Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-244 / RM-426 in overeenstemming is met de essentiële eisen en
andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de
volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Nokia, Nokia Connecting People, Eseries en E51 zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een geluidsmerk
van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Reproductie, overdracht, distrib utie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nokia
is verboden.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) f or personal and noncommercial use in connecti on with information which has
been encoded in compliance with the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection
with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that
related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://www.mpegla.com
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is
gecodeerd volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in verband met
MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie
verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar
bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en
verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE
OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHT ENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE
GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER
MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VE RKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKT HEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. N OKIA BEHOUDT
ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het Nokia-apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor zover
deze gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingen en aansprakelijkheden van Nokia, gelden deze
beperkingen op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoeding en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers.
De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-dealer
voor details en de beschikbaarheid van taalopties.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de VS en andere landen.
Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA
Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal
Communications Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden.
Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de
volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf accepteren, ook
wanneer deze een ongewenste werking tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen
het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van
de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de
volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET
VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van
mobiele telefoon verboden is of als dit storing
of gevaar zou kunnen opleveren.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn
voor storing. Dit kan de werking van het
apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN
WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende
maatregelen. Schakel het apparaat uit in
vliegtuigen en in de nabijheid van medische
apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden
waar explosieven worden gebruikt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen
worden geïnstalleerd of gerepareerd.
10
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en
batterijen. Sluit geen incompatibele producten
aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het
apparaat droog.
Over dit apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt
beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM
850-, 900-, 1800- en 1900-netwerken en UMTS 900/2100
HSDPA-netwerken . Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat
aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken,
privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder
auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde
afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden
gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Dit apparaat ondersteunt verschillende
verbindingsmethoden. Net als computers kan uw
apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere
schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten,
verbindingsverzoeken, browsen en downloaden.
Installeer en gebruik alleen diensten en andere software
van betrouwbare bronnen die adequate beveiliging en
bescherming tegen schadelijke software bieden, zoals
toepassingen die Symbian Signed z ij n of d e J a va Ve r if i ed ™ test hebben doorstaan. Overweeg de installatie van
antivirus- en andere beveiligingssoftware op het apparaat
en eventuele aangesloten computers.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde
bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. U
kunt met het apparaat ook andere sites van derden
bezoeken. Sites van derden zijn niet verbonden met Nokia
en Nokia onderschrijft deze niet en neemt er geen
aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites wilt
bezoeken, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het
gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit
apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het
apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in
wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen
of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke
functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel
(Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle
bestandsindelingen kunnen worden bekeken of
gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken
van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn
opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit,
dient u eerst de handleiding van het desbetreffende
apparaat te raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele
producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen verschillen
van de afbeeldingen op het scherm van het apparaat.
Netwerkdiensten
Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken
over een abonnement bij een aanbieder van draadloze
verbindingsdiensten. Veel van de functies vereisen
speciale netwerkfuncties. Deze functies zijn niet op alle
netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u
specifieke regelingen met uw serviceprovider moet
treffen voordat u gebruik kunt maken van de
netwerkdiensten. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt,
worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw
serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw
eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het
dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw
serviceprovider kan u instructies geven en uitleggen
hoeveel het kost. Bij sommige netwerken gelden
beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten
negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige
netwerken geen ondersteuning voor bepaalde
taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om
bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in
uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het
menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan
ook beschikken over een speciale configuratie, zoals
veranderingen in menunamen, menuvolgorde en
11
pictogrammen. Neem voor meer informatie contact op
met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en
SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor sommige
functies van dit apparaat, zoals E-mail, surfen en MMS
(Multimedia Messaging), is netwerkondersteuning voor de
betreffende technologieën vereist.
Verwijderen van de
batterij
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader
voordat u de batterij verwijdert.
12
Aan de slag
Modelnummer: Nokia E51-1 (RM-244, met camera) en
Nokia E51-2 (RM-426, zonder camera).
Hierna aangeduid als Nokia E51.
De SIM-kaart en de
batterij plaatsen
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe
gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif
de cover weg (2).
2. Als de batterij is geïnstalleerd, tilt u de batterij in de
richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg dat de contactpunten naar
boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de
geheugenkaart naar de bovenkant van het apparaat
wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de batterij
op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op
het batterijvak en schuif de batterij in de richting van
de pijl.
13
5. Schuif de cover weer op zijn plaats.
De batterij opladen
1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2.
Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de
batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat
de indicator wordt weergegeven.
14
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u
eerst de lader los van het apparaat en vervolgens haalt
u de lader uit het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het
laadniveau kan variëren. Om de volledige gebruiksduur te
kunnen halen, laad u de batterij volledig op. U kunt dit
aflezen aan de indicator voor het batterijniveau.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders
beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E51
door de CA-44-laderadapter aan te sluiten op de
oude lader. De adapter is leverbaar als apart
toebehoren.
Toetsen en onderdelen
1 — Aan/uit-toets
2 — Luistergedeelte
3 — Toets Volume omhoog
4 — Demptoets. Druk de toets in om de microfoon tijdens
een gesprek te dempen.
5 — Toets Volume omlaag
6 — Navi™-navigatietoets. Druk op de navigatietoets om
een selectie in te voeren en om naar links, rechts, omhoog
en omlaag over het scherm te bewegen.
7 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de functie
uit te voeren die boven de selectietoets wordt
weergegeven op het scherm.
8 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep
wilt weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de
wachtstand wilt beëindigen. Als u lang op de toets drukt,
kunt u gegevensverbindingen beëindigen.
9 — Backspace-toets. Druk de toets in om items te
verwijderen.
10 — Shift-toets. Bij het invoeren van tekst houdt u de
toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de
navigatietoets. Druk deze toets een aantal seconden in om
te schakelen tussen de profielen Stil en Algemeen.
11 — Druk de toets een aantal seconden in om de
Bluetooth-connectiviteit in te schakelen. Bij het invoeren
van tekst drukt u de toets in en selecteert u Meer
symbolen om toegang te krijgen tot speciale tekens.
12 — Beltoets
13 — Selectietoets
14 — Infraroodpoort
15 — Spraaktoets. Deze toets wordt gebruikt bij
spraakopdrachten, de Dictafoon en PTT-toepassingen.
16 — Waarschuwingslampje en lichtsensor
17 — Microfoon
18 — Hoofdtelefoonaansluiting
19 — Gaatje voor polsband
20 — Mini-USB-poort
gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te
horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de
hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar
kan brengen.
Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de
hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
16
De polsband
bevestigen
Rijg de polsband zoals
aangegeven en trek deze
vast.
Eerste keer starten
1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code
of blokkeringscode, voert u de code in en
selecteert u OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u
het land waarin u zich bevindt, en de
huidige datum en tijd. Voer de eerste
le tt er s v an uw la nd in om de ze te zo ek en .
Het is belangrijk dat u het juiste land
selecteert, omdat geplande agendaitems die u opgeeft kunnen veranderen
als u later een ander land kiest dat een
andere tijdzone heeft.
4. De toepassing Welkom wordt geopend.
Maak een keuze uit de verschillende
opties, of selecteer Afsluiten om de
toepassing te sluiten.
Als u de verschillende instellingen van uw apparaat wilt
configureren, gebruikt u de instellingenwizard en de
wizards die in de stand-by modus beschikbaar zijn. Als u
het apparaat inschakelt, is het mogelijk dat de
serviceprovider van de SIM-kaart wordt herkend en
sommige instellingen automatisch worden
geconfigureerd. U kunt ook contact opnemen met uw
serviceprovider voor de juiste instellingen.
U kunt het apparaat ook inschakelen zonder SIM-kaart
erin. In zo'n geval zal het apparaat in offline-modus
opstarten, en kunnen de telefoonfuncties die van een
netwerk afhankelijk zijn, niet gebruikt worden.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u de aan/uittoets ingedrukt.
De toetsen
vergrendelen
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk nog
wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Het toetsenbord van uw apparaat wordt automatisch
geblokkeerd zodat er geen toetsen per ongeluk kunnen
worden ingedrukt. Als u de tijdsduur wilt wijzigen waarna
het toetsenbord wordt geblokkeerd, selecteert u Menu >
Als u de toetsen handmatig wilt blokkeren in de stand-by
modus, drukt u op de linkerselectietoets en *.
Als u de toetsen wilt vrijgeven,
drukt u op de
linkerselectietoets en *.
Tip: Als u de toetsen wilt
blokkeren in het menu of
in een openstaande
toepassing, drukt u kort
op de aan/uit-toets en
selecteert u
Toetsenblok
blokkeren. Als u de
toetsen wilt vrijgeven,
drukt u op de
linkerselectietoets en *.
Scherm-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk
(netwerkdienst). De balk naast het pictogram geeft de
signaalsterkte van het netwerk op uw huidige locatie aan.
Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk
(netwerkdienst).
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de
batterij opgeladen is.
18
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw de
map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe
mailbox.
Er zijn berichten in de map Outbox die nog moeten
worden verzonden door Messaging.
U hebt een of meer oproepen gemist.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het
apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen
of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er worden gegevens verzonden door middel van
Bluetooth-connectiviteit. Wanneer de indicator knippert,
wordt geprobeerd een verbinding met een ander apparaat
tot stand te brengen.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator
knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met
het andere apparaat of is er sprake van een verbroken
verbinding.
Er is ee n GP RS -p ack et -g ege ve ns verb in di ng b es ch ikba ar
(netwerkdienst).
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst).
Er is een EGPRS-verbinding actief.
Er staat een EGPRS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst).
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een UMTS-packet-gegevensverbinding in de
wachtstand.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) wordt
ondersteund en is beschikbaar (netwerkdienst). Het
pictogram kan per regio verschillen.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) is actief.
Het pictogram kan per regio verschillen.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) is in de
wachtstand. Het pictogram kan per regio verschillen.
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht moet
worden naar WLAN-netwerken en er is een WLAN-netwerk
beschikbaar.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk
zonder codering.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk met
codering.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op
een computer.
De tweede telefoonlijn is in gebruik (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer
doorgeschakeld. Als u twee telefoonlijnen heeft, geeft een
nummer aan welke lijn actief is.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is
verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het
apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het
apparaat.
Er is een tekstelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve PTT (Push to Talk)-verbinding.
Uw PTT- verb in din g is in de modus Niet storen, omdat
het beltoontype van uw apparaat is ingesteld op Eén
piep of Stil, of er is een inkomende of actieve oproep. U
kunt in deze modus geen PTT-oproepen maken.
Ondersteuning en
contactgegevens van
Nokia
Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokiawebsite voor uw land voor de nieuwste handleidingen en
voor aanvullende informatie, downloads en diensten voor
uw Nokia-product.
Als u contact wilt opnemen met de klantenservice,
raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Carecontactcentra op www.nokia.com/customerservice.
19
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het
dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/
repair.
20
Uw Nokia E51
Welkom
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt de
toepassing Welkom geopend. Maak een keuze uit de
volgende opties:
• Zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat
zien hoe u het kunt gebruiken.
• Overdracht stelt u in staat gegevens van een
compatibel Nokia-apparaat over te brengen,
bijvoorbeeld contacten en agenda-items.
'Gegevensoverdracht tussen apparaten', p. 25.
• Instelwizard helpt u met het configureren van
verschillende instellingen.
', p. 21.
• Operator bevat een koppeling naar de portal van uw
operator.
Als u de toepassing Welkom wilt openen, selecteert u
Menu > Help > Welkom.
De beschikbare items kunnen per regio verschillen.
Zie 'De Instelwizard
De Instelwizard
Selecteer Menu > Instrumenten > Instelwizard.
Zie
Met de Instelwizard kunt u het apparaat configureren voor
instellingen die zijn gebaseerd op de gegevens van uw
netwerkoperator. Voor het gebruik van deze diensten
moet u mogelijk contact opnemen met de serviceprovider
om een gegevensverbinding of andere diensten te
activeren.
De beschikbaarheid van verschillende instellingsitems in
de Instelwizard is afhankelijk van de functies van het
apparaat, de SIM-kaart, de draadloze-serviceprovider en
de beschikbaarheid van gegevens in de database van de
Instelwizard.
Als uw serviceprovider geen Instelwizard aanbiedt, wordt
deze functie mogelijk niet weergegeven in het menu van
uw apparaat.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Als u de
wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door de
configuratie van de instellingen geleid. Als uw apparaat
geen SIM-kaart bevat, moet u uw serviceprovider en diens
eigen land selecteren. Als het land of de serviceprovider
die door de wizard wordt voorgesteld niet klopt,
selecteert u het juiste land of de juiste serviceprovider in
de lijst. Als de configuratie van de instellingen wordt
onderbroken, worden de instellingen niet gedefinieerd.
Nadat de Instelwizard de configuratie van de instellingen
heeft voltooid, kunt u de hoofdweergave van de wizard
openen door OK te selecteren.
21
Selecteer Opties in de hoofdweergave en maak een keuze
uit de volgende opties:
• Operator — Configureer operatorspecifieke
instellingen, bijvoorbeeld voor MMS, internet, WAP of
streaming.
• E-mail — Configureer e-mailinstellingen.
• Push to Talk — Configureer PTT-instellingen (Push to
Talk).
• Video delen — Configureer instellingen voor het delen
van video.
Als u de Instelwizard niet kunt gebruiken, gaat u naar de
website met Nokia-telefooninstellingen.
Stand-by modi
Het apparaat kent twee verschillende stand-by modi:
stand-by modus en actieve stand-by modus.
Actieve stand-by
Nadat u het apparaat hebt
ingeschakeld en het apparaat
klaar is voor gebruik en als u
nog geen tekens hebt
ingevoerd of selecties hebt
gemaakt, bevindt het apparaat
zich in de actieve stand-by
modus. In de actieve stand-by
modus worden verschillende
symbolen, zoals voor uw
netwerkoperator of voor
alarmsignalen, en
toepassingen die u snel wilt
openen, weergegeven.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen
openen vanuit de actieve stand-by modus, selecteert u
In de gewone stand-by modus
ziet u uw serviceprovider, de
tijd en verschillende
indicatoren, bijvoorbeeld voor
alarmsignalen.
Druk op de beltoets om de laatst
gekozen telefoonnummers
weer te geven. Ga naar een
nummer of naam en druk
nogmaals op de beltoets om het
nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen
(netwerkdienst), houdt u 1
ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te
geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven
en te verzenden.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u
Het menu is een beginpunt van
waaruit u alle toepassingen van
het apparaat of op een
geheugenkaart kunt openen.
Het menu bevat toepassingen
en mappen (dit zijn groepen
met vergelijkbare
toepassingen). Alle
toepassingen die u zelf in het
apparaat installeert, worden
standaard opgeslagen in de
map Installaties.
U opent een toepassing door
ernaartoe te gaan en op de
navigatietoets te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst,
selecteert u Opties > Weergave wijzigen >
Lijstweergave. Als u wilt terugkeren naar de
roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave
wijzigen > Roosterweergave.
Als u de pictogrammen voor toepassingen en mappen met
animatie wilt weergeven, selecteert u Opties >
Pictogramanimatie > Aan.
Als u het geheugengebruik van verschillende
toepassingen en gegevens in het apparaat of op de
geheugenkaart wilt weergeven of de hoeveelheid vrij
geheugen wilt controleren, selecteert u Opties >
Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Naam wijzigen.
23
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de
toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties >
Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt een vinkje.
Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt
verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en
selecteert u achtereenvolgens Opties > Verplaats naar
map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet,
selecteert u Opties > Toepassingen downldn.
Algemene
bewerkingen in
verschillende
toepassingen
De volgende bewerkingen zijn van toepassing op
verschillende toepassingen:
Als u het profiel wilt wijzigen of het apparaat wilt
uitschakelen of vergrendelen, houdt u de aan/uit-toets
kort ingedrukt.
24
Als een toepassing uit
verschillende tabs bestaat (zie
afbeelding), kunt u een tab
openen door naar rechts of links
te bladeren.
Als u de instellingen wilt
opslaan die u in een toepassing
hebt geconfigureerd, selecteert
u Terug.
Als u een bestand wilt opslaan,
selecteert u Opties >
Opslaan. De opties voor het
opslaan verschillen per
toepassing.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden. U kunt een bestand per e-mail of in een
multimediabericht verzenden, of door middel van een
Bluetooth-verbinding of infrarood.
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de Shift-toets ingedrukt
en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de
Shift-toets ingedrukt en selecteer Kopiëren. U plakt de
tekst als volgt: blader naar de gewenste locatie, houd de
Shift-toets ingedrukt en selecteer Plakken. Deze methode
werkt mogelijk niet in toepassingen waarin andere
opdrachten gelden voor kopiëren en plakken.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld
bestanden of contactpersonen, gaat u naar het item dat u
wilt selecteren. Selecteer Opties > Markeringen aan/
uit > Markeren om één item te selecteren of Opties >
Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te
selecteren.
Tip: Als u vrijwel alle items wilt selecteren,
selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/
uit > Alle markeren. Selecteer vervolgens de
items die u niet wilt selecteren en Opties >
Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage
in een document), gaat u naar het object zodat het object
aan beide kanten wordt gemarkeerd met vierkantjes.
Overdracht
Selecteer Menu > Instrumenten > Overdracht.
U kunt gegevens, zoals contactpersonen, van een
compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw NokiaEseries-apparaat via Bluetooth of infrarood. Het soort
gegevens dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van
het type apparaat. Als het andere apparaat synchroniseren
ondersteund, kunt u ook gegevens tussen de twee
apparaten synchroniseren of gegevens van dit apparaat
naar het andere verzenden.
Als u gegevens overbrengt van uw vorige apparaat, moet
u mogelijk de SIM-kaart in het apparaat plaatsen. Uw
nieuwe Eseries-apparaat heeft geen SIM-kaart nodig om
gegevens over te brengen.
Gegevens worden vanuit het geheugen van het andere
apparaat naar de overeenkomstige locatie op uw
apparaat gekopieerd. De tijd die nodig is om te kopiëren,
hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt
overgebracht. U kunt ook het kopiëren annuleren en later
hervatten.
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen
verschillen per apparaat en wijken ook af als u de
gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. Welke
items u kunt overbrengen, is afhankelijk van het andere
apparaat.
Gegevensoverdracht tussen
apparaten
Als u twee apparaten met elkaar wilt verbinden, volgt u
de aanwijzingen op het scherm. Bij sommige modellen
wordt de toepassing Overdracht in een bericht naar het
andere apparaat gestuurd. Als u Overdracht op het andere
apparaat wilt installeren, opent u het bericht en volgt u de
instructies op het scherm. Selecteer op uw nieuwe Eseriesapparaat de inhoud die u wilt kopiëren van het andere
apparaat.
Na de gegevensoverdracht kunt u de snelkoppeling met
de instellingen voor de overdracht op de hoofdweergave
opslaan om dezelfde overdracht later te kunnen herhalen.
Als u de snelkoppeling wilt bewerken, selecteert u
Opties > Snelkoppellingsinstllngn.
Het overdrachtslog
weergeven
Na elke overdracht wordt er een overdrachtslog getoond.
Als u de overdrachtsgegevens wilt weergeven, gaat u naar
het overgezette item in het logboek, en selecteert u
Opties > Details.
Als u het logboek van een vorige overdracht wilt
weergeven, gaat u naar de snelkoppeling voor de
25
overdracht in de hoofdweergave en selecteert u Opties >
Log bekijken.
In het logboek worden ook de onopgeloste
overdrachtconflicten getoond. Als u conflicten wilt gaan
oplossen, selecteert u Opties > Conflicten oplossen.
Gegevens synchroniseren,
ophalen en verzenden
Als u hiervoor al gegevens naar uw apparaat heeft
overgezet met de toepassing Overdracht, maakt u een
keuze uit de volgende pictogrammen van de
hoofdweergave van Overdracht:
Gegevens synchroniseren met een compatibel
apparaat als het andere apparaat synchroniseren
ondersteunt. U kunt de gegevens met synchroniseren in
beide apparaten actueel houden.
Gegevens overzetten van het andere apparaat naar
uw nieuwe Eseries-apparaat.
V er ze nd de g eg ev en s va n u w n i eu we Es er i es -a pp a ra at
naar uw andere apparaat.
Aan uw eigen
voorkeuren aanpassen
U kunt uw apparaat aanpassen aan uw eigen voorkeuren
door bijvoorbeeld de beltonen, achtergrondafbeeldingen
en schermbeveiligingen te wijzigen.
26
Profielen
Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of
groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen en
andere signalen instellen. Het actieve profiel wordt in de
stand-by modus bovenaan op het scherm weergegeven.
Als het actieve profiel echter Algemeen is, wordt alleen de
huidige datum weergegeven.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het
desbetreffende profiel en kiest u Opties > Aanpassen.
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het
desbetreffende profiel en kiest u Opties > Activeren.
Wanneer het Offline profiel is geactiveerd, kunt u het
apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook kunt u dan
niet ongewild berichten verzenden of ontvangen of
gebruikmaken van een draadloos LAN, Bluetooth of de FMradio. Bovendien wordt bij het selecteren van het profiel
een eventuele actieve internetverbinding verbroken. Het
Offline-profiel verhindert u niet om op een later tijdstip
een draadloos LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te
brengen, en ook niet om de FM-radio in te schakelen. Houd
u daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u deze
functies gebruikt.
Als u een profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Profiel verwijderen. De vooraf
gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.
Beltonen selecteren
Als u een beltoon wilt instellen voor een profiel, selecteert
u Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon
in de lijst, of selecteer Geluiden downldn om een map te
openen met daarin een lijst met bookmarks voor het
downloaden van tonen via de browser. Gedownloade
tonen worden opgeslagen in de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep
wilt gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen >
Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep.
Voor oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Berichtensignaaltoon.
Profielen aanpassen
Selecteer Opties > Aanpassen en definieer de volgende
opties:
• Beltoon — Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer
Geluiden downldn om een map te openen met daarin
een lijst met bookmarks voor het downloaden van
tonen via de browser. Als u twee verschillende
telefoonlijnen gebruikt, kunt u verschillende beltonen
voor deze lijnen instellen.
• Toon video-oproep — Selecteer een beltoon voor
video-oproepen.
• Naam beller uitspr. — Wanneer u deze optie hebt,
selecteert en iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort
u een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van
het contact en de geselecteerde beltoon.
• Beltoontype — Stel het type beltoon in.
• Belvolume — Stel het volume van de beltoon in.
• Berichtensignaaltoon — Stel een toon voor
ontvangen SMS-berichten in.
• Signaaltoon e-mail — Stel een toon voor ontvangen
e-mailberichten in.
• Chatsignaaltoon — Stel een toon voor ontvangen
chatberichten in.
• Trilsignaal — Stel in of het apparaat trilt wanneer u
een oproep ontvangt.
• Toetsenbordtonen — Stel het volume van de
toetsenbordtonen van het apparaat in.
• Waarschuwingstonen — Schakel de
waarschuwingssignalen in of uit. Deze instelling heeft
ook effect op het geluid van bepaalde games en Javatoepassingen.
• Waarschuwen bij — U kunt instellen dat het apparaat
alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door
nummers van een bepaalde groep contacten. Voor
oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
• Profielnaam — Geef een nieuw profiel een naam of
wijzig de naam van een bestaand profiel. De namen van
de profielen Algemeen en Offline kunnen niet worden
gewijzigd.
Weergavevolgorde wijzigen
Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Als u het thema dat in alle toepassingen wordt gebruikt,
wilt wijzigen, selecteert u de map Algemeen.
Als u het thema dat in alle toepassingen wordt gebruikt,
wilt wijzigen, selecteert u de map Menuweerg..
27
Als u het thema voor een afzonderlijke toepassing wilt
wijzigen, selecteert u de map van die toepassing.
Als u de achtergrondafbeelding voor de stand-by modus
wilt wijzigen, selecteert u de map Achtergrond.
Als u een afbeelding wilt selecteren of een tekst invoeren
voor de screensaver, selecteert u de map Spaarstand.
Een thema downloaden
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u
Algemeen of Menuweerg. > Thema's downldn. Voer
de koppeling in van waaruit u het thema wilt downloaden.
Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken,
activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties >
Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert u
Opties > Instellen.
3D-beltonen
Selecteer Menu > Media > 3-D-beltonen.
Selecteer 3-D-beltooneffecten > Aan om
driedimensionale geluidseffecten voor beltonen in te
schakelen. Niet alle beltonen ondersteunen 3D-effecten.
Als u het 3D-effect dat op de beltoon wordt toegepast wilt
wijzigen, selecteert u Geluidsbaan en het gewenste
effect.
Maak een keuze uit de volgende opties om het 3D-effect
te wijzigen:
28
• Snelheid geluidsbaan — Selecteer de snelheid
waarmee het geluid van de ene kant naar de andere
gaat. Deze instelling is niet voor alle effecten
beschikbaar.
• Galm — Selecteer het gewenste effect om de
hoeveelheid echo aan te passen.
• Doppler-effect — Selecteer Aan om de beltoon hoger
te laten klinken wanneer u zich dichter bij het apparaat
bevindt, en lager wanneer u verder weg bent. Deze
instelling is niet voor alle effecten beschikbaar.
Selecteer Opties > Toon afspelen om de beltoon met het
3D-effect te beluisteren.
Als u het volume van de beltoon wilt instellen, selecteert
u Menu > Instrumenten > Profielen > Opties >
Aanpassen > Belvolume.
Volumeregeling
Als u het volume van het luistergedeelte tijdens een
gesprek wilt aanpassen, of het volume van de
mediatoepassingen, gebruikt u dan de volumetoetsen.
Sneltoetsen
Met de Sneltoetsen heeft u snel toegang tot toepassingen
en taken. Aan elke toets is een toepassing en een taak
toegekend. Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > One Touch-ttsn. Uw
netwerkbeheerder kan toepassingen aan bepaalde
toetsen hebben toegewezen. In dat geval kunt u ze niet
wijzigen.
Als u naar het hoofdmenu wilt, drukt u kort op de hometoets. Druk nogmaals kort op de home-toets om het menu
te openen.
Als u een lijst actieve toepassingen wilt weergeven, houdt
u de home-toets enkele seconden ingedrukt. Als de lijst
geopend is, drukt u kort de home-toets in om door de lijst
te navigeren. Als u de geselecteerde toepassing wilt
openen, drukt u enkele seconden de home-toets in of
drukt u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde
toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd,
vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de
gebruiksduur van de batterij af.
Contactentoets
Als u de toepassing Contacten wilt openen, drukt u kort op
de contactentoets.
Als u een nieuw contact wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de contactentoets.
Agendatoets
Als u de toepassing Agenda wilt openen, drukt u kort op
de agendatoets.
Als u een nieuwe afspraak wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de agendatoets.
E-mailtoets
Als u uw standaardmailbox wilt openen, drukt u kort op
de e-mailtoets.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt maken, drukt u een
aantal seconden op de e-mailtoets.
Multitasking
U kunt verschillende toepassingen tegelijk gebruiken. Als
u naar een andere actieve toepassing wilt, houdt u de
home-toets ingedrukt, gaat u naar de toepassing en drukt
u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing
wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Voorbeeld: Als u tijdens een actieve oproep uw
agenda wilt controleren, drukt u op de home-toets
om naar het menu te gaan en opent u de toepassing
Agenda. De oproep blijft op de achtergrond actief.
Voorbeeld: Als u een bericht invoert en naar een
website wilt gaan, drukt u de home-toets in om
naar het menu te gaan en opent u een webbrowser.
29
Selecteer een bookmark of voer het internetadres
handmatig in, en selecteer Ga naar. Als u terug wilt
keren naar uw bericht, houdt u de home-toets
ingedrukt, gaat u naar het bericht en drukt u op de
navigatietoets.
installatiebestanden op een compatibele pc te maken.
Gebruik vervolgens het bestandsbeheer om de
installatiebestanden uit het geheugen van het apparaat te
verwijderen. Als het .SIS-bestand een bijlage bij een
bericht is, dient u het bericht uit de lijst met
binnengekomen berichten te verwijderen.
Geheugen
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt
opslaan of toepassingen kunt installeren:
apparaatgeheugen en geheugenkaart.
Vrij geheugen
Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel wordt
gebruikt, hoeveel geheugen er nog vrij is en hoeveel
geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype,
selecteert u Menu > Opties > Gegevens geheugen >
Geheugen of Geheugenkaart.
Tip: Om ervoor te zorgen dat u voldoende
geheugen heeft, wordt aangeraden regelmatig
gegevens naar een geheugenkaart of computer
over te brengen, of Bestandsbeheer te gebruiken
om bestanden die u niet meer nodig heeft, te
verwijderen.
Nadat u toepassingen op een compatibele geheugenkaart
hebt geïnstalleerd, blijven de installatiebestanden
(.sis, .sisx) in het geheugen van het apparaat staan. De
bestanden kunnen grote hoeveelheden geheugen in
beslag nemen en ervoor zorgen dat u geen andere
bestanden meer kunt opslaan. U kunt voldoende
30
geheugenruimte overhouden door gebruik te maken van
Nokia PC Suite om een back-up van de
Geheugenkaart
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het
kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet
geformatteerd voor het apparaat of is het
bestandssysteem op de kaart beschadigd. Uw Nokiaapparaat ondersteunt de bestandssystemen FAT16 en
FAT32 voor geheugenkaarten.
MicroSD
Dit apparaat gebruikt een microSDgeheugenkaart.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u
alleen compatibele microSD-kaarten met dit apparaat
gebruiken. Vraag de fabrikant of de leverancier naar de
compatibiliteit van een microSD-kaart. Kaarten van een
ander type dan microSD zijn niet compatibel met dit
apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart
gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en
het apparaat en kunnen de gegevens die op de
incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
De geheugenkaart plaatsen
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het
apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een
back-up maken van de gegevens op het apparaat.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen geheugenkaart
wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn verkrijgbaar als
afzonderlijke toebehoren.
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe
gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif
de cover weg (2).
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de
contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de contactpunten
naar de aansluitpunten van het apparaat zijn gericht.
3. Schuif de kaart naar binnen tot deze goed is geplaatst.
4. Sluit de cover.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u een geheugenkaart wilt formatteren voor uw
apparaat, selecteert u Opties > Geh.kaart formatt..
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan
alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg
uw leverancier om te achterhalen of u de geheugenkaart
moet formatteren voor het eerste gebruik.
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Naam geh.kaart.
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een
wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u
een wachtwoord wilt instellen, selecteert u Opties >
Wachtw. instellen. Het wachtwoord mag acht tekens
lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het wachtwoord wordt
opgeslagen op het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in
te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde
apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander
apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd.
Niet alle geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met
een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw..
Wanneer u het wachtwoord verwijdert, zijn de gegevens
op de geheugenkaart niet meer beveiligd tegen
onbevoegd gebruik.
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen,
selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw
wachtwoord in.
31
De geheugenkaart uitnemen
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op
het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd
waarbij de kaart wordt gebruikt. Als u de kaart tijdens een
dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan
de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de
gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd
raken.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer
Geheugenkrt verw..
2. Druk op de ontgrendelingsknop en schuif de cover
weg.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze
uit de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.
Tekst invoeren
De invoermethoden die in het apparaat beschikbaar zijn,
kunnen verschillen, afhankelijk van de verschillende
verkoopmarkten.
Traditionele tekstinvoer
Als u tekst invoert met de traditionele tekstinvoer, wordt
in de rechterbovenhoek van het scherm
weergegeven.
32
en geven het geselecteerde type letters aan.
geeft aan dat de eerste letter van de zin een
hoofdletter is en de overige letters kleine letters zijn.
geeft de cijfermodus aan.
Als u tekst wilt invoeren met het toetsenbord, drukt u de
cijfertoets 2-9 herhaaldelijk in, totdat het juiste teken
verschijnt. Er zijn per cijfertoets meer tekens beschikbaar
dan op de toets is aangegeven. Als de volgende letter met
dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige
letter, wacht u tot de cursor wordt weergegeven en voert
u de letter in.
Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets
ingedrukt.
Als u wilt schakelen tussen de modus voor gewone en
hoofdletters en de cijfermodus, drukt u op #.
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de backspacetoets. Houdt de backspace-toets ingedrukt om meer dan
één teken te verwijderen.
U kunt de meest gebruikte leestekens invoegen met een
druk op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het
gewenste leesteken te bereiken.
Als u een speciaal teken wilt invoegen, drukt u op de toets
*. Ga naar het gewenste teken en druk op de
navigatietoets.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor
naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer
op 0.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt wisselen,
drukt u op #.
Tekstvoorspelling
1. Als u tekstvoorspelling wilt activeren, drukt u twee
keer kort op #. Hiermee wordt tekstvoorspelling voor
alle editors op het apparaat ingeschakeld. De indicator
wordt op het scherm weergegeven.
2. Als u het gewenste woord wilt invoeren, drukt u op
2-9. Per letter hoeft u de desbetreffende toets slechts
één keer in te drukken.
3. Als u klaar bent met de invoer en het juiste woord
wordt weergegeven, bevestigt u het woord door de
navigatietoets naar rechts te drukken of door op 0 te
drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op *
om de overeenkomende woorden in het woordenboek
één voor één te bekijken.
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven,
is het woord dat u wilde invoeren niet in het
woordenboek opgenomen. Als u een woord aan het
woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen,
voert u met de traditionele tekstinvoer het woord in
(maximaal 32 letters) en selecteert u OK. Het woord
wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het
woordenboek vol is, wordt het eerste woord dat was
toegevoegd, vervangen door een nieuw woord.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in en
bevestig dit door de navigatietoets naar rechts te drukken.
Voer het laatste deel van het samengestelde woord in.
Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken
om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat
wilt uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.
De invoertaal wijzigen
Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als
u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken
om een bepaald teken te kunnen invoeren, kunt u de
invoertaal wijzigen zodat verschillende tekens in een
andere volgorde worden aangeboden.
Als de invoertaal een niet-Latijns alfabet heeft en u
Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of
internetadres), moet u mogelijk de invoertaal wijzigen.
Als u de invoertaal wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Invoertaal en vervolgens een invoertaal met Latijnse
tekens.
Antennes
Het apparaat kan interne en externe antennes hebben.
Zoals bij alle radiozendapparatuur, geldt dat u onnodig
contact met het gebied rond de antenne moet vermijden
als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact
met een dergelijke antenne kan de kwaliteit van de
communicatie nadelig beïnvloeden, ervoor zorgen dat het
apparaat meer stroom verbruikt dan anders noodzakelijk
is en de levensduur van de batterij verkorten.
33
Meer informatie
Instructies van het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van
de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en
zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u Menu >
Help > Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor u
instructies wilt zien. Selecteer een categorie, zoals
Berichten om te zien welke instructies (Helponderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het
onderwerp drukt u de joystick naar links of naar rechts om
de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te
geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen, houdt
u de home-toets ingedrukt.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat
zien hoe u het kunt gebruiken. Selecteer Menu > Help >
Zelfstudie.
34
Zakelijke communicatie
Uw apparaat bevat efficiënte functies voor
spraakcommunicatie en het beheren van contacten en
afspraken.
Telefoon
Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen, moet
het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een
geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik van een
netwerk bevinden.
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen,
moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor
internetoproepen. Als u verbinding wilt maken met een
internetoproepdienst, moet uw apparaat zich binnen de
dekking van een verbindingsnetwerk bevinden, zoals een
WLAN-toegangspunt.
Spraakoproepen
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren,
afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen,
belastingen, enzovoort.
Een oproep beantwoorden
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep te
beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie
(netwerkdienst) is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe
inkomende oproep op de beltoets om deze te
beantwoorden. De eerste oproep wordt dan in de
wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve
oproep te beëindigen.
Een oproep plaatsen
Belangrijk: Als het apparaat is vergrendeld, moet
u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie te
activeren. Als het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk
nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een alarmnummer
wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat
of wanneer het apparaat is vergrendeld, is het
noodzakelijk dat het nummer door het apparaat wordt
herkend als alarmnummer. Het verdient aanbeveling het
profiel te wijzigen of de vergrendeling van het apparaat
op te heffen door de beveiligingscode in te voeren voordat
u het alarmnummer kiest.
35
Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer en
abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het
plusteken (+) in dat de internationale toegangscode
vervangt, en voert u de landcode, het netnummer
(laat zo nodig de eerste 0 weg) en het
abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt
annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen
contact, selecteert u Contacten in de stand-by modus.
Voer de eerste letters van de naam in, ga naar de naam en
druk op de beltoets.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het
logboek, drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen
nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer
of de gewenst e naa m en dr uk op de belto ets.
', p. 44.
Als u het volume van een actieve oproep wilt aanpassen,
gebruikt u de volumetoetsen.
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar een
video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-
oproep. Het apparaat beëindigt de spraakoproep en
plaatst een video-oproep aan de andere partij.
Zie 'Contacten ', p. 45.
Een conferentiegesprek voeren
1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u het
nummer van een deelnemer in en drukt u op de
beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties >
36
Nieuwe oproep.
Zie 'Logboek
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u
Opties > Conferentie om de oproepen samen te
voegen tot een conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep
wilt dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt
verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en
selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer
verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het
conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de
desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties >
Conferentie > Privé.
Video-oproepen
Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet
u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden.
Informeer bij uw netwerkoperator of serviceprovider naar
de beschikbaarheid en abonnementen. Als de ontvanger
een compatibele mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het
spreken in real-time videobeelden van deze persoon. De
videobeelden die door de camera op uw eigen apparaat
worden vastgelegd, worden bij de andere persoon
weergegeven. Een video-oproep is alleen mogelijk tussen
twee partijen.
Een video-oproep plaatsen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien
het volume erg luid kan zijn.
Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het
telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de
video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens Opties >
Bellen > Video-oproep. Als de video-oproep begint,
wordt de camera geactiveerd Is de camera reeds in
gebruik, dan wordt het verzenden van videobeelden
uitgeschakeld. Als de ontvanger van de oproep geen
videobeelden terug wil zenden, wordt in plaats daarvan
een afbeelding weergegeven. Deze kunt u instellen in
Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Oproep > Afb. in video-oproep.
Als u het verzenden van audio, video, of video en audio
wilt uitschakelen, selecteert u Opties > Uitschakelen >
Audio verzenden, Video verzenden of Audio & video
vrzndn.
Als u het ontvangen geluid wilt horen via de luidspreker,
selecteert u Opties > Luidspreker insch.. Wilt u de
luidspreker dempen en het luistergedeelte gebruiken, dan
selecteert u Opties > Telefoon insch..
Als u de plaats van de beelden wilt omwisselen, selecteert
u Opties > Beeld wisselen.
Als u het beeld op het scherm wilt vergroten of verkleinen,
selecteert u Opties > Inzoomen of Uitzoomen.
Als u de video-oproep wilt beëindigen en een nieuwe
spraakoproep naar dezelfde ontvanger wilt plaatsen,
selecteert u Opties > Naar spraakoproep.
Een video delen
Gebruik Video delen (netwerkdienst) om live video of een
videoclip van uw apparaat naar een ander compatibel
mobiel apparaat te verzenden tijdens een spraakoproep.
Deze functie kan alleen worden gebruikt binnen het bereik
van een UMTS-netwerk.
1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde
persoon. Als de oproep is beantwoord en uw apparaat
bij een SIP-server is geregistreerd, kunt u een een video
delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > LiveClip om live
video of een videoclip van uw apparaat te verzenden.
Als u de clip eerst wilt bekijken, selecteert u Opties >
Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het SIPadres handmatig in om een uitnodiging te verzenden.
Het delen begint automatisch als de ontvanger
accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen, selecteert
u Stop. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Een uitnodiging voor video delen
ontvangen
Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt er
een bericht weergegeven met de naam of het SIP-adres
van de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen
beginnen, selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u
Weigeren. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Internetoproepen
Selecteer Menu > Connect. > Internettel..
37
Uw apparaat ondersteunt spraakoproepen via internet
(netoproepen). Uw apparaat probeert noodoproepen
primair via mobiele netwerken te plaatsen. Als het niet
lukt een noodoproep te plaatsen via mobiele netwerken,
probeert uw apparaat een noodoproep te plaatsen via de
provider voor netoproepen. Aangezien mobiele telefonie
een gevestigde technologie is, is het raadzaam zo
mogelijk mobiele netwerken te gebruiken voor
noodoproepen. Als u mobiel bereik hebt, zorg dan dat uw
mobiele telefoon is ingeschakeld en klaar is om oproepen
te plaatsen, alvorens u een noodoproep probeert te
plaatsen. Of een noodoproep kan worden geplaatst via
internettelefonie, hangt af van de beschikbaarheid van
een WLAN en of de provider voor netoproepen
noodoproepfunctionaliteit heeft geïmplementeerd.
Informeer bij uw provider voor netoproepen of deze
noodoproepfunctionaliteit biedt via internettelefonie.
Met de netoproepdienst (netwerkdienst), kunt u oproepen
plaatsen en ontvangen via internet met behulp van de
VoIP-technologie (voice over internet protocol).
Netoproepen kunt u plaatsen tussen computers, mobiele
telefoons en tussen een VoIP-apparaat en een traditionele
telefoon. Als u een netoproep wilt plaatsen of ontvangen,
moet uw apparaat binnen WLAN-bereik zijn. De
beschikbaarheid van deze netoproepdienst kan
verschillen, afhankelijk van uw land of gebied.
Een nieuw profiel voor
internetoproepen maken
U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen als
u een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
38
Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuw
SIP-profiel en voer de vereiste gegevens in. Als u het
aanmelden bij de dienst voor internetoproepen
automatisch wilt laten verlopen, selecteert u
Registratie > Altijd aan. Neem voor de juiste
instellingen contact op met uw aanbieder voor
internetoproepen.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in de
hoofdweergave voor Verbinding-instellingen.
3. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw
profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer
het SIP-profiel dat u zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt als
u automatisch verbinding maakt met de service voor
internetoproepen, selecteert u Menu > Connect. >
Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Registratie > Wanneer
nodig in de SIP-instellingen als u een profiel voor
internetoproepen maakt.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor
beveiligde internetoproepen, als u een beveiligde
internetoproep wilt maken. De proxyserver die voor het
profiel voor internetoproepen is geselecteerd, moet
beveiligde internetoproepen ondersteunen.
Verbinding maken met de dienst voor
internetoproepen
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen,
moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor
internetoproepen. Als u hebt gekozen voor automatisch
aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met
de dienst voor internetoproepen. Als u zich handmatig
aanmeldt bij de dienst, selecteert u een beschikbaar
netwerk in de lijst en Selecteer.
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden
automatisch vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt
vernieuwen, selecteert u Opties > Vernieuwen. Gebruik
deze optie als uw WLAN-netwerk niet in de lijst staat.
Als u een dienst voor internetoproepen voor uitgaande
oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding
heeft met meerdere diensten, selecteert u Opties >
Service wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u
Opties > Service configureren. Deze optie wordt alleen
weergegeven als er diensten zijn die nog niet zijn
geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel
verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk
opslaan. De opgeslagen netwerken worden met een
sterretje gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken met
een dienst voor internetoproepen, selecteert u Opties >
Verborgen netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor internetoproepen
wilt verbreken, selecteert u Opties > Verb. met serv.
verbr..
Internetoproepen verzenden
U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle
toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep
kunt verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het
gewenste contact en selecteer Bellen >
Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden in de stand-by
modus, voert u het SIP-adres in en drukt u op de beltoets.
Als u een netoproep wilt verzenden naar een adres dat niet
met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige
cijfertoets als het apparaat in de stand-by modus staat en
drukt u vervolgens enkele seconden op # om het scherm
leeg te maken en over te schakelen van de cijfermodus
naar de lettermodus. Toets het adres in en druk op de
beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het
voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen,
selecteert u Menu > Connect. > Internettel. >
Opties > Instellingen > Standaardoproeptype >
Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft met
een dienst voor internetoproepen, worden alle oproepen
verzonden als internetoproepen.
Instellingen voor de dienst voor
internetoproepen
Selecteer Opties > Instellingen, ga naar de instellingen
van de gewenste dienst en druk op de navigatietoets.
Als u zich automatisch wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Login-type >
Automatisch. Als u kiest voor automatisch aanmelden bij
WLAN-netwerken, wordt met enige regelmaat
automatisch gezocht naar WLAN-netwerken. Dit gaat ten
koste van de batterijcapaciteit en -levensduur.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Login-type >
Handmatig.
Als u de netwerken die u hebt opgeslagen voor de dienst
voor internetoproepen en de netwerken die worden
39
gedetecteerd door de dienst voor internetoproepen wilt
weergeven, selecteert u Opgeslagen verb. netw..
Als u de dienst-specifieke instellingen wilt definiëren,
selecteert u Service-inst. bewerken. Deze optie is alleen
beschikbaar als op het apparaat een plug-in is
geïnstalleerd die specifiek is voor de dienst.
Snelkeuze
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Oproep > Snelkeuze > Aan.
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door
een cijfertoets ingedrukt te houd en in de st and-by modus.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt
toewijzen, selecteert u Menu > Instrumenten >
Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets (2 - 9) op het scherm en
selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste
nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de
snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets
en selecteert u Opties > Wijzigen.
Oproepen omleiden
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail
40
of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie.
Kies of u spraak- of faxoproepen wilt omleiden en maak
een keuze uit de volgende opties:
• Alle spraakoproepen of Alle faxoproepen — Alle
inkomende spraak- of faxoproepen omleiden.
• Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u
een actief gesprek hebt.
• Als niet aangenomen — Inkomende oproepen
omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde
periode is overgegaan. Selecteer in de lijst Wachttijd:
hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep
wordt omgeleid.
het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik
heeft.
• Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen
tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen
omgeleid als het apparaat bezet is, niet wordt
beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail,
selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en
selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Naar
voicemailbox.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander
telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een
doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties >
Activeren > Naar ander nummer. Voer in het veld
Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een
nummer op te halen dat is opgeslagen in
Contactpersonen.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen
wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert
u Opties > Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat u
naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.
Oproepen blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren.
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat
kunnen worden uitgevoerd of ontvangen
(netwerkdienst). Als u de instellingen wilt wijzigen, moet
u beschikken over het blokkeerwachtwoord van de
serviceprovider. Het blokkeren van oproepen heeft
invloed op alle oproepen.
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van
oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u mogelijk nog
wel officiële alarmnummers kiezen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Sprkoproepen
blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
• Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het
apparaat voorkomen.
• Inkomende oproepen — Inkomende oproepen
voorkomen.
• Internation. oproepen — Oproepen naar het
buitenland voorkomen.
• Ink. opr. in buitenland — Oproepen voorkomen
wanneer u zich in het buitenland bevindt.
• Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen naar het
buitenland blokkeren maar oproepen naar uw eigen
land toestaan.
Als u de status van oproepblokkeringen wilt controleren,
selecteert u de blokkeeroptie en Opties > Controleer
status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u een
blokkeeroptie en selecteert u Opties > Alle blokk.
annul..
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, en
faxoproepen wilt wijzigen, selecteert u Sprkoproepen
blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Voer het
huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal het
nieuwe wachtwoord in. Het blokkeerwachtwoord moet
uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie.
Internetoproepen blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt
weigeren, selecteert u Anonieme oprpn blokkrn >
Aan.
DTMF-tonen verzenden
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency)
verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox
of andere telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt
beantwoord.
2. Selecteer Menu > Opties > DTMF verzenden.
41
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf
gedefinieerde toonreeks.
Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart
koppelen
1. Selecteer Menu > Contacten. Open een contact en
selecteer Opties > Bewerken > Opties > Detail
toevoegen > DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van circa
2 seconden tussen de tonen wilt invoegen, voert u een
p in. Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat de
DTMF-tonen pas worden verzonden nadat u tijdens een
oproep DTMF verzenden hebt geselecteerd, voert u
een w in.
3. Selecteer Gereed.
Voicemail
Selecteer Menu > Instrumenten > Opr.mailbox.
Als u de voicemailtoepassing de eerste keer opent, wordt
u verzocht het nummer van uw voicemailbox in te voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Als u internetoproepen in uw apparaat hebt
geconfigureerd, en een mailbox hebt voor
internetoproepen, selecteert u Mlbx vr intrnetoprpn >
Opties > Mlbx intrnetopr. bell. om deze te bellen.
Als u vanaf het startscherm de voicemail wilt bellen, houdt
u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de beltoets.
Als u een mailbox voor internetoproepen hebt
gedefinieerd, selecteert u of u uw voicemail of uw mailbox
42
voor internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer van de voicemailbox wilt wijzigen,
selecteert u de mailbox en Opties > Nummer wijzigen.
Als u het mailboxadres voor internetoproepen wilt
wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Adres
wijzigen.
Gesproken hulp
Selecteer Menu > Instrumenten > Gespr. hulp.
De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op het
scherm hardop voor, zodat u de basisfuncties van het
apparaat kunt gebruiken zonder op het scherm te kijken.
Als u de items in uw lijst met contacten wilt beluisteren,
selecteert u Contacten. Gebruik deze optie niet als u meer
dan 500 contacten hebt.
Als u informatie over gemiste en ontvangen oproepen,
gekozen nummers en herhaalde oproepen wilt
beluisteren, selecteert u Rcnte oproepen.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, selecteert u
Voicemailbox.
Als u een telefoonnummer wilt kiezen, selecteert u
Bellen.
Als u een oproep wilt doen met behulp van
spraakopdrachten, selecteert u Sprkopdrachten.
Als u wilt dat ontvangen berichten worden voorgelezen,
selecteert u Berichtlezer.
Als u de huidige tijd wilt horen, selecteert u Klok. Als u de
huidige datum wilt horen, navigeert u omlaag.
Als de toepassing Gesproken hulp geopend is terwijl een
agenda-alarm moet worden gegeven, wordt de inhoud
van het alarm voorgelezen.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.
Spraakopdrachten
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakopdr..
U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het plaatsen van
oproepen en het openen van toepassingen, profielen en
andere functies van het apparaat.
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in
Contacten en voor de functies die in de toepassing
Spraakopdrachten zijn ingesteld. Wanneer een
spraaklabel wordt uitgesproken, vergelijkt het apparaat
de gesproken woorden met de spraaklabels in het
apparaat. Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk van de
stem van de spreker. De spraakherkenning van het
apparaat past zich echter wel aan de stem van de
hoofdgebruiker aan om spraakopdrachten beter te
herkennen.
Als u een spraaklabel wilt beluisteren, opent u een contact
en selecteert u Opties > Sprklabel afspelen.
1. Als u een nummer wilt kiezen met een spraakopdracht,
houdt u de spraaktoets ingedrukt.
2. Wanneer u de toon hoort of de melding op het scherm
ziet, spreekt u de naam die voor het desbetreffende
contact is opgeslagen, duidelijk uit.
3. Een computerstem spreekt het spraaklabel van het
herkende contact uit in de geselecteerde apparaattaal
en de naam en het nummer worden weergegeven op
het scherm. Na een time-out van 1,5 seconde wordt het
nummer gekozen. Als het herkende contact niet
correct is, selecteert u Volgende om een lijst met
andere overeenkomsten weer te geven of Stoppen om
het kiezen te annuleren.
Als er voor een contact meerdere nummers zijn
opgeslagen, wordt het standaardnummer
geselecteerd als dit is ingesteld. Anders wordt het
eerstbeschikbare nummer in de volgende velden
geselecteerd: Mobiel, Mobiel (thuis), Mobiel
(werk), Telefoon, Telefoon (thuis) en Tel. (werk).
Een oproep plaatsen
Het spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam
die in Contacten is opgeslagen.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of
tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle
omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels
afhankelijk bent.
Een toepassing starten
Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die
zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht,
houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam
van de toepassing duidelijk uit. Als de herkende
toepassing niet correct is, selecteert u Volgende om een
lijst met andere overeenkomsten weer te geven of
Stoppen om te annuleren.
43
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst,
selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Opdracht wijzigen en voert u de
nieuwe opdracht in.
In het logboek kunt u informatie bekijken over de
communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste en
ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het
netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan
staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst
bevindt.
Profielen wijzigen
Het apparaat maakt voor elk profiel een spraaklabel. Als u
een profiel wilt inschakelen met een spraakopdracht,
houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam
van het profiel uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, selecteert u
Profielen > Opties > Opdracht wijzigen.
Instellingen voor
spraakopdrachten
Als u de computerstem wilt uitschakelen die herkende
spraaklabels en opdrachten uitspreekt in de geselecteerde
apparaattaal, selecteert u Instellingen > Synthesizer >
Uit.
Als u de leerfunctie van Spraakopdrachten opnieuw wilt
instellen, bijvoorbeeld als de hoofdgebruiker van het
apparaat is veranderd, selecteert u Spraakaanp.
verwijderen.
Logboek
Selecteer Menu > Logboek.
44
Oproep- en gegevensregisters
Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen oproepen
wilt weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. in de stand-by modus wilt
openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van uw
apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die tijdens
packet-gegevensverbindingen worden overgedragen,
selecteert u Packet-ggvns.
Alle communicatie
controleren
Als u alleen gespreksoproepen, tekstberichten of
gegevensverbindingen wilt controleren die worden
geregistreerd door het apparaat, opent u het tabblad voor
het algemene logboek.
Als u gedetailleerde informatie over een
communicatiegebeurtenis wilt weergeven, gaat u naar de
gebeurtenis en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Subgebeurtenissen, zoals een tekstbericht dat
in meerdere delen is verzonden en packet-
gegevensverbindingen, worden geregistreerd als
één communicatiegebeurtenis. Verbindingen met
uw mailbox, MMS-centrale of webpagina's worden
weergegeven als packet-gegevensverbindingen.
Als u het telefoonnummer uit een
communicatiegebeurtenis wilt toevoegen aan Contacten,
selecteert u Opties > Opslaan in Contacten en geeft u
aan of u een nieuw contact wilt maken of het
telefoonnummer wilt toevoegen aan een bestaand
contact.
Als u het nummer wilt kopiëren en plakken, bijvoorbeeld
in een tekstbericht, selecteert u Opties > Nummer
kopiëren.
Als u één type communicatiegebeurtenis of
communicatiegebeurtenissen met één andere partij wilt
weergeven, selecteert u Opties > Filter en selecteert u
het gewenste filter.
Als u de inhoud van het logboek, het register met recente
oproepen en afleveringsrapporten voor berichten
permanent wilt wissen, selecteert Opties > Logboek
wissen.
Bellen en berichten verzenden
vanuit het logboek
Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente
opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of
Gebelde nrs.. Selecteer de beller en Opties > Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht,
selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr.,
Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en
selecteer Opties > Ber. opstellen. U kunt tekstberichten
en multimediaberichten verzenden.
Logboekinstellingen
Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen
in het logboek moeten worden bewaard, selecteert u
Opties > Instellingen > Duur vermelding log en de
tijd. Als u Geen logboek selecteert, wordt de volledige
inhoud van het logboek permanent verwijderd.
Contacten
Selecteer Menu > Contacten.
U kunt contactgegevens, zoals telefoonnummers,
thuisadressen of e-mailadressen van uw contacten
opslaan en bijwerken. U kunt een persoonlijke beltoon of
een miniatuurafbeelding toevoegen aan een contact. U
kunt ook contactgroepen maken, zodat u tekst- of emailberichten aan veel ontvangers tegelijkertijd kunt
verzenden. U kunt ontvangen contactgegevens
(visitekaartjes) opslaan aan Contacten. Contactgegevens
kunnen alleen worden verzonden aan of ontvangen van
compatibele apparaten.
Contacten kopiëren tussen de
SIM-kaart en het
apparaatgeheugen
Als u contacten hebt opgeslagen op uw SIM-kaart, kunt u
deze kopiëren naar het geheugen van het apparaat.
45
Als u contacten van een SIM-kaart naar het geheugen van
het apparaat wilt kopiëren, selecteert u Opties > SIM-
contacten > SIM-telefoonb.. Markeer de contacten die
u wilt kopiëren, of selecteer Opties > Markeringen aan/
uit > Alle markeren om alle contacten te kopiëren.
Selecteer Opties > Kopie naar Contact..
Als u contacten wilt kopiëren van het apparaatgeheugen
naar een SIM-kaart, selecteert u Opties > Kopieer naar
SIM. Markeer de contacten die u wilt kopiëren of selecteer
Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om
alle contacten te kopiëren. Selecteer Opties > Kopieer
naar SIM.
Tip: Als u contacten hebt opgeslagen op uw vorige
apparaat, kunt u deze kopiëren met de toepassing
voor het overbrengen van gegevens.
'Gegevensoverdracht tussen apparaten', p. 25.
Contacten beheren
Als u een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Nieuw contact.
Als u een miniatuurafbeelding wilt toevoegen aan een
contact, selecteert u Opties > Bewerken > Opties >
Thumbnail toevoeg.. De miniatuurafbeelding wordt
weergegeven als het contact belt.
Als u het spraaklabel wilt beluisteren dat aan een contact
is toegewezen, selecteert u Opties > Sprklabel
afspelen.
Als u een contact wilt zoeken, typt u de eerste letters van
de naam in het zoekveld. Er wordt een lijst weergegeven
met contacten die met die letters beginnen.
46
Zie
Als u informatie van een contact wilt bewerken, selecteert
u Opties > Bewerken.
Tip: U kunt ook Nokia PC Suite gebruiken voor het
toevoegen en bewerken van contacten.
Als u contactgegevens wilt verzenden, selecteert u
Opties > Zenden.
U kunt een standaardnummer of -adres toewijzen aan een
contact zodat u gemakkelijk kunt bellen of een bericht
kunt verzenden naar dit nummer of adres, zelfs als
meerdere nummers of adressen voor het contact zijn
opgeslagen. Het standaardnummer wordt ook gebruikt bij
spraakgestuurd bellen.
Als u de standaardgegevens voor een contact wilt
wijzigen, opent u de contactkaart en selecteert u Opties >
Standaardnummers. Selecteer het nummer of adres dat
u als standaard wilt instellen. Het standaardnummer of adres is onderstreept op de contactkaart.
Als u een contact wilt toevoegen aan een groep, selecteert
u Opties > Toev. aan groep (wordt alleen weergegeven
als u een groep hebt gemaakt).
Tip: Als u wilt controleren tot welke groepen een
contact behoort, selecteert u Opties > Hoort bij
groepen.
Als u een snelkeuzetoets wilt toewijzen aan het
telefoonnummer van het contact, selecteert u Opties >
Snelkeuze toewijz..
Als u de weergavevolgorde van de voor- en achternamen
van uw contacten wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen, en Achtern. voorn., of Voorn. achtern..
Contactgroepen beheren
U kunt een contactgroep maken zodat u berichten aan
verschillende ontvangers tegelijkertijd kunt verzenden.
1. Open het tabblad voor contactgroepen en selecteer
Opties > Nieuwe groep.
2. Typ een naam voor de groep en selecteer OK.
3. Selecteer de groep en selecteer Opties > Leden
toevoegen.
4. Ga naar elke contactpersoon die u aan de groep wilt
toevoegen en druk op de navigatietoets om de
contactpersoon te markeren.
5. Selecteer OK om alle gemarkeerde contacten aan de
groep toe te voegen.
Als u een contact uit een contactgroep wilt verwijderen,
gaat u naar het contact die u wilt verwijderen en selecteert
u Opties > Verwijder uit groep.
Beltonen voor contacten
toevoegen
U kunt een beltoon selecteren voor een contact of
contactgroep. Als het telefoonnummer van de beller bij de
inkomende oproep wordt verzonden en uw apparaat het
nummer herkent, wordt de beltoon afgespeeld wanneer
u door het contact wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt selecteren voor een contact of
contactgroep, opent u het contact of de contactgroep en
selecteert u Opties > Beltoon. Een lijst met beltonen
wordt weergegeven. Selecteer de beltoon die u wilt
gebruiken.
Als u de toegewezen beltoon wilt verwijderen, selecteert
u Standaard beltoon in de lijst met beltonen.
Visitekaartjes verzenden
Als u een visitekaartje wilt verzenden, selecteert u de
contactpersoon in Contactpersonen, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode. Voer het
telefoonnummer of het adres in of voeg vanuit
Contactpersonen een ontvanger toe. Selecteer Opties >
Zenden. Als u SMS selecteert als verzendmethode, worden
visitekaartjes verzonden zonder miniatuurafbeeldingen.
Ontvangen visitekaartjes
beheren
Als u een ontvangen visitekaartje wilt weergeven,
selecteert u Openen vanuit de weergegeven melding of
opent u het bericht vanuit de map Inbox in de
berichtentoepassing.
Als u een ontvangen visitekaartje wilt opslaan, selecteert
u > Visitekaartje opsl..
SIM-telefoonboek
Selecteer Opties > SIM-contacten > SIM-
telefoonboek.
In het SIM-telefoonboek kunt u de namen en nummers
zien die zijn opgeslagen op de SIM-kaart; nummers
toevoegen, bewerken of kopiëren naar contacten; en
oproepen plaatsen.
47
Als u een SIM-contact wilt weergeven, navigeert u erheen,
en drukt u op de navigatietoets.
Als u contacten wilt toevoegen aan uw SIM-telefoonboek,
selecteert u Opties > Nieuw SIM-contact. Voer de
contactgegevens in en selecteer Gereed .
Als u de lijst met vaste nummers wilt weergeven,
selecteert u Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste
contacten. Deze instelling wordt alleen weergegeven als
zij wordt ondersteund door uw SIM-kaart.
Als u oproepen van uw apparaat naar geselecteerde
telefoonnummers wilt blokkeren, selecteert u Opties >
Vaste nrs. activeren. U hebt de PIN2-code nodig voor het
in- en uitschakelen van vaste nummers of het bewerken
van de vaste nummers. Neem contact op met uw
serviceprovider als u deze code niet hebt.
Als u nieuwe nummers wilt toevoegen aan de lijst met
vaste nummers, selecteert u Opties > Nieuw SIM-
contact. Voor deze functie hebt u de PIN2-code nodig. Als
u vaste nummers gebruikt, zijn packetgegevensverbindingen niet mogelijk, behalve wanneer u
tekstberichten verzendt via een packetgegevensverbinding. In dit geval moeten het nummer van
de berichtencentrale en het telefoonnummer van de
ontvanger worden opgenomen in de lijst met vaste
nummers. Wanneer de functie Vaste nummers is
ingeschakeld, kunt u mogelijk nog wel het
geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Als u uw eigen nummers wilt weergeven, als deze zijn
opgeslagen op de SIM-kaart, selecteert u Opties > Mijn
nummers. Mogelijk bent u bijvoorbeeld met dezelfde SIM-
kaart op twee telefoonlijnen geabonneerd. Niet alle SIM-
48
kaarten bevatten uw eigen nummers.
Als u de contactgegevens wilt bewerken, selecteert u
Opties > Bewerken.
Als u het contact van het SIM-telefoonboek naar Contacten
wilt kopiëren, selecteert u Opties > Kopie naar
Contact..
Als u de hoeveelheid vrij geheugen op uw SIM-kaart wilt
controleren, selecteert u Opties > SIM-kaartgegevens.
Agenda
Selecteer Menu > Agenda.
U kunt geplande gebeurtenissen en afspraken noteren en
bekijken. U kunt ook een alarm instellen voor agendaitems. Gebruik de Nokia PC Suite, als u uw agenda-items
wilt synchroniseren met een compatibele computer.
Raadpleeg hiervoor de handleiding bij Nokia PC Suite.
Agenda-items maken
U kunt de volgende typen agenda-items maken:
• Vergadering-items hebben een specifieke datum en
tijd.
• Memo-items zijn gerelateerd aan de hele dag, maar
niet aan een specifieke tijd van de dag.
• Verjaardag-items herinneren u aan verjaardagen en
andere speciale datums. Ze hebben betrekking op een
bepaalde dag, maar niet op een specifieke tijd van de
dag. Deze items worden ingesteld als jaarlijks
terugkerende items.
• Taak-items herinneren u aan een taak met een
einddatum, maar zonder specifieke tijd van de dag.
Als u een agenda-item wilt maken, gaat u naar een datum
en selecteert u Opties > Nieuw item. Selecteer het type
item. De beschikbare instellingen voor afspraken, memo's,
speciale datums en taken variëren.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Onderwerp of Gelegenheid — Voer een beschrijving
voor het item in.
• Locatie — Voer de locatiegegevens in.
• Begintijd — Voer de begintijd in.
• Eindtijd — Voer de eindtijd in.
• Begindatum of Datum — Specificeer de begindatum
of de datum waarop de gebeurtenis plaatsvindt.
• Einddatum — Voer de einddatum in.
• Signaal — Stel een alarmsignaal in voor afspraken of
jaarlijks terugkerende items. Het alarmsignaal wordt
weergegeven in de dagweergave.
• Herhalen — U kunt opgeven of en wanneer u het item
wilt laten herhalen. Definieer het type herhaling, de
frequentie en de mogelijke einddatum.
• Synchronisatie — Als u Privé selecteert, kan het
agenda-item alleen door uzelf worden bekeken en niet
door anderen met online toegang tot de agenda. Als u
Openbaar selecteert, is het agenda-item zichtbaar
voor anderen die online toegang hebben tot uw
agenda. Als u Geen selecteert, wordt het agenda-item
tijdens een synchronisatiesessie niet naar uw computer
gekopieerd.
Tip: Zorg ervoor dat u in de toepassing Klok de
juiste stad hebt geselecteerd, omdat geplande
agenda-items kunnen veranderen wanneer de
huidige stad wordt gewijzigd en die stad in een
andere tijdzone is gesitueerd.
Als u een item wilt bewerken, gaat u naar het item en
selecteert u Opties > Openen. Bewerk de details in de
verschillende velden.
Als u een agenda-item wilt verwijderen, selecteert u
Opties > Verwijderen en selecteert u Items voor: om
alle items vóór de geselecteerde datum te verwijderen, of
Alle items om alle agenda-items van het apparaat te
verwijderen.
Tip: Wanneer u een terugkerend item wilt
bewerken of verwijderen, geeft u aan hoe de
wijziging moet worden uitgevoerd. Als u Alle
agenda-items verwijderd selecteert, worden alle
terugkerende items verwijderd. Als u Item
verwijderen selecteert, wordt alleen het huidige
item verwijderd.
Als u een agenda-item naar een compatibel apparaat wilt
verzenden, selecteert u Opties > Zenden > Via SMS, Via
multimedia, Via e-mail, Via Bluetooth of Via
infrarood. Als het andere apparaat de Universal Time
Coordinated (UTC) niet gebruikt, kan het zijn dat de
tijdgegevens van de ontvangen agenda-items niet correct
wordt weergegeven.
Als u een ontvangen agenda-item aan uw agenda wilt
toevoegen, opent u de bijlage van het agenda-item in het
bericht en selecteert u Opties > Opslaan in Agenda.
Als u een ontvangen agenda-item wilt beantwoorden,
selecteert u Accepteren, Voorlopig of Weigeren. Als u
het item accepteert of het markeert als voorlopig, wordt
het item toegevoegd aan uw agenda. U kunt per e-mail
een antwoord aan de afzender van het agenda-item
verzenden. Selecteer Ja. Het bericht wordt in de Outbox
opgeslagen om te wachten op verzending.
49
Een afspraak maken
1. Ga naar een datum en selecteer Opties > Nieuw
item > Vergadering.
2. Voer het onderwerp, de locatie, de begin- en eindtijd,
en indien nodig de begin- en einddatum in.
3. Als u een alarm voor de bijeenkomst wilt instellen,
selecteert u Signaal > Aan. Geef een tijdstip en datum
voor het alarmsignaal op.
4. Selecteer of dit een periodieke vergadering is.
5. Geef in het veld Synchronisatie aan hoe de taak wordt
behandeld tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om
de taak te verbergen voor kijkers als de agenda online
beschikbaar is, Openbaar om de taak zichtbaar te
maken voor kijkers als de agenda online beschikbaar
is, of Geen als u niet wilt dat de taak bij het
synchroniseren naar uw computer wordt gekopieerd.
Takenlijst
U kunt bijhouden welke taak of taken op een bepaalde dag
moeten worden uitgevoerd. U kunt aan elke taak een
einddatum en een alarmsignaal toewijzen.
Een taak maken
1. Ga naar een datum en selecteer Opties > Nieuw
item > Taak.
2. Typ het onderwerp in het veld Onderwerp.
3. Voer de einddatum in.
4. Als u een alarm wilt instellen voor de taak, selecteert
50
u Signaal > Aan. Geef een tijdstip en datum voor het
alarmsignaal op.
5. Geef een prioriteit op. De prioriteitpictogrammen zijn
( ! ) Hoog en ( - ) Laag. Er is geen pictogram voor
Normaal.
6. Geef in het veld Synchronisatie aan hoe de taak wordt
behandeld tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om
de taak te verbergen voor kijkers als de agenda online
beschikbaar is, Openbaar om de taak zichtbaar te
maken voor kijkers als de agenda online beschikbaar
is, of Geen als u de taak bij het synchroniseren niet
naar uw computer wilt kopiëren.
Agendaweergaven
De Agenda heeft vier weergaven: in de maandweergave
ziet u de hele maand in een keer; in de weekweergave
worden de gebeurtenissen voor de geselecteerde week in
vakken van zeven dagen weergegeven; in de
dagweergave worden de gebeurtenissen van de
geselecteerde dag weergegeven; en in de takenlijsten
worden de taken voor de geselecteerde dag weergegeven.
In verschillende weergaven werken
Als u wilt schakelen tussen de verschillende
agendaweergaven, selecteert u Opties in een van deze
weergaven. Selecteer het weergavetype in de lijst.
Als u de standaardagendaweergave wilt instellen,
selecteert u Opties > Instellingen >
Standaardweergave en de gewenste weergave.
Als u een specifieke datum wilt weergeven, selecteert u
Opties > Ga naar datum en geeft u de datum op.
Maandweergave
Selecteer Opties > Maandweergave.
In de maandweergave ziet u de hel e maand i n zij n geheel .
Elke rij geeft één week weer. De huidige maand wordt
weergegeven en de actieve dag is de huidige dag
(vandaag) of de laatste dag die is bekeken. De actieve dag
wordt gemarkeerd door een gekleurd vierkantje. Dagen
met geplande gebeurtenissen worden gemarkeerd door
een driehoekje. Druk op de navigatietoets om het item
voor die dag te openen.
Weekweergave
Selecteer Opties > Weekweergave.
In de weekweergave worden de gebeurtenissen voor de
geselecteerde week in vakken van zeven dagen
weergegeven. De datum van vandaag wordt gemarkeerd
door een gekleurd vierkantje. Memo's en jaarlijks
terugkerende items worden vóór 8 uur 's ochtends
geplaatst.
Als u de begindag van de week wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Week begint met.
Dagweergave
Ga naar een dag en druk op de navigatietoets. In de
dagweergave worden de gebeurtenissen van de
geselecteerde dag weergegeven. Items worden
gegroepeerd in tijdvakken aan de hand van de begintijd.
Als u de vorige of volgende dag wilt bekijken, gaat u naar
links of naar rechts.
Takenlijsten
Selecteer Opties > Takenweergave.
In de takenlijsten worden de taken voor de geselecteerde
dag weergegeven.
Als u een taak als voltooid wilt markeren, selecteert u
Opties > Markeer: volbracht.
Als u een taak wilt herstellen, selecteert u Opties >
Markeer: niet volbr..
Agenda-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u Agenda-
alarmtoon.
Als u de weergave wilt wijzigen die wordt weergegeven
als u de agenda opent, selecteert u
Standaardweergave.
Als u de eerste dag van de week wilt wijzigen, selecteert
u Week begint met.
Als u de titel van de weekweergave wilt wijzigen,
selecteert u Titel weekweergave en Weeknummer of
Data deze week.
Web
Selecteer Menu > Web.
Als u wilt surfen op internet (netwerkdienst), moet u
instellingen voor een internettoegangspunt configureren.
Als u een GPRS-verbinding gebruikt, moet het draadloze
netwerk GPRS-verbindingen ondersteunen en moet de
dienst zijn geactiveerd voor de SIM-kaart.
Tip: U kunt instellingen voor een
internettoegangspunt ontvangen in een speciaal
tekstbericht van uw serviceprovider of van de
51
webpagina van de serviceprovider. U kunt
instellingen voor het internettoegangspunt ook
handmatig invoeren.
'Internettoegangspunten', p. 109.
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid
en tarieven van diensten. De aanbieder kan u ook
instructies geven voor het gebruik van deze diensten.
Zie
Beveiliging van de verbinding
Als de beveiligingsindicator ( ) wordt weergegeven
tijdens een verbinding, is de gegevensoverdracht tussen
het apparaat en de internet-gateway of server gecodeerd.
Het veiligheidssymbool geeft niet aan dat de
gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde
bron is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider beveiligt
de gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder.
Het is mogelijk dat beveiligingscertificaten nodig zijn voor
sommige diensten, zoals bankdiensten. U krijgt een
melding als de identiteit van de server niet betrouwbaar
is of als uw apparaat niet het juiste beveiligingscertificaat
heeft. Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Surfen op internet
Als u wilt surfen op internet, selecteert u een bookmark of
typt u het webadres handmatig, en u selecteert Ga naar.
Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt en die
adequate beveiliging en bescherming bieden tegen
52
schadelijke software.
Tip: Zodra u de eerste tekens van het adres invoert,
worden er adressen weergegeven van eerder
bezochte pagina's die overeenkomen met hetgeen
u invoert. Als u een pagina wilt openen, gaat u naar
het adres en drukt u op de navigatietoets.
Voor het navigeren op een webpagina gebruikt u de
navigatietoets, die als een aanwijzer wordt weergegeven
op de pagina. Wanneer u de aanwijzer boven een
koppeling plaatst, verandert de aanwijzer in een hand.
Druk op de navigatietoets om de koppeling te openen.
Nieuwe koppelingen op een webpagina zijn gewoonlijk
blauw onderstreept en bezochte koppelingen zijn paars
onderstreept. Afbeeldingen die als koppeling fungeren,
krijgen een blauwe rand.
De adressen van de pagina's die u bezoekt, worden
opgeslagen in de map Autom. bookmrks.
Bookmarks
Als u een gemarkeerde webpagina wilt weergeven, gaat
u naar de bookmark en drukt u op de navigatietoets.
Als u naar een andere webpagina wilt gaan, selecteert u
Opties > Navigatieopties > Ga naar webadres, voert
u het adres van de pagina in en selecteert u Ga naar.
Als u een bookmark wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Bookmarkbeheer > Bookm. toev..
Als u uw bookmarks wilt ordenen, selecteert u Opties >
Bookmarkbeheer in de hoofdweergave voor internet. U
kunt bookmarks verplaatsen en bewerken en nieuwe
mappen maken.
Cache leegmaken
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om
gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht
of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een
wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het
apparaat na gebruik beter legen. De informatie of de
diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk
in de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache wissen.
Feeds en blogs
Selecteer Menu > Web > Webfeeds.
Feeds bevatten doorgaans koppen en artikelen over
recent nieuws of andere onderwerpen. Blog is een
afkorting van weblog, een webdagboek dat voortdurend
wordt bijgewerkt.
U opent een feed of blog door ernaartoe te gaan en op de
navigatietoets te drukken.
Als u een feed of blog wilt toevoegen of bewerken,
selecteert u Opties > Feed beheren > Nieuwe feed of
Bewerken.
Een verbinding verbreken
Als u de verbinding wilt verbreken en de browserpagina
offline wilt weergeven, selecteert u Opties >
Instrumenten > Verbind. verbreken. Als u de
verbinding wilt verbreken en de browser wilt sluiten,
selecteert u Opties > Afsluiten.
Webinstellingen
Selecteer Menu > Web > Opties > Instellingen.
De Internetinstellingen zijn verdeeld in vier groepen:
• Algemeen bevat instellingen die betrekking hebben
op het toegangspunt en de homepage.
• Pagina bevat instellingen voor afbeeldingen, geluid en
pop-ups.
• Privacy bevat instellingen die betrekking hebben op
uw privacy.
• Webfeeds bevat instellingen die betrekking hebben op
webfeeds en blogs.
53
Berichten
Selecteer Menu > Berichten.
In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten,
multimediaberichten, audioberichten en e-mailberichten
verzenden en ontvangen. U kunt ook webdienstberichten,
infodienstberichten en speciale berichten met gegevens
ontvangen en dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet
u wellicht het volgende doen:
• Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en
controleren of het apparaat zich binnen het bereik van
een netwerk bevindt.
• Controleren of het netwerk de berichtfuncties
ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn
geactiveerd op de SIM-kaart.
• Het internettoegangspunt definiëren in het apparaat.
Zie 'Internettoegangspunten', p. 109.
• Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het
apparaat.
• De SMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor SMS-berichten', p. 65.
• De MMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 66.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de
SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen
54
automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 67.
Zie
Zie
deze instellingen handmatig definiëren of contact
opnemen met uw serviceprovider voor het configureren
van de instellingen.
Berichtenmappen
Berichten en gegevens die via Bluetooth- of
infraroodverbindingen worden ontvangen, worden
opgeslagen in de map Inbox. E-mailberichten worden
opgeslagen in Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld,
kunnen worden opgeslagen in de map Ontwerpen.
Berichten die nog moeten worden verzonden, worden
opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn
verzonden, met uitzondering van Bluetooth- en
infraroodberichten, worden opgeslagen in de map
Verzonden.
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst,
bijvoorbeeld als uw apparaat geen netwerkbereik
heeft. U kunt ook instellen dat e-mailberichten
moeten worden verstuurd zodra er weer verbinding
is met de externe mailbox.
Opmerking: Als het pictogram of de tekst Bericht
verzonden op het beeldscherm van het apparaat
verschijnt, betekent dit niet dat het bericht op de bedoelde
bestemming is aangekomen.
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt
aanvragen voor de tekstberichten en MMS-berichten die u
hebt verzonden (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport
ontvangen. De rapporten worden opgeslagen in de map
Rapporten.
Berichten indelen
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn
mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam map wijzigen. U kunt alleen de naam
wijzigen van mappen die u zelf hebt gemaakt.
Als u een bericht wilt verplaatsen naar een andere map,
selecteert u Opties > Verplaats naar map, de map en
OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren,
selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt berichten
sorteren op Datum, Afzender, Onderwerp en
Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven,
selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.
Berichtenlezer
De berichtenlezer leest ontvangen tekst-, multimedia en
e-mailberichten hardop voor. De berichtenlezer kan geen
e-mailberichten lezen in een e-mail-invoegtoepassingen.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de
linkerselectietoets ingedrukt wanneer u een tekstbericht
ontvangt.
Als u een bericht in de Inbox of een mailbox wilt horen,
selecteert u Opties > Luisteren
Als u het volgende bericht in de Inbox of een mailbox wilt
horen, gaat u omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt
horen, gaat u omhoog. Ga aan het begin van het bericht
omhoog als u het vorige bericht wilt horen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de
linkerselectietoets kort in te drukken. U kunt doorgaan
door de linkerselectietoets nogmaals kort in te drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de
eindtoets.
Spraak
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak.
Met Spraak kunt u de taal, stem en stemeigenschappen
voor de berichtenlezer instellen.
De stemeigenschappen
bewerken
Als u de taal voor de berichtenlezer wilt instellen,
selecteert u Taal. Als u aanvullende talen op uw apparaat
wilt downloaden, ga dan naar de Nokia-website of gebruik
de toepassing Downloaden.
Als u de stem wilt instellen, selecteert u Stem. De stem is
taalafhankelijk.
55
Als u de spreeksnelheid wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Snelheid.
Als u het spreekvolume wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Volume.
Als u een stem wilt beluisteren, opent u het spraaktabblad,
selecteert u de gewenste stem en kiest u Opties > Spraak
afspelen.
E-mailberichten
Selecteer Menu > Berichten > Mailbox.
Om e-mail te kunnen ontvangen en verzenden, moet u
beschikken over een externe mailbox. Deze dienst kan
worden geleverd door een internetprovider,
netwerkoperator of uw bedrijf. Uw apparaat voldoet aan
de internetstandaarden SMTP, IMAP4 (revisie 1) en POP3,
en aan verschillende leverancier-specifieke emailoplossingen. Andere e-mailproviders bieden mogelijk
diensten met andere instellingen of functies dan in deze
gebruikershandleiding worden beschreven. Neem contact
op met uw serviceprovider en e-mailprovider voor meer
informatie.
Voordat u e-mailberichten kunt verzenden, ontvangen,
beantwoorden en doorsturen, moet u eerst:
• Een internettoegangspunt configureren.
'Internettoegangspunten', p. 109.
• Een e-mailaccount definiëren en de juiste instellingen
configureren. Gebruik hiervoor de wizard voor
mailboxconfiguratie of definieer de account
56
handmatig.
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 67.
Zie
Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste
instellingen.
Uw e-mailinstellingen
definiëren
U kunt de e-mailwizard gebruiken voor het instellen van
uw zakelijke e-mailaccount, zoals Microsoft Outlook of
Microsoft Exchange, en uw internet e-mailaccount, zoals
de e-maildiensten van Google.
1. Als u de e-mailwizard wilt starten, gaat u naar actieve
stand-by en vervolgens navigeert u naar de emailwizard en drukt u op de navigatietoets.
2. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in. Als de wizard
uw e-mailaccount niet automatisch kan instellen,
selecteert u het e-mailaccounttype en voert u de
overige accountgegevens in.
Als op het apparaat nog meer e-mailclients staan, worden
die ook aangeboden wanneer u de wizard voor e-mail
start.
Tijdens het instellen van uw e-mail wordt u mogelijk
gevraagd naar de volgende informatie:
• Gebruikersnaam
• E-mailtype
• Inkomende mailserver
• Poor van de inkomende mailserver
• Uitgaande mailserver
• Poort van de uitgaande mailserver
• Wachtwoord
• Toegangspunt
Als u een zakelijke e-mail instelt, kunt u de IT-afdeling van
uw bedrijf naar de gegevens vragen. Als u een internet-email instelt, gaat u voor meer informatie naar de website
van uw e-mailserviceprovider.
te beëindigen. Wijzigingen die u offline aanbrengt in
mappen in de externe mailbox, worden pas
doorgevoerd wanneer u de volgende keer verbinding
maakt met uw mailbox en gegevens synchroniseert.
Verbinding maken met een
externe mailbox
E-mail die aan u is geadresseerd, wordt automatisch
ontvangen door uw externe mailbox en niet door het
apparaat. Als u uw e-mailberichten wilt lezen, moet u eerst
verbinding maken met de externe mailbox en vervolgens
de e-mailberichten selecteren die u wilt ophalen met uw
apparaat.
1. Als u ontvangen berichten wilt ophalen met uw
apparaat en deze wilt bekijken, selecteert u uw
mailbox in de hoofdweergave van Berichten. Zodra de
vraag Verbinden met mailbox? verschijnt, selecteert
u Ja.
2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in, als dit
gevraagd wordt.
3. Selecteer Opties > E-mail ophalen > Nieuw om
nieuwe berichten op te halen die u nog niet eerder
hebt gelezen of opgehaald, Geselecteerd om alleen
berichten op te halen die u in de externe mailbox hebt
geselecteerd of Alle om alle berichten op te halen die
u nog niet eerder hebt opgehaald.
4. Als u uw e-mailberichten offline wilt beheren om de
kosten van de verbinding te beperken en te werken in
omstandigheden waarin geen gegevensverbinding
mogelijk is, selecteert u Opties > Verbind.
verbreken om de verbinding met de externe mailbox
E-mailberichten lezen en
beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat
of de pc.
Als u een ontvangen e-mailbericht wilt lezen, opent u het
bericht in de mailbox.
Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties >
Bijlagen.
Als u alleen de afzender van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Afzender.
Als u alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Allen.
Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat
bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen
niet in het antwoord opgenomen. Als u het
ontvangen e-mailbericht doorstuurt, worden de
bijlagen wel opgenomen.
Als u een e-mailbericht wilt doorsturen, selecteert u
Opties > Doorsturen.
57
Als u een bestand als bijlage wilt toevoegen aan een emailbericht, selecteert u Opties > Invoegen en de
bijlage die u wilt toevoegen.
Als u een bijlage wilt verwijderen uit een e-mailbericht dat
u verstuurt, selecteert u de bijlage en Opties >
Verwijderen.
Als u de prioriteit van een bericht wilt instellen, selecteert
u Opties > Zendopties > Prioriteit.
Als u de tijd wilt instellen waarop het e-mailbericht wordt
verzonden, selecteert u Opties > Zendopties > Bericht
zenden. Selecteer Meteen, of selecteer Bij besch. verb.
als u offline werkt.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt bellen, als de
afzender in Contacten staat, selecteert u Opties >
Bellen.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt antwoorden
met een audiobericht of een multimediabericht, selecteert
u Opties > Bericht maken.
E-mailberichten opstellen en
verzenden
1. Als u een e-mailbericht wilt schrijven, selecteert u
Nieuw bericht > E-mail.
2. Selecteer Opties > Ontvngr toevoegen als u de e-
mailadressen van de geadresseerden wilt selecteren
uit Contacten, of voer de e-mailadressen in het veld
Naar in. Gebruik een puntkomma om e-mailadressen
te scheiden. Gebruik het veld Cc om een kopie naar
58
andere geadresseerden te verzenden, of het veld Bcc
om Bcc-ontvangers op te geven.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp in
voor het e-mailbericht.
4. Voer uw e-mailbericht in het tekstgebied in en
selecteer Opties > Verzenden.
Berichten verwijderen
Als u geheugenruimte op uw apparaat wilt vrijmaken,
moet u regelmatig berichten uit de mappen Inbox en
Verzenden, evenals opgehaalde e-mailberichten
verwijderen.
Als u e-mailberichten alleen van het apparaat wilt
verwijderen en het origineel op de server wilt laten staan,
selecteert u Opties > Verwijderen > Telef. (kop
behouden).
Als u e-mailberichten zowel van het apparaat als van de
externe server wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren, selecteert u Opties >
Verwijd. onged. mkn.
Submappen in externe e-mail
Als u submappen maakt in uw IMAP4-mailboxen op een
externe server, kunt u deze mappen met uw apparaat
weergeven en beheren als u er een abonnement op hebt.
U kunt alleen op mappen in uw IMAP4-mailboxen een
abonnement nemen.
Als u mappen in uw IMAP4-mailbox wilt weergeven,
brengt u een verbinding tot stand en selecteert u Opties >
E-mailinstellingen > Inst. voor ophalen >
Mapabonnementen.
Als u een externe map wilt weergeven, selecteert u een
map en Opties > Abonneren. De mappen waarop u bent
geabonneerd, worden elke keer wanneer u verbinding
maakt, bijgewerkt. Als de mappen groot zijn, kan dit even
duren.
Als u de lijst met mappen wilt bijwerken, selecteert u een
map en Opties > Mappenlijst bijwrkn.
SMS-berichten
Selecteer Menu > Berichten.
SMS-berichten schrijven en
verzenden
Selecteer Menu > Berichten.
Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn
dan de limiet voor één bericht. Langere berichten worden
verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider
kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening
brengen. Tekens met accenten of andere symbolen en
tekens in sommige taalopties nemen meer ruimte in
beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan
worden verzonden, wordt beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer
dan één nummer toevoegt, scheid de nummers dan
met een puntkomma.
3. Voer de berichttekst in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Verzendopties voor SMSberichten
Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het verzenden
van het bericht, selecteert u Opties > Zendopties >
Ber.centrale in gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor uw
berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Zendopties > Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft
proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als de
eerste poging is mislukt, selecteert u Opties >
Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger niet
kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het
bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt
converteren, selecteert u Opties > Zendopties > Ber.
verzonden als > Tekst, Fax, Semafoonbericht of Email. Wijzig deze optie alleen als u zeker weet dat de
berichtencentrale SMS-berichten kan converteren naar
deze andere indelingen. Neem contact op met uw
serviceprovider.
SMS-berichten op de SIM-kaart
Selecteer Opties > SIM-berichten.
59
U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de
SIM-berichten wilt weergeven, moet u de berichten eerst
kopiëren naar een map op het apparaat. Wanneer u de
berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze
weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart
verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit >
Markeren of Alle markeren om alle berichten te
markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met
kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt
weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten
hebt gekopieerd en opent u een bericht.
Beeldberichten weergeven
De weergave van een MMS kan verschillen, afhankelijk van
het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het bericht
in de map Inbox.
Als u gegevens over het beeldbericht wilt weergeven,
selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Als u het bericht in een andere map wilt opslaan, selecteert
u Opties > Verplaats naar map.
Als u de afzender van het bericht wilt toevoegen aan
Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in Contacten.
60
Beeldberichten doorsturen
1. Als u het bericht wilt doorsturen, opent u het bericht
vanuit de map Inbox en selecteert u Opties >
Doorsturen.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer
dan één nummer invoert, moet u de nummers
scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Tip: Als u de afbeelding uit het bericht wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Beeld
verwijderen.
Multimediaberichten
Selecteer Menu > Berichten.
Alleen compatibele apparaten die deze functie
ondersteunen, kunnen multimediaberichten ontvangen
en weergeven. De manier waarop een bericht wordt
weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het
ontvangende apparaat.
Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten zoals
afbeeldingen en geluids- en videoclips bevatten. Voordat
u multimediaberichten kunt verzenden en ontvangen,
moet u eerst de instellingen voor multimediaberichten
definiëren. Het is mogelijk dat uw apparaat de
serviceprovider van de SIM-kaart heeft herkend en
automatisch de instellingen voor multimediaberichten
heeft geconfigureerd. Als dat niet het geval is, gebruikt u
de Instelwizard of neemt u contact op met uw
serviceprovider voor de juiste instellingen.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 66.
Zie
Multimediaberichten
opstellen en verzenden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat
of de pc.
1. Als u een nieuw bericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of emailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit
Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of emailadressen invoert, moet u deze scheiden met een
puntkomma.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp voor
het bericht in. Als u wilt wijzigen welke velden worden
weergegeven, selecteert u Opties > Adresvelden.
4. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Object invoegen om mediaobjecten in te voegen. U
kunt objecten zoals Afbeelding, Geluidsclip en
Videoclip invoegen.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMSberichten beperken. Als de omvang van de ingevoegde
afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding
door het apparaat worden verkleind zodat deze via
MMS kan worden verzonden.
5. Elke dia in uw bericht kan slechts één video- of
geluidsclip bevatten. Als u meer dia's aan uw bericht
wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw
invoegen > Dia. Als u de volgorde van de dia's in uw
bericht wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Verplaatsen.
6. Als u een voorbeeld van een multimediabericht wilt
bekijken voordat u het verzendt, selecteert u Opties >
Voorbeeld.
7. Selecteer Opties > Zenden.
Als u een object uit een multimediabericht wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Bijlage
verwijderen.
Als u de zendopties voor het huidige multimediabericht
wilt instellen, selecteert u Opties > Zendopties.
Multimediaberichten
ontvangen en beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat
of de pc.
Tip: Als u multimediaberichten ontvangt die
objecten bevatten die door uw apparaat niet
worden ondersteund, kunt u deze niet openen.
Probeer deze objecten naar een ander apparaat te
zenden, zoals een computer om ze daar te openen.
61
1. Als u een multimediabericht wilt beantwoorden, opent
u het bericht en selecteert u Opties > Antwoorden.
2. Selecteer Opties en Afzender om de afzender te
beantwoorden met een multimediabericht, Via
tekstbericht om te antwoorden met een SMS-bericht,
Via audiobericht om te antwoorden met een
audiobericht of Via e-mail om te antwoorden met een
e-mailbericht.
Tip: Als u ontvangers wilt toevoegen aan uw
antwoord, selecteert u Opties > Ontvngr
toevoegen om de ontvangers van het bericht te
selecteren in Contacten of voert u de
telefoonnummers of e-mailadressen van de
ontvangers handmatig in het veld Naar in.
3. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Verzenden.
Presentaties maken
Het is niet mogelijk om multimediapresentaties te maken
als de MMS-aanmaakmodus is ingesteld op Beperkt. Als
u de instelling wilt wijzigen, selecteert u Berichten >
1. Als u een presentatie wilt maken, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of emailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit
Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of emailadressen invoert, moet u deze door een
62
puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Presentatie maken en kies een
presentatiesjabloon. Een sjabloon bepaalt welke
multimediaobjecten u in de presentatie kunt opnemen
en waar deze worden weergegeven. Bovendien bevat
een sjabloon de overgangseffecten tussen
afbeeldingen en dia's.
4. Ga naar het tekstgebied en voer de tekst in.
5. Als u afbeeldingen, geluid, video of notities wilt
invoegen in uw presentatie, gaat u naar het
desbetreffende objectgebied en selecteert u Opties >
Invoegen.
6. Als u dia's wilt toevoegen, selecteert u Invoegen >
Nieuwe dia.
Als u de achtergrondkleur van de presentatie en
achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's wilt
instellen, selecteert u Opties > Achtergr.instel..
Als u overgangseffecten tussen afbeeldingen of dia's wilt
plaatsen, selecteert u Opties > Effectinstellingen.
Als u de presentatie wilt bekijken, selecteert u Opties >
Voorbeeld. Multimediapresentaties kunnen alleen
worden weergegeven op compatibele apparaten met
ondersteuning voor presentaties. De weergave kan per
apparaat verschillen.
Presentaties weergeven
Als u een presentatie wilt weergeven, kunt u dat in de map
Inbox doen. Ga naar de presentatie en druk op de
navigatietoets.
Als u de presentatie wilt onderbreken, drukt u op een van
beide selectietoetsen.
Als u het afspelen van de presentatie wilt hervatten,
selecteert u Opties > Doorgaan.
Als de tekst of afbeeldingen te groot voor het scherm zijn,
selecteert u Opties > Bladeren activeren. U kunt dan
schuiven om de hele presentatie te zien.
Als u telefoonnummers en e-mailadressen in de
presentatie wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken. U
kunt deze nummers en adressen bijvoorbeeld gebruiken
om te bellen, berichten te verzenden of bookmarks te
maken.
Multimediabijlagen
weergeven en opslaan
Als u multimediaberichten wilt weergeven als een
volledige presentatie, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Presentatie afsp..
Tip: Als u een multimediaobject in een
multimediabericht wilt weergeven of afspelen,
selecteert u Afbeelding bekijken, Geluidsclip
afspelen, of Videoclip afspelen.
Als u de naam en grootte van een bijlage wilt weergeven,
opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten.
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u
achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en
Opties > Opslaan.
Een multimediabericht
doorsturen
Open Inbox, ga naar een multimediamelding en druk op
de navigatietoets. Als u het bericht naar een compatibel
apparaat wilt sturen zonder het door uw apparaat te laten
ophalen, selecteert u Opties > Doorsturen. Als de server
geen ondersteuning biedt voor het doorsturen van
multimediaberichten, is deze optie niet beschikbaar.
1. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit
Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of emailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
2. Bewerk het bericht eventueel en selecteer Opties >
Zenden.
Tip: Als u de afleverinstellingen van het bericht wilt
bewerken, selecteert u Opties > Zendopties.
Een geluidsclip verzenden
1. Als u een audiobericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Audiobericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit
Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of emailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
63
3. Selecteer Opties > Geluidsclip invoegen en kies of u
een geluidsclip wilt opnemen of er een in de Galerij wilt
selecteren.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
instellingen voor internettoegang of voor een emailaccount.
Als u de inhoud van dergelijke berichten wilt opslaan,
selecteert u Opties > Opslaan.
Verzendopties voor
multimediaberichten
Selecteer Nieuw bericht > Multimediabericht >
Opties > Zendopties en maak een keuze uit volgende
opties:
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u een melding
wilt ontvangen wanneer het bericht met succes is
afgeleverd bij de ontvanger. Wellicht kunt u geen
afleveringsrapport ontvangen voor een
multimediabericht dat naar een e-mailadres is
verzonden.
• Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te
verzenden. Als de ontvanger van het bericht niet binnen
de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht
uit de multimediaberichtencentrale verwijderd. Het
netwerk moet deze functie ondersteunen. Maximale
duur is de maximumtijd die door het netwerk wordt
toegestaan.
Speciale berichttypen
Selecteer Menu > Berichten.
U kunt speciale berichten ontvangen, die gegevens
64
bevatten zoals operatorlogo's, beltonen, bookmarks of
Dienstberichten
Dienstberichten zijn berichten die door serviceproviders
naar uw apparaat worden verzonden. Deze kunnen
meldingen bevatten, zoals nieuws, diensten of
koppelingen waarmee de inhoud van het bericht kan
worden gedownload.
Als u de instellingen voor dienstberichten wilt definiëren,
selecteert u Opties > Instellingen > Dienstbericht.
Als u de dienst of de berichtinhoud wilt downloaden,
selecteert u Opties > Bericht downloaden.
Als u de afzender, het webadres, de vervaldatum en
andere gegevens van het bericht wilt weergeven alvorens
het te downloaden, selecteert u Opties >
Berichtgegevens.
Dienstopdrachten verzenden
U kunt een bericht met een aanvraag voor een dienst (ook
wel een USSD-opdracht genoemd) naar uw
serviceprovider verzenden en daarmee activatie van
bepaalde netwerkdiensten aanvragen. Neem contact op
met uw serviceprovider voor de vereiste
dienstaanvraagtekst.
Als u een dienstaanvraagbericht wilt verzenden, selecteert
u Opties > Dienstopdracht. Voer de
dienstaanvraagtekst in en selecteer Opties >
Verzenden.
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of
verwijderen, selecteert u Opties > Item.
Infodienst
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Infodienst.
Met de netwerkinfodienst kunt u van serviceproviders
informatie ontvangen over verschillende onderwerpen,
zoals het weerbericht of filemeldingen in een bepaald
gebied. Neem contact op met uw serviceprovider voor
beschikbare onderwerpen en relevante
onderwerpnummers. Infodienstberichten kunnen
worden ontvangen als het apparaat in de externe SIMmodus is. Het is mogelijk dat bij een GPRS-verbinding geen
ontvangst van infodiensten mogelijk is.
Infodienstberichten kunnen niet met een UMTS-netwerk
(3G) worden ontvangen.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, moet u mogelijk
de ontvangst van infodiensten inschakelen. Selecteer
Opties > Instellingen > Ontvangst > Aan.
Als u alle berichten over een bepaald onderwerp wilt
weergeven, selecteert u het onderwerp.
Als u berichten over een bepaald onderwerp wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Abonnement.
Tip: U kunt onderwerpen instellen als belangrijke
onderwerpen. Wanneer het apparaat in de stand-by
modus is, wordt u gewaarschuwd als u een bericht
ontvangt over een belangrijk onderwerp. Selecteer
een onderwerp en selecteer Opties > Direct
melden.
Berichtinstellingen
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen.
Vul alle velden in die zijn gemarkeerd met Te definiëren
of met een rood sterretje.
Mogelijk wordt in uw apparaat de SIM-kaartprovider
herkend en worden de juiste instellingen voor SMSberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch
geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u contact
op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen,
vraagt u de instellingen bij uw serviceprovider aan via een
configuratiebericht of gebruikt u de instellingenwizard.
Instellingen voor SMSberichten
Selecteer Opties > Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Berichtencentrales — Geef de beschikbare
berichtencentrales voor uw apparaat weer, of maak
een nieuwe.
• Ber.centrale in gebr. — Selecteer een
berichtencentrale voor het verzenden van het bericht.
• Tekencodering — Selecteer Beperkte onderst. om
tekens automatisch naar een ander coderingssysteem
te converteren als deze functie beschikbaar is.
65
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u wilt dat het
netwerk u afleveringsrapporten over uw berichten
stuurt (netwerkdienst).
• Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht probeert te verzenden als
dit de eerste keer niet lukt (netwerkdienst). Als de
ontvanger niet kan worden bereikt binnen de gestelde
periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale
verwijderd.
• Ber. verzonden als — Converteer het bericht naar een
andere indeling, bijvoorbeeld Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen
als u zeker weet dat de berichtencentrale SMSberichten kan converteren naar deze andere
indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.
• Voorkeursverbinding — Selecteer de
verbindingsmethode van uw voorkeur voor het
verzenden van SMS-berichten vanaf uw apparaat.
• Ant. via zelfde centr. — Instellen of antwoorden
worden verzonden via dezelfde berichtencentrale
(netwerkdienst).
Instellingen voor
multimediaberichten
Selecteer Opties > Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om de
grootte van afbeeldingen in multimediaberichten aan
te passen. Selecteer Origineel om de oorspronkelijke
grootte van afbeeldingen te behouden.
• MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te
66
voorkomen dat uw apparaat inhoud in
multimediaberichten invoegt, die niet wordt
ondersteund door het netwerk of door het
ontvangende apparaat. Selecteer Met begeleiding als
u een waarschuwing wilt ontvangen voor dergelijke
inhoud. Selecteer Vrij als u een multimediabericht wilt
maken zonder beperkingen voor het type van de
bijlagen. Als u Beperkt selecteert, kunt u geen
multimediapresentaties te maken.
• Toeg.punt in gebruik — Selecteer het
standaardtoegangspunt dat u wilt gebruiken om
verbinding te maken met de
multimediaberichtencentrale. Het is mogelijk dat u het
standaardtoegangspunt niet kunt wijzigen als dit
vooraf is ingesteld door uw serviceprovider.
• Multimedia ophalen — Selecteer Altijd
automatisch om multimediaberichten altijd
automatisch te ontvangen, Aut. bij eigen ntwrk om
een melding te ontvangen als u een multimediabericht
kunt downloaden van de berichtencentrale wanneer u
zich bijvoorbeeld in het buitenland of buiten uw eigen
netwerk bevindt, Handmatig om
multimediaberichten handmatig te downloaden van
de berichtencentrale, of Uit om geen
multimediaberichten te ontvangen.
• Anonieme ber. toest. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen van onbekende afzenders.
• Advertent. ontvang. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen die als advertentie zijn gedefinieerd.
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja om de status van
het verzonden bericht weer te geven in het logboek
(netwerkdienst). Wellicht kunt u geen
afleveringsrapport ontvangen voor een
multimediabericht dat naar een e-mailadres is
verzonden.
• Rapportz. weigeren — Selecteer Ja om vanaf uw
apparaat geen afleveringsrapporten te verzenden voor
ontvangen multimediaberichten.
• Geldigheid bericht — Selecteer hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te
verzenden (netwerkdienst). Als de ontvanger van het
bericht niet binnen de ingestelde periode wordt
bereikt, wordt het bericht uit de
multimediaberichtencentrale verwijderd. Maximale
duur is de maximumtijd die door het netwerk wordt
toegestaan.
Instellingen e-mailaccount
Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > E-mail.
Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog
geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzingen
weergegeven om een e-mailaccount in te stellen.
Als u een mailbox hebt gedefinieerd, gaat u naar de
mailbox en drukt u op de navigatietoets om de
instellingen te bewerken.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan
verschillen. Sommige instellingen kunnen reeds door uw
serviceprovider zijn ingesteld.
Verbindingsinstellingen
Als u de verbindingsinstellingen wilt definiëren, selecteer
dan een e-mailaccount en Opties > Bewerken >
Verbindingsinstellingen. Als u de instellingen wilt
bewerken voor de e-mail die u ontvangt, selecteert u
Inkomende e-mail. Als u de instellingen wilt bewerken
voor de e-mail die u verzendt, selecteert u Uitgaande e-
mail.
Gebruikersinstellingen
Als u de gebruikersinstellingen van een e-mailaccount wilt
definiëren, selecteer dan de account, vervolgens Opties >
Bewerken > Gebruikersinstellingen, en definieer dan
de volgende instellingen:
• Mijn mailnaam — Voer de naam in die vóór uw e-
mailadres wordt weergegeven wanneer u e-mail
verzendt.
• Antwoord — Geef aan of u antwoorden wilt
ontvangen op een ander adres. Selecteer Aan en voer
het e-mailadres in, waarop u het antwoord wilt
ontvangen. U kunt slechts één adres als antwoordadres
invoeren.
• E-mails verwijderen uit — Geef aan of u emailberichten alleen van het apparaat of van zowel het
apparaat als de server wilt verwijderen. Selecteer Altijd
vragen als u bij het verwijderen van een e-mailbericht
altijd wilt opgeven waar het bericht moet worden
verwijderd.
• Bericht zenden — Geef aan of u het e-mailbericht
onmiddellijk wilt verzenden of wanneer er een
verbinding beschikbaar is.
• Kopie naar mij — Geef aan of u een kopie van de email wilt opslaan in uw externe mailbox en in het adres
zoals gedefinieerd in Mijn e-mailadres in de
instellingen voor Uitgaande e-mail.
• Handtek. opnemen — Geef aan of u een
handtekening wilt koppelen aan uw e-mailberichten.
• Melding bij nieuwe e-mail — Geef aan of u met een
signaal en een notitie wilt worden gewaarschuwd als
u een nieuw e-mailbericht hebt ontvangen.
67
Instellingen voor ophalen
Als u de instellingen voor het ophalen wilt definiëren,
selecteer dan de e-mailaccount, vervolgens Opties >
Bewerken > Inst. voor ophalen, en definieer dan de
volgende instellingen:
• E-mail ophalen — Geef aan of u alleen de
koptekstgegevens van het e-mailbericht wilt ophalen,
zoals de afzender, het onderwerp en de datum, of dat
u de e-mailberichten inclusief bijlagen wilt ophalen.
Deze instelling is alleen voor POP3-mailboxen.
• Aantal — Geef op hoeveel e-mailberichten u van de
externe server naar uw mailbox wilt downloaden.
• Pad IMAP4-map — Definieer het pad voor mappen
waarop u een abonnement wilt aanvragen. Deze
instelling is alleen voor IMAP4-mailboxen.
• Mapabonnementen — Abonneer u op andere
mappen in de externe mailbox en haal inhoud uit die
mappen op. Deze instelling is alleen voor IMAP4mailboxen.
Instellingen voor automatisch ophalen
Als u de instellingen voor het automatisch ophalen van emailberichten wilt definiëren, selecteer dan de account,
vervolgens Opties > Bewerken > Automatisch
ophalen, en definieer dan de volgende instellingen:
• E-mail ophalen — Selecteer Ingeschakeld om
nieuwe e-mailberichten automatisch op te halen uit uw
externe mailbox, of Uitsl. eigen netwrk om nieuwe emailberichten alleen automatisch uit uw externe
mailbox op te halen wanneer uw eigen netwerk actief
is en niet wanneer u bijvoorbeeld op reis bent.
• Ophaaldagen — Selecteer de dagen waarop e-mail
68
naar uw apparaat wordt gedownload.
• Ophaaluren — Definieer de uren gedurende welke de
e-mail wordt opgehaald.
• Ophaalinterval — Selecteer het interval voor het
ophalen van nieuwe e-mailberichten.
• E-mailmeldingen — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen over ontvangen e-mail.
Instellingen voor
dienstberichten
Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Dienstbericht.
Als u dienstberichten van serviceproviders wilt ontvangen,
selecteert u Dienstberichten > Aan.
Als u wilt instellen hoe u diensten en berichtinhoud wilt
downloaden, selecteert u Opties > Instellingen >
Dienstbericht > Ber. downloaden > Automatisch of
Handmatig. Als u Automatisch selecteert, kunt u alsnog
gevraagd worden sommige downloads te bevestigen,
omdat niet alle diensten automatisch kunnen worden
gedownload.
Infodienstinstellingen
Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Infodienst.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u
Ontvangst > Aan.
Als u wilt aangeven in welke talen u infodienstberichten
wilt ontvangen, selecteert u Taal.
Als u nieuwe onderwerpen wilt weergeven in de lijst van
infodienstberichtonderwerpen, selecteert u
Itemherkenning > Aan.
Overige instellingen
Selecteer Menu > Berichten > Opties >
Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Verzonden ber. opsl. — Geef aan of u verzonden
berichten wilt opslaan in de map Verzonden.
• Aantal opgesl. ber. — Geef op hoeveel verzonden
berichten u wilt opslaan. Wanneer de limiet wordt
bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
• Gebruikt geheugen — Geef aan waar berichten
moeten worden opgeslagen. U kunt berichten alleen op
de geheugenkaart opslaan als er een is geïnstalleerd.
• Mappenweergave — Geef aan hoe de berichten in
Inbox moeten worden weergegeven.
69
Nokia Office Tools
De Nokia-kantoortoepassingen leveren ondersteuning
voor mobiel zaken doen en zorgen voor een effectieve
communicatie met uw zakelijke partners.
Actieve notities
Selecteer Menu > Kantoor > Act. notities.
Met Actieve notities kunt u verschillende soorten notities
maken, bewerken en weergeven, zoals vergadermemo's,
hobbyaantekeningen of boodschappenlijstjes. U kunt
afbeeldingen, video's en geluid invoegen in de notities. U
kunt notities koppelen aan andere toepassingen, zoals
Contactpersonen, en notities naar anderen verzenden.
Notities maken en bewerken
Om een notitie te maken, begint u met schrijven.
Als u een notitie wilt bewerken, gaat u naar de notitie en
drukt u op de navigatietoets.
Als u afbeeldingen, geluidsfragmenten, video,
visitekaartjes, bookmarks en bestanden wilt invoegen,
selecteert u Opties > Invoegen.
Als u nieuwe items wilt toevoegen aan de notitie,
selecteert u Opties > Object invoegen. U kunt geluids-
70
en videofragmenten opnemen en afbeeldingen
vastleggen.
Als u vet, cursief of onderstreping wilt toevoegen aan de
tekst of de tekenkleur wilt wijzigen, houdt u de Shift-toets
ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets.
Selecteer vervolgens Opties > Tekst.
Als u de notitie wilt verzenden via een SMS-, MMS of emailbericht of via Bluetooth of internet, selecteert u
Opties > Zenden.
Als u een notitie aan een contactpersoon wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Notitie kopp. aan opr. >
Contacten toevoegen. U ziet de notitie op het scherm van
uw apparaat als u de contactpersoon belt of als u door de
contactpersoon wordt gebeld.
Instellingen voor Actieve
notities
Selecteer Instellingen.
Als u notities wilt opslaan in het geheugen van het
apparaat, selecteert u Gebruikt geheugen >
Telefoongeheugen. Als u ze op een geheugenkaart wilt
opslaan, selecteert u Gebruikt geheugen >
Geheugenkaart.
Als u de indeling van Actieve notities wilt wijzigen,
selecteert u Weergave wijzigen > Raster. Als u de
notities wilt weergeven in een lijst, selecteert u
Weergave wijzigen > Lijst.
Als u een notitie op de achtergrond wilt zien als u belt of
gebeld wordt, selecteert u Notitie wrg. bij gesprek >
Ja.
Tip: Als u tijdelijk de notities niet wilt zien tijdens
telefoongesprekken, selecteert u Notitie wrg. bij
gesprek > Nee. Op deze manier hoeft u de
koppelingen tussen notities en contactkaarten niet
te verwijderen.
Rekenmachine
Selecteer Menu > Kantoor > Rekenm..
Deze rekenmachine heeft een beperkte nauwkeurigheid
en is ontworpen voor eenvoudige berekeningen.
Als u een berekening wilt maken, voert u het eerste getal
van de berekening in. Selecteer een functie in de
functielijst, bijvoorbeeld optellen of aftrekken. Voer het
tweede getal van de berekening in en selecteer =. De
berekeningen worden uitgevoerd in de ingevoerde
volgorde. De uitkomst van de berekening blijft in het
bewerkingsveld staan en kan worden gebruikt als eerste
getal voor een nieuwe berekening.
Het apparaat slaat de uitkomst van de laatste berekening
in het geheugen op. Als u de rekenmachine afsluit of het
apparaat uitschakelt, wordt het geheugen niet gewist. Als
u na het openen van de rekenmachine de laatst
opgeslagen uitkomst wilt ophalen, selecteert u Opties >
Laatste resultaat.
Als u de uitkomst van een berekening wilt opslaan,
selecteert u Opties > Geheugen > Opslaan.
Als u de uitkomst van een berekening uit het geheugen
wilt ophalen en gebruiken in een berekening, selecteert u
Opties > Geheugen > Oproepen.
Bestandsbeheer
Met Bestandsbeheer kunt u de inhoud en eigenschappen
van bestanden en mappen op het apparaatgeheugen en
de geheugenkaart beheren. U kunt bestanden en mappen
openen, maken, verplaatsen, kopiëren, verzenden, zoeken
en een andere naam geven. Door copyrightbescherming
is het mogelijk dat bepaalde bestanden niet kunnen
worden verzonden.
Open het tabblad voor het apparaat of het tabblad voor de
geheugenkaart.
Als u meerdere bestanden wilt selecteren, gaat u naar elk
bestand en selecteert u Opties > Markeringen aan/
uit > Markeren.
Als u de geselecteerde bestanden wilt verzenden,
selecteert u Opties > Zenden.
Als u bestanden wilt verplaatsen of kopiëren naar een
andere map, selecteert u Opties > Verplaats naar map
of Kopiëren naar map. Standaardmappen zoals
Geluidsclips in de Galerij kunnen niet worden verplaatst.
Als u naar bestanden wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Voer de zoektekst in en druk op de
navigatietoets. De mappen en bestanden waarvan de
naam de zoektekst bevat, worden weergegeven.
71
Als u informatie over het geselecteerde bestand wilt
weergeven, selecteert u Opties > Details. Als u online
meer informatie over het bestand wilt weergeven,
selecteert u Opties > Aanvullende details.
Als u bestanden naar een compatibel apparaat wilt
verzenden, selecteert u Opties > Zenden en de
verzendmethode.
Quickoffice
Selecteer Menu > Kantoor > Quickoffice.
Quickoffice bestaat uit Quickword voor Microsoft Word,
Quicksheet voor Microsoft Excel, Quickpoint voor Microsoft
PowerPoint en Quickmanager voor de aanschaf van
software. U kunt documenten (*.doc, *.xls, en *.ppt) voor
Microsoft Office 2000, XP en 2003 met Quickoffice
weergeven. Als u beschikt over de editorversie van
Quickoffice, kunt u ook bestanden bewerken.
Niet alle bestandsindelingen en functies worden
ondersteund.
Werken met bestanden
Als u een bestand wilt openen, gaat u ernaartoe en drukt
u op de navigatietoets.
Als u bestanden op type wilt sorteren, selecteert u
Opties > Sorteren op.
Als u de gegevens van een bestand wilt weergeven,
selecteert u Opties > Details. De gegevens omvatten
onder meer de naam, grootte en locatie van het bestand,
alsmede de datum en tijd waarop het bestand voor het
laatst is gewijzigd.
72
Nokia Team Suite
Selecteer Menu > Kantoor > Teams.
Met Nokia Team Suite kunt u teams maken, bewerken en
verwijderen en berichten verzenden, de webpagina's en
communicatiegeschiedenis van teams bekijken en
telefoongesprekken voeren met teams.
Werken met teams
Als u een nieuw team wilt maken, selecteert u Opties >
Team > Nieuw. Geef het team een naam en voer indien
nodig de gegevens in voor de conferentiegesprekdienst.
Selecteer vervolgens de leden voor het team.
Als u een actie wilt selecteren,
selecteert u eerst het team
waarop u de actie wilt
toepassen en gaat u vervolgens
naar de actiebalk en selecteert
u de gewenste actie. Als u de
actie niet op alle teamleden wilt
toepassen, opent u het team en
selecteert u de gewenste leden.
Vervolgens selecteert u de actie.
Als u meer acties wilt zoeken
dan de acties die op de
actiebalk worden
weergegeven, selecteert u Opties > Acties.
De volgende acties zijn beschikbaar:
• Oproep — Voer een telefoongesprek met het team of
de geselecteerde teamleden. De teamleden worden
een voor een opgebeld en in de wacht gezet totdat de
gesprekken kunnen worden samengevoegd in een
conferentiegesprek (netwerkdienst). Het
maximumaantal deelnemers is afhankelijk van de
netwerkdienst.
• Ber. opstellen — Stuur het geselecteerde team of de
geselecteerde teamleden een SMS-bericht,
multimediabericht of e-mailbericht.
• Confer.dienst bellen — Bel de
conferentiegesprekdienst (netwerkdienst) die voor het
geselecteerde team is gedefinieerd.
• Communic.logboek — Geef het
communicatielogboek weer voor het team of de
geselecteerde teamleden.
• Act. notities — Schrijf en lees notities betreffende het
team.
• Zoeken in team — Zoek naar gegevens die verband
houden met het team of teamleden.
• Push to talk — Communiceer via PTT (Push to Talk,
netwerkdienst) met het team of de geselecteerde
teamleden.
• Webbookmarks team — Open de map met
bookmarks die de webpagina's van het team bevat.
Teams bewerken
Als u teamleden wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Deelnemers > Toevoegen.
Als u teamleden wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Deelnemers > Verwijderen.
Als u de gegevens van een lid wilt bewerken, selecteert u
Opties > Deelnemers > Bewerken.
Als u wilt zien tot welk team een lid behoort, selecteert u
Opties > Deelnemers > Behoort bij teams.
De instellingen van Nokia
Team Suite
Als u wilt instellen of de afbeeldingen van teamleden op
het scherm moeten worden weergegeven, selecteert u
Opties > Instell. > Contactafb. tonen.
Als u de instellingen voor de plug-in wilt definiëren,
selecteert u Opties > Instell. > Plug-in-instellingen.
Deze instelling is alleen beschikbaar als er plug-ins zijn die
geconfigureerd moeten worden.
De instellingen van de
actiebalk
Selecteer Opties > Instell. > Items actiebalk.
Selecteer de acties van de knoppen die u op de actiebalk
wilt weergeven. Als u acties wilt verbergen, heft u de
selectie ervan op.
Als u de volgorde van de actieknoppen wilt wijzigen,
selecteert u eerst een actie en vervolgens Opties > Naar
boven, Naar beneden, Naar begin of Naar einde.
73
Tip: Als u niet alle acties selecteert voor weergave
op de actiebalk, kunt u de acties nog wel gebruiken
door Opties > Acties te selecteren.
Conversieprogramma
Selecteer Menu > Kantoor > Omrekenen.
Het conversieprogramma heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kan sprake zijn van
afrondingsfouten.
Afmetingen converteren
1. Ga naar het veld Type en selecteer Opties >
Conversietype om een lijst met afmetingen te
openen. Selecteer de te gebruiken afmeting en
selecteer OK.
2. Ga naar het eerste veld Eenheid en selecteer Opties >
Selecteer eenheid. Selecteer de eenheid die u wilt
converteren en selecteer OK. Ga naar het volgende veld
Eenheid en selecteer vervolgens de eenheid waarin u
wilt converteren.
3. Ga naar het eerste veld Aantal en voer de waarde in
die u wilt converteren. In het andere veld Aantal wordt
automatisch de geconverteerde waarde weergegeven.
74
Basisvaluta en wisselkoers
instellen
Wanneer u de basisvaluta wijzigt, moet u de nieuwe
wisselkoersen invoeren, aangezien alle eerder ingestelde
koersen op nul worden teruggezet.
Voordat u valuta kunt converteren, moet u een basisvaluta
instellen en wisselkoersen invoeren. De koers van de
basisvaluta is altijd 1. De basisvaluta bepaalt de
wisselkoers van de andere valuta.
1. Als u de wisselkoers voor de valuta-eenheid wilt
instellen, gaat u naar het veld Type en selecteert u
Opties > Wisselkoersen.
2. Ga naar het valutatype en voer de wisselkoers in die u
wilt instellen voor één valuta-eenheid.
3. Als u de basisvaluta wilt wijzigen, gaat u naar de valuta
en selecteert u Opties > Basisvaluta.
4. Selecteer Gereed > Ja om de wijzigingen op te slaan.
Wanneer u alle benodigde wisselkoersen hebt ingevoerd,
kunt u valuta converteren.
Zipbeheer
Selecteer Menu > Kantoor > Zip.
Met Zipbeheer kunt u het volgende doen: nieuwe
archiefbestanden maken waarin u gecomprimeerde .zipbestanden kunt opslaan; één of meer gecomprimeerde
bestanden of mappen toevoegen aan een archief; het
wachtwoord voor beveiligde archieven instellen, wissen
of wijzigen; en instellingen wijzigen, zoals het
compressieniveau en codering voor bestandsnamen.
U kunt de archiefbestanden in het geheugen van het
apparaat of op de geheugenkaart opslaan.
PDF-lezer
Selecteer Menu > Kantoor > Adobe Reader.
Met de pdf-lezer kunt u pdf-documenten lezen op het
scherm van het apparaat, zoeken naar tekst in de
documenten, instellingen als zoomfactor en
paginaweergaven aanpassen, en pdf-bestanden via email verzenden.
Afdrukken
U kunt vanaf het apparaat berichten of bestanden
afdrukken, voorbeelden van afdruktaken bekijken, opties
voor de pagina-indeling definiëren, een printer selecteren
en gegevens afdrukken naar een bestand. Mogelijk
kunnen niet alle berichten worden afgedrukt, zoals
multimediaberichten of andere speciale berichten.
Bestanden afdrukken
Als u een printer voor uw apparaat wilt configureren,
selecteert u Menu > Kantoor > Printers > Opties >
Toevoegen. Als u de printer wilt instellen als
standaardprinter, selecteert u Opties > Als standaard.
Voordat u begint met afdrukken moet uw apparaat op de
juiste wijze op de printer zijn aangesloten.
Als u een bericht of bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties > Afdrukken.
Als u naar een bestand wilt afdrukken, selecteert u
Opties > Afdrukopties > Afdrukken naar bestand en
bepaalt u de locatie voor het bestand.
Als u de afdrukopties wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Afdrukopties. U kunt de printer selecteren die u wilt
gebruiken, het aantal exemplaren en het paginabereik dat
u wilt afdrukken.
Als u de pagina-indeling wilt wijzigen voordat u begint
met afdrukken, selecteert u Opties > Afdrukopties >
Pagina-instelling. U kunt het papierformaat en de
afdrukstand wijzigen, de marges definiëren en een
koptekst en voettekst invoegen. De maximumlengte van
de koptekst en voettekst is 128 tekens.
Als u een voorbeeld van een bestand of bericht wilt
bekijken voordat u het afdrukt, selecteert u Opties >
Afdrukopties > Voorbeeld.
Afdrukopties
Open een bestand of bericht en selecteer Opties >
Afdrukopties.
Definieer de volgende opties:
• Printer — Selecteer een beschikbare printer in de lijst.
• Afdrukken — Selecteer Alle pagina's, Even
pagina's of Oneven pagina's als het afdrukbereik.
• Afdrukbereik — Selecteer Pagina's in bereik,
Huidige pagina of Gedefin. pagina's als het
paginabereik.
• Aantal exemplaren — Selecteer het aantal
exemplaren dat u wilt afdrukken.
75
• Afdrukken naar bestand — Selecteer de optie voor
afdrukken naar een bestand en bepaal de locatie voor
het bestand.
Printerinstellingen
Selecteer Menu > Kantoor > Printers.
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties > Toevoegen.
Definieer de volgende opties:
• Printer — Voer een naam in voor de printer.
• Stuurprogramma — Selecteer een stuurprogramma
voor de printer.
• Drager — Selecteer een drager voor de printer.
• Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt.
• Poort — Selecteer de poort.
• Host — Definieer de host.
• Gebruiker — Voer de gebruiker in.
• Wachtrij — Voer de wachtrij in.
• Afdrukstand — Selecteer de afdrukstand.
• Papierformaat — Selecteer het papierformaat.
Wekker
Open het tabblad voor de wekker.
Als u een alarm wilt instellen, selecteert u Opties > Alarm
instellen. Als een alarm is ingesteld, wordt
weergegeven.
Als u het alarm wilt uitschakelen, selecteert u Stop of
Snooze om het alarm gedurende 5 minuten te
onderbreken. Als het tijdstip voor het alarmsignaal is
aangebroken terwijl het apparaat is uitgeschakeld,
schakelt het apparaat zichzelf in en wordt het
waarschuwingssignaal afgespeeld. Als u Stop selecteert,
wordt u gevraagd of het apparaat moet worden
geactiveerd voor oproepen. Selecteer Nee als u het
apparaat wilt uitschakelen of Ja als u het apparaat wilt
gebruiken om te bellen en gebeld te worden. Selecteer
niet Ja wanneer het gebruik van draadloze telefoons
storingen of gevaar kan opleveren.
Als u de alarmtijd wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Alarm opn. instellen.
Als u het alarm wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Alarm verwijderen.
Klok
Selecteer Menu > Kantoor > Klok.
In Klok kunt u uw lokale tijd- en tijdzonegegevens
weergeven, alarmsignalen instellen en bewerken, of de
instellingen voor datum en tijd wijzigen.
76
Wereldklok
Open het tabblad voor de wereldklok om de tijd in
verschillende steden weer te geven.
Als u een stad wilt toevoegen aan de wereldklokweergave,
selecteert u Opties > Stad toevoegen.
Als u de stad wilt wijzigen die bepalend is voor de tijd en
datum op uw apparaat, selecteert u Opties > Instellen
als huidige stad. De stad wordt weergegeven in de
hoofdweergave van de klok en de tijd op het apparaat
wordt aangepast aan de geselecteerde stad. Controleer of
de tijd klopt en overeenkomt met uw huidige tijdzone.
Klokinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u de datum of tijd wilt wijzigen, selecteert u Tijd of
Datum.
Als u de klok die wordt weergegeven in de stand-by modus
wilt wijzigen, selecteert u Type klok > Analoog of
Digitaal.
Als u wilt instellen dat de tijd en tijdzonegegevens op uw
apparaat worden aangepast door het mobiele
telefoonnetwerk (netwerkdienst), selecteert u Tijd via
netw.operator > Autom. aanpassen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u
Alarmtoon klok.
Notities schrijven en
verzenden
Als u een notitie wilt schrijven, begint u gewoon tekst in
te voeren. De notitie-editor wordt dan automatisch
geopend.
Als u een notitie wilt openen, gaat u naar de
desbetreffende notitie en drukt u op de navigatietoets.
Als u een notitie wilt verzenden naar andere apparaten,
selecteert u Opties > Zenden.
Als u een notitie wilt synchroniseren of de
synchronisatieopties ervoor wilt instellen, selecteert u
Opties > Synchronisatie. Selecteer Starten om
synchronisatie te initialiseren of Instellingen om de
synchronisatie-instellingen voor de notitie te definiëren.
Draadloos toetsenbord
Notities
Selecteer Menu > Kantoor > Notities.
U kunt notities maken en verzenden naar andere
compatibele apparaten en u kunt ontvangen
tekstbestanden (indeling .txt) opslaan in Notities.
van Nokia
Draadloze toetsenborden zijn verkrijgbaar als
afzonderlijke toebehoren. Via de toepassing voor het
draadloze toetsenbord kunt u het draadloze toetsenbord
van Nokia of een ander compatibel draadloos toetsenbord
dat het Human Interface Devices (HID)-profiel van
Bluetooth ondersteunt, instellen voor gebruik met het
apparaat.
1. Ga als volgt te werk om Bluetooth-connectiviteit op het
apparaat te activeren: selecteer Menu > Connect. >
Bluetooth > Bluetooth > Aan. Zorg ervoor dat
77
Waarneembrh. tel. > Waarneembaar is
ingeschakeld.
2. Schakel het toetsenbord in.
3. Selecteer Menu > Kantoor > Drdls tts.brd.
4. Als u wilt zoeken naar apparaten met Bluetooth-
connectiviteit, selecteert u Opties > Toetsenbord
zoeken.
5. Selecteer het toetsenbord uit de lijst en druk op de
navigatietoets om de verbinding te starten.
6. Als u het toetsenbord wilt koppelen aan het apparaat,
voert u op het apparaat een eigen toegangscode in (1
tot 9 tekens) en voert u dezelfde toegangscode in op
het toetsenbord.
7. Als u wordt gevraagd naar een toetsenbordindeling,
selecteert u er een uit de lijst op het apparaat.
Als de naam van het toetsenbord wordt weergegeven,
wijzigt de status naar Toetsenbord verbonden terwijl de
indicator van het toetsenbord langzaam knippert; het
toetsenbord is klaar voor gebruik.
Raadpleeg de handleiding van het toetsenbord voor meer
informatie over het gebruik en onderhoud ervan.
78
Vrije tijd
Op uw apparaat bevindt zich een aantal
mediatoepassingen voor zakelijk gebruik en als
vrijetijdsbesteding.
Camera
In dit gedeelte wordt de camera van uw E51-1 (RM-244)
apparatuur beschreven.
Selecteer Menu > Media > Camera.
Een afbeelding vastleggen
Uw apparaat ondersteunt een beeldresolutie van ten
hoogste 1600x1200 pixels. De beeldresolutie kan in deze
documentatie anders zijn weergegeven.
Als u een afbeelding wilt vastleggen, gebruikt u het
scherm als zoeker, richt u het apparaat op het onderwerp
en drukt u op de navigatietoets. Het apparaat slaat de
afbeelding in de standaardmap op, of in de map die u heeft
gedefinieerd.
Tip: Als u wilt in- of uitzoomen voordat u een foto
maakt, drukt u de navigatietoets omhoog of
omlaag.
Als u de vastgelegde afbeelding niet wilt bewaren,
selecteert u Opties > Verwijderen. Selecteer Terug om
terug te gaan naar de zoeker en nog een afbeelding vast
te leggen. Als u een afbeelding uit de Galerij wilt
weergeven, dan selecteert u Opties > Ga naar Galerij.
Als het licht slecht is, dan selecteert u Opties >
Nachtmodus voordat u een afbeelding vastlegt.
Als u de afbeelding wilt aanpassen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Witbalans of Kleurtoon.
Als u een reeks afbeeldingen wilt vastleggen, selecteert u
Opties > Reeksmodus. De camera legt dan zes
afbeeldingen na elkaar vast.
Als u getimede afbeeldingen wilt vastleggen, dan
selecteert u Opties > Zelfontspanner, vervolgens de
gewenste time-out, en dan drukt u op Activeren. De
camera legt dan een afbeelding vast als de time-out is
verstreken.
Tip: Als u snel toegang wilt hebben tot de
verschillende cameramodi, dan selecteert u
Opties > Werkbalk weergeven.
Als u de vastgelegde afbeeldingen wilt weergeven,
selecteert u Menu > Media > Galerij >
Afbeeldingen.
79
Een videoclip opnemen
1. Ga naar het videotabblad om de videorecorder te
activeren.
2. Druk op de navigatietoets om de opname van een
videoclip te starten. De resterende opnametijd wordt
bovenaan het scherm weergegeven.
3. Als u de opname wilt onderbreken, selecteert u
Pauze. Als u de opname wilt hervatten, selecteert u
Doorgaan.
4. Als u de opname wilt stoppen, selecteert u Stop. Het
apparaat slaat de videoclip in de standaardmap op, of
in de map die u heeft gedefinieerd.
5. Als u de opgeslagen videoclip niet wilt bewaren,
selecteert u Opties > Verwijderen. Selecteer Terug
om terug te gaan naar de zoeker en nog een video op
te nemen. Selecteer Opties > Afspelen als u de
videoclip in de RealPlayer-toepassing wilt weergeven.
Camera-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Voor het aanpassen van de afbeeldingskwaliteit, het
instellen of afbeeldingen na het vastleggen op het scherm
zichtbaar blijven, en het wijzigen van de resolutie, de
standaardnaam of het geheugen waarop u nieuwe
afbeeldingen opslaat, selecteert u Afbeelding.
Als u de lengte, resolutie en standaardnaam van de door
u opgenomen video's of het geheugen waarop u ze wilt
opslaan, wilt wijzigen, dan selecteert u Video.
80
Galerij
Selecteer Menu > Media > Galerij.
Gebruik de Galerij voor het openen van verschillende
soorten media, zoals afbeeldingen, video's, muziek en
geluiden. Alle weergegeven afbeeldingen en video's en
alle ontvangen muziek en geluiden worden automatisch
opgeslagen in de Galerij. Geluidsfragmenten worden
geopend in de Music Player en videoclips en streamingkoppelingen worden geopend in de toepassing
RealPlayer. Afbeeldingen worden geopend in de weergave
voor afbeeldingen.
Werken met mediabestanden
en mappen
U opent een bestand of map door ernaartoe te gaan en op
de navigatietoets te drukken.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u een bestand
en dan Opties > Organiseren > Nieuwe map. U kunt
geen mappen binnen mappen maken.
Als u bestanden wilt kopiëren of verplaatsen, selecteert u
een bestand en Opties > Organiseren > Verplaatsen
naar map, Nieuwe map, Verpl. naar geh.kaart, Kop.
naar geh.kaart, Kop. naar telef.geh. of Verpl. naar
telef.geh..
Als u bestanden naar de Galerij wilt downloaden met de
browser, selecteert u Afbld. downldn, Video's downl.,
Tracks downldn of Geluiden dwnl.. De browser wordt
geopend en u kunt een bookmark kiezen of het adres van
de downloadsite invoeren.
Als u een bestand wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Schrijf het item dat u zoekt. Bestanden die aan
de zoekterm voldoen worden weergegeven.
Afbeeldingen weergeven
Als u een afbeelding wilt openen om deze te bekijken,
selecteert u Opties > Openen.
Als u de vorige of volgende afbeelding wilt openen om
deze te bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
Als u de afbeelding op het scherm wilt vergroten,
selecteert u Opties > Inzoomen. Als u de afbeelding op
het scherm wilt verkleinen, selecteert u Uitzoomen.
Als u de afbeelding in een volledig scherm wilt weergeven,
selecteert u Opties > Volledig scherm. Als u wilt
terugkeren naar de normale weergave, selecteert u
Opties > Normaal scherm.
Als u de afbeelding wilt draaien, selecteert u Opties >
Roteren. Selecteer Naar rechts om de afbeelding 90
graden rechtsom te draaien en Naar links om de
afbeelding 90 graden linksom te draaien.
Afbeeldingbestanden beheren
Als u uitvoerige informatie over de afbeelding wilt
weergeven, selecteert u Opties > Gegevens bekijken.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode.
Als u de naam van de afbeelding wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Naam wijzigen.
Als u de afbeelding wilt instellen als
achtergrondafbeelding, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Inst. als achtergrond.
Als u de afbeeldilng aan een contact wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken >
Toewijzen aan contact. De toepassing Contacten wordt
geopend en u kunt het contact voor de afbeelding
selecteren.
Online delen
Selecteer Menu > Media > Online delen.
U kunt afbeeldingen en videoclips met anderen delen via
compatibele onlinealbums, blogs of via onlineservices op
internet. U kunt materiaal uploaden, onvoltooide posts
opslaan om ze later af te maken en de inhoud van albums
weergeven. Welke typen inhoud worden ondersteund,
kan per serviceprovider verschillen.
Om bestanden online te kunnen delen, moet u een account
hebben bij een onlineservice voor het delen van
bestanden. Meestal kunt u zich op dergelijke services
abonneren via de webpagina van uw serviceprovider.
Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Afbeeldingen online delen
Als u een bestand in de Galerij wilt uploaden naar een
onlineservice, selecteert u Menu > Galerij, selecteert u
het gewenste bestand en selecteert u Opties > Zenden >
Posten naar web.
81
RealPlayer
Selecteer Menu > Media > RealPlayer.
RealPlayer kan videoclips en audiobestanden afspelen die
in het geheugen van het apparaat of op een
geheugenkaart zijn opgeslagen, die via e-mail of een
compatibele pc naar het apparaat zijn overgebracht, of die
vanaf het web op het apparaat worden afgespeeld. De
ondersteunde bestandsindelingen zijn onder andere
MPEG-4, MP4 (geen streaming), 3GP, RV, RA, AMR en Midi.
RealPlayer ondersteunt niet altijd alle varianten van een
mediabestandsindeling.
Videoclips en streaming
media afspelen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien
het volume erg luid kan zijn.
Als u een videoclip of audiobestand wilt afspelen,
selecteert u Opties > Openen > Recente clips om een
van de zes laatst afgespeelde clips te kiezen, of
Opgeslagen clip om te bladeren naar een clip of om een
webkoppeling te openen. Selecteer Afspelen.
Als u streaming media wilt afspelen, selecteert u een
webkoppeling naar een clip en selecteert u Afspelen, of
brengt u een verbinding met internet tot stand, bladert u
naar een videoclip of audiobestand en selecteert u
Afspelen. RealPlayer herkent twee typen koppelingen:
URL's van het type rtsp:// en URL's van het type http:// die
82
naar een bestand in RAM-indeling verwijzen. Voordat het
mediabestand wordt afgespeeld, moet het apparaat een
verbinding tot stand brengen met een website en de
inhoud in de buffer plaatsen. Als een probleem met de
netwerkverbinding een afspeelfout veroorzaakt, probeert
RealPlayer automatisch opnieuw verbinding te maken
met het internettoegangspunt.
Als u het volume tijdens het afspelen wilt aanpassen,
gebruikt u de volumetoetsen.
Als u tijdens het afspelen vooruit wilt spoelen, houdt u de
navigatieknop omhoog gedrukt. Als u tijdens het afspelen
wilt terugspoelen, houdt u de navigatieknop omlaag
gedrukt.
Als u het afspelen of streamen wilt beëindigen, selecteert
u Stoppen. Het in de buffer plaatsen of verbinden met de
streaming-site stopt, het afspelen van de clip stopt en de
clip wordt teruggespoeld naar het begin.
Als u videoclips van het web wilt downloaden, selecteert
u Opties > Video's downloaden.
Als u de videoclip in het volledige scherm wilt weergeven,
selecteert u Opties > Op volledig scherm. Als u het
volledige scherm gebruikt, wordt het beeld zo groot
mogelijk weergegeven met behoud van de verhoudingen.
Tip: Druk op 2 op het toetsenbord om snel te
schakelen tussen het gewone scherm en het
volledige scherm.
Audiobestanden en videoclips
verzenden
Als u een mediaclip naar een compatibel apparaat wilt
overbrengen, selecteert u Opties > Zenden. Selecteer de
verzendmethode.
Als u een mediaclip in een bericht wilt verzenden, stelt u
een multimediabericht op, selecteert u de clip die u wilt
toevoegen en selecteert u Object invoegen >
Videoclip of Geluidsclip.
Muziekspeler
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler.
Met de Muziekspeler kunt u luisteren naar
muziekbestanden en tracklijsten maken en afspelen. De
Muziekspeler ondersteunt bestanden met de extensie MP3
en AAC.
Muziek beluisteren
Gegevens over een mediaclip
weergeven
Als u de eigenschappen van een video- of audiobestand of
een webkoppeling wilt weergeven, selecteert u het
desbetreffende item en selecteert u Opties > Gegevens
clip. De gegevens kunnen bijvoorbeeld de bitsnelheid of
de webkoppeling van een streaming-bestand omvatten.
Als u bestandsbeveiliging voor een mediaclip wilt
inschakelen, selecteert u Opties > Gegevens clip >
Status > Opties > Wijzigen. Bestandsbeveiliging
voorkomt dat anderen het bestand wijzigen.
Instellingen voor RealPlayer
U kunt de RealPlayer-instellingen ontvangen in een bericht
van uw serviceprovider.
Als u de instellingen handmatig wilt definiëren, selecteert
u Opties > Instellingen > Video of Streaming.
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan
een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen.
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de
luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid
kan zijn.
Als u een track wilt beluisteren selecteert u Opties >
Muziekbibliotheek. Alle tracks geeft een lijst van alle
muziek op uw apparaat. Als u gesorteerde liedjes wilt
weergeven, selecteert u Albums, Artiesten, Genres, of
Componisten.
Als u de track wilt afspelen, selecteert u Opties >
Afspelen. Als u het afspelen wilt onderbreken, navigeert
u naar
Als u de track vooruit- of terug wilt spoelen, navigeert u
omhoog of omlaag en houdt u dit vast.
Als u de vorige of volgende track wilt selecteren, navigeert
u omhoog of omlaag.
en drukt u op de navigatietoets.
83
U past het muziekvolume aan door naar links of rechts te
navigeren. Als u het volume wilt dempen, navigeert u naar
links totdat het volume is gedempt.
Als u een track wilt stoppen, navigeert u naar
u op de navigatietoets.
Als u de tracks herhaaldelijk wilt afspelen, selecteert u
Opties > Herhalen. Selecteer Alle om alle tracks in de
huidige map te herhalen, Eén om de geselecteerde track
te herhalen, of Uit om het herhalen uit te schakelen.
Als u muziek in willekeurige volgorde wilt afspelen,
selecteert u een map en Opties > Willekeurig
afspelen.
Als u muziekbestanden hebt toegevoegd aan of
verwijderd van het apparaat, werkt u de
muziekbibliotheek bij. Selecteer Opties > Muziekbibl.
bijwerken. De muziekspeler doorzoekt het
apparaatgeheugen op muziekbestanden, en werkt aan de
hand hiervan de muziekbibliotheek bij.
Als u trackgegevens wilt weergeven, selecteert u Opties >
Details bekijken.
Tracklijsten
U kunt een nieuwe tracklijst maken en er tracks aan
toevoegen, of een opgeslagen tracklijst selecteren.
Als u een nieuwe tracklijst wilt maken, selecteert u
Opties > Muziekbibliotheek > Tracklijsten >
Opties > Nieuwe tracklijst.
Als u een track aan een tracklijst wilt toevoegen, opent u
de tracklijst en selecteert u Opties > Tracks
84
toevoegen.
en drukt
Muziekcategorieën
Als u muziekcategorieën wilt weergeven, selecteert u
Opties > Muziekbibl. > Artiesten, Albums, Genres, or
Componisten.
Als u alle muziektracks in een subcategorie wilt
weergeven, navigeert u naar een subcategorie, en
selecteert u Opties > Afspelen.
Als u een track in een subcategorie wilt weergeven, gaat
u naar de subcategorie en drukt u op de navigatietoets.
Als u alle muziektracks uit een subcategorie wilt
toevoegen aan een nieuwe of opgeslagen tracklijst of een
tracklijst die u momenteel afspeelt, selecteert u Opties >
Tvgn aan tracklijst.
Als u alle tracks wilt verwijderen uit een categorie of
subcategorie, selecteert u Opties > Verwijderen.
Standaard frequentieinstellingen
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler > Opties >
Ga naar Afspelen > Opties > Equalizer.
Als u een preset voor een frequentie-instelling wilt
gebruiken bij het afspelen van muziek, selecteert u de
gewenste frequentie-instelling en selecteert u Opties >
Activeren.
Als u de frequentie van een preset wilt aanpassen,
selecteert u Opties > Bewerken, selecteert u een
frequentieband en navigeert u omhoog of omlaag om de
waarde te verhogen of verlagen. De aangepaste
frequentie is onmiddellijk hoorbaar bij het afspelen.
Als u de oorspronkelijke waarden van de
frequentiebanden wilt herstellen, selecteert u Opties >
Std.waarden herst..
Als u uw eigen frequentie-instelling wilt definiëren,
selecteert u Opties > Nwe voorinstelling. Geef een
naam op voor de frequentie-instelling. Druk de joystick
omhoog of omlaag om te schakelen tussen de
verschillende frequentiebanden en stel voor elke band de
gewenste frequentie in.
Een opname afspelen
Als u de zojuist gemaakte geluidsclip wilt beluisteren,
selecteert u Afspelen. De voortgangsbalk geeft de
afspeeltijd, afspeelpositie en tijdsduur van de geluidsclip
aan. Als u het afspelen wilt annuleren, selecteert u Stop.
Als u het afspelen van een opgenomen clip wilt
onderbreken, selecteert u Pauze. Het afspelen wordt
hervat wanneer u Afspelen selecteert.
Dictafoon
Selecteer Menu > Media > Dictafoon.
Met de toepassing Dictafoon kunt u een gesproken memo
van maximaal 60 minuten opnemen. U kunt de opname
als geluidsclip opslaan en afspelen. Dictafoon ondersteunt
de bestandsindeling AMR.
U kunt ook op de spraaktoets drukken om de toepassing
Dictafoon te openen. Als u zich hebt aangemeld voor PTT
(Push to Talk), werkt de spraaktoets echter als PTT-toets
en wordt Dictafoon hierdoor niet geopend.
Een geluidsclip opnemen
Als u een geluidsclip wilt opnemen, selecteert u Opties >
Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als u de opname
wilt onderbreken en Opnemen als u de opname wilt
hervatten. Wanneer u klaar bent met opnemen, selecteert
u Stop. De geluidsclip wordt automatisch opgeslagen in
de map Geluidsclips in de Galerij.
Dictafooninstellingen
De opnamen worden automatisch opgeslagen in het
apparaatgeheugen, tenzij u de standaardlocatie wijzigt.
Gewijzigde instellingen zijn van toepassing op alle
opnamen die u na de wijziging maakt of ontvangt.
Als u de standaardlocatie van opgeslagen spraakopnamen
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Gebruikt geheugen.
Als u de opnamekwaliteit wilt instellen, selecteert u
Opties > Instellingen > Opnamekwaliteit. Als u
Hoog selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als
wav-bestand en is de maximale lengte van de clip 60
minuten. Als u MMS-compatibel selecteert, wordt de
geluidsclip opgenomen als amr-bestand en is de
maximale lengte van de clip 1 minuut.
Chat
Selecteer Menu > Connect. > Chatten.
Met chat (netwerkdienst) kunt u door middel van
chatberichten gesprekken voeren met anderen mensen en
85
deelnemen aan discussiefora met specifieke thema's.
Diverse serviceproviders bieden chatservers waarbij u zich
kunt aanmelden nadat u zich hebt geregistreerd bij een
chatdienst. Serviceproviders ondersteunen niet alle
dezelfde functies.
Als chat niet beschikbaar is bij uw serviceprovider,
verschijnt het mogelijk niet in het menu van uw apparaat.
Informeer bij uw serviceprovider voor meer informatie
over het registreren voor chatdiensten en de kosten
daarvan. Informeer bij uw serviceprovider over
chatinstellingen.
Mogelijk ontvangt u de instellingen in een speciaal SMSbericht van de serviceprovider die de chatdienst biedt. Zo
niet, dan geeft u de instellingen handmatig op.
Chatinstellingen definiëren
Als u de instellingen van de chattoepassing wilt definiëren,
selecteert u Opties > Instellingen >
Chatinstellingen. U kunt bijvoorbeeld uw schermnaam
en chatsignaaltonen instellen.
Als u met chatgebruikers wilt converseren en uw
chatcontacten wilt bekijken en bewerken, moet u zich
aanmelden bij een chatserver. Als u een chatserver wilt
toevoegen, selecteert u Opties > Instellingen >
Servers. Vraag uw serviceprovider naar de juiste
instellingen. Als u de server wilt instellen als server waarbij
het apparaat zich automatisch aanmeldt, selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardserver.
Als u wilt bepalen op welke manier het apparaat
verbinding maakt met de chatserver, selecteert u
Opties > Instellingen > Login-type chat. Als u
86
automatisch een verbinding tot stand wilt brengen tussen
het apparaat en de standaardserver, selecteert u
Automatisch. Als u de verbinding alleen bij uw eigen
netwerk automatisch tot stand wilt laten brengen,
selecteert u Aut. bij thuisntw. Als u bij het openen van de
toepassing verbinding met de server wilt maken,
selecteert u Bij start toep.. Als u handmatig verbinding
met de server wilt maken, selecteert u Handmatig en
meldt u zich in de hoofdweergave bij de server aan door
Opties > Aanmelden te selecteren. Voer uw gebruikers-
ID en wachtwoord in wanneer u daarom wordt gevraagd.
Uw gebruikersnaam, wachtwoord en andere
aanmeldingsinstellingen ontvangt u van uw
serviceprovider wanneer u zich registreert.
Een gesprek beginnen
Open Gesprekken.
Als u wilt zoeken naar chatgebruikers en chatgebruikersID's, selecteert u Chatcontacten > Opties > Nieuw
chatcontact > Zoeken. U kunt zoeken op
Gebruikersnaam, Gebruikers-ID, Telefoonnummer en
E-mailadres.
Als u een gesprek wilt weergeven, selecteert u de
desbetreffende gesprekspartner.
Als u een gesprek wilt voortzetten, voert u een bericht in
en selecteert u Opties > Verzenden.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken zonder
het gesprek te sluiten, selecteert u Terug. Als u het
gesprek wilt sluiten, selecteert u Opties > Gesprek
beëindigen.
Als u een nieuw gesprek wilt beginnen, selecteert u
Opties > Nieuw gesprek. U kunt een nieuw gesprek met
een contact beginnen terwijl u in een actief gesprek bent.
U kunt echter niet twee actieve gesprekken met één
contact voeren.
Als u een afbeelding in een chatbericht wilt invoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding verzenden en
selecteert u de afbeelding die u wilt verzenden.
Als u een gesprekspartner wilt opslaan bij uw
chatcontacten, selecteert u Opties > Toev. aan
chatcont..
Als u een gesprek wilt opslaan terwijl u in de
gespreksweergave bent, selecteert u Opties > Chat
opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen als een
tekstbestand dat kan worden geopend en weergegeven
in de toepassing Notities.
Chatgroepen
Open Chatgroepen. Chatgroepen is alleen beschikbaar
als u bij een chatserver bent aangemeld en deze
chatgroepen ondersteunt.
Als u een chatgroep wilt maken, selecteert u Opties >
Nwe groep maken.
Als u lid wilt worden van een chatgroep of een
groepsgesprek wilt voortzetten, gaat u naar de
desbetreffende groep en drukt u op de navigatietoets.
Voer een bericht in en selecteer Opties > Verzenden.
Als u lid wilt worden van een chatgroep die niet op de lijst
staat maar waarvan u wel de groeps-ID kent, selecteert u
Opties > Aanm. bij nwe groep.
Als u een chatgroep wilt verlaten, selecteert u Opties >
Chatgroep verlaten.
Als u wilt zoeken naar chatgroepen en chatgroep-ID's,
selecteert u Chatgroepen > Opties > Zoeken. U kunt
zoeken op Groepsnaam, Onderwerp en Deelnemers
(gebruikers-ID).
Als u een chatgebruiker aan de groep wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Deelnr toevoegen. Selecteer een
gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de contactID in.
Als u een lid uit de chatgroep wilt verwijderen, selecteert
u Opties > Verwijderen.
Als u leden rechten voor het bewerken van chatgroepen
wilt toekennen, selecteert u Opties > Editor
toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst met
chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Chatgebruikers met de juiste rechten kunnen
groepsinstellingen bewerken en andere gebruikers
uitnodigen om lid te worden van de groep of gebruikers
van de groep uitsluiten.
Als u de rechten voor het bewerken van een groep wilt
intrekken, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u wilt voorkomen dat bepaalde chatgebruikers lid
worden van een groep, selecteert u Opties > Toev. aan
uitsl.lijst. Selecteer een gebruiker in uw lijst met
chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Als u een uitgesloten gebruiker in een groep wilt
uitnodigen, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u een geblokkeerde chatgebruiker wilt zoeken, voert
u de eerste letters van diens naam in. Namen die aan de
zoekterm voldoen, worden in een lijst weergegeven.
Als u berichten van een geblokkeerde chatgebruiker wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Blokkering opheffen.
Als u geen berichten van andere chatgebruikers wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Nwe cont.
blokkeren. Selecteer de chatgebruiker in de lijst met
chatcontacten of voer de gebruikers-ID in.
Chattoepassingsinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen > Chatinstellingen en
definieer de volgende opties:
• Schermnaam gebr. — Als u de naam wilt wijzigen
waaronder u bekend bent in chatgroepen, selecteert u
Ja.
• Mijn beschikb. weergvn — Stel in of u wilt toestaan
dat alle andere chatgebruikers of alleen uw
chatcontacten kunnen zien wanneer u online bent.
Selecteer Voor niemand om uw onlinestatus te
verbergen.
• Berichten toestaan van — Stel in of u chatberichten
kunt ontvangen van alle andere chatgebruikers, van
alleen uw chatcontacten of dat u helemaal geen
chatberichten kunt ontvangen.
• Uitnodigingn toest. van — Stel in of u uitnodigingen
voor chatgroepen kunt ontvangen van alle andere
chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat u
helemaal geen uitnodigingen kunt ontvangen.
• Schuifsnelh. bericht — Als u de snelheid waarmee
88
nieuwe berichten worden weergegeven wilt verhogen
of verlagen, drukt u de navigatieknop naar links of
rechts.
• Beschikb. aut. laden — Als u de onlinestatus van uw
chatcontacten automatisch wilt bijwerken, selecteert u
Automatisch.
• Offline contacten — Stel in of chatcontacten met een
offlinestatus worden weergegeven in de lijst met
chatcontacten.
• Kleur eigen berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u verzendt.
• Kleur ontv. berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u ontvangt.
• Datum/tijd-info tonen — Selecteer Ja om de
ontvangst- of verzendtijd van elk bericht in een gesprek
weer te geven.
• Chatsignaaltoon — Selecteer het signaal dat wordt
afgespeeld als u een nieuw chatbericht ontvangt.
Flash-speler
Selecteer Menu > Media > Flash-speler.
Met de Flash-speler kunt u flash-bestanden die speciaal
zijn gemaakt voor mobiele apparaten weergeven,
afspelen en gebruiken.
Flash-bestanden beheren
Plaats een geheugenkaart in uw apparaat om het gebruik
van Flash-speler te optimaliseren
Als u een flash-bestand wilt afspelen, gaat u naar het
bestand en drukt u op de navigatietoets.
Als u een flash-bestand wilt verzenden naar compatibele
apparaten, selecteert u Opties > Verzenden. Het is
mogelijk dat bepaalde flash-bestanden niet mogen
worden verzonden in verband met copyrightbepalingen.
Als u wilt schakelen tussen flash-bestanden die zijn
opgeslagen in het geheugen van het apparaat of op de
geheugenkaart, gaat u naar de desbetreffende tabbladen.
Als u de flash-bestandskwaliteit wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Kwaliteit wanneer het flash-bestand wordt
afgespeeld. Als u Hoog selecteert, is het mogelijk dat
sommige flash-bestanden onregelmatig en langzaam
worden afgespeeld als gevolg van de oorspronkelijke
instellingen. Wijzig de kwaliteitsinstelling van dergelijke
bestanden in Normaal of Laag om het afspelen te
verbeteren.
Als u flash-bestanden wilt ordenen, selecteert u Opties >
Indelen.
Radio
Selecteer Menu > Media > Radio.
De kwaliteit van de radio-uitzending is afhankelijk van de
dekking van het radiostation in het bewuste gebied.
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan
de antenne van het draadloze apparaat. Voor het correct
functioneren van de FM-radio sluit u een compatibele
headset of toebehoren aan op het apparaat.
De radio beluisteren
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan
een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen.
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de
luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid
kan zijn.
Als u een zender wilt zoeken, selecteert u
u de frequentie handmatig wilt instellen, selecteert u
Opties > Handmatig afstemmen.
Als u de beschikbare zenders wilt weergeven op basis van
hun locatie, selecteert u Opties > Zenderoverzicht
(netwerkdienst).
Als u de huidige zender wilt opslaan in uw zenderlijst,
selecteert u Opties > Zender opslaan.
Als u een eerder opgeslagen radiozender wilt beluisteren,
selecteert u
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt u de
volumetoetsen.
Als u van de hoofdtelefoon wilt overschakelen op de
luidspreker, selecteert u Opties > Luidspreker aan.
Als u wilt terugkeren naar de stand-by modus en de FMradio op de achtergrond wilt laten spelen, selecteert u
Opties > Afsp. in achtergrond.
of .
of . Als
89
Visuele inhoud weergeven
Neem contact op met uw serviceprovider als u de
beschikbaarheid en de kosten wilt weten, en als u zich wilt
abonneren op de dienst.
Voordat u visuele inhoud kunt weergeven, moet u een
internettoegangspunt hebben gedefinieerd in Menu >
1. Als u de beschikbare visuele inhoud voor de
geselecteerde zender wilt weergeven, selecteert u
Opties > Visuele dienst starten. Als de service-ID
voor Visual Radio niet is opgeslagen voor de zender,
voert u deze in, of selecteert u Ophalen om ernaar te
zoeken in het zendertelefoonboek (netwerkdienst) .
2. Selecteer de locatie uit het zendertelefoonboek die het
dichtst bij u in de buurt is. Als uw apparaat een zender
vindt die overeenkomt met de geselecteerde
frequentie, wordt de Visual Service-ID ervan getoond.
Als u de visuele inhoud ervan wilt weergeven,
selecteert u OK.
Als u de zendergegevens wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Zender > Bewerken.
Radio-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze uit
de volgende opties:
• Starttoon — Geef aan of er een toon moet worden
afgespeeld als de toepassing wordt opgestart.
• Autostart dienst — Selecteer Ja, als u wilt dat de
dienst Visual Radio automatisch start zodra u een
opgeslagen zender selecteert die de dienst Visual Radio
aanbiedt.
• Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt voor de
gegevensverbinding. U heeft geen toegangspunt nodig
om de toepassing te gebruiken als een normale FMradio.
• Huidige regio — Selecteer de regio waarin u zich
momenteel bevindt. Deze instelling wordt alleen
getoond als er tijdens het opstarten van de toepassing
geen netwerkdekking was.
Opgeslagen zenders
Als u de lijst van de door u opgeslagen zenders wilt
weergeven, selecteert u Opties > Zenders.
Als u een opgeslagen zender wilt beluisteren, selecteert u
Opties > Zender > Luisteren.
Als u de beschikbare visuele inhoud van een station met
de dienst Visual Radio wilt weergeven, selecteert u
Opties > Zender > Visuele dienst starten.
90
Internetradio
Selecteer Menu > Media > Internetradio.
Luisteren naar
Internetradiozenders
Als u wilt luisteren naar een radiozender op internet,
selecteert u een zender in het zenderoverzicht, zoekt u
zenders op naam in de dienst Nokia Internetradio, of
selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Als u de
juiste zender hebt gevonden, selecteert u Luisteren.
Druk op de navigatietoets om het afspelen te stoppen.
Druk nogmaals op de navigatietoets om het afspelen te
hervatten.
Met de volumetoetsen kunt u het volume aanpassen.
Als u zendergegevens wilt weergeven, selecteert u
Opties > Zenderinformatie (niet beschikbaar als u de
zender handmatig hebt opgeslagen).
Als u luistert naar een zender die is opgeslagen in uw
favorieten, navigeert u naar links of rechts om naar de
vorige of volgende opgeslagen zender te luisteren.
Tip: Met de webtoepassing kunt u bladeren naar
zenderkoppelingen. Compatibele koppelingen
worden automatisch geopend in de toepassing
Internetradio.
Zenders opslaan
Als u uw favoriete zenders wilt weergeven en beluisteren,
selecteert u Favorieten.
Als u handmatig een zender wilt toevoegen aan uw
favorieten, selecteert u Opties > Zender handm. toev..
Voer het webadres in van de zender en de naam
waaronder de zender verschijnt in de favorietenlijst.
Als u de zender die u nu beluistert wilt toevoegen aan uw
favorieten, selecteert u Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u zendergegevens wilt weergeven, naar een zender
hoger of lager in de lijst wilt gaan, of een zender wilt
verwijderen uit de favorieten, selecteert u Opties >
Zender en de gewenste optie.
Als u uitsluitend zenders wilt weergeven die beginnen met
bepaalde letters of cijfers, voert u deze tekens in. De
overeenkomende zenders worden weergegeven.
Zenders zoeken
Als u radiozenders wilt zoeken op naam in de dienst Nokia
Internetradio, selecteert u Zoeken. Voer in het zoekveld
de zendernaam in, of de eerste letters daarvan, en
selecteer Zoeken.
Als u de zender wilt beluisteren, selecteert u Luisteren.
Als u de zender wilt opslaan in uw favorieten, selecteert u
Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u nogmaals wilt zoeken, selecteert u Opties >
Opnieuw zoeken.
Instellingen Internetradio
Als u het standaardtoegangspunt wilt selecteren om
verbinding te maken met het netwerk selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardtoegangspunt.
Selecteer Altijd vragen als u wilt dat het apparaat vraagt
naar het toegangspunt, telkens wanneer u de toepassing
opent.
Als u de verbindingssnelheid voor GPRS-packetgegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor GPRS-verb..
Als u de verbindingssnelheid voor 3G-packetgegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor 3G-verbinding.
91
Als u de verbindingssnelheid voor WLAN-verbindingen
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Bitrate voor WiFi-verb..
De kwaliteit van de radio-ontvangst hangt af van de
verbindingssnelheid die u hebt geselecteerd. Hoe hoger
de snelheid, des te beter de kwaliteit. Als u buffering wilt
voorkomen, gebruikt u op snelle verbindingen uitsluitend
de hoogste kwaliteit.
PTT (Push to Talk)
Selecteer Menu > Connect. > P2T.
Push to talk (PTT) (netwerkdienst) biedt directe
spraakcommunicatie, verbonden met een druk op een
toets. Met PTT kunt u uw apparaat gebruiken als walkietalkie.
Met PTT kunt u een gesprek hebben met één persoon of
een groep, of deelnemen aan een kanaal. Een kanaal is
zoiets als een chatroom: u kunt het kanaal oproepen om
te zien of iemand online is. Een oproep naar een kanaal
waarschuwt de andere gebruikers niet. Deze nemen naar
believen deel aan het kanaal en spreken met elkaar.
In PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de
andere gebruikers luisteren via de ingebouwde
luidspreker. Gebruikers reageren om de beurt op elkaar.
Omdat slechts één gebruiker tegelijk kan spreken, is de
maximale duur van een spreekbeurt beperkt. Bij uw
serviceprovider kunt u informeren hoe lang de duur van
de spreekbeurt voor uw netwerk is.
92
PTT-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en Gebr.instellingen
om uw voorkeuren voor PTT op te geven of
Verbindingsinstellingen om de verbindingsgegevens te
wijzigen. Neem contact op met uw serviceprovider voor
de juiste instellingen.
Tip: Het is ook mogelijk dat u de instellingen
ontvangt in een speciaal SMS-bericht van de
provider van de PTT-dienst.
Aanmelden bij de PTT-dienst
Als u in Toepassing starten de optie Gebr.instellingen
hebt ingeschakeld, wordt automatisch verbinding
gemaakt met de dienst wanneer PTT wordt gestart. Als u
dit niet hebt gedaan, moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich handmatig bij de PTT-dienst wilt aanmelden,
selecteert u Opties > P2T inschakelen.
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat is
ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een oproep
actief is, kunt u geen PTT-oproepen plaatsen of ontvangen.
Een PTT-oproep plaatsen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien
het volume erg luid kan zijn.
Als u een PTT-oproep wilt plaatsen, selecteert u Opties >
P2T-contacten. Vervolgens selecteert u een of meer
contacten in de lijst en drukt u op de spraaktoets. Tijdens
de oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het
scherm kunt zien. Op het scherm kunt u zien wanneer u
aan de beurt bent om te spreken. Spreek in de richting van
de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw
handen. Houd de spraaktoets ingedrukt zolang u aan het
woord bent. Als u bent uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de PTT-oproep te beëindigen.
Wanneer u een PTT-oproep ontvangt, drukt u op de
beltoets om de oproep te beantwoorden of op de
eindetoets om de oproep te negeren.
Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert u
meerdere contacten en vervolgens Opties > P2T-
grpsopr. plaatsen.
Als u het contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert
u Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een PTToproep aan de afzender wilt plaatsen, drukt u op de
spraaktoets.
Geplaatste PTT-oproepen
Selecteer Opties > P2T-logboek > Gemaakte opr. en
een oproep.
Als u een PTT-oproep aan een contact wilt plaatsen,
selecteert u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een contact wilt maken, selecteert u Opties >
Toevgn aan Contacten.
PTT-contacten beheren
Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen,
verwijderen of oproepen, selecteert u Opties > P2T-
contacten. Er wordt een lijst met namen weergeven uit
de toepassing Contacten met gegevens over de
aanmeldstatus.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u
Opties > 1-op-1 praten.
Een PTT-kanaal maken
Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw
kanaal > Nieuw maken.
Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden en druk
op de spraaktoets.
Als u een gebruiker wilt uitnodigen bij een kanaal,
selecteert u Opties > Uitnodiging verzndn.
Als u de actieve deelnemers aan het kanaal wilt
weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Wanneer u zich aanmeldt bij PTT (Push to Talk), wordt u
automatisch verbonden met de kanalen die de laatste keer
dat de toepassing werd gesloten, actief waren.
PTT afsluiten
Als u PTT wilt afsluiten, selecteert u Opties > Afsluiten.
Selecteer Ja om u a f t e m eld en en de di en st te s lu it en. Dr uk
op Nee als u de toepassing op de achtergrond actief wilt
houden.
93
GPS en satellietsignalen
GPS (Global Positioning System) is een wereldwijd
navigatiesysteem dat werkt via radiosignalen. Het omvat
24 satellieten en de bijbehorende grondstations die de
werking van de satellieten controleren. Als u GPS wilt
gebruiken, hebt u een compatibele GPS-ontvanger nodig.
Om verbinding te maken met de GPS-ontvanger gebruikt
u Bluetooth-connectiviteit. Als u een compatibele GPSontvanger met Bluetooth-connectiviteit wilt gebruiken,
selecteert u Connect. > Bluetooth.
Een GPS-terminal ontvangt zwakke radio signalen van de
satellieten en meet hoe lang het signaal over de afstand
doet. Op grond van die tijd berekent de GPS-ontvanger de
plaats op meters nauwkeurig.
De coördinaten in de GPS worden uitgedrukt in de notatie
graden en decimale graden, met behulp van het
internationale coördinatensysteem WGS-84.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder
het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die
als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en
het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de
locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door
wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met
betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan
veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van
defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden
en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De
accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een
gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en
kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden
beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke
94
obstakels en weersomstandigheden. U moet de GPS-
ontvanger alleen buitenshuis gebruiken voor de
ontvangst van GPS-signalen.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte
plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de
locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor
plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de
beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u de verschillende plaatsbepalingsmethoden, zoals
Bluetooth GPS, wilt in- of uitschakelen, selecteert u
Als uw apparaat geen satellietsignaal kan vinden, zou u
het volgende kunnen doen:
• Als u zich binnenshuis bevindt, ga dan naar buiten voor
een beter signaal.
• Als u zich buiten bevindt, ga dan naar een plek met
meer open ruimte.
• Als de weersomstandigheden slecht zijn, heeft dit
mogelijk gevolgen voor de sterkte van het signaal.
• Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren
voordat een GPS-verbinding tot stand komt.
Satellietstatus
Als u wilt controleren hoeveel satellieten uw apparaat
heeft gevonden, en of uw apparaat satellietsignalen
ontvangt, selecteert u Menu > Instrumenten > GPS-
ggvns > Positie > Opties > Satellietstatus. Als uw
apparaat satellieten heeft gevonden, wordt voor elke
satelliet een balk weergegeven in de weergave
Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe sterker het
satellietsignaal. Als uw apparaat voldoende gegevens
heeft ontvangen van het satellietsignaal om de
coördinaten van uw locatie te berekenen, wordt de balk
zwart.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van
minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten
van uw locatie te kunnen berekenen. Wanneer de
aanvankelijke berekening is gemaakt, kunt u mogelijk de
coördinaten van uw locatie berekenen met drie
satellieten. De accuratesse is echter groter wanneer u
meer satellieten detecteert.
Instellingen voor
positiebepaling
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Positiebepaling.
Als u een bepaalde methode voor positiebepaling wilt
gebruiken om de locatie van uw apparaat te detecteren,
selecteert u Methoden pos.bepaling.
Als u een positiebepalingsserver wilt selecteren, selecteert
u Positiebepalingsserver.
Kaarten
Selecteer Menu > Instrumenten > Kaarten.
Met Kaarten kunt u uw huidige locatie zien op de kaart,
bladeren door kaarten van verschillende plaatsen en
landen, zoeken naar adressen en verschillende
interessante locaties, routes plannen van de ene locatie
naar de andere, en locaties opslaan en verzenden naar
compatibele apparaten. U kunt ook licenties voor extra
services aanschaffen, zoals reisgidsen, verkeersinformatie
en navigatie met gesproken begeleiding. Deze services
zijn niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Als u naar een gebied gaat dat niet wordt gedekt door
kaarten die u al hebt gedownload naar het apparaat,
wordt een kaart voor het gebied automat isch gedownload
via internet. Sommige kaarten zijn mogelijk al
beschikbaar op uw apparaat of geheugenkaart. U kunt ook
met de Nokia Map Loader kaarten downloaden. Als u Nokia
Map Loader wilt installeren op een compatibele pc, gaat u
naar www.maps.nokia.com.
Het downloaden van kaarten kan de overdracht van grote
hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw
serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op
met uw serviceprovider voor meer informatie over de
kosten van gegevensoverdracht.
Wanneer u Kaarten voor het eerst gebruikt, moet u
mogelijk een mobiel- of WLAN-netwerkpunt kiezen voor
het downloaden van kaarten. Als u het toegangspunt later
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Standaardtoegangspunt.
Over Kaarten
Als u automatisch verbinding met internet wit maken
wanneer u Kaarten start, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online
gaan bij opstarten > Altijd aan.
95
Als u wilt voorkomen dat kaarten automatisch worden
gedownload, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Online gaan bij
opstarten > Nooit.
Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat u om
toestemming wordt gevraagd voordat er verbinding met
internet wordt gemaakt, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online
gaan bij opstarten > Altijd vragen.
Als u wilt worden geïnformeerd wanneer het apparaat
zich aanmeldt bij een ander netwerk dan uw eigen
netwerk, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Roaming-
waarschuwing > Aan (wordt alleen weergegeven als u
online bent). Voor meer informatie en de kosten van
roaming neemt u contact op met uw serviceprovider.
Tip: Als u kosten voor gegevensoverdracht wilt
vermijden, kunt u Kaarten ook gebruiken zonder
internetverbinding en bladeren door de kaarten die
zijn opgeslagen op uw apparaat of geheugenkaart.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en
volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die
u voor dit apparaat hebt gedownload.
Verplaatsing op een kaart
De kaartdekking kan per land en regio verschillen.
Wanneer u Kaarten opent, wordt de hoofdstad
weergegeven van het land waarin u zich bevindt of de
locatie die in uw vorige sessie is opgeslagen. Indien nodig
wordt de kaart van de locatie ook gedownload.
96
Als u wilt inzoomen op uw GPS-positie of uw laatste
bekende locatie, drukt u op 0.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, ziet u in
huidige locatie op de kaart.
Als u wilt verplaatsen op de kaart, drukt u de
navigatietoets omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
De kaart is standaard gericht op het noorden.
Als u wilt in- en uitzoomen op de kaart, drukt u op * en
#.
Wanneer u door de kaart beweegt op het scherm, wordt
er automatisch een nieuwe kaart gedownload als u naar
een gebied gaat dat niet wordt gedekt door kaarten die al
zijn gedownload. Deze kaarten zijn gratis, maar het
downloaden kan de overdracht van grote hoeveelheden
gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich
meebrengen. Neem voor meer informatie over de kosten
van gegevensoverdracht contact op met uw
serviceprovider. De kaarten worden automatisch
opgeslagen in het apparaatgeheugen of op een
compatibele geheugenkaart (als deze is geïnstalleerd).
uw
Scherm-indicatoren
De GPS-indicator rechtsonder in het scherm
geeft aan wat de beschikbaarheid en sterkte van het
satellietsignaal is. Eén balk staat voor één satelliet.
Wanneer het apparaat probeert een satelliet te vinden, is
de balk geel. Wanneer het apparaat voldoende gegevens
van de satelliet heeft ontvangen om een GPS-verbinding
tot stand te brengen, wordt de balk groen. Hoe meer
groene balken, hoe sterker de GPS-verbinding.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van
minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten
van uw locatie te kunnen berekenen. Na de eerste
berekening kunnen de signalen van drie satellieten
toereikend zijn.
De indicator voor gegevensoverdracht
aan welke internetverbinding wordt gebruikt en hoeveel
gegevens er zijn overgebracht sinds de toepassing werd
gestart.
geeft
Locaties vinden
Als u een locatie wilt vinden in een weergegeven plaats of
gebied op de kaart, geeft u het volledige of gedeeltelijke
adres van de locatie op in het zoekveld en drukt u op de
navigatietoets. Als u een locatie in een andere plaats wilt
vinden, geeft u de plaats en het volledige of gedeeltelijke
adres op, bijvoorbeeld Amsterdam Kalverstraat, en
drukt u op de bladertoets.
Als u een specifiek adres of een adres in een ander land
wilt vinden, drukt u op de navigatietoets en selecteert u
Zoeken > Adressen. Land/Regio * en Plaats of
postcode zijn verplicht.
Tip: Als u met het zoekveld wilt zoeken naar
locaties in een ander land, moet u ook de naam van
het land opgeven in het zoekveld: Rome Italië.
Als u het adres van een locatie wilt importeren uit de
toepassing Contacten, drukt u op de navigatietoets en
selecteert u Zoeken > Adressen > Opties > Contact
opnemen.
De zoekresultaten worden op categorie ingedeeld. Als u
het zoeken wilt beperken tot één categorie, selecteert u
Opties > Zoeken.
Als u zoekt naar locaties zonder een internetverbinding,
worden de zoekresultaten beperkt tot een straal van 50
km.
Een route plannen
Als u een route wilt plannen, selecteert u het beginpunt
op de kaart of zoekt u naar een locatie. Vervolgens drukt
u op de navigatietoets en selecteert u Toevoegen > Aan
route.
Als u de bestemming wilt definiëren en meer locaties voor
uw route wilt opgeven, zoekt u naar de locatie en
selecteert u Opties > Routepunt toevoegen.
Als u de route wilt weergeven op de kaart, selecteert u
Opties > Route weergeven.
Als p er au to of t e voe t naar de be stem ming w ilt n avigere n
(als u een licentie voor deze extra services hebt
aangeschaft), selecteert u Opties > Rit starten of
Wandeling starten.
Als u de route wilt opslaan, selecteert u Opties > Route
opslaan.
Naar uw bestemming lopen
Bij de looproute worden mogelijke beperkingen van
autonavigatie genegeerd (zoals eenrichtingsverkeer en
keerverboden), en worden gebieden zoals
voetgangerszones en parken opgenomen. Ook wordt
hierbij prioriteit gegeven aan wandelpaden en smallere
97
wegen, en worden snelwegen en grote wegen
weggelaten.
De route wordt op de kaart getekend en de richting wordt
aangegeven met een pijl. De kleine stippen geven aan in
welke richting u loopt.
De lengte van een looproute is beperkt tot maximaal 50
kilometer en de reissnelheid tot een maximum van 30 km/
u. Als u deze snelheid overschrijdt, wordt de navigatie
gestopt en pas weer hervat als de snelheid weer binnen
de limiet valt.
Gesproken begeleiding is niet beschikbaar voor
voetgangersnavigatie.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor
voetgangersnavigatie, selecteert u Opties > Extra's >
Lopen. De licentie is regiospecifiek en kan alleen in het
geselecteerde gebied worden gebruikt. U kunt de licentie
betalen met een creditcard of via uw telefoonrekening, als
dit wordt ondersteund door uw serviceprovider.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen met
een gratis licentie, drukt u op de navigatietoets en
selecteert u Hierheen lopen. Er wordt
gecontroleerd of er een gratis licentie beschikbaar
is voor het apparaat. Als u de licentie wilt activeren,
selecteert u OK. U kunt de licentie slechts één keer
gebruiken.
Als u het navigeren wilt starten, selecteert u een locatie en
Opties > Hierheen lopen.
Als u een alternatieve route wilt vinden, selecteert u
Opties > Alternatieve route.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u Opties >
98
Navigatie stoppen.
Naar uw bestemming rijden
Als u een licentie voor voetgangers- en autonavigatie met
gesproken begeleiding wilt aanschaffen, selecteert u
Opties > Extra's > Rijden/lopen. De licentie is
regiospecifiek en kan alleen in het geselecteerde gebied
worden gebruikt.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen met
een gratis licentie, drukt u op de navigatietoets en
selecteert u Hierheen rijden. Er wordt
gecontroleerd of er een gratis licentie beschikbaar
is voor het apparaat. Als u de licentie wilt activeren,
selecteert u OK. U kunt de licentie slechts één keer
gebruiken.
Als u de navigatie per auto wilt starten, drukt u op de
navigatietoets en selecteert u Hierheen rijden. Wanneer
u de autonavigatie voor het eerst gebruikt, wordt u
gevraagd om de taal te selecteren voor de gesproken
begeleiding en de bijbehorende bestanden te
downloaden. Als u de taal later wilt wijzigen, selecteert u
in het hoofdmenu Opties > Instrumenten >
Instellingen > Navigatie > Gesproken begeleiding.
Gesproken begeleiding is niet beschikbaar voor
voetgangersnavigatie.
Als u tijdens het navigeren wilt wisselen tussen
verschillende weergaven, drukt u op de navigatietoets en
selecteert u Manoeuvreweergave,
Vogelvluchtweergave of Pijlweergave.
Als u een alternatieve route wilt vinden, selecteert u
Opties > And. route.
Als u de gesproken begeleiding wilt herhalen, selecteert u
Opties > Herhalen.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u Opties >
Navigatie stoppen.
Verkeersinformatie
Met de realtime verkeersinformatieservice ontvangt u
informatie over gebeurtenissen in het verkeer die
mogelijk van invloed zijn op uw reis. De
verkeersinformatieservice is een extra service die u kunt
aanschaffen en downloaden naar het apparaat, mits de
service beschikbaar is in uw land of regio.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor de
verkeersinformatieservice, selecteert u Opties >
Extra's > Verkeersinfo.
Als u informatie over gebeurtenissen in het verkeer wilt
weergeven, selecteert u Opties > Verk.info. De
gebeurtenissen worden als driehoekjes en lijnen
aangegeven op de kaart.
Als u de details van een gebeurtenis wilt weergeven,
inclusief mogelijke opties voor een alternatieve route,
selecteert u de gebeurtenis en Opties > Openen.
Als u de verkeersinformatie wilt bijwerken, selecteert u
Verkeersinfo bijwerken.
Reisgidsen
In reisgidsen vindt u informatie over attracties,
restaurants, hotels en andere interessante locaties.
Sommige gidsen bevatten ook video's en
geluidsfragmenten. U moet de gidsen aanschaffen en
downloaden voordat u ze kunt gebruiken.
Het downloaden van reisgidsen kan de overdracht van
grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw
serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op
met uw serviceprovider voor meer informatie over de
kosten van gegevensoverdracht.
Als u reisgidsen wilt aanschaffen en downloaden of
gedownloade gidsen wilt weergeven, selecteert u
Opties > Extra's > Gidsen.
Als u door de reisgidscategorieën wilt bladeren, selecteert
u een categorie en drukt u op de navigatietoets. Als er ook
subcategorieën zijn, selecteert u een subcategorie en
drukt u nogmaals op de navigatietoets.
Als u een nieuwe gids naar het apparaat wilt downloaden,
gaat u naa r de gewenste gid s en selecteert u Ja. U kunt de
gidsen betalen met een creditcard of via uw
telefoonrekening, als dit wordt ondersteund door uw
serviceprovider.
GPS-gegevens
Selecteer Menu > Instrumenten > GPS-ggvns.
Met GPS-gegevens kunt u uw huidige locatie weergeven,
uw weg naar een gewenste locatie vinden en de afstand
bijhouden.
Selecteer Navigatie om navigatiegegevens naar uw
bestemming weer te geven, Positie om positiegegevens
van uw huidige locatie weer te geven of Tripmtr om uw
reisgegevens weer te geven, zoals de afstand en tijd die u
hebt gereisd en uw gemiddelde en maximale snelheid.
99
De toepassing moet plaatsbepalingsgegevens ontvangen
van ten minste drie satellieten voordat u de toepassing als
hulp onderweg kunt gebruiken.
De reismeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de
beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u het gebruikte meetsysteem wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Instellingen > Maateenheid > Metrisch
of Brits.
Als u de hoogtecalibratie wilt invoeren om de hoogte die
u van de satellieten hebt ontvangen, te corrigeren,
selecteert u Opties > Instellingen >
Hoogteberekening.
GPS-gegevens gebruiken
Als u de signaalsterkte wilt controleren van de satellieten
die de positiegegevens voor navigatie verschaffen, opent
u een van de drie weergavemogelijkheden en selecteert u
Opties > Satellietstatus.
Als u een een plaatsbepaling of oriëntatiepunt wilt
instellen als de bestemming van uw reis, selecteert u
Navigatie > Opties > Bestemming instlln. U kunt ook
de lengte- en breedtecoördinaten van de bestemming
invoeren.
Als u de ingestelde reisbestemming wilt verwijderen,
selecteert u Navigatie > Opties > Navigatie stoppen.
Als u uw huidige positie wilt opslaan als een
plaatsbepaling, selecteert u Navigatie of Positie, en
Opties > Positie opslaan.
Als u de reismeter wilt activeren, selecteert u
Tripafstand > Opties > Starten. Als u de reismeter wilt
stopzetten, selecteert u Opties > Stoppen.
Als u alle velden wilt herstellen en de reis opnieuw wilt
berekenen, selecteert u Tripafstand > Opties >
Opnieuw starten.
100
Plaatsbepalingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Plaatsen.
Plaatsbepalingen zijn coördinaten van geografische
locaties die u op uw apparaat kunt opslaan om later te
gebruiken in andere toepassingen op basis van locatie. U
kunt plaatsbepalingen creëren met een Bluetooth GPSaccessoire of netwerk (netwerkdienst).
Een plaatsbepaling maken
Als u een plaatsbepaling wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe plaats. Selecteer Huidige positie om een
netwerkverzoek te verzenden voor de lengte- en
breedtecoördinaten van uw huidige locatie,, Kaart
gebruiken om de locatie te selecteren op een kaart,
ofHandmatig opgeven om de benodigde informatie zelf
in te vullen (bijvoorbeeld de naam, de categorie, het adres,
de lengte- en breedtegraad en de hoogte).
Als u de plaatsbepaling wilt weergeven op de kaart,
selecteert u Opties > Weergeven op kaart.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.