Verwijder de beschermkap van de camera en de
achterkap van de lens
1
2
1
Achterkap van de lens
2
Beschermkap van de camera
Basisgids
2 Een lens op de camera
bevestigen
• Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera en steek de lens in het camerahuis (1).
• Draai de lens in de richting van de pijl tot u een klik hoort
• Raak geen inwendige onderdelen van de camera aan.
• Controleer of de camera uitgeschakeld is.
• Druk de lensontgrendelknop niet in
(2).
3 Verwijder het
lenskapje (
De lens uit de camera verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop (1) ingedrukt houdt, draait u de lens in de richting van de pijl (2).
g“Verwisselbare lenzen“ (blz. 129)
3, 4)
Koppelingsmark ering (rood)
.
Markering voor lenskoppeling (rood)
2
1
3
4
Lenskapje
Lensontgrend elknop
3
2
1
Lensontgrendelknop
Voorbereidingen voor het fotograferen
5
NL
Camera inschakelen
250
F5.6
N
3 8
1 Druk op de knop ON/OFF om de camera in te schakelen
• Om de camera uit te schakelen, drukt u nogmaals op de knop ON/OFF.
Functieknop
Stel de functieknop in op P.
SSWF-indicator
ON/OFF-knop
P
LCD-monitor
Wanneer u de camera inschakelt, gaat de LCD-monitor aan.
L
N
250
250
F5.6
Automatische stofreductie
Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze rei niging knipper t het S SWF-lamp je (Super Sonic W ave Filter).
38
Afzonderlijk verkochte intrekbare lens gebruiken
Bepaalde soorten lenzen kunnen worden ingetrokken in de koker om ze op te be r g en. U kunt geen foto maken terwijl de lens ingetrokken is. Draai de zoomring in de richting van de pijl (1) om de lens naar buiten te laten komen (2).
Om de lens op te bergen, draait u de zoomring in de richting van de pijl (4) terwijl u de UNLOCK-schakelaar (3) verschuift.
4
2
UNLOCK-schakelaar
1
3
Zoomring
6
NL
Datum en tijd instellen
Inf
tijd
ormatie over datum en opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1 Druk op de knop MENU.
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
IMAGE ASPECT
BACK
2 Selecteer met fg
W s
REC VIEW
c
MENU DISPLAY
FIRMWARE
3 Selecteer met fg de
• Het menuscherm wordt weergegeven.
SET
de optie [d] en druk daarna op i
SETBACK
optie [X] en druk daarna op i
worden samen met de beelden
j
NORM
4:3
’--.--.
--
:
--
--
ENG.
j±0 k±0
5SEC
OFF
MENU-knop
5
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
Y
M D TIME
2009 11 01 14 00
Y/M/D
SETCANCEL
De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
6 Selecteer met fg het
datumformaat
Y
M D TIME
2009 11 01 14 00
Y/M/D
Basisgids
Pendelknop
Voorbereidingen voor het fotograferen
Y
M D TIME
CANCEL
4 Selecteer met fg de
optie [Y] en druk daarna op i
Y
M D TIME
2009
CANCEL
Y/M/D
Y/M/D
SETCANCEL
7 Druk op knop i
’09.11.01
14:01
W s
REC VIEW
c
FIRMWARE
BACK
MENU DISPLAY
j±0 k±0
SET
ENG.
5SEC
OFF
8 Druk op de knop MENU
om het menu te verlaten.
7
NL
Camera
1 2 3
4 5
8
9
6
5 0 a
7
1 SSWF-indicator .....................gblz. 6, 125
2 ON/OFF knop ..............................gblz. 6
3 Ontspanknop ...............................gblz. 12
4 F (Belichtingscorrectie) knop......gblz. 43
5 Oogje voor de riem ........................gblz. 2
6 Markering voor lenskoppeling .......gblz. 5
7 Lensvatting
(Verwijder de beschermkap voor de lens wordt bevestigd.)
8 Flitsschoen ..................................gblz. 61
9 Microfoon ..............................gblz. 74, 86
0 Zelfontspanner-LED ....................gblz. 57
a Lensontgrendelknop ......................gblz. 5
b Lensvergrendelingspen
b
8
NL
1
2
Basisgids
8 9
0 a
b c
d
3 4
5
6
7
1 Functieknop ................................ gblz.10
2 LCD-monitor .........................gblz. 22, 24
3 MENU knop ............................... gblz. 20
4 INFO
(informatiedisplay) knop........ gblz. 23, 79
5 Statiefaansluiting 6 Klepje van het batterij-/
kaartcompartiment ........................ gblz. 3
7 Vergrendelknop van het batterij-/
kaartcompartiment ........................ gblz. 3
8 Accessoirepoort ........................ gblz. 134
9 D(wissen) knop ........................gblz. 88
0 q (weergave) knop ............ gblz.14, 77
a AEL/AFL knop .................... gblz.44, 96
0 beeldbeveiliging ...................gblz. 87
b <-knop ...................................... gblz.97
g
e
h
f
i j k
c Luidspreker
d Subregelaar (j) ................. gblz. 15, 25
e Klepje over de connector f Indicatie-
LED Dataverkeer ................ gblz. 12, 119
g Multiconnector ............ gblz.83, 112, 117
h HDMI-miniconnector ................... gblz. 84
i Hoofdregelaar (j) .............. gblz. 15, 25
j Pendelknop (k) ............ gblz. 15, 20, 25
Druk op de volgende plaatsen op de hoofdregelaar.
Omhoog: f Omlaag: g Links: h Rechts: i
k i-knop .......................................gblz. 20
Namen van onderdelen en functies
9
NL
Functieknop
De functieknop biedt u de mogelijkheid om de camera-instellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen.
Geavanceerde programma's
• Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen.
De instellingen die in de geavanceerde programma's zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de camera wordt uitgeschakeld.
Programmagestuurd
P
A
S
M
fotograferen
Diafragmavoorkeuze
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig
fotograferen (Manual)
Programma's voor gemakkelijk fotograferen
• Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera stelt de juiste lichtomstandigheden automatisch in.
• Als u de functieknop draait of de camera uitschakelt in de programma's voor gemakkelijk fotograferen, worden functies waarbij instellingen zijn gewijzigd teruggezet naar de standaardinstellingen af fabriek.
A
ART Kunstfilter
SCN Motief
n Film
iAuto
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. (gblz. 37)
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. (gblz. 38)
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. (gblz. 39)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. (gblz. 40)
De camera selecteert automatisch een optimale fotografeerstand uit de mogelijkheden
[LANDSCAPE], [NIGHT SCENE], [SPORT]
Dit is een volautomatische modus waarmee u kunt fotograferenmet de optimale instellingen voor het motief door gewoon op de ontspanknop te drukken.
Als u een bepaalde filter of motiefprogramma selecteert, past de camera zijn instellingen optimaal aan de lichtomstandigheden voor die filter of dat motiefprogramma aan.
In de stand SCN kunnen de meeste functies niet worden gewijzigd.
Hiermee worden films opgenomen. Naast [P], [A] en [M] kunt u een film opnemen met de kunstfilter.
[PORTRAIT]
en
[MACRO]
,
.
10
NL
Kunstfilter/motiefprogramma instellen
1 Stel de functieknop in op ART of SCN.
• Het kunstfiltermenu of het motiefmenu verschijnt.
SELECT
POP ART1
SET
B
e
F D
C G
SELECT
1
PORTRAIT
SET
2 Selecteer met fg de gewenste filter of het gewenste motiefprogramma. 3 Druk op knop i.
Soorten kunstfilters
Pictogram Kunstfilter Pictogram Kunstfilter
POP ART (Pop-art)
j
SOFT FOCUS
k
PALE&LIGHT COLOR
l
(Bleke en lichte kleur) LIGHT TONE (Lichte tint)
m
GRAINY FILM (Korrelige film)
n
PIN HOLE (Gaatjes)
o
DIORAMA
a
CROSS PROCESS
b
(kruisproces)
Soorten motiefprogramma's
Pictogram Stand Pictogram Stand
• Kunstfilters en [e-PORTRAIT] worden niet toegepast op RAW-beelden.
• Als de beeldkwaliteit ingesteld is op [RAW] en een kunstfilter wordt toegepast, wordt de beeldkwaliteit automatisch ingesteld op [YN+RAW].
• Het korrelige uitzicht van het beeld kan, afhankelijk van het gebruikte soort kunstfilter, extra worden beklemtoond.
• Als RAW of JPEG+RAW ingesteld is bij [e-PORTRAIT], worden een RAW-beeld en een JPEG (X (2560×1920)) met het toegepaste effect opgeslagen.
• Als JPEG is ingesteld bij [e-PORTRAIT], worden twee beelden opgeslagen: één beeld voor de toepassing van het effect (met de ingestelde beeldkwaliteit) en een ander beeld na de toepassing van het effect (X (2560×1920)).
PORTRAIT (portret)
I
e-PORTRAIT
e
LANDSCAPE (landschap)
L
LANDSCAPE+PORTRAIT
K
(landschap+portret) SPORT
J
NIGHT SCENE (nachtscène)
G
NIGHT+PORTRAIT
U
(nacht+portret) CHILDREN (kinderen)
G
HIGH KEY
H
LOW KEY
I
DIS MODE
q
MACRO
J
NATURE MACRO
r
(natuuropname macro) CANDLE (kaars)
&
SUNSET (zonsondergang)
*
DOCUMENTS (documenten)
@
PANORAMA (gblz. 60)
s
FIREWORKS (vuurwerk)
(
BEACH & SNOW
g
(strand & sneeuw)
Basisgids
Basisfuncties
11
NL
Fotograferen
250
F5.6
3 8
N
1 Selecteer een compositie
Ontspanknop
terwijl u de LCD-monitor bekijkt
LCD-monitor
2 Stel scherp
Druk de ontspanknop half in.
LCD-monitor
P
Autofocusveld
250
250
F5.6
Sluitertijd
• Zodra de camera heeft scherpgesteld, stoppen het AF-bevestigingsteken (( of n) en het autofocusteken met knipperen.
(: Voor een high-speed Imager AF-compatibele lens die een Micro Four Thirds-
lens of Four Thirds-lens is
n: Andere Four Thirds-lens
• Controleer de scherpstelling op de LCD-monitor.
• De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt.
AF-teken
L
N
38
Diafragmawaarde
Indicatie­LED Dataverkeer
12
3 Maak de foto door de sluiter te ontspannen
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
• Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet verwijderen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto's worden opgeslagen.
NL
Vasthouden van de camera
Zorg er ook voor dat u niet uw vingers en de camerariem voor de lens houdt.
Basisgids
Horizontale stand
Verticale stand
Als de camera stopt te werken
Als ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.). g“SLEEP“ (blz. 100)
TIPS
De scherpstelling aanpassen door middel van handmatige scherpstelling:
j In de stand [S-AF+MF] of [MF] draait u aan de scherpstelring om het onderwerp te vergroten
en scherp te stellen. g“MF ASSIST“ (blz. 94)
In de stand P, A, S en M blijven uw
Camera-instellingen resetten
camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u
g
[RESET]
“Camera-instellingen resetten“ (blz. 92)
(resetten).
Basisfuncties
13
NL
Weergeven / Wissen
Beelden weergeven
q-knop
Close-up weergeven
Beelden wissen
Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de laatstgemaakte foto.
• Wanneer u nogmaals op de knop q drukt, wordt de opnamestand geactiveerd.
Toont het beeld dat 10 opnamen
geleden is opgeslagen.
Geeft het vorige
beeld weer
Pendelknop
Telkens als u de subregelaar naar U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2× tot 14×.
Subregelaar
Geef de foto weer die gewist moeten worden en druk op de knop D. Selecteer met fg de optie [YES] en druk op knop i om het wissen te starten.
Toont het beeld dat 10 opnamen
later is opgeslagen.
Geeft het volgende
beeld weer
14
ERASE
YES
NO
D-knop
NL
BACK
SET
Directe knoppen
SINGLE
U kunt deze camera op drie manieren bedienen.
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera gblz. 15 Instellen terwijl u kijkt op het live control- of superbedieningspaneel gblz. 16, 18 Instellen in het menugblz. 20
1 Druk op de knop voor de functie die u wenst in te stellen
• Het directmenu verschijnt.
• De aan de ingedrukte knop toegewezen functie blijft geselecteerd. Gedurende die tijd kunt u de subregelaar verdraaien en de functie instellen. Als u geen bewerkingen gedurende die tijd uitvoert, wordt de instelling voor die functie bevestigd. g“BUTTON TIMER“ (blz. 98)
Bv.) Repeterende opnamen/
Fotograferen met de zelfontspanner
1
2
P
SINGLE
o j Y
Directmenu
12s Y
5
2s
Subregelaar
j
Hoofdregelaar
j
3
4
2 Draai aan de subregelaar om de instelling te wijzigen, en druk dan
op de knop i
Basisgids
Basisfuncties
Lijst met directe knoppen
nee. Directe knop Functie Zie blz.
1 2 3
4 5
F
ISO
WB
jY
AF
Belichtingscorrectie Stelt de ISO-gevoeligheid in Stelt de witbalans in
Repeterende opnamen/fotograferen met de zelfontspanner
Stelt de AF-stand in
blz. 43 blz. 46 blz. 68
blz. 56 – 57
blz. 49
15
NL
Live control
WB AUTO
Het volgende scherm, dat tegelijk fotografeerfuncties en de bijbehorende opties weergeeft, wordt live control genoemd. Druk op de i-knop om op de LCD-monitor het scherm live control op te roepen. U kunt de kunstfilter, de witbalans en andere effecten instellen terwijl u live view controleert. Wanneer het superbedieningspaneel wordt weergegeven, drukt u op de knop INFO om het scherm om te schakelen.
Functies
P
AUTO 5
WB AUTO
2 3 1 w
j
L F
x
Functies Instelling Zie blz.
[I] [e] [L] [K] [J] [G] [U] [G] [H] [I] [q] [J] [r]
Motiefprogramma*
Kunstfilterstand*
Film AE-stand*2[P] [A] [M] [j] [k] [l] [m] [n] [o] [a] [b]
Beeldeffecten [h] [i] [j] [Z] [c] [M] [C]
Witbalans
Repeterende opnamen/
Zelfontspanner
Beeldstabilisator
Breedte-
hoogteverhouding
Beeldkwaliteit
ISO-gevoeligheid
Flitserfunctie
Lichtmeetstand
Autofocusstand (AF)
Gezichtsherkenning
Autofocusveld
selecteren
Filmgeluidsopname*
*1 Enkel ART- of SCN-stand *2 Enkel n-stand
• De instelfuncties en -opties in de n-stand verschillen van deze voor stilstaande beelden.
• Afhankelijk van de geselecteerde fotografeerstand zijn bepaalde menu's niet beschikbaar.
16
NL
1
[&][*] [@] [s] [(] [g]
1
[j] [k] [l] [m] [n] [o] [a] [b]
[AUTO] [5] [2] [3] [1] [w] [x] [y] [n] [V] [CWB] [o] [j] [Y12S] [Y2S] [OFF] [I.S. 1] [I.S. 2] [I.S. 3] [FOCAL LENGTH] [4:3] [16:9] [3:2] [6:6] [RAW] [YF] [YN] [XN] [WN] [YF+RAW] [YN+RAW] etc.
[AUTO] [100] [125] [160] [200] [250] [320] etc. [AUTO] [!] [#] [$] [H] [#SLOW] [#SLOW2] etc. [G] [H] [I] [IHI] [ISH] [S-AF] [C-AF] [MF] [S-AF+MF] [C-AF+TR] [gON] [gOFF]
B M
2
[RON] [ROFF]
Instelling
blz. 11 blz. 11
blz. 75 blz. 72 blz. 68
blz. 56 – 57
blz. 57 blz. 59 blz. 65
blz. 46 blz. 62 blz. 42 blz. 49 blz. 55
blz. 52 blz. 76
1 Druk op de knop i om live control weer te geven
WB AUTO
WB AUTO
• Druk nogmaals op de knop i om live control uit te schakelen.
Basisgids
Subregelaar
j
P
AUTO 5
WB AUTO
2 3 1 w
j
L F
x
Hoofdregelaar
j
i-knop
2 Verplaats de cursor met de hoofdregelaar naar de functie die
u wilt instellen, en selecteer de instellingen met de subregelaar, waarna u op de knop i drukt
P
Toont de naam van de geselecteerde instelling.
Cursor
• Als u geen bewerkingen gedurende die tijd uitvoert, wordt de instelling voor die functie bevestigd.
• U kunt ook de pendelknop gebruiken in plaats van de regelaars.
AUTO 5
WB AUTO
2 3 1 w
Subregelaar
(j)
j
L F
x
Cursor
Hoofdregelaar (j)
Basisfuncties
17
NL
Superbedieningspaneel
250
F5.6
+2.0
3 8
LIVE
INFO
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. In de weergave Live control drukt u op de knop INFO om naar het superbedieningspaneel te gaan.
1
2
P
3
5
7
9
a
De functies binnen dit kader kunt u instellen op het superbedieningspaneel.
1 Waarschuwing interne
temperatuur m..................gblz. 124
2 Stand Fotograferen* ......gblz. 10, 37 – 40
3 Functienaam
4 Witbalans ....................................gblz. 68
Witbalanscorrectie .......................gblz. 69
5 ISO-gevoeligheid .........................gblz. 46
6 Repeterende opname n/
zelfontspanner ........................gblz. 56-57
7 Flitserfunctie ................................gblz. 62
8 Regelen van de flitssterkte ..........gblz. 63
9 Beeldstabilisator ..........................gblz. 57
0 AF-stand ......................................gblz. 49
Autofocusveld ..............................gblz. 52
a Beeldkwaliteit ..............................gblz. 65
b De flitser wordt opgeladen ........ gblz.121
c Batterijcontrole ............................gblz. 22
* De instellingen kunnen worden doorgevoerd in de standen ART en SCN.
ISO
4
6
8
0
mall
Super Fine
250
250
m l j i
j
NORM
OFF
4:3
F5.6
+2.0
k
d Beeldeffecten ..............................gblz. 72
e Scherpte N..................................gblz. 72
Contrast J ..................................gblz. 72
Kleurintensiteit T ....................... gblz. 72
Gradatie z..................................gblz. 73
Z&W-filter x................................gblz. 72
Fototint y....................................gblz. 73
f Kleurruimte ................................gblz. 105
g Gezichtsherkenning ............gblz. 55, 101
h Lichtmeetstand ............................gblz. 42
i Aantal stilstaande beelden dat
kan worden opgeslagen ............gblz. 139
j Belichtingscorrectiewaarde ......... gblz. 43
Belichtingsniveau ........................gblz. 40
k Breedte-hoogteverhouding .........gblz. 59
l Diafragmawaarde ................gblz. 37 – 40
m Sluitertijd .............................gblz. 37 – 40
LIVE
INFO
38
b
c
d
e
f
g
h
• Filmopnamestand wordt niet weergegeven.
18
NL
Basisgids
250
F5.6
3 8
LIVE
INFO
ESP
250
F5.6
3 8
LIVE
INFO
1 Druk op de knop INFO terwijl
live control wordt weergegeven om het superbedieningspaneel weer te geven
• Druk nogmaals op de knop INFO om terug te keren naar live control.
P
ISO
Super Fine
Cursor
j
NORM
OFF
4:3
mall
250
250
F5.6
Toont de geselecteerde functienaam
LIVE
INFO
38
k Pendelknop
2 Gebruik k om de cursor te verplaatsen
naar de functie die u wilt instellen, waarna u de instellingen wijzigt met de hoofd- of subregelaar
P
METERING
Directmenu
P
G
ESP
G H I IHI
Super Fine
I
SH
mall
250
250
j
NORM
OFF
4:3
F5.6
Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de cursor staat, drukt u op knop i. U kunt de instelling ook in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de instelling drukt u op knop i om de instelling te bevestigen. Als u gedurende enkele seconden geen bewerkingen uitvoert, wordt uw instelling bevestigd en keert de camera terug naar de stand Fotograferen.
LIVE
INFO
38
INFO-knop
Subregelaar
j
Hoofdregelaar
j
i-knop
Basisfuncties
19
NL
Menu
1 Druk op de knop MENU om
de instelling weer te geven
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
Bedienings­aanwijzingen
Druk op de knop MENU om één scherm terug te keren.
IMAGE ASPECT
BACK
2 Selecteer een tabblad met fg
en druk daarna op i
W Fotografeermenu 1 X Fotografeermenu 2
q Weergavemenu
d Setup-menu
3 Selecteer een functie
met fg en ga met i naar het instelscherm
j
NORM
4:3
SET
Druk op de knop i om uw instelling te bevestigen
MOVIE AE MODE
MOVIE+STILL
j/Y
IMAGE STABILIZER MULTIPLE EXPOSURE
Functie
MENU-knop
P
OFF
o
OFF OFF
SETBACK
k Pendelknop
Tabblad
De huidige instelling verschijnt op het scherm
i
i-knop
MOVIE AE MODE MOVIE+STILL
j/Y
IMAGE STABILIZER MULTIPLE EXPOSURE
SETBACK
MOVIE AE MODE
MOVIE AE MODE
MOVIE+STILL
j/Y
IMAGE STABILIZER MULTIPLE EXPOSURE
P
A
M ART1 ART2
SETBACK
OFF
o
OFF OFF
OFF
o
OFF OFF
P
P
20
4 Druk op de knop i om uw instelling te bevestigen
• Druk meerdere keren op de knop MENU om het menu te verlaten.
Voor meer informatie over de functies die u met het menu kunt instellen, zie “Menulijst“ (gblz. 141).
NL
Het Custom-menu weergeven
U kunt het Custom-menu gebruiken om de camera-instellingen en de bewerkingen aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur. Aanpassen gebeurt in het menu “Custom Menu“. Het Custom-menu wordt toegevoegd als [cMENU DISPLAY] in het Setup-menu ingesteld is op [ON]. Voor details over het Custom-menu raadpleegt u “De camera vol gens u w wensen instellen“ (gblz. 93)
1 Druk op de knop MENU om de instelling weer te geven
’09.11.01
2 Selecteer met fg
het tabblad [d] en druk daarna op i
W s
REC VIEW
c
MENU DISPLAY
FIRMWARE
BACK
ENG.
j±0 k±0
5SEC
SET
14:01
OFF
3 Selecteer met fg de optie [c MENU DISPLAY] en
druk daarna op i
4 Selecteer met fg de optie [ON] en druk daarna op i
c
MENU DISPLAY
ON
i
BACK SET
SET
W s
REC VIEW
c
MENU DISPLAY
FIRMWARE
BACK
Het tabblad [c] verschijnt. c Custom-menu:
Fotografeerfuncties aanpassen.
’09.11.01
14:01
ENG.
j±0 k±0
5SEC
ON
Basisgids
Basisfuncties
De instellingen van het Custom-menu zijn bedoeld om de camera aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur of behoeften. Het is niet de bedoeling dat deze regelmatig worden gewijzigd. Het uitgangsmenu volstaat ruimschoots om eenvoudige en geavanceerde fotografeerfuncties in te stellen. Normaal gesproken dient u het Custom-menu niet op te roepen.
21
NL
LCD-monitor (Fotograferen)
250
F5.6
+2.0
WB
AU TO
IS O
AU TO
N
3 8
IS
S-AF
+2.0
j
n
Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbe eld bekijken (L ive view).
g“Belichting“ (blz. 37)
1 2
3
P
4
ISO
5
AUTO
6 7
S-AF
8 9 0
+2.0
AEL BKT
FP
250
250
a b
1 Waarschuwing interne
temperatuur m..................gblz. 124
2 My Mode .....................................gblz. 98
3 Stand Fotograferen ........ gblz. 10, 37– 40
4 Flitserfunctie ................................gblz. 62
5 ISO-gevoeligheid ........................ gblz.46
6 Lichtmeetstand ............................gblz. 42
7 AF-stand .....................................gblz. 49
8 Gezichtsherkenning g........ gblz. 55, 101
9 Regelen van de flitssterkte ..........gblz. 63
Super FP-flitser s......................gblz. 62
0 AE-lock u .................................gblz. 44
Auto bracketing t .... gblz. 45, 47, 64, 71
Meervoudige belichting i.......... gblz. 47
Home-positie p..........................gblz. 53
a Sluitertijd ............................. gblz. 37 – 40
b Diafragmawaarde ................gblz. 37 – 40
c Flitser (knippert: bezig met opladen,
blijft continu zichtbaar:
laden is klaar)............................ gblz. 121
c d
e
j
f
WB
g
AUTO
h
2
i
IS
:
4:3
j k
L
N
F5.6
+2.0
38
l m
d Batterijcontrole
Aan (groen) (klaar voor gebruik) Aan (groen) (batterij bijna leeg) Knippert (rood) (opladen nodig)
e AF-teken ..................................... gblz.12
f Beeldeffecten .............................. gblz. 72
Kunstfilter/motiefprogramma .......gblz. 11
g Witbalans .................................... gblz. 68
h Repeterende opnamen ...............gblz. 56
Zelfontspanner ............................ gblz. 57
i Beeldstabilisator vws ....... gblz. 57
j Breedte-hoogteverhouding ......... gblz. 59
k Beeldkwaliteit .............................. gblz. 65
l Aantal stilstaande beelden dat kan
worden opgeslagen ...................gblz. 139
Beschikbare opnametijd
m Belichtingscorrectiewaarde ......... gblz. 43
n Histogram ....................................gblz. 23
22
NL
Het informatiedisplay omschakelen
250
F5.6
38
N
250
F5.6
38
250
F5.6
38
250
F5.6
38
+0.3
+0.7
-
0.3
0.0
U kunt de informatie die wordt weergegeven op de monitor wijzigen door herhaaldelijk op de INFO-knop te drukken of door aan de hoofdregelaar te draaien terwijl u op de INFO-knop drukt.
Informatiedisplay aan
P
L
F5.6
F5.6
N
38
*2
38
*1
250
250
P
250
250
Schaalweergave
TIPS
Snel omschakelen naar de vaak gebruikte weergave:
j U kunt de informatieweergave voor alle standen verbergen behalve
“Informatieweergave aan“. g“INFO SETTING“ (blz. 101)
De histogramweergave (helderheidsverdeling) begrijpen:
j Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen.
Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker zijn.
Histogramweergave
P
250
250
F5.6
Alleen beeld
38
Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk wit zijn.
Zoomweergave
(gblz. 54)
P
250
250
F5.6
-
0.3
+0.3
F
/
Multi-weergave
(gblz. 43, 71)
38
0.0
+0.7
SETWB
Basisgids
Basisfuncties
Het groene gedeelte in het histogram laat de verdeling van de helderheid binnen het spotmeetgebied zien.
23
NL
LCD-monitor (weergave)
x
10
F5.6
100
±
0.0
ISO
250
NATURAL
+
2.0
45
mm
WBAUTO
G±0
A±0
n lm
[
4032x3024,1/8
]
2009.11.01
21:56
100-0015
15
RAW
x
10
7
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop INFO.
g“Informatiedisplay“ (blz. 79)
Vereenvoudigde weergave
12
2009.11.01
6
1 Beeldrand ....................................gblz. 59
2 Printreservering
Aantal prints ..............................gblz. 109
3 Geluidsopname ...........................gblz. 86
4 Beveiligen ....................................gblz. 87
5 Batterijcontrole ............................gblz. 22
6 Datum en tijd .................................gblz. 7
7
Breedte-hoogteverhouding
8
Aantal pixels, compressiefactor
9 Beeldkwaliteit ..............................gblz. 65
0 Bestandsnummer a Beeldnummer
b AF-kader .....................................gblz. 52
c Stand Fotograferen ..........gblz. 10, 37-40
21:56
345
x
10
[
4032x3024,1/8
4:3
RAW
100-0015
...... gblz. 59, 85
.....gblz. 65
]
15
Volledige weergave
b cd
8 9 0
x
10
+
2.0
WBAUTO
e
250
ISO
A±0
j
NATURAL
100-0015
F5.6
45
±
G±0
4:3
RAW
a
o
d Belichtingscorrectie ..................... gblz. 43
e Sluitertijd ................................gblz. 37-40
f Diafragmawaarde ...................gblz. 37-40
g Brandpuntsafstand .................... gblz. 129
(De brandpuntsafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.)
h Regelen van de flitssterkte ..........gblz. 63
i ISO-gevoeligheid ........................gblz. 46
j Witbalanscorrectie ......................gblz. 69
k Beeldeffecten ..............................gblz. 72
l Kleurruimte ................................gblz. 105
m Witbalans .................................... gblz. 68
n Lichtmeetstand ............................gblz. 42
o Histogram .................................... gblz. 79
mm
0.0
100
15
f g
h i
j k
24
NL
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen op het camerahuis. Zie “Namen van onderdelen en functies“ (
g
blz. 8).
In deze handleiding betekent j draaien aan de hoofdregelaar. In deze handleiding betekent j draaien aan de subregelaar. In deze handleiding staat k voor de pendelknop.
fghi staat voor de knoppen omhoog, omlaag, links en rechts van de pendelknop.
In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast.
Basisgids
x
Opmerkingen
TIPS
g
Beschrijvingen in deze handleiding
De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het live control- of superbedieningspaneel en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven.
•“+“ geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd.
•““ geeft aan dat u moet doorgaan met de volgende stap.
Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
bijv.: Bij het instellen van de witbalans
Directe knop WB
j Druk op de WB-knop.
Live control ij: [WB]
j Druk op de i-knop en draai aan de hoofdregelaar
om [WB] te selecteren.
Superbedieningspaneel
Menu MENU[c][X][WB]
iINFOk: [WB]
j Druk op de i-knop en vervolgens op de INFO-knop,
en selecteer [WB] met de pendelknop.
j Druk op de MENU-knop, selecteer [c] en
vervolgens [X] om [WB] te selecteren.
Basisfuncties
25
NL
Inhoudsopgave
Basisgids 2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Voorbereidingen voor het foto graferen ..........................................................................2
Namen van onderdelen en functies...............................................................................8
Basisfuncties................................................................................................................10
Programmagestuurd fotograferen................................ .... ... .........................................37
Diafragmavoorkeuze....................................................................................................38
Sluitertijdvoorkeuze .....................................................................................................39
Handmatig fotograferen
Preview-functie............................................................................................................41
Lichtmeetmethode wijzigen.........................................................................................42
Belichtingscorrectie......................................................................................................43
AE-lock ........................................................................................................................44
AE bracketing ..............................................................................................................45
ISO-waarde instellen ...................................................................................................46
ISO-bracketing.............................................................................................................47
Meervoudige belichting................................................................................................47
Het uitpakken van de doos............................................................................2
De camera gereedmaken voor gebruik
Een lens op de camera bevestigen................................................ .... ...........5
Camera inschakelen...................................................... ... .............................6
Datum en tijd instellen...................................................................................7
Camera..........................................................................................................8
Functieknop.................................................................................................10
Fotograferen................................................................................................12
Weergeven / Wissen...................................................................................14
Directe knoppen..........................................................................................15
Live control................................................................ ..................................16
Superbedieningspaneel...............................................................................18
Menu............................................................................................................20
LCD-monitor (Fotograferen)........................................................................22
LCD-monitor (weergave).............................................................................24
..........................................................3
1 Belichting 37
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen. Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld.
Tijdopnamen................................................................................................41
(Manual)
Fotograferen terwijl u het effect van belichtingscorrectie vergelijkt.............43
................................................................................40
26
NL
2 Scherpstellen en opnamefuncties 49
Hier worden de scherpstelmethodes beschreven die bij diverse onderwerpen en omstandigheden het meest geschikt zijn.
Autofocusstand selecteren
Autofocusveld selecteren............................................................................................52
Het werken met vergrote weergave
De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken..................................................................55
Repeterende opnamen...............................................................................................56
Fotograferen met de zelfontspanner...........................................................................57
Beeldstabilisator..........................................................................................................57
De beeldverhouding instellen...................................................................................... 59
Panoramaopnamen.....................................................................................................60
Gebruik van de flitser..................................................................................................61
S-AF (
één keer scherpstellen
C-AF (continu scherpstellen)......................................................................50
MF (handmatig scherpstellen)....................................................................50
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)......................51
C-AF+TR (AF TRACKING)............................................. ............................51
Een AF-kaderstand vastleggen ..................................................................53
Flitserfunctie instellen............................................................ ... .................. 62
Regelen van de flitssterkte......................................................................... 63
Flitser-bracketing........................................................................................64
...........................................................................................49
).....................................................................49
............................................................................. 54
3 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect 65
Beschrijving van de beeldinstelfuncties bij digitale camera's
De beeldkwaliteit selecteren.......................................................................................65
Witbalans selecteren
Fotograferen terwijl u het effect van witbalans vergelijkt.............................................71
WB-bracketing.............................................................................................................71
Beeldeffecten.............................................................................................................. 72
Gradatie ...................................................................................................................... 73
Opnameformaten........................................................................................ 65
De beeldkwaliteit selecteren.......................................................................66
Auto WB / preset / custom WB instellen
Witbalanscorrectie......................................................................................69
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
...................................................................................................68
...................................................... 69
.......................70
27
NL
4 Films opnemen 74
Beschrijft methoden en functies om films op te nemen.
Filmopname ................................................................................................................74
De instellingen voor filmopnamen wijzigen .................................................................75
Automatisch stilstaand beeld opnemen als filmopname eindigt
Effecten toevoegen aan een film.................................................................75
De beeldkwaliteit selecteren.......................................................................76
Audio opnemen tijdens filmopname
.............................................................76
....................................76
5 Weergavefuncties 77
Beschrijft hoe u de gemaakte opnames kunt weergeven.
Enkel beeld / Gezoomd weergeven
Indexweergave / kalenderweergave............................................................................78
Informatiedisplay.........................................................................................................79
Diashow.......................................................................................................................80
Beelden roteren...........................................................................................................81
Filmweergave..............................................................................................................82
Weergave op een televisie..........................................................................................83
Foto's bewerken
Beeldoverlapping.........................................................................................................87
Beelden beveiligen......................................................................................................87
Beelden wissen...........................................................................................................88
...........................................................................................................85
..............................................................................77
6 Instelfuncties 90
Beschrijft de basisinstellingen voor het gebruik van de camera.
Setup-menu.................................................................................................................90
Camera-instellingen resetten
X (Datum/tijd instellen)............................................................................90
W (taal voor de monitor wijzigen)..........................................................90
s
(Helderheid van de monitor aanpassen)
REC VIEW ..................................................................................................91
c MENU DISPLAY.....................................................................................91
FIRMWARE.................................................................................................91
.......................................................................................92
............................................... 90
28
NL
7 De camera volgens uw wensen instellen 93
Beschrijft hoe u de camera-instellingen kunt aanpassen aan uw eigen wensen.
R AF/MF .................................................................................................................... 93
S BUTTON/DIAL................................................................. .... ...................................95
T RELEASE............................................ ... .... ............................................................99
U DISP/8/PC .......................................................................................................... 99
AF MODE ...................................................................................................93
AF AREA ....................................................................................................93
P SET UP............................................................................................... 94
RESET LENS .............................................................................................94
BULB FOCUSING ...................................................................................... 94
FOCUS RING.............................................................................................94
MF ASSIST.................................................................................................94
DIAL FUNCTION........................................................................................95
DIAL DIRECTION.......................................................................................95
AEL / AFL ................................................................................................... 96
AEL/AFL MEMO.........................................................................................96
; FUNCTION .........................................................................................97
7 FUNCTION ...........................................................................................98
MY MODE SETUP......................................................................................98
BUTTON TIMER.........................................................................................98
A .......................................................................................................99
n FUNCTION..........................................................................................99
RLS PRIORITY S/RLS PRIORITY C..........................................................99
HDMI...........................................................................................................99
VIDEO OUT.............................................................................................. 100
8.............................................................................................................100
SLEEP...................................................................................................... 100
USB MODE............................................... .... .... ........................................ 100
LIVE VIEW BOOST.................................................................................. 101
g FACE DETECT.................................................................................... 101
INFO SETTING.........................................................................................101
VOLUME...................................................................................................101
LEVEL GAUGE......................................................................................... 101
MOVIE R ..................................................................................................102
EVF ADJUST............................................................................................102
29
NL
V EXP/e/ISO........................................................................................................102
W # CUSTOM .........................................................................................................104
X K/COLOR/WB ................................................................................................... 104
Y RECORD/ERASE.................................................................................................106
Z K UTILITY .........................................................................................................108
EV STEP...................................................................................................102
METERING...............................................................................................102
AEL-meting...............................................................................................102
ISO............................................................................................................102
ISO STEP..................................................................................................103
ISO-AUTO SET.........................................................................................103
ISO-AUTO.................................................................................................103
BULB TIMER.............................................................................................103
ANTI-SHOCK z ......................................................................................103
BRACKETING...........................................................................................103
FLASH MODE............................................................... ............................104
w .............................................................................................................104
#X-SYNC................................................................................................. 104
#SLOW LIMIT..........................................................................................104
w+F.......................................................................................................104
NOISE REDUCT.......................................................................................104
NOISE FILTER..........................................................................................105
WB ............................................................................................................105
ALL > ..................................................................................................105
COLOR SPACE........................................................................................105
SHADING COMP......................................................................................105
K SET ....................................................................................................106
PIXEL COUNT..........................................................................................106
QUICK ERASE................................. .... ..................................................... 106
RAW+JPEG ERASE.................................................................................106
FILE NAME...............................................................................................107
EDIT FILENAME.......................................................................................107
PRIORITY SET.........................................................................................107
dpi SETTING.............................................................................................108
PIXEL MAPPING......................................................................................108
EXPOSURE SHIFT...................................................................................108
f WARNING LEVEL.............................................................................108
LEVEL ADJUST........................................................................................ 108
30
NL
8 Printen 109
Beschrijft hoe u uw foto's kunt printen.
Printreservering (DPOF)...........................................................................................109
Direct printen (PictBridge).........................................................................................112
Printreservering........................................................................................109
Enkel beeld reserveren.............................................................................110
Alle beelden reserveren............................................................................111
Printreserveringsgegevens resetten
Camera aansluiten op een printer............................................................112
Eenvoudig printen.....................................................................................113
Prints maken met verschillende printopties ..............................................113
.......................................................... 111
9 Gebruik van de OLYMPUS Master software 116
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat.
Werkvolgorde............................................................................................................116
De meegeleverde OLYMPUS Master software gebruiken
Camera aansluiten op een computer Activeer de OLYMPUS Master software Weergeven van gefotografeerde beelden op een computer
Stilstaande beelden bekijken................................................................. ... ................ 120
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken..... 120
Wat is OLYMPUS Master?....................................................................... 116
......................................................................... 117
..................................................................... 118
Beelden downloaden en opslaan..............................................................118
Camera loskoppelen van de computer.....................................................119
.......................................... 116
.......................................118
10 Fotografeertips en onderhoud 121
Raadpleeg deze paragraaf voor het verhelpen van storingen en het onderhouden van de camera.
Fotografeertips en -gegevens.................................................. ................................. 121
Foutcodes ................................................................................................................. 123
Onderhoud van de camera............... ... .....................................................................125
Reinigen en opbergen van de camera......................................................125
Pixel mapping k Controleren van de beeldbewerkingsfuncties..............126
31
NL
11 Informatie 127
Raadpleeg deze paragraaf voor informatie over leverbare accessoires, cameraspecificaties en andere nuttige informatie over het fotograferen.
Info over het kaartje...................................................................................................127
Batterij en laadapparaat............................................................................................128
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken...........................................................128
Verwisselbare lenzen................................................................................................129
De elektronische zoeker gebruiken (afzonderlijk verkocht).......................................134
Lijndiagram van het programma (P-stand) ...............................................................135
Flitsersynchronisatie en sluitertijd .............................................................................135
Waarschuwingsindicatie belichting.......................... .... .... ..........................................136
Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden.......................................137
Witbalans en kleurtemperatuur.................................................................................138
Beeldkw a liteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opges l agen......139
Functies die kunnen worden vastgelegd met My Mode en Custom Reset Setting......140
Menulijst....................................................................................................................141
Technische gegevens............................ ...................................................................146
VEILIGHEIDSMAATREGELEN.................................................................................149
Index..........................................................................................................................156
Toepasbare geheugenkaartjes.................................................................127
Het geheugenkaartje formatteren.............................................................127
M.ZUIKO DIGITAL verwisselbare lenzen..................................................129
Systeemschema........................................................................................130
M.ZUIKO DIGITAL lensspecificaties.........................................................132
32
NL
Snelgids
Fotograferen
Foto's maken met automatische instellingen
Correcte scherpstelling is niet mogelijk.
Scherpstellen op één gebied
Ingesteld effect controleren voor u een foto maakt
Gebruiksduur van de batterijen verlengen
Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen
Foto's maken bij weinig licht zonder de flitser
Stel de functieknop in op A en maak foto's. blz. 10 Gebruik het scherpstelgeheugen. blz. 50
Selecteer het AF-kader en maak de foto. blz. 52 De minimale afstand is afhankelijk van de lens. Ga naar
de voor deze lens minimale afstand tot het onderwerp en maak een foto.
De camera kan moeilijk automatisch scherpstellen op het onderwerp. Vergrendel de scherpstelling vooraf op de positie van het onderwerp of gebruik MF om de afstand van de scherpstelling te vergrendelen.
Selecteer het AF-kader en maak de foto met het gewenste AF-kader.
Controleer de scherpstelling en pas het beeld aan met MF op een vergoot beeld.
Gebruik MF. Het scherpstellen kan vlotter verlopen als u live bekijken gebruikt met een vergroot beeld.
U kunt een foto maken terwijl u live multi bekijken gebruikt, om het effect van de witbalans of belichtingscorrectie te vergelijken.
U kunt de preview-functie gebruiken om de scherptediepte bij een bepaalde diafragmawaarde te controleren.
U kunt [TEST PICTURE] gebruiken om het beeld op de LCD-monitor te controleren zonder het beeld op te slaan op een kaartje.
Door de ontspanknop half ingedrukt te houden en beelden gedurende lange tijd weer te geven, wordt veel batterijvermogen verbruikt. Als u dit minder vaak doet, zal de batterij langer meegaan.
Stel [SLEEP] zo in, dat de camera sneller naar de sluimerstand gaat.
Verminder de instelling voor het aantal pixels en de compressiefactor.
Verhoog de ISO-waarde. blz. 46
blz. 129
blz. 50, blz. 122
blz. 52
blz. 54 blz. 50,
blz. 54
blz. 43
blz. 41
blz. 97
k
blz. 100
blz. 65, blz. 106
33
NL
Foto's maken zonder te witte wittinten of te donkere zwarttinten
Monotint-foto's maken
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Een donkere foto met tegenlicht lichter maken
Foto's maken met een onscherpe achtergrond
Foto's maken die het bewegende onderwerp stoppen of een gevoel van beweging geven
Foto's maken met de juiste kleur
Foto's maken zodat de witte tinten witter worden en de zwarte tinten donkerder
Foto's maken terwijl u het histogram bekijkt. blz. 23 Foto's maken terwijl u de sluitertijd en de
diafragmawaarde controleert. Als één van beiden knippert, is de belichting niet optimaal.
Stel de gradatie in op [AUTO]. Onderwerpen met groot contrast worden automatisch aangepast.
Pas de belichtingscorrectie aan. blz. 43 Stel [PICTURE MODE] in op [MONOTONE]. U kunt
monotint-foto's maken in zwart/wit, sepia-tinten, purperachtige tinten, blauwachtige tinten en groenachtige tinten.
Opgeslagen foto's kunnen worden omgevormd tot zwart/wit-foto's of foto's met sepia-tinten.
Stel de kunstfilter in op [GRAINY FILM]. blz. 11 Stel de gradatie in op [AUTO]. blz. 73 Gebruik spotmeting om de belichting van het onderwerp
in het midden van het beeld te meten. Als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt, gebruikt u AE-lock om de belichting te vergrendelen, waarna u de kadrering wijzigt en de foto maakt.
U kunt het beeld aanpassen met [SHADOW ADJ] van [JPEG EDIT].
Met de stand A (diafragmavoorkeuze) kunt u de diafragmawaarde zoveel mogelijk verlagen. U kunt de achtergrond nog meer onscherp maken door de foto dicht bij het onderwerp te maken.
Gebruik de stand S (sluitertijdvoorkeuze) om de foto te maken.
Stel de witbalans in overeenkomstig de lichtbron. U kunt de instellingen ook fijn bijregelen.
Als u foto's maakt met WB bracketing, kunt u 3 tot 9 foto's opnemen, waarbij voor elke foto een andere witbalans wordt gebruikt. Op die manier kunt u foto's met de gewenste witbalans maken zonder de instellingen bij te regelen.
Stel de spotmeting in voor lichte of schaduwpartijen. Als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt, gebruikt u AE-lock om de belichting te vergrendelen, waarna u de kadrering wijzigt en de foto maakt.
Pas de belichtingscorrectie aan. Als u niet zeker bent wat de beste belichtingscorrectiewaarde is, kunt u eventueel AE bracketing gebruiken.
Stel het motiefprogramma in op [HIGH KEY] of [LOW KEY] en maak een foto.
blz. 37 – 39, blz. 136
blz. 73
blz. 72
blz. 85
blz. 42, blz. 44
blz. 85
blz. 38
blz. 39
blz. 68
blz. 71
blz. 42, blz. 44
blz. 43, blz. 45
blz. 11
34
NL
Foto's maken zonder ruis
De LCD-monitor optimaliseren
Camerabewegingen beperken
Foto's maken terwijl u nagaat of de camera waterpas staat
Stel [NOISE REDUCT.] in op [AUTO] of [ON]. blz. 104 Als u foto's wenst te maken in een donkere omgeving,
stelt u [NOISE FILTER] in op [HIGH]. U kunt de helderheid van de LCD-monitor aanpassen. blz. 90 Tijdens live bekijken stelt u [LIVE VIEW BOOST]
in op [ON] om het onderwerp gemakkelijker op de LCD-monitor te kunnen zien.
Kies deze instelling om de LCD-monitor uit te schakelen bij het gebruik van de optische zoeker (afzonderlijk verkocht: VF-1).
Stel de beeldstabilisatorfunctie in. blz. 57 Houd de camera stevig vast als u op de ontspanknop
drukt. Als u een lange sluitertijd gebruikt, dient u de camera te stabiliseren met een statief of een andere methode.
Gebruik de externe flitser. blz. 61 Stel het motiefprogramma in op [DIS MODE]. blz. 11 Verhoog de ISO-waarde. Als u de instelling [AUTO]
gebruikt, stelt u de bovengrens van [AUTO] in op een hogere waarde.
Door de zelfontspanner te gebruiken, kunt u voorkomen dat de camera beweegt als u op de ontspanknop drukt.
U kunt een waterpas weergeven om na te gaan of de camera waterpas staat.
Roep de hulplijnen op in live bekijken. Kadreer de opname zo, dat het onderwerp en de hulplijnen horizontaal en verticaal uitgelijnd zijn.
blz. 105
blz. 101
blz. 97
blz. 13
blz. 46, blz. 103
blz. 57
blz. 101
blz. 23
35
NL
Beelden weergeven
Het beeld weergeven nadat de foto werd gemaakt
Het beeld weergeven nadat de foto werd gemaakt en nodeloze beelden verwijderen
Nagaan of het onderwerp scherp staat
Snel het gewenste beeld zoeken
Beelden bekijken op een televisie
Instellingen
Instellingen opslaan
Taal voor de monitor wijzigen
Niet alle functies worden weer op de standaard fabrieksinstellingen gezet met [RESET]
Stel [REC VIEW] in. U kunt het aantal seconden instellen voor de weergave van het beeld.
Stel [REC VIEW] in op [AUTO q]. Als u een foto heeft gemaakt, gaat de camera automatisch naar de stand Weergeven, zodat u het beeld kunt verwijderen.
Gebruik gezoomd weergeven om na te gaan of het onderwerp scherp staat.
Met indexweergave kunt u zoeken in een index van 4 tot 100 beelden.
Gebruik de kalenderweergave om te zoeken op de datum waarop de foto werd gemaakt.
Gebruik de AV-kabel of de HDMI-minikabel (verkrijgbaar in de handel) om opgenomen beelden weer te geven op uw televisie. U kunt de beelden ook als een diashow bekijken.
U kunt twee camera-instellin ge n va st le gge n in [CUSTOM RESET]. Zelfs als de instellingen worden gewijzigd, kunt u altijd terugkeren naar de vastgelegde instellingen door de instellingen te resetten.
U kunt tot twee camera-instellingen vastleggen in [MY MODE SETUP]. Wijs My Mode toe aan de knop <, zodat u die functie probleemloos kunt gebruiken terwijl u foto's maakt.
U kunt de taal voor de monitor wijzigen.
De volgende functies worden niet weer in de standaard fabrieksinstellingen gezet met [RESET]. Gebruik het menu om de instellingen te wijzigen. U kunt de standaardinstellingen raadplegen in “Menulijst“ (gblz. 141). RESET1, RESET2 (Custom reset)/PICTURE MODE/ X/W/s/DIAL FUNCTION/DIAL DIRECTION/ MY MODE SETUP/VIDEO OUT/ISO-AUTO/>/ EDIT FILENAME/dpi SETTING/EXPOSURE SHIFT/ f WARNING LEVEL
blz. 91
blz. 91
blz. 77
blz. 78
blz. 78
blz. 83
blz. 92
blz. 98
blz. 90
blz. 92, blz. 140
36
NL

Belichting

250
F5.6
3 8
N
250
F5.6
3 8
N
1

Programmagestuurd fotograferen

Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimal e combi nat ie van diafragmawaarde en sluitertijd.
Stel de functieknop in op P.
• De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven.
Stand Fotograferen
P
Sluitertijd
LCD-monitor
250
250
F5.6
AF-teken
L
N
38
Diafragmawaarde
1
Belichting
Programma-aanpassing (
Door in de stand P de hoofdregelaar (of de subregelaar) te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft. g“Lijndiagram van het programma (P-stand)“ (blz. 135)
• Na het maken van de foto blijft deze instel ling acti ef. O m de instellingen te annuleren, draait u de hoofdregelaar (of subregelaar) tot de fotografeerstandindicatie % van de LCD-monitor verandert in P. U kunt ook de camera uitschakelen.
• Bij gebruik van een flitser is er geen programma­aanpassing mogelijk.
TIPS
De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie,
zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gblz. 136).
%)
Programma-aanpassing
P
s
250
250
F5.6
L
38
N
37
NL

Diafragmavoorkeuze

250
F5.6
N
3 8
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achte rgrond eerder on scherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen.
1
Belichting
Bij een lagere diafragmawaarde (f-waarde)
Stel de functieknop in op A en draai de hoofdregelaar (of de subregelaar) om de diafragmawaarde in te stellen.
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
A
L
N
250
250
F5.6
Diafragmawaarde
38
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Bij een hogere diafragmawaarde (f-waarde)
TIPS
De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren:
j Zie “Preview-functie“ (gblz. 41).
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 102)
De sluitertijd knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie,
zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gblz. 136).
38
NL

Sluitertijdvoorkeuze

250
F5.6
N
3 8
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken.
Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegings­onscherpte.
Stel de functieknop in op S in en draai de hoofdregelaar (of de subregelaar) om de sluitertijd in te stellen.
Kortere sluitertijd
S
L
N
250
250
F5.6
Sluitertijd
38
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
Langere sluitertijd
1
Belichting
TIPS
De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van
de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g“Beeldstabilisator“ (blz. 57)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 102)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie,
zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gblz. 136).
39
NL

Handmatig fotograferen (Manual)

Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting.
Stel de functieknop in op M en draai de regelaar om de waarde in te stellen.
Diafragmawaarde: Draai de
1
subregelaar om de waarde
Belichting
in te stellen.
• Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype.
• De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/4000 – 60 sec. of [BULB].
Ruis in foto's
Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking. g“NOISE REDUCT.“ (blz. 104)
TIPS
De foto is onscherp:
j Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange
sluitertijd.
j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van
de camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g“Beeldstabilisator“ (blz. 57)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (blz. 102)
De functies van de hoofdregelaar en de subregelaar omschakelen:
j U kunt de functies omschakelen die met de hoofdregelaar en de subregelaar worden ingesteld.
g“DIAL FUNCTION“ (blz. 95)
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
Sluitertijd: Gebruik de hoofdregelaar om de waarde in te stellen.
40
NL
Tijdopnamen
Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Stel de sluitertijd in op [BULB] in de stand M.
[BULB] wordt weergegeven.
TIPS
Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode:
j U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g“BULB TIMER“ (blz. 103)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te vergrendelen:
j U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring
verdraait. g“BULB FOCUSING“ (blz. 94)
x Opmerkingen
• De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens tijdopnamen. Repeterende opnamen / opnamen met de zelfontspanner / AE-bracketing / beeldstabilisator / flitser-bracketing

Preview-functie

U kunt het scherpstelgebied (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaard e controleren op de LCD-monitor. Als de u preview-functie wenst te gebruiken door op de knop < te drukken, dient u de functie van de knop < vooraf in het menu in te stellen. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
1
Belichting
Druk op de knop < om de preview-functie te gebruiken.
<-knop
41
NL

Lichtmeetmethode wijzigen

ESP
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden.
Live control ij: [METERING]
1
Superbedieningspaneel
Belichting
Menu MENU[c][V]
iINFO
k: [METERING]
[METERING]
MENU-knop
INFO-knop
P
G
G Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 324 verschillende plaatsen van het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen.
H Lichtmeting met nadruk op het centrum
Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
I Spotmeting
De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in LCD-monitor wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht.
IHI spotmeting – bij veel lichte partijen
Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen lichtgrijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
ISH-spotmeting – bij veel schaduwpartijen
Is de achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
ESP
G H I IHI
: Lichtmeetgebied
i-knop
I
SH
j
42
NL

Belichtingscorrectie

+0.3
+0.7
-
0.3
0.0
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de f oto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt een waarde in het bereik ±3.0 EV gebruiken voor de andere belichtingscorrectiefunctie.
1
Belichting
-2.0 EV
Directe knop F + j / j
TIPS
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of
1EV. g“EV STEP“ (blz. 102)
De belichting aanpassen met de regelaar:
j Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde
hoeft u de F-knop niet in te drukken. g“DIAL FUNCTION“ (blz. 95)
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M ens.
±0 +2.0 EV
Instellen in de richting +
Instellen in de richting –
F-knop
j
Fotograferen terwijl u het effect van belichtingscorrectie vergelijkt
U kunt een opname maken terwijl u het effect van de belichtingscorrectie controleert op een scherm met vier beelden.
1
Druk herhaaldelijk op de knop INFO om de multiweergave weer te geven.
g“Het informatiedisplay omschakelen“ (blz. 23)
• Om over te schakelen naar het vergelijkingsscherm voor de belichtingscorrectie wanneer het vergelijkingsscherm voor de witbalans wordt weergegeven, drukt u op f. Druk op fg om van scherm te veranderen.
2
Gebruik hi of de regelaar om de waarde te selecteren en druk op de knop i.
• U kunt een foto maken met de ingestelde waarde.
x Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
• Deze functie kan niet worden gebruikt in de standen A, ART of SCN.
-
0.3
F
/
+0.3
0.0
+0.7
SETWB
43
NL

AE-lock

250
F5.6
3 8
N
De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL / AFL (AE-lock). Gebruik AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling (AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden door knop AEL / AFL in te drukken.
1
Als u op knop AEL / AFL drukt zodra de gewenste
Belichting
meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting worden vastgehouden. Deze belichting wordt vastgehouden zolang u knop AEL / AFL ingedrukt houdt. Druk nu de ontspanknop in.
• Zodra u knop AEL / AFL loslaat, wordt de belichting niet langer vastgehouden.
P
s
TIPS
De belichting vasthouden:
j U kunt het resultaat van de lichtmeting ook
vasthouden zónder dat deze wordt geannuleerd als u knop AEL / AFL loslaat. g“AEL / AFL MEMO“ (blz. 96)
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
j U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan
de hand waarvan u de belichting wilt vasthouden met AE-lock. g“AEL-Meting“ (blz. 102)
AEL
AE-lock
250
250
F5.6
AEL/AFL knop
L
N
38
44
NL

AE bracketing (belichting variëren)

De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting –, foto met belichtingscorrectie in de richting +.
bijv.) Als BKT op [3 F 1.0 EV] ingesteld is
-1.0 EV +1.0 EV±0
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
• De compensatiewaarde wijzigt als de EV-stap wordt gewijzigd. g“EV STEP“(blz.102)
Aantal beelden: 3
Menu MENU[c][V][BRACKETING][AE BKT]
AE BKT
Begin met fotograferen.
• Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting telkens als u de ontspanknop indrukt.
• Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is genomen.
• Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met bracketing. Als het fotograferen stopt, is 0 groen.
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elke fotografeerstand
Afhankelijk van de gekozen fotografeerstand wordt de belichting als volgt gecorrigeerd:
Stand P : Diafragmawaarde en sluitertijd Stand A :Sluitertijd Stand S : Diafragmawaarde Stand M :Sluitertijd
AE BKT
WB BKT FL BKT ISO BKT
BACK
BRACKETING
OFF
3F 0.3EV 3F 0.7EV 3F 1.0EV
SET
1
Belichting
TIPS
AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu
toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
45
NL

ISO-waarde instellen

ISO
AUTO
250 F8.0
j
Hoe groter de ISO-waarde, hoe donkerder de plaats waar u kunt fotograferen. Door de ISO­waarde echter te verhogen, treedt er ook meer ruis (korrel) op i n het beeld. ISO200 geeft een optimaal evenwicht tussen ruis en gradatie en wordt dus aanbevolen voor normaal gebruik. Voor een langere sluitertijd of als u het diafragma wenst te openen, gebruikt u ISO100.
Directe knop ISO
1
Belichting
Live control ij: [ISO]
Superbedieningspaneel
Menu MENU[c][V][ISO]
[AUTO] : De gevoeligheid wordt automatisch
[100-6400] : Vaste ISO-gevoeligheid [ISO STEP] kan
ingesteld aan de hand van de lichtomstandigheden. Voor [ISO-AUTO SET] kunt u de standaardwaarde (waarde die normaal wordt gebruikt als de optimale belichting kan worden verkregen) en de bovengrens (bovengrens van ISO die automatisch wijzigt) instellen. g“ISO-AUTO SET“ (blz. 103)
worden gewijzigd in stappen van 1/3 EV of 1 EV. g“ISO STEP“ (blz. 103)
TIPS
In de stand M de ISO-waarde automatisch laten instellen:
j Normaal gezien is de AUTO-instelling niet beschikbaar in de M-stand, maar u kunt het instellen
voor alle fotografeerstanden. g“ISO-AUTO“ (blz. 103)
iINFOk: [ISO]
MENU-knop
INFO-knop
i-knop
P
ISO
AUTO
ISO A UTO 250 F8.0
AUTO
100 125 160 200 250 320
j
ISO-knop
250 F8.0
46
NL

ISO-bracketing

De camera maakt automatisch foto's met verschillende ISO-gevoeligheid maar met dezelfde sluitertijd en diafragmawaarde. 3 beelden met verschillende belichting worden opgenomen in de volgorde van de ingestelde ISO-gevoeligheid (optimale belichting bij instelling op
[AUTO]), belichting in de richting – en belichting in de richting +. Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
• De correctiewaarde wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht de instelling voor de ISO-stap.
Aantal beelden: 3
Menu MENU[c][V][BRACKETING][ISO BKT]
x Opmerkingen
• Bracketing wordt uitgevoerd, ongeacht de bovengrens die werd ingesteld met [ISO-AUTO SET].

Meervoudige belichting

Hiermee worden verschillende beelden op elkaar geplaatst en wordt het resultaat als één enkel beeld opgeslagen. Het beeld wordt opgeslagen met de beeldkwaliteit die ingesteld is op het ogenblik waarop het beeld wordt opgeslagen. U kunt de foto die u maakt op het beeld plaatsen, of u kunt in de stand Weergeven een opgenomen beeld op het beeld plaatsen.
MULTIPLE EXPOSURE
In de fotografeerstand kunt u 2 foto's boven elkaar plaatsen en als één beeld opslaan. U ku nt ook een opgeslagen RAW-beeld selecteren en verschillende foto's maken om een overlappend beeld te maken.
[FRAME] : Selecteer [2F]. [AUTO GAIN] : Bij de instelling [ON] wordt de helderheid van elk beeld ingesteld op
[OVERLAY] : Bij de instelling [ON] kunt u bovenop een RAW-beeld dat op een
IMAGE OVERLAY
In de stand Weergeven kunt u tot 3 RAW-beelden op elkaar plaatsen en als één beeld opslaan. g“Beeldoverlapping“ (blz. 87)
1/2 en worden de beelden op elkaar geplaatst. Bij de instelling [OFF] worden de beelden op elkaar geplaatst met de oorspronkelijke helderheid van elk beeld.
kaartje is opgeslagen, verschillende foto's plaatsen en als een afzonderlijk beeld opslaan. Er wordt één foto gemaakt.
1
Belichting
Menu MENU[X]
Instellingenvenster
• Als meervoudige belichting ingesteld is, wordt i weergegeven. Na het fotograferen van het eerste beeld, wordt i groen weergegeven.
[MULTIPLE EXPOSURE]
MULTIPLE EXPOSURE
FRAME
AUTO GAIN OVERLAY
BACK
OFF
OFF OFF
SET
47
NL
TIPS
Het beeld tijdens de opname annuleren:
j Als u op knop D drukt, wordt de laatst gemaakte foto geannuleerd.
Meerdere foto's maken terwijl u de kadrering van elk beeld controleert:
j De overlappende beelden worden semi-transparant weergegeven, zodat u tijdens het
fotograferen de positie van de beeldoverlapping kunt controleren.
x Opmerkingen
• Als meervoudige belichting ingesteld is, wordt [SLEEP] automatisch ingesteld op [OFF].
• RAW-beelden die met een andere camera werden gemaakt, kunnen niet worden gebruikt
1
voor het overlappend beeld.
•Als [OVERLAY] ingesteld is op [ON], worden de beelden die worden weergegeven als een
Belichting
RAW-beeld wordt geselecteerd, ontwikkeld met de instellingen op het ogenblik van de opname.
• Om de fotografeerfuncties in te stellen, dient u eerst de functie meervoudige belichting te annuleren. Bepaalde functies kunnen niet worden ingesteld.
• Meervoudige belichting wordt in de volgende situaties automatisch geannuleerd vanaf de eerste foto.
De camera wordt uitgeschakeld / U drukt op de knop q / U drukt op de knop MENU / De fotografeerstand is ingesteld op een andere stand dan P, A, S, M / De lensontgrendelknop wordt ingedrukt / De batterij heeft geen vermogen meer / De USB-, AV- en/of HDMI-minikabel wordt aangesloten/ Er wordt geschakeld tussen de LCD-monitor en de elektronische zoeker
• De informatie voor het eerste beeld tijdens Meervoudige opname wordt als opnamegegevens weergegeven.
• Wanneer een RAW-beeld geselecteerd is met [OVERLAY], wordt het JPEG-beeld weergegeven voor het beeld dat opgenomen is in JPEG+RAW.
• Wanneer u meerdere foto's maakt met de functie bracketing, wordt voorrang gegeven aan meervoudige opnamen. Terwijl het overlay-beeld wordt opgeslagen, wordt de functie bracketing teruggezet in de standaard fabrieksinstellingen.
48
NL

Scherpstellen en opnamefuncties

SINGLE AF
2

Autofocusstand selecteren

Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto's maken door de S-AF-functie met de MF-functie te combineren en de C-AF-functie met AF TRACKING.
Directe knop AF
Live control ij: [AF MODE]
Superbedieningspaneel
iINFOk:
[AF MODE]
j
j
2
Scherpstellen en opnamefuncties
Menu MENU[c][R]
[AF MODE]
AF-knop
MENU-knop
i-knop
INFO-knop
P
S-AF
SINGLE AF
S-AF C-AF MF
S-AF (één keer scherpstellen)
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in.
• Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-bevestigingsteken op de LCD-monitor met knipperen.
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
TIPS
Als u snel wenst om te schakelen van de AF-stand naar MF:
j Als u [MF] vastlegt onder de knop <, kunt u op de knop < drukken om naar de MF-stand
te gaan. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
Als u ook wenst te fotograferen als het onderwerp niet scherpgesteld is:
j Zie “RLS PRIORITY S/RLS PRIORITY C“ (gblz. 99).
49
NL
Een foto kadreren en maken na het vergrendelen van de scherpstelling
250
F5.6
3 8
N
V
ld) D
(scherpstelvergrendeling)
Kadreer uw foto met de scherpstelling vergrendeld en druk de ontspanknop in om een foto te maken.
• Wanneer het scherpstelteken knippert, wordt het beeld niet scherp weergegeven. Probeer opnieuw.
oorbee
P
2
Scherpstellen en opnamefuncties
C-AF (continu scherpstellen)
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
• Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen. Het AF-teken licht niet meer op, ook al is de scherpstelling in orde.
• De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen.
• U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
• Four Thirds-lenzen werken in de S-AF-stand.
e camera stelt scherp op het middelste autofocuspunt.
250
250
F5.6
MF (handmatig scherpstellen)
Met deze functie kunt u handmatig scherpstellen op elk onderwerp.
Stel scherp met de scherpstelring.
• Draai aan de scherpstelring om de weergave automatisch om te schakelen naar vergrote weergave. U kunt vergrote weergave ook niet toelaten. g“MF ASSIST“ (blz. 94)
)
L
38
Dichtbij
N
TIPS
De draairichting van de scherpstelring wijzigen.
j U kunt de draairichting van de scherpstelring naar
eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand oneindig. g“FOCUS RING“ (blz. 94)
50
NL
Scherpstelring
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)
Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring.
• Druk de ontspanknop half in. Als AF bevestigd is, draait u aan de scherpstelring om de scherpstelling fijn bij te regelen.
x Opmerkingen
• Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
C-AF+TR (AF TRACKING)
Er wordt herhaaldelijk op het onderwerp scherpgesteld en het onderwerp wordt gevolgd door de ontspanknop half in te drukken. Deze stand is geschikt voor opnames van snel bewegende onderwerpen.
Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden.
• Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen.
• De camera blijft scherpstellen op het onderwerp, zelfs als het onderwerp beweegt of als u de compositie van de foto wijzigt.
• Four Thirds-lenzen werken in de S-AF-stand.
• Wanneer [gFACE DETECT] is ingesteld op [ON], richt de volgfunctie zich op het gezicht van het onderwerp (Alle AF-kaders).
TIPS
Wanneer het onderwerp niet langer gevolgd wordt:
j Wanneer u het te volgen onderwerp uit het oog bent verloren, wordt het AF-kader rood
weergegeven. Laat de ontspanknop los, stel opnieuw scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
2
Scherpstellen en opnamefuncties
51
NL

Autofocusveld selecteren

Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruikmaken van 11 AF-kaders. Selecteer de optimale AF-kaderstand overeenkomstig uw onderwerp en de kadrering. Er zijn twee AF-kaderstanden: Alle AF-kaders, waarbij AF wordt toegepast op alle AF-kaders, en enkelvoudig AF-kader, waarbij AF wordt gecentreerd rond één geselecteerd AF-kader.
B Alle AF-kaders De camera stelt automatisch scherp op een van de 11 AF-kaders. Gebruik deze functie als u wilt dat de camera zelf scherpstelt.
2
Scherpstellen en opnamefuncties
M Enkelvoudig AF-kader
De camera stelt scherp met behulp van één geselecteerd AF-kader. Dit is handig als u nauwkeurig wenst scherp te stellen op het onderwerp nadat u de opname heeft gekadreerd.
Live control ij: [AF AREA]
Superbedieningspaneel
Menu MENU[c][R]
• Het momenteel geselecteerde AF-kader wordt gemarkeerd. Als M ingesteld is, kunt u het AF-kader selecteren dat op dat ogenblik moet worden gebruikt. Hoe u dat doet, leest u bij Stap 2 in “Modus en positie van het AF-kader selecteren“ (gblz. 53) in de volgende paragraaf.
iINFOk: [AF AREA]
[AF AREA]
52
NL
MENU-knop
INFO-knop
i-knop
j
j
Modus en positie van het AF-kader selecteren
250
F5.6
Selecteer de AF-kadermodus of selecteer het AF-kader dat u wenst te gebruiken met de modus Enkelvoudig AF-kader.
1
Als u [AF AREA] gebruikt, selecteert u M om de modus en de positie van het AF-kader te kunnen selecteren.
2
Gebruik de hoofdregelaar en subregelaar of de pendelknop om het AF-kader te selecteren.
Instellen op B.
TIPS
De positie van het AF-kader selecteren met de pendelknop.
j U kunt de positie van het AF-kader wijzigen door op de
pendelknop te drukken. g“n FUNCTION“ (blz. 99)
P
250
250
F5.6
Een AF-kaderstand vastleggen
U kunt een vaak gebruikte AF-kaderstand en de positie van het AF-kader vastleggen. Vervolgens kunt u de vastgelegde instelling (“home-positie“) snel laden en gebruiken tijdens het fotograferen.
Vastleggen
1
In het scherm uit Stap 2 van “Modus en positie van het AF-kader selecteren“ (gblz. 53) drukt u tegelijk op de knop < en op de knop F.
• De home-positie wordt vastgelegd als u op de knoppen drukt.
• De home-positie kan niet worden vastgelegd als u zich in een menu bevindt.
HP
Geeft aan dat het AF-kader wordt
Fotograferen
Om deze functie te kunnen gebruiken, dient u de functie [PHOME] vooraf toe te wijzen aan de knop <. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
1
Druk op de knop <.
• De vastgelegde home-positie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop om naar de oorspronkelijke AF-kaderstand te gaan.
vastgelegd.
2
Scherpstellen en opnamefuncties
53
NL

Het werken met vergrote weergave

250
F5.6
3 8
N
10x
U kunt onderwerpen vergroten en weergeven. Een beeld vergroten is handig voor het controleren van de scherpstelling en het beeld aan te passen met MF.
P
i-knop
L
N
250
250
2
Scherpstellen en opnamefuncties
1
Druk herhaaldelijk op de knop INFO totdat de vergrote weergave verschijnt.
g“Het informatiedisplay omschakelen“ (blz. 23)
• Het kader voor vergroting wordt weergegeven.
• Druk in deze toestand de ontspanknop half in en stel scherp op basis van het kader voor vergroting, ongeacht de instelling van het AF-kader.
2
Gebruik k om het kader te bewegen en druk op de knop i.
• Het gebied binnen het kader wordt vergroot.
• Druk in deze toestand de ontspanknop half in om scherp te stellen terwijl het beeld gezoomd is.
• Houd de i-knop ingedrukt om het kader voor vergroting weer in het midden te zetten nadat het kader is verplaatst.
3
Draai de subregelaar om de vergroting te veranderen (7×/10×).
• Gebruik k om het beeld te schuiven, zelfs tijdens vergroting.
• Door op de knop i te drukken, wordt de zoomweergave gestopt.
F5.6
38
10x
54
NL

De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken

250 F5.6
3 8
N
Door [g FACE DETECT] in te stellen op [ON], detect eert de camera gezicht en van mensen in het kader en past hij de scherpstelling en de meting automatisch aan.
Directe knop < (De instelling verandert telkens als u op de knop drukt.)
Live control ij: [g FACE DETECT]
Superbedieningspaneel
Menu MENU[c][U][g FACE DETECT]
• Om de knop < te gebruiken, dient [Fn FACE DETECT] vooraf ingesteld te zijn in het menu. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
• Nadat u [g FACE DETECT] op [ON] heeft gezet met de knop <, worden de volgende functies automatisch ingesteld op de beste waarden voor fotograferen van mensen.
• METERING: e ............... gblz. 42
• GRADATION: AUTO ......... gblz. 73
• AF MODE: S-AF ................ gblz. 49
• AF AREA: B ................... gblz. 52
1
Als de camera een gezicht detecteert, wordt er een kader op deze plaats weergegeven.
• Als u op de ontspanknop drukt, stelt de camera scherp op de positie van het gezichtsherkenningskader (Als M is geselecteerd in [AF AREA], stelt de camera scherp op die positie).
x Opmerkingen
• Tijdens repeterende opnamen werkt de gezichtsherkenning alleen bij de eerste opname.
• Afhankelijk van het onderwerp is het mogelijk dat de camera het gezicht niet correct detecteert.
iINFOk[g FACE DETECT]
P
250
250
F5.6
L
38
2
Scherpstellen en opnamefuncties
N
55
NL

Repeterende opnamen

SINGLE
Enkelbeeldopnamen o Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één Repeterende opnamen j Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
• Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat.
• De scherpstelling, de belichting en witbalans van de eerste opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
x Opmerkingen
• Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de
2
camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
Scherpstellen en opnamefuncties
Directe knop jY
Live control ij: [jY
foto (in de stand Fotograferen). ongeveer 3 opnamen/sec. (in de stand S-AF, MF).
]
j
j
Superbedieningspaneel
• Wanneer ANTI-SHOCK ingesteld is, worden Y,
56
NL
iINFOk: [jY
j en o weergegeven met het D-symbool.
g“ANTI-SHOCK z“ (blz. 103)
]
MENU-knop
INFO-knop
jY-knop
i-knop
P
SINGLE
o j Y
12s Y
2s

Fotograferen met de zelfontspanner

Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gblz. 56).
Druk de ontspanknop helemaal in.
•Als Y12s geselecteerd is: De zelfontspanner-LED
•Als Y2s geselecteerd is : De zelfontspanner-LED
Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te
• stoppen, drukt u op de
x Opmerkingen
• Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een half­ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt.
knippert ongeveer 2 seconden lang, en daarna wordt de foto gemaakt.
jY-knop.
Zelfontspanner-LED

Beeldstabilisator

U kunt de camerabeweging beperken die zich kan voordoen als u foto's maakt wanneer er weinig licht is of wanneer u fotografeert bij een hoge vergroting.
OFF Beeldstabilisator is uitgeschakeld. I.S. 1 Beeldstabilisator is ingeschakeld. I.S. 2 Wordt gebruikt als u met de camera in horizontale richting wenst te bewegen om
een onscherpe achtergrond te verkrijgen. De horizontale beeldstabilisator wordt uitgeschakeld en enkel de verticale beeldstabilisator is ingeschakeld.
I.S. 3 Wordt gebruikt als u met de camera in verticale richting wenst te bewegen om een
onscherpe achtergrond te verkrijgen (kantelen). De verticale beeldstabil isato r wo rdt uitgeschakeld en enkel de horizontale beeldstabilisator is ingeschakeld.
2
Scherpstellen en opnamefuncties
Live control ij:
Superbedieningspaneel
Menu MENU[X]
[IMAGE STABILIZER]
iINFOk: [
IMAGE STABILIZER
[
IMAGE STABILIZER
j
]
]
MENU-knop
INFO-knop
i-knop
57
NL
De brandpuntsafstand instellen
F
50 mm
AUTO
FOCAL LENGTH
IS
Door vooraf de brandpuntsafstand van de lens in te stellen, kunt u de beeldstabilisator gebruiken met andere lenzen dat Micro Four Thirds/Four Thirds-lenzen. Deze instelling wordt uitgeschakeld als u een Micro Four Thirds/ Four Thirds-lens bevestigt.
1
Druk op de knop F als de beeldstabilisator
P
FOCAL LENGTH
AUTO
ingeschakeld is.
2
Gebruik de subregelaar om de brandpuntsafstand in te stellen en druk op i.
Mogelijke brandpuntsafstanden
2
Scherpstellen en opnamefuncties
8mm 10mm 12mm 16mm 18mm 21mm 24mm 28mm 30mm 35mm 40mm 48mm 50mm 55mm 65mm 70mm 75mm 80mm 85mm 90mm 100mm 105mm 120mm 135mm 150mm 180mm 200mm 210mm 250mm 300mm 350mm 400mm 500mm 600mm 800mm
• Als de brandpuntsafstand van uw lens niet vermeld is, kiest u de waarde die deze brandpuntsafstand zo dicht mogelijk benadert.
x Opmerkingen
• De beeldstabilisator kan te grote camerabewegingen of camerabewegingen die optreden wanneer de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld, niet corrigeren. In dergelijke gevallen dient u een statief te gebruiken.
• Als u een statief gebruikt, dient u [IMAGE STABILIZER] in te stellen op [OFF].
• Als u een lens met een beeldstabilisatiefunctie gebruikt, schakelt u de beeldstabilisatiefunctie van de lens of van de camera uit.
•Als [IMAGE STABILIZER] is ingesteld op [I.S.1], [I.S.2] of [I.S.3] en u de camera uitschakelt, zal de camera trillen. De reden hiervoor is dat de camera het mechanisme van de beeldstabilisator initialiseert.
• U hoort eventueel een werkingsgeluid of trilling als de beeldstabilisator wordt ingeschakeld.
• Als het pictogram voor de beeldstabilisator rood knippert op de monitor, is er een probleem met de beeldstabilisatiefunctie. Als u dan toch een foto maakt, is de compositie waarschijnlijk verkeerd. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus.
• De beeldstabilisator wordt niet ingeschakeld bij sluitertijden van meer dan 2 seconden.
• Als de interne temperatuur van de camera hoger ligt dan de toegelaten temperatuur, wordt de beeldstabilisator uitgeschakeld en wordt het pictogram voor de beeldstabilisator rood op de monitor.
1.000mm
F
50 mm
j
1
IS
L F
58
NL

De beeldverhouding instellen

U kunt de breedte-hoogteverhouding (verhouding tussen horizontaal en verticaal) wijzigen als u foto's maakt met behulp van live bekijken. Afhankelijk van uw voorkeur kunt u de breedte-hoogteverhouding instellen op [4:3] (standaard), [16:9], [3:2] of [6:6]. JPEG-beelden worden uitgesneden en opgeslagen overeenkomstig de breedte-hoogteverhouding.
Live control ij: [ASPECT]
Superbedieningspaneel
Menu MENU[W][IMAGE ASPECT]
x Opmerkingen
• RAW-beelden worden niet uitgesneden en worden opgeslagen met de breedte­hoogteverhouding die werd gebruikt tijdens het fotograferen.
• Tijdens de weergave van RAW-beelden worden de beelden weergegeven met een rand overeenkomstig de breedte-hoogteverhouding.
TIPS
De breedte-hoogteverhouding wijzigen van opgeslagen beelden:
j U kunt de breedte-hoogteverhouding enkel wijzigen als de breedte-hoogteverhouding van het
beeld ingesteld is op [4:3]. g“Foto's bewerken“ (blz. 85)
Opgeslagen beelden uitsnijden:
j U kunt enkel beelden uitsnijden als de hoogte-breedte verhouding van het beeld ingesteld is op [4:3].
g“Foto's bewerken“ (blz. 85)
iINFOk: [ASPECT]
2
Scherpstellen en opnamefuncties
59
NL

Panoramaopnamen

250
F5.6
38
[ 3 ]
[ 2 ]
EXIT
EXIT
U kunt gemakkelijk van panorama-opnamen genieten. Met OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar waar het onderwerp overlapt samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken. Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk.
250250
F5.6
[ 2 ]
EXIT
38
EXIT
[ 3 ]
2
Scherpstellen en opnamefuncties
• Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen.
1
Modus instellen g“Kunstfilter/motiefprogramma instelle n“ (blz. 11)
2
Gebruik k om de richting te specificeren en fotografeer dan het onderwerp met overlappende zijkanten.
i : Voegt de volgende opname rechts toe. h : Voegt de volgende opname links toe. f : Voegt de volgende opname aan de bovenkant toe. g : Voegt de volgende opname aan de onderkant toe.
• Fotografeer terwijl u de compositie zo verandert dat de opnamen van het onderwerp elkaar overlappen.
• De scherpstelling, belichting enz. wordt bij de eerste opname vastgelegd.
•Het g (waarschuwings-) teken verschijnt als u 10 opnamen heeft gemaakt.
• Door op de knop i te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het keuzemenu van het motiefprogramma.
• Door midden in de opnamen op de knop i te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en kunt u met de volgende verder gaan.
x Opmerkingen
• Tijdens de panoramaopnamen blijft de opname, die voor de positie-uitlijning werd genomen, niet behouden. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
EXIT
EXIT
60
NL

Gebruik van de flitser

Deze camera beschikt niet over een ingebouwde flitser. U hebt een externe flitser (afzonderlijk verkocht) nodig om te fotograferen met een flitser. Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser.
Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers
Optionele flitser
Flitsregeling
RG (Richtgetal) (ISO100)
* De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
Gebruik van een externe elektronenflitser
Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals aangegeven door de pijl in de afbeelding.
• Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het na het fotograferen met flits weer op de camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen.
3
Schakel de flitser in.
• Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid.
• De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/180 seconde of korter.
4
Selecteer een flitserfunctie.
g“Flitserfunctie instellen“ (blz. 62)
5
Selecteer de gewenste flitsregeling.
• Kies voor normaal gebruik de instelling TTL-AUTO.
6
Druk de ontspanknop half in.
• De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd.
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
FL-50R FL-36R FL-20 FL-14 RF-11 TF-22
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL,
FP TTL AUTO, FP MANUAL
RG50
(85 mm*)
RG28
(24 mm*)
RG36
(85 mm*)
RG20
(24 mm*)
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL
RG20
(35 mm*)
RG14
(28 mm*)
Flitsschoendekseltje
TTL-AUTO,
MANUAL
RG11 RG22
2
Scherpstellen en opnamefuncties
61
NL
Super FP-flitser Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en FL-3 6R. U kunt de Sup er FP-f li tser gebruiken, zelfs als normale flitsers niet in combinatie me t een snell e slui tert ijd kun nen worden gebruikt. Ook invulflitsen met een ver geo pe nd diaf ra gma (zoa ls bij por tret opna men buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Flitserfunctie instellen
De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse fact ore n zoals een r eeks fl itsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, ha ngt af van het geko ze n p rogramma.
Autoflitsen
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
2
Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp.
Scherpstellen en opnamefuncties
Flitssynchronisatiesnelheid/trage grens De sluitertijd kan worden gewijzigd als de flitser werkt. g“# X-SYNC.“ (blz. 104), “#SLOW LIMIT“ (blz. 104)
Flitsen met onderdrukken van rode ogen
In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind. In de standen S / M zal de flitser altijd flitsen.
x Opmerkingen
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) #SLOW
De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachte lijke achter grond fo tograf eer t, word t bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn)
Normaal gaat de flitser af zodra de sluiter opent (meteen erna) (1ste sluitergordijn). In deze stand gaat de flitser echter af net voordat de sluiter sluit. Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen S / M zal de flitser altijd flitsen.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen / !SLOW
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken.
AUTO
!/H
• Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt.
• Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
#SLOW2 / 2nd CURTAIN
62
NL
Invulflits #
0
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuiving en te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
x Opmerkingen
• Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/180 sec. of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de stand Super FP. g“Super FP-flitser“ (blz. 62)
Flitser uit $
De flitser ontsteekt niet.
Regelen van de flitssterkte
U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en -3. Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto's levendiger worden.
2
Scherpstellen en opnamefuncties
Superbedieningspaneel
iINFOk: [w]
Menu MENU[c][W][w]
x Opmerkingen
• Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL.
• Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de flitssterkte-instelling van de camera.
•Als u [w+F] hebt ingesteld op [ON], wordt de flitssterktewaarde opgeteld bij de belichtingscorrectiewaarde. gw+F“ (blz. 104)
MENU-knop
INFO-knop
FLASH MODE
X-SYNC. SLOW LIMIT
i-knop
S1/C2/M1
0
SETBACK
j
j
+
3
+
2
+
1 0
-
1
-
2
-
3
63
NL
Flitser-bracketing
De camera maakt verschillende opnamen en wijzigt telkens de hoeveelheid licht van de flitser. De camera maakt 3 foto's met de volgende hoeveelheid licht: optimaal licht, licht aangepast in de richting – en licht aangepast in de richting +.
Menu MENU[c][V][BRACKETING][FL BKT]
• De correctiewaarde wijzigt overeenkomstig de EV-stap. g“EV STEP“ (blz. 102)
• Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de hoeveelheid licht van de flitser telkens wanneer u op de ontspanknop drukt.
• Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is genomen.
2
• Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen
Scherpstellen en opnamefuncties
met bracketing. Als het fotograferen stopt, is 0 groen.
BRACKETING
AE BKT WB BKT
FL BKT
ISO BKT
BACK
FL BKT
OFF
3F 0.3EV 3F 0.7EV 3F 1.0EV
SET
64
NL

Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect

3

De beeldkwaliteit selecteren

U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwalit eit die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een website, enz.).
Opnameformaten
JPEG
Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor (SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven.
Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
Beeld wordt helderder
3
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Het aantal pixels wordt hoger
Applicatie
Afhankelijk van het gewenste printformaat
Voor kleine afdrukken en gebruik op websites
Aantal
pixels
Y (Large -
groot)
X (middel)
W (Small -
klein)
Aantal
pixels
4032 × 3024 YSF YF YN YB 3200 × 2400
1600 × 1200
1280 × 960 1024 × 768
640 × 480
(SuperFijn)
1/2,7
XSF XF XN XB2560 × 1920
WSF WF WN WB
SF
Compressiefactor
F
(Fijn)
1/4
N
(Normaal)
1/8
B (Basis)
1/12
65
NL
RAW
Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering. RAW-bestanden hebben de extensie “.ORF“. RAW-beelden kunnen met deze camera worden be wer kt e n op gesl agen al s JPEG -gege ven s. g“Foto's bewerken“ (blz. 85)
De beeldkwaliteit selecteren
JPEG
Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk. gK SET“ (blz. 106) Als u X of W als resolutie selecteert, kunt u ook het aantal pixels selecteren.
3
g“PIXEL COUNT“ (blz. 106)
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
JPEG+RAW
Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen.
RAW
Slaat het beeld op in het bestandstype RAW. bijv.) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als YF/YN/XN/WN zijn vastgelegd.
RAW : RAW JPEG : YF / YN / XN / WN JPEG+RAW: YF+RAW/YN+RAW/XN+RAW/WN+RAW
66
NL
Live control ij: [K]
250
F5.6
3 8
LIVE
INFO
P
Superbedieningspaneel
Menu MENU[W][K]
TIPS
De beeldkwaliteit snel instellen:
j Door [RAWK] in te stellen op de knop <, kunt u de
hoofdregelaar draaien terwijl u op de knop < drukt om de beeldkwaliteit te wijzigen. Telkens wanneer u op de knop < drukt, kunt u gemakkelijk omschakelen tussen enkel JPEG-gegevens en JPEG- en RAW-gegevens. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto's dat u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j “Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen“ (gblz. 139)
iINFOk: [K]
[STILL PICTURE]
Super Fine
STILL PICTURE
MOVIE
BACK
mall
250
250
j
OFF
4:3
LIVE
F5.6
STILL PICTURE
K
RAW
F N N N
SET
NORM
INFO
38
3
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
67
NL

Witbalans selecteren

De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen , ziet u da t de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een dig itale came ra kan met zijn digita le processor de kleur van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen.
Witbalans automatisch instellen [AUTO]
De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Voorgeprogrammeerde witbalans [5] [2] [3] [1] [w] [x] [y] [n]
8 verschillende kleurtemperaturen zijn vooraf ingesteld overeenkomstig de lichtbron. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen.
Custom-witbalans [CWB] (zelf-ingestelde witbalans)
U kunt de kleurtemperatuur instellen tussen 2.000K en 14.000K. Voor meer informatie over
3
de kleurtemperatuur, raadpleegt u “Witbalans en kleurtemperatuur“ (gblz. 138).
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Witbalans met één knop [V]
U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen.
WB-stand Lichtomstandigheden
AUTO
5 5300K
2 7500K
3 6000K
1 3000K w 4000K x 4500K y 6600K
n 5500K
V
CWB
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als op de LCD-monitor een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag Voor fotograferen bij gloeilamplicht Voor fotograferen bij wit TL-licht Voor fotograferen bij neutraal-wit TL-licht Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen Voor flitsopnamen De bij one-touch WB ingestelde kleurtemperatuur.
g“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (blz. 70) De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Kan worden
ingesteld tussen 2.000K en 14.000K. Als de waarde niet ingesteld is, wordt ze ingesteld op 5.400K.
68
NL
Auto WB / preset / custom WB instellen
WB AUTO
U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen.
Directe knop WB
Live control ij: [WB]
j
j
Superbedieningspaneel
• U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door [CWB] te selecteren en dan met ingedrukte F-knop de subregelaar te verdraaien.
Menu MENU[c][X][WB]
TIPS
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
j In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden
bepaald als er binnen het zoekerbeeld geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one­touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
iINFOk: [WB]
MENU-knop
P
AUTO 5
Witbalanscorrectie
Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen.
Superbedieningspaneel
Menu MENU[c][X][WB]
• Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op i.
iINFOk: [>]
INFO-knop
WB AUTO
2 3 1 w
i-knop
3
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
WB-knop
x
69
NL
De witbalans bijregelen in de richting A (amber/blauw)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber), en naar – blauwer.
De witbalans bijregelen in de richting G (groen/magenta)
Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar – roder (magenta).
• De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen bijregelen.
TIPS
De aangepaste witbalans controleren:
j Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen
te maken. Als u op knop AEL / AFL drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen hebt gemaakt.
3
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen:
j Zie “ALL >“(gblz. 105).
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
WB PREVIEW BACK
AUTO
>
AEL AFL
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB's. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurl ijk licht fotografeert , maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen. Stel [; FUNCTION] van tevoren in op [V]. (gblz. 97)
1
Richt de camera op een wit vel papier.
• Hou het papier zo dat het het hele scherm zonder schaduwen vult.
2
Terwijl u de knop < ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in.
• Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
3
Selecteer [YES] en druk op de i-knop.
• De witbalans is nu vastgelegd.
• De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
+
SET
<-knop
G
A
5
2
TIPS
Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte
te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
70
NL

Fotograferen terwijl u het effect van witbalans vergelijkt

U kunt een opname maken terwijl u het effect van de witbalans controleert op een scherm met vier beelden.
1
Druk herhaaldelijk op de knop INFO om de multiweergave weer te geven.
g“Het informatiedisplay omschakelen“ (blz. 23)
• Om over te schakelen naar het vergelijkingsscherm voor de witbalans wanneer het vergelijkingsscherm voor de belichtingscorrectie wordt weergegeven, drukt u op f. Druk op fg om van scherm te veranderen.
2
Selecteer witbalans met hi of met de regelaar en druk op de knop i.
• De camera is nu klaar voor het maken van foto's met de geselecteerde witbalans.
x Opmerkingen
• Deze functie kan niet worden gebruikt in de standen A, ART of SCN.
WB
F
/
SETWB

WB-bracketing

Op basis van één opname worden automatisch drie beelden met verschillende witbalans (aangepast in de opgegeven kleurrichtingen) gemaakt. Eén beeld heeft de ingestelde witbalans, terwijl de andere beelden een witbalans hebben die aangepast is in de verschillende kleurrichtingen.
Menu MENU[c][V][BRACKETING][WB BKT]
• Selecteer [OFF], [3F 2STEP]/[3F 4STEP] of [3F 6STEP] voor de EV-stap voor de richting A-B (amber-blauw) en de richting G-M (groen-magenta).
• Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch 3 beelden gemaakt die aangepast zijn in de opgegeven kleurrichtingen.
WB BKT
A-BG
3F 4STEP 3F 4STEP
-
M
3
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
BACK
TIPS
WB-bracketing toepassen op de witbalans:
j Stel de witbalans handmatig in en gebruik daarna de functie WB-bracketing. WB-bracketing
wordt toegepast op de witbalans die u heeft ingesteld.
x Opmerkingen
• Tijdens WB-bracketing kan de camera de foto's niet maken als er onvoldoende geheugen in de camera of op het kaartje beschikbaar is voor minstens het geselecteerde aantal beelden.
SET
71
NL

Beeldeffecten

0
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. B eeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen. De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen.
[hi- ENHANCE] : Voor indrukwekkendere beelden in overeenstemming met het [iVIVID] : Voor levendige kleuren.
[jNATURAL] : Voor natuurlijke kleuren. [ZMUTED] : Voor afgevlakte tinten. [cPORTRAIT] : Voor mooie huidtinten. [MONOTONE] : Voor zwart/wit-tinten. [CUSTOM] : Selecteer één beeldeffect, stel de parameters in en leg de instelling
motiefprogramma.
vast. U kunt de gradatie ook vastleggen bij [CUSTOM]. Deze instelling wordt los van [GRADATION] in het menu opgeslagen. g“Gradatie“ (blz. 73)
3
Live control ij: [PICTURE MODE]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Superbedieningspaneel
Menu MENU[W]
iINFOk: [PICTURE MODE]
[PICTURE MODE]
De aanpasbare parameters verschillen per beeldeffect. De afzonderlijke parameters luiden als volgt:
[CONTRAST] : Het verschil tussen lichte en donkere [SHARPNESS] : De beeldscherpte
[SATURATION]: De kleurdiepte van het beeld [EFECT] : Voor het instellen van de mate
[B&W FILTER] : Voor zwart/wit-foto's. De filterkleur
[N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale [Ye: YELLOW] : Geeft mooi doortekende
[Or: ORANGE] : Accentueert de kleuren in [R: RED] : Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de [G: GREEN] : Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene
partijen
waarin het effect wordt toegepast. (i-ENHANCE)
wordt lichter en de complementaire kleur wordt donkerder. (MONOTONE)
zwart/wit-foto. witte wolken tegen een
helderblauwe lucht. blauwe luchten en zonsondergangen lichtjes. helderheid van karmozijnrood gebladerte. bladeren.
BACK
CONTRAST
SHARPNESS SATURATION
BACK SET
CONTRAST
SHARPNESS SATURATION
BACK
PICTURE MODE
CARD SETUP CUSTOM RESET
PICTURE MODE
GRADATION
IMAGE ASPECT
j
NATURAL
j
NATURAL
h
i-ENHANCE
i
j
NATURAL
Z
PORTRAIT
CONTRAST
Lo Hi
Lo Hi
Lo Hi
0
VIVID
FLAT
SET
J
N
T
Hi
Lo
SET
0
±
0
±
0
±
+2 +1
0
-
1
-
2
72
NL
[PICT. TONE] : Kleurt zwart/wit-beelden. (MONOTONE)
[N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart/wit-foto. [S: SEPIA] : Sepia [B: BLUE] : Blauw [P: PURPLE] : Purper [G: GREEN] : Groen

Gradatie

Naast de
[NORMAL]
[HIGH KEY] : Gradatie bij een helder onderwerp. [LOW KEY] : Gradatie bij een donker onderwerp. [AUTO] : Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied
[NORMAL] : Gebruik bij normale lichtomstandigheden de stand [NORMAL].
gradatie-instelling, kunt u drie andere gradatie-instellingen selecteren.
afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de donkere partijen te donker zouden worden.
3
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
HIGH KEY
Geschikt voor onderwerpen met veel lichte tinten.
Superbedieningspaneel
Menu MENU[W][GRADATION]
x Opmerkingen
• Contrastaanpassing werkt niet in de standen [HIGH KEY], [LOW KEY], of [AUTO].
ik: [GRADATION]
Geschikt voor onderwerpen met veel schaduwtinten.
LOW KEY
73
NL

Films opnemen

2 1 :3 8
HD
2:1 8
4

Film opnemen

U kunt films in hoge definitie opnemen. Stereogeluid wordt tegelijk opgenomen. Naast de automatische belichting kunt u het diafragma aanpassen aa n uw voorkeur, en kunt u handmatig zowel het diafragma als de sluitertijd instellen en kunstfiltereffecten gebruiken om de expressiviteit van uw films te verrijken.
1
Stel de functieknop in op n.
2
Druk de ontspanknop half in en stel scherp op hetgeen u wenst op te nemen.
4
• Scherpstellen gebeurt met autofocus en het
Films opnemen
AF-bevestigingsteken gaat aan.
3
Druk de ontspanknop half in om de opname te starten.
• De geluidsopname begint tegelijk (als [MOVIE R] is ingesteld op [ON]). g“Audio opnemen tijdens filmopname“ (blz. 76)
Weergavestand n
Beschikbare opnametijd
Wordt rood weergegeven tijdens de opname
AF-teken
HD
21:38
4
Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te beëindigen.
TIPS
Autofocus werkt niet goed:
j Druk op de knop AEL/AFL voor autofocus.
• Het geluid van de lensactivering wordt opgenomen.
74
NL
2:18
Totale opnametijd
x Opmerkingen
• Als u een film opneemt, kunt u de instellingen voor belichtingscorrectie, diafragmawaarde en sluitertijd niet wijzigen.
• In de filmstand zorgt [IMAGE STABILIZER] voor elektronische stabilisatie. Als u deze functie gebruikt, wordt het opgenomen beeld een beetje vergroot. Bovendien werkt [I.S.1] ongeacht de instellingen voor [I.S.1], [I.S.2] en [I.S.3].
• Stabilisatie is niet mogelijk als de camerabeweging te groot is.
• Als u een lens met een beeldstabilisatiefunctie gebruikt, schakelt u de beeldstabilisatiefunctie van de lens of van de camera uit.
• U kunt [g FACE DETECT] niet gebruiken in de filmstand.
• Bij bepaalde soorten kaarten kunt u niet tot het einde van de beschikbare tijd opnemen en wordt de opname automatisch tijdens de werking geannuleerd. De grootte van een bestand is bovendien beperkt tot 2 GB.
• Als de binnenzijde van de camera warm wordt, wordt de opname automatisch gestopt om de camera te beschermen.
• U kunt geen bijkomende opnamen maken terwijl de indicatie-LED Dataverkeer knippert aan het einde van een opname.
• Om films op te nemen is het aan te bevelen een kaartje te gebruiken dat compatibel is met SD speed class 6.

De instellingen voor filmopnamen wijzigen

Effecten toevoegen aan een film
Live control ij[MOVIE AE MODE]
Menu MENU[X][MOVIE AE MODE]
• Selecteer met behulp van fg, en druk daarna op de knop i.
[P] Optimale diafragmawaarde wordt
[A] Weergave van de achtergrond wordt
[M] Hier stelt u het diafragma en de
[ART1]~[ART8] Een film opnemen met kunstfiltereffecten.
x Opmerkingen
• Wanneer u films opneemt in de kunstfilterstand, is het mogelijk dat de weergegeven totale opnametijd afwijkt van de werkelijke tijd. Met [ART7] (DIORAMA) worden beelden aan een hoge snelheid afgespeeld, dus wordt de weergegeven opnametijd afgestemd op de werkelijke tijd die verstreken is tijdens het afspelen, wat leidt tot een tragere tijdsvoortgang.
automatisch ingesteld overeenkomstig de helderheid van het onderwerp.
gewijzigd door de instelling van het diafragma. Verdraai de subregelaar om het diafragma in te stellen.
sluitertijd zelf in. Draai aan de subregelaar om het diafragma in te stellen en aan de hoofdregelaar om de sluitertijd in te stellen. U kunt een sluitertijd instellen van 1/30 seconde tot 1/4000 seconde. De ISO-instellingen 200 tot 1600 kunnen allee n handmatig worden ingesteld.
MOVIE AE MODE
MOVIE AE MODE
MOVIE+STILL
j/Y
IMAGE STABILIZER MULTIPLE EXPOSURE
P
A
M ART1 ART2
SETBACK
4
Films opnemen
P
OFF
o
OFF OFF
75
NL
De beeldkwaliteit selecteren
Live control ij[K]
Menu MENU[W][K][MOVIE]
Stand Films opnemen
Beeldkwaliteit Applicatie
HD SD
Het aantal pixels bedraagt 1280× 720. U kunt films in hoge definitie opnemen. Het aantal pixels bedraagt 640 × 480.
Audio opnemen tijdens filmopname
Stel deze functie in op [ON] om geluid op te nemen van zodra de filmopname begint.
4
Live control ij[MOVIE R]
Films opnemen
Menu MENU[U][MOVIE R]
• Selecteer met behulp van fg, druk daarna op de i-knop.
x Opmerkingen
• Als u geluid in een film opneemt, kan het geluid van de lensactivering en van de camerawerking worden opgenomen. Indien gewenst kunt u deze geluiden beperken door te fotograferen terwijl [AF MODE] ingesteld is op [S-AF], of door minder vaak op de knoppen te drukken.
•Met [ART7] (DIORAMA) kan er geen geluid worden opgenomen.

Automatisch stilstaand beeld opnemen als filmopname eindigt

Zet deze functie op [ON] om een stilstaand beeld op te nemen als u de opname van een film beëindigt. Deze functie is handig als u zowel een stilstaand beeld als de film wenst op te nemen.
Menu MENU[X][MOVIE+STILL]
• Selecteer met behulp van fg, druk daarna op de i-knop.
76
NL

Weergavefuncties

[4032x3024,1/8]
2009.11.01
21:56
100-0015
15
N
5

Enkel beeld / Gezoomd weergeven

1
Druk op knop q (enkelbeeldweer gave).
• Het laatst opgenomen beeld verschijnt.
• Het geluid dat werd opgenomen terwijl het beeld werd gemaakt, wordt tegelijk weergegeven.
• Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit.
2
Selecteer met k de beelden die u wilt bekijken. U kunt ook aan de subregelaar draaien om U te selecteren voor een vergrote weergave.
j
q-knop
INFO-knop
k-knop
Fn-knop
(Enkelbeeldweergave) (Gezoomd weergeven)
[4032x3024,1/8]
L
N
2009.11.01
f : Toont het beeld dat 10
opnamen geleden is gemaakt
g : Toont het beeld dat 10
opnamen later is gemaakt
i : Geeft het volgende beeld weer h : Geeft het vorige beeld weer
• Om te stoppen met de weergave drukt u opnieuw op de q-knop.
• Zodra u de ontspanknop half indrukt, kunt u weer fotograferen.
100-0015
21:56
Druk op de knop <
• Geeft het beeld weer met een 10× vergrote close-up-positie.
15
Druk op de knop INFO
Druk op de knop INFO
(Weergave close-up-positie)
(Vergrote weergave beeld-voor-beeld)
Druk op k om de close­up-positie te veranderen.
Druk op k om het display van de close-up-positie te verplaatsen. Als [g
FACE DETECT]
(gblz. 55) is ingesteld op
[ON]
, verschijnt er een kader rond een gedetecteerd gezicht. Druk op kader naar een ander gezicht te verplaatsen.
Druk op hi om de close­ups beeld voor beeld te bekijken. Als [g FACE DETECT] is ingesteld op [ON], drukt uop fg om het kader naar een ander gezicht in close-up te verplaatsen.
151515
• Druk op knop INFO
om terug te keren naar vergrote enkelbeeldweergave.
i
5
Weergavefuncties
om de
77
NL

Indexweergave / kalenderweergave

x
10
2009.11.0 1
21:56
15
x
10
2009.11.0 1
21:56
15
2009.11.0 1
21:56
15
2009.11.0 1
21:56
15
2009.11.0 1
21:56
15
2009.11.0 1
21:56
15
[
4032 x302 4,1/ 8
]
100-001 5
15
N
2009.11.0 1
21:56
)
Met deze functie kunt u verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken.
Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de subregelaar naar G draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven tussen 4, 9, 16, 25, 49 en 100.
h :Om naar het vorige beeld te gaan i :Om naar het volgende beeld te gaan f :Om naar het bovenste beeld te gaan g :Om naar het beeld eronder te gaan
• Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de subregelaar naar U.
j
5
Weergavefuncties
2009.11.01
(Enkelbeeldweergave)
2009
25 26 27 28 29 30 31
11
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 1 2 3 4 5
(Kalenderweergave)
21:56
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
2009.11.01
15
2009.11.01
(100-beelden indexweergave)
x
21:56
(4-beelden
indexweergave)
21:56
10
15
15
(49-beelden indexweergave)
2009.11.01
21:56
(9-beelden
indexweergave)
2009.11.01
21:56
x
10
15
15
Kalenderweergave
Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto's hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste is gemaakt. Selecteer een datum met k en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum in de enkelbeeldweergave op te roepen.
78
NL
2009.11.01
21:56
(16-beelden indexweergave)
2009.11.01
21:56
(25-beelden indexweergave
15
15

Informatiedisplay

[
4032 x3024,1 /8
]
2009.11.01
21:56
100-0015
15
N
N
15
15
x
10
x
10
x
10
x
10
F5.6
100
±
0.0
ISO
250
NATURAL
N
+
2.0
45
mm
WBAUTO
G±0
A±0
Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen).
Telkens wanneer u op de knop INFO drukt, wijzigt de schermweergave.
• De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
INFO-knop
Alleen beeld
SHADOW
HILIGHT
*
Histogram
Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbelicht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto misschien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belichting of maak de foto nogmaals.
x
10
15
Highlight/ Shadow-weergave
Highlight&Shadow Histogramweergave
Over- of onderbelichte delen van het opgenomen beeld worden weergegeven. Lichte partijen (overbelichte delen) wordt aangeduid in rood. Schaduw (onderbelichte delen) wordt aangeduid in blauw.
TIPS
Snel omschakelen naar de vaak gebruikte weergave:
j U kunt de informatieweergave voor alle standen verbergen behalve “Vereenvoudigde weergave“.
g“INFO SETTING“ (blz. 101)
Vereenvoudigde weergave
2009.11.01
*
Histogram
De verdeling van de helderheid van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek).
x
10
[
]
4032x3024,1/8
L
N
100-0015
21:56
Opnamege gevens
x
10
250
+
2.0
WBAUTO
j
Volledige weergave
x
10
F5.6
45
±
100
ISO
G±0
A±0
NATURAL
100-0015
15
mm
0.0
L
N
15
15
5
Weergavefuncties
79
NL

Diashow

Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De beelden worden in volgorde weergegeven, te beginnen met het weergegeven beeld.
1
MENU[q][m]
• Druk tijdens de weergave op de knop i om diashow te selecteren.
JPEG
JPEG EDIT
R
m
<
BACK SET
2
Voer de instellingen voor de diashow uit.
[START] : Voer de diashow uit met de huidige instellingen. [BGM] : Stel BGM (5 types) in of schakel BGM [OFF]. [SLIDE] : Stel het type diashow in dat u wilt uitvoeren. [SLIDE INTERVAL]:
5
[MOVIE INTERVAL]:
Weergavefuncties
3
Selecteer [START] en druk op de knop i.
• De diashow start.
4
Druk op i om de diashow te stoppen.
Functies tijdens diashow
• Verdraai de hoofdregelaar om het algemene volume aan te passen (alleen wanneer het geluid wordt weergegeven via de luidspreker van de camera).
• Verdraai de subregelaar om de balans in te stellen tussen BGM en het opgenomen geluid.
x Opmerkingen
• Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Stelt het interval waarmee beelden worden gewisseld in op 2 – 10 seconden. Als een film wordt weergegeven, selecteert u [FULL] om de volledige film weer
te geven, of [SHORT] om een fragment halverwege de film weer te geven.
MENU-knop
q-knop
j
i-knop
j
80
NL

Beelden roteren

[
4032 x302 4,1/ 8
]
2009.11.0 1
21:56
100-001 5
15
[
4032 x302 4,1/ 8
]
2009.11.0 1
21:56
100-001 5
15
[
4032 x302 4,1/ 8
]
2009.11.0 1
21:56
100-001 5
15
[
4032 x302 4,1/ 8
]
2009.11.0 1
21:56
100-001 5
15
N
N
N
N
Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto's maakt met de camera in verticale stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera gekanteld is.
1
MENU[q][y]
• Als deze op [ON] staat, worden verticaal opgenomen beelden tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om het beeld te roteren en weer te geven.
• Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het geheugenkaartje.
• Weergave roteren is niet mogelijk bij films.
Origineel beeld vóór het roteren
FFF
[
2009.11.01
21:56
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
2009.11.01
21:56
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
F
2009.11.01
21:56
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
MENU-knop
2009.11.01
q-knop
21:56
F-knop
[
4032x3024,1/8
100-0015
]
L
N
15
5
Weergavefuncties
81
NL

Filmweergave

00:12 /00:34
00:14 /00:34
1
Selecteer een film en druk op i.
2
Selecteer [MOVIE PLAY] en druk op i.
• De weergave start.
MOVIE
j
MOVIE PLAY
m
BACK SET
Functies tijdens filmweergave
• Volume: Verdraai de hoofdregelaar om het volume van het geluid via de luidspreker van de camera aan te passen.
• Terug/Snel vooruit: Selecteer met hi.
5
Weergavefuncties
•Als u op i drukt om de film te pauzeren, kunt u filmfuncties uitvoeren met behulp van de pendelknop.
f : Geeft het eerste beeld weer. g : Geeft het laatste beeld weer. i : Zet de weergave verder wanneer deze knop
wordt ingedrukt.
h : Zet de weergave achterstevoren verder
wanneer deze knop wordt ingedrukt.
i : Start de weergave.
De weergave stoppen
Druk op de MENU-knop.
MENU-knop
i-knop
00:12 /00:34
Weergavetijd/totale opnametijd
00:14 /00:34
/
82
NL

Weergave op een televisie

Gebruik de bijgeleverde AV-kabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven. U kunt beelden in high-definition weergeven op een HD-televisie door een in de handel verkrijgbare HDMI-minikabel te gebruiken om de camera en de televisie te verbinden.
Aansluiting met AV-kabel
• Schakel de camera en de televisie uit voor u de AV-kabel aansluit.
Sluit de kabel aan op de video-ingang (geel) en de
Multiconnector
1
Gebruik de camera om het type videosignaal te selecteren dat overeenkomt met het videosignaal van de aangesloten televisie ([NTSC]/[PAL]).
g“VIDEO OUT“ (blz. 100)
2
Schakel de camera uit.
3
Verbind de televisie en de camera.
4
Schakel de televisie in en wijzig [INPUT] in [VIDEO (een ingang die verbonden is met de camera)].
5
Schakel de camera in en druk op knop q.
x Opmerkingen
• Zodra u de AV-kabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit.
• Voor meer informatie over het wijzigen van de ingangsbron van de televisie, raadpleegt u de handleiding van de televisie.
• Afhankelijk van de instellingen van de televisie kunnen de weergegeven beelden en informatie bijgesneden zijn.
audio-ingang (wit) van de televisie.
AV-kabel (meegeleverd)
5
Weergavefuncties
83
NL
Aansluiting met een HDMI-minikabel
• Schakel de camera en de televisie uit voor u de minikabel aansluit.
Sluit deze kabel aan
HDMI­miniconnector
HDMI-minikabel (verkrijgbaar in de handel)
1
Gebruik de camera om het type videosignaal te selecteren dat overeenkomt met het videosignaal van de aangesloten televisie ([NTSC]/[PAL]).
g“VIDEO OUT“ (blz. 100)
2
Schakel de camera uit.
3
Verbind de televisie en de camera.
4
Schakel de televisie in en schakel [INPUT] naar [HDMI INPUT].
5
Schakel de camera in.
5
x Opmerkingen
Weergavefuncties
• Voor meer informatie over het wijzigen van de ingangsbron van de televisie, raadpleegt u de handleiding van de televisie.
• Gebruik een HDMI-minikabel die overeenkomt met de HDMI-miniconnector op de camera en de HDMI-connector op de televisie.
• Als de camera en de televisie verbonden zijn met zowel een AV-kabel als een HDMI­minikabel, heeft HDMI voorrang.
• Afhankelijk van de instellingen van de televisie kunnen de weergegeven beelden en informatie bijgesneden zijn.
• Als u een televisie via een HDMI-minikabel aansluit, kunt u het formaat van het digitale videosignaal selecteren. “HDMI“ (gblz. 99)
• U kunt geen foto's of films opnemen als de HDMI-kabel aangesloten is.
• Sluit de camera niet aan op andere HDMI-uitvoerapparaten. Hierdoor zou de camera beschadigd raken.
• HDMI-uitvoer is niet mogelijk als de camera via USB verbonden is met een computer of een printer.
op de HDMI-connector op de televisie.
De afstandsbediening van de tv gebruiken
De camera kan worden bediend met een afstandsbediening van een tv wanneer deze is aangesloten op een tv die HDMI-controle ondersteunt.
1
MENU[c][U][HDMI][HDMI CONTROL]
• Stel deze functie in op [ON].
2
Bedien de camera met de afstandsbediening van de tv.
• U kunt de camera bedienen door de bedieningsaanwijzingen te volgen die worden weergegeven op de tv.
• Tijdens de enkelbeeldweergave kunt u de informatieweergave weergeven of verbergen door op de [Rode] knop te drukken, en kunt u de indexweergave weergeven of verbergen door op de [Groene] knop te drukken.
84
• Afhankelijk van de tv zijn sommige functies niet beschikbaar, zelfs niet als deze worden
NL
weergegeven.

Foto's bewerken

Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAW-bewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand.
Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken.
De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. witbalans, scherpstelling en kunstfilter) en slaat de gegevens dan op als een JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken.
De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camera-instellingen. Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
JPEG-beelden bewerken [SHADOW ADJ] Maakt de schaduwpartijen lichter.
[REDEYE FIX] Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen. [P] De grootte van de uitsnede instellen
[ASPECT] Wijzigt de breedte-hoogteverhouding
[BLACK & WHITE] Hiermee maakt u een beeld zwart/wit. [SEPIA] Voor beelden in sepia-tinten. [SATURATION] Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging). De
[Q] Om de foto te converteren naar 1280 × 960, 640 × 480 of 320 × 240
e
-PORTRAIT] De huid ziet er zachter en glanzender uit.
[
met de hoofdregelaar en de positie van de uitsnede met de pendelknop.
SETSET
van beelden van 4:3 (standaard) in [3:2], [16:9] of [6:6]. Nadat u de breedte-hoogteverhouding heeft gewijzigd, gebruikt u de pendelknop om de positie van de uitsnede op te geven.
kleurverzadiging aanpassen terwijl u de foto op het scherm bekijkt. pixels. Beelden met een andere breedte-hoogteverhouding dan 4:3
(standaard) worden geconverteerd naar de beeldbestandsgrootte die hierbij het dichtst aanleunt.
• Als gezichtsherkenning niet goed werkt, kunt u, afhankelijk van het beeld, eventueel niet corrigeren.
5
Weergavefuncties
85
NL
1
100-0020
N
40
MENU[q][EDIT][SEL. IMAGE]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door op de knop i te drukken.
2
Selecteer een beeld met hi en druk daarna op i.
• De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens.
• Bij JPEG+RAW-beelden verschijnt een keuzemenu dat u vraagt welk bestandstype u wilt bewerken.
• U kunt films niet bewerken.
3
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het item dat u wilt bewerken en volg de onderstaande stappen.
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
BACK SET
L
100-0020
N
40
JPEG EDIT
SHADOW ADJ
REDEYE FIX
ASPECT
BLACK & WHITE
5
Weergavefuncties
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld.
• Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
x Opmerkingen
• Het is mogelijk dat de rode-ogen-correctie bij sommige foto's niet werkt. De rode-ogen-
• In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken:
• Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan
[P] en [ASPECT] kunt u enkel gebruiken om beelden met een breedte-hoogteverhouding
Geluid toevoegen aan stilstaande beelden
Als u stilstaande beelden weergeeft, kunt u maximaal 30 seconden geluid toevoegen (opnemen). Dit kan als memo worden toegevoegd nadat u de foto's heeft gemaakt.
1
MENU[q][EDIT][SEL. IMAGE][R]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door op de knop i te drukken.
2
Selecteer met behulp van fg, druk daarna op de i-knop.
[NO] : Er wordt geen geluid opgenomen. [R START] : De audio-opname start. [YES] : Toegevoegd geluid wordt gewist.
x Opmerkingen
• U kunt geen geluid opnemen bij beveiligde beelden.
• Om de opname halverwege te stoppen, drukt u op de knop i.
BACK SET
correctie kan naast de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden. Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt,
als er onvoldoende ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is gemaakt.
dat van de originele opname. 4:3 (standaard) te bewerken.
RAW DATA EDIT
YES
BACK
NO
SET
86
NL

Beeldoverlapping

RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
RAW
x
0.3
x
0.1
x
0.3
U kunt tot 3 RAW-beelden die met de camera werden gemaakt, op elkaar plaatsen en als een afzonderlijk beeld opslaan. Het beeld wordt opgeslagen met de beeldkwaliteit die ingesteld is op het ogenblik waarop het beeld wordt opgeslagen.
1
MENU[q][EDIT][IMAGE OVERLAY]
• U kunt ook tijdens de weergave selecteren door op de knop i te drukken.
2
Selecteer het aantal beelden dat u op elkaar wens t te plaats en, en druk op de i-k nop.
3
Gebruik k om een beeld te selecteren en druk op de knop i.
• Selecteer verschillende beelden overeenkomstig het aantal beelden dat u in stap 2 heeft geselecteerd.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
4
Gebruik hi om een beeld te selecteren en gebruik vervolgens fg om de helderheid voor elk beeld te selecteren. Druk op knop i.
• Maak uw keuze van 0.1 tot 2.0.
• Het weergegeven beeld wijzigt naarmate de helderheid wordt aangepast.
5
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
x Opmerkingen
• Als de beeldkwaliteit ingesteld is op [RAW], wordt het op elkaar geplaatste beeld opgeslagen als [YN+RAW].
• Als u een beeld selecteert om op een ander beeld te plaatsen, worden de JPEG-beelden weergegeven voor beelden die opgenomen zijn in JPEG+RAW.
IMAGE OVERLAY
RAW
RAW
BACK SET
IMAGE OVERLAY
x
0.3
BACK SET
RAW
RAW
RAW
x
0.3
RAW
RAW
x
0.1

Beelden beveiligen

Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld/alle beelden wissen“.
Enkelbeeldbeveiliging Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk
op de 0-knop.
9 (beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek van het scherm.
De beveiliging opheffen
Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
0-knop
5
Weergavefuncties
i-knop
87
NL
Geselecteerde beelden beveiligen
Tijdens indexweergave kunt u meerdere beelden selecteren en ze allemaal tegelijk beveiligen.
1
Tijdens indexweergave selecteert u met k de beelden die u wilt beveiligen, waarna u op de knop i drukt.
• De geselecteerde beelden krijgen een v.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
2
Druk op k om de volgende beelden te selecteren die u wilt beveiligen en druk op knop i.
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
Alle beveiligingen annuleren
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1
MENU[q][RESET PROTECT]
2
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
x Opmerkingen
• Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden.
5
g“Het geheugenkaartje formatteren“ (blz. 127)
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
Weergavefuncties

Beelden wissen

Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleen de geselecteerde beelden worden gewist.
x Opmerkingen
• Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het RAW- als ook het JPEG-beeld wist.g“RAW+JPEG ERASE“ (blz. 106)
• Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen.
• U kunt beelden die werden gewist, niet herstellen. Let op dat u geen belangrijke informatie wist. g“Beelden beveiligen“ (blz. 87)
88
NL
Wissen van een enkel beeld
1
Geef de foto's weer die gewist moeten worden en druk op de knop D.
2
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
D-knop
Geselecteerde beelden wissen
Tijdens indexweergave kunt u meerdere beelden selecteren en ze allemaal tegelijk wissen.
1
Selecteer in de indexweergave de beelden die u wilt wissen en druk op i.
• De geselecteerde beelden krijgen een v.
• Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
2
Druk op k om de volgende beelden te selecteren die u wilt beveiligen en druk op knop i.
3
Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op knop D.
4
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Alle beelden wissen
1
MENU[W][CARD SETUP]
2
Selecteer met fg de optie [ALL ERASE] en druk vervolgens op knop i.
3
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
• Alle beelden worden gewist.
TIPS
Onmiddellijk wissen:
j Als u “QUICK ERASE“ (gblz. 106) heeft ingesteld op [ON], kunt u op de D-knop drukken
om een beeld onmiddellijk te wissen.
j U kunt de uitgangspositie van de cursor op [YES] instellen. g“PRIORITY SET“ (blz. 107)
5
Weergavefuncties
89
NL

Instelfuncties

6

Setup-menu

Gebruik het Setup-menu om de basisfuncties van de camera in te stellen.
’09.11.01
14:01
W s
REC VIEW
c
MENU DISPLAY
FIRMWARE
BACK
Selecteer met fg de optie [d] en druk daarna op i.
j±0 k±0
SET
ENG.
5SEC
ON
i
W s
REC VIEW
c
MENU DISPLAY
FIRMWARE
BACK
Gebruik fg om een functie te selecteren en druk daarna op i.
Voor meer informatie over het gebruik van de menulijsten, zie “Menu“ (gblz. 20).
X (Datum/tijd instellen) gblz. 7
Stel de datum en tijd in. De datum en tijd worden voor elk beeld opgeslagen op een kaart, en bestandsnamen worden toegewezen op basis van deze datum- en tijdinformatie.
W (taal voor de monitor wijzigen)
Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u naast het Engels ook andere talen kiezen.
6
Instelfuncties
s (Helderheid van de monitor aanpassen)
U kunt de helderheid en de kl eurtempera tuur van de monitor aanpassen. De instelling van de kleurtempera tuur hee ft enkel betrekking op de weergave van de LCD-monitor . U kunt met hi overschakelen tussen j (kleurtemperatuur) en k (helderheid) en met fg kunt u de waarde instellen tussen [+7] en [-7].
• Zie “EVF ADJUST“ (gblz. 102) voor het regelen van de elektronische zoeker.
BACK SET
’09.11.01
14:01
ENG.
j±0 k±0
5SEC
SET
ON
–5+
2
90
NL
REC VIEW
U kunt de zojuist gemaakte foto weergeven terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen.
[1SEC]-[20SEC] Hiermee selecteert u het aanta l seconden dat de foto moet worden [OFF] De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet [AUTO q] Geeft de foto weer die wordt opgeslagen, en schakelt daarna over naar
c MENU DISPLAY gblz. 21
Wanneer dit item ingesteld is op [ON], wordt een aangepast menu toegevoegd zodat u verschillende instellingen en handelingen naar eigen wens kunt instellen.
FIRMWARE
De firmwareversie van uw product verschijnt. Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt.
weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde. weergegeven. de stand weergave. Dit is handig om een opname te controleren en
eventueel direct te wissen.
6
Instelfuncties
91
NL

Camera-instellingen resetten

In de stand P, A, S, M of n blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u [RESET] (resetten).
[RESET1] / [RESET2] vastleggen
Als instellingen na een terugzetting vooraf worden vastgelegd bij [RESET1]/[RESET2], kan de camera teruggezet worden op de standaardinstelling af fabriek door [RESET1]/[RESET2] uit te voeren. In de stand n worden de instellingen betreffende de stand n teruggezet. Meer informatie over vooraf vast te leggen functies vindt u onder “Functies die kunnen worden vastgelegd met My Mode en Custom Reset Setting“ (gblz. 140).
Menu MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Selecteer of u [RESET1] of [RESET2] wilt vastleggen, en druk op i.
• Als er al instellingen zijn vastgelegd, verschijnt [SET] naast [RESET1] / [RESET2]. Door [SET] te selecteren, overschrijft u de vastgelegde instelling.
• Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
2
Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
Reset-instellingen gebruiken
Hiermee wordt de camera weer op de standaard fabrieksinstellingen gezet. U kunt de camera ook resetten naar de instelling [RESET1] of [RESET2].
6
[RESET] Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de
Instelfuncties
[RESET1] / [RESET2] Herstelt de vastgelegde instellingen.
Menu MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Selecteer [RESET], [RESET1] of [RESET2] en druk op knop i.
2
Selecteer met fg de optie [YES] en druk daarna op knop i.
standaardinstellingen, zie “Menulijst“ (gblz. 141).
RESET1
YES
NO
92
BACK
NL
SET

De camera volgens uw wensen instellen

7
Gebruik het Custom-menu om de foto grafeerfuncties a an te passen. Het Cust om-menu bestaat uit 9 tabbladen (R t/m Z) die weer zijn onderverdeeld volgens de functies die u ku nt in ste lle n. In de standaardinstelling wordt het Custom-menu niet weergegeven. Om de functies aan te passen, stelt u [cMENU DISPLAY] in het Setup-menu in op [ON] om het Custom-menu weer te geven. (gblz. 21)
AF/MF
BUTTON/DIAL
RELEASE DISP/8/PC
e
EXP/
/ISO
CUSTOM
#
SETBACK
Selecteer met fg de optie [c] en druk daarna op i.
DIAL FUNCTION DIAL DIRECTION
AEL/AFL
AEL/AFL MEMO
;
FUNCTION
7
FUNCTION
BACK
Selecteer met fg het tabblad R tot Z en druk daarna op i.
S1/C2/M1
OFF
---
SET
DIAL FUNCTION DIAL DIRECTION
AEL/AFL
AEL/AFL MEMO
; 7
BACK
Gebruik fg om een functie te selecteren en druk daarna op i.
AEL/AFL
S-AF
C-AF
MF
FUNCTION
FUNCTION
Voor meer informatie over het gebruik van de m en uli js te n, zi e “M en u“(gblz. 20).
R AF/MF
AF MODE gblz. 49
Selecteer de geschikte scherpstelstand voor het onderwerp. De stand [S-AF] is geschikt voor stilstaande en traag bewegende onderwerpen, de stand [C-AF] is geschikt voor onderwerpen die voortdurend bewegen in de buurt en weg van de camera, de stand [MF] is geschikt voor het handmatig scherpstellen op onderwerpen, de stand [S-AF+MF] is geschikt voor het automatisch scherpstellen op onderwerpen en handmatig bijregelen met de scherpstelring, en de stand [C-AF+TR] is geschikt om scherp te stellen op een onderwerp en dit te blijven volgen.
AF AREA gblz. 52
Selecteer B (Alle AF-kaders) voor het uitvoeren van de autofocus met alle AF-kaders of M (Enkelvoudig AF-kader) voor het uitvoeren van de autofocus gecentreerd op een geselecteerd punt.
S1/C2/M1
OFF
SET
7
De camera volgens uw wensen instellen
93
NL
P SET UP Selecteert de werking van de regelaars of van de pendelknop als u het AF-kader selecteert.
[OFF] Stopt nadat u naar het AF-kader aan het einde bent gegaan. [LOOP] Nadat u naar het AF-kader aan het einde bent gegaan, gaat u naar het
[SPIRAL] Nadat u naar het AF-kader aan het einde bent gegaan, gaat u naar het
bijv.) Als u van het AF-kader linksbovenaan naar rechts gaat
AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde van dezelfde rij of dezelfde kolom. Selecteert alle AF-kaders voor u naar het AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde gaat, en [AF AREA] wordt ingesteld op B.
AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde van de volgende rij of de volgende kolom. Selecteert alle AF-kaders voor u naar het AF-kader aan het tegenoverliggende uiteinde gaat, en [AF AREA] wordt ingesteld op B.
[OFF]
RESET LENS
In de stand [ON] wordt de scherpstelling van de lens steeds op oneindig gezet zodra u de camera uitschakelt.
BULB FOCUSING
U kunt de camera zo instellen dat u de scherpstelling kunt aanpassen tijdens tijdopnamen in de stand MF.
[ON] Tijdens de opname kunt u scherpstellen met de scherpstelring.
7
[OFF] Tijdens de opname is de scherpstelling vergrendeld.
De camera volgens uw wensen instellen
FOCUS RING
U kunt kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
MF ASSIST
Als [AFMODE] is ingesteld op [S-AF+MF] of [MF], draait u aan de scherpstelring voor automatische zoomweergave.
[LOOP]
Instellen op B.
)
[SPIRAL]
Instellen op B.
Dichtbij
Dichtbij
)
94
NL
S BUTTON/DIAL
DIAL FUNCTION
In de stand P, A, S of M kunt u andere functies dan de standaardfuncties toewijzen aan de hoofdregelaar en de subregelaar. U kunt de functies van de hoofdregelaar en de subregelaar ook omschakelen voor menufuncties met de standaardfuncties.
P : [%]/[F]/[w]
A : [FNo.]/[F]/[w] S : [SHUTTER]/[F]/[w] M : [SHUTTER]/[FNo.]
MENU : [F]/[G]
•In [MENU] geeft [F] bedieningen van de regelaars aan die overeenkomen met de horizontale richting (hi). [G] geeft bedieningen van de regelaars aan die overeenkomen met de verticale richting (fg).
DIAL DIRECTION
De draairichting van de regelaar, de toenamerichting van de sluitertijd/het diafragma en de bewegingsrichting van menu- en Live control-cursors kan worden gewijzigd.
EXPOSURE
Instelling
DIAL1
DIAL2
(draairichting van de regelaar)
• Langere sluitertijd
• Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
• Kortere sluit ertijd
• Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
q/l
(draairichting van de regelaar)
• Kortere sluitertijd
• Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
• Langere sluitertijd
• Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
MENU
Instelling
DIAL1 DIAL2
(draairichting van de regelaar)
Verticale richting: omlaag. Verticale richting: omhoog. Verticale richting: omhoog. Verticale richting: omlaag.
l
(draairichting van de regelaar)
DIAL P
Ps
SETBACK
Subregelaar
Hoofdregelaar
DIAL MENU
FG
SETBACK
hi
r/m
fg
m
7
De camera volgens uw wensen instellen
95
NL
AEL / AFL
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop AEL / AFL gebruiken om scherp te stellen of de belichting te meten. Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is. Selecteer [mode1] t/m [mode4] in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen
[mode4] selecteren.)
Ontspanknopfunctie AEL/AFL knopfunctie
Stand
[S-AF]
modus1 modus2 modus3
[C-AF]
modus1 modus2 modus3 modus4
[MF]
modus1 modus2 modus3
Half indrukken Helemaal indrukken
Scherpstellen Belichting Scherpstellen Belichting Scherpstellen Belichting
S-AF Vastgehouden S-AF
k
C-AF start Vastgehouden Vastgehouden C-AF start
k kk
k kkk k
kk
Vastgehouden
k
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden
Vastgehouden
kkk
Vastgehouden
kk
kk
Vastgehouden Vastgehouden
k
Vastgehouden Vastgehouden C-AF start
kkk
Vastgehouden
kk
Als u de AEL- / AFL-knop
ingedrukt houdt
Vastgehouden Vastgehouden
k
S-AF
Vastgehouden Vastgehouden
k
C-AF start
Vastgehouden Vastgehouden
k
S-AF
Basisfuncties [mode1] Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop
7
De camera volgens uw wensen instellen
[mode2] Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt.
[mode3] Om scherp te stellen met de knop AEL/AFL in plaats van met de ontspanknop. [mode4] Stel scherp met de knop AEL/AFL en stel de belichting in door de
AEL/AFL ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren.
Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een podium.
ontspanknop helemaal in te drukken.
AEL / AFL MEMO
U kunt de belichtingsinstelling vergrendelen en vasthouden met knop AEL/AFL.
[ON] Druk op knop AEL/AFL om de belichtingsinstelling te vergrendelen en vast
te houden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren.
[OFF] De belichting wordt alleen vastgehouden zolang u de knop AFL/AFL
ingedrukt houdt.
k
k k
k
96
NL
; FUNCTION U kunt een functie toewijzen aan de <-knop.
[Fn FACE DETECT]
Gebruik de <-knop om [gFACE DETECT] in te stellen op [ON]; de uitgelezen instellingen voor portretopnamen worden ingesteld. Druk nogmaals op deze knop om deze functie op [OFF] in te stellen. g“De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken“ (blz. 55), “g FACE DETECT“ (blz. 101)
[PREVIEW] (elektronisch)
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken. g“Preview-functie“ (blz. 41)
[V]
Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen. g“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (blz. 70)
[P HOME]
Druk op de <-knop om naar de vastgelegde AF-home-positie te gaan. Druk nogmaals op de knop om naar de oorspronkelijke AF-kaderstand te gaan. Als u de camera uitschakelt terwijl hij ingesteld is op de AF-home-positie, wordt de originele positie niet opgeslagen. g“Een AF-kaderstand vastleggen“ (blz. 53)
[MF]
Druk op de <-knop om de AF-stand om te schakelen naar [MF]. Druk nogmaals op de knop om naar de oorspronkelijke AF-stand te gaan.
[RAWK]
Druk op de <-knop om voor de beeldkwaliteit om te schakelen van JPEG naar JPEG+RAW of van JPEG+RAW naar JPEG. U kunt de beeldkwaliteit wijzigen door de subregelaar te draaien terwijl u de <-knop ingedrukt houdt.
[TEST PICTURE]
Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te slaan.
[MY MODE]
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-inst ellingen die vastgelegd zijn in [MY MODE SETUP]. g“MY MODE SETUP“ (blz. 98)
[BACKLIT LCD]
Druk op de < knop om de LCD-monitor uit te schakelen. Deze functie is handig als u de optionele optische zoeker gebruikt. Druk nogmaals op de <-knop om de LCD-monitor in te schakelen. Deze functie werkt niet wanneer de elektronische zoeker bevestigd is.
[OFF]
Laat geen toewijzing van functies toe.
7
De camera volgens uw wensen instellen
97
NL
7 FUNCTION Andere functies kunnen worden toegewezen aan de 7-knop.
[AF MODE]
g“Autofocusstand selecteren“ (blz. 49)
[METERING]
g“Lichtmeetmethode wijzigen“ (blz. 42)
[FLASH MODE]
g“Gebruik van de flitser“ (blz. 61)
[BACKLIT LCD]
g“; FUNCTION“ (blz. 97)
[IMAGE STABILIZER]
g“Beeldstabilisator“ (blz. 57)
MY MODE SETUP
U kunt twee vaak gebruikte instellingen opslaan als My Mode. U kunt vooraf bepalen welke My Mode-instelling moet worden gebruikt door de stappen onder “Uitvoeren“ hierna uit te voeren. Om My Mode te gebruiken, stelt u [; FUNCTION] in op [MY MODE] en houdt ude<-knop tijdens het fotograferen ingedrukt. g“; FUNCTION“ (blz. 97)
Vastleggen
1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2 ] en druk op i.
2) Selecteer [SET] en druk op de i-knop.
• De actuele instellingen worden vastgelegd in de camera. Voor meer informatie over de functies die in My Mode kunnen worden vastgelegd, raadpleegt u “Functies die kunnen worden vastgelegd met My Mode en Custom Reset Setting“ (gblz. 140).
• Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Uitvoeren
1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2 ] en druk op de i-knop.
2) Selecteer [YES] en druk op de i-knop.
7
• De geselecteerde My Mode is ingesteld.
De camera volgens uw wensen instellen
• Tijdens het fotograferen drukt u op de ontspanknop terwijl u de <-knop ingedrukt houdt.
BUTTON TIMER
De directe knop kan geselecteerd blijven zelfs nadat u hem losgelaten.
[OFF] Houd de selectie niet aan. [3SEC]/[5SEC]/[8SEC] De knop blijft geselecteerd gedurende het aangegeven
[HOLD] De knop blijft geselecteerd tot u hem opnieuw indrukt.
• Knoppen die kunnen worden ingesteld met [BUTTON TIMER]
ISO, F, WB, AF, jY
aantal seconden.
98
NL
A
U kunt de functies van de AEL/AFL-knop en van de <-knop omschakelen. Als u [ON] selecteert, werkt de AEL/AFL-knop zoals de <-knop, en werkt de <-knop als de AEL/AFL-knop.
n FUNCTION
U kunt de functie van de pendelknop instellen.
[OFF] Om een storing te voorkomen, worden de functies die aan de pendelknop
zijn toegewezen, niet geactiveerd als de knop wordt ingedrukt.
[ON] De functies die aan de pendelknop toegewezen zijn, worden geactiveerd. [P] U kunt met de pendelknop de positie van het AF-kader selecteren.
g“Modus en positie van het AF-kader selecteren“ (blz. 53)
T RELEASE
RLS PRIORITY S/RLS PRIORITY C
In deze camera werkt de sluiter gewoonlijk niet tijdens AF. Met deze instelling kunt u echter de sluiter bedienen voor AF is voltooid. Als u de sluiter wenst te ontspannen zonder te wachten tot deze bewerkingen voltooid zijn, gebruikt u de volgende instelling. U kunt de ontspanvoorkeuze individueel instellen in de AF-stand. RLS PRIORITY S Stelt de ontspanvoorkeuze in voor de S-AF-stand (gblz. 49). RLS PRIORITY C Stelt de ontspanvoorkeuze in voor de C-AF-stand (gblz. 50).
U DISP/8/PC
HDMI
Kies deze instelling wanneer de camera op een televisie wordt aangesloten via een HDMI-minikabel.
HDMI OUT
Het type digitaal videosignaal selecteren als een televisie wordt aangesloten via een HDMI-minikabel.
[1080i] Weergave in het formaat 1080i. [720p] Weergave in het formaat 720p. [480p/576p] Weergave in het formaat 480p/576p (als [VIDEO OUT] is ingesteld
x Opmerkingen
•Als [1080i] ingesteld is, heeft het formaat 1080i voorrang voor de HDMI-uitvoer. Als deze instelling echter niet overeenkomt met de ingangsinstelling van de televisie, wordt de resolutie eerst gewijzigd in 720p en daarna in 480p. Voor meer details over het wijzigen van de ingangsinstelling van de televisie raadpleegt u de handleiding van de televisie.
HDMI CONTROL
Wanneer [ON] geselecteerd is, kan de camera bediend worden met de afstandsbediening van een tv wanneer deze op de tv is aangesloten via een HDMI-minikabel.
op [PAL], weergave in het formaat 576p).
7
De camera volgens uw wensen instellen
99
NL
VIDEO OUT
Afhankelijk van het type videosignaal van uw televisie kunt u NTSC of PAL selecteren. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten . Als u het verkeer de type vid eosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie.
Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden
Controleer het type videosignaal voordat u de camera op de tv aansluit.
NTSC Noord Amerika, Taiwan, Korea, Japan PAL Europese landen, China
8
U kunt het piepgeluid, dat afgegeven wordt als de scherpstelling vastgezet wordt, op [OFF] zetten door op de ontspanknop te drukken.
SLEEP
Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, springt hij automatisch op sluimerstand (stand by) om de batter ijen te sp aren. Met [SLEEP] kunt u de sluimerstandtimer instellen op [1MIN], [3MIN], [5MIN] of [10MIN]. Met [OFF] schakelt u de sluimerstand uit. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.).
USB MODE
Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aanslui t, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de camera. Voor meer informatie over hoe u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt u “Camera aansluiten op een printer“ (gblz. 112) en “Camera aansluiten op een
7
computer“ (gblz. 117).
De camera volgens uw wensen instellen
[AUTO]
Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een computer of printer aansluit.
[STORAGE]
Hiermee kunt beelden overbrengen naar een compute r. Selecte er deze stand ook als u via een pc-aansluiting de OLYMPUS Master software wilt gebruiken.
[MTP]
Kies deze functie om beelden over te zetten in Windows Vista/7 zonder de OLYMPUS Master-software te gebruiken.
[PRINT]
Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hierbij kunt u fo to's printen met vooraf gekozen instellingen voor het aantal prints , de papiersoort enz. g“Camera aansluiten op een printer“ (blz. 112)
100
NL
Loading...