Nokia E51 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding E51
Uitgave 3
CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-244 / RM-426 in overeenstemming is met de essentiële eisen en andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
© 2008 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Nokia, Nokia Connecting People, Eseries en E51 zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input software Copyright © 1997-2008. Tegic Communications, Inc. All rights reserved.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd ©1998-2008. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Portions of the Nokia Maps software are © 1996-2008 The FreeType Project. All rights reserved.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) f or personal and noncommercial use in connecti on with information which has been encoded in compliance with the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://www.mpegla.com
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is gecodeerd volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHT ENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VE RKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKT HEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. N OKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het Nokia-apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor zover deze gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingen en aansprakelijkheden van Nokia, gelden deze beperkingen op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoeding en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers.
De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-dealer voor details en de beschikbaarheid van taalopties.
Exportbepalingen Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de VS en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf accepteren, ook wanneer deze een ongewenste werking tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
Modelnummer: E51-1 (RM-244) of E51-2 (RM-426)
9211728/Uitgave 3

Inhoudsopgave

Veiligheid.......................................................10
Over dit apparaat................................................................10
Netwerkdiensten................................................................11
Verwijderen van de batterij...............................................12
Aan de slag.....................................................13
De SIM-kaart en de batterij plaatsen................................13
De batterij opladen.............................................................14
Toetsen en onderdelen......................................................15
De hoofdtelefoon aansluiten.............................................16
De polsband bevestigen.....................................................16
Eerste keer starten..............................................................17
De toetsen vergrendelen...................................................17
Scherm-indicatoren............................................................18
Ondersteuning en contactgegevens van Nokia...............19
Uw Nokia E51..................................................21
Welkom................................................................................21
De Instelwizard ..................................................................21
Stand-by modi.....................................................................22
Actieve stand-by...............................................................22
Stand-by............................................................................23
Menu....................................................................................23
Algemene bewerkingen in verschillende
toepassingen.......................................................................24
Overdracht...........................................................................25
Gegevensoverdracht tussen apparaten.........................25
Het overdrachtslog weergeven......................................25
Gegevens synchroniseren, ophalen en
verzenden.........................................................................26
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen..............................26
Profielen ...........................................................................26
Beltonen selecteren.........................................................27
Profielen aanpassen........................................................27
Weergavevolgorde wijzigen...........................................27
Een thema downloaden..................................................28
3D-beltonen......................................................................28
Volumeregeling..................................................................28
Sneltoetsen..........................................................................28
Home-toets.......................................................................29
Contactentoets.................................................................29
Agendatoets.....................................................................29
E-mailtoets.......................................................................29
Multitasking.........................................................................29
Geheugen............................................................................30
Vrij geheugen...................................................................30
Geheugenkaart ................................................................30
MicroSD...........................................................................30
De geheugenkaart plaatsen.........................................31
Een geheugenkaart gebruiken....................................31
De geheugenkaart uitnemen.......................................32
Tekst invoeren....................................................................32
Traditionele tekstinvoer..................................................32
Tekstvoorspelling.............................................................33
De invoertaal wijzigen....................................................33
Antennes..............................................................................33
Meer informatie..................................................................34
Zakelijke communicatie.................................35
Telefoon...............................................................................35
Spraakoproepen...............................................................35
Een oproep beantwoorden..........................................35
Een oproep plaatsen.....................................................35
Een conferentiegesprek voeren...................................36
Video-oproepen...............................................................36
Een video-oproep plaatsen..........................................36
Een video delen.............................................................37
Een uitnodiging voor video delen ontvangen...........37
Internetoproepen ...........................................................37
Een nieuw profiel voor internetoproepen
maken............................................................................38
Verbinding maken met de dienst voor
internetoproepen..........................................................38
Internetoproepen verzenden......................................39
Instellingen voor de dienst voor
internetoproepen..........................................................39
Snelkeuze .........................................................................40
Oproepen omleiden.........................................................40
Oproepen blokkeren........................................................41
Internetoproepen blokkeren..........................................41
DTMF-tonen verzenden...................................................41
Voicemail .........................................................................42
Gesproken hulp ..................................................................42
Spraakopdrachten .............................................................43
Een oproep plaatsen........................................................43
Een toepassing starten....................................................43
Profielen wijzigen............................................................44
Instellingen voor spraakopdrachten..............................44
Logboek ..............................................................................44
Oproep- en gegevensregisters.......................................44
Alle communicatie controleren......................................44
Bellen en berichten verzenden vanuit het
logboek.............................................................................45
Logboekinstellingen........................................................45
Contacten ............................................................................45
Contacten kopiëren tussen de SIM-kaart en het
apparaatgeheugen..........................................................45
Contacten beheren...........................................................46
Contactgroepen beheren................................................47
Beltonen voor contacten toevoegen.............................47
Visitekaartjes verzenden.................................................47
Ontvangen visitekaartjes beheren.................................47
SIM-telefoonboek.............................................................47
Agenda ................................................................................48
Agenda-items maken......................................................48
Een afspraak maken........................................................50
Takenlijst..........................................................................50
Agendaweergaven...........................................................50
In verschillende weergaven werken...........................50
Maandweergave............................................................50
Weekweergave..............................................................51
Dagweergave.................................................................51
Takenlijsten...................................................................51
Agenda-instellingen........................................................51
Web .....................................................................................51
Beveiliging van de verbinding........................................52
Surfen op internet............................................................52
Bookmarks........................................................................52
Cache leegmaken.............................................................53
Feeds en blogs..................................................................53
Een verbinding verbreken...............................................53
Webinstellingen...............................................................53
Berichten .......................................................54
Berichtenmappen...............................................................54
Berichten indelen...............................................................55
Berichtenlezer.....................................................................55
Spraak .................................................................................55
De stemeigenschappen bewerken ................................55
E-mailberichten...................................................................56
Uw e-mailinstellingen definiëren..................................56
Verbinding maken met een externe mailbox...............57
E-mailberichten lezen en beantwoorden......................57
E-mailberichten opstellen en verzenden.......................58
Berichten verwijderen.....................................................58
Submappen in externe e-mail........................................58
SMS-berichten.....................................................................59
SMS-berichten schrijven en verzenden .........................59
Verzendopties voor SMS-berichten................................59
SMS-berichten op de SIM-kaart.......................................59
Beeldberichten weergeven.............................................60
Beeldberichten doorsturen.............................................60
Multimediaberichten..........................................................60
Multimediaberichten opstellen en verzenden..............61
Multimediaberichten ontvangen en
beantwoorden.................................................................61
Presentaties maken.........................................................62
Presentaties weergeven..................................................62
Multimediabijlagen weergeven en opslaan..................63
Een multimediabericht doorsturen................................63
Een geluidsclip verzenden..............................................63
Verzendopties voor multimediaberichten....................64
Speciale berichttypen.........................................................64
Dienstberichten................................................................64
Dienstopdrachten verzenden.........................................64
Infodienst............................................................................65
Berichtinstellingen.............................................................65
Instellingen voor SMS-berichten....................................65
Instellingen voor multimediaberichten........................66
Instellingen e-mailaccount.............................................67
Verbindingsinstellingen...............................................67
Gebruikersinstellingen.................................................67
Instellingen voor ophalen............................................68
Instellingen voor automatisch ophalen.....................68
Instellingen voor dienstberichten..................................68
Infodienstinstellingen.....................................................68
Overige instellingen.........................................................69
Nokia Office Tools...........................................70
Actieve notities ..................................................................70
Notities maken en bewerken ........................................70
Instellingen voor Actieve notities..................................70
Rekenmachine ....................................................................71
Bestandsbeheer .................................................................71
Quickoffice...........................................................................72
Werken met bestanden...................................................72
Nokia Team Suite ...............................................................72
Werken met teams..........................................................72
Teams bewerken..............................................................73
De instellingen van Nokia Team Suite...........................73
De instellingen van de actiebalk....................................73
Conversieprogramma ........................................................74
Afmetingen converteren.................................................74
Basisvaluta en wisselkoers instellen..............................74
Zipbeheer ............................................................................74
PDF-lezer .............................................................................75
Afdrukken............................................................................75
Bestanden afdrukken .....................................................75
Afdrukopties.....................................................................75
Printerinstellingen...........................................................76
Klok ......................................................................................76
Wekker..............................................................................76
Wereldklok........................................................................76
Klokinstellingen...............................................................77
Notities ...............................................................................77
Notities schrijven en verzenden ....................................77
Draadloos toetsenbord van Nokia....................................77
Vrije tijd..........................................................79
Camera ................................................................................79
Een afbeelding vastleggen..............................................79
Een videoclip opnemen...................................................80
Camera-instellingen........................................................80
Galerij ..................................................................................80
Werken met mediabestanden en mappen...................80
Afbeeldingen weergeven................................................81
Afbeeldingbestanden beheren.......................................81
Online delen .......................................................................81
Afbeeldingen online delen..............................................81
RealPlayer ...........................................................................82
Videoclips en streaming media afspelen......................82
Audiobestanden en videoclips verzenden....................83
Gegevens over een mediaclip weergeven.....................83
Instellingen voor RealPlayer...........................................83
Muziekspeler ......................................................................83
Muziek beluisteren..........................................................83
Tracklijsten.......................................................................84
Muziekcategorieën..........................................................84
Standaard frequentie-instellingen.................................84
Dictafoon ............................................................................85
Een geluidsclip opnemen................................................85
Een opname afspelen......................................................85
Dictafooninstellingen......................................................85
Chat .....................................................................................85
Chatinstellingen definiëren............................................86
Een gesprek beginnen.....................................................86
Chatgroepen.....................................................................87
Gebruikers blokkeren......................................................87
Chattoepassingsinstellingen...........................................88
Flash-speler ........................................................................88
Flash-bestanden beheren...............................................88
Radio ...................................................................................89
De radio beluisteren........................................................89
Visuele inhoud weergeven.............................................90
Opgeslagen zenders........................................................90
Radio-instellingen............................................................90
Internetradio.......................................................................90
Luisteren naar Internetradiozenders.............................90
Zenders zoeken................................................................91
Zenders opslaan...............................................................91
Instellingen Internetradio..............................................91
PTT (Push to Talk) ..............................................................92
PTT-instellingen...............................................................92
Aanmelden bij de PTT-dienst..........................................92
Een PTT-oproep plaatsen................................................92
Geplaatste PTT-oproepen................................................93
PTT-contacten beheren...................................................93
Een PTT-kanaal maken....................................................93
PTT afsluiten.....................................................................93
GPS en satellietsignalen.....................................................94
Instellingen voor positiebepaling.....................................95
Kaarten................................................................................95
Over Kaarten.....................................................................95
Verplaatsing op een kaart...............................................96
Scherm-indicatoren.........................................................96
Locaties vinden................................................................97
Een route plannen...........................................................97
Naar uw bestemming lopen...........................................97
Naar uw bestemming rijden...........................................98
Verkeersinformatie..........................................................99
Reisgidsen........................................................................99
GPS-gegevens .....................................................................99
GPS-gegevens gebruiken..............................................100
Plaatsbepalingen .............................................................100
Een plaatsbepaling maken...........................................100
Plaatsbepalingen bewerken.........................................101
Plaatsbepalingscategorieën.........................................101
Plaatsbepalingen ontvangen........................................101
Connectiviteit...............................................102
Snel downloaden..............................................................102
Nokia PC Suite...................................................................102
Gegevenskabel..................................................................102
Infrarood ..........................................................................103
Bluetooth ..........................................................................104
Over Bluetooth...............................................................104
Gegevens verzenden en ontvangen met
Bluetooth........................................................................104
Apparaten koppelen......................................................105
Beveiligingstips..............................................................106
SIM-toegangsprofiel.........................................................106
Draadloos LAN...................................................................107
WLAN-verbindingen......................................................107
Beschikbaarheid van een WLAN-netwerk
weergeven......................................................................108
De WLAN-wizard ...........................................................108
Internettoegangspunten.................................................109
Een internettoegangspunt voor packet-gegevens
instellen (GPRS)..............................................................109
Geavanceerde instellingen voor
internettoegangspunten voor packet-gegevens
(GPRS)..............................................................................110
Handmatig een WLAN-toegangspunt instellen..........111
Geavanceerde instellingen voor WLAN-
toegangspunten............................................................111
Modem ..............................................................................112
Verbindingsbeheer...........................................................112
Actieve verbindingen weergeven en verbreken.........112
WLAN zoeken.................................................................113
Beveiligings- en gegevensbeheer................114
Het apparaat blokkeren...................................................114
Beveiliging van de geheugenkaart.................................115
Vaste nummers.................................................................115
Certificaatbeheer..............................................................116
Certificaatdetails weergeven........................................116
Vertrouwensinstellingen van een certificaat..............116
Beveiligingsmodules........................................................117
Beveiligingsmodules weergeven en bewerken..........117
Back-ups maken van gegevens.......................................117
Externe configuratie.........................................................118
Toepassingsbeheer .........................................................119
Toepassingen installeren..............................................119
Installatie-instellingen..................................................120
Beveiligingsinstellingen voor Java...............................120
Activeringssleutels...........................................................121
Activeringssleutels gebruiken......................................121
Gegevenssynchronisatie .................................................122
Een synchronisatieprofiel maken.................................123
Toepassingen selecteren voor synchronisatie............123
Verbindingsinstellingen voor synchronisatie.............123
Downloaden!.....................................................................124
Catalogi, mappen en items selecteren........................124
Instellingen van Downloaden!.....................................124
Software-updates.............................................................125
Instellingen..................................................126
Algemene instellingen.....................................................126
Aan uw eigen voorkeuren aangepaste
instellingen.....................................................................126
Scherminstellingen.....................................................126
Instellingen voor de stand-by modus.......................127
Signaalinstellingen.....................................................127
Taalinstellingen...........................................................127
Waarschuwingslampje...............................................128
Datum- en tijdinstellingen............................................128
Instellingen voor toebehoren......................................128
Algemene instellingen voor toebehoren..................128
Beveiligingsinstellingen................................................129
Apparaat- en SIM-kaartbeveiliging...........................129
De oorspronkelijke instellingen terugzetten..............129
Telefooninstellingen........................................................130
Oproepinstellingen........................................................130
Netwerkinstellingen......................................................130
Verbindingsinstellingen...................................................131
Toegangspunten............................................................131
Instellingen voor packet-gegevens (GPRS).................132
WLAN-instellingen.........................................................132
Geavanceerde WLAN-instellingen................................132
WLAN-beveiligingsinstellingen....................................133
WEP-beveiligingsinstellingen.......................................133
WEP-sleutelinstellingen................................................133
802.1x-beveiligingsinstellingen...................................133
WPA-beveiligingsinstellingen.......................................134
Plug-ins voor draadloos LAN........................................134
EAP-plug-ins................................................................134
EAP-plug-ins gebruiken..............................................135
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol).............135
SIP-profielen bewerken................................................135
SIP-proxyservers bewerken..........................................135
Registratieservers bewerken........................................136
Instellingen voor internetoproepen............................136
Configuratie-instellingen..............................................136
Packet-gegevens beperken...........................................136
Toepassingsinstellingen..................................................137
Sneltoetsen..................................................138
Algemene sneltoetsen.....................................................138
Woordenlijst................................................140
Ondersteuning.............................................144
Toebehoren..................................................148
Informatie over de batterij en de lader.......149
Informatie over de batterij en de lader.........................149
Richtlijnen voor het controleren van de echtheid van
Nokia-batterijen...............................................................150
De echtheid van het hologram controleren................151
Wat als de batterij niet origineel is?...........................151
Behandeling en onderhoud.........................152
Verwijdering.....................................................................153
Aanvullende veiligheidsinformatie.............154
Kleine kinderen.................................................................154
Gebruiksomgeving...........................................................154
Medische apparatuur.......................................................154
Geïmplanteerde medische apparatuur.......................154
Gehoorapparaten...........................................................155
Voertuigen.........................................................................155
Explosiegevaarlijke omgevingen....................................156
Alarmnummer kiezen......................................................156
Informatie over certificatie (SAR)...................................157
Index............................................................158

Veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoon verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
10
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM 850-, 900-, 1800- en 1900-netwerken en UMTS 900/2100 HSDPA-netwerken . Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Dit apparaat ondersteunt verschillende verbindingsmethoden. Net als computers kan uw apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere
schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten, verbindingsverzoeken, browsen en downloaden. Installeer en gebruik alleen diensten en andere software van betrouwbare bronnen die adequate beveiliging en bescherming tegen schadelijke software bieden, zoals toepassingen die Symbian Signed z ij n of d e J a va Ve r if i ed ™ ­test hebben doorstaan. Overweeg de installatie van antivirus- en andere beveiligingssoftware op het apparaat en eventuele aangesloten computers.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. U kunt met het apparaat ook andere sites van derden bezoeken. Sites van derden zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en neemt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites wilt bezoeken, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit
apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle bestandsindelingen kunnen worden bekeken of gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende
apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen verschillen van de afbeeldingen op het scherm van het apparaat.

Netwerkdiensten

Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze verbindingsdiensten. Veel van de functies vereisen speciale netwerkfuncties. Deze functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u gebruik kunt maken van de netwerkdiensten. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u instructies geven en uitleggen hoeveel het kost. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook beschikken over een speciale configuratie, zoals veranderingen in menunamen, menuvolgorde en
11
pictogrammen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor sommige functies van dit apparaat, zoals E-mail, surfen en MMS (Multimedia Messaging), is netwerkondersteuning voor de betreffende technologieën vereist.

Verwijderen van de batterij

Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
12

Aan de slag

Modelnummer: Nokia E51-1 (RM-244, met camera) en Nokia E51-2 (RM-426, zonder camera).
Hierna aangeduid als Nokia E51.

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif de cover weg (2).
2. Als de batterij is geïnstalleerd, tilt u de batterij in de richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg dat de contactpunten naar boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de geheugenkaart naar de bovenkant van het apparaat wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de batterij op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op het batterijvak en schuif de batterij in de richting van de pijl.
13
5. Schuif de cover weer op zijn plaats.

De batterij opladen

1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2.
Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat de indicator wordt weergegeven.
14
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u eerst de lader los van het apparaat en vervolgens haalt u de lader uit het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het laadniveau kan variëren. Om de volledige gebruiksduur te kunnen halen, laad u de batterij volledig op. U kunt dit aflezen aan de indicator voor het batterijniveau.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E51 door de CA-44-laderadapter aan te sluiten op de oude lader. De adapter is leverbaar als apart toebehoren.

Toetsen en onderdelen

1 — Aan/uit-toets 2 — Luistergedeelte 3 — Toets Volume omhoog 4 — Demptoets. Druk de toets in om de microfoon tijdens
een gesprek te dempen.
5 — Toets Volume omlaag
6 — Navi™-navigatietoets. Druk op de navigatietoets om
een selectie in te voeren en om naar links, rechts, omhoog en omlaag over het scherm te bewegen.
7 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de functie
uit te voeren die boven de selectietoets wordt weergegeven op het scherm.
8 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep
wilt weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de wachtstand wilt beëindigen. Als u lang op de toets drukt, kunt u gegevensverbindingen beëindigen.
9 — Backspace-toets. Druk de toets in om items te
verwijderen.
10 — Shift-toets. Bij het invoeren van tekst houdt u de
toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Druk deze toets een aantal seconden in om te schakelen tussen de profielen Stil en Algemeen.
11 — Druk de toets een aantal seconden in om de
Bluetooth-connectiviteit in te schakelen. Bij het invoeren van tekst drukt u de toets in en selecteert u Meer
symbolen om toegang te krijgen tot speciale tekens.
12 — Beltoets 13 — Selectietoets 14 — Infraroodpoort 15 — Spraaktoets. Deze toets wordt gebruikt bij
spraakopdrachten, de Dictafoon en PTT-toepassingen.
16 — Waarschuwingslampje en lichtsensor 17 — Microfoon 18 — Hoofdtelefoonaansluiting 19 — Gaatje voor polsband 20 — Mini-USB-poort
15
21 — Laderaansluiting
1 — Home-toets 2 — Contactentoets 3 — E-mailtoets 4 — Agendatoets

De hoofdtelefoon aansluiten

Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon
gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
16

De polsband bevestigen

Rijg de polsband zoals aangegeven en trek deze vast.

Eerste keer starten

1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code of blokkeringscode, voert u de code in en selecteert u OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u het land waarin u zich bevindt, en de huidige datum en tijd. Voer de eerste le tt er s v an uw la nd in om de ze te zo ek en . Het is belangrijk dat u het juiste land selecteert, omdat geplande agenda­items die u opgeeft kunnen veranderen als u later een ander land kiest dat een andere tijdzone heeft.
4. De toepassing Welkom wordt geopend. Maak een keuze uit de verschillende opties, of selecteer Afsluiten om de toepassing te sluiten.
Als u de verschillende instellingen van uw apparaat wilt configureren, gebruikt u de instellingenwizard en de wizards die in de stand-by modus beschikbaar zijn. Als u het apparaat inschakelt, is het mogelijk dat de serviceprovider van de SIM-kaart wordt herkend en sommige instellingen automatisch worden geconfigureerd. U kunt ook contact opnemen met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
U kunt het apparaat ook inschakelen zonder SIM-kaart erin. In zo'n geval zal het apparaat in offline-modus opstarten, en kunnen de telefoonfuncties die van een netwerk afhankelijk zijn, niet gebruikt worden.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u de aan/uit­toets ingedrukt.

De toetsen vergrendelen

Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Het toetsenbord van uw apparaat wordt automatisch geblokkeerd zodat er geen toetsen per ongeluk kunnen worden ingedrukt. Als u de tijdsduur wilt wijzigen waarna het toetsenbord wordt geblokkeerd, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Beveiliging > Telefoon en SIM-kaart > Per. autom. blokk. ttsnb..
17
Als u de toetsen handmatig wilt blokkeren in de stand-by modus, drukt u op de linkerselectietoets en *.
Als u de toetsen wilt vrijgeven, drukt u op de linkerselectietoets en *.
Tip: Als u de toetsen wilt blokkeren in het menu of in een openstaande toepassing, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert u
Toetsenblok blokkeren. Als u de
toetsen wilt vrijgeven, drukt u op de linkerselectietoets en *.

Scherm-indicatoren

Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk (netwerkdienst). De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte van het netwerk op uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk
(netwerkdienst).
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de
batterij opgeladen is.
18
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw de
map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe
mailbox.
Er zijn berichten in de map Outbox die nog moeten
worden verzonden door Messaging.
U hebt een of meer oproepen gemist.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er worden gegevens verzonden door middel van Bluetooth-connectiviteit. Wanneer de indicator knippert, wordt geprobeerd een verbinding met een ander apparaat tot stand te brengen.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Er is ee n GP RS -p ack et -g ege ve ns verb in di ng b es ch ikba ar
(netwerkdienst).
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst).
Er is een EGPRS-verbinding actief.
Er staat een EGPRS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst).
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een UMTS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) wordt ondersteund en is beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram kan per regio verschillen.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) is actief. Het pictogram kan per regio verschillen.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) is in de wachtstand. Het pictogram kan per regio verschillen.
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht moet worden naar WLAN-netwerken en er is een WLAN-netwerk beschikbaar.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk zonder codering.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk met
codering.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op
een computer.
De tweede telefoonlijn is in gebruik (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld. Als u twee telefoonlijnen heeft, geeft een nummer aan welke lijn actief is.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is
verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het
apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het
apparaat.
Er is een tekstelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve PTT (Push to Talk)-verbinding.
Uw PTT- verb in din g is in de modus Niet storen, omdat
het beltoontype van uw apparaat is ingesteld op Eén
piep of Stil, of er is een inkomende of actieve oproep. U
kunt in deze modus geen PTT-oproepen maken.

Ondersteuning en contactgegevens van Nokia

Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokia­website voor uw land voor de nieuwste handleidingen en voor aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Als u contact wilt opnemen met de klantenservice, raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Care­contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
19
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/ repair.
20

Uw Nokia E51

Welkom

De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt de toepassing Welkom geopend. Maak een keuze uit de volgende opties:
Zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat
zien hoe u het kunt gebruiken.
Overdracht stelt u in staat gegevens van een
compatibel Nokia-apparaat over te brengen, bijvoorbeeld contacten en agenda-items.
'Gegevensoverdracht tussen apparaten', p. 25.
Instelwizard helpt u met het configureren van
verschillende instellingen.
', p. 21.
Operator bevat een koppeling naar de portal van uw
operator.
Als u de toepassing Welkom wilt openen, selecteert u
Menu > Help > Welkom.
De beschikbare items kunnen per regio verschillen.
Zie 'De Instelwizard

De Instelwizard

Selecteer Menu > Instrumenten > Instelwizard.
Zie
Met de Instelwizard kunt u het apparaat configureren voor instellingen die zijn gebaseerd op de gegevens van uw netwerkoperator. Voor het gebruik van deze diensten moet u mogelijk contact opnemen met de serviceprovider om een gegevensverbinding of andere diensten te activeren.
De beschikbaarheid van verschillende instellingsitems in de Instelwizard is afhankelijk van de functies van het apparaat, de SIM-kaart, de draadloze-serviceprovider en de beschikbaarheid van gegevens in de database van de Instelwizard.
Als uw serviceprovider geen Instelwizard aanbiedt, wordt deze functie mogelijk niet weergegeven in het menu van uw apparaat.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Als u de wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door de configuratie van de instellingen geleid. Als uw apparaat geen SIM-kaart bevat, moet u uw serviceprovider en diens eigen land selecteren. Als het land of de serviceprovider die door de wizard wordt voorgesteld niet klopt, selecteert u het juiste land of de juiste serviceprovider in de lijst. Als de configuratie van de instellingen wordt onderbroken, worden de instellingen niet gedefinieerd.
Nadat de Instelwizard de configuratie van de instellingen heeft voltooid, kunt u de hoofdweergave van de wizard openen door OK te selecteren.
21
Selecteer Opties in de hoofdweergave en maak een keuze uit de volgende opties:
Operator — Configureer operatorspecifieke
instellingen, bijvoorbeeld voor MMS, internet, WAP of streaming.
E-mail — Configureer e-mailinstellingen.
Push to Talk — Configureer PTT-instellingen (Push to
Talk).
Video delen — Configureer instellingen voor het delen
van video.
Als u de Instelwizard niet kunt gebruiken, gaat u naar de website met Nokia-telefooninstellingen.

Stand-by modi

Het apparaat kent twee verschillende stand-by modi: stand-by modus en actieve stand-by modus.

Actieve stand-by

Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld en het apparaat klaar is voor gebruik en als u nog geen tekens hebt ingevoerd of selecties hebt gemaakt, bevindt het apparaat zich in de actieve stand-by modus. In de actieve stand-by modus worden verschillende symbolen, zoals voor uw netwerkoperator of voor alarmsignalen, en toepassingen die u snel wilt openen, weergegeven.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen openen vanuit de actieve stand-by modus, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Toep. actief standby.
Als u de functies van de selectietoetsen in de actieve stand­by modus wilt wijzigen, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Snelkopp..
Als u de gewone stand-by modus wilt gebruiken, selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Act. standby > Uit.
22

Stand-by

In de gewone stand-by modus ziet u uw serviceprovider, de tijd en verschillende indicatoren, bijvoorbeeld voor alarmsignalen.
Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Snelkopp..

Menu

Selecteer Menu.
Het menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen van het apparaat of op een geheugenkaart kunt openen.
Het menu bevat toepassingen en mappen (dit zijn groepen met vergelijkbare toepassingen). Alle toepassingen die u zelf in het apparaat installeert, worden standaard opgeslagen in de map Installaties.
U opent een toepassing door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Weergave wijzigen >
Lijstweergave. Als u wilt terugkeren naar de
roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave
wijzigen > Roosterweergave.
Als u de pictogrammen voor toepassingen en mappen met animatie wilt weergeven, selecteert u Opties >
Pictogramanimatie > Aan.
Als u het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens in het apparaat of op de geheugenkaart wilt weergeven of de hoeveelheid vrij geheugen wilt controleren, selecteert u Opties >
Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
23
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties >
Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt een vinkje.
Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en selecteert u achtereenvolgens Opties > Verplaats naar
map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toepassingen downldn.

Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen

De volgende bewerkingen zijn van toepassing op verschillende toepassingen:
Als u het profiel wilt wijzigen of het apparaat wilt uitschakelen of vergrendelen, houdt u de aan/uit-toets kort ingedrukt.
24
Als een toepassing uit verschillende tabs bestaat (zie afbeelding), kunt u een tab openen door naar rechts of links te bladeren.
Als u de instellingen wilt opslaan die u in een toepassing hebt geconfigureerd, selecteert u Terug.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties >
Opslaan. De opties voor het
opslaan verschillen per toepassing.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden. U kunt een bestand per e-mail of in een
multimediabericht verzenden, of door middel van een Bluetooth-verbinding of infrarood.
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer Kopiëren. U plakt de tekst als volgt: blader naar de gewenste locatie, houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer Plakken. Deze methode werkt mogelijk niet in toepassingen waarin andere opdrachten gelden voor kopiëren en plakken.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld bestanden of contactpersonen, gaat u naar het item dat u wilt selecteren. Selecteer Opties > Markeringen aan/
uit > Markeren om één item te selecteren of Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te
selecteren.
Tip: Als u vrijwel alle items wilt selecteren, selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/
uit > Alle markeren. Selecteer vervolgens de
items die u niet wilt selecteren en Opties >
Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage in een document), gaat u naar het object zodat het object aan beide kanten wordt gemarkeerd met vierkantjes.

Overdracht

Selecteer Menu > Instrumenten > Overdracht. U kunt gegevens, zoals contactpersonen, van een
compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia­Eseries-apparaat via Bluetooth of infrarood. Het soort gegevens dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat synchroniseren ondersteund, kunt u ook gegevens tussen de twee apparaten synchroniseren of gegevens van dit apparaat naar het andere verzenden.
Als u gegevens overbrengt van uw vorige apparaat, moet u mogelijk de SIM-kaart in het apparaat plaatsen. Uw nieuwe Eseries-apparaat heeft geen SIM-kaart nodig om gegevens over te brengen.
Gegevens worden vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de overeenkomstige locatie op uw apparaat gekopieerd. De tijd die nodig is om te kopiëren, hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt overgebracht. U kunt ook het kopiëren annuleren en later hervatten.
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen verschillen per apparaat en wijken ook af als u de
gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. Welke items u kunt overbrengen, is afhankelijk van het andere apparaat.

Gegevensoverdracht tussen apparaten

Als u twee apparaten met elkaar wilt verbinden, volgt u de aanwijzingen op het scherm. Bij sommige modellen wordt de toepassing Overdracht in een bericht naar het andere apparaat gestuurd. Als u Overdracht op het andere apparaat wilt installeren, opent u het bericht en volgt u de instructies op het scherm. Selecteer op uw nieuwe Eseries­apparaat de inhoud die u wilt kopiëren van het andere apparaat.
Na de gegevensoverdracht kunt u de snelkoppeling met de instellingen voor de overdracht op de hoofdweergave opslaan om dezelfde overdracht later te kunnen herhalen. Als u de snelkoppeling wilt bewerken, selecteert u
Opties > Snelkoppellingsinstllngn.

Het overdrachtslog weergeven

Na elke overdracht wordt er een overdrachtslog getoond.
Als u de overdrachtsgegevens wilt weergeven, gaat u naar het overgezette item in het logboek, en selecteert u
Opties > Details.
Als u het logboek van een vorige overdracht wilt weergeven, gaat u naar de snelkoppeling voor de
25
overdracht in de hoofdweergave en selecteert u Opties >
Log bekijken.
In het logboek worden ook de onopgeloste overdrachtconflicten getoond. Als u conflicten wilt gaan oplossen, selecteert u Opties > Conflicten oplossen.

Gegevens synchroniseren, ophalen en verzenden

Als u hiervoor al gegevens naar uw apparaat heeft overgezet met de toepassing Overdracht, maakt u een keuze uit de volgende pictogrammen van de hoofdweergave van Overdracht:
Gegevens synchroniseren met een compatibel apparaat als het andere apparaat synchroniseren ondersteunt. U kunt de gegevens met synchroniseren in beide apparaten actueel houden.
Gegevens overzetten van het andere apparaat naar uw nieuwe Eseries-apparaat.
V er ze nd de g eg ev en s va n u w n i eu we Es er i es -a pp a ra at naar uw andere apparaat.

Aan uw eigen voorkeuren aanpassen

U kunt uw apparaat aanpassen aan uw eigen voorkeuren door bijvoorbeeld de beltonen, achtergrondafbeeldingen en schermbeveiligingen te wijzigen.
26

Profielen

Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen. U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of
groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen en andere signalen instellen. Het actieve profiel wordt in de stand-by modus bovenaan op het scherm weergegeven. Als het actieve profiel echter Algemeen is, wordt alleen de huidige datum weergegeven.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Aanpassen.
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Activeren. Wanneer het Offline profiel is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook kunt u dan niet ongewild berichten verzenden of ontvangen of gebruikmaken van een draadloos LAN, Bluetooth of de FM­radio. Bovendien wordt bij het selecteren van het profiel een eventuele actieve internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel verhindert u niet om op een later tijdstip een draadloos LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en ook niet om de FM-radio in te schakelen. Houd u daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u deze functies gebruikt.
Als u een profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen, selecteert u Opties > Profiel verwijderen. De vooraf gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.

Beltonen selecteren

Als u een beltoon wilt instellen voor een profiel, selecteert u Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer Geluiden downldn om een map te openen met daarin een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen via de browser. Gedownloade tonen worden opgeslagen in de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep wilt gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen >
Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep.
Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Berichtensignaaltoon.

Profielen aanpassen

Selecteer Opties > Aanpassen en definieer de volgende opties:
Beltoon — Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer
Geluiden downldn om een map te openen met daarin
een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen via de browser. Als u twee verschillende telefoonlijnen gebruikt, kunt u verschillende beltonen voor deze lijnen instellen.
Toon video-oproep — Selecteer een beltoon voor
video-oproepen.
Naam beller uitspr. — Wanneer u deze optie hebt,
selecteert en iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort u een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van het contact en de geselecteerde beltoon.
Beltoontype — Stel het type beltoon in.
Belvolume — Stel het volume van de beltoon in.
Berichtensignaaltoon — Stel een toon voor
ontvangen SMS-berichten in.
Signaaltoon e-mail — Stel een toon voor ontvangen
e-mailberichten in.
Chatsignaaltoon — Stel een toon voor ontvangen
chatberichten in.
Trilsignaal — Stel in of het apparaat trilt wanneer u
een oproep ontvangt.
Toetsenbordtonen — Stel het volume van de
toetsenbordtonen van het apparaat in.
Waarschuwingstonen — Schakel de
waarschuwingssignalen in of uit. Deze instelling heeft ook effect op het geluid van bepaalde games en Java­toepassingen.
Waarschuwen bij — U kunt instellen dat het apparaat
alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door nummers van een bepaalde groep contacten. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
Profielnaam — Geef een nieuw profiel een naam of
wijzig de naam van een bestaand profiel. De namen van de profielen Algemeen en Offline kunnen niet worden gewijzigd.

Weergavevolgorde wijzigen

Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Als u het thema dat in alle toepassingen wordt gebruikt, wilt wijzigen, selecteert u de map Algemeen.
Als u het thema dat in alle toepassingen wordt gebruikt, wilt wijzigen, selecteert u de map Menuweerg..
27
Als u het thema voor een afzonderlijke toepassing wilt wijzigen, selecteert u de map van die toepassing.
Als u de achtergrondafbeelding voor de stand-by modus wilt wijzigen, selecteert u de map Achtergrond.
Als u een afbeelding wilt selecteren of een tekst invoeren voor de screensaver, selecteert u de map Spaarstand.

Een thema downloaden

Als u een thema wilt downloaden, selecteert u
Algemeen of Menuweerg. > Thema's downldn. Voer
de koppeling in van waaruit u het thema wilt downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties >
Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert u
Opties > Instellen.

3D-beltonen

Selecteer Menu > Media > 3-D-beltonen. Selecteer 3-D-beltooneffecten > Aan om
driedimensionale geluidseffecten voor beltonen in te schakelen. Niet alle beltonen ondersteunen 3D-effecten.
Als u het 3D-effect dat op de beltoon wordt toegepast wilt wijzigen, selecteert u Geluidsbaan en het gewenste effect.
Maak een keuze uit de volgende opties om het 3D-effect te wijzigen:
28
Snelheid geluidsbaan — Selecteer de snelheid
waarmee het geluid van de ene kant naar de andere gaat. Deze instelling is niet voor alle effecten beschikbaar.
Galm — Selecteer het gewenste effect om de
hoeveelheid echo aan te passen.
Doppler-effect — Selecteer Aan om de beltoon hoger
te laten klinken wanneer u zich dichter bij het apparaat bevindt, en lager wanneer u verder weg bent. Deze instelling is niet voor alle effecten beschikbaar.
Selecteer Opties > Toon afspelen om de beltoon met het 3D-effect te beluisteren.
Als u het volume van de beltoon wilt instellen, selecteert u Menu > Instrumenten > Profielen > Opties >
Aanpassen > Belvolume.

Volumeregeling

Als u het volume van het luistergedeelte tijdens een gesprek wilt aanpassen, of het volume van de mediatoepassingen, gebruikt u dan de volumetoetsen.

Sneltoetsen

Met de Sneltoetsen heeft u snel toegang tot toepassingen en taken. Aan elke toets is een toepassing en een taak toegekend. Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > One Touch-ttsn. Uw
netwerkbeheerder kan toepassingen aan bepaalde toetsen hebben toegewezen. In dat geval kunt u ze niet wijzigen.
1 — Home-toets 2 — Contactentoets 3 — E-mailtoets 4 — Agendatoets

Home-toets

Als u naar het hoofdmenu wilt, drukt u kort op de home­toets. Druk nogmaals kort op de home-toets om het menu te openen.
Als u een lijst actieve toepassingen wilt weergeven, houdt u de home-toets enkele seconden ingedrukt. Als de lijst geopend is, drukt u kort de home-toets in om door de lijst te navigeren. Als u de geselecteerde toepassing wilt openen, drukt u enkele seconden de home-toets in of drukt u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.

Contactentoets

Als u de toepassing Contacten wilt openen, drukt u kort op de contactentoets.
Als u een nieuw contact wilt maken, drukt u een aantal seconden op de contactentoets.

Agendatoets

Als u de toepassing Agenda wilt openen, drukt u kort op de agendatoets.
Als u een nieuwe afspraak wilt maken, drukt u een aantal seconden op de agendatoets.

E-mailtoets

Als u uw standaardmailbox wilt openen, drukt u kort op de e-mailtoets.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt maken, drukt u een aantal seconden op de e-mailtoets.

Multitasking

U kunt verschillende toepassingen tegelijk gebruiken. Als u naar een andere actieve toepassing wilt, houdt u de home-toets ingedrukt, gaat u naar de toepassing en drukt u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Voorbeeld: Als u tijdens een actieve oproep uw agenda wilt controleren, drukt u op de home-toets om naar het menu te gaan en opent u de toepassing Agenda. De oproep blijft op de achtergrond actief.
Voorbeeld: Als u een bericht invoert en naar een website wilt gaan, drukt u de home-toets in om naar het menu te gaan en opent u een webbrowser.
29
Selecteer een bookmark of voer het internetadres handmatig in, en selecteer Ga naar. Als u terug wilt keren naar uw bericht, houdt u de home-toets ingedrukt, gaat u naar het bericht en drukt u op de navigatietoets.
installatiebestanden op een compatibele pc te maken. Gebruik vervolgens het bestandsbeheer om de installatiebestanden uit het geheugen van het apparaat te verwijderen. Als het .SIS-bestand een bijlage bij een bericht is, dient u het bericht uit de lijst met binnengekomen berichten te verwijderen.

Geheugen

Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en geheugenkaart.

Vrij geheugen

Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel wordt gebruikt, hoeveel geheugen er nog vrij is en hoeveel geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype, selecteert u Menu > Opties > Gegevens geheugen >
Geheugen of Geheugenkaart.
Tip: Om ervoor te zorgen dat u voldoende
geheugen heeft, wordt aangeraden regelmatig gegevens naar een geheugenkaart of computer over te brengen, of Bestandsbeheer te gebruiken om bestanden die u niet meer nodig heeft, te verwijderen.
Nadat u toepassingen op een compatibele geheugenkaart hebt geïnstalleerd, blijven de installatiebestanden (.sis, .sisx) in het geheugen van het apparaat staan. De bestanden kunnen grote hoeveelheden geheugen in beslag nemen en ervoor zorgen dat u geen andere bestanden meer kunt opslaan. U kunt voldoende
30
geheugenruimte overhouden door gebruik te maken van Nokia PC Suite om een back-up van de

Geheugenkaart

Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen. Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het
kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd. Uw Nokia­apparaat ondersteunt de bestandssystemen FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten.
MicroSD
Dit apparaat gebruikt een microSD­geheugenkaart.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen compatibele microSD-kaarten met dit apparaat gebruiken. Vraag de fabrikant of de leverancier naar de compatibiliteit van een microSD-kaart. Kaarten van een ander type dan microSD zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
De geheugenkaart plaatsen
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een back-up maken van de gegevens op het apparaat.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen geheugenkaart wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn verkrijgbaar als afzonderlijke toebehoren.
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif de cover weg (2).
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de contactpunten naar de aansluitpunten van het apparaat zijn gericht.
3. Schuif de kaart naar binnen tot deze goed is geplaatst.
4. Sluit de cover.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u een geheugenkaart wilt formatteren voor uw apparaat, selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg uw leverancier om te achterhalen of u de geheugenkaart moet formatteren voor het eerste gebruik.
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam geh.kaart.
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u een wachtwoord wilt instellen, selecteert u Opties >
Wachtw. instellen. Het wachtwoord mag acht tekens
lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het wachtwoord wordt opgeslagen op het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd. Niet alle geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw.. Wanneer u het wachtwoord verwijdert, zijn de gegevens op de geheugenkaart niet meer beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen, selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw wachtwoord in.
31
De geheugenkaart uitnemen
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op
het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart wordt gebruikt. Als u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer
Geheugenkrt verw..
2. Druk op de ontgrendelingsknop en schuif de cover weg.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.

Tekst invoeren

De invoermethoden die in het apparaat beschikbaar zijn, kunnen verschillen, afhankelijk van de verschillende verkoopmarkten.

Traditionele tekstinvoer

Als u tekst invoert met de traditionele tekstinvoer, wordt in de rechterbovenhoek van het scherm weergegeven.
32
en geven het geselecteerde type letters aan.
geeft aan dat de eerste letter van de zin een
hoofdletter is en de overige letters kleine letters zijn.
geeft de cijfermodus aan.
Als u tekst wilt invoeren met het toetsenbord, drukt u de cijfertoets 2-9 herhaaldelijk in, totdat het juiste teken verschijnt. Er zijn per cijfertoets meer tekens beschikbaar dan op de toets is aangegeven. Als de volgende letter met dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter, wacht u tot de cursor wordt weergegeven en voert u de letter in.
Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets ingedrukt.
Als u wilt schakelen tussen de modus voor gewone en hoofdletters en de cijfermodus, drukt u op #.
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de backspace­toets. Houdt de backspace-toets ingedrukt om meer dan één teken te verwijderen.
U kunt de meest gebruikte leestekens invoegen met een druk op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste leesteken te bereiken.
Als u een speciaal teken wilt invoegen, drukt u op de toets *. Ga naar het gewenste teken en druk op de navigatietoets.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op 0.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt wisselen, drukt u op #.

Tekstvoorspelling

1. Als u tekstvoorspelling wilt activeren, drukt u twee
keer kort op #. Hiermee wordt tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat ingeschakeld. De indicator
wordt op het scherm weergegeven.
2. Als u het gewenste woord wilt invoeren, drukt u op
2-9. Per letter hoeft u de desbetreffende toets slechts één keer in te drukken.
3. Als u klaar bent met de invoer en het juiste woord wordt weergegeven, bevestigt u het woord door de navigatietoets naar rechts te drukken of door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende woorden in het woordenboek één voor één te bekijken.
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek opgenomen. Als u een woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen, voert u met de traditionele tekstinvoer het woord in (maximaal 32 letters) en selecteert u OK. Het woord wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol is, wordt het eerste woord dat was toegevoegd, vervangen door een nieuw woord.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in en bevestig dit door de navigatietoets naar rechts te drukken. Voer het laatste deel van het samengestelde woord in. Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.

De invoertaal wijzigen

Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om een bepaald teken te kunnen invoeren, kunt u de invoertaal wijzigen zodat verschillende tekens in een andere volgorde worden aangeboden.
Als de invoertaal een niet-Latijns alfabet heeft en u Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of internetadres), moet u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Invoertaal en vervolgens een invoertaal met Latijnse
tekens.

Antennes

Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Zoals bij alle radiozendapparatuur, geldt dat u onnodig contact met het gebied rond de antenne moet vermijden als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met een dergelijke antenne kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden, ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan anders noodzakelijk is en de levensduur van de batterij verkorten.
33

Meer informatie

Instructies van het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u Menu >
Help > Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor u
instructies wilt zien. Selecteer een categorie, zoals Berichten om te zien welke instructies (Help­onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen, houdt u de home-toets ingedrukt.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken. Selecteer Menu > Help >
Zelfstudie.
34

Zakelijke communicatie

Uw apparaat bevat efficiënte functies voor spraakcommunicatie en het beheren van contacten en afspraken.

Telefoon

Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik van een netwerk bevinden.
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor internetoproepen. Als u verbinding wilt maken met een internetoproepdienst, moet uw apparaat zich binnen de dekking van een verbindingsnetwerk bevinden, zoals een WLAN-toegangspunt.

Spraakoproepen

Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Een oproep beantwoorden
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie (netwerkdienst) is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe inkomende oproep op de beltoets om deze te beantwoorden. De eerste oproep wordt dan in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.
Een oproep plaatsen
Belangrijk: Als het apparaat is vergrendeld, moet
u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie te activeren. Als het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een alarmnummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat of wanneer het apparaat is vergrendeld, is het noodzakelijk dat het nummer door het apparaat wordt herkend als alarmnummer. Het verdient aanbeveling het profiel te wijzigen of de vergrendeling van het apparaat op te heffen door de beveiligingscode in te voeren voordat u het alarmnummer kiest.
35
Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer en abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het plusteken (+) in dat de internationale toegangscode vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen contact, selecteert u Contacten in de stand-by modus. Voer de eerste letters van de naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het logboek, drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenst e naa m en dr uk op de belto ets.
', p. 44.
Als u het volume van een actieve oproep wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar een video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-
oproep. Het apparaat beëindigt de spraakoproep en
plaatst een video-oproep aan de andere partij.
Zie 'Contacten ', p. 45.
Een conferentiegesprek voeren
1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u het nummer van een deelnemer in en drukt u op de beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties >
36
Nieuwe oproep.
Zie 'Logboek
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u
Opties > Conferentie om de oproepen samen te
voegen tot een conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep wilt dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer
verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties >
Conferentie > Privé.

Video-oproepen

Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden. Informeer bij uw netwerkoperator of serviceprovider naar de beschikbaarheid en abonnementen. Als de ontvanger een compatibele mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het spreken in real-time videobeelden van deze persoon. De videobeelden die door de camera op uw eigen apparaat worden vastgelegd, worden bij de andere persoon weergegeven. Een video-oproep is alleen mogelijk tussen twee partijen.
Een video-oproep plaatsen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens Opties >
Bellen > Video-oproep. Als de video-oproep begint,
wordt de camera geactiveerd Is de camera reeds in gebruik, dan wordt het verzenden van videobeelden uitgeschakeld. Als de ontvanger van de oproep geen videobeelden terug wil zenden, wordt in plaats daarvan een afbeelding weergegeven. Deze kunt u instellen in
Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon > Oproep > Afb. in video-oproep.
Als u het verzenden van audio, video, of video en audio wilt uitschakelen, selecteert u Opties > Uitschakelen >
Audio verzenden, Video verzenden of Audio & video vrzndn.
Als u het ontvangen geluid wilt horen via de luidspreker, selecteert u Opties > Luidspreker insch.. Wilt u de luidspreker dempen en het luistergedeelte gebruiken, dan selecteert u Opties > Telefoon insch..
Als u de plaats van de beelden wilt omwisselen, selecteert u Opties > Beeld wisselen.
Als u het beeld op het scherm wilt vergroten of verkleinen, selecteert u Opties > Inzoomen of Uitzoomen.
Als u de video-oproep wilt beëindigen en een nieuwe spraakoproep naar dezelfde ontvanger wilt plaatsen, selecteert u Opties > Naar spraakoproep.
Een video delen
Gebruik Video delen (netwerkdienst) om live video of een videoclip van uw apparaat naar een ander compatibel mobiel apparaat te verzenden tijdens een spraakoproep.
Deze functie kan alleen worden gebruikt binnen het bereik van een UMTS-netwerk.
1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde persoon. Als de oproep is beantwoord en uw apparaat bij een SIP-server is geregistreerd, kunt u een een video delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > LiveClip om live video of een videoclip van uw apparaat te verzenden. Als u de clip eerst wilt bekijken, selecteert u Opties >
Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het SIP­adres handmatig in om een uitnodiging te verzenden. Het delen begint automatisch als de ontvanger accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen, selecteert u Stop. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Een uitnodiging voor video delen ontvangen
Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt er een bericht weergegeven met de naam of het SIP-adres van de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen beginnen, selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u
Weigeren. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.

Internetoproepen

Selecteer Menu > Connect. > Internettel..
37
Uw apparaat ondersteunt spraakoproepen via internet (netoproepen). Uw apparaat probeert noodoproepen primair via mobiele netwerken te plaatsen. Als het niet lukt een noodoproep te plaatsen via mobiele netwerken, probeert uw apparaat een noodoproep te plaatsen via de provider voor netoproepen. Aangezien mobiele telefonie een gevestigde technologie is, is het raadzaam zo mogelijk mobiele netwerken te gebruiken voor noodoproepen. Als u mobiel bereik hebt, zorg dan dat uw mobiele telefoon is ingeschakeld en klaar is om oproepen te plaatsen, alvorens u een noodoproep probeert te plaatsen. Of een noodoproep kan worden geplaatst via internettelefonie, hangt af van de beschikbaarheid van een WLAN en of de provider voor netoproepen noodoproepfunctionaliteit heeft geïmplementeerd. Informeer bij uw provider voor netoproepen of deze noodoproepfunctionaliteit biedt via internettelefonie.
Met de netoproepdienst (netwerkdienst), kunt u oproepen plaatsen en ontvangen via internet met behulp van de VoIP-technologie (voice over internet protocol). Netoproepen kunt u plaatsen tussen computers, mobiele telefoons en tussen een VoIP-apparaat en een traditionele telefoon. Als u een netoproep wilt plaatsen of ontvangen, moet uw apparaat binnen WLAN-bereik zijn. De beschikbaarheid van deze netoproepdienst kan verschillen, afhankelijk van uw land of gebied.
Een nieuw profiel voor internetoproepen maken
U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen als u een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
38
Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuw SIP-profiel en voer de vereiste gegevens in. Als u het
aanmelden bij de dienst voor internetoproepen automatisch wilt laten verlopen, selecteert u
Registratie > Altijd aan. Neem voor de juiste
instellingen contact op met uw aanbieder voor internetoproepen.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in de hoofdweergave voor Verbinding-instellingen.
3. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw
profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer
het SIP-profiel dat u zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt als u automatisch verbinding maakt met de service voor internetoproepen, selecteert u Menu > Connect. >
Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Registratie > Wanneer
nodig in de SIP-instellingen als u een profiel voor
internetoproepen maakt.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor beveiligde internetoproepen, als u een beveiligde internetoproep wilt maken. De proxyserver die voor het profiel voor internetoproepen is geselecteerd, moet beveiligde internetoproepen ondersteunen.
Verbinding maken met de dienst voor internetoproepen
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor internetoproepen. Als u hebt gekozen voor automatisch aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst voor internetoproepen. Als u zich handmatig
aanmeldt bij de dienst, selecteert u een beschikbaar netwerk in de lijst en Selecteer.
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden automatisch vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt vernieuwen, selecteert u Opties > Vernieuwen. Gebruik deze optie als uw WLAN-netwerk niet in de lijst staat.
Als u een dienst voor internetoproepen voor uitgaande oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding heeft met meerdere diensten, selecteert u Opties >
Service wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u
Opties > Service configureren. Deze optie wordt alleen
weergegeven als er diensten zijn die nog niet zijn geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk
opslaan. De opgeslagen netwerken worden met een
sterretje gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken met een dienst voor internetoproepen, selecteert u Opties >
Verborgen netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor internetoproepen wilt verbreken, selecteert u Opties > Verb. met serv.
verbr..
Internetoproepen verzenden
U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep kunt verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het gewenste contact en selecteer Bellen >
Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden in de stand-by modus, voert u het SIP-adres in en drukt u op de beltoets.
Als u een netoproep wilt verzenden naar een adres dat niet met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets als het apparaat in de stand-by modus staat en drukt u vervolgens enkele seconden op # om het scherm leeg te maken en over te schakelen van de cijfermodus naar de lettermodus. Toets het adres in en druk op de beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen, selecteert u Menu > Connect. > Internettel. >
Opties > Instellingen > Standaardoproeptype > Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft met
een dienst voor internetoproepen, worden alle oproepen verzonden als internetoproepen.
Instellingen voor de dienst voor internetoproepen
Selecteer Opties > Instellingen, ga naar de instellingen van de gewenste dienst en druk op de navigatietoets.
Als u zich automatisch wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Login-type >
Automatisch. Als u kiest voor automatisch aanmelden bij
WLAN-netwerken, wordt met enige regelmaat automatisch gezocht naar WLAN-netwerken. Dit gaat ten koste van de batterijcapaciteit en -levensduur.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Login-type >
Handmatig.
Als u de netwerken die u hebt opgeslagen voor de dienst voor internetoproepen en de netwerken die worden
39
gedetecteerd door de dienst voor internetoproepen wilt weergeven, selecteert u Opgeslagen verb. netw..
Als u de dienst-specifieke instellingen wilt definiëren, selecteert u Service-inst. bewerken. Deze optie is alleen beschikbaar als op het apparaat een plug-in is geïnstalleerd die specifiek is voor de dienst.

Snelkeuze

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Oproep > Snelkeuze > Aan.
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houd en in de st and-by modus.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u Menu > Instrumenten >
Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets (2 - 9) op het scherm en
selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Wijzigen.

Oproepen omleiden

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail
40
of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Kies of u spraak- of faxoproepen wilt omleiden en maak een keuze uit de volgende opties:
Alle spraakoproepen of Alle faxoproepen — Alle
inkomende spraak- of faxoproepen omleiden.
Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u
een actief gesprek hebt.
Als niet aangenomen — Inkomende oproepen
omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde periode is overgegaan. Selecteer in de lijst Wachttijd: hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
Indien buiten bereik — Oproepen omleiden wanneer
het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik heeft.
Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen
tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen omgeleid als het apparaat bezet is, niet wordt beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Naar
voicemailbox.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties >
Activeren > Naar ander nummer. Voer in het veld Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een
nummer op te halen dat is opgeslagen in Contactpersonen.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.

Oproepen blokkeren

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren.
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat kunnen worden uitgevoerd of ontvangen (netwerkdienst). Als u de instellingen wilt wijzigen, moet u beschikken over het blokkeerwachtwoord van de serviceprovider. Het blokkeren van oproepen heeft invloed op alle oproepen.
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u mogelijk nog wel officiële alarmnummers kiezen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Sprkoproepen
blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het
apparaat voorkomen.
Inkomende oproepen — Inkomende oproepen
voorkomen.
Internation. oproepen — Oproepen naar het
buitenland voorkomen.
Ink. opr. in buitenland — Oproepen voorkomen
wanneer u zich in het buitenland bevindt.
Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen naar het
buitenland blokkeren maar oproepen naar uw eigen land toestaan.
Als u de status van oproepblokkeringen wilt controleren, selecteert u de blokkeeroptie en Opties > Controleer
status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u een blokkeeroptie en selecteert u Opties > Alle blokk.
annul..
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, en faxoproepen wilt wijzigen, selecteert u Sprkoproepen
blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Voer het
huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal het nieuwe wachtwoord in. Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.

Internetoproepen blokkeren

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt weigeren, selecteert u Anonieme oprpn blokkrn >
Aan.

DTMF-tonen verzenden

U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt beantwoord.
2. Selecteer Menu > Opties > DTMF verzenden.
41
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks.
Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart koppelen
1. Selecteer Menu > Contacten. Open een contact en selecteer Opties > Bewerken > Opties > Detail
toevoegen > DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van circa 2 seconden tussen de tonen wilt invoegen, voert u een p in. Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat de DTMF-tonen pas worden verzonden nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt geselecteerd, voert u een w in.
3. Selecteer Gereed.

Voicemail

Selecteer Menu > Instrumenten > Opr.mailbox. Als u de voicemailtoepassing de eerste keer opent, wordt
u verzocht het nummer van uw voicemailbox in te voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Als u internetoproepen in uw apparaat hebt geconfigureerd, en een mailbox hebt voor internetoproepen, selecteert u Mlbx vr intrnetoprpn >
Opties > Mlbx intrnetopr. bell. om deze te bellen.
Als u vanaf het startscherm de voicemail wilt bellen, houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de beltoets. Als u een mailbox voor internetoproepen hebt gedefinieerd, selecteert u of u uw voicemail of uw mailbox
42
voor internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer van de voicemailbox wilt wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Nummer wijzigen.
Als u het mailboxadres voor internetoproepen wilt wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Adres
wijzigen.

Gesproken hulp

Selecteer Menu > Instrumenten > Gespr. hulp. De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op het
scherm hardop voor, zodat u de basisfuncties van het apparaat kunt gebruiken zonder op het scherm te kijken.
Als u de items in uw lijst met contacten wilt beluisteren, selecteert u Contacten. Gebruik deze optie niet als u meer dan 500 contacten hebt.
Als u informatie over gemiste en ontvangen oproepen, gekozen nummers en herhaalde oproepen wilt beluisteren, selecteert u Rcnte oproepen.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, selecteert u
Voicemailbox.
Als u een telefoonnummer wilt kiezen, selecteert u
Bellen.
Als u een oproep wilt doen met behulp van spraakopdrachten, selecteert u Sprkopdrachten.
Als u wilt dat ontvangen berichten worden voorgelezen, selecteert u Berichtlezer.
Als u de huidige tijd wilt horen, selecteert u Klok. Als u de huidige datum wilt horen, navigeert u omlaag.
Als de toepassing Gesproken hulp geopend is terwijl een agenda-alarm moet worden gegeven, wordt de inhoud van het alarm voorgelezen.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.

Spraakopdrachten

Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakopdr.. U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het plaatsen van
oproepen en het openen van toepassingen, profielen en andere functies van het apparaat.
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in Contacten en voor de functies die in de toepassing Spraakopdrachten zijn ingesteld. Wanneer een spraaklabel wordt uitgesproken, vergelijkt het apparaat de gesproken woorden met de spraaklabels in het apparaat. Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk van de stem van de spreker. De spraakherkenning van het apparaat past zich echter wel aan de stem van de hoofdgebruiker aan om spraakopdrachten beter te herkennen.
Als u een spraaklabel wilt beluisteren, opent u een contact en selecteert u Opties > Sprklabel afspelen.
1. Als u een nummer wilt kiezen met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt.
2. Wanneer u de toon hoort of de melding op het scherm ziet, spreekt u de naam die voor het desbetreffende contact is opgeslagen, duidelijk uit.
3. Een computerstem spreekt het spraaklabel van het herkende contact uit in de geselecteerde apparaattaal en de naam en het nummer worden weergegeven op het scherm. Na een time-out van 1,5 seconde wordt het nummer gekozen. Als het herkende contact niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven of Stoppen om het kiezen te annuleren.
Als er voor een contact meerdere nummers zijn opgeslagen, wordt het standaardnummer geselecteerd als dit is ingesteld. Anders wordt het eerstbeschikbare nummer in de volgende velden geselecteerd: Mobiel, Mobiel (thuis), Mobiel
(werk), Telefoon, Telefoon (thuis) en Tel. (werk).

Een oproep plaatsen

Het spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam die in Contacten is opgeslagen.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.

Een toepassing starten

Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van de toepassing duidelijk uit. Als de herkende toepassing niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven of
Stoppen om te annuleren.
43
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst, selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt wijzigen, selecteert u Opties > Opdracht wijzigen en voert u de nieuwe opdracht in.
In het logboek kunt u informatie bekijken over de communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste en ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.

Profielen wijzigen

Het apparaat maakt voor elk profiel een spraaklabel. Als u een profiel wilt inschakelen met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van het profiel uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, selecteert u
Profielen > Opties > Opdracht wijzigen.

Instellingen voor spraakopdrachten

Als u de computerstem wilt uitschakelen die herkende spraaklabels en opdrachten uitspreekt in de geselecteerde apparaattaal, selecteert u Instellingen > Synthesizer >
Uit.
Als u de leerfunctie van Spraakopdrachten opnieuw wilt instellen, bijvoorbeeld als de hoofdgebruiker van het apparaat is veranderd, selecteert u Spraakaanp.
verwijderen.

Logboek

Selecteer Menu > Logboek.
44

Oproep- en gegevensregisters

Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen oproepen wilt weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. in de stand-by modus wilt openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van uw apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die tijdens packet-gegevensverbindingen worden overgedragen, selecteert u Packet-ggvns.

Alle communicatie controleren

Als u alleen gespreksoproepen, tekstberichten of gegevensverbindingen wilt controleren die worden geregistreerd door het apparaat, opent u het tabblad voor het algemene logboek.
Als u gedetailleerde informatie over een communicatiegebeurtenis wilt weergeven, gaat u naar de gebeurtenis en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Subgebeurtenissen, zoals een tekstbericht dat in meerdere delen is verzonden en packet-
gegevensverbindingen, worden geregistreerd als één communicatiegebeurtenis. Verbindingen met uw mailbox, MMS-centrale of webpagina's worden weergegeven als packet-gegevensverbindingen.
Als u het telefoonnummer uit een communicatiegebeurtenis wilt toevoegen aan Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in Contacten en geeft u aan of u een nieuw contact wilt maken of het telefoonnummer wilt toevoegen aan een bestaand contact.
Als u het nummer wilt kopiëren en plakken, bijvoorbeeld in een tekstbericht, selecteert u Opties > Nummer
kopiëren.
Als u één type communicatiegebeurtenis of communicatiegebeurtenissen met één andere partij wilt weergeven, selecteert u Opties > Filter en selecteert u het gewenste filter.
Als u de inhoud van het logboek, het register met recente oproepen en afleveringsrapporten voor berichten permanent wilt wissen, selecteert Opties > Logboek
wissen.

Bellen en berichten verzenden vanuit het logboek

Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente
opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en Opties > Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr.,
Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en
selecteer Opties > Ber. opstellen. U kunt tekstberichten en multimediaberichten verzenden.

Logboekinstellingen

Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in het logboek moeten worden bewaard, selecteert u
Opties > Instellingen > Duur vermelding log en de
tijd. Als u Geen logboek selecteert, wordt de volledige inhoud van het logboek permanent verwijderd.

Contacten

Selecteer Menu > Contacten. U kunt contactgegevens, zoals telefoonnummers,
thuisadressen of e-mailadressen van uw contacten opslaan en bijwerken. U kunt een persoonlijke beltoon of een miniatuurafbeelding toevoegen aan een contact. U kunt ook contactgroepen maken, zodat u tekst- of e­mailberichten aan veel ontvangers tegelijkertijd kunt verzenden. U kunt ontvangen contactgegevens (visitekaartjes) opslaan aan Contacten. Contactgegevens kunnen alleen worden verzonden aan of ontvangen van compatibele apparaten.

Contacten kopiëren tussen de SIM-kaart en het apparaatgeheugen

Als u contacten hebt opgeslagen op uw SIM-kaart, kunt u deze kopiëren naar het geheugen van het apparaat.
45
Als u contacten van een SIM-kaart naar het geheugen van het apparaat wilt kopiëren, selecteert u Opties > SIM-
contacten > SIM-telefoonb.. Markeer de contacten die
u wilt kopiëren, of selecteer Opties > Markeringen aan/
uit > Alle markeren om alle contacten te kopiëren.
Selecteer Opties > Kopie naar Contact..
Als u contacten wilt kopiëren van het apparaatgeheugen naar een SIM-kaart, selecteert u Opties > Kopieer naar
SIM. Markeer de contacten die u wilt kopiëren of selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om
alle contacten te kopiëren. Selecteer Opties > Kopieer
naar SIM.
Tip: Als u contacten hebt opgeslagen op uw vorige
apparaat, kunt u deze kopiëren met de toepassing voor het overbrengen van gegevens.
'Gegevensoverdracht tussen apparaten', p. 25.

Contacten beheren

Als u een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Nieuw contact.
Als u een miniatuurafbeelding wilt toevoegen aan een contact, selecteert u Opties > Bewerken > Opties >
Thumbnail toevoeg.. De miniatuurafbeelding wordt
weergegeven als het contact belt.
Als u het spraaklabel wilt beluisteren dat aan een contact is toegewezen, selecteert u Opties > Sprklabel
afspelen.
Als u een contact wilt zoeken, typt u de eerste letters van de naam in het zoekveld. Er wordt een lijst weergegeven met contacten die met die letters beginnen.
46
Zie
Als u informatie van een contact wilt bewerken, selecteert u Opties > Bewerken.
Tip: U kunt ook Nokia PC Suite gebruiken voor het toevoegen en bewerken van contacten.
Als u contactgegevens wilt verzenden, selecteert u
Opties > Zenden.
U kunt een standaardnummer of -adres toewijzen aan een contact zodat u gemakkelijk kunt bellen of een bericht kunt verzenden naar dit nummer of adres, zelfs als meerdere nummers of adressen voor het contact zijn opgeslagen. Het standaardnummer wordt ook gebruikt bij spraakgestuurd bellen.
Als u de standaardgegevens voor een contact wilt wijzigen, opent u de contactkaart en selecteert u Opties >
Standaardnummers. Selecteer het nummer of adres dat
u als standaard wilt instellen. Het standaardnummer of ­adres is onderstreept op de contactkaart.
Als u een contact wilt toevoegen aan een groep, selecteert u Opties > Toev. aan groep (wordt alleen weergegeven als u een groep hebt gemaakt).
Tip: Als u wilt controleren tot welke groepen een contact behoort, selecteert u Opties > Hoort bij
groepen.
Als u een snelkeuzetoets wilt toewijzen aan het telefoonnummer van het contact, selecteert u Opties >
Snelkeuze toewijz..
Als u de weergavevolgorde van de voor- en achternamen van uw contacten wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen, en Achtern. voorn., of Voorn. achtern..

Contactgroepen beheren

U kunt een contactgroep maken zodat u berichten aan verschillende ontvangers tegelijkertijd kunt verzenden.
1. Open het tabblad voor contactgroepen en selecteer
Opties > Nieuwe groep.
2. Typ een naam voor de groep en selecteer OK.
3. Selecteer de groep en selecteer Opties > Leden
toevoegen.
4. Ga naar elke contactpersoon die u aan de groep wilt toevoegen en druk op de navigatietoets om de contactpersoon te markeren.
5. Selecteer OK om alle gemarkeerde contacten aan de groep toe te voegen.
Als u een contact uit een contactgroep wilt verwijderen, gaat u naar het contact die u wilt verwijderen en selecteert u Opties > Verwijder uit groep.

Beltonen voor contacten toevoegen

U kunt een beltoon selecteren voor een contact of contactgroep. Als het telefoonnummer van de beller bij de inkomende oproep wordt verzonden en uw apparaat het nummer herkent, wordt de beltoon afgespeeld wanneer u door het contact wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt selecteren voor een contact of contactgroep, opent u het contact of de contactgroep en selecteert u Opties > Beltoon. Een lijst met beltonen wordt weergegeven. Selecteer de beltoon die u wilt gebruiken.
Als u de toegewezen beltoon wilt verwijderen, selecteert u Standaard beltoon in de lijst met beltonen.

Visitekaartjes verzenden

Als u een visitekaartje wilt verzenden, selecteert u de contactpersoon in Contactpersonen, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode. Voer het
telefoonnummer of het adres in of voeg vanuit Contactpersonen een ontvanger toe. Selecteer Opties >
Zenden. Als u SMS selecteert als verzendmethode, worden
visitekaartjes verzonden zonder miniatuurafbeeldingen.

Ontvangen visitekaartjes beheren

Als u een ontvangen visitekaartje wilt weergeven, selecteert u Openen vanuit de weergegeven melding of opent u het bericht vanuit de map Inbox in de berichtentoepassing.
Als u een ontvangen visitekaartje wilt opslaan, selecteert u > Visitekaartje opsl..

SIM-telefoonboek

Selecteer Opties > SIM-contacten > SIM-
telefoonboek.
In het SIM-telefoonboek kunt u de namen en nummers zien die zijn opgeslagen op de SIM-kaart; nummers toevoegen, bewerken of kopiëren naar contacten; en oproepen plaatsen.
47
Als u een SIM-contact wilt weergeven, navigeert u erheen, en drukt u op de navigatietoets.
Als u contacten wilt toevoegen aan uw SIM-telefoonboek, selecteert u Opties > Nieuw SIM-contact. Voer de contactgegevens in en selecteer Gereed .
Als u de lijst met vaste nummers wilt weergeven, selecteert u Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste
contacten. Deze instelling wordt alleen weergegeven als
zij wordt ondersteund door uw SIM-kaart.
Als u oproepen van uw apparaat naar geselecteerde telefoonnummers wilt blokkeren, selecteert u Opties >
Vaste nrs. activeren. U hebt de PIN2-code nodig voor het
in- en uitschakelen van vaste nummers of het bewerken van de vaste nummers. Neem contact op met uw serviceprovider als u deze code niet hebt.
Als u nieuwe nummers wilt toevoegen aan de lijst met vaste nummers, selecteert u Opties > Nieuw SIM-
contact. Voor deze functie hebt u de PIN2-code nodig. Als
u vaste nummers gebruikt, zijn packet­gegevensverbindingen niet mogelijk, behalve wanneer u tekstberichten verzendt via een packet­gegevensverbinding. In dit geval moeten het nummer van de berichtencentrale en het telefoonnummer van de ontvanger worden opgenomen in de lijst met vaste nummers. Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Als u uw eigen nummers wilt weergeven, als deze zijn opgeslagen op de SIM-kaart, selecteert u Opties > Mijn
nummers. Mogelijk bent u bijvoorbeeld met dezelfde SIM-
kaart op twee telefoonlijnen geabonneerd. Niet alle SIM-
48
kaarten bevatten uw eigen nummers.
Als u de contactgegevens wilt bewerken, selecteert u
Opties > Bewerken.
Als u het contact van het SIM-telefoonboek naar Contacten wilt kopiëren, selecteert u Opties > Kopie naar
Contact..
Als u de hoeveelheid vrij geheugen op uw SIM-kaart wilt controleren, selecteert u Opties > SIM-kaartgegevens.

Agenda

Selecteer Menu > Agenda. U kunt geplande gebeurtenissen en afspraken noteren en
bekijken. U kunt ook een alarm instellen voor agenda­items. Gebruik de Nokia PC Suite, als u uw agenda-items wilt synchroniseren met een compatibele computer. Raadpleeg hiervoor de handleiding bij Nokia PC Suite.

Agenda-items maken

U kunt de volgende typen agenda-items maken:
Vergadering-items hebben een specifieke datum en
tijd.
Memo-items zijn gerelateerd aan de hele dag, maar
niet aan een specifieke tijd van de dag.
Verjaardag-items herinneren u aan verjaardagen en
andere speciale datums. Ze hebben betrekking op een bepaalde dag, maar niet op een specifieke tijd van de dag. Deze items worden ingesteld als jaarlijks terugkerende items.
Taak-items herinneren u aan een taak met een
einddatum, maar zonder specifieke tijd van de dag.
Als u een agenda-item wilt maken, gaat u naar een datum en selecteert u Opties > Nieuw item. Selecteer het type item. De beschikbare instellingen voor afspraken, memo's, speciale datums en taken variëren.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Onderwerp of Gelegenheid — Voer een beschrijving
voor het item in.
Locatie — Voer de locatiegegevens in.
Begintijd — Voer de begintijd in.
Eindtijd — Voer de eindtijd in.
Begindatum of Datum — Specificeer de begindatum
of de datum waarop de gebeurtenis plaatsvindt.
Einddatum — Voer de einddatum in.
Signaal — Stel een alarmsignaal in voor afspraken of
jaarlijks terugkerende items. Het alarmsignaal wordt weergegeven in de dagweergave.
Herhalen — U kunt opgeven of en wanneer u het item
wilt laten herhalen. Definieer het type herhaling, de frequentie en de mogelijke einddatum.
Synchronisatie — Als u Privé selecteert, kan het
agenda-item alleen door uzelf worden bekeken en niet door anderen met online toegang tot de agenda. Als u
Openbaar selecteert, is het agenda-item zichtbaar
voor anderen die online toegang hebben tot uw agenda. Als u Geen selecteert, wordt het agenda-item tijdens een synchronisatiesessie niet naar uw computer gekopieerd.
Tip: Zorg ervoor dat u in de toepassing Klok de juiste stad hebt geselecteerd, omdat geplande agenda-items kunnen veranderen wanneer de huidige stad wordt gewijzigd en die stad in een andere tijdzone is gesitueerd.
Als u een item wilt bewerken, gaat u naar het item en selecteert u Opties > Openen. Bewerk de details in de verschillende velden.
Als u een agenda-item wilt verwijderen, selecteert u
Opties > Verwijderen en selecteert u Items voor: om
alle items vóór de geselecteerde datum te verwijderen, of
Alle items om alle agenda-items van het apparaat te
verwijderen.
Tip: Wanneer u een terugkerend item wilt bewerken of verwijderen, geeft u aan hoe de wijziging moet worden uitgevoerd. Als u Alle
agenda-items verwijderd selecteert, worden alle
terugkerende items verwijderd. Als u Item
verwijderen selecteert, wordt alleen het huidige
item verwijderd.
Als u een agenda-item naar een compatibel apparaat wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden > Via SMS, Via
multimedia, Via e-mail, Via Bluetooth of Via infrarood. Als het andere apparaat de Universal Time
Coordinated (UTC) niet gebruikt, kan het zijn dat de tijdgegevens van de ontvangen agenda-items niet correct wordt weergegeven.
Als u een ontvangen agenda-item aan uw agenda wilt toevoegen, opent u de bijlage van het agenda-item in het bericht en selecteert u Opties > Opslaan in Agenda.
Als u een ontvangen agenda-item wilt beantwoorden, selecteert u Accepteren, Voorlopig of Weigeren. Als u het item accepteert of het markeert als voorlopig, wordt het item toegevoegd aan uw agenda. U kunt per e-mail een antwoord aan de afzender van het agenda-item verzenden. Selecteer Ja. Het bericht wordt in de Outbox opgeslagen om te wachten op verzending.
49

Een afspraak maken

1. Ga naar een datum en selecteer Opties > Nieuw
item > Vergadering.
2. Voer het onderwerp, de locatie, de begin- en eindtijd, en indien nodig de begin- en einddatum in.
3. Als u een alarm voor de bijeenkomst wilt instellen, selecteert u Signaal > Aan. Geef een tijdstip en datum voor het alarmsignaal op.
4. Selecteer of dit een periodieke vergadering is.
5. Geef in het veld Synchronisatie aan hoe de taak wordt behandeld tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om de taak te verbergen voor kijkers als de agenda online beschikbaar is, Openbaar om de taak zichtbaar te maken voor kijkers als de agenda online beschikbaar is, of Geen als u niet wilt dat de taak bij het synchroniseren naar uw computer wordt gekopieerd.

Takenlijst

U kunt bijhouden welke taak of taken op een bepaalde dag moeten worden uitgevoerd. U kunt aan elke taak een einddatum en een alarmsignaal toewijzen.
Een taak maken
1. Ga naar een datum en selecteer Opties > Nieuw
item > Taak.
2. Typ het onderwerp in het veld Onderwerp.
3. Voer de einddatum in.
4. Als u een alarm wilt instellen voor de taak, selecteert
50
u Signaal > Aan. Geef een tijdstip en datum voor het alarmsignaal op.
5. Geef een prioriteit op. De prioriteitpictogrammen zijn
( ! ) Hoog en ( - ) Laag. Er is geen pictogram voor
Normaal.
6. Geef in het veld Synchronisatie aan hoe de taak wordt behandeld tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om de taak te verbergen voor kijkers als de agenda online beschikbaar is, Openbaar om de taak zichtbaar te maken voor kijkers als de agenda online beschikbaar is, of Geen als u de taak bij het synchroniseren niet naar uw computer wilt kopiëren.

Agendaweergaven

De Agenda heeft vier weergaven: in de maandweergave ziet u de hele maand in een keer; in de weekweergave worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde week in vakken van zeven dagen weergegeven; in de dagweergave worden de gebeurtenissen van de geselecteerde dag weergegeven; en in de takenlijsten worden de taken voor de geselecteerde dag weergegeven.
In verschillende weergaven werken
Als u wilt schakelen tussen de verschillende agendaweergaven, selecteert u Opties in een van deze weergaven. Selecteer het weergavetype in de lijst.
Als u de standaardagendaweergave wilt instellen, selecteert u Opties > Instellingen >
Standaardweergave en de gewenste weergave.
Als u een specifieke datum wilt weergeven, selecteert u
Opties > Ga naar datum en geeft u de datum op.
Maandweergave
Selecteer Opties > Maandweergave.
In de maandweergave ziet u de hel e maand i n zij n geheel . Elke rij geeft één week weer. De huidige maand wordt weergegeven en de actieve dag is de huidige dag (vandaag) of de laatste dag die is bekeken. De actieve dag wordt gemarkeerd door een gekleurd vierkantje. Dagen met geplande gebeurtenissen worden gemarkeerd door een driehoekje. Druk op de navigatietoets om het item voor die dag te openen.
Weekweergave
Selecteer Opties > Weekweergave. In de weekweergave worden de gebeurtenissen voor de
geselecteerde week in vakken van zeven dagen weergegeven. De datum van vandaag wordt gemarkeerd door een gekleurd vierkantje. Memo's en jaarlijks terugkerende items worden vóór 8 uur 's ochtends geplaatst.
Als u de begindag van de week wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Week begint met.
Dagweergave
Ga naar een dag en druk op de navigatietoets. In de dagweergave worden de gebeurtenissen van de geselecteerde dag weergegeven. Items worden gegroepeerd in tijdvakken aan de hand van de begintijd. Als u de vorige of volgende dag wilt bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
Takenlijsten
Selecteer Opties > Takenweergave. In de takenlijsten worden de taken voor de geselecteerde
dag weergegeven.
Als u een taak als voltooid wilt markeren, selecteert u
Opties > Markeer: volbracht.
Als u een taak wilt herstellen, selecteert u Opties >
Markeer: niet volbr..

Agenda-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u Agenda-
alarmtoon.
Als u de weergave wilt wijzigen die wordt weergegeven als u de agenda opent, selecteert u
Standaardweergave.
Als u de eerste dag van de week wilt wijzigen, selecteert u Week begint met.
Als u de titel van de weekweergave wilt wijzigen, selecteert u Titel weekweergave en Weeknummer of
Data deze week.
Web
Selecteer Menu > Web. Als u wilt surfen op internet (netwerkdienst), moet u
instellingen voor een internettoegangspunt configureren. Als u een GPRS-verbinding gebruikt, moet het draadloze netwerk GPRS-verbindingen ondersteunen en moet de dienst zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
Tip: U kunt instellingen voor een internettoegangspunt ontvangen in een speciaal tekstbericht van uw serviceprovider of van de
51
webpagina van de serviceprovider. U kunt instellingen voor het internettoegangspunt ook handmatig invoeren.
'Internettoegangspunten', p. 109.
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid en tarieven van diensten. De aanbieder kan u ook instructies geven voor het gebruik van deze diensten.
Zie

Beveiliging van de verbinding

Als de beveiligingsindicator ( ) wordt weergegeven tijdens een verbinding, is de gegevensoverdracht tussen het apparaat en de internet-gateway of server gecodeerd. Het veiligheidssymbool geeft niet aan dat de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde bron is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider beveiligt de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder.
Het is mogelijk dat beveiligingscertificaten nodig zijn voor sommige diensten, zoals bankdiensten. U krijgt een melding als de identiteit van de server niet betrouwbaar is of als uw apparaat niet het juiste beveiligingscertificaat heeft. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.

Surfen op internet

Als u wilt surfen op internet, selecteert u een bookmark of typt u het webadres handmatig, en u selecteert Ga naar. Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt en die adequate beveiliging en bescherming bieden tegen
52
schadelijke software.
Tip: Zodra u de eerste tekens van het adres invoert, worden er adressen weergegeven van eerder bezochte pagina's die overeenkomen met hetgeen u invoert. Als u een pagina wilt openen, gaat u naar het adres en drukt u op de navigatietoets.
Voor het navigeren op een webpagina gebruikt u de navigatietoets, die als een aanwijzer wordt weergegeven op de pagina. Wanneer u de aanwijzer boven een koppeling plaatst, verandert de aanwijzer in een hand. Druk op de navigatietoets om de koppeling te openen. Nieuwe koppelingen op een webpagina zijn gewoonlijk blauw onderstreept en bezochte koppelingen zijn paars onderstreept. Afbeeldingen die als koppeling fungeren, krijgen een blauwe rand.
De adressen van de pagina's die u bezoekt, worden opgeslagen in de map Autom. bookmrks.

Bookmarks

Als u een gemarkeerde webpagina wilt weergeven, gaat u naar de bookmark en drukt u op de navigatietoets.
Als u naar een andere webpagina wilt gaan, selecteert u
Opties > Navigatieopties > Ga naar webadres, voert
u het adres van de pagina in en selecteert u Ga naar.
Als u een bookmark wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Bookmarkbeheer > Bookm. toev..
Als u uw bookmarks wilt ordenen, selecteert u Opties >
Bookmarkbeheer in de hoofdweergave voor internet. U
kunt bookmarks verplaatsen en bewerken en nieuwe mappen maken.

Cache leegmaken

Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het apparaat na gebruik beter legen. De informatie of de diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk in de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache wissen.

Feeds en blogs

Selecteer Menu > Web > Webfeeds. Feeds bevatten doorgaans koppen en artikelen over
recent nieuws of andere onderwerpen. Blog is een afkorting van weblog, een webdagboek dat voortdurend wordt bijgewerkt.
U opent een feed of blog door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u een feed of blog wilt toevoegen of bewerken, selecteert u Opties > Feed beheren > Nieuwe feed of
Bewerken.

Een verbinding verbreken

Als u de verbinding wilt verbreken en de browserpagina offline wilt weergeven, selecteert u Opties >
Instrumenten > Verbind. verbreken. Als u de
verbinding wilt verbreken en de browser wilt sluiten, selecteert u Opties > Afsluiten.

Webinstellingen

Selecteer Menu > Web > Opties > Instellingen. De Internetinstellingen zijn verdeeld in vier groepen:
Algemeen bevat instellingen die betrekking hebben
op het toegangspunt en de homepage.
Pagina bevat instellingen voor afbeeldingen, geluid en
pop-ups.
Privacy bevat instellingen die betrekking hebben op
uw privacy.
Webfeeds bevat instellingen die betrekking hebben op
webfeeds en blogs.
53

Berichten

Selecteer Menu > Berichten. In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten,
multimediaberichten, audioberichten en e-mailberichten verzenden en ontvangen. U kunt ook webdienstberichten, infodienstberichten en speciale berichten met gegevens ontvangen en dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen:
Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en controleren of het apparaat zich binnen het bereik van een netwerk bevindt.
Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM-kaart.
Het internettoegangspunt definiëren in het apparaat.
Zie 'Internettoegangspunten', p. 109.
Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het apparaat.
De SMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor SMS-berichten', p. 65.
De MMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 66.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen
54
automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 67.
Zie
Zie
deze instellingen handmatig definiëren of contact opnemen met uw serviceprovider voor het configureren van de instellingen.

Berichtenmappen

Berichten en gegevens die via Bluetooth- of infraroodverbindingen worden ontvangen, worden opgeslagen in de map Inbox. E-mailberichten worden opgeslagen in Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld, kunnen worden opgeslagen in de map Ontwerpen. Berichten die nog moeten worden verzonden, worden opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn verzonden, met uitzondering van Bluetooth- en infraroodberichten, worden opgeslagen in de map
Verzonden.
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst,
bijvoorbeeld als uw apparaat geen netwerkbereik heeft. U kunt ook instellen dat e-mailberichten moeten worden verstuurd zodra er weer verbinding is met de externe mailbox.
Opmerking: Als het pictogram of de tekst Bericht
verzonden op het beeldscherm van het apparaat verschijnt, betekent dit niet dat het bericht op de bedoelde bestemming is aangekomen.
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt aanvragen voor de tekstberichten en MMS-berichten die u hebt verzonden (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport ontvangen. De rapporten worden opgeslagen in de map Rapporten.

Berichten indelen

Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn
mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam map wijzigen. U kunt alleen de naam
wijzigen van mappen die u zelf hebt gemaakt.
Als u een bericht wilt verplaatsen naar een andere map, selecteert u Opties > Verplaats naar map, de map en
OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren, selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt berichten sorteren op Datum, Afzender, Onderwerp en
Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.

Berichtenlezer

De berichtenlezer leest ontvangen tekst-, multimedia en e-mailberichten hardop voor. De berichtenlezer kan geen e-mailberichten lezen in een e-mail-invoegtoepassingen.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de linkerselectietoets ingedrukt wanneer u een tekstbericht ontvangt.
Als u een bericht in de Inbox of een mailbox wilt horen, selecteert u Opties > Luisteren
Als u het volgende bericht in de Inbox of een mailbox wilt horen, gaat u omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt horen, gaat u omhoog. Ga aan het begin van het bericht omhoog als u het vorige bericht wilt horen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de linkerselectietoets kort in te drukken. U kunt doorgaan door de linkerselectietoets nogmaals kort in te drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de eindtoets.

Spraak

Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak. Met Spraak kunt u de taal, stem en stemeigenschappen
voor de berichtenlezer instellen.

De stemeigenschappen bewerken

Als u de taal voor de berichtenlezer wilt instellen, selecteert u Taal. Als u aanvullende talen op uw apparaat wilt downloaden, ga dan naar de Nokia-website of gebruik de toepassing Downloaden.
Als u de stem wilt instellen, selecteert u Stem. De stem is taalafhankelijk.
55
Als u de spreeksnelheid wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Snelheid.
Als u het spreekvolume wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Volume.
Als u een stem wilt beluisteren, opent u het spraaktabblad, selecteert u de gewenste stem en kiest u Opties > Spraak
afspelen.

E-mailberichten

Selecteer Menu > Berichten > Mailbox. Om e-mail te kunnen ontvangen en verzenden, moet u
beschikken over een externe mailbox. Deze dienst kan worden geleverd door een internetprovider, netwerkoperator of uw bedrijf. Uw apparaat voldoet aan de internetstandaarden SMTP, IMAP4 (revisie 1) en POP3, en aan verschillende leverancier-specifieke e­mailoplossingen. Andere e-mailproviders bieden mogelijk diensten met andere instellingen of functies dan in deze gebruikershandleiding worden beschreven. Neem contact op met uw serviceprovider en e-mailprovider voor meer informatie.
Voordat u e-mailberichten kunt verzenden, ontvangen, beantwoorden en doorsturen, moet u eerst:
Een internettoegangspunt configureren.
'Internettoegangspunten', p. 109.
Een e-mailaccount definiëren en de juiste instellingen configureren. Gebruik hiervoor de wizard voor mailboxconfiguratie of definieer de account
56
handmatig.
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 67.
Zie
Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.

Uw e-mailinstellingen definiëren

U kunt de e-mailwizard gebruiken voor het instellen van uw zakelijke e-mailaccount, zoals Microsoft Outlook of Microsoft Exchange, en uw internet e-mailaccount, zoals de e-maildiensten van Google.
1. Als u de e-mailwizard wilt starten, gaat u naar actieve stand-by en vervolgens navigeert u naar de e­mailwizard en drukt u op de navigatietoets.
2. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in. Als de wizard uw e-mailaccount niet automatisch kan instellen, selecteert u het e-mailaccounttype en voert u de overige accountgegevens in.
Als op het apparaat nog meer e-mailclients staan, worden die ook aangeboden wanneer u de wizard voor e-mail start.
Tijdens het instellen van uw e-mail wordt u mogelijk gevraagd naar de volgende informatie:
Gebruikersnaam
E-mailtype
Inkomende mailserver
Poor van de inkomende mailserver
Uitgaande mailserver
Poort van de uitgaande mailserver
Wachtwoord
Toegangspunt
Als u een zakelijke e-mail instelt, kunt u de IT-afdeling van uw bedrijf naar de gegevens vragen. Als u een internet-e­mail instelt, gaat u voor meer informatie naar de website van uw e-mailserviceprovider.
te beëindigen. Wijzigingen die u offline aanbrengt in mappen in de externe mailbox, worden pas doorgevoerd wanneer u de volgende keer verbinding maakt met uw mailbox en gegevens synchroniseert.

Verbinding maken met een externe mailbox

E-mail die aan u is geadresseerd, wordt automatisch ontvangen door uw externe mailbox en niet door het apparaat. Als u uw e-mailberichten wilt lezen, moet u eerst verbinding maken met de externe mailbox en vervolgens de e-mailberichten selecteren die u wilt ophalen met uw apparaat.
1. Als u ontvangen berichten wilt ophalen met uw apparaat en deze wilt bekijken, selecteert u uw mailbox in de hoofdweergave van Berichten. Zodra de vraag Verbinden met mailbox? verschijnt, selecteert u Ja.
2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in, als dit gevraagd wordt.
3. Selecteer Opties > E-mail ophalen > Nieuw om nieuwe berichten op te halen die u nog niet eerder hebt gelezen of opgehaald, Geselecteerd om alleen berichten op te halen die u in de externe mailbox hebt geselecteerd of Alle om alle berichten op te halen die u nog niet eerder hebt opgehaald.
4. Als u uw e-mailberichten offline wilt beheren om de kosten van de verbinding te beperken en te werken in omstandigheden waarin geen gegevensverbinding mogelijk is, selecteert u Opties > Verbind.
verbreken om de verbinding met de externe mailbox

E-mailberichten lezen en beantwoorden

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Als u een ontvangen e-mailbericht wilt lezen, opent u het bericht in de mailbox.
Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties >
Bijlagen.
Als u alleen de afzender van een e-mailbericht wilt antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Afzender.
Als u alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Allen.
Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat
bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen niet in het antwoord opgenomen. Als u het ontvangen e-mailbericht doorstuurt, worden de bijlagen wel opgenomen.
Als u een e-mailbericht wilt doorsturen, selecteert u
Opties > Doorsturen.
57
Als u een bestand als bijlage wilt toevoegen aan een e­mailbericht, selecteert u Opties > Invoegen en de bijlage die u wilt toevoegen.
Als u een bijlage wilt verwijderen uit een e-mailbericht dat u verstuurt, selecteert u de bijlage en Opties >
Verwijderen.
Als u de prioriteit van een bericht wilt instellen, selecteert u Opties > Zendopties > Prioriteit.
Als u de tijd wilt instellen waarop het e-mailbericht wordt verzonden, selecteert u Opties > Zendopties > Bericht
zenden. Selecteer Meteen, of selecteer Bij besch. verb.
als u offline werkt.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt bellen, als de afzender in Contacten staat, selecteert u Opties >
Bellen.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt antwoorden met een audiobericht of een multimediabericht, selecteert u Opties > Bericht maken.

E-mailberichten opstellen en verzenden

1. Als u een e-mailbericht wilt schrijven, selecteert u
Nieuw bericht > E-mail.
2. Selecteer Opties > Ontvngr toevoegen als u de e-
mailadressen van de geadresseerden wilt selecteren uit Contacten, of voer de e-mailadressen in het veld
Naar in. Gebruik een puntkomma om e-mailadressen
te scheiden. Gebruik het veld Cc om een kopie naar
58
andere geadresseerden te verzenden, of het veld Bcc om Bcc-ontvangers op te geven.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp in
voor het e-mailbericht.
4. Voer uw e-mailbericht in het tekstgebied in en
selecteer Opties > Verzenden.

Berichten verwijderen

Als u geheugenruimte op uw apparaat wilt vrijmaken, moet u regelmatig berichten uit de mappen Inbox en Verzenden, evenals opgehaalde e-mailberichten verwijderen.
Als u e-mailberichten alleen van het apparaat wilt verwijderen en het origineel op de server wilt laten staan, selecteert u Opties > Verwijderen > Telef. (kop
behouden).
Als u e-mailberichten zowel van het apparaat als van de externe server wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren, selecteert u Opties >
Verwijd. onged. mkn.

Submappen in externe e-mail

Als u submappen maakt in uw IMAP4-mailboxen op een externe server, kunt u deze mappen met uw apparaat weergeven en beheren als u er een abonnement op hebt. U kunt alleen op mappen in uw IMAP4-mailboxen een abonnement nemen.
Als u mappen in uw IMAP4-mailbox wilt weergeven, brengt u een verbinding tot stand en selecteert u Opties >
E-mailinstellingen > Inst. voor ophalen > Mapabonnementen.
Als u een externe map wilt weergeven, selecteert u een map en Opties > Abonneren. De mappen waarop u bent geabonneerd, worden elke keer wanneer u verbinding maakt, bijgewerkt. Als de mappen groot zijn, kan dit even duren.
Als u de lijst met mappen wilt bijwerken, selecteert u een map en Opties > Mappenlijst bijwrkn.

SMS-berichten

Selecteer Menu > Berichten.

SMS-berichten schrijven en verzenden

Selecteer Menu > Berichten. Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn
dan de limiet voor één bericht. Langere berichten worden verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen. Tekens met accenten of andere symbolen en tekens in sommige taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer toevoegt, scheid de nummers dan met een puntkomma.
3. Voer de berichttekst in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Verzendopties voor SMS­berichten
Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het verzenden van het bericht, selecteert u Opties > Zendopties >
Ber.centrale in gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor uw berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Zendopties > Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als de eerste poging is mislukt, selecteert u Opties >
Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger niet
kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt converteren, selecteert u Opties > Zendopties > Ber.
verzonden als > Tekst, Fax, Semafoonbericht of E­mail. Wijzig deze optie alleen als u zeker weet dat de
berichtencentrale SMS-berichten kan converteren naar deze andere indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.

SMS-berichten op de SIM-kaart

Selecteer Opties > SIM-berichten.
59
U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de SIM-berichten wilt weergeven, moet u de berichten eerst kopiëren naar een map op het apparaat. Wanneer u de berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit >
Markeren of Alle markeren om alle berichten te
markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met
kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten hebt gekopieerd en opent u een bericht.

Beeldberichten weergeven

De weergave van een MMS kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het bericht in de map Inbox.
Als u gegevens over het beeldbericht wilt weergeven, selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Als u het bericht in een andere map wilt opslaan, selecteert u Opties > Verplaats naar map.
Als u de afzender van het bericht wilt toevoegen aan Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in Contacten.
60

Beeldberichten doorsturen

1. Als u het bericht wilt doorsturen, opent u het bericht
vanuit de map Inbox en selecteert u Opties >
Doorsturen.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer invoert, moet u de nummers scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Tip: Als u de afbeelding uit het bericht wilt verwijderen, selecteert u Opties > Beeld
verwijderen.

Multimediaberichten

Selecteer Menu > Berichten. Alleen compatibele apparaten die deze functie
ondersteunen, kunnen multimediaberichten ontvangen en weergeven. De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten zoals afbeeldingen en geluids- en videoclips bevatten. Voordat u multimediaberichten kunt verzenden en ontvangen, moet u eerst de instellingen voor multimediaberichten definiëren. Het is mogelijk dat uw apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart heeft herkend en
automatisch de instellingen voor multimediaberichten heeft geconfigureerd. Als dat niet het geval is, gebruikt u de Instelwizard of neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 66.
Zie

Multimediaberichten opstellen en verzenden

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
1. Als u een nieuw bericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e­mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e­mailadressen invoert, moet u deze scheiden met een puntkomma.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp voor het bericht in. Als u wilt wijzigen welke velden worden weergegeven, selecteert u Opties > Adresvelden.
4. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Object invoegen om mediaobjecten in te voegen. U
kunt objecten zoals Afbeelding, Geluidsclip en
Videoclip invoegen.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS­berichten beperken. Als de omvang van de ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding
door het apparaat worden verkleind zodat deze via MMS kan worden verzonden.
5. Elke dia in uw bericht kan slechts één video- of geluidsclip bevatten. Als u meer dia's aan uw bericht wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw
invoegen > Dia. Als u de volgorde van de dia's in uw
bericht wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Verplaatsen.
6. Als u een voorbeeld van een multimediabericht wilt bekijken voordat u het verzendt, selecteert u Opties >
Voorbeeld.
7. Selecteer Opties > Zenden.
Als u een object uit een multimediabericht wilt verwijderen, selecteert u Opties > Bijlage
verwijderen.
Als u de zendopties voor het huidige multimediabericht wilt instellen, selecteert u Opties > Zendopties.

Multimediaberichten ontvangen en beantwoorden

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Tip: Als u multimediaberichten ontvangt die objecten bevatten die door uw apparaat niet worden ondersteund, kunt u deze niet openen. Probeer deze objecten naar een ander apparaat te zenden, zoals een computer om ze daar te openen.
61
1. Als u een multimediabericht wilt beantwoorden, opent
u het bericht en selecteert u Opties > Antwoorden.
2. Selecteer Opties en Afzender om de afzender te beantwoorden met een multimediabericht, Via
tekstbericht om te antwoorden met een SMS-bericht, Via audiobericht om te antwoorden met een
audiobericht of Via e-mail om te antwoorden met een e-mailbericht.
Tip: Als u ontvangers wilt toevoegen aan uw antwoord, selecteert u Opties > Ontvngr
toevoegen om de ontvangers van het bericht te
selecteren in Contacten of voert u de telefoonnummers of e-mailadressen van de ontvangers handmatig in het veld Naar in.
3. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Verzenden.

Presentaties maken

Het is niet mogelijk om multimediapresentaties te maken als de MMS-aanmaakmodus is ingesteld op Beperkt. Als u de instelling wilt wijzigen, selecteert u Berichten >
Opties > Instellingen > Multimediabericht > MMS­aanmaakmodus > Vrij.
1. Als u een presentatie wilt maken, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e­mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e­mailadressen invoert, moet u deze door een
62
puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Presentatie maken en kies een
presentatiesjabloon. Een sjabloon bepaalt welke multimediaobjecten u in de presentatie kunt opnemen en waar deze worden weergegeven. Bovendien bevat een sjabloon de overgangseffecten tussen afbeeldingen en dia's.
4. Ga naar het tekstgebied en voer de tekst in.
5. Als u afbeeldingen, geluid, video of notities wilt invoegen in uw presentatie, gaat u naar het desbetreffende objectgebied en selecteert u Opties >
Invoegen.
6. Als u dia's wilt toevoegen, selecteert u Invoegen >
Nieuwe dia.
Als u de achtergrondkleur van de presentatie en achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's wilt instellen, selecteert u Opties > Achtergr.instel..
Als u overgangseffecten tussen afbeeldingen of dia's wilt plaatsen, selecteert u Opties > Effectinstellingen.
Als u de presentatie wilt bekijken, selecteert u Opties >
Voorbeeld. Multimediapresentaties kunnen alleen
worden weergegeven op compatibele apparaten met ondersteuning voor presentaties. De weergave kan per apparaat verschillen.

Presentaties weergeven

Als u een presentatie wilt weergeven, kunt u dat in de map Inbox doen. Ga naar de presentatie en druk op de navigatietoets.
Als u de presentatie wilt onderbreken, drukt u op een van beide selectietoetsen.
Als u het afspelen van de presentatie wilt hervatten, selecteert u Opties > Doorgaan.
Als de tekst of afbeeldingen te groot voor het scherm zijn, selecteert u Opties > Bladeren activeren. U kunt dan schuiven om de hele presentatie te zien.
Als u telefoonnummers en e-mailadressen in de presentatie wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken. U kunt deze nummers en adressen bijvoorbeeld gebruiken om te bellen, berichten te verzenden of bookmarks te maken.

Multimediabijlagen weergeven en opslaan

Als u multimediaberichten wilt weergeven als een volledige presentatie, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Presentatie afsp..
Tip: Als u een multimediaobject in een
multimediabericht wilt weergeven of afspelen, selecteert u Afbeelding bekijken, Geluidsclip
afspelen, of Videoclip afspelen.
Als u de naam en grootte van een bijlage wilt weergeven, opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten.
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en
Opties > Opslaan.

Een multimediabericht doorsturen

Open Inbox, ga naar een multimediamelding en druk op de navigatietoets. Als u het bericht naar een compatibel apparaat wilt sturen zonder het door uw apparaat te laten ophalen, selecteert u Opties > Doorsturen. Als de server geen ondersteuning biedt voor het doorsturen van multimediaberichten, is deze optie niet beschikbaar.
1. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e­mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
2. Bewerk het bericht eventueel en selecteer Opties >
Zenden.
Tip: Als u de afleverinstellingen van het bericht wilt
bewerken, selecteert u Opties > Zendopties.

Een geluidsclip verzenden

1. Als u een audiobericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Audiobericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e­mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
63
3. Selecteer Opties > Geluidsclip invoegen en kies of u
een geluidsclip wilt opnemen of er een in de Galerij wilt selecteren.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
instellingen voor internettoegang of voor een e­mailaccount.
Als u de inhoud van dergelijke berichten wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan.

Verzendopties voor multimediaberichten

Selecteer Nieuw bericht > Multimediabericht >
Opties > Zendopties en maak een keuze uit volgende
opties:
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u een melding
wilt ontvangen wanneer het bericht met succes is afgeleverd bij de ontvanger. Wellicht kunt u geen afleveringsrapport ontvangen voor een multimediabericht dat naar een e-mailadres is verzonden.
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden. Als de ontvanger van het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit de multimediaberichtencentrale verwijderd. Het netwerk moet deze functie ondersteunen. Maximale
duur is de maximumtijd die door het netwerk wordt
toegestaan.

Speciale berichttypen

Selecteer Menu > Berichten. U kunt speciale berichten ontvangen, die gegevens
64
bevatten zoals operatorlogo's, beltonen, bookmarks of

Dienstberichten

Dienstberichten zijn berichten die door serviceproviders naar uw apparaat worden verzonden. Deze kunnen meldingen bevatten, zoals nieuws, diensten of koppelingen waarmee de inhoud van het bericht kan worden gedownload.
Als u de instellingen voor dienstberichten wilt definiëren, selecteert u Opties > Instellingen > Dienstbericht.
Als u de dienst of de berichtinhoud wilt downloaden, selecteert u Opties > Bericht downloaden.
Als u de afzender, het webadres, de vervaldatum en andere gegevens van het bericht wilt weergeven alvorens het te downloaden, selecteert u Opties >
Berichtgegevens.

Dienstopdrachten verzenden

U kunt een bericht met een aanvraag voor een dienst (ook wel een USSD-opdracht genoemd) naar uw serviceprovider verzenden en daarmee activatie van bepaalde netwerkdiensten aanvragen. Neem contact op met uw serviceprovider voor de vereiste dienstaanvraagtekst.
Als u een dienstaanvraagbericht wilt verzenden, selecteert u Opties > Dienstopdracht. Voer de
dienstaanvraagtekst in en selecteer Opties >
Verzenden.
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of verwijderen, selecteert u Opties > Item.

Infodienst

Selecteer Menu > Berichten > Opties > Infodienst. Met de netwerkinfodienst kunt u van serviceproviders
informatie ontvangen over verschillende onderwerpen, zoals het weerbericht of filemeldingen in een bepaald gebied. Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en relevante onderwerpnummers. Infodienstberichten kunnen worden ontvangen als het apparaat in de externe SIM­modus is. Het is mogelijk dat bij een GPRS-verbinding geen ontvangst van infodiensten mogelijk is.
Infodienstberichten kunnen niet met een UMTS-netwerk (3G) worden ontvangen.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, moet u mogelijk de ontvangst van infodiensten inschakelen. Selecteer
Opties > Instellingen > Ontvangst > Aan.
Als u alle berichten over een bepaald onderwerp wilt weergeven, selecteert u het onderwerp.
Als u berichten over een bepaald onderwerp wilt ontvangen, selecteert u Opties > Abonnement.
Tip: U kunt onderwerpen instellen als belangrijke onderwerpen. Wanneer het apparaat in de stand-by modus is, wordt u gewaarschuwd als u een bericht ontvangt over een belangrijk onderwerp. Selecteer een onderwerp en selecteer Opties > Direct
melden.

Berichtinstellingen

Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen. Vul alle velden in die zijn gemarkeerd met Te definiëren
of met een rood sterretje. Mogelijk wordt in uw apparaat de SIM-kaartprovider
herkend en worden de juiste instellingen voor SMS­berichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen, vraagt u de instellingen bij uw serviceprovider aan via een configuratiebericht of gebruikt u de instellingenwizard.
Instellingen voor SMS­berichten
Selecteer Opties > Instellingen > SMS. Maak een keuze uit de volgende opties:
Berichtencentrales — Geef de beschikbare
berichtencentrales voor uw apparaat weer, of maak een nieuwe.
Ber.centrale in gebr. — Selecteer een
berichtencentrale voor het verzenden van het bericht.
Tekencodering — Selecteer Beperkte onderst. om
tekens automatisch naar een ander coderingssysteem te converteren als deze functie beschikbaar is.
65
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u wilt dat het
netwerk u afleveringsrapporten over uw berichten stuurt (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht probeert te verzenden als dit de eerste keer niet lukt (netwerkdienst). Als de ontvanger niet kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Ber. verzonden als — Converteer het bericht naar een
andere indeling, bijvoorbeeld Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen
als u zeker weet dat de berichtencentrale SMS­berichten kan converteren naar deze andere indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.
Voorkeursverbinding — Selecteer de
verbindingsmethode van uw voorkeur voor het verzenden van SMS-berichten vanaf uw apparaat.
Ant. via zelfde centr. — Instellen of antwoorden
worden verzonden via dezelfde berichtencentrale (netwerkdienst).

Instellingen voor multimediaberichten

Selecteer Opties > Instellingen > Multimediabericht. Maak een keuze uit de volgende opties:
Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om de
grootte van afbeeldingen in multimediaberichten aan te passen. Selecteer Origineel om de oorspronkelijke grootte van afbeeldingen te behouden.
MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te
66
voorkomen dat uw apparaat inhoud in
multimediaberichten invoegt, die niet wordt ondersteund door het netwerk of door het ontvangende apparaat. Selecteer Met begeleiding als u een waarschuwing wilt ontvangen voor dergelijke inhoud. Selecteer Vrij als u een multimediabericht wilt maken zonder beperkingen voor het type van de bijlagen. Als u Beperkt selecteert, kunt u geen multimediapresentaties te maken.
Toeg.punt in gebruik — Selecteer het
standaardtoegangspunt dat u wilt gebruiken om verbinding te maken met de multimediaberichtencentrale. Het is mogelijk dat u het standaardtoegangspunt niet kunt wijzigen als dit vooraf is ingesteld door uw serviceprovider.
Multimedia ophalen — Selecteer Altijd
automatisch om multimediaberichten altijd
automatisch te ontvangen, Aut. bij eigen ntwrk om een melding te ontvangen als u een multimediabericht kunt downloaden van de berichtencentrale wanneer u zich bijvoorbeeld in het buitenland of buiten uw eigen netwerk bevindt, Handmatig om multimediaberichten handmatig te downloaden van de berichtencentrale, of Uit om geen multimediaberichten te ontvangen.
Anonieme ber. toest. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen van onbekende afzenders.
Advertent. ontvang. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen die als advertentie zijn gedefinieerd.
Rapport ontvangen — Selecteer Ja om de status van
het verzonden bericht weer te geven in het logboek (netwerkdienst). Wellicht kunt u geen afleveringsrapport ontvangen voor een multimediabericht dat naar een e-mailadres is verzonden.
Rapportz. weigeren — Selecteer Ja om vanaf uw
apparaat geen afleveringsrapporten te verzenden voor ontvangen multimediaberichten.
Geldigheid bericht — Selecteer hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden (netwerkdienst). Als de ontvanger van het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit de multimediaberichtencentrale verwijderd. Maximale
duur is de maximumtijd die door het netwerk wordt
toegestaan.

Instellingen e-mailaccount

Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > E-mail.
Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzingen weergegeven om een e-mailaccount in te stellen.
Als u een mailbox hebt gedefinieerd, gaat u naar de mailbox en drukt u op de navigatietoets om de instellingen te bewerken.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen. Sommige instellingen kunnen reeds door uw serviceprovider zijn ingesteld.
Verbindingsinstellingen
Als u de verbindingsinstellingen wilt definiëren, selecteer dan een e-mailaccount en Opties > Bewerken >
Verbindingsinstellingen. Als u de instellingen wilt
bewerken voor de e-mail die u ontvangt, selecteert u
Inkomende e-mail. Als u de instellingen wilt bewerken
voor de e-mail die u verzendt, selecteert u Uitgaande e-
mail.
Gebruikersinstellingen
Als u de gebruikersinstellingen van een e-mailaccount wilt definiëren, selecteer dan de account, vervolgens Opties >
Bewerken > Gebruikersinstellingen, en definieer dan
de volgende instellingen:
Mijn mailnaam — Voer de naam in die vóór uw e-
mailadres wordt weergegeven wanneer u e-mail verzendt.
Antwoord — Geef aan of u antwoorden wilt ontvangen op een ander adres. Selecteer Aan en voer het e-mailadres in, waarop u het antwoord wilt ontvangen. U kunt slechts één adres als antwoordadres invoeren.
E-mails verwijderen uit — Geef aan of u e­mailberichten alleen van het apparaat of van zowel het apparaat als de server wilt verwijderen. Selecteer Altijd
vragen als u bij het verwijderen van een e-mailbericht
altijd wilt opgeven waar het bericht moet worden verwijderd.
Bericht zenden — Geef aan of u het e-mailbericht onmiddellijk wilt verzenden of wanneer er een verbinding beschikbaar is.
Kopie naar mij — Geef aan of u een kopie van de e­mail wilt opslaan in uw externe mailbox en in het adres zoals gedefinieerd in Mijn e-mailadres in de instellingen voor Uitgaande e-mail.
Handtek. opnemen — Geef aan of u een handtekening wilt koppelen aan uw e-mailberichten.
Melding bij nieuwe e-mail — Geef aan of u met een signaal en een notitie wilt worden gewaarschuwd als u een nieuw e-mailbericht hebt ontvangen.
67
Instellingen voor ophalen
Als u de instellingen voor het ophalen wilt definiëren, selecteer dan de e-mailaccount, vervolgens Opties >
Bewerken > Inst. voor ophalen, en definieer dan de
volgende instellingen:
E-mail ophalen — Geef aan of u alleen de
koptekstgegevens van het e-mailbericht wilt ophalen, zoals de afzender, het onderwerp en de datum, of dat u de e-mailberichten inclusief bijlagen wilt ophalen. Deze instelling is alleen voor POP3-mailboxen.
Aantal — Geef op hoeveel e-mailberichten u van de
externe server naar uw mailbox wilt downloaden.
Pad IMAP4-map — Definieer het pad voor mappen
waarop u een abonnement wilt aanvragen. Deze instelling is alleen voor IMAP4-mailboxen.
Mapabonnementen — Abonneer u op andere
mappen in de externe mailbox en haal inhoud uit die mappen op. Deze instelling is alleen voor IMAP4­mailboxen.
Instellingen voor automatisch ophalen
Als u de instellingen voor het automatisch ophalen van e­mailberichten wilt definiëren, selecteer dan de account, vervolgens Opties > Bewerken > Automatisch
ophalen, en definieer dan de volgende instellingen:
E-mail ophalen — Selecteer Ingeschakeld om
nieuwe e-mailberichten automatisch op te halen uit uw externe mailbox, of Uitsl. eigen netwrk om nieuwe e­mailberichten alleen automatisch uit uw externe mailbox op te halen wanneer uw eigen netwerk actief is en niet wanneer u bijvoorbeeld op reis bent.
Ophaaldagen — Selecteer de dagen waarop e-mail
68
naar uw apparaat wordt gedownload.
Ophaaluren — Definieer de uren gedurende welke de
e-mail wordt opgehaald.
Ophaalinterval — Selecteer het interval voor het
ophalen van nieuwe e-mailberichten.
E-mailmeldingen — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen over ontvangen e-mail.

Instellingen voor dienstberichten

Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Dienstbericht.
Als u dienstberichten van serviceproviders wilt ontvangen, selecteert u Dienstberichten > Aan.
Als u wilt instellen hoe u diensten en berichtinhoud wilt downloaden, selecteert u Opties > Instellingen >
Dienstbericht > Ber. downloaden > Automatisch of Handmatig. Als u Automatisch selecteert, kunt u alsnog
gevraagd worden sommige downloads te bevestigen, omdat niet alle diensten automatisch kunnen worden gedownload.

Infodienstinstellingen

Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Infodienst.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u
Ontvangst > Aan.
Als u wilt aangeven in welke talen u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u Taal.
Als u nieuwe onderwerpen wilt weergeven in de lijst van infodienstberichtonderwerpen, selecteert u
Itemherkenning > Aan.

Overige instellingen

Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Verzonden ber. opsl. — Geef aan of u verzonden
berichten wilt opslaan in de map Verzonden.
Aantal opgesl. ber. — Geef op hoeveel verzonden
berichten u wilt opslaan. Wanneer de limiet wordt bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen — Geef aan waar berichten
moeten worden opgeslagen. U kunt berichten alleen op de geheugenkaart opslaan als er een is geïnstalleerd.
Mappenweergave — Geef aan hoe de berichten in
Inbox moeten worden weergegeven.
69

Nokia Office Tools

De Nokia-kantoortoepassingen leveren ondersteuning voor mobiel zaken doen en zorgen voor een effectieve communicatie met uw zakelijke partners.

Actieve notities

Selecteer Menu > Kantoor > Act. notities. Met Actieve notities kunt u verschillende soorten notities
maken, bewerken en weergeven, zoals vergadermemo's, hobbyaantekeningen of boodschappenlijstjes. U kunt afbeeldingen, video's en geluid invoegen in de notities. U kunt notities koppelen aan andere toepassingen, zoals Contactpersonen, en notities naar anderen verzenden.

Notities maken en bewerken

Om een notitie te maken, begint u met schrijven.
Als u een notitie wilt bewerken, gaat u naar de notitie en drukt u op de navigatietoets.
Als u afbeeldingen, geluidsfragmenten, video, visitekaartjes, bookmarks en bestanden wilt invoegen, selecteert u Opties > Invoegen.
Als u nieuwe items wilt toevoegen aan de notitie, selecteert u Opties > Object invoegen. U kunt geluids-
70
en videofragmenten opnemen en afbeeldingen vastleggen.
Als u vet, cursief of onderstreping wilt toevoegen aan de tekst of de tekenkleur wilt wijzigen, houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Selecteer vervolgens Opties > Tekst.
Als u de notitie wilt verzenden via een SMS-, MMS of e­mailbericht of via Bluetooth of internet, selecteert u
Opties > Zenden.
Als u een notitie aan een contactpersoon wilt toevoegen, selecteert u Opties > Notitie kopp. aan opr. >
Contacten toevoegen. U ziet de notitie op het scherm van
uw apparaat als u de contactpersoon belt of als u door de contactpersoon wordt gebeld.

Instellingen voor Actieve notities

Selecteer Instellingen.
Als u notities wilt opslaan in het geheugen van het apparaat, selecteert u Gebruikt geheugen >
Telefoongeheugen. Als u ze op een geheugenkaart wilt
opslaan, selecteert u Gebruikt geheugen >
Geheugenkaart.
Als u de indeling van Actieve notities wilt wijzigen, selecteert u Weergave wijzigen > Raster. Als u de notities wilt weergeven in een lijst, selecteert u
Weergave wijzigen > Lijst.
Als u een notitie op de achtergrond wilt zien als u belt of gebeld wordt, selecteert u Notitie wrg. bij gesprek >
Ja.
Tip: Als u tijdelijk de notities niet wilt zien tijdens
telefoongesprekken, selecteert u Notitie wrg. bij
gesprek > Nee. Op deze manier hoeft u de
koppelingen tussen notities en contactkaarten niet te verwijderen.

Rekenmachine

Selecteer Menu > Kantoor > Rekenm.. Deze rekenmachine heeft een beperkte nauwkeurigheid
en is ontworpen voor eenvoudige berekeningen.
Als u een berekening wilt maken, voert u het eerste getal van de berekening in. Selecteer een functie in de functielijst, bijvoorbeeld optellen of aftrekken. Voer het tweede getal van de berekening in en selecteer =. De berekeningen worden uitgevoerd in de ingevoerde volgorde. De uitkomst van de berekening blijft in het bewerkingsveld staan en kan worden gebruikt als eerste getal voor een nieuwe berekening.
Het apparaat slaat de uitkomst van de laatste berekening in het geheugen op. Als u de rekenmachine afsluit of het apparaat uitschakelt, wordt het geheugen niet gewist. Als u na het openen van de rekenmachine de laatst opgeslagen uitkomst wilt ophalen, selecteert u Opties >
Laatste resultaat.
Als u de uitkomst van een berekening wilt opslaan, selecteert u Opties > Geheugen > Opslaan.
Als u de uitkomst van een berekening uit het geheugen wilt ophalen en gebruiken in een berekening, selecteert u
Opties > Geheugen > Oproepen.

Bestandsbeheer

Met Bestandsbeheer kunt u de inhoud en eigenschappen van bestanden en mappen op het apparaatgeheugen en de geheugenkaart beheren. U kunt bestanden en mappen openen, maken, verplaatsen, kopiëren, verzenden, zoeken en een andere naam geven. Door copyrightbescherming is het mogelijk dat bepaalde bestanden niet kunnen worden verzonden.
Open het tabblad voor het apparaat of het tabblad voor de geheugenkaart.
Als u meerdere bestanden wilt selecteren, gaat u naar elk bestand en selecteert u Opties > Markeringen aan/
uit > Markeren.
Als u de geselecteerde bestanden wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden.
Als u bestanden wilt verplaatsen of kopiëren naar een andere map, selecteert u Opties > Verplaats naar map of Kopiëren naar map. Standaardmappen zoals Geluidsclips in de Galerij kunnen niet worden verplaatst.
Als u naar bestanden wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Voer de zoektekst in en druk op de
navigatietoets. De mappen en bestanden waarvan de naam de zoektekst bevat, worden weergegeven.
71
Als u informatie over het geselecteerde bestand wilt weergeven, selecteert u Opties > Details. Als u online meer informatie over het bestand wilt weergeven, selecteert u Opties > Aanvullende details.
Als u bestanden naar een compatibel apparaat wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden en de verzendmethode.

Quickoffice

Selecteer Menu > Kantoor > Quickoffice. Quickoffice bestaat uit Quickword voor Microsoft Word,
Quicksheet voor Microsoft Excel, Quickpoint voor Microsoft PowerPoint en Quickmanager voor de aanschaf van software. U kunt documenten (*.doc, *.xls, en *.ppt) voor Microsoft Office 2000, XP en 2003 met Quickoffice weergeven. Als u beschikt over de editorversie van Quickoffice, kunt u ook bestanden bewerken.
Niet alle bestandsindelingen en functies worden ondersteund.

Werken met bestanden

Als u een bestand wilt openen, gaat u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets.
Als u bestanden op type wilt sorteren, selecteert u
Opties > Sorteren op.
Als u de gegevens van een bestand wilt weergeven, selecteert u Opties > Details. De gegevens omvatten onder meer de naam, grootte en locatie van het bestand, alsmede de datum en tijd waarop het bestand voor het laatst is gewijzigd.
72

Nokia Team Suite

Selecteer Menu > Kantoor > Teams. Met Nokia Team Suite kunt u teams maken, bewerken en
verwijderen en berichten verzenden, de webpagina's en communicatiegeschiedenis van teams bekijken en telefoongesprekken voeren met teams.

Werken met teams

Als u een nieuw team wilt maken, selecteert u Opties >
Team > Nieuw. Geef het team een naam en voer indien
nodig de gegevens in voor de conferentiegesprekdienst. Selecteer vervolgens de leden voor het team.
Als u een actie wilt selecteren, selecteert u eerst het team waarop u de actie wilt toepassen en gaat u vervolgens naar de actiebalk en selecteert u de gewenste actie. Als u de actie niet op alle teamleden wilt toepassen, opent u het team en selecteert u de gewenste leden. Vervolgens selecteert u de actie.
Als u meer acties wilt zoeken dan de acties die op de actiebalk worden
weergegeven, selecteert u Opties > Acties. De volgende acties zijn beschikbaar:
Oproep — Voer een telefoongesprek met het team of
de geselecteerde teamleden. De teamleden worden een voor een opgebeld en in de wacht gezet totdat de gesprekken kunnen worden samengevoegd in een conferentiegesprek (netwerkdienst). Het maximumaantal deelnemers is afhankelijk van de netwerkdienst.
Ber. opstellen — Stuur het geselecteerde team of de
geselecteerde teamleden een SMS-bericht, multimediabericht of e-mailbericht.
Confer.dienst bellen — Bel de
conferentiegesprekdienst (netwerkdienst) die voor het geselecteerde team is gedefinieerd.
Communic.logboek — Geef het
communicatielogboek weer voor het team of de geselecteerde teamleden.
Act. notities — Schrijf en lees notities betreffende het
team.
Zoeken in team — Zoek naar gegevens die verband
houden met het team of teamleden.
Push to talk — Communiceer via PTT (Push to Talk,
netwerkdienst) met het team of de geselecteerde teamleden.
Webbookmarks team — Open de map met
bookmarks die de webpagina's van het team bevat.

Teams bewerken

Als u teamleden wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Deelnemers > Toevoegen.
Als u teamleden wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Deelnemers > Verwijderen.
Als u de gegevens van een lid wilt bewerken, selecteert u
Opties > Deelnemers > Bewerken.
Als u wilt zien tot welk team een lid behoort, selecteert u
Opties > Deelnemers > Behoort bij teams.

De instellingen van Nokia Team Suite

Als u wilt instellen of de afbeeldingen van teamleden op het scherm moeten worden weergegeven, selecteert u
Opties > Instell. > Contactafb. tonen.
Als u de instellingen voor de plug-in wilt definiëren, selecteert u Opties > Instell. > Plug-in-instellingen. Deze instelling is alleen beschikbaar als er plug-ins zijn die geconfigureerd moeten worden.

De instellingen van de actiebalk

Selecteer Opties > Instell. > Items actiebalk.
Selecteer de acties van de knoppen die u op de actiebalk wilt weergeven. Als u acties wilt verbergen, heft u de selectie ervan op.
Als u de volgorde van de actieknoppen wilt wijzigen, selecteert u eerst een actie en vervolgens Opties > Naar
boven, Naar beneden, Naar begin of Naar einde.
73
Tip: Als u niet alle acties selecteert voor weergave
op de actiebalk, kunt u de acties nog wel gebruiken door Opties > Acties te selecteren.

Conversieprogramma

Selecteer Menu > Kantoor > Omrekenen. Het conversieprogramma heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kan sprake zijn van afrondingsfouten.

Afmetingen converteren

1. Ga naar het veld Type en selecteer Opties >
Conversietype om een lijst met afmetingen te
openen. Selecteer de te gebruiken afmeting en selecteer OK.
2. Ga naar het eerste veld Eenheid en selecteer Opties >
Selecteer eenheid. Selecteer de eenheid die u wilt
converteren en selecteer OK. Ga naar het volgende veld
Eenheid en selecteer vervolgens de eenheid waarin u
wilt converteren.
3. Ga naar het eerste veld Aantal en voer de waarde in die u wilt converteren. In het andere veld Aantal wordt automatisch de geconverteerde waarde weergegeven.
74

Basisvaluta en wisselkoers instellen

Wanneer u de basisvaluta wijzigt, moet u de nieuwe wisselkoersen invoeren, aangezien alle eerder ingestelde koersen op nul worden teruggezet.
Voordat u valuta kunt converteren, moet u een basisvaluta instellen en wisselkoersen invoeren. De koers van de basisvaluta is altijd 1. De basisvaluta bepaalt de wisselkoers van de andere valuta.
1. Als u de wisselkoers voor de valuta-eenheid wilt
instellen, gaat u naar het veld Type en selecteert u
Opties > Wisselkoersen.
2. Ga naar het valutatype en voer de wisselkoers in die u wilt instellen voor één valuta-eenheid.
3. Als u de basisvaluta wilt wijzigen, gaat u naar de valuta en selecteert u Opties > Basisvaluta.
4. Selecteer Gereed > Ja om de wijzigingen op te slaan.
Wanneer u alle benodigde wisselkoersen hebt ingevoerd, kunt u valuta converteren.

Zipbeheer

Selecteer Menu > Kantoor > Zip. Met Zipbeheer kunt u het volgende doen: nieuwe
archiefbestanden maken waarin u gecomprimeerde .zip­bestanden kunt opslaan; één of meer gecomprimeerde bestanden of mappen toevoegen aan een archief; het wachtwoord voor beveiligde archieven instellen, wissen of wijzigen; en instellingen wijzigen, zoals het compressieniveau en codering voor bestandsnamen.
U kunt de archiefbestanden in het geheugen van het apparaat of op de geheugenkaart opslaan.

PDF-lezer

Selecteer Menu > Kantoor > Adobe Reader. Met de pdf-lezer kunt u pdf-documenten lezen op het
scherm van het apparaat, zoeken naar tekst in de documenten, instellingen als zoomfactor en paginaweergaven aanpassen, en pdf-bestanden via e­mail verzenden.

Afdrukken

U kunt vanaf het apparaat berichten of bestanden afdrukken, voorbeelden van afdruktaken bekijken, opties voor de pagina-indeling definiëren, een printer selecteren en gegevens afdrukken naar een bestand. Mogelijk kunnen niet alle berichten worden afgedrukt, zoals multimediaberichten of andere speciale berichten.

Bestanden afdrukken

Als u een printer voor uw apparaat wilt configureren, selecteert u Menu > Kantoor > Printers > Opties >
Toevoegen. Als u de printer wilt instellen als
standaardprinter, selecteert u Opties > Als standaard. Voordat u begint met afdrukken moet uw apparaat op de
juiste wijze op de printer zijn aangesloten.
Als u een bericht of bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties > Afdrukken.
Als u naar een bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties > Afdrukopties > Afdrukken naar bestand en
bepaalt u de locatie voor het bestand. Als u de afdrukopties wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Afdrukopties. U kunt de printer selecteren die u wilt
gebruiken, het aantal exemplaren en het paginabereik dat u wilt afdrukken.
Als u de pagina-indeling wilt wijzigen voordat u begint met afdrukken, selecteert u Opties > Afdrukopties >
Pagina-instelling. U kunt het papierformaat en de
afdrukstand wijzigen, de marges definiëren en een koptekst en voettekst invoegen. De maximumlengte van de koptekst en voettekst is 128 tekens.
Als u een voorbeeld van een bestand of bericht wilt bekijken voordat u het afdrukt, selecteert u Opties >
Afdrukopties > Voorbeeld.

Afdrukopties

Open een bestand of bericht en selecteer Opties >
Afdrukopties.
Definieer de volgende opties:
Printer — Selecteer een beschikbare printer in de lijst.
Afdrukken — Selecteer Alle pagina's, Even
pagina's of Oneven pagina's als het afdrukbereik.
Afdrukbereik — Selecteer Pagina's in bereik,
Huidige pagina of Gedefin. pagina's als het
paginabereik.
Aantal exemplaren — Selecteer het aantal
exemplaren dat u wilt afdrukken.
75
Afdrukken naar bestand — Selecteer de optie voor
afdrukken naar een bestand en bepaal de locatie voor het bestand.

Printerinstellingen

Selecteer Menu > Kantoor > Printers.
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties > Toevoegen.
Definieer de volgende opties:
Printer — Voer een naam in voor de printer.
Stuurprogramma — Selecteer een stuurprogramma
voor de printer.
Drager — Selecteer een drager voor de printer.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt.
Poort — Selecteer de poort.
Host — Definieer de host.
Gebruiker — Voer de gebruiker in.
Wachtrij — Voer de wachtrij in.
Afdrukstand — Selecteer de afdrukstand.
Papierformaat — Selecteer het papierformaat.

Wekker

Open het tabblad voor de wekker.
Als u een alarm wilt instellen, selecteert u Opties > Alarm
instellen. Als een alarm is ingesteld, wordt
weergegeven.
Als u het alarm wilt uitschakelen, selecteert u Stop of
Snooze om het alarm gedurende 5 minuten te
onderbreken. Als het tijdstip voor het alarmsignaal is aangebroken terwijl het apparaat is uitgeschakeld, schakelt het apparaat zichzelf in en wordt het waarschuwingssignaal afgespeeld. Als u Stop selecteert, wordt u gevraagd of het apparaat moet worden geactiveerd voor oproepen. Selecteer Nee als u het apparaat wilt uitschakelen of Ja als u het apparaat wilt gebruiken om te bellen en gebeld te worden. Selecteer niet Ja wanneer het gebruik van draadloze telefoons storingen of gevaar kan opleveren.
Als u de alarmtijd wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Alarm opn. instellen.
Als u het alarm wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Alarm verwijderen.

Klok

Selecteer Menu > Kantoor > Klok. In Klok kunt u uw lokale tijd- en tijdzonegegevens
weergeven, alarmsignalen instellen en bewerken, of de instellingen voor datum en tijd wijzigen.
76

Wereldklok

Open het tabblad voor de wereldklok om de tijd in verschillende steden weer te geven.
Als u een stad wilt toevoegen aan de wereldklokweergave, selecteert u Opties > Stad toevoegen.
Als u de stad wilt wijzigen die bepalend is voor de tijd en datum op uw apparaat, selecteert u Opties > Instellen
als huidige stad. De stad wordt weergegeven in de
hoofdweergave van de klok en de tijd op het apparaat wordt aangepast aan de geselecteerde stad. Controleer of de tijd klopt en overeenkomt met uw huidige tijdzone.

Klokinstellingen

Selecteer Opties > Instellingen.
Als u de datum of tijd wilt wijzigen, selecteert u Tijd of
Datum.
Als u de klok die wordt weergegeven in de stand-by modus wilt wijzigen, selecteert u Type klok > Analoog of
Digitaal.
Als u wilt instellen dat de tijd en tijdzonegegevens op uw apparaat worden aangepast door het mobiele telefoonnetwerk (netwerkdienst), selecteert u Tijd via
netw.operator > Autom. aanpassen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u
Alarmtoon klok.

Notities schrijven en verzenden

Als u een notitie wilt schrijven, begint u gewoon tekst in te voeren. De notitie-editor wordt dan automatisch geopend.
Als u een notitie wilt openen, gaat u naar de desbetreffende notitie en drukt u op de navigatietoets.
Als u een notitie wilt verzenden naar andere apparaten, selecteert u Opties > Zenden.
Als u een notitie wilt synchroniseren of de synchronisatieopties ervoor wilt instellen, selecteert u
Opties > Synchronisatie. Selecteer Starten om
synchronisatie te initialiseren of Instellingen om de synchronisatie-instellingen voor de notitie te definiëren.
Draadloos toetsenbord

Notities

Selecteer Menu > Kantoor > Notities. U kunt notities maken en verzenden naar andere
compatibele apparaten en u kunt ontvangen tekstbestanden (indeling .txt) opslaan in Notities.
van Nokia
Draadloze toetsenborden zijn verkrijgbaar als afzonderlijke toebehoren. Via de toepassing voor het draadloze toetsenbord kunt u het draadloze toetsenbord van Nokia of een ander compatibel draadloos toetsenbord dat het Human Interface Devices (HID)-profiel van Bluetooth ondersteunt, instellen voor gebruik met het apparaat.
1. Ga als volgt te werk om Bluetooth-connectiviteit op het
apparaat te activeren: selecteer Menu > Connect. >
Bluetooth > Bluetooth > Aan. Zorg ervoor dat
77
Waarneembrh. tel. > Waarneembaar is
ingeschakeld.
2. Schakel het toetsenbord in.
3. Selecteer Menu > Kantoor > Drdls tts.brd.
4. Als u wilt zoeken naar apparaten met Bluetooth-
connectiviteit, selecteert u Opties > Toetsenbord
zoeken.
5. Selecteer het toetsenbord uit de lijst en druk op de navigatietoets om de verbinding te starten.
6. Als u het toetsenbord wilt koppelen aan het apparaat, voert u op het apparaat een eigen toegangscode in (1 tot 9 tekens) en voert u dezelfde toegangscode in op het toetsenbord.
7. Als u wordt gevraagd naar een toetsenbordindeling, selecteert u er een uit de lijst op het apparaat.
Als de naam van het toetsenbord wordt weergegeven, wijzigt de status naar Toetsenbord verbonden terwijl de indicator van het toetsenbord langzaam knippert; het toetsenbord is klaar voor gebruik.
Raadpleeg de handleiding van het toetsenbord voor meer informatie over het gebruik en onderhoud ervan.
78

Vrije tijd

Op uw apparaat bevindt zich een aantal mediatoepassingen voor zakelijk gebruik en als vrijetijdsbesteding.

Camera

In dit gedeelte wordt de camera van uw E51-1 (RM-244) apparatuur beschreven.
Selecteer Menu > Media > Camera.

Een afbeelding vastleggen

Uw apparaat ondersteunt een beeldresolutie van ten hoogste 1600x1200 pixels. De beeldresolutie kan in deze documentatie anders zijn weergegeven.
Als u een afbeelding wilt vastleggen, gebruikt u het scherm als zoeker, richt u het apparaat op het onderwerp en drukt u op de navigatietoets. Het apparaat slaat de afbeelding in de standaardmap op, of in de map die u heeft gedefinieerd.
Tip: Als u wilt in- of uitzoomen voordat u een foto maakt, drukt u de navigatietoets omhoog of omlaag.
Als u de vastgelegde afbeelding niet wilt bewaren, selecteert u Opties > Verwijderen. Selecteer Terug om
terug te gaan naar de zoeker en nog een afbeelding vast te leggen. Als u een afbeelding uit de Galerij wilt weergeven, dan selecteert u Opties > Ga naar Galerij.
Als het licht slecht is, dan selecteert u Opties >
Nachtmodus voordat u een afbeelding vastlegt.
Als u de afbeelding wilt aanpassen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Witbalans of Kleurtoon.
Als u een reeks afbeeldingen wilt vastleggen, selecteert u
Opties > Reeksmodus. De camera legt dan zes
afbeeldingen na elkaar vast.
Als u getimede afbeeldingen wilt vastleggen, dan selecteert u Opties > Zelfontspanner, vervolgens de gewenste time-out, en dan drukt u op Activeren. De camera legt dan een afbeelding vast als de time-out is verstreken.
Tip: Als u snel toegang wilt hebben tot de verschillende cameramodi, dan selecteert u
Opties > Werkbalk weergeven.
Als u de vastgelegde afbeeldingen wilt weergeven, selecteert u Menu > Media > Galerij >
Afbeeldingen.
79

Een videoclip opnemen

1. Ga naar het videotabblad om de videorecorder te activeren.
2. Druk op de navigatietoets om de opname van een videoclip te starten. De resterende opnametijd wordt bovenaan het scherm weergegeven.
3. Als u de opname wilt onderbreken, selecteert u
Pauze. Als u de opname wilt hervatten, selecteert u Doorgaan.
4. Als u de opname wilt stoppen, selecteert u Stop. Het apparaat slaat de videoclip in de standaardmap op, of in de map die u heeft gedefinieerd.
5. Als u de opgeslagen videoclip niet wilt bewaren, selecteert u Opties > Verwijderen. Selecteer Terug om terug te gaan naar de zoeker en nog een video op te nemen. Selecteer Opties > Afspelen als u de videoclip in de RealPlayer-toepassing wilt weergeven.

Camera-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen.
Voor het aanpassen van de afbeeldingskwaliteit, het instellen of afbeeldingen na het vastleggen op het scherm zichtbaar blijven, en het wijzigen van de resolutie, de standaardnaam of het geheugen waarop u nieuwe afbeeldingen opslaat, selecteert u Afbeelding.
Als u de lengte, resolutie en standaardnaam van de door u opgenomen video's of het geheugen waarop u ze wilt opslaan, wilt wijzigen, dan selecteert u Video.
80

Galerij

Selecteer Menu > Media > Galerij. Gebruik de Galerij voor het openen van verschillende
soorten media, zoals afbeeldingen, video's, muziek en geluiden. Alle weergegeven afbeeldingen en video's en alle ontvangen muziek en geluiden worden automatisch opgeslagen in de Galerij. Geluidsfragmenten worden geopend in de Music Player en videoclips en streaming­koppelingen worden geopend in de toepassing RealPlayer. Afbeeldingen worden geopend in de weergave voor afbeeldingen.

Werken met mediabestanden en mappen

U opent een bestand of map door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u een bestand en dan Opties > Organiseren > Nieuwe map. U kunt geen mappen binnen mappen maken.
Als u bestanden wilt kopiëren of verplaatsen, selecteert u een bestand en Opties > Organiseren > Verplaatsen
naar map, Nieuwe map, Verpl. naar geh.kaart, Kop. naar geh.kaart, Kop. naar telef.geh. of Verpl. naar telef.geh..
Als u bestanden naar de Galerij wilt downloaden met de browser, selecteert u Afbld. downldn, Video's downl.,
Tracks downldn of Geluiden dwnl.. De browser wordt
geopend en u kunt een bookmark kiezen of het adres van de downloadsite invoeren.
Als u een bestand wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Schrijf het item dat u zoekt. Bestanden die aan
de zoekterm voldoen worden weergegeven.

Afbeeldingen weergeven

Als u een afbeelding wilt openen om deze te bekijken, selecteert u Opties > Openen.
Als u de vorige of volgende afbeelding wilt openen om deze te bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
Als u de afbeelding op het scherm wilt vergroten, selecteert u Opties > Inzoomen. Als u de afbeelding op het scherm wilt verkleinen, selecteert u Uitzoomen.
Als u de afbeelding in een volledig scherm wilt weergeven, selecteert u Opties > Volledig scherm. Als u wilt terugkeren naar de normale weergave, selecteert u
Opties > Normaal scherm.
Als u de afbeelding wilt draaien, selecteert u Opties >
Roteren. Selecteer Naar rechts om de afbeelding 90
graden rechtsom te draaien en Naar links om de afbeelding 90 graden linksom te draaien.

Afbeeldingbestanden beheren

Als u uitvoerige informatie over de afbeelding wilt weergeven, selecteert u Opties > Gegevens bekijken.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode.
Als u de naam van de afbeelding wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Als u de afbeelding wilt instellen als achtergrondafbeelding, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Inst. als achtergrond.
Als u de afbeeldilng aan een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken >
Toewijzen aan contact. De toepassing Contacten wordt
geopend en u kunt het contact voor de afbeelding selecteren.

Online delen

Selecteer Menu > Media > Online delen. U kunt afbeeldingen en videoclips met anderen delen via
compatibele onlinealbums, blogs of via onlineservices op internet. U kunt materiaal uploaden, onvoltooide posts opslaan om ze later af te maken en de inhoud van albums weergeven. Welke typen inhoud worden ondersteund, kan per serviceprovider verschillen.
Om bestanden online te kunnen delen, moet u een account hebben bij een onlineservice voor het delen van bestanden. Meestal kunt u zich op dergelijke services abonneren via de webpagina van uw serviceprovider. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.

Afbeeldingen online delen

Als u een bestand in de Galerij wilt uploaden naar een onlineservice, selecteert u Menu > Galerij, selecteert u het gewenste bestand en selecteert u Opties > Zenden >
Posten naar web.
81

RealPlayer

Selecteer Menu > Media > RealPlayer. RealPlayer kan videoclips en audiobestanden afspelen die
in het geheugen van het apparaat of op een geheugenkaart zijn opgeslagen, die via e-mail of een compatibele pc naar het apparaat zijn overgebracht, of die vanaf het web op het apparaat worden afgespeeld. De ondersteunde bestandsindelingen zijn onder andere MPEG-4, MP4 (geen streaming), 3GP, RV, RA, AMR en Midi. RealPlayer ondersteunt niet altijd alle varianten van een mediabestandsindeling.

Videoclips en streaming media afspelen

Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een videoclip of audiobestand wilt afspelen, selecteert u Opties > Openen > Recente clips om een van de zes laatst afgespeelde clips te kiezen, of
Opgeslagen clip om te bladeren naar een clip of om een
webkoppeling te openen. Selecteer Afspelen.
Als u streaming media wilt afspelen, selecteert u een webkoppeling naar een clip en selecteert u Afspelen, of brengt u een verbinding met internet tot stand, bladert u naar een videoclip of audiobestand en selecteert u
Afspelen. RealPlayer herkent twee typen koppelingen:
URL's van het type rtsp:// en URL's van het type http:// die
82
naar een bestand in RAM-indeling verwijzen. Voordat het
mediabestand wordt afgespeeld, moet het apparaat een verbinding tot stand brengen met een website en de inhoud in de buffer plaatsen. Als een probleem met de netwerkverbinding een afspeelfout veroorzaakt, probeert RealPlayer automatisch opnieuw verbinding te maken met het internettoegangspunt.
Als u het volume tijdens het afspelen wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Als u tijdens het afspelen vooruit wilt spoelen, houdt u de navigatieknop omhoog gedrukt. Als u tijdens het afspelen wilt terugspoelen, houdt u de navigatieknop omlaag gedrukt.
Als u het afspelen of streamen wilt beëindigen, selecteert u Stoppen. Het in de buffer plaatsen of verbinden met de streaming-site stopt, het afspelen van de clip stopt en de clip wordt teruggespoeld naar het begin.
Als u videoclips van het web wilt downloaden, selecteert u Opties > Video's downloaden.
Als u de videoclip in het volledige scherm wilt weergeven, selecteert u Opties > Op volledig scherm. Als u het volledige scherm gebruikt, wordt het beeld zo groot mogelijk weergegeven met behoud van de verhoudingen.
Tip: Druk op 2 op het toetsenbord om snel te schakelen tussen het gewone scherm en het volledige scherm.

Audiobestanden en videoclips verzenden

Als u een mediaclip naar een compatibel apparaat wilt overbrengen, selecteert u Opties > Zenden. Selecteer de verzendmethode.
Als u een mediaclip in een bericht wilt verzenden, stelt u een multimediabericht op, selecteert u de clip die u wilt toevoegen en selecteert u Object invoegen >
Videoclip of Geluidsclip.

Muziekspeler

Selecteer Menu > Media > Muziekspeler. Met de Muziekspeler kunt u luisteren naar
muziekbestanden en tracklijsten maken en afspelen. De Muziekspeler ondersteunt bestanden met de extensie MP3 en AAC.

Muziek beluisteren

Gegevens over een mediaclip weergeven

Als u de eigenschappen van een video- of audiobestand of een webkoppeling wilt weergeven, selecteert u het desbetreffende item en selecteert u Opties > Gegevens
clip. De gegevens kunnen bijvoorbeeld de bitsnelheid of
de webkoppeling van een streaming-bestand omvatten.
Als u bestandsbeveiliging voor een mediaclip wilt inschakelen, selecteert u Opties > Gegevens clip >
Status > Opties > Wijzigen. Bestandsbeveiliging
voorkomt dat anderen het bestand wijzigen.

Instellingen voor RealPlayer

U kunt de RealPlayer-instellingen ontvangen in een bericht van uw serviceprovider.
Als u de instellingen handmatig wilt definiëren, selecteert u Opties > Instellingen > Video of Streaming.
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een track wilt beluisteren selecteert u Opties >
Muziekbibliotheek. Alle tracks geeft een lijst van alle
muziek op uw apparaat. Als u gesorteerde liedjes wilt weergeven, selecteert u Albums, Artiesten, Genres, of
Componisten.
Als u de track wilt afspelen, selecteert u Opties >
Afspelen. Als u het afspelen wilt onderbreken, navigeert
u naar
Als u de track vooruit- of terug wilt spoelen, navigeert u omhoog of omlaag en houdt u dit vast.
Als u de vorige of volgende track wilt selecteren, navigeert u omhoog of omlaag.
en drukt u op de navigatietoets.
83
U past het muziekvolume aan door naar links of rechts te navigeren. Als u het volume wilt dempen, navigeert u naar links totdat het volume is gedempt.
Als u een track wilt stoppen, navigeert u naar u op de navigatietoets.
Als u de tracks herhaaldelijk wilt afspelen, selecteert u
Opties > Herhalen. Selecteer Alle om alle tracks in de
huidige map te herhalen, Eén om de geselecteerde track te herhalen, of Uit om het herhalen uit te schakelen.
Als u muziek in willekeurige volgorde wilt afspelen, selecteert u een map en Opties > Willekeurig
afspelen.
Als u muziekbestanden hebt toegevoegd aan of verwijderd van het apparaat, werkt u de muziekbibliotheek bij. Selecteer Opties > Muziekbibl.
bijwerken. De muziekspeler doorzoekt het
apparaatgeheugen op muziekbestanden, en werkt aan de hand hiervan de muziekbibliotheek bij.
Als u trackgegevens wilt weergeven, selecteert u Opties >
Details bekijken.

Tracklijsten

U kunt een nieuwe tracklijst maken en er tracks aan toevoegen, of een opgeslagen tracklijst selecteren.
Als u een nieuwe tracklijst wilt maken, selecteert u
Opties > Muziekbibliotheek > Tracklijsten > Opties > Nieuwe tracklijst.
Als u een track aan een tracklijst wilt toevoegen, opent u de tracklijst en selecteert u Opties > Tracks
84
toevoegen.
en drukt

Muziekcategorieën

Als u muziekcategorieën wilt weergeven, selecteert u
Opties > Muziekbibl. > Artiesten, Albums, Genres, or Componisten.
Als u alle muziektracks in een subcategorie wilt weergeven, navigeert u naar een subcategorie, en selecteert u Opties > Afspelen.
Als u een track in een subcategorie wilt weergeven, gaat u naar de subcategorie en drukt u op de navigatietoets.
Als u alle muziektracks uit een subcategorie wilt toevoegen aan een nieuwe of opgeslagen tracklijst of een tracklijst die u momenteel afspeelt, selecteert u Opties >
Tvgn aan tracklijst.
Als u alle tracks wilt verwijderen uit een categorie of subcategorie, selecteert u Opties > Verwijderen.
Standaard frequentie­instellingen
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler > Opties >
Ga naar Afspelen > Opties > Equalizer.
Als u een preset voor een frequentie-instelling wilt gebruiken bij het afspelen van muziek, selecteert u de gewenste frequentie-instelling en selecteert u Opties >
Activeren.
Als u de frequentie van een preset wilt aanpassen, selecteert u Opties > Bewerken, selecteert u een frequentieband en navigeert u omhoog of omlaag om de waarde te verhogen of verlagen. De aangepaste frequentie is onmiddellijk hoorbaar bij het afspelen.
Als u de oorspronkelijke waarden van de frequentiebanden wilt herstellen, selecteert u Opties >
Std.waarden herst..
Als u uw eigen frequentie-instelling wilt definiëren, selecteert u Opties > Nwe voorinstelling. Geef een naam op voor de frequentie-instelling. Druk de joystick omhoog of omlaag om te schakelen tussen de verschillende frequentiebanden en stel voor elke band de gewenste frequentie in.

Een opname afspelen

Als u de zojuist gemaakte geluidsclip wilt beluisteren, selecteert u Afspelen. De voortgangsbalk geeft de afspeeltijd, afspeelpositie en tijdsduur van de geluidsclip aan. Als u het afspelen wilt annuleren, selecteert u Stop.
Als u het afspelen van een opgenomen clip wilt onderbreken, selecteert u Pauze. Het afspelen wordt hervat wanneer u Afspelen selecteert.

Dictafoon

Selecteer Menu > Media > Dictafoon. Met de toepassing Dictafoon kunt u een gesproken memo
van maximaal 60 minuten opnemen. U kunt de opname als geluidsclip opslaan en afspelen. Dictafoon ondersteunt de bestandsindeling AMR.
U kunt ook op de spraaktoets drukken om de toepassing Dictafoon te openen. Als u zich hebt aangemeld voor PTT (Push to Talk), werkt de spraaktoets echter als PTT-toets en wordt Dictafoon hierdoor niet geopend.

Een geluidsclip opnemen

Als u een geluidsclip wilt opnemen, selecteert u Opties >
Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als u de opname
wilt onderbreken en Opnemen als u de opname wilt hervatten. Wanneer u klaar bent met opnemen, selecteert u Stop. De geluidsclip wordt automatisch opgeslagen in de map Geluidsclips in de Galerij.

Dictafooninstellingen

De opnamen worden automatisch opgeslagen in het apparaatgeheugen, tenzij u de standaardlocatie wijzigt. Gewijzigde instellingen zijn van toepassing op alle opnamen die u na de wijziging maakt of ontvangt.
Als u de standaardlocatie van opgeslagen spraakopnamen wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Gebruikt geheugen.
Als u de opnamekwaliteit wilt instellen, selecteert u
Opties > Instellingen > Opnamekwaliteit. Als u Hoog selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als
wav-bestand en is de maximale lengte van de clip 60 minuten. Als u MMS-compatibel selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als amr-bestand en is de maximale lengte van de clip 1 minuut.

Chat

Selecteer Menu > Connect. > Chatten. Met chat (netwerkdienst) kunt u door middel van
chatberichten gesprekken voeren met anderen mensen en
85
deelnemen aan discussiefora met specifieke thema's. Diverse serviceproviders bieden chatservers waarbij u zich kunt aanmelden nadat u zich hebt geregistreerd bij een chatdienst. Serviceproviders ondersteunen niet alle dezelfde functies.
Als chat niet beschikbaar is bij uw serviceprovider, verschijnt het mogelijk niet in het menu van uw apparaat. Informeer bij uw serviceprovider voor meer informatie over het registreren voor chatdiensten en de kosten daarvan. Informeer bij uw serviceprovider over chatinstellingen.
Mogelijk ontvangt u de instellingen in een speciaal SMS­bericht van de serviceprovider die de chatdienst biedt. Zo niet, dan geeft u de instellingen handmatig op.

Chatinstellingen definiëren

Als u de instellingen van de chattoepassing wilt definiëren, selecteert u Opties > Instellingen >
Chatinstellingen. U kunt bijvoorbeeld uw schermnaam
en chatsignaaltonen instellen.
Als u met chatgebruikers wilt converseren en uw chatcontacten wilt bekijken en bewerken, moet u zich aanmelden bij een chatserver. Als u een chatserver wilt toevoegen, selecteert u Opties > Instellingen >
Servers. Vraag uw serviceprovider naar de juiste
instellingen. Als u de server wilt instellen als server waarbij het apparaat zich automatisch aanmeldt, selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardserver.
Als u wilt bepalen op welke manier het apparaat verbinding maakt met de chatserver, selecteert u
Opties > Instellingen > Login-type chat. Als u
86
automatisch een verbinding tot stand wilt brengen tussen
het apparaat en de standaardserver, selecteert u
Automatisch. Als u de verbinding alleen bij uw eigen
netwerk automatisch tot stand wilt laten brengen, selecteert u Aut. bij thuisntw. Als u bij het openen van de toepassing verbinding met de server wilt maken, selecteert u Bij start toep.. Als u handmatig verbinding met de server wilt maken, selecteert u Handmatig en meldt u zich in de hoofdweergave bij de server aan door
Opties > Aanmelden te selecteren. Voer uw gebruikers-
ID en wachtwoord in wanneer u daarom wordt gevraagd. Uw gebruikersnaam, wachtwoord en andere aanmeldingsinstellingen ontvangt u van uw serviceprovider wanneer u zich registreert.

Een gesprek beginnen

Open Gesprekken.
Als u wilt zoeken naar chatgebruikers en chatgebruikers­ID's, selecteert u Chatcontacten > Opties > Nieuw
chatcontact > Zoeken. U kunt zoeken op Gebruikersnaam, Gebruikers-ID, Telefoonnummer en E-mailadres.
Als u een gesprek wilt weergeven, selecteert u de desbetreffende gesprekspartner.
Als u een gesprek wilt voortzetten, voert u een bericht in en selecteert u Opties > Verzenden.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken zonder het gesprek te sluiten, selecteert u Terug. Als u het gesprek wilt sluiten, selecteert u Opties > Gesprek
beëindigen.
Als u een nieuw gesprek wilt beginnen, selecteert u
Opties > Nieuw gesprek. U kunt een nieuw gesprek met
een contact beginnen terwijl u in een actief gesprek bent. U kunt echter niet twee actieve gesprekken met één contact voeren.
Als u een afbeelding in een chatbericht wilt invoegen, selecteert u Opties > Afbeelding verzenden en selecteert u de afbeelding die u wilt verzenden.
Als u een gesprekspartner wilt opslaan bij uw chatcontacten, selecteert u Opties > Toev. aan
chatcont..
Als u een gesprek wilt opslaan terwijl u in de gespreksweergave bent, selecteert u Opties > Chat
opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen als een
tekstbestand dat kan worden geopend en weergegeven in de toepassing Notities.

Chatgroepen

Open Chatgroepen. Chatgroepen is alleen beschikbaar als u bij een chatserver bent aangemeld en deze chatgroepen ondersteunt.
Als u een chatgroep wilt maken, selecteert u Opties >
Nwe groep maken.
Als u lid wilt worden van een chatgroep of een groepsgesprek wilt voortzetten, gaat u naar de desbetreffende groep en drukt u op de navigatietoets. Voer een bericht in en selecteer Opties > Verzenden.
Als u lid wilt worden van een chatgroep die niet op de lijst staat maar waarvan u wel de groeps-ID kent, selecteert u
Opties > Aanm. bij nwe groep.
Als u een chatgroep wilt verlaten, selecteert u Opties >
Chatgroep verlaten.
Als u wilt zoeken naar chatgroepen en chatgroep-ID's, selecteert u Chatgroepen > Opties > Zoeken. U kunt zoeken op Groepsnaam, Onderwerp en Deelnemers (gebruikers-ID).
Als u een chatgebruiker aan de groep wilt toevoegen, selecteert u Opties > Deelnr toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de contact­ID in.
Als u een lid uit de chatgroep wilt verwijderen, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u leden rechten voor het bewerken van chatgroepen wilt toekennen, selecteert u Opties > Editor
toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst met
chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in. Chatgebruikers met de juiste rechten kunnen groepsinstellingen bewerken en andere gebruikers uitnodigen om lid te worden van de groep of gebruikers van de groep uitsluiten.
Als u de rechten voor het bewerken van een groep wilt intrekken, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u wilt voorkomen dat bepaalde chatgebruikers lid worden van een groep, selecteert u Opties > Toev. aan
uitsl.lijst. Selecteer een gebruiker in uw lijst met
chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Als u een uitgesloten gebruiker in een groep wilt uitnodigen, selecteert u Opties > Verwijderen.

Gebruikers blokkeren

Selecteer Chatcontacten > Opties > Blokkeeropties >
Blok.lijst bekijken.
87
Als u een geblokkeerde chatgebruiker wilt zoeken, voert u de eerste letters van diens naam in. Namen die aan de zoekterm voldoen, worden in een lijst weergegeven.
Als u berichten van een geblokkeerde chatgebruiker wilt ontvangen, selecteert u Opties > Blokkering opheffen.
Als u geen berichten van andere chatgebruikers wilt ontvangen, selecteert u Opties > Nwe cont.
blokkeren. Selecteer de chatgebruiker in de lijst met
chatcontacten of voer de gebruikers-ID in.

Chattoepassingsinstellingen

Selecteer Opties > Instellingen > Chatinstellingen en definieer de volgende opties:
Schermnaam gebr. — Als u de naam wilt wijzigen
waaronder u bekend bent in chatgroepen, selecteert u
Ja.
Mijn beschikb. weergvn — Stel in of u wilt toestaan
dat alle andere chatgebruikers of alleen uw chatcontacten kunnen zien wanneer u online bent. Selecteer Voor niemand om uw onlinestatus te verbergen.
Berichten toestaan van — Stel in of u chatberichten
kunt ontvangen van alle andere chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat u helemaal geen chatberichten kunt ontvangen.
Uitnodigingn toest. van — Stel in of u uitnodigingen
voor chatgroepen kunt ontvangen van alle andere chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat u helemaal geen uitnodigingen kunt ontvangen.
Schuifsnelh. bericht — Als u de snelheid waarmee
88
nieuwe berichten worden weergegeven wilt verhogen
of verlagen, drukt u de navigatieknop naar links of rechts.
Sorteer chatcontactn — Rangschik uw chatcontacten
alfabetisch of op onlinestatus.
Beschikb. aut. laden — Als u de onlinestatus van uw
chatcontacten automatisch wilt bijwerken, selecteert u
Automatisch.
Offline contacten — Stel in of chatcontacten met een
offlinestatus worden weergegeven in de lijst met chatcontacten.
Kleur eigen berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u verzendt.
Kleur ontv. berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u ontvangt.
Datum/tijd-info tonen — Selecteer Ja om de
ontvangst- of verzendtijd van elk bericht in een gesprek weer te geven.
Chatsignaaltoon — Selecteer het signaal dat wordt
afgespeeld als u een nieuw chatbericht ontvangt.

Flash-speler

Selecteer Menu > Media > Flash-speler. Met de Flash-speler kunt u flash-bestanden die speciaal
zijn gemaakt voor mobiele apparaten weergeven, afspelen en gebruiken.

Flash-bestanden beheren

Plaats een geheugenkaart in uw apparaat om het gebruik van Flash-speler te optimaliseren
Als u een flash-bestand wilt afspelen, gaat u naar het bestand en drukt u op de navigatietoets.
Als u een flash-bestand wilt verzenden naar compatibele apparaten, selecteert u Opties > Verzenden. Het is mogelijk dat bepaalde flash-bestanden niet mogen worden verzonden in verband met copyrightbepalingen.
Als u wilt schakelen tussen flash-bestanden die zijn opgeslagen in het geheugen van het apparaat of op de geheugenkaart, gaat u naar de desbetreffende tabbladen.
Als u de flash-bestandskwaliteit wilt wijzigen, selecteert u Opties > Kwaliteit wanneer het flash-bestand wordt afgespeeld. Als u Hoog selecteert, is het mogelijk dat sommige flash-bestanden onregelmatig en langzaam worden afgespeeld als gevolg van de oorspronkelijke instellingen. Wijzig de kwaliteitsinstelling van dergelijke bestanden in Normaal of Laag om het afspelen te verbeteren.
Als u flash-bestanden wilt ordenen, selecteert u Opties >
Indelen.

Radio

Selecteer Menu > Media > Radio. De kwaliteit van de radio-uitzending is afhankelijk van de
dekking van het radiostation in het bewuste gebied. De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan
de antenne van het draadloze apparaat. Voor het correct functioneren van de FM-radio sluit u een compatibele headset of toebehoren aan op het apparaat.

De radio beluisteren

Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een zender wilt zoeken, selecteert u u de frequentie handmatig wilt instellen, selecteert u
Opties > Handmatig afstemmen.
Als u de beschikbare zenders wilt weergeven op basis van hun locatie, selecteert u Opties > Zenderoverzicht (netwerkdienst).
Als u de huidige zender wilt opslaan in uw zenderlijst, selecteert u Opties > Zender opslaan.
Als u een eerder opgeslagen radiozender wilt beluisteren, selecteert u
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Als u van de hoofdtelefoon wilt overschakelen op de luidspreker, selecteert u Opties > Luidspreker aan.
Als u wilt terugkeren naar de stand-by modus en de FM­radio op de achtergrond wilt laten spelen, selecteert u
Opties > Afsp. in achtergrond.
of .
of . Als
89

Visuele inhoud weergeven

Neem contact op met uw serviceprovider als u de beschikbaarheid en de kosten wilt weten, en als u zich wilt abonneren op de dienst.
Voordat u visuele inhoud kunt weergeven, moet u een internettoegangspunt hebben gedefinieerd in Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding > Toegangspunten.
1. Als u de beschikbare visuele inhoud voor de geselecteerde zender wilt weergeven, selecteert u
Opties > Visuele dienst starten. Als de service-ID
voor Visual Radio niet is opgeslagen voor de zender, voert u deze in, of selecteert u Ophalen om ernaar te zoeken in het zendertelefoonboek (netwerkdienst) .
2. Selecteer de locatie uit het zendertelefoonboek die het dichtst bij u in de buurt is. Als uw apparaat een zender vindt die overeenkomt met de geselecteerde frequentie, wordt de Visual Service-ID ervan getoond. Als u de visuele inhoud ervan wilt weergeven, selecteert u OK.
Als u de zendergegevens wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Zender > Bewerken.

Radio-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze uit de volgende opties:
Starttoon — Geef aan of er een toon moet worden
afgespeeld als de toepassing wordt opgestart.
Autostart dienst — Selecteer Ja, als u wilt dat de
dienst Visual Radio automatisch start zodra u een opgeslagen zender selecteert die de dienst Visual Radio aanbiedt.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt voor de
gegevensverbinding. U heeft geen toegangspunt nodig om de toepassing te gebruiken als een normale FM­radio.
Huidige regio — Selecteer de regio waarin u zich
momenteel bevindt. Deze instelling wordt alleen getoond als er tijdens het opstarten van de toepassing geen netwerkdekking was.

Opgeslagen zenders

Als u de lijst van de door u opgeslagen zenders wilt weergeven, selecteert u Opties > Zenders.
Als u een opgeslagen zender wilt beluisteren, selecteert u
Opties > Zender > Luisteren.
Als u de beschikbare visuele inhoud van een station met de dienst Visual Radio wilt weergeven, selecteert u
Opties > Zender > Visuele dienst starten.
90

Internetradio

Selecteer Menu > Media > Internetradio.

Luisteren naar Internetradiozenders

Als u wilt luisteren naar een radiozender op internet, selecteert u een zender in het zenderoverzicht, zoekt u zenders op naam in de dienst Nokia Internetradio, of
selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Als u de juiste zender hebt gevonden, selecteert u Luisteren.
Druk op de navigatietoets om het afspelen te stoppen. Druk nogmaals op de navigatietoets om het afspelen te hervatten.
Met de volumetoetsen kunt u het volume aanpassen.
Als u zendergegevens wilt weergeven, selecteert u
Opties > Zenderinformatie (niet beschikbaar als u de
zender handmatig hebt opgeslagen).
Als u luistert naar een zender die is opgeslagen in uw favorieten, navigeert u naar links of rechts om naar de vorige of volgende opgeslagen zender te luisteren.
Tip: Met de webtoepassing kunt u bladeren naar zenderkoppelingen. Compatibele koppelingen worden automatisch geopend in de toepassing Internetradio.

Zenders opslaan

Als u uw favoriete zenders wilt weergeven en beluisteren, selecteert u Favorieten.
Als u handmatig een zender wilt toevoegen aan uw favorieten, selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Voer het webadres in van de zender en de naam waaronder de zender verschijnt in de favorietenlijst.
Als u de zender die u nu beluistert wilt toevoegen aan uw favorieten, selecteert u Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u zendergegevens wilt weergeven, naar een zender hoger of lager in de lijst wilt gaan, of een zender wilt verwijderen uit de favorieten, selecteert u Opties >
Zender en de gewenste optie.
Als u uitsluitend zenders wilt weergeven die beginnen met bepaalde letters of cijfers, voert u deze tekens in. De overeenkomende zenders worden weergegeven.

Zenders zoeken

Als u radiozenders wilt zoeken op naam in de dienst Nokia Internetradio, selecteert u Zoeken. Voer in het zoekveld de zendernaam in, of de eerste letters daarvan, en selecteer Zoeken.
Als u de zender wilt beluisteren, selecteert u Luisteren.
Als u de zender wilt opslaan in uw favorieten, selecteert u
Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u nogmaals wilt zoeken, selecteert u Opties >
Opnieuw zoeken.

Instellingen Internetradio

Als u het standaardtoegangspunt wilt selecteren om verbinding te maken met het netwerk selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardtoegangspunt.
Selecteer Altijd vragen als u wilt dat het apparaat vraagt naar het toegangspunt, telkens wanneer u de toepassing opent.
Als u de verbindingssnelheid voor GPRS-packet­gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor GPRS-verb..
Als u de verbindingssnelheid voor 3G-packet­gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor 3G-verbinding.
91
Als u de verbindingssnelheid voor WLAN-verbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Bitrate voor WiFi-verb..
De kwaliteit van de radio-ontvangst hangt af van de verbindingssnelheid die u hebt geselecteerd. Hoe hoger de snelheid, des te beter de kwaliteit. Als u buffering wilt voorkomen, gebruikt u op snelle verbindingen uitsluitend de hoogste kwaliteit.

PTT (Push to Talk)

Selecteer Menu > Connect. > P2T. Push to talk (PTT) (netwerkdienst) biedt directe
spraakcommunicatie, verbonden met een druk op een toets. Met PTT kunt u uw apparaat gebruiken als walkie­talkie.
Met PTT kunt u een gesprek hebben met één persoon of een groep, of deelnemen aan een kanaal. Een kanaal is zoiets als een chatroom: u kunt het kanaal oproepen om te zien of iemand online is. Een oproep naar een kanaal waarschuwt de andere gebruikers niet. Deze nemen naar believen deel aan het kanaal en spreken met elkaar.
In PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de andere gebruikers luisteren via de ingebouwde luidspreker. Gebruikers reageren om de beurt op elkaar. Omdat slechts één gebruiker tegelijk kan spreken, is de maximale duur van een spreekbeurt beperkt. Bij uw serviceprovider kunt u informeren hoe lang de duur van de spreekbeurt voor uw netwerk is.
92

PTT-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen en Gebr.instellingen om uw voorkeuren voor PTT op te geven of
Verbindingsinstellingen om de verbindingsgegevens te
wijzigen. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Tip: Het is ook mogelijk dat u de instellingen ontvangt in een speciaal SMS-bericht van de provider van de PTT-dienst.

Aanmelden bij de PTT-dienst

Als u in Toepassing starten de optie Gebr.instellingen hebt ingeschakeld, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst wanneer PTT wordt gestart. Als u dit niet hebt gedaan, moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich handmatig bij de PTT-dienst wilt aanmelden, selecteert u Opties > P2T inschakelen.
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat is ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een oproep actief is, kunt u geen PTT-oproepen plaatsen of ontvangen.

Een PTT-oproep plaatsen

Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een PTT-oproep wilt plaatsen, selecteert u Opties >
P2T-contacten. Vervolgens selecteert u een of meer
contacten in de lijst en drukt u op de spraaktoets. Tijdens
de oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien. Op het scherm kunt u zien wanneer u aan de beurt bent om te spreken. Spreek in de richting van de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw handen. Houd de spraaktoets ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de PTT-oproep te beëindigen.
Wanneer u een PTT-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets om de oproep te beantwoorden of op de eindetoets om de oproep te negeren.
Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert u meerdere contacten en vervolgens Opties > P2T-
grpsopr. plaatsen.
Als u het contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een PTT­oproep aan de afzender wilt plaatsen, drukt u op de spraaktoets.

Geplaatste PTT-oproepen

Selecteer Opties > P2T-logboek > Gemaakte opr. en een oproep.
Als u een PTT-oproep aan een contact wilt plaatsen, selecteert u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een contact wilt maken, selecteert u Opties >
Toevgn aan Contacten.

PTT-contacten beheren

Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen, verwijderen of oproepen, selecteert u Opties > P2T-
contacten. Er wordt een lijst met namen weergeven uit
de toepassing Contacten met gegevens over de aanmeldstatus.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u
Opties > 1-op-1 praten.

Een PTT-kanaal maken

Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw
kanaal > Nieuw maken.
Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden en druk op de spraaktoets.
Als u een gebruiker wilt uitnodigen bij een kanaal, selecteert u Opties > Uitnodiging verzndn.
Als u de actieve deelnemers aan het kanaal wilt weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Wanneer u zich aanmeldt bij PTT (Push to Talk), wordt u automatisch verbonden met de kanalen die de laatste keer dat de toepassing werd gesloten, actief waren.

PTT afsluiten

Als u PTT wilt afsluiten, selecteert u Opties > Afsluiten. Selecteer Ja om u a f t e m eld en en de di en st te s lu it en. Dr uk op Nee als u de toepassing op de achtergrond actief wilt houden.
93

GPS en satellietsignalen

GPS (Global Positioning System) is een wereldwijd navigatiesysteem dat werkt via radiosignalen. Het omvat 24 satellieten en de bijbehorende grondstations die de werking van de satellieten controleren. Als u GPS wilt gebruiken, hebt u een compatibele GPS-ontvanger nodig. Om verbinding te maken met de GPS-ontvanger gebruikt u Bluetooth-connectiviteit. Als u een compatibele GPS­ontvanger met Bluetooth-connectiviteit wilt gebruiken, selecteert u Connect. > Bluetooth.
Een GPS-terminal ontvangt zwakke radio signalen van de satellieten en meet hoe lang het signaal over de afstand doet. Op grond van die tijd berekent de GPS-ontvanger de plaats op meters nauwkeurig.
De coördinaten in de GPS worden uitgedrukt in de notatie graden en decimale graden, met behulp van het internationale coördinatensysteem WGS-84.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke
94
obstakels en weersomstandigheden. U moet de GPS-
ontvanger alleen buitenshuis gebruiken voor de ontvangst van GPS-signalen.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u de verschillende plaatsbepalingsmethoden, zoals Bluetooth GPS, wilt in- of uitschakelen, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Positiebepaling > Methoden pos.bepaling.
Satellietsignalen
Als uw apparaat geen satellietsignaal kan vinden, zou u het volgende kunnen doen:
Als u zich binnenshuis bevindt, ga dan naar buiten voor een beter signaal.
Als u zich buiten bevindt, ga dan naar een plek met meer open ruimte.
Als de weersomstandigheden slecht zijn, heeft dit mogelijk gevolgen voor de sterkte van het signaal.
Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren voordat een GPS-verbinding tot stand komt.
Satellietstatus
Als u wilt controleren hoeveel satellieten uw apparaat heeft gevonden, en of uw apparaat satellietsignalen ontvangt, selecteert u Menu > Instrumenten > GPS-
ggvns > Positie > Opties > Satellietstatus. Als uw
apparaat satellieten heeft gevonden, wordt voor elke
satelliet een balk weergegeven in de weergave Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe sterker het satellietsignaal. Als uw apparaat voldoende gegevens heeft ontvangen van het satellietsignaal om de coördinaten van uw locatie te berekenen, wordt de balk zwart.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen. Wanneer de aanvankelijke berekening is gemaakt, kunt u mogelijk de coördinaten van uw locatie berekenen met drie satellieten. De accuratesse is echter groter wanneer u meer satellieten detecteert.

Instellingen voor positiebepaling

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Positiebepaling.
Als u een bepaalde methode voor positiebepaling wilt gebruiken om de locatie van uw apparaat te detecteren, selecteert u Methoden pos.bepaling.
Als u een positiebepalingsserver wilt selecteren, selecteert u Positiebepalingsserver.

Kaarten

Selecteer Menu > Instrumenten > Kaarten. Met Kaarten kunt u uw huidige locatie zien op de kaart,
bladeren door kaarten van verschillende plaatsen en
landen, zoeken naar adressen en verschillende interessante locaties, routes plannen van de ene locatie naar de andere, en locaties opslaan en verzenden naar compatibele apparaten. U kunt ook licenties voor extra services aanschaffen, zoals reisgidsen, verkeersinformatie en navigatie met gesproken begeleiding. Deze services zijn niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Als u naar een gebied gaat dat niet wordt gedekt door kaarten die u al hebt gedownload naar het apparaat, wordt een kaart voor het gebied automat isch gedownload via internet. Sommige kaarten zijn mogelijk al beschikbaar op uw apparaat of geheugenkaart. U kunt ook met de Nokia Map Loader kaarten downloaden. Als u Nokia Map Loader wilt installeren op een compatibele pc, gaat u naar www.maps.nokia.com.
Het downloaden van kaarten kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.
Wanneer u Kaarten voor het eerst gebruikt, moet u mogelijk een mobiel- of WLAN-netwerkpunt kiezen voor het downloaden van kaarten. Als u het toegangspunt later wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Standaardtoegangspunt.

Over Kaarten

Als u automatisch verbinding met internet wit maken wanneer u Kaarten start, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online gaan bij opstarten > Altijd aan.
95
Als u wilt voorkomen dat kaarten automatisch worden gedownload, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Online gaan bij opstarten > Nooit.
Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat u om toestemming wordt gevraagd voordat er verbinding met internet wordt gemaakt, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online gaan bij opstarten > Altijd vragen.
Als u wilt worden geïnformeerd wanneer het apparaat zich aanmeldt bij een ander netwerk dan uw eigen netwerk, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Roaming- waarschuwing > Aan (wordt alleen weergegeven als u
online bent). Voor meer informatie en de kosten van roaming neemt u contact op met uw serviceprovider.
Tip: Als u kosten voor gegevensoverdracht wilt vermijden, kunt u Kaarten ook gebruiken zonder internetverbinding en bladeren door de kaarten die zijn opgeslagen op uw apparaat of geheugenkaart.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die u voor dit apparaat hebt gedownload.

Verplaatsing op een kaart

De kaartdekking kan per land en regio verschillen. Wanneer u Kaarten opent, wordt de hoofdstad
weergegeven van het land waarin u zich bevindt of de locatie die in uw vorige sessie is opgeslagen. Indien nodig wordt de kaart van de locatie ook gedownload.
96
Als u wilt inzoomen op uw GPS-positie of uw laatste bekende locatie, drukt u op 0.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, ziet u in huidige locatie op de kaart.
Als u wilt verplaatsen op de kaart, drukt u de navigatietoets omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. De kaart is standaard gericht op het noorden.
Als u wilt in- en uitzoomen op de kaart, drukt u op * en #.
Wanneer u door de kaart beweegt op het scherm, wordt er automatisch een nieuwe kaart gedownload als u naar een gebied gaat dat niet wordt gedekt door kaarten die al zijn gedownload. Deze kaarten zijn gratis, maar het downloaden kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht contact op met uw serviceprovider. De kaarten worden automatisch opgeslagen in het apparaatgeheugen of op een compatibele geheugenkaart (als deze is geïnstalleerd).
uw

Scherm-indicatoren

De GPS-indicator rechtsonder in het scherm geeft aan wat de beschikbaarheid en sterkte van het satellietsignaal is. Eén balk staat voor één satelliet. Wanneer het apparaat probeert een satelliet te vinden, is de balk geel. Wanneer het apparaat voldoende gegevens van de satelliet heeft ontvangen om een GPS-verbinding tot stand te brengen, wordt de balk groen. Hoe meer groene balken, hoe sterker de GPS-verbinding.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen. Na de eerste berekening kunnen de signalen van drie satellieten toereikend zijn.
De indicator voor gegevensoverdracht aan welke internetverbinding wordt gebruikt en hoeveel gegevens er zijn overgebracht sinds de toepassing werd gestart.
geeft

Locaties vinden

Als u een locatie wilt vinden in een weergegeven plaats of gebied op de kaart, geeft u het volledige of gedeeltelijke adres van de locatie op in het zoekveld en drukt u op de navigatietoets. Als u een locatie in een andere plaats wilt vinden, geeft u de plaats en het volledige of gedeeltelijke adres op, bijvoorbeeld Amsterdam Kalverstraat, en drukt u op de bladertoets.
Als u een specifiek adres of een adres in een ander land wilt vinden, drukt u op de navigatietoets en selecteert u
Zoeken > Adressen. Land/Regio * en Plaats of postcode zijn verplicht.
Tip: Als u met het zoekveld wilt zoeken naar
locaties in een ander land, moet u ook de naam van het land opgeven in het zoekveld: Rome Italië.
Als u het adres van een locatie wilt importeren uit de toepassing Contacten, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Zoeken > Adressen > Opties > Contact
opnemen.
De zoekresultaten worden op categorie ingedeeld. Als u het zoeken wilt beperken tot één categorie, selecteert u
Opties > Zoeken.
Als u zoekt naar locaties zonder een internetverbinding, worden de zoekresultaten beperkt tot een straal van 50 km.

Een route plannen

Als u een route wilt plannen, selecteert u het beginpunt op de kaart of zoekt u naar een locatie. Vervolgens drukt u op de navigatietoets en selecteert u Toevoegen > Aan
route.
Als u de bestemming wilt definiëren en meer locaties voor uw route wilt opgeven, zoekt u naar de locatie en selecteert u Opties > Routepunt toevoegen.
Als u de route wilt weergeven op de kaart, selecteert u
Opties > Route weergeven.
Als p er au to of t e voe t naar de be stem ming w ilt n avigere n (als u een licentie voor deze extra services hebt aangeschaft), selecteert u Opties > Rit starten of
Wandeling starten.
Als u de route wilt opslaan, selecteert u Opties > Route
opslaan.

Naar uw bestemming lopen

Bij de looproute worden mogelijke beperkingen van autonavigatie genegeerd (zoals eenrichtingsverkeer en keerverboden), en worden gebieden zoals voetgangerszones en parken opgenomen. Ook wordt hierbij prioriteit gegeven aan wandelpaden en smallere
97
wegen, en worden snelwegen en grote wegen weggelaten.
De route wordt op de kaart getekend en de richting wordt aangegeven met een pijl. De kleine stippen geven aan in welke richting u loopt.
De lengte van een looproute is beperkt tot maximaal 50 kilometer en de reissnelheid tot een maximum van 30 km/ u. Als u deze snelheid overschrijdt, wordt de navigatie gestopt en pas weer hervat als de snelheid weer binnen de limiet valt.
Gesproken begeleiding is niet beschikbaar voor voetgangersnavigatie.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor voetgangersnavigatie, selecteert u Opties > Extra's >
Lopen. De licentie is regiospecifiek en kan alleen in het
geselecteerde gebied worden gebruikt. U kunt de licentie betalen met een creditcard of via uw telefoonrekening, als dit wordt ondersteund door uw serviceprovider.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen met een gratis licentie, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Hierheen lopen. Er wordt gecontroleerd of er een gratis licentie beschikbaar is voor het apparaat. Als u de licentie wilt activeren, selecteert u OK. U kunt de licentie slechts één keer gebruiken.
Als u het navigeren wilt starten, selecteert u een locatie en
Opties > Hierheen lopen.
Als u een alternatieve route wilt vinden, selecteert u
Opties > Alternatieve route.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u Opties >
98
Navigatie stoppen.

Naar uw bestemming rijden

Als u een licentie voor voetgangers- en autonavigatie met gesproken begeleiding wilt aanschaffen, selecteert u
Opties > Extra's > Rijden/lopen. De licentie is
regiospecifiek en kan alleen in het geselecteerde gebied worden gebruikt.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen met een gratis licentie, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Hierheen rijden. Er wordt gecontroleerd of er een gratis licentie beschikbaar is voor het apparaat. Als u de licentie wilt activeren, selecteert u OK. U kunt de licentie slechts één keer gebruiken.
Als u de navigatie per auto wilt starten, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Hierheen rijden. Wanneer u de autonavigatie voor het eerst gebruikt, wordt u gevraagd om de taal te selecteren voor de gesproken begeleiding en de bijbehorende bestanden te downloaden. Als u de taal later wilt wijzigen, selecteert u in het hoofdmenu Opties > Instrumenten >
Instellingen > Navigatie > Gesproken begeleiding.
Gesproken begeleiding is niet beschikbaar voor voetgangersnavigatie.
Als u tijdens het navigeren wilt wisselen tussen verschillende weergaven, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Manoeuvreweergave,
Vogelvluchtweergave of Pijlweergave.
Als u een alternatieve route wilt vinden, selecteert u
Opties > And. route.
Als u de gesproken begeleiding wilt herhalen, selecteert u
Opties > Herhalen.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u Opties >
Navigatie stoppen.

Verkeersinformatie

Met de realtime verkeersinformatieservice ontvangt u informatie over gebeurtenissen in het verkeer die mogelijk van invloed zijn op uw reis. De verkeersinformatieservice is een extra service die u kunt aanschaffen en downloaden naar het apparaat, mits de service beschikbaar is in uw land of regio.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor de verkeersinformatieservice, selecteert u Opties >
Extra's > Verkeersinfo.
Als u informatie over gebeurtenissen in het verkeer wilt weergeven, selecteert u Opties > Verk.info. De gebeurtenissen worden als driehoekjes en lijnen aangegeven op de kaart.
Als u de details van een gebeurtenis wilt weergeven, inclusief mogelijke opties voor een alternatieve route, selecteert u de gebeurtenis en Opties > Openen.
Als u de verkeersinformatie wilt bijwerken, selecteert u
Verkeersinfo bijwerken.

Reisgidsen

In reisgidsen vindt u informatie over attracties, restaurants, hotels en andere interessante locaties. Sommige gidsen bevatten ook video's en geluidsfragmenten. U moet de gidsen aanschaffen en downloaden voordat u ze kunt gebruiken.
Het downloaden van reisgidsen kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.
Als u reisgidsen wilt aanschaffen en downloaden of gedownloade gidsen wilt weergeven, selecteert u
Opties > Extra's > Gidsen.
Als u door de reisgidscategorieën wilt bladeren, selecteert u een categorie en drukt u op de navigatietoets. Als er ook subcategorieën zijn, selecteert u een subcategorie en drukt u nogmaals op de navigatietoets.
Als u een nieuwe gids naar het apparaat wilt downloaden, gaat u naa r de gewenste gid s en selecteert u Ja. U kunt de gidsen betalen met een creditcard of via uw telefoonrekening, als dit wordt ondersteund door uw serviceprovider.

GPS-gegevens

Selecteer Menu > Instrumenten > GPS-ggvns. Met GPS-gegevens kunt u uw huidige locatie weergeven,
uw weg naar een gewenste locatie vinden en de afstand bijhouden.
Selecteer Navigatie om navigatiegegevens naar uw bestemming weer te geven, Positie om positiegegevens van uw huidige locatie weer te geven of Tripmtr om uw reisgegevens weer te geven, zoals de afstand en tijd die u hebt gereisd en uw gemiddelde en maximale snelheid.
99
De toepassing moet plaatsbepalingsgegevens ontvangen van ten minste drie satellieten voordat u de toepassing als hulp onderweg kunt gebruiken.
De reismeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u het gebruikte meetsysteem wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen > Maateenheid > Metrisch of Brits.
Als u de hoogtecalibratie wilt invoeren om de hoogte die u van de satellieten hebt ontvangen, te corrigeren, selecteert u Opties > Instellingen >
Hoogteberekening.

GPS-gegevens gebruiken

Als u de signaalsterkte wilt controleren van de satellieten die de positiegegevens voor navigatie verschaffen, opent u een van de drie weergavemogelijkheden en selecteert u
Opties > Satellietstatus.
Als u een een plaatsbepaling of oriëntatiepunt wilt instellen als de bestemming van uw reis, selecteert u
Navigatie > Opties > Bestemming instlln. U kunt ook
de lengte- en breedtecoördinaten van de bestemming invoeren.
Als u de ingestelde reisbestemming wilt verwijderen, selecteert u Navigatie > Opties > Navigatie stoppen.
Als u uw huidige positie wilt opslaan als een plaatsbepaling, selecteert u Navigatie of Positie, en
Opties > Positie opslaan.
Als u de reismeter wilt activeren, selecteert u
Tripafstand > Opties > Starten. Als u de reismeter wilt
stopzetten, selecteert u Opties > Stoppen.
Als u alle velden wilt herstellen en de reis opnieuw wilt berekenen, selecteert u Tripafstand > Opties >
Opnieuw starten.
100

Plaatsbepalingen

Selecteer Menu > Instrumenten > Plaatsen. Plaatsbepalingen zijn coördinaten van geografische
locaties die u op uw apparaat kunt opslaan om later te gebruiken in andere toepassingen op basis van locatie. U kunt plaatsbepalingen creëren met een Bluetooth GPS­accessoire of netwerk (netwerkdienst).

Een plaatsbepaling maken

Als u een plaatsbepaling wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe plaats. Selecteer Huidige positie om een
netwerkverzoek te verzenden voor de lengte- en breedtecoördinaten van uw huidige locatie,, Kaart
gebruiken om de locatie te selecteren op een kaart,
ofHandmatig opgeven om de benodigde informatie zelf in te vullen (bijvoorbeeld de naam, de categorie, het adres, de lengte- en breedtegraad en de hoogte).
Als u de plaatsbepaling wilt weergeven op de kaart, selecteert u Opties > Weergeven op kaart.
Loading...