Nokia 6120 classic
Nokia 6121 classic
Gebruikershandleiding
Versie 3 NL
CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-243 of RM-308 in overeenstemming
is met de essentiële eisen en andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:
http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/
Nokia, Nokia Connecting People, Nokia Care, Navi en Visual Radio zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune en Visual Radio zijn gedeponeerde geluidsmerken van
Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen
van de respectievelijke eigenaren zijn.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan
in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Java™ and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of
Sun Microsystems, Inc.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and
noncommercial use in connection with information which has been encoded in compliance with
the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and
(ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted
or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional,
internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See <http://www.mpegla.com>.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) voor privé- en nietcommercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd volgens de visuele norm MPEG-4 door
een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband
met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander
gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder
informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is
verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie <http://www.mpegla.com>.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor
zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in
dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN
VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES
VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF
GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT.
TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN
BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ
UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE
GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING
DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
De beschikbaarheid van bepaalde producten en toepassingen voor deze producten kan per regio
verschillen. Neem contact op met uw Nokia leverancier voor details en de beschikbaarheid van taalopties.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en
regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving
is verboden.
GEEN GARANTIE
Toepassingen van derden die bij uw apparaat geleverd worden, kunnen gemaakt zijn door en in eigendom
zijn van personen en entiteiten die geen relatie of verband met Nokia hebben. Nokia beschikt niet over
de auteursrechten of de intellectuele eigendomsrechten op deze toepassingen van derden. Als zodanig
draagt Nokia geen verantwoordelijkheid voor de ondersteuning voor eindgebruikers of de functionaliteit
van deze toepassingen of de informatie in deze toepassingen of het materiaal. Nokia biedt geen garantie
voor deze toepassingen van derden.
MET HET GEBRUIK VAN DE TOEPASSINGEN ACCEPTEERT U DAT DE TOEPASSINGEN WORDEN GELEVERD
ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DIT VOOR ZOVER
MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT. U ACCEPTEERT TEVENS
DAT NOCH NOKIA NOCH GELIEERDE PARTIJEN VERKLARINGEN DOEN OF GARANTIES VERSTREKKEN,
UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN (MAAR NIET BEPERKT TOT) GARANTIES BETREFFENDE
TITEL, VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF DAT DE TOEPASSINGEN GEEN
INBREUK MAKEN OP OCTROOIEN, AUTEURSRECHTEN, HANDELSMERKEN OF ANDERE RECHTEN
VAN DERDEN.
Versie 3 NL
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid........................... 6
Ondersteuning.................................. 8
Help ...................................................................... 8
Nokia-ondersteuning
en contactinformatie....................................... 9
1. Aan de slag................................. 10
Een SIM- of USIM-kaart
en een batterij plaatsen............................... 10
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk
of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden
is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw
voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben
terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking
van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in
de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan
storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de
nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet
waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de
productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele
producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
6
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens die in de
telefoon zijn opgeslagen.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst
de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor
uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en
operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op de end-toets om het scherm leeg
te maken en terug te keren naar de stand-by modus. Voer het alarmnummer
in en druk op de beltoets. Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek
pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
■ Over dit apparaat
Het draadloze Nokia 6120 classic-apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven,
is goedgekeurd voor gebruik in de GSM-netwerken 850, 900, 1800 en 1900 en de
UMTS-netwerken 850 en 2100. Het draadloze Nokia 6121 classic-apparaat dat in deze
handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in de GSM-netwerken 850,
900, 1800 en 1900 en de UMTS-netwerken 900 en 2100. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig
lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechtbeschermingsmaatregelen kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen,
muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen
of doorgestuurd.
Dit apparaat ondersteunt internetverbindingen en andere verbindingsmethoden. Net
als computers kan uw apparaat blootstaan aan virussen, schadelijke boodschappen en
toepassingen, en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig en open boodschappen,
accepteer verbindingsverzoeken, download content en accepteer installaties alleen van
betrouwbare bronnen. Overweeg de installatie van antivirussoftware met een periodieke
updateservice en het gebruik van een firewall om de beveiliging van het apparaat te
vergroten.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de
alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in
wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan
veroorzaken.
7
■ Netwerkdiensten
Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn aangemeld bij een aanbieder van een
draadloze verbindingsdienst. Veel van de functies vereisen speciale netwerkfuncties. Deze
functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u specifieke
regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u gebuik kunt maken van de
netwerkdiensten. Uw serviceprovider kan u instructies geven en uitleggen hoeveel het kost.
Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief
kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde
taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen
of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van
uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook beschikken over een speciale configuratie,
zoals veranderingen in menunamen, menuvolgorde en pictogrammen. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met
TCP/IP-protocollen. Sommige functies van dit apparaat, zoals e-mail, DVS, chatten,
multimediaberichten en het bekijken van webpagina's, vereisen netwerkondersteuning
voor deze technologieën.
■ Toebehoren, batterijen en laders
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze bij dit apparaat gebruikt. Dit
apparaat is bedoeld voor gebruik met de laderadapters AC-3, AC-4, AC-5, DC-4 en CA-44.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en toebehoren die door Nokia zijn
goedgekeurd voor gebruik met dit model. Het gebruik van alle andere typen kan de
goedkeuring of garantie doen vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van goedgekeurde toebehoren. Trek altijd aan
de stekker en niet aan het snoer als u toebehoren losmaakt.
Ondersteuning
■ Help
Het apparaat beschikt over contextgevoelige Help. U hebt vanuit elke toepassing
en vanuit het hoofdmenu toegang tot de Help.
Als u Help wilt weergeven in een geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u wilt schakelen tussen Help en de geopende toepassing op de achtergrond,
8
houdt u Menu ingedrukt. Selecteer Opties en selecteer een van de volgende
opties:
Lijst van onderw. – Hiermee geeft u een lijst met beschikbare onderwerpen in de
betreffende categorie weer.
Lijst helpcatn. – Hiermee geeft u een lijst met Help-categorieën weer.
Zoeken op trefw. – Met deze optie kunt u Help-onderwerpen zoeken met behulp
van trefwoorden.
Als u Help wilt openen vanuit het hoofdmenu, selecteert u Menu > Toepass. >
Help. Ga naar de lijst met Help-categorieën en selecteer de gewenste toepassing
om een lijst met Help-onderwerpen weer te geven. Als u wilt schakelen tussen
de lijst met Help-categorieën, aangeduid met , en een lijst met trefwoorden,
aangeduid met , drukt u de navigatietoets naar links of rechts. Selecteer
de Help-tekst die u wilt weergeven.
■ Nokia-ondersteuning en contactinformatie
Kijk op www.nokia.com/support of uw lokale Nokia-website voor de nieuwste versie van
de gebruikershandleiding, aanvullende informatie, downloads en diensten die te maken
hebben met uw Nokia-product.
Op de website vindt u informatie over het gebruik van producten en diensten
van Nokia. Als u contact wilt opnemen met de klantenservice, raadpleegt u de
lijst met plaatselijke Nokia contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
Raadpleeg het dichtstbijzijnde Nokia service center op www. nokia.com/repair
voor onderhoudsdiensten.
Software-updates
Nokia produceert regelmatig software-updates met nieuwe of verbeterde functies of
verbeterde prestaties. U kunt deze updates mogelijk opvragen via de toepassing Nokia
Software Updater PC. Als u de apparaatsoftware wilt bijwerken, hebt u de toepassing Nokia
Software Updater nodig, evenals een compatibele pc met het besturingssysteem Microsoft
Windows 2000 of XP, breedbandtoegang tot internet en een compatibele gegevenskabel om
het apparaat op de pc aan te sluiten.
Voor meer informatie en om de Nokia Software Updater-toepassing te downloaden, gaat
u naar www.nokia.com/softwareupdate of de lokale Nokia-website.
Als uw netwerk ondersteuning biedt voor software-updates via de ether kunt u ook via het
apparaat om updates verzoeken. Zie ’Software bijwerken’ op pag. 90.
Het downloaden van updates kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens
via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.
9
Zorg ervoor dat de batterij van het apparaat voldoende vol is of sluit de lader aan voordat
u met updaten start.
1.Aan de slag
■ Een SIM- of USIM-kaart en een batterij plaatsen
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
In deze telefoon worden BL-5B-batterijen gebruikt.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart over beschikbaarheid en voor informatie over
het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider of een andere leverancier zijn.
1. Verschuif de achtercover (1) met de achterkant van de telefoon naar u toe
gericht om de cover van de telefoon (2) te verwijderen. Til de batterij uit de
houder zoals weergegeven (3).
2. Als u de SIM-kaarthouder wilt losmaken,
schuift u deze naar achteren (4) en tilt
u deze op (5).
Plaats de SIM- of USIM-kaart in de
SIM-kaarthouder (6). Zorg ervoor dat
de kaart goed wordt geplaatst en dat het
goudkleurige contactgebied op de kaart
naar beneden is gericht en de schuine
hoek naar boven is gericht.
Sluit de SIM-kaarthouder en schuif
deze naar voren tot deze vastklikt (7).
10
3. Plaats de batterij (8) en de achtercover (9) terug.
■ microSD-kaart
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn
goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik
van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar
sommige merken zijn mogelijk niet helemaal compatibel met dit
apparaat zijn. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat
beschadigen en gegevens die op de kaart staan aantasten.
Houd microSD-kaarten buiten het bereik van kleine kinderen.
U kunt het beschikbare geheugen uitbreiden met een microSD-geheugenkaart.
U kunt een microSD-kaart plaatsen of verwijderen zonder de telefoon uit te
schakelen.
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op het moment dat er een bewerking
wordt uitgevoerd waarbij de kaart wordt gebruikt. Wanneer u de kaart tijdens een
dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart
en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen,
beschadigd raken.
Een microSD-kaart plaatsen
De geheugenkaart is mogelijk bij de telefoon geleverd.
1. Open de sleuf aan de zijkant (1).
2. Plaats de microSD-kaart in de sleuf
met het goudkleurige contactgebied
naar boven gericht (2). Duw de kaart
voorzichtig op zijn plaats.
3. Sluit de sleuf aan de zijkant goed (3).
11
Een microSD-kaart verwijderen
1. Open de sleuf aan de zijkant.
2. Druk de kaart voorzichtig los. Verwijder geheugenkaart en druk op 'OK' wordt
weergegeven. Trek de kaart eruit en kies OK.
3. Sluit de sleuf aan de zijkant goed.
■ De batterij opladen
Sluit de lader aan op een
wandcontactdoos.
Sluit de lader aan op de telefoon.
Als de batterij volledig ontladen is, kan
het enkele minuten duren voordat de
batterij-indicator op het scherm wordt
weergegeven en u weer met het apparaat
kunt bellen.
De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruikte lader en batterij. Het opladen van een
BL-5B-batterij met de AC-4-lader duurt ongeveer 80 minuten.
Tip: Als u batterijcapaciteit wilt besparen, kunt u de telefoon alleen in het
GSM-netwerk gebruiken. Selecteer Menu > Instellingen > Telefooninst. > Telefoon > Netwerk > Netwerkmodus > GSM. Als het GSM-netwerk is
geselecteerd, hebt u niet de beschikking over alle UMTS-services (3G).
■ De telefoon in- en uitschakelen
Houd de aan/uit toets ingedrukt.
Als een PIN-code wordt gevraagd, voert u de PIN-code in en
selecteert u OK.
Als u naar de blokkeringscode wordt gevraagd,
voert u de blokkeringscode in en selecteert u OK.
De fabrieksinstelling voor de blokkeringscode is 12345.
■ Tijd en datum instellen
Selecteer het land waarin u zich bevindt en voer de lokale tijd en
datum in om de juiste tijdzone, tijd en datum in te stellen.
12
■ Normaal gebruik
Gebruik de telefoon alleen in de normale gebruiksposities.
Bij langdurig gebruik, zoals een actief videogesprek of
hogesnelheidsgegevensverbinding, kan het apparaat warm
aanvoelen. In de meeste gevallen is dit normaal. Neem contact
op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als u vermoedt
dat het apparaat niet goed werkt.
Uw apparaat heeft interne antennes.
Opmerking: Zoals voor alle
radiozendapparatuur geldt, dient onnodig
contact met een antenne te worden
vermeden wanneer de antenne in gebruik is.
Bijvoorbeeld, vermijdt contact met de antenne
gedurende een telefoongesprek. Het aanraken
van een zendende of ontvangende antenne
kan een nadelige invloed hebben op de
kwaliteit van de radiocommunicatie en kan
ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom
verbruikt dan anderszins noodzakelijk en
kan de levensduur van de batterij verkorten.
Antenne mobiel netwerk (1)
Bluetooth-antenne (2)
■ Configuratie-instellingen
Voordat u gebruik kunt maken van MMS, Chatten, Push to Talk, e-mail,
synchronisatie, streaming en van de browser, moet uw telefoon juist zijn ingesteld.
Uw telefoon kan de instellingen voor de browser, MMS, het toegangspunt en
streaming automatisch configureren op basis van de gebruikte SIM-kaart. Het
is ook mogelijk dat u de instellingen rechtstreeks in een configuratiebericht
ontvangt, dat u kunt opslaan op uw telefoon. Neem contact op met uw
serviceprovider of met de dichtstbijzijnde Nokia-dealer voor meer informatie
over de beschikbaarheid van deze diensten.
Wanneer u een configuratiebericht ontvangt en de instellingen niet automatisch
worden opgeslagen en geactiveerd, wordt het bericht 1 nieuw bericht
weergegeven. Selecteer Tonen om het bericht te openen. Selecteer Opties >
13
Opslaan om de instellingen op te slaan. U moet wellicht een PIN-code invoeren
die de serviceprovider u heeft verstrekt.
Instelwizard
Met de Instelwizard kunt u uw apparaat op basis van de gegevens van uw
serviceprovider configureren voor operatorinstellingen (MMS, GPRS en internet)
en e-mailinstellingen. Mogelijk kunt u ook andere instellingen configureren.
Als u gebruik wilt maken van deze diensten, moet u wellicht contact opnemen met
uw serviceprovider om een gegevensverbinding of andere diensten te activeren.
Selecteer Menu > Instellingen > Instelwizard.
■ Gegevens overbrengen
Als u gegevens, zoals contacten, van uw oude telefoon wilt overbrengen, raadpleegt
u ’Gegevensoverdracht’ op pag. 94.
2.De telefoon
■ Toetsen en onderdelen
Secundaire cameralens (1)
Luistergedeelte (2)
Scherm (3)
Linker- en rechterselectietoetsen (4)
Wistoets (5)
Menutoets (6),
hierna beschreven als 'kies Menu'
Beltoets (7)
Eindetoets (8)
Navi™-navigatietoets (9)
hierna de navigatietoets genoemd
Cijfertoetsen (10)
14
Monoluidspreker (11)
microSD-kaartsleuf (12)
Polsriemhouder (13)
USB-aansluiting (14)
Nokia AV 2,5-mm-aansluiting (15)
Wanneer u de telefoon hebt ingeschakeld en bent aangemeld bij een netwerk,
bevindt de telefoon zich in de stand-by modus en is deze klaar voor gebruik.
Als u de lijst met de laatst gekozen nummers wilt weergeven, drukt u op de beltoets.
Als u spraakopdrachten of spraaklabels wilt gebruiken, houdt u de
rechterselectietoets ingedrukt.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert
u een profiel.
Als u een internetverbinding wilt starten, houdt u de cijfertoets 0 ingedrukt.
Actieve stand-by modus
Wanneer de actieve stand-by modus is ingeschakeld, kunt u het scherm gebruiken
voor snelle toegang tot toepassingen die u vaak gebruikt. Als u wilt aangeven
of de actieve stand-by modus wordt weergegeven, selecteert u Menu >
Instellingen > Telefooninst. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus >
Act. standby > Aan of Uit.
Als u toegang wilt krijgen tot actieve stand-by toepassingen, gaat u naar
de toepassing en selecteert u deze. In de actieve stand-by modus worden
de standaardtoepassingen boven in het actieve stand-by gebied weergegeven,
met daaronder agenda-items, taken en informatie over de muziekspeler.
15
Als u een toepassing of gebeurtenis wilt selecteren, gaat u ernaartoe en
selecteert u deze.
Profiel Offline
Met het profiel Offline kunt u de telefoon gebruiken zonder dat deze is verbonden
met een netwerk. Wanneer het profiel Offline actief is, wordt de verbinding met
het draadloos netwerk uitgeschakeld, wat wordt aangegeven met in het
indicatiegebied van de signaalsterkte. Alle draadloze-RF-signalen naar of van uw
telefoon worden verhinderd, en u kunt uw apparaat zonder SIM- of USIM-kaart
gebruiken. Gebruik het profiel Offline in radiogevoelige omgevingen, bijvoorbeeld
aan boord van vliegtuigen en in ziekenhuizen. U kunt de muziekspeler gebruiken
om muziek te beluisteren wanneer het profiel Offline actief is.
Als u het profiel Offline wilt verlaten, drukt u op de aan/uit-toets en selecteert
u een ander profiel.
Belangrijk: In het profiel Vlucht kunt u geen oproepen doen of ontvangen en
kunnen ook andere functies waarvoor netwerkdekking vereist is niet worden
gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer dat in het apparaat is
geprogrammeerd kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst
activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat vergrendeld is,
moet u de beveiligingscode invoeren.
■ Symbolen
De telefoon heeft verbinding met een UMTS-netwerk.
HSDPA (netwerkdienst) in het UMTS-netwerk is geactiveerd.
De telefoon heeft verbinding met een GSM-netwerk.
De telefoon staat in de offline modus en is niet verbonden met een mobiel
netwerk. Zie ’Profiel Offline’ op pag. 16.
U hebt een of meer berichten ontvangen in de map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
De Outbox bevat berichten die nog niet zijn verzonden. Zie ’Outbox’ op
pag. 39.
U hebt oproepen gemist. Zie ’Recente oproepen’ op pag. 31.
16
Wordt weergegeven als Beltoontype is ingesteld op Stil en
Berichtensignaaltoon en Signaaltoon e-mail zijn ingesteld op Uit.
Zie ’Profielen’ op pag. 68.
De toetsen zijn geblokkeerd. Zie ’Toetsblokkering’ op pag. 19.
De luidspreker is ingeschakeld.
Een alarm is ingeschakeld.
De tweede telefoonlijn is in gebruik. Zie Lijn in gebruik in ’Bellen’ op
pag. 82.
/
Alle oproepen worden doorgeschakeld naar uw oproepmailbox of
naar een ander nummer. Als u twee telefoonlijnen hebt, is het
doorschakelsymbool voor de eerste lijn en voor de tweede lijn.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op de telefoon.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op de telefoon.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
/ Er is een gegevensoproep actief.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief. geeft aan de
verbinding in de wachtstand staat en geeft aan dat een verbinding
beschikbaar is.
Een packet-gegevensverbinding is actief in een gedeelte van het netwerk
dat EGPRS ondersteunt. geeft aan de verbinding in de wachtstand staat
en geeft aan dat een verbinding beschikbaar is. De pictogrammen geven
aan dat EGPRS beschikbaar is in het netwerk, maar het apparaat maakt
daar niet noodzakelijkerwijs gebruik van tijdens de gegevensoverdracht.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding actief. geeft aan de
verbinding in de wachtstand staat en geeft aan dat een verbinding
beschikbaar is.
Bluetooth is ingeschakeld.
17
Er worden gegevens verzonden via Bluetooth. Zie ’Bluetooth-verbinding’
op pag. 95.
Er is een USB-verbinding actief.
Mogelijk worden er ook andere symbolen weergegeven.
■ Bladeren en selecteren
Als u wilt navigeren, drukt u de rand van de navigatietoets naar links, naar rechts,
omhoog of omlaag. Als u het gemarkeerde item wilt selecteren, drukt u op het
midden van de navigatietoets.
Items markeren en de markering opheffen
Druk op # om een lijstitem in een toepassing te markeren of de markering ervan
op te heffen. Als u de markering van verschillende opeenvolgende lijstitems wilt
in- of uitschakelen, houdt u # ingedrukt en drukt u de navigatietoets omhoog of
omlaag.
■ Menu
Dit menu geeft toegang tot de functies van de telefoon. Als u het hoofdmenu
wilt openen, drukt u op de menutoets. Deze handeling wordt hierna beschreven
als 'selecteer Menu'.
Als u een toepassing of map wilt openen, gaat u er naartoe en drukt u op de
navigatietoets.
Als u de menuweergave wilt wijzigen, selecteert u Menu > Opties > Menuweergave wijzigen en een weergavetype.
Als u de volgorde van de functies in het menu wijzigt, kan deze afwijken van
de standaardvolgorde zoals die is beschreven in deze gebruikershandleiding.
Als u een toepassing of map wilt sluiten, selecteert u Terug en Afsluiten zo vaak
als nodig is om terug te keren naar het hoofdmenu. U kunt ook Opties > Afsluiten
selecteren.
Als u geopende toepassingen wilt weergeven of tussen toepassingen
wilt schakelen, houdt u Menu ingedrukt. Er wordt een lijst met geopende
toepassingen weergegeven. Ga naar een toepassing en selecteer deze.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit
en neemt de gebruiksduur van de batterij af.
18
Geheugengebruik weergeven
Als u het geheugengebruik wilt controleren, selecteert u Menu > Opties >
Gegevens geheugen > Telef.geheugen of Geheugenkaart. Als er nog maar weinig
telefoongeheugen vrij is, kunt u bestanden verwijderen of naar de geheugenkaart
verplaatsen.
■ Toepassing Welkom
De toepassing Welkom start wanneer u uw telefoon de eerste keer inschakelt.
De toepassing Welkom biedt toegang tot de volgende toepassingen:
Zelfstudie – Leer meer over de functies van uw telefoon en het gebruik ervan.
Overdracht – Kopieer en synchroniseer gegevens vanaf andere compatibele
telefoons.
Als u Welkom later wilt openen, selecteert u Menu > Toepass. > Welkom.
■ Zelfstudie
De zelfstudie bevat een inleiding over de telefoonfuncties en een zelfstudie
waarin u leert hoe u de telefoon gebruikt. De zelfstudie wordt automatisch
gestart wanneer u de telefoon de eerste keer aanzet. Als u de zelfstudie zelf
wilt starten, selecteert u Menu > Zelfstudie en een onderdeel uit de zelfstudie.
■ Volumeregeling
Als u het volume van het luistergedeelte of de luidspreker wilt regelen tijdens een
oproep of wanneer u een audiobestand beluistert, drukt u op de volumetoetsen.
Als u de luidspreker tijdens een oproep wilt inschakelen, selecteert u Luidspr..
Als u de luidspreker tijdens een oproep wilt uitschakelen, selecteert u Telefoon.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker
wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
■ Toetsblokkering
Als u wilt voorkomen dat u per ongeluk op een toets drukt, kunt u het toetsenblok
blokkeren.
Als u het toetsenblok in de stand-by modus wilt blokkeren, drukt u op
de linkerselectietoets en vervolgens binnen anderhalve seconde op *.
19
U kunt de telefoon ook zo instellen dat het toetsenblok automatisch na een
bepaalde tijd wordt geblokkeerd. Daartoe kiest u Menu > Instellingen >
Telefooninst. > Algemeen > Beveiliging > Telefoon en SIM-kaart >
Per. autom. blokk. ttsnb. > Door gebr. gedef. en stelt u de gewenste tijd in.
Als u de toetsblokkering in de stand-by modus wilt opheffen, selecteert u Blok.
oph. en drukt u binnen anderhalve seconde op *.
Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde
alarmnummer kiezen.
■ Toegangscodes
Selecteer Menu > Instellingen > Telefooninst. > Algemeen > Beveiliging >
Telefoon en SIM-kaart om het gebruik van de toegangscodes in de telefoon
in te stellen.
Blokkeringscode
Met de blokkeringscode (5 cijfers) beveiligt u de telefoon tegen onbevoegd
gebruik. De code is standaard ingesteld op 12345. Wijzig de code en houd de
nieuwe code geheim. Bewaar de code op een veilige plaats uit de buurt van de
telefoon. U kunt de code wijzigen en instellen dat om de code wordt gevraagd
in de telefoon.
Als u vijf keer na elkaar een onjuiste blokkeringscode hebt ingevoerd, wordt verdere
invoer van de code genegeerd. Wacht vijf minuten en voer de code opnieuw in.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer
kiezen.
PIN-codes
De PIN-code (Personal Identification Number) en de UPIN-code (Universal Personal
Identification Number) (vier tot acht cijfers) beveiligen uw SIM-kaart tegen
onbevoegd gebruik. De PIN-code wordt gewoonlijk bij de SIM-kaart verstrekt.
De PIN2-code (vier tot acht cijfers) wordt verstrekt bij de SIM-kaart en is vereist
voor sommige functies.
De module-PIN is vereist voor toegang tot informatie in de beveiligingsmodule.
De module-PIN wordt verstrekt bij de SIM-kaart als de SIM-kaart is voorzien van
een beveiligingsmodule.
20
De ondertekenings-PIN is nodig voor de digitale handtekening.
De ondertekenings-PIN wordt verstrekt bij de SIM-kaart als de SIM-kaart is
voorzien van een beveiligingsmodule.
PUK-codes
De PUK-code (Personal Unblocking Key) en de UPUK-code (Universal Personal
Unblocking Key) (acht cijfers) zijn vereist voor het wijzigen van respectievelijk
een geblokkeerde PIN- of UPIN-code. De PUK2-code is vereist voor het wijzigen
van een geblokkeerde PIN2-code.
Als de codes niet zijn verstrekt bij de SIM-kaart, neemt u contact op met uw
serviceprovider.
Blokkeerwachtwoord
Het blokkeerwachtwoord (vier cijfers) is nodig bij gebruik van Oproepen blokkeren.
Zie ’Oproepblokkering’ op pag. 84. Dit wachtwoord wordt op aanvraag verstrekt
door uw serviceprovider.
Als u driemaal achter elkaar een onjuist blokkeerwachtwoord invoert,
wordt het wachtwoord geblokkeerd. Neem contact op met uw serviceprovider.
■ Downloaden
Downloaden (netwerkdienst) is een winkel voor mobiele inhoud die op uw
apparaat beschikbaar is.
Met Downloaden kunt u inhoud, diensten en toepassingen ontdekken, bekijken,
kopen, downloaden en bijwerken. De items worden gerubriceerd in catalogi
en mappen die door de diverse serviceproviders zijn verstrekt. Welke inhoud
beschikbaar is, hangt af van uw serviceprovider.
Selecteer Menu > Downloaden.
Downloaden gebruikt uw netwerkdiensten om toegang te krijgen tot de meest
actuele inhoud. Voor informatie over andere items die beschikbaar zijn via
Downloaden neemt u contact op met uw serviceprovider of de leverancier of
fabrikant van het item.
■ Persoonlijk
U kunt toepassingen downloaden naar de telefoon. Als u de toepassingen wilt
openen, selecteert u Menu > Toepass. > Persoonlijk.
21
Belangrijk: Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van
betrouwbare bronnen, zoals toepassingen die een Symbian-ondertekening
dragen of die de Java-Verified
TM
test hebben doorstaan.
■ Een compatibele headset aansluiten
Sluit geen producten aan die een uitvoersignaal
produceren omdat het apparaat daardoor kan
worden beschadigd. Sluit geen voedingsbron
aan op de Nokia AV-aansluiting.
Wanneer u op de Nokia AV-aansluiting een
extern apparaat of headset aansluit die niet
door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met
dit apparaat, moet u speciale aandacht besteden
aan de volumeniveaus.
■ Een USB-gegevenskabel aansluiten
Als u de standaard USB-verbindingsmodus
wilt selecteren, selecteert u Menu >
Instellingen > Connect. > USB > USBmodus en selecteert u de gewenste modus.
Kies Vragen bij verbind. > Nee. als
u wilt instellen of de standaardmodus
automatisch moet worden geactiveerd.
■ Een polsriem vastmaken
Maak de polsriem vast zoals op de afbeelding
wordt aangegeven.
Voor instructies over het verwijderen van de
achtercover raadpleegt u stap 1 in ’Een SIM- of
USIM-kaart en een batterij plaatsen’ op pag. 10.
22
3.Belfuncties
■ Een spraakoproep tot stand brengen
1. Voer in de stand-by modus het telefoonnummer, inclusief het netnummer, in.
Druk op de wistoets om een nummer te wissen.
Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op * voor het + teken
(vervangt de internationale toegangscode) en voert u vervolgens het
landnummer, het netnummer (eventueel zonder voorloopnul) en het
abonneenummer in.
2. Als u het nummer wil kiezen, drukt u op de beltoets.
Als u het volume tijdens het gesprek wilt aanpassen, drukt u op de
volumetoetsen.
3. Als u het gesprek wilt beëindigen of de oproep wilt annuleren, drukt u op de
eindetoets.
Als u wilt bellen vanuit Contacten, selecteert u Menu > Contacten. Ga naar de
gewenste naam of voe r de eerste letters van de naam in en ga naar de gewenste
naam. Als u het nummer wil kiezen, drukt u op de beltoets.
Als u een recent gekozen nummer wilt bellen, drukt u op de beltoets in de
stand-by modus. De lijst met de laatste 20 nummers die u hebt gebeld of hebt
geprobeerd te bellen, wordt weergegeven. Ga naar het gewenste nummer en
druk op de beltoets.
Zie ’Push to Talk’ op pag. 100 voor informatie over P2T-oproepen.
Oproepmailbox
Als u uw oproepmailbox (netwerkdienst) wilt bellen, houdt u de cijfertoets
1 ingedrukt in de stand-by modus.
Oproepmailbox is een netwerkdienst. Neem contact op met uw serviceprovider
voor het nummer van de oproepmailbox.
Als u het nummer van de oproepmailbox wilt selecteren als geen nummer
is ingesteld, selecteert u Menu > Instellingen > Opr.mailbox, en voert u het
nummer van de voicemailbox in wanneer Voicemailboxnummer: wordt
weergegeven.
23
Als u het nummer van de oproepmailbox wilt wijzigen, selecteert u Menu >
Instellingen > Opr.mailbox > Opties > Nummer wijzigen en voert u het
nummer in.
Snelkeuze
Via de snelkeuzetoetsen kunt u snel veelgebruikte nummers bellen vanuit de
stand-by modus. U kunt een telefoonnummer toewijzen aan de snelkeuzetoetsen,
2 tot en met 9. Cijfertoets 1 is gereserveerd voor de oproepmailbox.
1. Selecteer Menu > Contacten en een contact.
2. Ga naar een nummer en selecteer Opties > Snelkeuze toewijz.. Ga naar de
gewenste snelkeuzetoets en selecteer Toewijz.. Wanneer u terugkeert naar
de weergave voor contactinformatie, geeft het symbool naast het nummer
aan welke snelkeuzetoets is gedefinieerd.
U kunt een snelkeuzenummer op de volgende manieren kiezen:
• Druk op de snelkeuzetoets en vervolgens op de beltoets.
•Als Snelkeuze is ingesteld op Aan, houdt u de snelkeuzetoets ingedrukt tot
de oproep begint. Als u Snelkeuze wilt instellen op Aan, selecteert u Menu > Instellingen > Telefooninst. > Telefoon > Oproep > Snelkeuze > Aan.
Als u het nummer wilt zien dat aan een snelkeuzetoets is toegewezen, selecteert
u Menu > Instellingen > Snelkeuze, gaat u naar het symbool van een toets en
selecteert u Opties > Nummer bekijken.
Spraaklabels
Aan alle vermeldingen in Contacten wordt automatisch een spraaklabel
toegevoegd.
Gebruik lange namen en vermijd het gebruik van soortgelijke namen voor
verschillende nummers.
Spraaklabels zijn gevoelig voor achtergrondgeluiden. Gebruik spraaklabels alleen in een
rustige omgeving.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan moeilijkheden opleveren
in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder
alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.
24
1. Houd in de stand-by modus de rechterselectietoets ingedrukt. U hoort een
korte toon, waarna Spreek nu wordt weergegeven.
Als u een compatibele hoofdtelefoon gebruikt met een hoofdtelefoontoets,
houdt u de hoofdtelefoontoets ingedrukt.
2. Spreek de spraakopdracht duidelijk uit. De telefoon speelt de spraakopdracht
voor de beste overeenkomst af. Na anderhalve seconde wordt het nummer
gekozen. Als het resultaat niet correct is, selecteert u Volgende en een andere
vermelding voordat het nummer wordt gekozen.
Het gebruik van spraakopdrachten voor telefoonfuncties is vergelijkbaar met het
gebruik van spraaklabels. Zie ’Spraakopdrachten’ op pag. 87.
Een conferentigesprek voeren
1. Voor het voeren van een conferentiegesprek (netwerkdienst) belt u de eerste
deelnemer.
2. Als u een andere deelnemer wilt bellen, selecteert u Opties > Nieuwe oproep.
Het eerste gesprek wordt automatisch in de wachtstand geplaatst.
3. Als u de eerste deelnemer aan het conferentiegesprek wilt laten deelnemen
wanneer de nieuwe oproep is beantwoord, selecteert u Opties > Conferentie.
Als u een nieuwe persoon aan het gesprek wilt toevoegen, herhaalt u stap 2 en
selecteert u Opties > Conferentie > Toev. aan confer.. Conferentiegesprekken
tussen maximaal zes deelnemers (inclusief uzelf) worden ondersteund.
4. Als u een privé-gesprek wilt voeren met een van de deelnemers, selecteert u
Opties > Conferentie > Privé. Selecteer een deelnemer en selecteer Privé. Het
conferentiegesprek wordt in de wachtstand geplaatst. De andere deelnemers
kunnen ondertussen met elkaar doorpraten. Als u naar het conferentiegesprek
wilt terugkeren, selecteert u Opties > Toev. aan confer..
5. Als u een deelnemer wilt verwijderen, selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer verwijd., gaat u naar de deelnemer en selecteert u Verwijd..
6. Als u het conferentiegesprek wilt beëindigen, drukt u op de eindetoets.
■ Een spraakoproep beantwoorden of weigeren
Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op de beltoets.
Als u het volume tijdens het gesprek wilt aanpassen, drukt u op de volumetoetsen.
Selecteer Stil om de beltoon te dempen.
25
Tip: Als er een compatibele hoofdtelefoon is aangesloten op de telefoon,
drukt u op de hoofdtelefoontoets om een oproep te beantwoorden en te
beëindigen.
Als u de oproep wilt weigeren, drukt u op de eindetoets of selecteert u Opties > Weigeren. De beller hoort een bezettoon. Als u de optie Doorschakelen hebt
geactiveerd, worden oproepen doorgeschakeld met Indien bezet. Geweigerde
oproepen worden doorgeschakeld.
Als u een SMS-bericht naar de beller wilt verzenden met informatie waarom
u de oproep niet kunt beantwoorden, selecteert u Opties > SMS verzenden.
U kunt het antwoord-SMS-bericht activeren en de tekst in het bericht
bewerken. Zie Opr. weig. met SMS en Berichttekst in ’Bellen’ op pag. 82.
Opties tijdens een gesprek
Veel van de opties die u tijdens een gesprek kunt gebruiken, zijn netwerkdiensten.
Neem contact op met uw serviceprovider voor informatie over de beschikbaarheid.
Selecteer Opties als u tijdens een gesprek de volgende functies wilt activeren:
Doorverbinden – Een gesprek in de wachtstand doorverbinden met het actieve
gesprek en uw eigen verbinding verbreken.
Vervangen – De actieve oproep beëindigen en een oproep in de wachtstand
beantwoorden.
DTMF verzenden – DTMF-toonreeksen (zoals een wachtwoord) verzenden.
Voer de DTMF-reeks in of zoek deze op in Contacten. Als u een wachtteken
(w) of pauzeteken (p) wilt invoeren, drukt u herhaaldelijk op *. Als u het
geluidssignaal wilt verzenden, selecteert u OK.
Tip: U kunt DTMF-tonen aan het veld DTMF op een contactkaart
toevoegen.
Oproep in wachtrij
Als u de functie Oproep in wachtrij (netwerkdienst) wilt activeren, selecteert
u Telefoon > Oproep > Oproep in wachtrij > ActiverenMenu > Instellingen > Telefooninst. >.
Druk tijdens een gesprek op de beltoets om het gesprek in de wachtstand
te beantwoorden. Het eerste gesprek wordt dan in de wachtstand geplaatst.
Als u het actieve gesprek wilt beëindigen, drukt u op de eindetoets.
Als u tussen de twee oproepen wilt schakelen, selecteert u Wisselen.
26
■ Een videogesprek tot stand brengen
Tijdens een videogesprek kunt u een realtime, tweerichtingsvideo bekijken tussen
u en de ontvanger van het gesprek. De live videobeelden of het videobeeld dat met
de camera in uw apparaat is vastgelegd, is zichtbaar voor de ontvanger van het
videogesprek.
Als u een videogesprek wilt kunnen voeren, moet u over een USIM-kaart
beschikken en zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden. Neem
contact op met uw serviceprovider voor informatie over beschikbaarheid van en
abonnementen op videogespreksdiensten. Aan een videogesprek kunnen maar
twee partijen deelnemen. Het videogesprek kan worden uitgevoerd met een
compatibele mobiele telefoon of een ISDN-client. Videogesprekken kunnen niet
worden uitgevoerd als er een andere spraak-, video- of gegevensoproep actief is.
U ontvangt geen video (er wordt geen video verstuurd of de video wordt niet
door het netwerk overgebracht).
U hebt het verzenden van video vanuit uw apparaat geweigerd.
1. Voer het telefoonnummer in de stand-by modus in of selecteer Menu > Contacten en ga naar het gewenste contact.
2. Selecteer Opties > Bellen > Video-oproep.
Het kan even duren voordat een video is opgestart. Wachten op
videoafbeelding wordt weergegeven. Als de oproep niet slaagt, bijvoorbeeld
omdat het netwerk geen videogesprekken ondersteunt of omdat het
ontvangende apparaat niet compatibel is, wordt u gevraagd of u een normale
oproep wilt proberen of een bericht wilt versturen.
Het videogesprek is actief wanneer u twee videobeelden ziet en het geluid
via de luidspreker hoort. De ontvanger van de oproep kan het verzenden van
video weigeren, in welk geval u het geluid hoort en een foto of een grijze
achtergrondafbeelding ziet.
Druk op de volumetoetsen als u het volume tijdens een oproep wilt verhogen
of verlagen.
Als u wilt schakelen tussen het weergeven van video of alleen het beluisteren
van geluid, selecteert u Inschakelen of Uitschakelen > Video verzenden, Audio verzenden of Audio & video vrzndn.
Als u op uw eigen afbeelding wilt in- of uitzoomen, selecteert u Inzoomen
of Uitzoomen. Het zoomsymbool wordt boven in het scherm weergegeven.
Als u de posities van de verzonden en ontvangen videobeelden op het scherm
wilt verwisselen, selecteert u Beeld wisselen.
27
Zelfs als u het verzenden van video tijdens een videogesprek hebt geweigerd,
wordt het gesprek als een videogesprek in rekening gebracht. Neem contact
op met uw netwerkoperator of serviceprovider voor informatie over de tarieven.
3. Als u het videogesprek wilt beëindigen, drukt u op de eindetoets.
■ Een videogesprek beantwoorden of weigeren
Wanneer er een videogesprek binnenkomt, wordt weergegeven.
Druk op de beltoets om het videogesprek te beantwoorden. Verzenden
videobericht naar beller toestaan? wordt weergegeven. Als u Ja selecteert,
krijgt de beller de foto te zien die is gemaakt met de camera in uw apparaat.
Als u Nee selecteert of niets doet, wordt het verzenden van de video niet
geactiveerd en wordt in plaats van de video een grijs scherm weergegeven.
Zelfs als u het verzenden van video tijdens een videogesprek hebt geweigerd,
wordt het gesprek als een videogesprek in rekening gebracht. Informeer bij uw
serviceprovider naar de tarieven.
Als u het videogesprek wilt beëindigen, drukt u op de eindetoets.
Als u het videogesprek wilt weigeren, drukt u op de eindetoets of selecteert
u Opties > Weigeren. Als u een SMS-bericht naar de beller wilt verzenden met
informatie waarom u de oproep niet kunt beantwoorden, selecteert u Opties > SMS verzenden. Voor informatie over de instellingen raadpleegt u ’Telefoon’
op pag. 82.
■ Video delen
Gebruik Video delen als u tijdens een spraakoproep live video vanaf uw mobiel
apparaat naar een ander compatibel mobiel apparaat wilt versturen.
Vereisten voor Video delen
Omdat Video delen een 3G UMTS-verbinding (Universal Mobile
Telecommunications System) vereist, kunt u Video delen alleen gebruiken als
er een 3G-netwerk beschikbaar is. Neem contact op met uw serviceprovider
voor vragen over netwerkbeschikbaarheid en kosten voor het gebruik van deze
toepassing. U moet het volgende doen om Video delen te kunnen gebruiken:
• Zorg ervoor dat uw apparaat is ingesteld voor verbindingen tussen twee
personen.
28
• Zorg ervoor dat u een actieve UMTS-verbinding hebt binnen het bereik van
een UMTS-netwerk. Als u Video delen start terwijl u binnen het bereik van een
UMTS-netwerk bent en er een overdracht naar GSM plaatsvindt, wordt Video
delen onderbroken, maar wordt de spraakoproep voortgezet.
• Controleer of zowel de zender als de ontvanger zijn geregistreerd bij het
UMTS-netwerk. Als u iemand voor Video delen uitnodigt en de telefoon
van deze persoon niet is ingeschakeld of als deze persoon geen dekking van
een UMTS-netwerk heeft, weet die persoon niet dat u een uitnodiging hebt
verstuurd. U ontvangt echter een foutbericht met de melding dat de ontvanger
de uitnodiging niet kan aannemen.
Instellingen
Een verbinding tussen twee personen wordt ook wel een SIP-verbinding
(Session Initiation Protocol) genoemd. De instellingen voor het SIP-profiel
moeten in het apparaat zijn geconfigureerd voordat u Video delen kunt gebruiken.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor het SIP-profiel en sla deze in
uw apparaat op. Het is mogelijk dat de serviceprovider u de instellingen toestuurt
in een OTA-bericht (Over-The-Air).
Als u het SIP-adres van de ontvanger kent, kunt u het invoeren in de contactkaart
voor die persoon. Selecteer Menu > Contacten, selecteer een contact en kies Opties > Bewerken > Opties > Detail toevoegen > SIP of Weergave delen. Voer
het SIP-adres met de notatie sip:gebruikersnaam@domeinnaam in (u kunt een
IP-adres in plaats van een domeinnaam gebruiken).
Live video delen
Om Video delen te kunnen ontvangen, moet de ontvanger Video delen installeren
en de vereiste instellingen op diens mobiele apparaat configureren. Zowel u als
de ontvanger moeten bij de dienst zijn geregistreerd om video te kunnen delen.
U kunt alleen uitnodigingen voor delen ontvangen als u bij de dienst bent
geregistreerd, een actieve UMTS-verbinding hebt en er dekking is van het
UMTS-netwerk.
1. Wanneer een spraakoproep actief is, selecteert u Opties > Video delen > Live video.
2. De telefoon verstuurt de uitnodiging naar het SIP-adres dat u aan de
contactkaart van de ontvanger hebt toegevoegd.
29
Als op de contactkaart van de ontvanger meerdere SIP-adressen staan
vermeld, selecteert u het SIP-adres waarnaar u de uitnodiging wilt
versturen en selecteert u Selecteer om de uitnodiging te versturen.
Als er geen SIP-adres voor de ontvanger beschikbaar is, voert u een SIP-adres
in. Selecteer OK om de uitnodiging te verzenden.
3. Het delen begint automatisch zodra de ontvanger de uitnodiging heeft
geaccepteerd.
De luidspreker is actief. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken om uw
spraakoproep voort te zetten terwijl u live video deelt.
4. Selecteer Pauze om Video delen te onderbreken. Selecteer Doorgaan
om Video delen voort te zetten.
5. Selecteer Stop als u Video delen wilt beëindigen. Als u de spraakoproep wilt
beëindigen, drukt u op de eindetoets.
Een uitnodiging accepteren
Wanneer iemand u een uitnodiging voor Video delen verstuurt, wordt een
uitnodigingsbericht weergegeven met de naam en het SIP-adres van de afzender.
Als uw apparaat niet is ingesteld op Stil, gaat de telefoon over wanneer u een
uitnodiging ontvangt.
Als iemand u een uitnodiging voor Video delen stuurt en u geen dekking hebt
van het UMTS-netwerk, weet u niet dat iemand u een uitnodiging heeft gestuurd.
Wanneer u een uitnodiging ontvangt, kiest u een van de volgende opties:
Accept. – als u het delen wilt starten en de weergavemodus wilt activeren.
Weigeren – als u de uitnodiging wilt weigeren. De afzender ontvangt in dat geval
een bericht dat u de uitnodiging hebt geweigerd. U kunt ook op de eindetoets
drukken om de sessie voor Video delen te weigeren en de spraakoproep te
beëindigen.
Selecteer Stop als u Video delen wilt beëindigen.
■ Logboek
In het logboek kunt u door de telefoon geregistreerde spraak-, fax- en gegevens-,
SMS- en GPRS- oproepen controleren.
Verbindingen met een externe mailbox, een multimediaberichtencentrale
of met browserpagina's worden weergegeven als gegevensoproepen of als
packet-gegevensverbindingen in het algemene logboek.
30
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen
en diensten kan variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen,
belastingen, enzovoort.
Opmerking: Sommige tijdmeters, inclusief de tijdmeter voor de gebruikstijd,
worden mogelijk opnieuw ingesteld bij onderhoudswerkzaamheden of
software-upgrades.
Recente oproepen
De telefoon houdt nummers bij van uitgevoerde, gemiste en ontvangen oproepen.
Ook de gespreksduur wordt bijgehouden. Gemiste en ontvangen oproepen worden
alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt en als de telefoon
is ingeschakeld en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.
Als u recente oproepen wilt bekijken (netwerkdienst), selecteert u Menu > Logboek > Recente opr. en een type oproep. In de stand-by modus kunt
u de beltoets gebruiken als snelkoppeling naar het logboek Recente opr..
Als u alle lijsten met recente oproepen in de weergave Recente opr. wilt wissen,
selecteert u Opties > Wis recente oproep.. Als u slechts één van de lijsten met
oproepen wilt wissen, opent u de betreffende lijst en selecteert u Opties > Lijst wissen.
Algemeen logboek
Als u het algemene logboek wilt weergeven, selecteert u Menu > Logboek en
drukt u de navigatietoets naar rechts.
Als u het logboek wilt filteren, selecteert u Opties > Filter en een filtertype.
Als u de gehele inhoud van het logboek permanent wilt wissen, selecteert
u Opties > Logboek wissen > Ja.
4.Tekstinvoer
Wanneer u tekst invoert, verschijnt boven in het scherm wanneer
u tekstinvoer met tekstvoorspelling gebruikt, of wanneer u normale
tekstinvoer gebruikt. Als u tekstinvoer met tekstvoorspelling wilt in- of
uitschakelen terwijl u tekst invoert, drukt u herhaaldelijk op # totdat de
gewenste modus actief is.
31
Naast het symbool voor tekstinvoer wordt , of weergegeven
om aan te geven hoe de tekst wordt weergegeven. Als u tussen de verschillende
weergaven wilt schakelen, drukt u op #.
geeft aan dat de cijfermodus is ingeschakeld. Als u wilt schakelen tussen
de letter- en cijfermodus, drukt u herhaaldelijk op # totdat de cijfermodus actief
is, of drukt u op * en kiest u Cijfermodus of Alfabetische modus.
■ Normale tekstinvoer
Druk meermaals op een cijfertoets (1 tot 9) tot het gewenste teken wordt
weergegeven. Op de toetsen staan niet alle tekens afgebeeld die onder een toets
beschikbaar zijn. De beschikbare tekens zijn afhankelijk van de geselecteerde
invoertaal. Zie Invoertaal in ’Taal’ op pag. 78.
Als de volgende letter onder dezelfde toets zit als de huidige letter, wacht u tot de
cursor weer wordt weergegeven of gaat u met de navigatietoets vooruit en voert
u de letter in.
Houd de cijfertoets ingedrukt om een cijfer in te voegen.
De meest gebruikte leestekens en speciale tekens zijn beschikbaar onder
de cijfertoets 1. Voor meer tekens houdt u * ingedrukt.
Als u een teken wilt wissen, drukt u op de wistoets. Als u meer tekens wilt wissen,
houdt u de wistoets ingedrukt.
Druk op 0 om een spatie in te voegen. Als u de cursor naar de volgende regel wilt
verplaatsen, drukt u driemaal op 0.
■ Tekstinvoer met tekstvoorspelling
Als u werkt met voorspellende tekstinvoer op basis van een woordenboek, kunt
u elke letter invoeren door de betreffende toets eenmaal in te drukken. Als
u tekstinvoer met tekstvoorspelling wilt selecteren, drukt u op * en selecteert
u Tekstvoorspell. activeren. Hiermee activeert u de functie voor tekstinvoer met
tekstvoorspelling voor alle editors van de telefoon.
1. Voer het gewenste woord in door op de toetsen 2-9 te drukken. Druk eenmaal
op een toets voor één letter. Het woord verandert na elke ingevoerde letter.
Druk op 1 om de meest gebruikte leestekens in te voeren. Voor meer leestekens
en speciale tekens houdt u * ingedrukt.
Als u een teken wilt wissen, drukt u op de wistoets. Als u meer tekens wilt
wissen, houdt u de wistoets ingedrukt.
32
2. Wanneer u het woord hebt ingetoetst en het resultaat klopt, bevestigt
u het door met de navigatietoets vooruit te gaan of een spatie in te voegen.
Als het woord niet correct is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende
woorden in de woordenlijst één voor één te bekijken.
Als u het teken ? ziet achter het woord, staat het gewenste woord niet in
de woordenlijst. Selecteer Spellen om het woord aan de woordenlijst toe
te voegen. Voer het woord (maximaal 32 tekens) in door gebruik te maken
van normale tekstinvoer en selecteer OK. Het woord wordt toegevoegd. Als
de woordenlijst vol is, vervangt het nieuwe woord het oudste woord in de lijst.
Samengestelde woorden invoeren
Voer het eerste deel van de samenstelling in en ga vooruit met de navigatietoets
om te bevestigen. Voer het laatste deel van het woord in en voltooi de
samenstelling door op de cijfertoets 0 te drukken om een spatie in te voegen.
■ Tekst kopiëren en verwijderen
1. Als u letters of woorden wilt selecteren, houdt u # ingedrukt en drukt
u tegelijkertijd de navigatietoets naar links of naar rechts. Alle tekst die
u zo selecteert, wordt gemarkeerd. Als u regels wilt selecteren, houdt u #
ingedrukt en drukt u tegelijkertijd de navigatietoets omhoog of omlaag.
2. Als u de tekst naar het klembord wilt kopiëren, houdt u # ingedrukt en
selecteert u tegelijkertijd Kopiëren.
Als u de geselecteerde tekst uit het document wilt verwijderen, drukt u op
wistoets.
3. Als u de tekst wilt invoegen, gaat u naar de invoegpositie en houdt u #
ingedrukt terwijl u Plakken selecteert.
5.Berichten
U kunt SMS-berichten, multimediaberichten, e-mailberichten, presentaties
en documenten maken, verzenden, ontvangen, bekijken, bewerken en ordenen.
U kunt bovendien berichten en gegevens ontvangen via draadloze Bluetoothtechnologie, beeldberichten ontvangen en doorsturen, serviceberichten en
infodienstberichten ontvangen, en dienstopdrachten verzenden.
33
Als u het menu Berichten wilt openen, selecteert u Menu > Berichten. U ziet de
functie Nieuw bericht en een lijst met standaardmappen:
Inbox – Deze map bevat alle ontvangen berichten behalve infodienst- en
e-mailberichten. E-mailberichten worden opgeslagen in de map Mailbox.
Selecteer Opties > Infodienst als u infodienstberichten wilt lezen.
Mijn mappen – In deze map kunt u berichten onderbrengen.
Mailbox – U kunt verbinding maken met de externe mailbox om nieuwe
e-mailberichten op te halen of eerder opgehaalde e-mailberichten offline te
bekijken. Nadat u instellingen voor een nieuwe mailbox hebt opgegeven, wordt
de naam die u aan de mailbox hebt gegeven weergegeven in plaats van Mailbox.
Ontwerpen – In deze map worden conceptberichten opgeslagen die nog niet
zijn verzonden.
Verzo nden – In deze map worden verzonden berichten opgeslagen, behalve
de berichten die u via Bluetooth hebt verzonden.
Outbox – In deze map worden berichten opgeslagen die nog niet zijn
verzonden.
Rapporten (netwerkdienst) – In deze map worden leveringsrapporten
van SMS-berichten, speciale berichttypen zoals visitekaartjes, en verzonden
multimediaberichten opgeslagen. Mogelijk kunt u geen leveringsrapport
ontvangen voor multimediaberichten die naar een e-mailadres zijn verzonden.
■ Berichten invoeren en verzenden
Met uw apparaat kunnen tekstberichten worden verzonden die langer zijn dan de
tekenlimiet voor één bericht. Langere berichten worden verzonden als twee of meer
berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen.
Tekens met accenten of andere symbolen en tekens in sommige taalopties nemen meer
ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden,
wordt beperkt.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS-berichten limiteren Als de omvang
van de ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding door het apparaat
worden verkleind zodat deze via MMS kan worden verzonden.
Alleen compatibele apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen multimediaberichten
ontvangen en weergeven. De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen,
afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Voordat u SMS-berichten, multimediaberichten of e-mailberichten
kunt verzenden of ontvangen, of verbinding kunt maken met de externe
34
mailbox, moeten de juiste verbindingsinstellingen zijn gedefinieerd.
Zie ’Berichtinstellingen’ op pag. 40.
1. Als u een bericht wilt maken, selecteert u Menu > Berichten > Nieuw bericht
en het berichttype. Zie ’Audioberichten’ op pag. 35 voor informatie over het
maken van een Audiobericht.
2. Druk op de navigatietoets om de ontvangers of groepen te selecteren in
Contacten of typ het telefoonnummer of e-mailadres van de ontvanger in het
veld Naar. U kunt verschillende ontvangers scheiden met een puntkomma (;).
3. Wanneer u een e-mail of een multimediabericht maakt, gaat u naar het
onderwerpveld en voert u het onderwerp van het bericht in.
4. Druk de navigatietoets omlaag om naar het berichtveld te gaan en schrijf
het bericht.
Wanneer u een SMS-bericht invoert, geeft de berichtlengtemeter aan hoeveel
tekens u nog kunt invoeren in het bericht. Zo houdt 10 (2) in dat u nog tien
tekens kunt invoeren als u het bericht in twee losse SMS-berichten wilt
verzenden.
Selecteer Opties > Invoegen > Sjabloon als u een sjabloon voor het
tekstbericht wilt gebruiken. Als u een presentatie wilt maken op basis van een
sjabloon en deze presentatie wilt verzenden als multimediabericht, selecteert
u Opties > Presentatie maken. Selecteer Opties > Object invoegen > Sjabloon
als u een tekstsjabloon voor het multimediabericht wilt gebruiken.
Selecteer Opties > Object invoegen > Afbeelding, Geluidsclip of Videoclip
als u een mediaobject aan een multimediabericht wilt toevoegen. Selecteer
Opties > Nieuw invoegen > Afbeelding, Geluidsclip, Videoclip of Dia als u een
nieuw mediaobject wilt maken en toevoegen. Wanneer geluid is toegevoegd,
wordt weergegeven.
Selecteer Opties > Invoegen > Afbeelding, Geluidsclip, Videoclip, Notitie, Overige of Sjabloon als u een mediaobject aan een e-mailbericht wilt
toevoegen.
5. Selecteer Opties > Zenden om het bericht te verzenden.
Audioberichten
Audioberichten zijn multimediaberichten die bestaan uit één geluidsclip. U maakt
en verstuurt een audiobericht als volgt:
1. Selecteer Menu > Berichten > Nieuw bericht > Audiobericht.
35
2. Druk in het veld Naar op de navigatietoets om de ontvangers te selecteren
in Contacten of voer het telefoonnummer of e-mailadres in. Druk de
navigatietoets omlaag naar het berichtveld.
3. Als u een nieuwe geluidsclip wilt opnemen, drukt u op de navigatietoets
of selecteert u Opties > Geluidsclip invoegen > Nieuwe geluidsclip.
De opname start.
Als u een eerder opgenomen geluidsclip wilt gebruiken, selecteert u Opties > Geluidsclip invoegen > Van Galerij, gaat u naar de geluidsclip en selecteert
u deze. De geluidsclip moet .amr als bestandsindeling hebben.
Selecteer Opties > Geluidsclip afspelen om de geluidsclip af te spelen.
4. Selecteer Opties > Verz ende n om het bericht te verzenden.
E-mailinstellingen
U moet het volgende doen voordat u e-mail kunt gebruiken:
• Een internettoegangspunt configureren. Zie ’Verbinding’ op pag. 85.
• E-mailinstellingen definiëren. Zie ’E-mailinstellingen’ op pag. 42.
Volg de instructies die u van uw e-mailprovider en internetprovider hebt gekregen.
■ Inbox – berichten ontvangen
Selecteer Menu > Berichten > Inbox.
Als de Inbox ongelezen berichten bevat, verandert het symbool in .
Als u een ontvangen bericht wilt openen, selecteert u Menu > Berichten > Inbox
en het gewenste bericht.
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van berichten. Objecten in
multimediaberichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins
schadelijk zijn voor uw apparaat of PC.
Multimediaobjecten bekijken
Als u een lijst wilt weergeven met de mediaobjecten in een multimediabericht,
opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten. U kunt objecten openen
in de ondersteunde indelingen en de bestanden opslaan op de telefoon of
verzenden naar een compatibel apparaat via een Bluetooth-verbinding of
als een multimediabericht.
36
Speciale berichttypen
De telefoon kan verschillende soorten berichten ontvangen, zoals operatorlogo's,
visitekaartjes, agenda-items en beltonen.
Als u een ontvangen bericht wilt openen, selecteert u Menu > Berichten > Inbox en het gewenste bericht. U kunt de speciale berichtinhoud op uw telefoon
opslaan. Als u bijvoorbeeld een ontvangen agenda-item wilt opslaan in de agenda,
selecteert u Opties > Opslaan in Agenda.
Opmerking: De functie voor beeldberichten kan alleen worden gebruikt als uw
serviceprovider hiervoor ondersteuning biedt. Alleen compatibele apparaten die
deze functie ondersteunen, kunnen beeldberichten ontvangen en weergeven.
De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk
van het ontvangende apparaat.
Dienstberichten
Dienstberichten (netwerkdienst) zijn meldingen voor bijvoorbeeld nieuwsberichten
die een SMS-bericht of het adres van een browserdienst kunnen bevatten.
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid van dergelijke diensten.
■ Mijn mappen
U kunt uw berichten ordenen in mappen, nieuwe mappen maken, de naam van
mappen wijzigen en mappen verwijderen.
Selecteer Menu > Berichten > Mijn mappen. Als u een map wilt maken, selecteert
u Opties > Nieuwe map en voert u een naam voor de map in.
■ Mailbox
Selecteer Menu > Berichten > Mailbox.
Wanneer u Mailbox opent, wordt Verbinden met mailbox? weergegeven.
Selecteer Ja om verbinding te maken met uw mailbox of Nee om eerder
opgehaalde e-mailberichten offline te bekijken.
Als u daarna verbinding wilt maken met de mailbox, selecteert u Opties > Verbinden.
Wanneer u een nieuwe mailbox maakt, vervangt de naam van de mailbox
automatisch het woord Mailbox. U kunt maximaal zes mailboxen hebben.
Wanneer u online bent, selecteert u Opties > Verbind. verbreken
om de gegevensverbinding met de externe mailbox te beëindigen.
37
E-mailberichten ophalen uit de mailbox
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van berichten. Objecten in
e-mailberichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk
zijn voor uw apparaat of PC.
2. Selecteer Opties > E-mail ophalen en een van de volgende opties:
Nieuw – Hiermee haalt u alle nieuwe e-mailberichten op.
Geselecteerd – Hiermee haalt u alleen de gemarkeerde e-mailberichten op.
Alle – Hiermee haalt u alle berichten op uit de mailbox.
3. Nadat u de e-mailberichten hebt opgehaald, kunt u deze online blijven
bekijken. Selecteer Opties > Verbind. verbreken om de verbinding te verbreken
en de opgehaalde e-mailberichten en berichtkoppen offline te bekijken.
4. U opent een e-mailbericht door het te selecteren. Als het e-mailbericht niet
is opgehaald en u Openen selecteert wanneer u offline bent, wordt u gevraagd
of het bericht moet worden opgehaald uit de mailbox.
Als u bijlagen bij een e-mailbericht (aangegeven met ) wilt weergeven,
selecteert u Opties > Bijlagen. U kunt bijlagen in ondersteunde indelingen
bekijken, ophalen en opslaan.
E-mailberichten verwijderen
Als u een e-mailbericht uit de telefoon wilt verwijderen maar het in de externe
mailbox wilt behouden, selecteert u Menu > Berichten > Mailbox > Opties > Verwijderen > Alleen telefoon. De berichtkop blijft behouden in uw telefoon. Als
u ook de berichtkop wilt verwijderen, verwijdert u eerst het bericht uit de externe
mailbox en maakt u vervolgens opnieuw verbinding met de externe mailbox om de
status bij te werken.
Selecteer Opties > Verwijderen > Telefoon en server als u een e-mailbericht wilt
verwijderen uit de telefoon en de externe mailbox.
Als u een e-mailbericht hebt gemarkeerd voor verwijdering uit de telefoon en de
server, en dit ongedaan wilt maken, gaat u naar het betreffende e-mailbericht en
selecteert u Opties > Verwijd. onged. mkn.
38
■ Outbox
De Outbox is een tijdelijke opslagplaats voor berichten die nog niet zijn verzonden.
Als u de map Outbox wilt openen, selecteert u Menu > Berichten > Outbox.
Berichtstatussen:
Bezig met verzenden – De telefoon is het bericht aan het verzenden.
Wacht of In wachtrij – De telefoon is klaar om berichten of e-mail te verzenden.
Opnieuw zenden om ... (tijd) – Het verzenden is mislukt. Na een time-out wordt
opnieuw geprobeerd het bericht te verzenden. Als u onmiddellijk opnieuw wilt
proberen het bericht te verzenden, selecteert u Opties > Zenden.
Uitgesteld – Als u documenten in de map Outbox in de wachtstand wilt plaatsen,
gaat u naar het bericht dat klaar staat om te worden verzonden en selecteert
u Opties > Zenden uitstellen.
Mislukt – Het maximum aantal verzendpogingen is bereikt.
■ Berichtlezer
Met Berichtlezer kunt u ontvangen tekst-, multimedia- en e-mailberichten
beluisteren.
Als u berichten wilt beluisteren in Inbox of Mailbox, gaat u naar het bericht
of markeert u de berichten en selecteert u Opties > Luisteren. Druk
op de navigatietoets omlaag om naar het volgende bericht te gaan.
Tip: Als 1 nieuw bericht of 1 nieuwe e-mail in de stand-by modus
wordt weergegeven en u de ontvangen berichten wilt beluisteren, houdt
u de linkerselectietoets ingedrukt totdat Berichtlezer wordt gestart.
Instellingen Berichtlezer
Ga als volgt te werk als u de standaardtaal en -stem wilt selecteren voor het
lezen van berichten, en als u de stemeigenschappen, zoals snelheid en volume,
wilt aanpassen: Selecteer Menu > Instellingen > Spraak.
Als u de taal van een bericht automatisch wilt detecteren en het bericht in
die taal wilt lezen, selecteert u Taalherkenning > Aan. De standaardtaal wordt
gebruikt als tijdens het lezen van een bericht geen stem beschikbaar is voor de
taal of als Taalherkenning is ingesteld op Uit.
Als u de details van een stem wilt bekijken, drukt u de navigatietoets naar rechts,
gaat u vervolgens naar een stem en selecteert u Opties > Spraakgegevens.
39
Als u een stem wilt testen, gaat u naar de stem en se lec teert u Opties >
Spraak afspelen.
■ Berichten op de SIM-kaart bekijken
Voordat u SIM-berichten kunt bekijken, moet u deze naar een map in uw telefoon
kopiëren.
1. Selecteer Menu > Berichten > Opties > SIM-berichten.
2. Markeer de berichten die u wilt kopiëren.
3. Als u de gemarkeerde berichten wilt kopiëren, selecteert u Opties > Kopiëren
en de map waarnaar u de berichten wilt kopiëren.
■ Infodienstberichten
U kunt van uw serviceprovider berichten ontvangen, zoals het weer of het
verkeer (netwerkdienst). Zie Infodienst in ’Infodienstinstellingen’ op pag. 44
voor informatie over het inschakelen van deze dienst.
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Infodienst.
Ook bij een packet-gegevensverbinding kunt u mogelijk geen infodienstberichten
ontvangen.
■ Dienstopdrachten
Als u dienstopdrachten (ook wel USSD-opdrachten genoemd), zoals
activeringsopdrachten voor netwerkdiensten aan uw serviceprovider,
wilt invoeren en verzenden, selecteert u Menu > Berichten > Opties >
Dienstopdracht. Selecteer Opties > Ve rzen den om de opdracht te verzenden.
■ Berichtinstellingen
Instellingen voor SMS-berichten
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > SMS en een van de
volgende opties:
Berichtencentrales – Hiermee geeft u lijst met alle gedefinieerde
berichtencentrales weer.
40
Ber.centrale in gebr. – Hier definieert u welke berichtencentrale wordt
gebruikt voor het afleveren van SMS-berichten en speciale berichttypen
zoals visitekaartjes.
Tekencodering > Voll. ondersteuning – Selecteer deze optie als u alle tekens
in het bericht wilt selecteren om te worden verzonden zoals ze worden
weergegeven. Als u Beperkte onderst. selecteert, worden tekens met accenten
en andere symbolen naar andere tekens geconverteerd.
Rapport ontvangen (netwerkdienst) – Wanneer deze optie is ingesteld op Ja,
wordt de status van het verzonden bericht (Onderweg, Mislukt, Afgeleverd)
weergegeven in Rapporten.
Geldigheid bericht – Als een berichtontvanger niet binnen de geldigheidsduur
kan worden bereikt, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Deze functie werkt alleen als deze wordt ondersteund door het netwerk.
Ber. verzonden als – Met deze optie definieert u hoe het bericht wordt verzonden.
De standaardinstelling is Tekst.
Voorkeursverbinding – U kunt SMS-berichten verzenden via het normale
GSM-netwerk of via een packet-gegevensverbinding, als dit door het
netwerk wordt ondersteund.
Ant. via zelfde centr. (netwerkdienst) – Als u Ja selecteert en als de ontvanger
uw bericht beantwoordt, wordt het antwoord verzonden via dezelfde
berichtencentrale. Enkele netwerken ondersteunen deze optie niet.
Instellingen voor multimediaberichten
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Multimediabericht en een
van de volgende opties:
Grootte afbeelding – Definieer de grootte van de afbeelding in een
multimediabericht. Als u Origineel selecteert, wordt de afbeelding niet aangepast.
MMS-aanmaakmodus – Als u Met begeleiding selecteert, wordt u gewaarschuwd
als u een bericht probeert te verzenden dat niet door de ontvanger wordt
ondersteund. Selecteer Beperkt om te voorkomen dat u berichten verzendt die
niet worden ondersteund. Als u Vrij selecteert, zijn er geen beperkingen voor het
opstellen van berichten, maar de ontvanger kan uw bericht mogelijk niet bekijken.
Toeg.punt in gebruik – Selecteer het toegangspunt dat bij voorkeur wordt gebruik
als verbinding voor multimediaberichten.
41
Multimedia ophalen – Selecteer Aut. bij eigen ntwrk als u multimediaberichten
alleen wilt ontvangen als u zich binnen het bereik van uw eigen netwerk bevindt.
Als u multimediaberichten altijd wilt ontvangen, selecteert u Altijd automatisch.
Als u berichten handmatig wilt ophalen, selecteert u Handmatig. Als u geen
multimediabericht of advertenties wilt ontvangen, selecteert u Uit.
Anonieme ber. toest. – Als u berichten van een anonieme afzender wilt weigeren,
selecteert u Nee.
Advertent. ontvang. – Geef aan of u advertenties in d e vorm van
multimediaberichten wilt ontvangen.
Rapport ontvangen – Als u wilt dat de status van het verzonden bericht
(Onderweg, Mislukt of Afgeleverd) wordt weergegeven in Rapporten, selecteert
u Ja. Mogelijk kunt u geen leveringsrapport ontvangen voor multimediaberichten
die naar een e-mailadres zijn verzonden.
Rapportz. weigeren > Ja – Selecteer deze optie als u geen leveringsrapporten wilt
verzenden.
Geldigheid bericht (netwerkdienst) – Als de ontvanger van een bericht niet
binnen de geldigheidsperiode kan worden bereikt, wordt het bericht verwijderd
uit de centrale voor multimediaberichten.
E-mailinstellingen
Instellingen voor mailboxen
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > E-mail > Mailboxen en een
mailbox.
Als u nog geen mailboxinstellingen hebt gedefinieerd, wordt u gevraagd of u dat
alsnog wilt doen.
Verbindingsinstellingen > Inkomende e-mail en Uitgaande e-mail – Neem contact
op met uw e-mailprovider om de juiste instellingen te definiëren.
Gebruikersinstellingen
Selecteer Gebruikersinstellingen en maak een keuze uit de volgende instellingen:
Mijn mailnaam – De naam die wordt weergegeven in uitgaande e-mail.
Bericht zenden (netwerkdienst) – Als u wilt instellen wanneer uw e-mailberichten worden verzonden, selecteert u Meteen of Bij vlgende verb..
Kopie naar mij – Selecteer Ja als u een kopie van het e-mailbericht wilt verzenden naar het adres dat is gedefinieerd in Mijn e-mailadres.
42
Handtek. opnemen – Selecteer Ja om een handtekening op te nemen in
uw e-mailberichten en om de bijbehorende tekst te maken of te bewerken.
Melding nwe e-mail – Als u geen waarschuwingen over nieuwe e-mail wilt
ontvangen, selecteert u Uit.
Ophaalinstellingen
Selecteer Inst. voor ophalen en maak een keuze uit de volgende instellingen:
E-mail ophalen – Als u alleen koppen wilt ophalen, selecteert u Alleen headers.
Als u de op te halen hoeveelheid gegevens wilt beperken, selecteert u Groottelmt
en voert u de maximale hoeveelheid gegevens per bericht in kilobytes in. Als
u berichten en bijlagen wilt ophalen, selecteert u Ber. en bijlagen. De opties
voor Groottelmt en Ber. en bijlagen zijn alleen beschikbaar bij POP3-mailboxen.
Aantal – Als u het aantal berichten wilt beperken dat wordt opgehaald uit de
inbox van de externe mailbox, selecteert u Uit Inbox > E-mails en voert u het
maximum aantal op te halen berichten in. U kunt ook het aantal op te halen
berichten uit andere mappen waarop u bent geabonneerd beperken in Uit mappn
(alleen mogelijk voor IMAP4-mailboxen).
Pad IMAP4-map (alleen mogelijk voor IMAP4-mailboxen) – Definieer het mappad
voor IMAP4-mailboxen.
Mapabonnementen (alleen mogelijk voor IMAP4-mailboxen) – Selecteer de
mappen in de mailbox waarop u zich wilt abonneren. Als u zich wilt abonneren
op een map of een abonnement wilt beëindigen, gaat u naar de betreffende map
en selecteert u Opties > Abonneren of Abonnement opzggn.
Automatisch ophalen
Selecteer Automatisch ophalen en maak een keuze uit de volgende instellingen:
E-mailmeldingen – Als u automatisch de koppen naar uw apparaat wilt ophalen
wanneer nieuwe e-mail in uw externe mailbox is binnengekomen, selecteert
u Ontv. en aut. bijw. of Uitsl. eigen netwrk.
Email ophalen – Als u berichtkoppen automatisch wilt ophalen na een ingestelde
periode, selecteert u Ingeschakeld. Als u berichtkoppen alleen wilt ophalen als
u zich binnen het bereik van uw eigen netwerk bevindt, selecteert u Uitsl. eigen netwrk. Berichtkoppen kunnen voor maximaal twee mailboxen automatisch
worden opgehaald. In Ophaaldagen, Ophaaluren en Ophaalinterval kunt u instellen
op welke dagen, welke tijdstippen en hoe regelmatig de koppen worden opgehaald.
E-mailmeldingen en Email ophalen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
43
Instellingen voor dienstberichten
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Dienstbericht en maa k een
keuze uit de volgende instellingen:
Dienstberichten – Hiermee geeft u aan of u dienstberichten wilt toestaan of
weigeren.
Ber. downloaden – Hiermee geeft u aan of u berichten automatisch of handmatig
wilt downloaden.
Infodienstinstellingen
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid van infodienst
(netwerkdienst), de beschikbare nieuwsitems en de bijbehorende nummers.
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Infodienst en maak een
keuze uit de volgende instellingen:
Ontvangst – Selecteer Aan of Uit.
Taal – Selecteer in welke talen u infodienstberichten wilt ontvangen.
Itemherkenning – Selecteer Aan als u automatisch voorheen onbekende
onderwerpnummers in ontvangen infodienstberichten wilt opslaan.
Overige instellingen
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Overige en maak een keuze
uit de volgende instellingen:
Verzonden ber. opsl. – Geef aan of er in de map Verzonden een kopie moet worden
opgeslagen van elk verzonden SMS-bericht, multimediabericht of e-mailbericht.
Aantal opgesl. ber. – Opgeven hoeveel verzonden berichten in de map met
verzonden items worden bewaard. Wanneer de limiet wordt bereikt, wordt het
oudste bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen – Geef aan of berichten worden opgeslagen in het
apparaatgeheugen of op de geheugenkaart.
■ Chatten
In de weergave Chatten kunt u met anderen communiceren via chatberichten
en deelnemen aan discussieforums (chatgroepen) over specifieke onderwerpen.
44
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid en tarieven van
chatdiensten. Serviceproviders kunnen u ook instructies geven over het gebruik
van hun diensten.
Verbinding maken met een chatserver
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten.
1. Selecteer Opties > Aanmelden om u aan te melden.
2. Voer uw gebruikers-ID en wachtwoord in.
Selecteer Opties > Afmelden om u af te melden.
Chatinstellingen
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Opties > Instellingen.
Selecteer Voorkeuren als u de instellingen van de chattoepassing wilt bewerken.
Selecteer Mijn beschikb. weergvn om in te stellen wie mag zien wanneer u online
bent. Selecteer Berichten toestaan van of Uitnodigingn toest. van om in te stellen
welke personen berichten of uitnodigingen naar u mogen verzenden.
Als u de instellingen voor de chatserververbinding wilt bewerken, selecteert
u Servers, gaat u naar de server en selecteert u Opties > Bewerken. Neem contact
op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen. Selecteer Opties > Nieuwe server om nieuwe serverinstellingen te definiëren.
Als u de standaardserver wilt kiezen, selecteert u Standaardserver en selecteert
ude server.
Als u automatisch met de chatserver verbonden wilt worden op de dagen en
tijdstippen die u definieert, selecteert u Login-type chat > Automatisch. Als
u alleen automatisch verbonden wilt worden wanneer u zich binnen het bereik
van uw eigen netwerk bevindt, selecteert u Aut. bij thuisntw.. Als u automatisch
verbonden wilt worden wanneer u de chattoepassing start, selecteert u Bij start toep.. Als u handmatig verbinding wilt maken, selecteert u Handmatig.
Als u dagen en tijdstippen wilt instellen waarop u automatisch verbinding
wilt maken, selecteert u Automat. aanm.dagen en Automat. aanm.uren.
Aanmelden bij een chatgroep of een chatgroep verlaten
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Chatgroepen.
Chatgroepen zijn alleen beschikbaar als dit door de serviceprovider wordt
ondersteund.
45
Als u wilt deelnemen aan een chatgroep, selecteert u de groep en voert u uw
schermnaam in. Als u zich wilt aanmelden bij een chatgroep die niet in de lijst
wordt vermeld, maar waarvan u wel de groeps-ID kent, selecteert u Opties > Aanm. bij nwe groep en voert u de groeps-id in.
Selecteer Opties > Chatgroep verlaten om de chatgroep te verlaten.
Chatgroepen en -gebruikers zoeken
Als u naar groepen wilt zoeken, selecteert u Menu > Toepass. > Chatten >
Chatgroepen > Opties > Zoeken. U kunt chatgroepen zoeken op Groepsnaam,
Onderwerp of Deelnemers (gebruikers-id). Als u wilt deelnemen aan een groep
die u met de zoekopdracht hebt gevonden, of als u die groep wilt opslaan, gaat
u naar de groep en selecteert u Opties > Deelnemen of Opslaan.
Selecteer Chatcontacten > Opties > Nieuw chatcontact > Zoeken vanaf server
om nieuwe contacten te zoeken. Als u een conversatie met een nieuwe gebruiker
wilt starten, gaat u naar de gebruiker en selecteert u Opties > Gesprek openen.
Als u het nieuwe contact wilt opslaan, selecteert u Toev. aan chatcont..
Chatten in een chatgroep
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Chatgroepen.
Nadat u bent aangemeld bij een chatgroep, kunt u de berichten bekijken die in de
groep worden uitgewisseld en zelf berichten verzenden.
Als u een bericht wilt verzenden, toetst u het bericht in en drukt u op
de navigatietoets of de beltoets.
Als u een privé-bericht naar een deelnemer wilt verzenden (als het verzenden
van privé-berichten in de groep is toegestaan), selecteert u Opties > Privéber. verz., selecteert u de ontvanger, toetst u het bericht in en drukt u op
de navigatietoets.
Als u een privé-bericht wilt beantwoorden, gaat u naar het bericht en selecteert
u Opties > Beantwoorden.
Als u online chatcontacten wilt uitnodigen om deel te nemen aan de chatgroep
(en als dat in de groep is toegestaan), selecteert u Opties > Uitnod. verzenden,
selecteert u de contacten die u wilt uitnodigen, toetst u de uitnodiging in en
selecteert u Zenden.
46
Individuele gesprekken beginnen en bekijken
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Gesprekken.
Er wordt een lijst weergegeven met de chatgebruikers met wie u momenteel een
gesprek voert.
naast een gebruiker geeft aan dat u een nieuw bericht van die gebruiker hebt
ontvangen.
Als u een actieve conversatie wilt bekijken, selecteert u de gebruiker. Als u een
bericht wilt verzenden, toetst u het bericht in en drukt u op de navigatietoets.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken zonder het gesprek te
beëindigen, selecteert u Terug.
Als u een nieuwe conversatie wilt beginnen, selecteert u Opties > Nieuw gesprek > Select. uit contacten en maakt u uw keuze uit een lijst met opgeslagen
chatcontacten die op dat moment online zijn, of selecteert u Gebr-ID invoeren om
de gebruikers-id in te voeren.
Selecteer Opties > Gesprek beëindigen om de conversatie te sluiten.
Als u een gebruiker als chatcontact wilt opslaan, gaat u naar de gebruiker en
selecteert u Opties > Toev. aan chatcont..
Als u berichten van een gebruiker wilt blokkeren, gaat u naar de gebruiker en
selecteert u Opties > Blokkeeropties > Toev. aan blok.lijst.
Chatcontacten
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Chatcontacten.
Selecteer Opties > Nieuw chatcontact > Handmatig opgeven om handmatig een
nieuw contact te maken. Vul de velden Gebruikers-ID en Bijnaam in en selecteer
Gereed.
Als u een conversatie met een contact wilt beginnen of voortzetten, gaat u naar
het contact en selecteert u Opties > Gesprek openen.
Een nieuwe chatgroep maken
Selecteer Menu > Toepass. > Chatten > Chatgroepen > Opties > Nwe groep
maken. Voer de instellingen voor de groep in.
Toegang tot een chatgroep beperken
Als u een gesloten chatgroep wilt maken, stelt u een lijst met groepsleden op.
Alleen de gebruikers in de lijst mogen aan de groep deelnemen. Selecteer
47
de weergave Chatgroepen, ga naar de groep en selecteer Opties > Groep >
Instellingen > Groepsleden > Alleen geselect..
6.Contacten
U kunt gegevens van contactpersonen, zoals namen, telefoonnummers en
adressen, opslaan en beheren.
■ Contacten beheren
Selecteer Menu > Contacten.
Selecteer Opties > Nieuw contact om een nieuw contact toe te voegen. Vul de
gewenste velden in en selecteer Gereed.
Als u een contact wilt bewerken, gaat u naar het contact en selecteert u Opties > Bewerken.
Als u standaardnummers en adressen wilt definiëren voor een contact, gaat u naar
het contact en selecteert u Opties > Standaardnummers. Ga naar de gewenste
standaardoptie en selecteer Toewijz..
Selecteer Opties > SIM-contacten > SIM-telefoonboek als u namen en nummers
van een SIM-kaart naar uw telefoon wilt kopiëren. Ga naar de naam die u wilt
kopiëren of markeer de gewenste namen en selecteer Opties > Kopie naar Contact..
Standaard wordt de contactinformatie opgeslagen in het telefoongeheugen.
Als u een telefoon-, fax- of semafoonnummer vanuit Contacten naar uw SIMkaart wilt kopiëren, gaat u naar het gewenste contact en selecteert u Opties > Kopiëren > Naar SIM-telef.boek.
Selecteer Opties > SIM-contacten > Nrs vaste contacten als u de lijst met vaste
nummers wilt bekijken. Deze instelling wordt alleen weergegeven als dit door
uw SIM-kaart wordt ondersteund.
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u soms nog wel het
geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
48
■ Contactgroepen beheren
U kunt contactgroepen maken, zodat u SMS- of e-mail-berichten tegelijkertijd
naar meerdere ontvangers kunt verzenden.
1. Selecteer Menu > Contacten.
2. Druk op de navigatietoets naar rechts en selecteer Opties > Nieuwe groep.
3. Voer een naam in voor de groep en selecteer de groep.
4. Selecteer Opties > Leden toevoegen.
5. Markeer de contacten die u aan de groep wilt toevoegen en selecteer OK.
■ Een beltoon toevoegen
U kunt voor elk contact en elke groep een beltoon (ook een videobeltoon) instellen.
1. Selecteer Menu > Contacten.
2. Als u een beltoon wilt toevoegen aan een contact, gaat u naar het contact en
selecteert u Opties > Beltoon en de gewenste beltoon.
Als u een beltoon wilt toevoegen aan een groep, drukt u op de navigatietoets
naar rechts om de lijst met groepen te openen en gaat u naar de contactgroep.
Selecteer Opties > Beltoon en de beltoon voor de groep.
Als u de persoonlijke of groepstoon wilt verwijderen, selecteert u Standaard beltoon als beltoon.
7.Media
■ Galerij
In de Galerij kunt u afbeeldingen, videoclips, muzieknummers, geluidsclips,
afspeellijsten, koppelingen naar streaming-locaties, RAM-bestanden en
presentaties opslaan en ordenen.
Selecteer Menu > Galerij. Selecteer de map die u wilt openen, bijvoorbeeld Afbeeldingen.
Selecteer het bestand dat u wilt openen. Het bestand wordt in de bijbehorende
toepassing geopend.
49
U kunt videoclips naar uw telefoon overbrengen vanaf een compatibele pc, en
videoclips via packet-gegevens op uw telefoon downloaden van compatibele
internetvideodiensten.
Als u een afbeelding wilt instellen als achtergrond, selecteert u Afbeeldingen
en gaat u naar de afbeelding. Selecteer Opties > Afbeelding gebruiken > Inst. als achtergrond. Selecteer Toewijzen aan contact als u de afbeelding aan een
contact wilt toewijzen.
Als u een video als videobeltoon wilt instellen, selecteert u Video's en gaat
u naar de video. Selecteer Opties > Video gebruiken > Instellen als beltoon.
Selecteer Toewijzen aan contact als u de video aan een contact wilt toewijzen.
Als u bestanden wilt kopiëren naar het telefoongeheugen of de geheugenkaart,
gaat u naar het bestand of markeert u de bestanden en selecteert u Opties > Organiseren > Kop. naar telef.geh. of Kop. naar geh.kaart.
Als u afbeeldings- of videomappen wilt maken en de bestanden daarin wilt
opslaan, selecteert u Afbeeldingen of Video's en gaat u naar een bestand.
Selecteer Opties > Organiseren > Nieuwe map, selecteer het geheugen en
voer een naam voor de map in. Markeer de bestanden die u naar de map wilt
verplaatsen en selecteer Opties > Organiseren > Verplaatsen naar map en de map.
Bestanden downloaden
Selecteer Menu > Galerij, de map voor het bestandstype dat u wilt downloaden
en de downloadfunctie, bijvoorbeeld Afbeeldingen > Afbld. downldn. De browser
wordt geopend. Kies een bookmark naar de site waarvan u wilt downloaden.
Afbeeldingen bewerken
Als u afbeeldingen wilt bewerken in Galerij, gaat u naar de afbeelding en
selecteert u Opties > Bewerken.
Selecteer Opties > Effect toepassen > Snijden om een afbeelding bij te snijden.
Als u de grootte van de afbeelding handmatig wilt bijsnijden, selecteert
u Handmatig of selecteert u een vooraf gedefinieerde hoogte-breedteverhouding
in de lijst. Als u Handmatig selecteert, verschijnt een kruis in de linkerbovenhoek
van de afbeelding. Schuif om het bijsnijvak te selecteren en selecteer Instellen.
In de rechterbenedenhoek verschijnt nu een tweede kruis. Selecteer nogmaals het
bijsnijvak. Selecteer Terug als u het eerste geselecteerde gebied wilt aanpassen.
De geselecteerde gebieden vormen samen een rechthoek die de bijgesneden
afbeelding aangeeft.
50
Als u een vooraf gedefinieerde hoogte-breedteverhouding hebt geselecteerd,
selecteert u de linkerbovenhoek van het bijsnijvak. Gebruik de navigatietoets om
de grootte van het gemarkeerde gebied aan te passen. Druk op de navigatietoets
om het geselecteerde gebied vast te zetten. Gebruik de navigatietoets om het
gebied in de afbeelding te verplaatsen. Druk op de navigatietoets om het bij te
snijden gebied te selecteren.
Selecteer Opties > Effect toepassen > Rode-ogenreductie als u de mate van
rode ogen in een foto wilt verminderen. Plaats het kruis op het oog en druk op
de navigatietoets. Er verschijnt een lus in het scherm. Druk op de navigatietoets
omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de grootte van de lus aan te passen
aan de grootte van het oog. Druk op de navigatietoets om de mate van roodheid
te verminderen.
Snelkoppelingen in de afbeeldingseditor:
• Druk op * als u een afbeelding in het volledige scherm wilt bekijken.
Druk nogmaals op * om terug te keren naar de normale weergave.
• Druk op 3 of 1 om een afbeelding rechtsom of linksom te draaien.
• Druk op 5 of 0 om in of uit te zoomen.
• Druk op de navigatietoets omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om in een
gezoomde afbeelding te navigeren.
Videoclips bewerken
Als u video's wilt bewerken in Galerij of aangepaste videoclips wilt maken, gaat
u naar een videoclip en selecteert u Opties > Video-editor > Opties > Videoclip bewerken.
In de video-editor kunt u twee tijdlijnen zien: de tijdlijn van de video en de tijdlijn
van de geluidsclip. De afbeeldingen, tekst en overgangen die aan een videoclip
worden toegevoegd, worden op de tijdlijn van de videoclip weergegeven. Druk
op de navigatietoets omhoog of omlaag om tussen de tijdlijnen te schakelen.
Selecteer uit de volgende opties voor Videoclip bewerken om de video te wijzigen:
Knippen – Hiermee knipt u de videoclip bij in de weergave Videoclip knippen.
Voeg kleureffect toe – Hiermee past u een kleureffect op de videoclip toe.
Vertraagd afspelen – Hiermee vertraagt u de videoclip.
Geluid dempen of Geluid vrijgeven – Hiermee dempt u het oorspronkelijke geluid
van de videoclip en kunt u het dempen opheffen.
Verplaatsen – Hiermee verplaatst u de videoclip naar de geselecteerde locatie.
51
Volume aanpassen – Hiermee past u het volumeniveau aan.
Verwijderen – Hiermee verwijdert u de videoclip uit de video.
Dupliceren – Hiermee maakt u een kopie van de geselecteerde videoclip.
Tekst bewerken (wordt alleen weergegeven als u tekst hebt toegevoegd) – Gebruik
deze optie om tekst te verplaatsen, te verwijderen of te kopiëren, om de kleur en
stijl van de tekst te wijzigen, om te definiëren hoe lang tekst op het scherm blijft
staan en om teksteffecten toe te voegen.
Afbeelding bewerken (wordt alleen weergegeven als u een afbeelding hebt
toegevoegd) – Gebruik deze optie om een afbeelding te verplaatsen, te verwijderen
of te kopiëren, om te definiëren hoe lang de afbeelding op het scherm blijft staan
en om een achtergrond of kleureffect op de afbeelding toe te passen.
Geluidsclip bewerken (wordt alleen weergegeven als u een geluidsclip hebt
toegevoegd) – Gebruik deze optie om de geluidsclip te knippen of te verplaatsen,
om de lengte ervan aan te passen of om de clip te verwijderen of te kopiëren.
Overgang bewerken – Er zijn drie soorten overgangen: aan het begin van een
video, aan het einde van een video en overgangen tussen videoclips. U kunt
een beginovergang selecteren wanneer de eerste overgang van de video actief is.
Invoegen – Selecteer Videoclip, Afbeelding, Tekst, Geluidsclip of Nieuwe geluidsclip.
Film – Gebruik deze optie om een voorbeeld van de film in het volledige scherm
of als miniatuurafbeelding weer te geven, om de film op te slaan of te verzenden,
of om de film te knippen tot een formaat waarin het in een multimediabericht
kan worden verzonden.
Ga naar de weergave Videoclip knippen en selecteer Opties > Snapshot maken
als u een snapshot van een videoclip wilt maken. Druk in de voorbeeldweergave
van de miniatuurafbeelding op de navigatietoets en selecteer Snapshot maken.
Selecteer Opties > Film > Opslaan als u de video wilt opslaan. Selecteer Opties >
Instellingen als u het Gebruikt geheugen wilt definiëren.
Selecteer Zenden > Via multimedia, Via e-mail, of Via Bluetooth om de video
te verzenden. Neem contact op met uw serviceprovider voor informatie over de
maximale grootte van multimediaberichten die u kunt verzenden. Als de video
te groot is om in een multimediabericht te verzenden, wordt weergegeven.
Video's overbrengen van pc
Gebruik een compatibele USB-kabel of Bluetooth-verbinding als u video's wilt
overbrengen vanaf een compatibele pc.
52
De vereisten van de pc voor video-overdracht zijn de volgende:
• Besturingssysteem Microsoft Windows XP (of later)
• Nokia PC Suite 6.83 of later
• De toepassing Nokia Video Manager (een invoegtoepassing van PC Suite)
Als u video's wilt overbrengen met Nokia Video Manager, sluit u de compatibele
USB-kabel aan of activeert u de Bluetooth-verbinding en selecteert u PC Suite als
de verbindingsmodus.
Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > USB > USB-modus als u de standaard
USB-verbindingsmodus wilt wijzigen.
Nokia Video Manager is geoptimaliseerd voor het transcoderen en overbrengen
van videobestanden. Raadpleeg Nokia Video Manager Help voor informatie over
het overbrengen van video's met Nokia Video Manager.
■ Camera
Als u de hoofdcamera wilt gebruiken, drukt u op de cameratoets of selecteert
u Menu > Media > Camera. Als u een zelfportret wilt maken, selecteert
u Opties > Tweede camera gebr..
Druk op de cameratoets om het
beeld vast te leggen. De foto wordt
opgeslagen in Afbeeldingen
in Galerij en de foto wordt
weergegeven. Als u wilt terugkeren
naar de zoeker, selecteert u Terug.
Druk op de wistoets als u de foto
wilt verwijderen.
Als u wilt inzoomen of uitzoomen, drukt u de navigatietoets naar beneden of boven.
Als u een reeks foto's achter elkaar wilt maken, selecteert u Opties >
Reeksmodus > Aan. Wanneer u op de navigatietoets drukt, maakt de camera met
korte tussenpozen zes foto's achter elkaar die in een raster worden weergegeven.
Als u de flitser wilt inschakelen (alleen beschikbaar op de hoofdcamera), selecteert
u Opties > Flits > Aan. Als u Automatisch selecteert, wordt de flitser automatisch
gebruikt wanneer dat nodig is.
Houd een veilige afstand aan wanneer u de flitser gebruikt. Richt de flitser niet van dichtbij
op mensen of dieren. Dek de flitser niet af wanneer u een foto maakt.
53
Als u bij weinig licht de nachtmodus wilt gebruiken, selecteert u Opties >
Nachtmodus > Aan.
Als u de timer wilt gebruiken, selecteert u Opties > Zelfontspanner en de tijd die
de camera moet wachten om een foto te maken. Druk op de navigatietoets om
de timer te starten.
Als u de witbalans of kleurtoon wilt aanpassen, selecteert u Opties > Aanpassen > Witbalans of Kleurtoon.
Als u een video wilt opnemen, selecteert u Opties > Videomodus, of drukt u de
navigatietoets naar rechts. in de linkerbovenhoek van het scherm geeft
aan dat de videomodus is geactiveerd. Druk op de cameratoets of navigatietoets
om de opname te starten. Druk op de cameratoets omde opname te stoppen.
Als u de panoramamodus wilt gebruiken, selecteert u Opties > Panoramamodus,
of drukt u de navigatietoets naar rechts. in de linkerbovenhoek van het
scherm geeft aan dat de panoramamodus is geactiveerd. Druk op decameratoets
om het vastleggen van een panoramabeeld te starten. In het scherm wordt een
voorbeeld van het panoramabeeld weergegeven. Draai langzaam naar rechts of
links. U kunt de richting niet veranderen. Als de pijl in het scherm rood is, draait
u te snel. Druk nogmaals op de cameratoets om het panorama te stoppen.
Camera-instellingen
Het apparaat kan beelden opnemen met een resolutie van 1600 x 1200 pixels.
Wanneer u de instellingen van de camera wilt wijzigen, selecteert u Menu > Media > Camera > Opties > Instellingen.
Selecteer Afbeelding en maak een keuze uit de volgende instellingen:
Kwaliteit afbeelding, Resolutie (camera 1), en Resolutie (camera 2) – Naarmate
de beeldkwaliteit en de resolutie hoger worden, gebruikt het beeld meer geheugen.
Opgen. afb. tonen – Als u het opgenomen beeld niet direct wilt weergeven,
selecteert u Nee.
Stand.naam afbeeld. – Hiermee kunt u de naam van opgenomen beelden wijzigen.
Gebruikt geheugen – Selecteer of beelden worden opgeslagen in het
apparaatgeheugen of op de geheugenkaart.
Selecteer Video en maak een keuze uit de volgende instellingen:
Lengte – Als de lengte is ingesteld op Maximum, wordt de lengte van de
opgenomen video alleen beperkt door de hoeveelheid beschikbaar geheugen.
54
Als deze is ingesteld op Kort, is de opnameduur optimaal voor verzenden via
een MMS-bericht.
Resolutie (camera 1) en Resolutie (camera 2) – Selecteer de videoresolutie.
Standaardvideonaam – Selecteer hoe de videoclips worden genoemd.
Gebruikt geheugen – Selecteer of videoclips worden opgeslagen in het
apparaatgeheugen of op de geheugenkaart.
■ Muziekspeler
Als u de muziekspeler wilt openen, selecteert u Menu > Muziekspeler.
Muziekbibliotheek
Muziekbibl. is een database met verwijzingen naar beschikbare muzieknummers.
In de muziekbibliotheek kunt u kiezen welke muziek u wilt beluisteren en kunt
u tracklijsten maken en beheren.
Als u de muziekbibliotheek wilt openen, gaat u in de hoofdweergave van de
muziekspeler naar Opties > Muziekbibliotheek.
Als u de muziekbibliotheek wilt bijwerken en wilt zoeken naar muzieknummers in
het apparaatgeheugen en op de geheugenkaart, selecteert u Opties > Muziekbibl. bijwerken.
U kunt muziek in de muziekbibliotheek op diverse manieren selecteren. Als u
bijvoorbeeld een specifiek album wilt afspelen, selecteert u Albums, gaat u naar
het album en selecteert u Opties > Afspelen. Als u bepaalde nummers van het
album wilt beluisteren, selecteert u Albums en een album. Markeer de nummers
en selecteer Opties > Afspelen.
Tracklijsten
Als u uw eigen tracklijst wilt samenstellen en opslaan, selecteert u Tracklijsten >
Opties > Nieuwe tracklijst. Selecteer het geheugen waarin de tracklijst moet
worden opgeslagen en voer een naam voor de lijst in. Markeer de gewenste
nummers en druk op de navigatietoets.
Als u een tracklijst wilt beluisteren, selecteert u Tracklijsten. Ga vervolgens naar
de tracklijst en selecteer Opties > Afspelen.
In andere weergaven kunt u nummers toevoegen aan een opgeslagen tracklijst.
Als u bijvoorbeeld een album wilt toevoegen, selecteert u Albums. Zoek het album,
ga ernaar toe en selecteer Opties > Tvgn aan tracklijst > Opgeslagen tracklijst.
Selecteer de tracklijst waaraan u het album wilt toevoegen.
55
Muziek beluisteren
Waarschuwing: Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume.
Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker
wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Druk op de navigatietoets om het afspelen te starten of te onderbreken. Als u naar
het vorige of volgende nummer wilt gaan, drukt u op de navigatietoets omhoog
of omlaag. Als u snel vooruit of achteruit wilt spoelen, houdt u de navigatietoets
omhoog of omlaag ingedrukt.
Als u de huidige tracklijst wilt weergeven, selecteert u Opties > Afspelen openen.
Als u wilt terugkeren naar de stand-by modus en de muziekspeler op de
achtergrond actief wilt laten, drukt u op de aan/uit-toets.
Selecteer Opties > Herhalen als u de muzieknummers herhaaldelijk wilt afspelen.
Selecteer Alle als u alle op dat moment afgespeelde nummers wilt herhalen, Eén
als u het op dat moment afgespeelde nummer wilt herhalen of Uit als u nummers
niet wilt herhalen.
Selecteer Opties > Willekeurig afspelen > Aan als u muzieknummers in
willekeurige volgorde wilt afspelen.
Geluidsinstellingen
Selecteer Opties > Geluidsinstell. als u de toon van het geluid wilt aanpassen en
geluidseffecten wilt toepassen.
Equalizer
Selecteer Opties > Geluidsinstell. > Equalizer als u frequenties tijdens het
afspelen wilt verhogen of verlagen en de muziek anders wilt laten klinken.
Als u een voorinstelling wilt gebruiken, gaat u ernaar toe en selecteert u Opties > Activeren.
Een nieuwe voorinstelling maken
1. Als u een nieuwe voorinstelling wilt maken, selecteert u Opties >
Nwe voorinstelling en voert u de naam van de voorinstelling in.
2. Druk de navigatietoets naar links of rechts om een andere frequentieband te
kiezen. Als u het geluid in de frequentieband wilt verhogen of verlagen, drukt
u de navigatietoets omhoog of omlaag.
3. Selecteer Terug.
56
■ Spraakrecorder
Via spraakopname kunt u telefoongesprekken en spraakmemo's opnemen.
Als u een telefoongesprek opneemt, horen alle deelnemers een toon tijdens
het opnemen.
De opnamen worden opgeslagen in de Galerij. Zie ’Galerij’ op pag. 49.
Selecteer Menu > Media > Dictafoon. Selecteer Opties > Geluidsclip opnemen,
of selecteer om een geluidsclip op te nemen. Als u de opname wilt beluisteren,
selecteert u .
■ RealPlayer
Met RealPlayer kunt u mediabestanden zoals videoclips afspelen, die in het
telefoongeheugen of op een geheugenkaart zijn opgeslagen, of mediabestanden
afspelen via de ether door een koppeling naar een stream te openen. RealPlayer
ondersteunt niet alle bestandsindelingen of alle variaties van een
bestandsindeling.
Als u RealPlayer wilt openen, selecteert u Menu > Media > RealPlayer.
Mediabestanden afspelen
Als u een mediabestand wilt afspelen in RealPlayer, selecteert u Opties > Openen
en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Recente clips – Hiermee speelt u de laatst afgespeelde mediabestanden af.
Opgeslagen clip – Hiermee speelt u mediabestanden af die zijn opgeslagen in het
apparaatgeheugen of op de geheugenkaart.
Ga als volgt te werk om de inhoud van een stream af te spelen:
• Selecteer een koppeling naar een stream die in de Galerij is opgeslagen.
Er wordt een verbinding met de server tot stand gebracht.
• Een koppeling naar een stream openen terwijl u surft op internet.
Als u live streaming content wilt afspelen, moet u eerst een
standaardtoegangspunt configureren. Zie ’Toegangspunten’ op pag. 85.
Bij veel serviceproviders moet u een internettoegangspunt (Internet Access Point
of IAP) gebruiken als standaardtoegangspunt. Er zijn echter ook serviceproviders
bij wie u een WAP-toegangspunt mag gebruiken. Neem voor meer informatie
contact op met uw serviceprovider.
57
In RealPlayer kunt u alleen rtsp:// webadressen openen. U kunt webadressen van
het type http:// niet openen, maar RealPlayer herkent wel een http-koppeling naar
een bestand in RAM-indeling, omdat een RAM-bestand een tekstbestand is met
een rtsp-koppeling.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker
wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Sneltoetsen tijdens het afspelen
Druk de navigatietoets omhoog om het mediabestand vooruit te spoelen of
omlaag om achteruit te spoelen.
Druk op de volumetoetsen om het volume te verhogen of te verlagen.
■ Visual Radio
U kunt de toepassing Visual Radio gebruiken als een FM-radio met automatische
afstemming en vooraf ingestelde zenders, of met parallelle visuele informatie over
het radioprogramma wanneer u afstemt op een zender die de dienst Visual Radio
ondersteunt. Visual Radio maakt gebruik van packet-gegevens (netwerkdienst).
Als u Visual Radio wilt gebruiken, moet aan de volgende eisen zijn voldaan:
• De radiozender en uw serviceprovider moeten deze dienst ondersteunen.
• Uw internettoegangspunt moet zijn gedefinieerd voor toegang tot de
Visual Radio-server van de netwerkoperator.
• Voor de radiozender moet de juiste service-ID voor Visual Radio zijn
gedefinieerd. Ook moet Visual Radio zijn ingeschakeld.
Visual Radio kan niet worden gestart als de telefoon offline is.
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan de antenne van het draadloze
apparaat. De FM-radio functioneert alleen naar behoren als er een compatibele
hoofdtelefoon of een compatibel toebehoren op het apparaat is aangesloten.
Waarschuwing: Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume.
Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker
wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
U kunt bellen en gebeld worden terwijl u luistert naar de radio. Het geluid van de
radio wordt gedempt op het moment dat u belt.
Selecteer Menu > Media > Radio om Visual Radio te openen.
Als u de radio wilt uitschakelen, selecteert u Afsluiten.
58
Een radiozender zoeken en opslaan
Als u het zoeken naar een zender wilt starten wanneer de radio is ingeschakeld,
selecteert u of . Het zoeken stopt wanneer er een zender is gevonden.
Als u de zender wilt opslaan, selecteert u Opties > Zender opslaan. Selecteer
een locatie voor de zender. Voer de naam van de zender in en selecteer OK.
Radiofuncties
Als u het volume wilt aanpassen, drukt u op de volumetoetsen.
Selecteer of om naar de vorige of volgende opgeslagen zender te gaan.
De knoppen zijn inactief als er geen zenders zijn opgeslagen.
Als u een compatibele hoofdtelefoon gebruikt, drukt u op de hoofdtelefoontoets
om naar de volgende opgeslagen zender te gaan.
Als u de huidige zender wilt opslaan, selecteert u Opties > Zender opslaan
Selecteer een vooraf ingestelde positie en voer de naam va n de zender in.
Als u de radiofrequentie handmatig wilt instellen, selecteert u Opties > Handmatig afstemmen.
Als u op de achtergrond naar de radio wilt luisteren en naar de stand-by modus
wilt gaan, selecteert u Opties > Afsp. in achtergrond.
Zenderlijst
Selecteer Opties > Zenders wanneer de radio is ingeschakeld. De lijst met
zenders kan worden gebruikt voor het beheren van opgeslagen radiozenders.
Zenderinstellingen
Ga naar een zender in de zenderlijst, druk op de navigatietoets en selecteer
Bewerken om de parameters van de zender te wijzigen.
Visuele inhoud weergeven
Als u wilt weten of deze dienst beschikbaar is en wat de kosten hiervan zijn, neemt
u contact op met uw serviceprovider.
Selecteer als u visuele inhoud van de huidige zender wilt weergeven.
Als de ID voor de visuele dienst niet is opgeslagen in de zenderlijst, wordt u
naar deze ID gevraagd. Voer de ID in en selecteer OK. Als u niet over de ID voor
de visuele dienst beschikt, selecteert u Ophalen om Station Directory Service
te activeren (netwerkdienst).
59
Als u de weergave van visuele inhoud wilt stoppen zonder de FM-radio uit te
schakelen, selecteert u Sluiten.
Als u de verlichtingsinstellingen en de time-out voor de energiespaarstand wilt
definiëren, selecteert u Opties > Weergave-instellingen.
Instellingen voor Visual Radio
Terwijl de radio is ingeschakeld, selecteert u Opties > Instellingen en maakt
u een keuze uit de volgende opties:
Starttoon – Hiermee schakelt u de opstarttoon in of uit.
Autostart dienst – Hiermee schakelt u de automatische weergave van visuele
inhoud in of uit.
Toegangspunt – Hiermee selecteert u het toegangspunt.
Zenderoverzicht
Met het zenderoverzicht (netwerkdienst) kunt u traditionele radiozenders
of radiozenders met Visual Radio selecteren in een lijst met mappen.
Als u wilt weten of deze dienst beschikbaar is en wat de kosten hiervan zijn,
neemt u contact op met uw serviceprovider.
De weergave voor visuele inhoud openen
Als u de ID voor de visuele dienst wilt ophalen en de weergave van visuele inhoud
van de huidige radiozender wilt starten, selecteert u en Ophalen. Nadat
de verbinding met de Station Directory Service tot stand is gebracht, selecteert
u de dichtstbijzijnde locatie in de lijst met mappen en drukt u op de
navigatietoets.
De frequenties van de radiostations worden vergeleken met de frequentie
waarop u momenteel bent afgestemd. Als er een overeenkomende frequentie
wordt gevonden, wordt de ID van de visuele dienst van de huidige radiozender
weergegeven. Selecteer OK om de weergave van de visuele inhoud te starten.
Als er meerdere radiozenders met overeenkomende frequenties worden gevonden,
worden die radiozenders samen met de ID voor de visuele dienst in een lijst
weergegeven.
Selecteer de gewenste radiozender. De huidige radiozender en de ID voor
de visuele dienst worden weergegeven. Selecteer OK om de weergave van
de visuele inhoud te starten.
60
Toegang verkrijgen vanuit opties
Als u het zenderoverzicht (netwerkdienst) wilt openen vanuit de zenderlijst,
selecteert u Opties > Zenderoverzicht.
Nadat er verbinding is gemaakt met de Station Directory Service, selecteert
u de dichtstbijzijnde locatie in een lijst met locaties.
Radiozenders met visuele inhoud worden aangegeven met .
Selecteer de gewenste radiozender en een van de volgende opties:
Luisteren – Hiermee stemt u af op de gemarkeerde radiozender. Als u de
frequentie-instellingen wilt bevestigen, selecteert u Ja.Visuele dienst starten – Selecteer deze optie om de visuele inhoud van de
geselecteerde radiozender te openen (indien beschikbaar).
Opslaan – Hiermee slaat u de gegevens van de geselecteerde radiozender
op in de zenderlijst.
Details – Hiermee geeft u zenderinformatie weer.
■ Flash-speler
Met Flash-speler kunt u flash-bestanden die voor mobiele apparaten zijn
gemaakt, bekijken, afspelen en manipuleren.
Selecteer Menu > Media > Flash-speler.
Selecteer een map die u wilt openen of het flash-bestand dat u wilt afspelen.
8.Positiebepaling
■ GPS-gegevens
Deze functie is niet ontworpen om GPS-aanvragen voor gerelateerde oproepen
te ondersteunen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie
over hoe uw telefoon voldoet aan de overheidsbepalingen met betrekking tot
alarmoproepen op basis van GPS-plaatsbepaling.
GPS-gegevens is een GPS-toepassing waarmee u uw huidige locatie kunt
bekijken, de route naar een gewenste locatie kunt vinden en afstanden kunt
bepalen. Als u met GPS-gegevens wilt werken, is een externe GPS-ontvanger
met Bluetooth-verbinding vereist. Verder moet de Bluetooth GPS-methode voor
positiebepaling zijn ingeschakeld in Menu > Instellingen > Telefooninst. > Algemeen > Positiebepaling > Methoden pos.bepaling.
61
Selecteer Menu > Toepass. > Persoonlijk > GPS-ggvns.
In GPS-ggvns en Plaatsen worden coördinaten uitgedrukt in graden en decimale
graden met het WGS-84-coördinatensysteem.
■ Plaatsen
Plaatsen zijn coördinaten van geografische locaties die u op uw apparaat kunt
opslaan zodat u deze later kunt gebruiken voor specifieke lokale diensten. U kunt
plaatsen maken met Bluetooth GPS-toebehoren of netwerk (netwerkdienst).
Selecteer Menu > Toepass. > Persoonlijk > Plaatsen.
9.Web
Als u door webpagina's wilt bladeren die zijn geschreven in XHTML, WML of HTML,
selecteert u Menu > Web, of houdt u in de stand-by modus 0 ingedrukt.
Via de mobiele browser kunt u gratis of tegen betaling onder andere beltonen,
afbeeldingen, logo's, software en videoclips downloaden.
Informeer bij uw serviceprovider naar de beschikbaarheid en tarieven van
diensten. Serviceproviders kunnen u ook instructies geven voor het gebruik
van hun diensten.
Auteursrechtbeschermingsmaatregelen kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen,
muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen
of doorgestuurd.
Belangrijk: Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van
betrouwbare bronnen, zoals toepassingen die een Symbian-ondertekening
dragen of die de Java-Verified
TM
test hebben doorstaan.
■ De telefoon configureren voor browserdiensten
Het is mogelijk dat het WAP of internettoegangspunt automatisch in uw apparaat
wordt geconfigureerd op basis van uw SIM-kaart.
Gebruik Instelwizard als u de instellingen voor het WAP of internettoegangspunt
wilt configureren. Zie ’Instelwizard’ op pag. 14.
De dienstinstellingen worden mogelijk via een configuratiebericht verstrekt door
de serviceprovider.
62
Zie Toegangspunten in ’Verbinding’ op pag. 85 als u handmatig een toegangspunt
wilt definiëren.
■ Beveiliging van de verbinding
Als tijdens een verbinding het beveiligingssymbool wordt weergegeven, is de
overdracht van gegevens tussen het apparaat en de internetgateway of -server
gecodeerd.
Het veiligheidssymbool geeft niet aan dat de gegevensoverdracht tussen de gateway en
de contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde bron is opgeslagen) veilig is.
De serviceprovider beveiligt de gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder.
Selecteer Opties > Instrumenten > Info over pagina voor informatie over
de verbinding, coderingsstatus en server- en gebruikersverificatie.
Voor een aantal diensten, zoals bankdiensten, zijn mogelijk beveiligingsfuncties
vereist. Voor dergelijke verbindingen hebt u beveiligingscertificaten nodig.
Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider. Zie ook
’Certificaatbeheer’ op pag. 80.
■ Verbinding maken
Ga als volgt te werk om een webpagina te openen:
• Selecteer de homepage () van uw serviceprovider.
• Selecteer een bookmark in de weergave Bookmarks.
• Begin in de weergave Bookmarks met het invoeren van het adres van de
webpagina en selecteer Ga naar.
■ Bookmarks beheren
Het is mogelijk dat uw apparaat is voorzien van vooraf geïnstalleerde bookmarks en
koppelingen naar internetsites van derden. Misschien hebt u via uw apparaat ook toegang
tot andere sites van derden. Nokia heeft geen relatie of verband met sites van derden.
Nokia ondersteunt deze sites niet en draagt er geen verantwoordelijkheid voor.
Als u deze sites bezoekt, moet u voorzorgsmaatregelen treffen voor beveiliging en inhoud.
Bookmarks worden aangeduid met de volgende symbolen:
De startpagina die voor het standaardtoegangspunt is gedefinieerd.
De map Autom. bookmarks bevat bookmarks () die automatisch worden
verzameld wanneer u pagina's bekijkt.
63
Een bookmark die de titel of het internetadres van de bookmark aangeeft.
en zijn mogelijk vervangen door het pictogram van de website.
Bookmarks handmatig toevoegen
1. Open de weergave Bookmarks en selecteer Opties > Bookmarkbeheer >
Bookm. toev..
2. Vul de velden in.
3. Selecteer Opties > Opslaan.
Bookmarks verzenden
Ga naar een bookmark of markeer meerdere bookmarks en selecteer Opties >
Instrumenten > Zenden en een optie.
■ Webpagina's bekijken
Toetsen en opdrachten voor browsen
Gebruik de navigatietoets om een koppeling te openen, selecties te maken of
vakjes in te schakelen.
Selecteer Terug om tijdens het navigeren naar de vorige pagina terug te keren. Als
Terug niet beschikbaar is, selecteert u Opties > Navigatieopties > Geschiedenis
om een chronologische lijst weer te geven van de pagina's die u tijdens een
browsersessie hebt bezocht. Druk op de navigatietoets naar links of rechts en
selecteer de gewenste pagina. Deze lijst wordt gewist wanneer u de sessie
beëindigt.
Selecteer Opties > Opslaan als bookmark om tijdens het browsen een bookmark
op te slaan.
Als u de meest recente inhoud van de server wilt ophalen, selecteert u Opties >
Navigatieopties > Opnieuw laden.
Als u de browserwerkbalk wilt openen, gaat u naar een leeg gedeelte van de
pagina en houdt u de navigatietoets ingedrukt.
Sneltoetsen tijdens het browsen
1 – Bookmarks openen.
2 – Trefwoorden zoeken op de huidige pagina.
3 – Terug naar de vorige pagina.
64
5 – Alle geopende vensters weergeven.
8 – Het paginaoverzicht van de huidige pagina weergeven. Druk nogmaals op 8 om in te zoomen en het gewenste gedeelte van de pagina weer te geven.
9 – Een nieuw webadres invoeren.
0 – Naar de startpagina gaan.
* of # – In- of uitzoomen op de pagina.
Miniweergave
Via de Miniweergave kunt u door webpagina's navigeren die een grote
hoeveelheid informatie bevatten. Zet Miniweergave aan in browserinstellingen.
Zie ’Browserinstellingen’ op pag. 66. Als u door een grote webpagina bladert,
wordt Miniweergave geopend met een overzicht van de webpagina waar
u doorheen bladert. Gebruik de navigatietoets om door de Miniweergave
te navigeren. Zodra u stopt met navigeren, verdwijnt de Miniweergave
en wordt het gebied weergegeven dat is gemarkeerd in de Miniweergave.
Paginaoverzicht
Met Paginaoverzicht kunt u snel naar het gewenste gedeelte van een webpagina
gaan. Het paginaoverzicht is mogelijk niet op alle pagina's beschikbaar.
Druk op 8 om het paginaoverzicht van de huidige pagina weer te geven. Druk
op de navigatietoets omhoog of omlaag om de gewenste positie op de pagina
te zoeken. Druk nogmaals op 8 om in te zoomen en het gewenste gedeelte van
de pagina weer te geven.
Webfeeds en blogs
Webfeeds zijn XML-bestanden op webpagina's die op grote schaal worden
gebruikt om actuele nieuwskoppen of volledige tekst uit te wisselen, zoals
recent nieuws in de vorm van nieuwsfeeds. Blogs zijn weblogs of webdagboeken.
De meeste webfeeds maken gebruik van de RSS- en ATOM-technologie.
De browser detecteert automatisch of een webpagina webfeeds bevat.
Als u zich op een webfeed wilt abonneren, selecteert u Opties > Abonneren en
een feed, of klikt u op de koppeling. Als u de webfeeds wilt bekijken waarop u bent
geabonneerd, gaat u naar de weergave Bookmarks en selecteert u Webfeeds.
Als u een webfeed wilt bijwerken, selecteert u deze en selecteert u Opties > Vernieuwen.
65
Selecteer Opties > Instellingen > Webfeeds als u wilt definiëren hoe de webfeeds
worden bijgewerkt.
Opgeslagen pagina's
U kunt pagina's opslaan en ze later offline bekijken.
Als u een pagina tijdens het bladeren wilt opslaan, selecteert u Opties >
Instrumenten > Pagina opslaan.
Als u de weergave Opgeslagen pagina's wilt openen, gaat u naar de weergave
Bookmarks en selecteert u Opgesl. pagina's. Selecteer de pagina die u wilt openen.
Selecteer Opties > Navigatieopties > Opnieuw laden om een verbinding met de
browser te starten en de pagina nogmaals op te halen. Nadat u de pagina opnieuw
hebt geladen, blijft de telefoon online.
■ Verbinding verbreken
Selecteer Opties > Instrumenten > Verbind. verbreken als u de verbinding wilt
verbreken en de browserpagina offline wilt bekijken. Selecteer Opties > Afsluiten
om de browser af te sluiten.
■ De cache leegmaken
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op te slaan. Als
u toegang hebt gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een wachtwoord
moet opgeven, kunt u de cache van het apparaat na gebruik beter legen. De informatie
of de diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk in de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Menu > Web > Opties > Privacyggvns wi ssen > Cache wissen.
Als u alle persoonlijke gegevens wilt wissen, zoals de cache, cookies,
formuliergegevens, wachtwoorden en het overzicht van bezochte pagina's,
selecteert u Menu > Web > Opties > Privacyggvns wissen > Alles.
■ Browserinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen > Algemeen, Pagina, Privacy or Webfeeds,
en maak een keuze uit de volgende opties:
Algemeen
Toegangspunt – Hiermee selecteert u het toegangspunt.
Homepage – Voer het adres van de gewenste homepage in.
66
Miniweergave – Hiermee schakelt u de miniweergave in of uit.
Geschiedenislijst – Selecteer of u een lijst wilt weergeven met de pagina's die
u tijdens de huidige browsersessie hebt bezocht, wanneer u Terug selecteert.
Veiligheidswrschwngn – Geef op of u veiligheidswaarschuwingen wilt verbergen
of weergeven.
Java/ECMA-script – Schakel het gebruik van scripts in of uit.
Pagina
Inhoud laden – Selecteer het type inhoud dat automatisch wordt geladen
tijdens het bladeren. Als u Alleen tekst selecteert, kunt u tijdens het bladeren
afbeeldingen laden door Opties > Instrumenten > Afbeeldingen laden te
selecteren.
Schermformaat – Hiermee kunt u aangeven hoe u het weergavegebied wilt
gebruiken voor het bekijken van pagina's.
Standaardcodering – Als u Automatisch, selecteert, probeert de browser
automatisch de juiste tekencodering te selecteren.
Pop-ups blokkeren – Met deze optie kunt u toestaan of blokkeren dat pop-ups
tijdens het bladeren automatisch worden geopend.
Autom. opnieuw laden – Hiermee schakelt u het automatisch vernieuwen van
browserpagina's in of uit.
Lettergrootte – Selecteer de tekengrootte.
Privacy
Autom. bookmarks – Selecteer Aan als u wilt dat de bookmarks automatisch
in de map Autom. bookmrks worden opgeslagen wanneer u een pagina bezoekt.
Wanneer u Map verbergen selecteert, worden de bookmarks nog altijd
automatisch aan de map toegevoegd.
Formulierggvns opslaan – Selecteer Uit als u niet wilt dat de gegevens die
u in de verschillende formulieren op een webpagina invult, worden opgeslagen
en opnieuw worden gebruikt wanneer u de pagina later opnieuw opent.
Cookies – U kunt het ontvangen en verzenden van cookies (een middel waarvan
aanbieders van inhoud gebruikmaken om gebruikers en hun voorkeuren voor
bepaalde inhoud te identificeren) inschakelen of uitschakelen.
Webfeeds
Automatische updates – Geef aan of u wilt dat webfeeds automatisch worden
bijgewerkt, en hoe dikwijls ze moeten worden bijgewerkt. Als u de toepassing
instelt om webfeeds automatisch op te halen, kan dat leiden tot de overdracht
van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider.
67
Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten
van gegevensoverdracht.
Toeg.p. voor autom. aanp. – Selecteer het gewenste toegangspunt voor het
bijwerken (alleen beschikbaar als Automatische updates is ingeschakeld).
10. Aanpassing
■ Thema's
U kunt de weergave op het scherm van uw telefoon wijzigen door een thema
te activeren. Een thema kan een achtergrond voor de energiespaarstand en de
stand-by modus bevatten. U kunt een thema bewerken om uw telefoon verder
aan te passen.
Selecteer Menu > Instellingen > Thema's. Selecteer Algemeen om een lijst
met beschikbare thema's weer te geven. Het actieve thema wordt aangeduid
met een vinkje.
Als u een voorbeeld van een thema wilt bekijken, gaat u naar het thema en
selecteert u Opties > Bekijken. Selecteer Instellen om het bekeken thema
te activeren.
In Thema's kunt u ook het weergavetype van menu's instellen, een aangepaste
achtergrond instellen en de weergave van de energiespaarstand aanpassen.
Als u een thema wilt toepassen, selecteert u Menu > Instellingen > Thema's > Algemeen en het gewenste thema.
■ Profielen
In Profielen kunt u de beltonen voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen
en groepen bellers naar wens aanpassen. Het geselecteerde profiel wordt
weergegeven boven aan het scherm in de stand-by modus. Als het profiel
Algemeen in gebruik is, wordt alleen de datum van vandaag aangegeven.
Selecteer Menu > Instellingen > Profielen.
Als u het profiel wilt activeren, selecteert u het profiel en selecteert u Activeren.
Tip: Als u snel vanuit een willekeurig ander profiel naar het profiel
Stil wilt schakelen, houdt u in de stand-by modus # ingedrukt.
68
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het profiel, selecteert u Aanpassen
en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Beltoon – Als u de beltoon (of videobeltoon) wilt instellen voor spraakoproepen,
kiest u een beltoon in de lijst. Druk op een toets om het geluid te stoppen.
U kunt beltonen ook wijzigen in Contacten. Zie ’Een beltoon toevoegen’ op
pag. 49.
Toon video-oproep – Selecteer de beltoon voor videogesprekken.
Naam beller uitspr. – Selecteer Aan om de naam van de beller te laten uitspreken
wanneer de telefoon overgaat.
Beltoontype – Als u Oplopend selecteert, wordt het volume van de beltoon
geleidelijk verhoogd tot het ingestelde niveau.
Belvolume – Hiermee stelt u het volume van het oproepsignaal en de signaaltoon
voor berichten in.
Berichtensignaaltoon – Hiermee stelt u de signaaltoon voor SMS- en
multimediaberichten in.
Signaaltoon e-mail – Hiermee stelt u de signaaltoon voor e-mailberichten in.
Trilsignaal – Hiermee stelt u in dat de telefoon trilt bij inkomende spraakoproepen
en berichten.
Toetsenbordtonen – Hiermee stelt u het volume voor toetsenbordtonen in.
Waarschuwingstonen – Hiermee kunt u waarschuwingstonen activeren of
deactiveren.
Waarschuwen bij – Hiermee kunt u instellen dat de telefoon alleen overgaat bij
inkomende oproepen van een bepaalde contactgroep. Bij inkomende oproepen
van andere personen gaat de telefoon niet over.
Profielnaam – Naam van het profiel. Deze instelling wordt niet weergegeven voor
de profielen Algemeen en Offline.
Wanneer u het profiel Offline gebruikt, heeft de telefoon geen verbinding met het
GSM-netwerk. Als geen SIM-kaart is geïnstalleerd en u toch bepaalde functies
van de telefoon wilt gebruiken, start u de telefoon in de modus Offline.
Belangrijk: In het profiel Vlucht kunt u geen oproepen doen of ontvangen en
kunnen ook andere functies waarvoor netwerkdekking vereist is niet worden
gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer dat in het apparaat is
geprogrammeerd kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst
activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat vergrendeld is,
moet u de beveiligingscode invoeren.
69
11. Tijd beheren
■ Klok
Selecteer Menu > Organiser > Klok.
Klokinstellingen
U kunt de tijd en/of datum wijzigen door Opties > Instellingen te selecteren.
Zie ’Datum en tijd’ p. 78 voor meer informatie over de instellingen.
Een alarm instellen
1. Als u een nieuw alarmsignaal wilt instellen, drukt u op de navigatietoets naar
rechts tot aan Alarm en selec teert u Opties > Nieuw alarm.
2. Voer de tijd voor het alarmsignaal in, selecteer of en wanneer het signaal
wordt herhaald en selecteer Gereed. Wanneer een alarmsignaal actief is,
wordt het symbool weergegeven.
Als u een alarmsignaal wilt annuleren, gaat u naar het signaal en selecteert
u Opties > Alarm verwijderen. Als u een herhaald alarmsignaal wilt uitschakelen,
selecteert u Opties > Alarm uitschakelen.
Het waarschuwingssignaal wordt ook afgespeeld als u het profiel Stil hebt
geselecteerd.
Het alarm uitzetten
Selecteer Stop om het alarm uit te zetten.
Selecteer Snooze om het alarm vijf minuten lang stop te zetten. Het alarm wordt
vervolgens weer actief.
Als het tijdstip voor het alarmsignaal is aangebroken terwijl het apparaat is uitgeschakeld,
schakelt het apparaat zichzelf in en wordt het waarschuwingssignaal afgespeeld. Als
u Stop selecteert, wordt u gevraagd of het apparaat moet worden geactiveerd voor
oproepen. Selecteer Nee om het apparaat uit te schakelen of Ja om te bellen en gebeld
te worden. Selecteer geen Ja wanneer gebruik van een draadloze telefoon storing of gevaar
zou kunnen opleveren.
Wereldklok
Druk op de navigatietoets naar rechts tot aan Wereld om de wereldklok te openen.
Selecteer Opties > Stad toevoegen om steden aan de lijst toe te voegen.
70
Als u uw huidige stad wilt instellen, gaat u naar een stad en selecteert u Opties >
Instellen als huidige stad. De stad wordt in de hoofdweergave van de klok
weergegeven, en de tijd in uw apparaat wordt aangepast aan de geselecteerde
stad. Controleer of de tijd correct is en overeenkomt met uw tijdzone.
■ Agenda
Selecteer Menu > Organiser > Agenda.
In de agenda kunt u uw afspraken, vergaderingen, verjaardagen en andere
speciale datums bijhouden. U kunt voor agenda-items ook een signaal instellen
ter herinnering.
Agenda-items maken
1. Selecteer Opties > Nieuw item en een itemtype.
Verjaardag – items worden ingesteld als jaarlijks terugkerend.
2. Vul de velden in.
Herhalen – Druk op de navigatietoets om van het item een terugkerend item
te maken. Een terugkerend item wordt aangeduid met in de dagweergave.
Herhalen tot – Stel een einddatum in voor het terugkerende item, bijvoorbeeld
de laatste datum van een wekelijkse cursus die u volgt. Deze optie wordt alleen
weergegeven als u hebt aangegeven dat het item moet worden herhaald.
Synchronisatie > Privé – Na synchronisatie kan het agenda-item alleen door
uzelf worden bekeken en niet door anderen met online toegang tot de agenda.
Openbaar – Het agenda-item is zichtbaar voor iedereen met online toegang
tot uw agenda. Geen – Het agenda-item wordt bij het synchroniseren niet
gekopieerd.
3. Als u het item wilt opslaan, selecteert u Gereed.
Agendaweergaven
Druk op # in de maand-, week- of dagweergave om de datum van vandaag
automatisch te markeren.
Als u een vergaderitem wilt maken, drukt u in een van de agendaweergaven
op een cijfertoets (0-9).
Selecteer Opties > Ga naar datum om naar een bepaalde datum te gaan.
Voer de tijd in en selecteer OK.
71
Taak
Selecteer Opties > Takenweergave.
In de Takenweergave kunt u een lijst bijhouden van taken die u moet uitvoeren.
Een taak maken
1. Druk op een van de cijfertoetsen (0-9) om een taak te maken.
2. Geef de taak op in het veld Onderwerp. Stel een einddatum en prioriteit voor
de taak in.
3. Selecteer Gereed om de taak op te slaan.
12. Office-toepassingen
■ Rekenmachine
Selecteer Menu > Organiser > Rekenm..
1. Voer het eerste getal voor de berekening in.
2. Ga naar een rekenkundige functie en selecteer deze.
3. Voer het tweede getal in.
4. Selecteer om de berekening uit te voeren.
Druk op # om een decimaalteken toe te voegen.
Opmerking: Deze rekenmachine heeft een beperkte nauwkeurigheid en is
ontworpen voor eenvoudige berekeningen.
■ Omrekenen
Selecteer Menu > Organiser > Omrekenen.
Met de toepassing Omrekenen kunt u maten, zoals Lengte omrekenen van de ene
eenheid naar de andere, bijvoorbeeld van Yar d naar Meter.
De nauwkeurigheid van de toepassing Omrekenen is beperkt. Er kunnen
afrondingsfouten optreden.
Een basisvaluta en wisselkoersen instellen
Voordat u valuta's kunt omrekenen, moet u een basisvaluta (gewoonlijk uw
nationale valuta) kiezen en wisselkoersen toevoegen.
72
De koers van de basisvaluta is altijd 1. De basisvaluta bepaalt de wisselkoers van
de andere valuta's.
1. Selecteer Valuta als type maateenheid en selecteer Opties > Wisselkoersen.
2. Als u de basisvaluta wilt wijzigen, gaat u naar de valuta (doorgaans de valuta
van uw land) en selecteert u Opties > Basisvaluta.
3. Voeg wisselkoersen toe, ga naar de valuta en voer een nieuwe koers in
(het aantal eenheden van de valuta dat gelijk is aan één eenheid van de
geselecteerde basisvaluta).
4. Nadat u alle benodigde wisselkoersen hebt ingevoerd, kunt u valuta's
omrekenen.
Opmerking: Wanneer u de basisvaluta wijzigt, moet u de nieuwe wisselkoersen
invoeren, aangezien alle eerder ingestelde koersen op nul worden teruggezet.
Eenheden omrekenen
Als u valuta's wilt omrekenen, moet u eerst de wisselkoers instellen. Zie ’Een
basisvaluta en wisselkoersen instellen’ op pag. 72.
1. Selecteer Type en het type maateenheid, en selecteer vervolgens OK.
2. Selecteer het eerste veld Eenheid, de eenheid die u wilt converteren, en
selecteer OK.
3. Selecteer het volgende veld Eenheid en de eenheid waarnaar u wilt
converteren.
4. Voer in het eerste veld Aantal de waarde in die u wilt converteren. In het
tweede veld Aantal wordt automatisch de omgerekende waarde ingevuld.
Druk op # om een decimaalteken toe te voegen en druk op * voor de
symbolen +, -(voor temperatuur) en E (exponent).
De omrekening wordt omgedraaid als u een waarde invult in het tweede veld
Aantal. Het omrekenresultaat wordt dan weergegeven in het eerste veld Aantal.
■ Notities
Selecteer Menu > Organiser > Notities.
Begin te schrijven als u een nieuwe notitie wilt maken. Als u de notitie wilt
opslaan, selecteert u Gereed.
U kunt platte-tekstbestanden (TXT-indeling) die u ontvangt, opslaan als Notities.
73
■ Adobe Reader
Gebruik Adobe Reader om PDF-documenten (Portable Document Format) weer
te geven. Als u de toepassing wilt openen, selecteert u Menu > Toepass. > Adobe PDF.
Een PDF-bestand openen
Als u een onlangs weergegeven document wilt openen, selecteert u het document.
Als u een document wilt openen dat niet in de hoofdweergave wordt vermeld,
selecteert u Opties > Blad. naar bestand het geheugen en de map waarin het
bestand zich bevindt, evenals het bestand zelf.
Een document weergeven
Druk op de navigatietoets om over een pagina te schuiven. Als u naar de volgende
pagina wilt gaan, drukt u onder aan de pagina op de navigatietoets omlaag.
Selecteer Opties > Zoomen > In of Uit om in of uit te zoomen.
Als u tekst wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken > Tekst en voert u de
gewenste tekst in. Selecteer Opties > Zoeken > Volgende om naar de volgende
vindplaats van de tekst te zoeken.
Selecteer Opties > Weergave > Linksom draaien of Rechtsom draaien om het
document te draaien.
Als u een kopie van het document wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan en
geeft u op waar u de kopie wilt opslaan.
Instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze uit de volgende instellingen:
Standaardzoom % – Hiermee stelt u de standaardzoomfactor in die wordt
gebruikt wanneer u een PDF-bestand opent om dat te bekijken.
Weergavemodus > Volledig scherm – Hiermee opent u documenten in de modus
Volledig scherm.
Opslaan bij sluiten > Ja – Hiermee slaat u de instellingen als standaardwaarden
op wanneer u de volgende toepassing afsluit: Adobe Reader
■ Quickoffice
Wanneer u de Quickoffice-toepassingen wilt gebruiken, selecteert u Menu >
Toepass. > Quickoffice.
74
Druk op de navigatietoets naar rechts of links om naar de weergave Quickword,
Quicksheet of Quickpoint te gaan waarin u een lijst met Word-, Excel- en
PowerPoint-documenten kunt bekijken. De beschikbare Microsoft Worddocumenten worden bijvoorbeeld weergegeven in de weergave Quickword.
Als u een bestand in de betreffende toepassing wilt openen, selecteert u het
bestand. Als u bestanden wilt sorteren, selecteert u Opties > Sorteren op en
een optie.
Quickword
Met Quickword kunt u Microsoft Word-documenten in het scherm van uw
apparaat bekijken. Quickword ondersteunt kleuren, evenals de opmaakkenmerken
vet, cursief en onderstrepen.
Quickword ondersteunt de weergave van documenten die in DOC-indeling
zijn opgeslagen in Microsoft Word 97, 2000, XP en 2003. Niet alle variaties
of functies van de vermelde bestandsindelingen worden ondersteund.
Word-documenten weergeven
Gebruik de navigatietoets om door het document te navigeren.
Selecteer Opties > Zoekopties > Zoeken om tekst in het document te zoeken.
Quicksheet
Met Quicksheet kunt u Microsoft Excel-bestanden in het scherm van uw apparaat
bekijken.
Quicksheet ondersteunt de weergave van spreadsheetbestanden die in
de XLS-indeling zijn opgeslagen in Microsoft Excel 97, 2000, XP en 2003.
Spreadsheets weergeven
Gebruik de navigatietoets om door de spreadsheet te navigeren.
Selecteer Opties > Werkblad om tussen werkbladen te schakelen.
Selecteer Opties > Zoekopties > Zoeken als u in de spreadsheet naar tekst in een
waarde of formule wilt zoeken.
Als u wilt wijzigen hoe de spreadsheet wordt weergegeven, selecteert u Opties en
een van de volgende opties:
Pannen – Hiermee navigeert u per blok binnen het huidige werkblad. Ga naar het
gewenste blok en selecteer het.
Zoomen – Selecteer deze optie om in of uit te zoomen.
75
Titels blokkeren – Hiermee zorgt u ervoor dat de rijen en kolommen boven en links
van de geselecteerde cel zichtbaar blijven.
Formaat wijzigen – Hiermee past u de grootte van kolommen of rijen aan.
Quickpoint
Met Quickpoint kunt u Microsoft PowerPoint-presentaties in het scherm van uw
apparaat weergeven.
Quickpoint ondersteunt de weergave van presentaties die in PPT-indeling
zijn opgeslagen in Microsoft PowerPoint 2000, XP en 2003. Niet alle variaties
of functies van de vermelde bestandsindelingen worden ondersteund.
Presentaties weergeven
Druk op de navigatietoets naar links of rechts om tussen de dia-, overzichts- en
notitieweergave te schakelen.
Druk op de navigatietoets omlaag of omhoog om naar de volgende of vorige dia in
de presentatie te gaan.
Selecteer Opties > Volledig scherm om de presentatie in het volledige scherm te
bekijken.
Als u items in het presentatie-overzicht in de overzichtsweergave wilt uitvouwen,
selecteert u Opties > Uitvouwen.
Quickmanager
Met Quickmanager kunt u software, zoals updates, upgrades en andere handige
toepassingen, downloaden. U kunt de downloads betalen via uw telefoonrekening
of met uw creditcard.
Als u Quickmanager wilt openen, selecteert u Menu > Toepass. > Quickoffice
en drukt u de navigatietoets naar rechts tot de weergave Quickmanager is
geselecteerd.
Meer informatie
Als u problemen hebt met Quickword, Quicksheet of Quickpoint gaat u naar de
website www.quickoffice.com voor meer informatie. U kunt voor ondersteuning
ook een e-mailbericht sturen naar supportS60@quickoffice.com.
76
13. Instellingen
■ Telefooninstellingen
Algemeen
Selecteer Menu > Instellingen > Telefooninst. > Algemeen > Persoonlijk, Datum
en tijd, Toebehoren, Beveiliging, Fabrieksinstell., of Positiebepaling.
Persoonlijk
Selecteer Weergave, Standby-modus, Tonen, Taal, Thema's of Sprkopdrachten.
Scherm
Helderheid – Regel de helderheid van het scherm.
Lettergrootte – Selecteer de tekengrootte die in lijsten en editors wordt gebruikt.
Time-out spaarstand – Stel de time-outperiode in waarna de energiespaarstand
wordt geactiveerd.
Welkomstnotitie/logo – Hiermee stelt u de welkomsttekst of het logo in dat kort
wordt weergegeven wanneer u de telefoon inschakelt.
Time-out verlichting – Stel de time-outperiode in voor de verlichting van het
scherm.
Stand-by modus
Act. standby – Hiermee schakelt u de actieve stand-by in of uit. Zie ’Actieve standby modus’ op pag. 15.
Snelkopp. – Hiermee kent u snelkoppelingen toe voor de rechter- en
linkerselectietoetsen, voor het bladeren in verschillende richtingen of voor
het indrukken van de navigatietoets in de stand-by modus. De snelkoppelingen
voor de navigatietoets zijn niet beschikbaar als Act. standby is ingesteld op Aan.
Toep. actief standby – Selecteer de toepassingssnelkoppelingen die in de actieve
stand-by worden weergegeven. Deze instelling is alleen beschikbaar als Act.
standby is ingesteld op Aan.
Operatorlogo – Deze instelling is alleen zichtbaar als u een operatorlogo hebt
ontvangen en opgeslagen. U kunt zelf aangeven of u het operatorlogo wilt
weergeven.
77
Tonen
Wijzig de tonen van de klok, de agenda en het actieve profiel. Zie ’Profielen’
op pag. 68.
Taal
Displaytaal – U kunt de taal van de schermteksten voor de telefoon wijzigen. Deze
instelling is van invloed op de notatie van de datum en tijd en de scheidingstekens,
bijvoorbeeld in berekeningen. Als u Automatisch selecteert, wordt automatisch
de taal geselecteerd op basis van de informatie op de SIM-kaart. Nadat u de
displaytaal hebt gewijzigd, start de telefoon opnieuw op.
Invoertaal – Hiermee wijzigt u de schrijftaal van uw telefoon. Als u de taal wijzigt,
veranderen de (speciale) tekens die beschikbaar zijn bij het invoeren van tekst
en wordt er een andere woordenlijst gebruikt voor invoer met tekstvoorspelling.
Tekstvoorspelling – Hiermee stelt u tekstinvoer met tekstvoorspelling in op Aan of
Uit voor alle editors in de telefoon. In de lijst met beschikbare talen kunt u een taal
selecteren voor invoer met tekstvoorspelling.
Thema's
Pas thema's toe. Zie ’Thema's’ op pag. 68.
Spraakopdrachten
Bewerk spraakopdrachten en instellingen voor snelkeuze. Zie ’Spraakopdrachten’
op pag. 87.
Datum en tijd
Tijd en Datum – Hiermee kunt u de tijd en datum instellen.
Tijdzone – Hiermee kunt u de tijdzone van uw locatie instellen. Als u Tijd via
netw.operator > Autom. aanpassen instelt, wordt de lokale tijd weergegeven.
Datumnotatie – Hiermee kunt u de notatie selecteren waarin datums worden
weergegeven.
Datumscheidingteken – Selecteer het datumscheidingsteken.
Tijdnotatie – Hiermee kunt u kiezen tussen 24-uurs en 12-uurs notatie.
Tijdscheidingteken – Selecteer het tijdscheidingsteken.
Type klok – Hiermee kunt u aangeven of de analoge dan wel digitale klok wordt
weergegeven in de stand-by modus. Zie ’Klok’ op pag. 70.
Alarmtoon klok – Selecteer de toon van de alarmklok.
Werkdagen – Geef de dagen op voor alarmsignalen die alleen op werkdagen
worden herhaald.
78
Tijd via netw.operator (netwerkdienst) – Hiermee kunt u de tijd, de datum en
de tijdzone van de telefoon automatisch bijwerken via het mobiele netwerk.
Als u Autom. aanpassen selecteert, worden alle actieve verbindingen verbroken.
Controleer of de alarmsignalen zijn gewijzigd.
Toebehoren
Als u de instellingen van een toebehoren wilt wijzigen, gaat u in de weergave
Instell. toebehoren naar een toebehoren, bijvoorbeeld een Headset, selecteert
u Opties > Openen en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Standaardprofiel – Hiermee selecteert u het profiel dat u wilt activeren wanneer
u het toebehoren op de telefoon aansluit.
Autom. antwoorden – Hiermee stelt u de telefoon zodanig in dat een inkomende
oproep automatisch na vijf seconden wordt beantwoord wanneer dit toebehoren
op de telefoon wordt aangesloten. Als het Beltoontype is ingesteld op Eén piep of
Stil, kan automatisch beantwoorden niet worden gebruikt en moet u de telefoon
handmatig beantwoorden.
Verlichting – Als u de verlichting van de telefoon onafgebroken ingeschakeld wilt
laten bij gebruik van het toebehoren, selecteert u Aan.
Beveiliging
Selecteer Telefoon en SIM-kaart, Certificaatbeheer of Beveiligingsmodule.
Telefoon en SIM-kaart
U kunt de volgende codes wijzigen: de blokkeringscode, de (U)PIN-code en
de PIN2-code. Deze codes kunnen alleen bestaan uit de cijfers 0 tot en met 9.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers,
om te voorkomen dat u per ongeluk het alarmnummer kiest.
Code in gebruik – Hiermee selecteert u de actieve code, PIN of UPIN
voor de actieve USIM. Deze code wordt alleen weergegeven als de actieve
USIM ondersteuning biedt voor UPIN, en de UPIN niet wordt geweigerd.
PIN-code vragen of UPIN-code vragen – Hiermee stelt u de telefoon zodanig in
dat de code moet worden ingevoerd telkens wanneer de telefoon wordt
ingeschakeld. Met sommige SIM-kaarten is het niet mogelijk dat het verzoek om
de PIN-code wordt Uitgeschakeld. Als u Code in gebruik > UPIN selecteert, wordt
in plaats daarvan UPIN-code vragen weergegeven.
PIN-code of UPIN-code, PIN2-code en Blokkeringscode – Hiermee kunt u de codes
wijzigen.
79
Per. autom. blokk. ttsnb. > Door gebr. gedef. – Hiermee vergrendelt u het
toetsenblok automatisch na een bepaalde periode van inactiviteit.
Per. autom. blokk. telefn – Hiermee stelt u een time-out in voor het automatisch
blokkeren van de telefoon. U kunt de telefoon alleen weer gebruiken als u de
juiste blokkeringscode invoert. Als u de periode voor automatisch blokkeren wilt
uitschakelen, selecteert u Geen.
Blok. als SIM-krt gewijz. – U kunt instellen dat naar de blokkeringscode wordt
gevraagd als er een onbekende SIM-kaart in de telefoon wordt geplaatst.
Op de telefoon wordt een lijst van SIM-kaarten bijgehouden die worden
herkend als kaarten van de eigenaar.
Bep. grp gebruikers (netwerkdienst) – Hiermee kunt u een groep mensen opgeven
naar wie u kunt bellen en die naar u kunnen bellen. Neem voor meer informatie
contact op met uw serviceprovider. Als u de standaardgroep wilt activeren die
u met de serviceprovider bent overeengekomen, selecteert u Standaard. Als u een
andere groep wilt gebruiken (u moet het groepsindexnummer weten), selecteert
u Aan.
Wanneer de oproepen beperkt zijn tot specifieke gebruikersgroepen, kunt u soms nog wel
het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
SIM-diensten bevest. (netwerkdienst) – Hiermee wordt een bevestigingsbericht
weergegeven wanneer u een SIM-kaartdienst gebruikt.
Certificaatbeheer
Een lijst met autoriteitscertificaten die in uw telefoon zijn opgeslagen, wordt
weergegeven in Certificaatbeheer. Druk de navigatietoets naar rechts om een
lijst met persoonlijke certificaten weer te geven, indien beschikbaar.
U moet digitale certificaten gebruiken als u verbinding wilt maken met een
online bank of een andere site of remote server voor acties waarbij vertrouwelijke
informatie wordt uitgewisseld. Digitale certificaten moeten ook worden gebruikt
als u virussen of andere kwaadaardige software zoveel mogelijk buiten de deur
wilt houden en er zeker van wilt kunnen zijn dat de software die u downloadt en
installeert, betrouwbaar is.
80
Belangrijk: Hoewel het gebruik van certificaten de risico's van externe
verbindingen en de installatie van software aanzienlijk beperkt, moet u de
certificaten wel op de juiste wijze gebruiken om te kunnen profiteren van een
verbeterde beveiliging. De aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf geen
enkele bescherming. De beveiliging wordt pas verbeterd als de certificaten correct,
authentiek of vertrouwd zijn. Certificaten hebben een beperkte geldigheid. Als
wordt aangegeven dat het certificaat is verlopen of dat het nog niet geldig is,
terwijl het certificaat geldig zou moeten zijn, controleert u dan of de huidige
datum en tijd van het apparaat goed zijn ingesteld.
Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u controleren of de eigenaar van het
certificaat kan worden vertrouwd en of het certificaat werkelijk van de opgegeven
eigenaar afkomstig is.
Certificaatgegevens weergeven en de echtheid van certificaten controleren
U kunt alleen van de identiteit van een server op aan als de handtekening en
de geldigheidsduur van het desbetreffende servercertificaat zijn gecontroleerd.
Als de identiteit van de server niet authentiek is of als u niet over het juiste
beveiligingscertificaat beschikt, geeft de telefoon een melding.
Als u de gegevens van een certificaat wilt controleren, gaat u naar het certificaat
en selecteert u Opties > Certificaatgegevens. Wanneer u de certificaatgegevens
weergeeft, wordt de geldigheid van het certificaat gecontroleerd en kan een van
de volgende berichten worden weergegeven:
Geldigheid certificaat verstreken – De geldigheidsperiode van het geselecteerde
certificaat is verlopen.
Certificaat nog niet geldig – De geldigheidsperiode van het geselecteerde
certificaat is nog niet aangebroken.
Certificaat beschadigd – Het certificaat kan niet worden gebruikt. Neem contact
op met de uitgever van het certificaat.
Certificaat niet vertrouwd – U hebt nog geen toepassing ingesteld voor het
certificaat.
De vertrouwensinstellingen wijzigen
Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u controleren of de eigenaar
van het certificaat kan worden vertrouwd en of het certificaat werkelijk van
de opgegeven eigenaar afkomstig is.
Ga naar een autoriteitscertificaat en selecteer Opties > Inst. Vertrouwen.
Afhankelijk van het certificaat, wordt een lijst weergegeven met de toepassingen
die u met dat certificaat kunt gebruiken.
81
Beveiligingsmodule
Bekijk of bewerk beveiligingsmodules.
Fabrieksinstellingen
Stel sommige instellingen weer in op hun oorspronkelijke waarden. Daarvoor hebt
u de blokkeringscode nodig. Zie ’Blokkeringscode’ op pag. 20.
Positiebepaling
Met positiebepaling kunt u lokale informatie van serviceproviders ontvangen
over zaken zoals het weer, de verkeerssituatie, op basis van de plaats waarop
uw apparaat zich bevindt (netwerkdienst).
Als u een methode voor positiebepaling wilt inschakelen, selecteert u Methoden pos.bepaling, gaat u naar een methode voor positiebepaling en selecteert u
Opties > Inschakelen. Als u deze methode niet meer wilt gebruiken, selecteert
u Opties > Uitschakelen.
Als u het toegangspunt voor de server voor positiebepaling wilt definiëren,
selecteert u Positiebepalingsserver > Toegangspunt en selecteert u het gewenste
toegangspunt. Selecteer vervolgens Serveradres en voer de domeinnaam of het
URL-adres van de server in.
Telefoon
Selecteer Menu > Instellingen > Telefooninst. > Telefoon en Oproep,
Doorschakelen, Blokkeren of Netwerk.
Bellen
Identificatie verz. (netwerkdienst) – Hiermee stelt u in dat het telefoonnummer
wordt weergegeven (Ja) of verborgen (Nee) voor de persoon die u belt. De waarde
wordt mogelijk ingesteld door uw serviceprovider wanneer u zich op de dienst
abonneert (Ingst. door netw.).
Oproep in wachtrij (netwerkdienst) – Het netwerk geeft een melding wanneer
er een nieuwe inkomende oproep plaatsvindt terwijl u in gesprek bent. U kunt de
wachtfunctie inschakelen door Activeren te selecteren. U kunt de wachtfunctie
uitschakelen door Annuleer te selecteren. Selecteer Controleer status om te
controleren of de functie actief is.
Opr. weig. met SMS – Selecteer deze optie als u telefoonoproepen met een
SMS-bericht wilt weigeren. Zie ’Een spraakoproep beantwoorden of weigeren’
op pag. 25.
82
Berichttekst – Typ een tekst die wordt verzonden wanneer u een oproep weigert
met een SMS-bericht.
Afb. in video-oproep – Selecteer een foto die in plaats van de video wordt
weergegeven wanneer u weigert video in een videogesprek te verzenden.
Autom. herkiezen – Hiermee stelt u de telefoon in op maximaal tien kiespogingen
om een verbinding tot stand te brengen. Druk op de eindetoets om automatisch
opnieuw bellen uit te schakelen.
Gespreksduur tonen – Met deze optie stelt u de telefoon zo in dat tijdens een
gesprek de gespreksduur wordt weergegeven.
Samenvatting na opr. – Hiermee kunt u instellen dat de duur van het laatste
gesprek kort in het scherm van de telefoon wordt weergegeven.
Snelkeuze > Aan – Hiermee stelt u de telefoon in op het kiezen van de nummers
die aan de snelkeuzetoetsen 2 tot en met 9 zijn toegewezen door de desbetreffende
cijfertoets ingedrukt te houden.
Aannem. willek. toets > Aan – Hiermee kunt u een inkomende oproep
beantwoorden door kort op een toets te drukken, met uitzondering van
de rechterselectietoets, de volumetoetsen en de eindetoets.
Lijn in gebruik (netwerkdienst) – Deze instelling wordt alleen weergegeven als de
SIM-kaart twee telefoonlijnen (twee abonneenummers) ondersteunt. Selecteer
welke telefoonlijn (Lijn 1 of Lijn 2) u wilt gebruiken om te bellen en om SMS-
berichten te versturen.
Oproepen op beide lijnen kunnen altijd worden beantwoord, ongeacht de
geselecteerde lijn. U kunt niet bellen als u Lijn 2 selecteert en niet op deze
netwerkdienst bent geabonneerd. U kunt lijnselectie voorkomen door Lijn wijzigen > Uitschakelen te selecteren als de SIM-kaart dit ondersteunt.
U hebt hiervoor de PIN2-code nodig.
Oproepen doorschakelen
Oproepen doorschakelen is een netwerkdienst.
1. Selecteer de oproepen die u wilt doorschakelen: Spraakoproepen, Geg.- en
video-opr. of Faxoproepen.
2. Selecteer de gewenste optie. Selecteer bijvoorbeeld Indien bezet om
spraakoproepen door te schakelen wanneer uw nummer bezet is of wanneer
u een inkomende oproep weigert.
83
3. Selecteer Opties > Activeren of Annuleer om de optie Doorschakelen in of
uit te schakelen. Selecteer Controleer status om te controleren of de optie
is geactiveerd. Er kunnen meerdere doorschakelopties tegelijk actief zijn.
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd
actief zijn.
Oproepblokkering
Met Oproepblokkering (netwerkdienst) kunt u het tot stand brengen en ontvangen
van oproepen met de telefoon beperken. Als u de instellingen wilt wijzigen, moet
u een blokkeringswachtwoord aanvragen bij uw serviceprovider.
Ga naar de gewenste blokkeringsoptie en selecteer Opties > Activeren om
bepaalde nummers te blokkeren. Als u nummerblokkering wilt uitschakelen,
selecteert u Annuleer. Selecteer Controleer status om te controleren of de
oproepen worden geblokkeerd. Als u het blokkeringswachtwoord wilt wijzigen,
selecteert u Blokk. wachtw. wijz.. Als u alle actieve nummerblokkeringen wilt
opheffen, selecteert u Alle blokk. annul..
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd
actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms nog wel officiële alarmnummers kiezen.
Netwerk
Netwerkmodus – Selecteer het netwerk dat u wilt gebruiken (wordt alleen
weergegeven als dit door de serviceprovider wordt ondersteund). Als u Dual mode
selecteert, gebruikt het apparaat automatisch het GSM- of UMTS-netwerk,
afhankelijk van de netwerkparameters en de roaming-overeenkomsten tussen
de netwerkoperators.
Operatorselectie – Als u wilt instellen dat de telefoon naar beschikbare netwerken
zoekt en er daarvan automatisch een selecteert, selecteert u Automatisch. Als
u het gewenste netwerk handmatig in een lijst met netwerken wilt selecteren,
selecteert u Handmatig. Als de verbinding met het handmatig geselecteerde
netwerk verloren gaat, hoort u een fouttoon en wordt u gevraagd opnieuw een
netwerk te selecteren. Tussen het geselecteerde netwerk en uw eigen netwerk
moet een roaming-overeenkomst bestaan.
Weergave info dienst (netwerkdienst) – Als de telefoon moet melden wanneer
gebruik wordt gemaakt van een mobiel netwerk op basis van de MCN-technologie
(Micro Cellular Network) en als u de ontvangst van relevante informatie wilt
activeren, selecteert u Aan.
84
Verbinding
Selecteer Menu > Instellingen > Telefooninst. > Verbinding > Bluetooth, USB,
Toegangspunten, Packet-ggvns, Gegev.oproep, SIP-instellingen, Configuraties,
of Tgpt.namen bhr..
Bluetooth
Schakel Bluetooth in of uit, en bewerk Bluetooth-instellingen. Zie ’Bluetoothverbinding’ op pag. 95.
USB
Bewerk USB-instellingen. Zie ’USB-verbinding’ op pag. 98.
Toegangspunten
Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt nodig. U kunt verschillende
soorten toegangspunten definiëren:
• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van
multimediaberichten;
• WAP-toegangspunt om webpagina's weer te geven
• Internettoegangspunt (bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van
e-mail).
Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig hebt voor de dienst
waarvan u gebruik wilt maken. Neem contact op met uw serviceprovider voor
informatie over de beschikbaarheid van en abonnementen op
gegevensverbindingsdiensten.
U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen in een SMS-bericht
van uw serviceprovider. Het is ook mogelijk dat de telefoon vooraf ingestelde
instellingen voor het toegangspunt bevat.
Als u een nieuw toegangspunt wilt maken of een bestaand toegangspunt
wilt bewerken, selecteert u Opties > Nieuw toegangspunt of Bewerken. Als
u een nieuw toegangspunt wilt maken met de instellingen van een bestaand
toegangspunt, gaat u naar een toegangspunt en selecteert u Opties > Toegangspt dupliceren.
Afhankelijk van het verbindingstype dat in Drager gegevens is geselecteerd, zijn
slechts bepaalde instellingen beschikbaar. Vul alle velden in die zijn gemarkeerd
met Te definiëren of met een sterretje.
Neem contact op met uw serviceprovider voor de volgende instellingen: Drager gegevens, Naam toegangspunt (alleen voor packet-gegevens), Inbelnummer
(alleen voor gegevensoproep), Gebruikersnaam, Wachtwoord, Veri ficatie,
85
Homepage, Data-oproep (alleen voor gegevensoproep) en Max. snelheid gegev.
(alleen voor gegevensoproep).
Naam verbinding – Voer een beschrijvende naam voor de verbinding in.
Vraag om wachtw. – Als u telkens bij aanmelding op de server een nieuw
wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet op de telefoon
wilt opslaan, selecteert u Ja.
Selecteer Opties > Geavanc. instell. als u de IP-versie (Internet Protocol), het
IP-adres van de telefoon, DNS-servers (Domain Name System), proxyserver
en geavanceerde instellingen voor gegevensoproepen, zoals terugbellen, PPPcompressie, aanmeldingsscript en een tekenreeks voor modeminitialisatie moet
definiëren. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Packet-gegevens
De packet-gegevensinstellingen gelden voor alle toegangspunten waarvoor een
packet-gegevensverbinding wordt gebruikt.
Packet-ggvnsverb. – Als u Autom. bij signaal selecteer en het netwerk packetgegevens ondersteunt, wordt de telefoon automatisch bij het GPRS-netwerk
aangemeld en worden SMS-berichten verstuurd via een packetgegevensverbinding. Als u Wanneer nodig, selecteert, wordt packet-
gegevensverbinding alleen gebruikt als u een toepassing of functie start die deze
nodig heeft. De packet-gegevensverbinding kan worden verbroken wanneer deze
niet meer door een toepassing wordt gebruikt.
Als er geen packet-gegevensdiensten beschikbaar zijn en u Autom. bij signaal hebt
geselecteerd, wordt met regelmatige tussenpozen geprobeerd een packetgegevensverbinding tot stand te brengen.
Toegangspunt – De naam van het toegangspunt is nodig wanneer u uw telefoon
als modem voor uw computer wilt gebruiken.
Snelle toeg. packet-geg. – Hiermee schakelt u het gebruik van HSDPA
(netwerkdienst) in UMTS-netwerken in of uit.
Gegevensoproep
De instellingen voor gegevensoproepen gelden voor alle toegangspunten
waarvoor een GSM-gegevensoproep wordt gebruikt.
Tijd online – Hiermee wordt de gegevensoproep automatisch na een time-out
beëindigd als er geen activiteit plaatsvindt. U voert een time-out in door
Door gebr. gedef. te selecteren, waarna u de tijd in minuten invoert. Als
u Onbeperkt selecteert, wordt de gegevensoproep niet automatisch beëindigd.
86
SIP-instellingen
Bekijk en bewerk SIP-profielen (Session Initiation Protocol).
Configuraties
Voor bepaalde functies, zoals het bekijken van webpagina's en het uitwisselen
van multimediaberichten, kunnen configuratie-instellingen nodig zijn. Deze
instellingen kunt u krijgen bij uw serviceprovider. Zie ’Configuratie-instellingen’
op pag. 13.
Als u een configuratie wilt verwijderen, gaat u naar de configuratie en selecteert
u Opties > Verwijderen.
Beheer toegangspunten
Met de dienst Beheer toegangspunten kunt u het gebruik van packetgegevenstoegangspunten beperken. Deze instelling is alleen beschikbaar als er
een USIM-kaart is geplaatst en uw USIM-kaart de dienst ondersteunt. U hebt
de PIN2-code nodig om de instellingen te kunnen wijzigen.
Toepassingen
Als u de instellingen wilt weergeven of bewerken van toepassingen die op uw
telefoon zijn geïnstalleerd, selecteert u Menu > Instellingen > Telefooninst. > Toepassingen.
■ Spraakopdrachten
Selecteer Menu > Instellingen > Spraakopdr. als u de functies die u wilt
gebruiken, wilt selecteren met een spraakopdracht. De spraakopdrachten voor het
wijzigen van profielen bevinden zich in de map Profielen.
Als u voor een toepassing een nieuwe spraakopdracht wilt activeren, selecteert
u Opties > Nieuwe toepassing en de toepassing.
Voor het beheren van spraakopdrachten gaat u naar een functie, selecteert
u Opties en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Opdracht wijzigen of Toep. verwijderen – Hiermee wijzigt u de spraakopdracht van
de geselecteerde functie of schakelt u deze uit.
Afspelen – Met deze optie speelt u de geactiveerde spraakopdracht af.
Zie ’Spraaklabels’ op pag. 24 voor informatie over het gebruik van
spraakopdrachten.
87
Als u instellingen voor spraakopdrachten wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Synthesizer – Hiermee schakelt u de tekst-naar-spraak synthesizer in of uit die de
herkende spraakopdracht uitspreekt.
Spraakaanp. verwijderen – De stemaanpassingen opnieuw instellen. De telefoon
past zich aan de stem van de gebruiker aan om de spraakopdrachten beter te
herkennen.
14. Gegevensbeheer
■ Bestandsbeheer
In Bestandsbeheer kunt u bestanden en mappen in het telefoongeheugen of op de
geheugenkaart zoeken, openen en beheren.
Selecteer Menu > Instellingen > Gegev.beh. > Best.beh. om een lijst weer te
geven met de mappen in het telefoongeheugen. Druk de navigatietoets naar
rechts om de mappen op de geheugenkaart weer te geven.
Geheugengebruik weergeven
Beweeg de navigatietoets naar rechts of naar links om het telefoongeheugen
of de inhoud van de geheugenkaart te bekijken. Selecteer Opties > Gegevens geheugen als u het geheugengebruik van het huidige geheugen wilt controleren.
Er wordt berekend hoeveel vrij geheugen er is voor de opslag van gegevens en de
installatie van nieuwe toepassingen.
In de geheugenweergaven kunt u zien hoeveel geheugen er wordt gebruikt
voor de verschillende toepassingen of bestandstypen. Als er nog maar weinig
telefoongeheugen vrij is, kunt u bestanden verwijderen of naar de geheugenkaart
verplaatsen.
■ Geheugenkaart
Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Selecteer Menu > Instellingen > Gegev.beh. > Geheugen.
Zie ’Aan de slag’ op pag. 10 voor instructies over de manier waarop
u een geheugenkaart in de telefoon plaatst. Op een geheugenkaart kunt
88
u multimediabestanden zoals videoclips, muzieknummers, geluidsbestanden,
foto's, berichten en informatie uit het geheugen van uw telefoon opslaan.
De geheugenkaart formatteren
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart
definitief verloren. Sommige geheugenkaarten zijn vooraf geformatteerd. Andere
kaarten moet u zelf eerst formatteren.
1. Selecteer Opties > Geh.kaart formatt.
2. Selecteer Ja ter bevestiging.
3. Voer een naam voor de geheugenkaart is wanneer het formatteren is voltooid.
Back-ups van gegevens maken en gegevens herstellen
Als u een back-up van gegevens wilt maken vanuit het telefoongeheugen naar de
geheugenkaart, selecteert u Opties > Reservekopie.
Als u de gegevens van de geheugenkaart weer wilt herstellen in het
telefoongeheugen, selecteert u Opties > Herst. vanaf kaart.
Als u een back-up hebt gemaakt van het telefoongeheugen, kunt u dit alleen
herstellen op dezelfde telefoon.
De geheugenkaart vergrendelen
Als u een wachtwoord wilt instellen om ongeoorloofd gebruik te helpen
voorkomen, selecteert u Opties > Wachtw. instellen. U wordt gevraagd een
wachtwoord op te geven en dit te bevestigen. Het wachtwoord mag maximaal
acht tekens lang zijn.
De geheugenkaart ontgrendelen
Als u een andere geheugenkaart met een wachtwoord in uw telefoon plaatst,
wordt u gevraagd het wachtwoord van de kaart in te voeren. Selecteer Opties > Geh.kaart deblokk. om de blokkering van de kaart op te heffen.
Het geheugengebruik controleren
Als u het geheugengebruik en het beschikbare geheugen op uw geheugenkaart
wilt weergeven, selecteert u Opties > Gegevens geheugen.
89
■ Apparaatbeheer
Het is mogelijk dat u serverprofielen en configuratie-instellingen ontvangt van
uw serviceprovider of de ICT-afdeling van uw bedrijf.
Selecteer Menu > Instellingen > Gegev.beh. > App.beh. om apparaatbeheer
te openen. Als u geen serverprofielen hebt gedefinieerd, wordt u gevraagd of
u er een wilt definiëren.
Als u verbinding wilt maken met een server om configuratie-instellingen voor
uw telefoon te ontvangen, gaat u naar het serverprofiel en selecteert u Opties >
Configuratie starten.
Als u een serverprofiel wilt bewerken, selecteert u Opties > Profiel bewerken en
maakt u een keuze uit de volgende instellingen:
Config. toestaan – Als u configuratie-instellingen wilt ontvangen van de server,
selecteert u Ja.
Autom. accepteren – Als u wilt dat u om bevestiging wordt gevraagd voordat een
configuratie van de server wordt geaccepteerd, selecteert u Nee.
Neem contact op met uw serviceprovider of de ICT-afdeling van uw bedrijf voor de
andere serverprofielinstellingen.
Software bijwerken
Waarschuwing: Tijdens het installeren van een software-update kunt
u het apparaat niet gebruiken, zelfs niet om een alarmnummer te bellen,
totdat de installatie voltooid is en het apparaat opnieuw is ingeschakeld.
Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens voordat u de
installatie van een update aanvaardt.
Maak back-ups van belangrijke persoonlijke gegevens en bestanden (zoals
contacten, afbeeldingen en berichten) voordat u de software bijwerkt.
Als u de huidige versie van de software wilt controleren, selecteert u Menu > Instellingen > Gegev.beh. > App.beh. > Updates.
Als er een update beschikbaar is, wordt het downloaden naar het apparaat
gestart.
90
2. Als het downloaden is voltooid, kiest u Ja als antwoord op de bevestingsvraag
om de installatie voort te zetten. Als u de installatie later wilt starten,
selecteert u Nee.
Selecteer Menu > Instellingen > Gegev.beh. > App.beh. > Opties >
Update installeren als u het installatieproces later wilt starten.
Als het serverprofiel is gedefinieerd, wordt het standaard gebruikt. Als
u geen serverprofiel hebt gedefinieerd, wordt u gevraagd er een te maken.
Als er meerdere profielen zijn, selecteert u de gewenste server in de lijst.
Neem contact op met uw serviceprovider voor de instellingen voor serverprofielen.
■ Toepassingsbeheer
U kunt twee soorten toepassingen en software op de telefoon installeren:
TM
-toepassingen op basis van JavaTM-technologie met de extensie
J2ME
.jad of .jar. U kunt geen PersonalJavaTM-toepassingen op uw telefoon
installeren.
Andere toepassingen en software die geschikt zijn voor het Symbianbesturingssysteem. De installatiebestanden hebben de extensie .sis.
Installeer alleen software die voor uw telefoon is ontworpen.
Installatiebestanden kunnen naar de telefoon worden overgebracht vanaf
een compatibele pc, gedownload tijdens het browsen of ontvangen in een
multimediabericht, als e-mailbijlage of via een Bluetooth-verbinding. Met
Nokia Application Installer in Nokia PC Suite kunt u een toepassing installeren
in de telefoon of op een geheugenkaart.
Als u Toep.beheer wilt openen, selecteert u Menu > Instellingen > Gegev.beh. > Toep.beh..
Een toepassing installeren
Belangrijk: Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van
betrouwbare bronnen, zoals toepassingen die een Symbian-ondertekening dragen
of die de Java-Verified
Blader vóór de installatie in Toep.beheer naar het installatiebestand en selecteer
Opties > Gegevens bekijken om informatie te bekijken, zoals het toepassingstype,
het versienummer en de leverancier of fabrikant van de toepassing.
Het JAR-bestand is nodig voor de installatie van Java-toepassingen.
Als dit bestand ontbreekt, kunt u worden gevraagd het te downloaden.
TM
test hebben doorstaan.
91
Ga als volgt te werk om een toepassing of softwarepakket te installeren:
1. Ga naar een installatiebestand. Toepassingen op de geheugenkaart worden
aangeduid met .
2. Selecteer Opties > Installeren.
U kunt ook zoeken naar de toepassing in het geheugen van de telefoon of
op de geheugenkaart en de installatie starten door deze te selecteren en
op de navigatietoets te drukken.
Tijdens de installatie wordt informatie weergegeven over de voortgang van de
installatie. Als u een toepassing installeert zonder een digitale handtekening
of certificaat, wordt een waarschuwing weergegeven. Zet de installatie alleen
voort als u de herkomst en de inhoud van de toepassing vertrouwt.
Als u extra informatie over de toepassing wilt weergeven, bladert u naar de
toepassing en selecteert u Opties > Ga naar webadres. Deze optie is in bepaalde
toepassingen mogelijk niet beschikbaar.
Als u wilt zien welke softwarepakketten zijn geïnstalleerd of verwijderd en
wanneer dat is gebeurd, selecteert u Opties > Logboek bekijken.
Een toepassing verwijderen
Ga in de hoofdweergave van Toep.beheer naar het softwarepakket en selecteer
Opties > Verwijderen.
Instellingen voor toepassingsbeheer
Ga naar Toep.beheer, selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze uit de
volgende instellingen:
Software-installatie – Hiermee kunt u opgeven of u de installatie toestaat van
alle Symbian-toepassingen (Alles) of alleen van ondertekende toepassingen
(Alleen ondertek.)
Online certif.controle – Hiermee kunt u opgeven of u wilt dat Toep.beheer de
online certificaten van een toepassing controleert voordat de toepassing wordt
geïnstalleerd.
Standaardwebadres – Het standaardadres dat wordt gebruikt voor de controle van
online certificaten.
Java-toepassingen kunnen bijvoorbeeld proberen om een gegevensverbinding
tot stand te brengen of een bericht te versturen. Als u de machtigingen van
een geïnstalleerde Java-toepassing wilt bewerken en wilt definiëren welk
92
toegangspunt de toepassing gebruikt, gaat u in de hoofdweergave naar de
toepassing en selecteert u Opties > Openen.
■ Activeringssleutels
Beheer van digitale rechten
Content-eigenaren kunnen gebruikmaken van verschillende soorten technologieën
voor het beheer van digitale rechten (DRM) om hun intellectuele eigendom, waaronder
auteursrechten, te beschermen. Dit apparaat maakt gebruik van verschillende typen DRMsoftware om toegang te krijgen tot DRM-beveiligde inhoud. Met dit apparaat kunt u inhoud
bekijken die is beveiligd met OMA DRM 2.0 en OMA DRM 1.0. Als bepaalde DRM-software
er niet in slaagt de inhoud te beschermen, kunnen content-eigenaren verlangen dat de
mogelijkheid om met die DRM-software toegang te krijgen tot nieuwe DRM-beveiligde
inhoud, wordt ingetrokken. Deze intrekking kan het vernieuwen van dergelijke DRMbeveiligde inhoud die al in uw apparaat is opgeslagen verhinderen. Het intrekken van
dergelijke DRM-software heeft geen invloed op het gebruik van inhoud die is beveiligd
met andere typen DRM of het gebruik van niet door DRM beveiligde inhoud.
Bij inhoud die is beveiligd met een beheersysteem voor digitale rechten (DRM) wordt een
bijbehorende activeringssleutel geleverd die uw rechten om gebruik te maken van de inhoud
definieert.
Als uw apparaat OMA DRM-beveiligde inhoud bevat, kunt u met de back-upfunctie van de
Nokia PC Suite een back-up van zowel de activeringssleutels als de inhoud maken. Andere
overdrachtsmethoden kunnen mogelijk de activeringssleutels die samen met de inhoud
hersteld moeten worden niet overdragen, waardoor u de OMA DRM-beveiligde inhoud niet
weer kunt gebruiken nadat u het apparaatgeheugen hebt geformatteerd. U moet mogelijk
ook de activeringssleutels herstellen als de bestanden op uw apparaat beschadigd zijn
geraakt.
Sommige activeringssleutels zijn mogelijk verbonden met een specifieke SIM-kaart. In dat
geval kan de beveiligde inhoud alleen worden benaderd als de SIM-kaart in het apparaat
is geplaatst.
Selecteer Menu > Instellingen > Gegev.beh. > Act.sleutels om de
activeringssleutels voor de digitale rechten te bekijken die in de telefoon
zijn opgeslagen.
Voor het weergeven van geldige sleutels ( ) die verbonden zijn met één of meer
mediabestanden, selecteert u Geldige sleutels. Groepssleutels, die meerdere
sleutels bevatten, worden aangeduid met. Selecteer de groepssleutel als
u de sleutels binnen de groepssleutel wilt bekijken.
Voor het weergeven van ongeldige sleutels ( ) waarvoor de gebruiksperiode
van het bestand is verlopen, selecteert u Ong. sleutels. Als u meer gebruikstijd
93
wilt kopen of de gebruiksperiode voor een mediabestand wilt verlengen, selecteert
u een ongeldige sleutel en Opties > Nieuwe sleutel ophalen. Activeringssleutels
kunnen mogelijk niet worden bijgewerkt als u de ontvangst van
webdienstberichten hebt uitgeschakeld. Zie ’Instellingen voor dienstberichten’
op pag. 44.
Voor het weergeven van activeringssleutels die niet in gebruik zijn, selecteert
u Niet-gebr. sl.. Aan niet-gebruikte activeringssleutels zijn geen mediabestanden
verbonden.
Als u gedetailleerde informatie wilt bekijken, zoals de geldigheidsstatus en de
mogelijkheid om het bestand te verzenden, gaat u naar een activeringssleutel
en selecteert u deze.
15. Connectiviteit
■ Gegevensoverdracht
Met gegevensoverdracht kunt u contacten, agenda-items en andere gegevens
zoals videoclips en afbeeldingen vanaf een compatibele telefoon kopiëren of
synchroniseren via een Bluetooth-verbinding.
Mogelijk laat de andere telefoon geen synchronisatie toe en kunnen gegevens
slechts één keer worden gekopieerd.
Ga als volgt te werk om gegevens over te brengen of te synchroniseren:
1. Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > Overdracht. Als u Overdracht nog
niet eerder hebt gebruikt, wordt informatie over de toepassing weergegeven.
Selecteer Doorgaan om de overdracht van gegevens te starten.
Als u Overdracht hebt gebruikt, selecteert u Overdr.ggvns.
2. Als u gebruikmaakt van Bluetooth, moeten de telefoons worden gekoppeld om
gegevens te kunnen uitwisselen.
Afhankelijk van het type van de andere telefoon, kan er een toepassing naar
de andere telefoon worden verzonden en vervolgens worden geïnstalleerd
om de gegevensoverdracht mogelijk te maken. Volg de instructies.
3. Selecteer welke inhoud u naar uw telefoon wilt laten verzenden.
4. Inhoud wordt naar uw telefoon verzonden. De tijd van de overdracht is
afhankelijk van de hoeveelheid gegevens. U kunt de overdracht afbreken
en deze naderhand voortzetten.
94
■ PC Suite
U kunt uw telefoon gebruiken met allerlei toepassingen voor pc-connectiviteit
en gegevenscommunicatie. Met PC Suite kunt u contacten, agenda-items,
taken en notities synchroniseren tussen uw telefoon en een compatibele pc.
Meer informatie over PC Suite en de koppeling om de toepassing te downloaden
kunt u vinden in het ondersteuningsgedeelte van de website van Nokia,
www.nokia.com/pcsuite.
■ Bluetooth-verbinding
Bluetooth-technologie maakt draadloze verbindingen tussen elektronische
apparaten mogelijk binnen een straal van ca. 10 meter (33 feet). Via een
Bluetooth-verbinding kunt u afbeeldingen, video's, tekst, visitekaartjes of
agendanotities versturen of draadloos verbinding maken met compatibele
apparaten die Bluetooth-technologie gebruiken, zoals computers.
Dit apparaat voldoet aan de Bluetooth-specificatie 2.0 en ondersteunt de volgende
profielen: Dial Up Networking, Serial Port, File Transfer, Object Push, Handsfree, Headset,
SIM Access, Generic Access en Advanced Audio Distribution. Gebruik door Nokia
goedgekeurde toebehoren voor dit model als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit
met andere apparatuur die Bluetooth-technologie ondersteunt. Informeer bij
de fabrikanten van andere apparatuur naar de compatibiliteit met dit apparaat.
Op sommige plaatsen gelden beperkingen voor het gebruik van Bluetooth-technologie.
Raadpleeg de lokale autoriteiten of serviceprovider voor meer informatie.
Als functies gebruikmaken van Bluetooth-technologie of als dergelijke functies op
de achtergrond worden uitgevoerd terwijl u andere functies gebruikt, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de levensduur van de batterij af.
Instellingen voor Bluetooth-verbindingen
Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > Bluetooth.
Wanneer u Bluetooth voor het eerst activeert, wordt u gevraagd een naam voor
de telefoon op te geven.
Bluetooth – Hiermee kunt u Bluetooth in- of uitschakelen.
Waarneembrh. tel. > Waarneembaar – Hiermee staat u toe dat uw telefoon
altijd kan worden gevonden door andere Bluetooth-apparaten. Selecteer
Periode opgeven als u wilt toestaan dat uw telefoon gedurende een gedefinieerde
periode kan worden gevonden. Om veiligheidsredenen wordt u aangeraden zoveel
mogelijk de modus Verborgen te gebruiken.
95
Naam van mijn telef. – Geef een naam op voor uw telefoon.
Externe SIM-modus > Aan – Hiermee kunt u de SIM-kaart van de telefoon
inschakelen voor gebruik in een ander apparaat (bijvoorbeeld in een carkit)
met behulp van Bluetooth-technologie (SIM Access Profile, SAP).
Als het draadloze apparaat in de externe SIM-modus staat, kunt u alleen via een
compatibele en aangesloten uitbreiding, zoals een carkit, gesprekken voeren of ontvangen.
U kunt in deze modus geen nummers kiezen met uw draadloze apparaat, behalve de
alarmnummers die in het apparaat zijn geprogrammeerd. Als u wilt bellen met uw apparaat,
moet u eerst de externe SIM-modus verlaten. Als het apparaat vergrendeld is, moet u eerst
de beveiligingscode invoeren om het te ontgrendelen.
Gegevens verzenden
Er kan maar één Bluetooth-verbinding tegelijk actief zijn.
1. Open de toepassing waarin het item is opgeslagen dat u wilt verzenden.
2. Ga naar het item dat u wilt verzenden en selecteer Opties > Zenden >
Via Bluetooth.
3. De telefoon begint te zoeken naar apparaten die zich binnen het bereik
bevinden. Gekoppelde apparaten worden aangegeven met .
Het kan zijn dat bij het zoeken naar Bluetooth-apparaten, van sommige
apparaten alleen het unieke Bluetooth-adres wordt weergegeven. Als u wilt
weten wat het unieke adres van uw telefoon is, geeft u de code *#2820#
op in de stand-by modus.
Als u eerder hebt gezocht naar Bluetooth-apparaten, worden eerst de
apparaten weergegeven die eerder zijn gevonden. Als u opnieuw wilt zoeken,
selecteert u Meer apparaten. Als u de telefoon uitschakelt, wordt de lijst met
apparaten gewist en moet u opnieuw naar apparaten zoeken voordat gegevens
kunnen worden verstuurd.
4. Selecteer het apparaat waarmee u een verbinding tot stand wilt brengen.
5. De apparaten koppelen
• Als koppeling met het andere apparaat vereist is voordat er gegevens
kunnen worden verzonden, hoort u een geluidssignaal en moet u een
wachtwoord opgeven.
• Stel uw wachtwoord in (1-16 cijfers) en spreek met de eigenaar van het
andere Bluetooth-apparaat af dat wachtwoord te gebruiken. U hoeft de
code niet van buiten te leren.
96
• Na het koppelen wordt het apparaat opgeslagen in de weergave Gekopp.
apparaten.
6. Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt het bericht Gegevens worden
verzonden weergegeven.
Gegevens die via een Bluetooth-verbinding worden ontvangen, worden
opgeslagen in de map Inbox in Berichten.
De weergave Gekoppelde apparaten
Gekoppelde apparaten zijn te herkennen aan het symbool in de lijst met
zoekresultaten. Ga in de hoofdweergave van Bluetooth naar rechts om een
lijst met gekoppelde apparaten te openen.
Accepteer geen Bluetooth-verbindingen van bronnen die u niet vertrouwt.
Als u een apparaat wilt koppelen, selecteert u Opties > Nw gekoppeld app..
Selecteer het apparaat dat u wilt koppelen. Wissel wachtwoorden uit.
Als u de koppeling wilt annuleren, gaat u naar het apparaat dat u niet langer
wilt koppelen en drukt u op de wistoets. Als u alle koppelingen wilt annuleren,
selecteert u Opties > Alle verwijderen.
Als u een apparaat wilt instellen als geautoriseerd, gaat u naar het apparaat
en selecteert u Opties > Geautoriseerd. Verbindingen tussen uw telefoon en
dit geautoriseerde apparaat kunnen zonder uw medeweten tot stand worden
gebracht. U hoeft de verbinding niet afzonderlijk te accepteren of autoriseren.
Gebruik deze status alleen voor uw eigen apparaten waartoe anderen geen
toegang hebben, zoals uw pc, of apparaten van iemand die u vertrouwt.
In de weergave Gekopp. apparaten wordt toegevoegd naast geautoriseerde
apparaten. Als u Niet geautoriseerd selecteert, moet elk verbindingsverzoek
van het apparaat afzonderlijk worden geaccepteerd.
Gegevens ontvangen
Wanneer u gegevens via een Bluetooth-verbinding ontvangt, wordt een
geluidssignaal afgespeeld en wordt gevraagd of u het Bluetooth-bericht wilt
accepteren. Als u het bericht accepteert, wordt het item in Inbox in Berichten
geplaatst.
97
De Bluetooth-verbinding verbreken
Een Bluetooth-verbinding wordt automatisch verbroken na het verzenden of
ontvangen van gegevens.
■ USB-verbinding
U kunt de USB-gegevenskabel gebruiken om gegevens uit te wisselen tussen de
telefoon en een compatibele pc. De USB-gegevenskabel kan ook worden gebruikt
voor Nokia PC Suite.
Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > USB. Als u de standaard
USB-verbindingsmodus wilt selecteren, selecteert u USB-modus en selecteert
u de gewenste modus. Als u Vragen bij verbind. > Ja selecteert, wordt telkens
wanneer u de kabel aansluit naar het doel van de verbinding gevraagd.
Selecteer PC Suite als u de telefoon met Nokia PC Suite wilt gebruiken.
Als u mediabestanden, zoals muziek, wilt synchroniseren met een compatibele
versie van Windows Media Player, selecteert u Mediaspeler. Selecteer
Gegevensoverdracht als u toegang tot bestanden op de geplaatste
geheugenkaart wilt hebben alsof het een verwisselbare schijf betreft.
Controleer of het veilig is om de USB-gegevenskabel los te koppelen
van de pc als u gegevens hebt overgedragen.
■ Externe synchronisatie
Met Synchr. kunt u uw agenda- en contactgegevens en uw notities
synchroniseren met diverse andere agenda- en adresboektoepassingen op
een compatibele computer of internet. De synchronisatietoepassing maakt
gebruik van SyncML-technologie voor het synchroniseren van de gegevens.
Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > Synchr..
Een nieuw synchronisatieprofiel maken
1. Als er nog geen profielen zijn gedefinieerd, wordt u gevraagd een nieuw profiel
te maken. Selecteer Ja.
Selecteer Opties > Nw sync.profiel als u naast bestaande profielen een nieuw
profiel wilt maken. Bepaal of u de standaardinstellingen of de instellingen
van een bestaand profiel wilt gebruiken als basis voor het nieuwe profiel.
98
2. Definieer de te synchroniseren Toepassingen.
Selecteer een toepassing en bewerk de synchronisatie-instellingen:
Tijdens synchronisatie – Hiermee schakelt u de synchronisatie in of uit.
Externe database – Geef de naam op van de gebruikte externe database.
Synchronisatietype – Selecteer Bidirectioneel als u de gegevens op uw
telefoon en de externe database wilt synchroniseren, Alleen nr telefoon als u
alleen de gegevens op uw telefoon wilt synchroniseren of Alleen naar server als
u alleen de gegevens in de externe database wilt synchroniseren.
3. Definieer de Verbindingsinstellingen:
Serverversie, Server-ID, Gegevensdrager, Hostadres, Poort, Gebruikersnaam,
en Wachtwoord – Neem contact op met uw serviceprovider of
systeembeheerder voor de juiste instellingen.
Toegangspunt – Is alleen z ichtbaar als Internet is geselecteerd
als Gegevensdrager. Selecteer een toegangspunt dat u voor de
gegevensverbinding wilt gebruiken.
Sync.verz. toestaan > Ja – Hiermee staat u toe dat de server de
synchronisatie start.
Sync.verz. accept. > Nee – Vragen om bevestiging voordat de server
de synchronisatie start.
Netwerkverificatie – Is alleen zichtbaar als Internet is geselecteerd als
Gegevensdrager. Als u HTTPS-verificatie wilt gebruiken, selecteert u Ja
en typt u de gebruikersnaam en het wachtwoord in Gebr.naam netwerk
en Wachtwoord netwerk.
Gegevens synchroniseren
Ga in de hoofdweergave naar een profiel en selecteer Opties > Synchroniseren.
De status van de synchronisatie wordt weergegeven.
Nadat de synchronisatie is voltooid, selecteert u Opties > Logboek bekijken
om een logboekbestand te openen waarin de synchronisatiestatus wordt
vermeld (Voltooid of Incompleet) en waarin wordt vermeld hoeveel agendaof contactitems zijn toegevoegd, bijgewerkt, verwijderd of overgeslagen
(niet gesynchroniseerd) in de telefoon of op de server.
99
■ Push to Talk
Push to Talk (P2T) is een real-time Voice over IP-dienst (netwerkdienst) op een
GSM/GPRS-netwerk. Met P2T kunt u een rechtstreekse communicatieverbinding
tot stand brengen met een andere persoon door op een toets te drukken.
Voordat u de P2T-dienst kunt gebruiken, moet u het P2T-toegangspunt en P2Tinstellingen definiëren.
Bij P2T-communicatie spreekt de ene persoon terwijl de andere luistert. Sprekers
nemen om beurt het woord. Slechts één groepslid tegelijk kan aan het woord zijn.
De duur van de spreektijd is beperkt.
Telefoongesprekken hebben altijd voorrang op P2T-gesprekken.
Naast de packet-gegevenstellers worden alleen één-op-één-oproepen in de lijst
met recente oproepen in het Logboek vastgelegd. De deelnemers dienen waar
nodig de ontvangst van elke communicatie te bevestigen omdat er geen andere
manier is om na te gaan of ontvangers de oproep hebben gehoord.
Als u wilt weten of deze dienst beschikbaar is en wat de kosten hiervan zijn, neemt
u contact op met uw serviceprovider. Roaming-diensten zijn mogelijk beperkter
dan diensten van het eigen netwerk.
Veel diensten die beschikbaar zijn voor normale spraakoproepen (zoals de
oproepmailbox), zijn niet beschikbaar voor P2T-communicatie.
Een P2T-toegangspunt definiëren
Bij veel serviceproviders moet u een internettoegangspunt gebruiken als
standaardtoegangspunt. Er zijn echter ook serviceproviders bij wie u een
WAP-toegangspunt mag gebruiken.
Instellingen voor P2T
Neem contact op met uw serviceprovider voor de instellingen van de P2T-dienst.
Selecteer Menu > Instellingen > Connect. > P2T > Opties > Instellingen >
Gebruikersinstellingen of Verbindingsinstellingen als u P2T-instellingen wilt
weergeven en wijzigen.
Gebruikersinstellingen
Oproepen in geacc. lijst – Als u een melding van inkomende oproepen wilt
weergeven, selecteert u Melden. Als u P2T-oproepen automatisch wilt
beantwoorden, selecteert u Autom. accepteren. Als u geen P2T-oproepen
wilt ontvangen, selecteert u Niet toegestaan.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.