Toets het telefoonnummer in, druk op of om
de tekst van de Navi-toets te wijzigen in
Druk op (
op (
OK).
Zorg dat het scherm leeg is, druk op , (toets de
eerste letter van de naam in), blader met of
naar de gewenste naam. Houd de toets ingedrukt om het telefoonnummer te bekijken.
Als u de telefoonlijst tijdens een gesprek wilt
bekijken, drukt u op , (
u
Telefoonlijst.
Druk op (Menu), (Kiezen),
blader met en naar
druk op (
Maak alleen normaal gebruik van de telefoon (tegen het oor). Raak de antenne niet
onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte
producten aan op de telefoon.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATUUR
Wanneer u de telefoon op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit
geen ongeschikte producten aan.
Denk eraan om kopieën van alle belangrijke gegevens te maken.
OPBELLEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en
druk op (
(
Ophangen). Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op
(
Opnemen).
Bellen). Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Druk twee keer op de toets en houd
deze telkens enkele seconden ingedrukt om het scherm te wissen. Toets het alarmnummer in en druk op (
gesprek niet voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Bellen). Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het
Op uw telefoon bevinden zich een aantal labels. Deze zijn van belang voor serviceen aanverwante doeleinden. Let op dat u de labels of de informatie daarop niet
verwijdert.
Beveiligingscode (5 cijfers)
De fabrieksinstelling van de beveiligingscode is 12345.
Wijzig de code (zie ‘Beveiligingsinstellingen - Toegangscodes wijzigen’). Houd de
nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats, uit de buurt van de
telefoon.
Gebruik van deze handleiding
De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is goedgekeurd voor
gebruik op het GSM-netwerk.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkservices. Dit zijn speciale diensten die worden aangeboden door exploitanten van
draadloze netwerken. U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich
via de exploitant van uw thuisnet abonneert op de gewenste dienst(en) en de
gebruiks-instructies hebt ontvangen.
de richting ‘Open’ (4.) te schuiven en het
vervolgens op te lichten (5.).
3 Plaats de SIM-kaart (6.) in de telefoon. Zorg
ervoor dat de schuinaflopende hoek omhoog
wijst en dat de goudkleurige connectoren op
de kaart in de richting van de connectoren op
de telefoon wijzen.
4 Sluit de SIM-kaartlezer (7.) en schuif de
kaarthouder terug, zodat de kaart op zijn
plaats wordt gehouden (8.).
5 Plaats de batterij door deze tegen de acht-
erzijde van de telefoon te houden en omhoog
te schuiven totdat deze op de juiste plaats
wordt vergrendeld.
contact. De batterij-indicator geeft het oplaadproces weer.
Als de telefoon is ingeschakeld, wordt kort de tekst
wordt opgeladen weergegeven. De telefoon kan tijdens het
opladen worden gebruikt, mits deze is ingeschakeld.
Opmerking: Als de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten
duren voordat de oplaadindicator op het scherm verschijnt.
3 De batterij is volledig opgeladen wanneer de batterij-indicator niet meer loopt.
Als de telefoon is ingeschakeld, wordt kort de tekst Batterijopgeladen
weergegeven.
De oplaadtijd is afhankelijk van het type oplader en de batterij die u gebruikt.
Het opladen van een BMS-2-batterij met de oplader ACP-7 duurt bijvoorbeeld
ongeveer vier uur.
Wanneer het bericht Laadtnietop wordt weergegeven, is het opladen onderbroken. Wacht een moment, verwijder de oplader, sluit deze opnieuw aan en
probeer het nog eens. Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op
met de leverancier.
Waarschuwing! Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik van
draadloze telefoons is verboden of wanneer het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met de
antenne te worden vermeden als de telefoon is ingeschakeld. Het
aanraken van de antenne is van invloed op de gesprekskwaliteit en de
telefoon kan erdoor meer stroom verbruiken dan noodzakelijk.
Schermindicatoren
De indicatoren die hieronder zijn beschreven, worden
weergegeven wanneer de telefoon klaar is voor gebruik,
zonder dat u tekens hebt ingetoetst. Dit wordt ook wel
‘leeg scherm’ genoemd.
Operator (Exploitant)
Hiermee wordt aangegeven in welk cellulair netwerk
de telefoon momenteel wordt gebruikt.
en balk
Hiermee wordt de signaalsterkte van het cellulaire netwerk op uw huidige
locatie aangegeven. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal is.
en balk
Hiermee wordt de batterijsterkte aangegeven. Hoe hoger de balk, hoe voller de
batterij is.
De Nokia NaviTM-toets, , onder het scherm, is
uiterst belangrijk bij het gebruik van de telefoon.
De functie van de Nokia Navi
afhankelijk van de tekst die boven de toets op het
scherm wordt weergegeven.
Overal in deze handleiding wordt bij vermelding
van de Nokia Navi
genoemd, bijvoorbeeld (Menu) of
(Kiezen).
TM
-toets ook de relevante tekst
Bladertoetsen
Met de bladertoetsen kunt u bladeren in menu’s, submenu’s
en instellingen. Ook verplaatst u hiermee de cursor naar
rechts of links.
1 Druk tweemaal op om het internationale teken weer te geven (het teken
+ vervangt de internationale toegangscode).
2 Toets de landcode, het netnummer en het abonneenummer in.
3 Druk op (Bellen) om het ingetoetste nummer te kiezen.
Opmerking: Wanneer u de telefoon in combinatie met de autoset CARK-
91 gebruikt, kunt u overschakelen van handenvrij gebruik naar privégebruik door de externe handtelefoon HSU-1 op te nemen.
Als u wilt terugschakelen naar handenvrij gebruik, drukt u op en legt
u de handtelefoon binnen 15 seconden neer.
Hoornvolume regelen
U kunt het hoornvolume tijdens een gesprek regelen.
Druk op om het volume te verhogen en op om het
te verlagen.
Laatstgekozen nummers herhalen
De laatste acht telefoonnummers die u hebt gekozen, zijn
opgeslagen in het geheugen van de telefoon (ook als u geen verbinding hebt
gemaakt). Als u een van deze laatstgekozen nummers opnieuw wilt kiezen, doet u
het volgende:
Wanneer iemand u probeert te bellen, gaat de telefoon
over en knippert op het scherm de naam van de beller,
het telefoonnummer van de beller of de tekst
• Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op
Opnemen).
(
Tip: Als u een inkomend gesprek wilt weigeren, drukt u op . Als de
functie Doorschakelenindienin gesprek is ingeschakeld, zodat
oproepen die binnenkomen terwijl u in gesprek bent bijvoorbeeld worden
doorgeschakeld naar uw voice mailbox, worden ook gesprekken die u
weigert automatisch doorgeschakeld. Zie ‘Doorschak. (menu 5)’.
Opmerking: Als in de telefoonlijst meerdere namen voorkomen met een
nummer waarvan de laatste zeven cijfers overeenkomen met het nummer
van de oproeper, wordt alleen het telefoonnummer van de oproeper
weergegeven (indien beschikbaar).
3 Blader met of naar Soort beltoon en druk op (Kiezen).
4 Blader met of naar de gewenste beltoon. De telefoon laat een voor-
beeld van de beltoon horen. Druk op (OK) om deze beltoon te kiezen.
5 Houd ingedrukt om het menu te verlaten.
Instellingen voor bepaalde omstandigheden
(snelle waarschuwingsinstellingen)
U kunt de geluiden, bijvoorbeeld de beltoon, het toetsenbordvolume en de alarmgeluiden aanpassen aan verschillende gebruiksomstandigheden. U hoeft daarvoor
alleen de gewenste optie te kiezen uit de beschikbare lijst, bijvoorbeeld
gebruik van de telefoon in de open lucht.
1 Zorg dat het scherm leeg is en druk kort op de aan-
Persoonlijk is de standaardinstelling, waarbij de geluidsinstellingen
worden gebruikt die u hebt gekozen in het menu Geluid.
Stil kiest, wordt er geen hoorbare waarschuwing gegeven.
Als u
Discreet kiest, hoort u een kort geluid bij een inkomende oproep of
Als u
een bericht.
De beltoon
3 Druk op (OK) om een optie te kiezen.
Luid staat voor bellen. Deze beltoon heeft het meeste volume.
Tip: U kunt ook de volgende sneltoetsen gebruiken:
, voor de optie
Persoonlijk
, voor de optie Stil
, voor de optie Discreet
, voor de optie Luid.
Opmerking:
optie
Opmerking Deze functie is niet beschikbaar als de telefoon is aangesloten
Als u de instellingen in het menu Geluid wijzigt, wordt de
Persoonlijk automatisch opnieuw ingesteld.
op de autoset CARK-91 of de hoofdtelefoon HDC-9.
Spraakberichten
In het netwerk hebt u mogelijk de beschikking over een voice mailbox. In dat geval
kunt u oproepen doorschakelen naar de voice mailbox, zodat berichten voor u
kunnen worden achtergelaten.
Via het netwerk krijgt u bericht als er voice mail voor u is. Bel het nummer van de
voice mailbox en luister naar uw berichten.
1 Als u het nummer van uw voice mailbox wilt kiezen, zorgt u ervoor dat het
scherm leeg is en houdt u even ingedrukt.
Als u wordt gevraagd om het nummer van de voice mailbox, toetst u dit in en
drukt u op (
OK). Zie ook ‘Voice mailbox-nummer’, menu 2-6. Wanneer u
een voice mailbox hebt aangevraagd, krijgt u het nummer daarvan van uw
netwerkexploitant.
2 Luister naar de berichten. Wanneer u de verbinding wilt verbreken, drukt u op
(Ophangen).
Opmerking: Als boven de Navi-toets de tekst
Beluisteren wordt weergegeven, kunt u op (Beluisteren)
drukken om naar uw voice mailbox te bellen.
Tekstberichten
U kunt tekstberichten van maximaal 160 tekens lezen en intoetsen.
Voordat u berichten kunt verzenden, moet u het nummer van de berichtencentrale
in het geheugen opslaan. Dit nummer blijft in het geheugen aanwezig totdat u
het verandert. Wanneer u zich abonneert op SMS (Short Message Service), krijgt
u het nummer daarvan van de netwerkexploitant. Zie de alinea ‘Berichtenopties’.
Controleer voordat u een tekstbericht verzendt of de ontvanger ervan ook beschikt
over SMS-mogelijkheden.
Of de SIM-kaart tekstberichten kan opslaan, is afhankelijk van het type SIM-kaart.
Toets het telefoonnummer van de ontvanger in. U kunt ook drukken op
7
(Zoeken) en vervolgens met of het nummer opzoeken in de telefoonlijst. Druk daarna op (OK).
8 Druk op (OK) om het bericht te verzenden.
9 Houd even ingedrukt en doe dit nogmaals om het menu te verlaten.
Toetsenblokvergrendeling
Door het toetsenblok te vergrendelen, voorkomt u dat u per ongeluk toetsen
indrukt wanneer de telefoon is opgeborgen in uw zak of in een tas.
• Als u het toetsenblok wilt vergrendelen, drukt u
eerst op (
seconden op .
Wanneer het toetsenblok is vergrendeld, wordt
de indicator weergegeven.
• Als u het toetsenblok wilt ontgrendelen, drukt u
eerst op (
.
• Wanneer het toetsenblok is vergrendeld, kunt u een oproep beantwoorden
door te drukken op (
Opmerking: Wanneer het toetsenblok is vergrendeld, kunt u mogelijk nog
wel het alarmnummer kiezen dat is geprogrammeerd in het geheugen van
uw telefoon (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer). Het
nummer wordt echter pas weergegeven als u alle cijfers hebt ingetoetst.
kort op te drukken of het menu verlaten zonder instellingen te
wijzigen door ingedrukt te houden.
Menu-opties kiezen met sneltoets
De menu-items (menu’s, submenu’s en instellingen) zijn genummerd en
gekoppeld aan een sneltoets. De sneltoetsnummers worden in de
rechterbovenhoek van het scherm weergegeven.
1 Druk op (Menu).
2 Toets binnen drie seconden het nummer in van het gewenste menu-
item.
Herhaal deze stap voor eventuele submenu’s.
3 Toets binnen drie seconden het nummer in van de gewenste instelling.
1 PIN-code vragen
2 Vaste nummers
3 Closed User Group (CUG)
4 Telefoonbeveiliging
5 Toegangscodes wijzigen
4 Terug naar fabrieks-
instellingen
1 Deze functie is alleen beschikbaar als
de telefoon is aangesloten op de
1
autoset CARK-91 of de hoofdtelefoon
HDC-9.
2 Deze functie is alleen beschikbaar als
de telefoon is aangesloten op de
autoset CARK-91.
Menu’s
5 Doorschak.
1 Alle
spraakoproepen stil
doorschakelen
2 Doorschakelen indien in gesprek
3 Doorschakelen indien niet
opgenomen
4 Doorschakelen indien uit of
buiten bereik
5 Alle doorschakelingen annuleren
6 Spelletjes
1Pairs
2Snake
3 Logic
7 Calculator
8Klok
1 Alarmklok
2 Klokinstellingen
9 Geluid
1 Oproep-signaal
2 Soort beltoon
3 Beltoonvolume
4 Type beltoon voor berichten
5 Toetsenbordvolume
6 Alarm- en spelgeluiden
•Trilalarm
1 Deze functie is alleen beschikbaar als u
gebruikmaakt van een speciale
batterij.
1
Telefoonlijst (menu 1)
Vanuit het menu Telefoonlijst kunt u telefoonnummers en de bijbehorende namen opslaan in het geheugen van uw SIM-kaart.
De telefoon ondersteunt SIM-kaarten waarop maximaal 250 telefoonnummers
(maximaal dertig cijfers) en namen (maximaal zestien tekens) kunnen worden
opgeslagen. De lengte van de telefoonnummers en het aantal telefoonnummers
dat kan worden opgeslagen, is afhankelijk van de SIM-kaart.
Namen en telefoonnummers oproepen via de telefoonlijst
Met de menuoptie Zoeken (menu 1-1) kunt u de gewenste namen en telefoonnummers opzoeken in de telefoonlijst.
Zie ook ‘Opbellen via het geheugen’ in hoofdstuk ‘3, Basisfuncties’.
Servicenummers
Met deze menufunctie kunt u gemakkelijk de servicenummers van uw netwerkexploitant kiezen. Deze functie wordt alleen weergegeven als er servicenummers
zijn opgeslagen op uw SIM-kaart.
Servicenrs. (menu 1-2), blader naar het gewenste servicenummer en
Kies
druk op (
Namen en telefoonnummers opslaan in de telefoonlijst
Zie de paragraaf ‘Namen en telefoonnummers opslaan in de telefoonlijst’ in
hoofdstuk ‘3, Basisfuncties’.
Namen en telefoonnummers in de telefoonlijst wissen
Vanuit dit menu (menu 1-4) kunt u namen en telefoonnummers uit de telefoonlijst verwijderen. U kunt gebruikmaken van de optie Eén vooréén. U kunt echter
Alles wissen kiezen als u alle namen en telefoonnummers in de telefoon-
ook
lijst in één keer wilt wissen.
Namen en telefoonnummers in de telefoonlijst bewerken
Vanuit dit menu (menu 1-5) kunt u de namen en telefoonnummers in de telefoonlijst bewerken.
Een naam en telefoonnummer verzenden vanuit de
telefoonlijst ('visitekaartje')
Met de menufunctie Item zenden (menu 1-6) kunt u de naam, het telefoonnummer en andere gegevens van een contactpersoon
('visitekaartje') verzenden, vanuit de telefoonlijst naar een andere telefoon.
De gegevens verzenden
Kies Itemzenden, blader naar de naam en het telefoonnummer die u wilt
verzenden en druk op (Zend). Toets het telefoonnummer van de ontvanger
in of zoek het op in de telefoonlijst. Druk op (
verzenden.
Als de telefoon gegevens heeft ontvangen, wordt de tekst Naamennummer
ontvangen. Druk op (Opties) om de informatie te bekijken (Bekijken),
op te slaan (Opslaan) of weg te gooien (Wegdoen) en druk vervolgens op
(OK).
Opties telefoonlijst
Type weergave kiezen voor opgeslagen namen en
telefoonnummers
De opgeslagen namen en telefoonnummers kunnen op drie verschillende
manieren worden weergegeven (weergavetypen:
menu 1-7-1). U kunt kiezen uit
(één naam met het bijbehorende telefoonnummer) en Groteletters (één
naam).
Namenlijst (drie namen tegelijk), Naam & Nr.
Beschikbare ruimte in de telefoonlijst controleren
U kunt nagaan hoeveel namen en telefoonnummers er nog in de telefoonlijst
kunnen worden opgeslagen en hoeveel zich momenteel erin bevinden
(menu 1-7-2).
Snelkeuzenummer toewijzen aan telefoonnummer
Aan negen telefoonnummers in de telefoonlijst kunt u een snelkeuzetoets toekennen. Deze telefoonnummers kunt u vervolgens kiezen met de cijfertoetsen
Wanneer u een bericht leest, kunt u op (Opties) drukken om de beschikbare opties weer te geven. Kies de gewenste optie en druk vervolgens op
(OK): Wissen, Antwoorden, Bewerken, GebruikNr. (geeft de telefoonnummers weer die in het bericht zijn gevonden) en
bericht door te sturen). Als u de optie Details kiest, kunt u met of
details van het bericht weergeven: de naam en het telefoonnummer van de
afzender, de berichtencentrale die voor de verzending is gebruikt, en datum en
tijdstip van ontvangst.
Doorschakelen (om het
Berichten schrijven, verzenden en opslaan
Vanuit het menu Berichtenintoetsen (menu 2-3) kunt u tekstberichten met
een maximale lengte van 160 tekens schrijven en bewerken.
Als het bericht gereed is, drukt u op (
volgende opties: Zenden, Spec.zending (het bericht wordt met specifieke
instellingen verzonden), Opslaan (het bericht wordt in de map Outbox
opgeslagen (menu 2-2) en wordt later verzonden) of
tekens in het bericht worden verwijderd).
Opties) en kiest u een van de
Scherm wissen (alle
Berichtenopties
Set 1 (menu 2-4-1)
Een groep opties, ofwel een “set”, bestaat uit een aantal opties dat nodig is voor
het verzenden van tekstberichten.
1 Het aantal sets wordt bepaald door de SIM-kaart.
U kunt bijvoorbeeld een tekstbericht als fax verzenden, mits dit wordt ondersteund door uw netwerkexploitant. U hoeft slechts de set te selecteren waarin u
vooraf de juiste opties voor faxzendingen hebt gedefinieerd.
Elke set heeft een eigen submenu:
• Nummer van berichtencentrale
In dit submenu wordt het telefoonnummer van de berichtencentrale opgeslagen
dat nodig is voor het verzenden van tekstberichten. U krijgt dit nummer van uw
netwerkexploitant. Toets het telefoonnummer van de berichtencentrale in of
bewerk het bestaande nummer en druk op (
•
Berichten verzenden als
OK).
Tekstberichten (Tekst) kunnen in het netwerk worden geconverteerd naar de
indeling E-mail, Fax- of Semafoonopr. (netwerkservice).
De ontvanger moet over de juiste apparatuur beschikken om een geconverteerd
bericht te kunnen ontvangen.
• Geldigheid van berichten
Met deze netwerkservice kunt u instellen hoe lang uw tekstberichten in de berichtencentrale blijven opgeslagen terwijl wordt geprobeerd ze te verzenden.
Algemeen (menu 2-4- )
1
• Afleverrapporten
1 Het sneltoetsnummer van dit menu is afhankelijk van het aantal beschikbare sets.
Het netwerk kan afleverrapporten van uw tekstberichten verzorgen (netwerkservice).
•
Antwoord via zelfde centrale
Het netwerk kan de antwoorden op uw tekstberichten via uw eigen berichtencentrale verzenden (netwerkservice).
Infodienst
Met deze netwerkservice (menu 2-5) kunt u via uw netwerkexploitant berichten
ontvangen over verschillende onderwerpen, zoals het weer, verkeersinformatie,
enzovoort. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor meer informatie over
de beschikbare items.
Aan kiest, ontvangt u berichten over de actieve items. U kunt de lijst met
Als u
items bewerken en deze markeren als actief of niet-actief.
Index krijgt u een lijst met items die in het netwerk beschikbaar zijn. Als u
Met
eerst Items en vervolgens Toevoegen kiest, kunt u items toevoegen aan de lijst
met items. Toets het nummer en de naam van het item in. U kunt de lijst met items
ook bewerken met
Taalkeuze om een taal in te stellen voor de berichten. Alleen berichten in
Vanuit het menu Voicemailbox-nummer (menu 2-6) kunt u het nummer van
uw voice mailbox opslaan. Toets het nummer in en druk op (OK). Het
nummer blijft ongewijzigd, tenzij het wordt vervangen. Wanneer u een voice
mailbox hebt aangevraagd, krijgt u het nummer daarvan van uw netwerkexploitant.
Oproepinfo (menu 3)
De telefoon registreert gemiste en ontvangen oproepen alleen
als het netwerk de functie CLI (Calling Line Identification ofwel automatische
nummeridentificatie) ondersteund, de telefoon is ingeschakeld en u deze in het
gebied van de netwerkservice gebruikt.
Gemiste oproepen
De laatste vijf telefoonnummers van personen die hebben geprobeerd u te bellen,
worden opgeslagen in het geheugen van de telefoon, in de lijst met gemiste
oproepen (menu 3-1).
Met de opties in het menu voor gemiste oproepen kunt u het telefoonnummer
weergeven, het nummer oproepen, het tijdstip van de gemiste oproep weergeven
als de klok is ingesteld op de juiste tijd en het telefoonnummer in de telefoonlijst
wissen of opslaan.
Tip: Als het scherm meldt dat er oproepen worden gemist, drukt u op
(Tonen) om de lijst met gemiste oproepen weer te geven.
De laatste vijf telefoonnummers van personen van wie u een oproep hebt
ontvangen, worden in het geheugen van de telefoon opgeslagen, in de lijst met
ontvangen oproepen (menu 3-2).
Met de opties in het menu voor ontvangen oproepen kunt u het telefoonnummer
weergeven, het nummer oproepen, het tijdstip van de ontvangen oproep weergeven als de klok is ingesteld op de juiste tijd en het telefoonnummer in de telefoonlijst wissen of opslaan.
Laatstgekozen nummers
De laatste acht telefoonnummers die u hebt gekozen of hebt geprobeerd te kiezen,
worden in het geheugen van de telefoon opgeslagen.
Met de opties in het menu voor laatstgekozen nummers (menu 3-3) kunt u het
telefoonnummer weergeven, het nummer oproepen, de tijd van de oproep weergeven als de klok is ingesteld op de juiste tijd en het telefoonnummer in de telefoonlijst wissen of opslaan.
Laatste oproepen wissen
Met deze functie (menu 3-4) kunt u alle telefoonnummers en namen wissen in de
lijsten met gemiste oproepen, ontvangen oproepen en laatste oproepen.
Opmerking: Als een nieuwe SIM-kaart in de telefoon wordt geplaatst en
deze niet wordt herkend als de kaart van de gebruiker, worden de
gegevens in de lijsten met gemiste oproepen, laatste oproepen en
ontvangen oproepen gewist.
U kunt dit menu (3-5) activeren als u de duur van uw uitgaande en inkomende
oproepen wilt bekijken in uren, minuten en seconden, en de gespreksduurtellers
op nul wilt zetten.
Als u een nieuwe SIM-kaart plaatst, worden de gespreksduurtellers niet op nul
gezet.
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt gebracht
door de netwerkexploitant kan variëren als gevolg van netwerkfuncties,
afrondingen, belastingen, enzovoort.
Gesprekskosten tonen
Als het netwerk ondersteuning biedt voor de gesprekskostenservice (menu 3-6),
kunt u bij benadering de kosten van uw laatste gesprek of alle gesprekken controleren. De kosten worden aangegeven in kosteneenheden. De gesprekskosten
worden voor elke SIM-kaart afzonderlijk weergegeven.
Opmerking: De definitieve factuur van de netwerkexploitant voor
gesprekken en geleverde diensten kan variëren als gevolg van netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Met deze netwerkfunctie kunt u een kostenlimiet instellen voor oproepen met uw
SIM-kaart (menu 3-7-1). U kunt gesprekken voeren en ontvangen zo lang de
ingestelde oproepkostenlimiet niet wordt overschreden. In het menu Kosten tonen
in, kunt u kosteneenheden of eenheden van een bepaalde valuta opgeven als
limiet.
Mogelijk hebt u de PIN2-code nodig voor het instellen van een oproepkostenlimiet. Dit is afhankelijk van uw SIM-kaart.
Kosten tonen in
Met deze netwerkfunctie kunt u kiezen of de gesprekskosten in kosteneenheden
of in de gewenste valuta worden weergegeven (menu 3-7-2). Neem contact op
met uw netwerkexploitant als u wilt weten welke prijzen per eenheid in rekening
worden gebracht.
Mogelijk hebt u de PIN2-code nodig voor het selecteren van de valuta of de
eenheid in Kosten tonen in. Dit is afhankelijk van uw SIM-kaart.
Als de functie Automatisch herhalen (menu 4-1-1) is ingesteld, wordt na een
mislukte oproep maximaal tienmaal geprobeerd de oproep alsnog tot stand te
brengen.
Snelkeuze
Als de functie Snelkeuze (menu 4-1-2) is ingesteld, kunt u de namen en telefoonnummers die aan de snelkeuzetoetsen tot en met zijn toegewezen,
kiezen door de corresponderende nummertoets ingedrukt te houden.
Opmerking: Als u ingedrukt houdt, wordt uw voice mailbox-nummer
gekozen en niet het snelkeuzenummer dat aan de toets is toegewezen.
Wachtfunctie-opties
Als deze netwerkservice is geactiveerd (menu 4-1-3), wordt u via het netwerk
gewaarschuwd wanneer er een nieuwe oproep binnenkomt als u al een oproep in
behandeling hebt.
Met deze netwerkservice kunt u instellen of u uw telefoonnummer al dan niet wilt
bekendmaken aan de persoon die u belt
(menu 4-1-4). Met
stelling Aan of Uit, naar gelang hetgeen u met uw netwerkexploitant bent
overeengekomen.
Standaard wordt de telefoon teruggezet in de standaardin-
Automatisch opnemen
Deze instelling is alleen beschikbaar als de telefoon is aangesloten op de autoset
CARK-91 of de hoofdtelefoon HDC-9.
Als deze instelling
tisch opgenomen nadat deze eenmaal is overgegaan. U kunt gebruikmaken van
deze functie als de autoset is uitgerust met automatisch in-/uitschakelen via
contactslot en het contactslot in werking is.
Aan is, wordt de telefoon bij een inkomende oproep automa-
Gebruiksopties
Taalkeuze
U kunt de taal kiezen waarin teksten op het scherm van uw telefoon worden
weergegeven (menu 4-2-1). Als u de instelling Automatisch kiest, wordt de taal
ingesteld volgens de gegevens op uw SIM-kaart. Als de taal op de SIM-kaart niet
wordt gevonden, wordt Engels gebruikt.
In dit menu (4-2-2) kunt u aangeven of het moet worden weergegeven wanneer de telefoon in een MCN-netwerk (Micro Cellular Network)
wordt gebruikt (netwerkservice).
Welkomsttekst
In dit menu (4-2-3) kunt u de tekst instellen die wordt weergegeven wanneer de
telefoon wordt ingeschakeld.
Netwerk kiezen
U kunt het netwerk automatisch of handmatig kiezen (menu 4-2-4).
In de automatische modus kiest de telefoon automatisch een van de cellulaire
netwerken die in uw gebied beschikbaar zijn.
In de handmatige modus wordt een lijst met beschikbare netwerken weergegeven
en kunt u gebruikmaken van het netwerk van uw keuze, mits de exploitant van uw
thuisnet een roaming-overeenkomst heeft met dit netwerk. Als dit niet het geval
is, wordt de tekst
kiezen. De handmatige modus blijft gehandhaafd totdat de automatische modus
wordt gekozen of u een andere SIM-kaart in de telefoon plaatst.
Geen toegang weergegeven en moet u een ander netwerk
Verlichting
Deze instelling is alleen beschikbaar als de telefoon is aangesloten op de autoset
CARK-91. Hiermee kunt u de verlichting voor het scherm en het toetsenblok
instellen.
Uw telefoon is uitgerust met een veelzijdig beveiligingssysteem om onbevoegd
gebruik van de telefoon of de SIM-kaart te voorkomen.
PIN-code vragen
In dit menu (menu 4-3-1) kunt u instellen of naar de PIN-code van uw SIM-kaart
moet worden gevraagd wanneer de telefoon wordt ingeschakeld. U hebt de PINcode nodig om deze optie te activeren.
Bij enkele SIM-kaarten kan het vragen naar de PIN-code niet worden uitgeschakeld.
Vaste nummers
U kunt uw uitgaande oproepen beperken tot een select aantal telefoonnummers,
mits deze functie door uw SIM-kaart wordt ondersteund (menu 4-3-2). U hebt
hiervoor de PIN2-code nodig.
Opmerking: Wanneer de functie Vaste Nummers is ingeschakeld, kunnen
in sommige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers worden
gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Closed User Group (CUG)
Met deze netwerkservice (menu 4-3-3) geeft u de groep personen op die u kunt
bellen en die u kunnen bellen. Met Standaard stelt u de telefoon weer in op de
groep gebruikers die u bij de netwerkexploitant hebt opgegeven als standaardgroep.
Opmerking: Wanneer gesprekken zijn beperkt tot gesloten groepen
gebruikers, kunnen in sommige netwerken nog wel bepaalde alarmnummers gekozen worden (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Telefoonbeveiliging
In dit menu (menu 4-3-4) kunt u het beveiligingsniveau voor de telefoon instellen
om onbevoegd gebruik te voorkomen. U hebt hiervoor de beveiligingscode nodig.
Aan is gekozen, wordt de beveiligingscode gevraagd wanneer er een nieuwe
Als
SIM-kaart wordt geplaatst.
Opmerking: Als u het beveiligingsniveau wijzigt, worden alle lijsten met
laatste oproepen gewist.
Toegangscodes wijzigen
In dit menu (4-3-5) kunt u de toegangscodes, de beveiligingscode, de PIN-code
en de PIN2-code wijzigen. Deze codes mogen alleen de cijfers 0 tot en met 9
bevatten. U wordt gevraagd de huidige code en de nieuwe code in te toetsen en
de nieuwe code vervolgens te bevestigen.
Opmerking: Vermijd het gebruik van toegangscodes die lijken op alarm-
nummers, zoals 112. U voorkomt hiermee dat u per ongeluk een alarmnummer kiest.
U kunt de menu-instellingen in de oorspronkelijke waarden terugzetten (menu 4-
4). U hebt hiervoor de beveiligingscode nodig.
Doorschakelen (menu 5)
Met deze netwerkservice kunt u inkomende oproepen doorschakelen naar uw voice mail (alleen spraakoproepen) of een ander telefoonnummer. De beschikbare modi voor het doorschakelen zijn:
Alle spraakoproepen stil doorschakelen,
•
• Doorschakelenindieningesprek,
• Doorschakelenindiennietopgenomen,
• Doorschakelenindienuitofbuitenbereik.
U kunt vervolgens de gekozen modus activeren met Activeren, annuleren met
Annuleren en controleren met Status. Bij enkele modi voor het doorschakelen
kunt u beschikken over de optie Vertraging.
•Met
uitzetten.
Alle doorschakelingen annuleren kunt u alle doorschakelingen
Tip! Als Doorschakelen indieningesprek is geactiveerd, worden
Druk op (Opties) en kies Wisselkoers. Kies een van de weergegeven
Vreemde val. uitgedrukt in eigen valuta of Eigen valuta
opties:
uitgedrukt in vreemde valuta. Toets vervolgens de wisselkoers in (druk op
voor een punt) en druk tot slot op (OK).
Reken het bedrag om: toets het bedrag in dat u wilt omrekenen. Druk vervolgens
op (
ONTHOUD! Uw telefoon moet zijn ingeschakeld als u deze functie wilt gebruiken.
Zet de telefoon niet aan als het gebruik van draadloze telefoons is verboden, storingen veroorzaakt of gevaar oplevert.
Opties) en kies Naar eigen of Naar vreemde.
Klok (menu 8)
Alarmklok
U kunt uw telefoon zo instellen dat er op een opgegeven tijd een alarm afgaat
(menu 8-1). De alarmklok gebruikt de tijdnotatie die voor de klok is ingesteld: 12uurs of 24-uurs.
Als u de telefoon uitschakelt, blijft de alarmklok functioneren.
In dit menu kunt u de tijd instellen waarop het alarm moet afgaan,
om de alarmtijd te wijzigen of Uit kiezen om de alarmklok uit te schakelen.
Als de alarmtijd verstrijkt
De beltoon van de tijdsduurteller komt overeen met het ingestelde beltoonvolume.
Als de alarmtijd is verstreken, hoort u alleen een piep:
•als u Stil of 1xpiepen in het menu Geluid hebt gekozen of
• bij snelle waarschuwingsinstellingen
Discreet of Stil hebt gekozen. Zie
‘Instellingen voor bepaalde omstandigheden’.
Als het alarm afgaat, verschijnt de tekst
ALARM! en knippert de verlichting. Als u
het telefoonalarm langer dan een minuut laat voortduren of op (Snooze)
drukt, wordt het alarmsignaal een paar minuten onderbroken en daarna weer
hervat.
Druk op een willekeurige toets om het alarm uit te zetten. Als de telefoon is uitgeschakeld, wordt u om een netwerkregistratie gevraagd. Druk op (
Ja) voor
registratie of op om de telefoon uit te schakelen.
ONTHOUD! Gebruik de telefoon niet als het gebruik van draadloze telefoons is
verboden, storingen veroorzaakt of gevaar oplevert.
Klokinstellingen
De telefoon is uitgerust met een real-time klok (menu 8-2). Hoewel de telefoon is
voorzien van een reservevoeding, is het mogelijk dat de tijd opnieuw moet worden
ingesteld wanneer de batterij leeg is of is verwijderd.
In dit menu kunt u de tijdweergave aan- (Aan) of uitzetten (Uit), de tijd instellen
en de gewenste tijdnotatie kiezen.
Met deze menufunctie (menu 9-1) kunt u kiezen hoe u wordt gewaarschuwd als
er een oproep binnenkomt. De beschikbare opties zijn: Bellen, Oplopend, 1x
bellen, 1x piepen of Stil als u geen beltoon wilt horen.
Opmerking: Als u de telefoon instelt op Stil, hoort u geen beltoon,
geluid bij berichten of het toetsenblok noch een alarmtoon.
Soort beltoon
U kunt een keuze maken uit de beltonen in het menu 9-2.
Beltoonvolume
U hoort een beltoon wanneer er een oproep binnenkomt. Met deze menufunctie
(menu 9-3) kunt u het gewenste niveau instellen voor het beltoonvolume. Dit
volumeniveau is ook van invloed op de beltoon voor berichten.
Type beltoon voor berichten
U kunt ook een beltoon instellen voor het binnenkomen van een SMS-bericht
(menu 9-4).
Telkens wanneer u een toets indrukt, hoort u een geluidssignaal. U kunt het toetsenbordvolume uitschakelen of een van de drie beschikbare niveaus voor het toetsenbordvolume kiezen
(menu 9-5).
Alarm- en spelgeluiden
Als u deze functie instelt (menu 9-6), worden de alarmtonen van de telefoon
weergegeven, bijvoorbeeld de alarmtoon die aangeeft dat de batterij bijna leeg is.
Trilalarm
Als de telefoon is voorzien van een speciale batterij, kunt u vanuit dit (menu 9-7)
een trilalarm instellen voor binnenkomende oproepen.
Tijdens een gesprek kunt u gebruikmaken van een aantal geavanceerde functies.
Deze zijn echter niet altijd beschikbaar. Alleen de functies die beschikbaar zijn en
zijn toegestaan, worden in het menu voor inkomende oproepen weergegeven. Veel
van de opties voor inkomende oproepen zijn netwerkservices.
Als u een oproep in behandeling hebt, drukt u op (
voor inkomende oproepen te openen. Als de tekst van de Navi-toets Ophangen
is, drukt u op om de tekst
U kunt de toegangscodes gebruiken die in deze paragraaf worden beschreven om
onbevoegd gebruik van uw telefoon en de SIM-kaart te voorkomen.
De toegangscodes (behalve PUK- en PUK2-codes) kunnen worden gewijzigd
vanuit het menu 4-3-5. Zie de volgende paragraaf.
Beveiligingscode (5 cijfers)
Met de beveiligingscode kunt u niet toegelaten gebruik van uw
telefoon voorkomen. Zie ook 'Telefoonbeveiliging' (menu 4-3-4).
De fabrieksinstelling voor de beveiligingscode is 12345. Raadpleeg 'Beveiligingsinstellingen - Toegangscodes wijzigen' als u de code wilt wijzigen. Houd de
nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon).
PIN-code (4 tot 8 cijfers)
De PIN-code (Persoonlijk Identificatie Nummer) beveiligt uw SIM-kaart tegen
onbevoegd gebruik. De PIN-code wordt meestal bij de SIM-kaart verstrekt.
PIN2-code (4 tot 8 cijfers)
De PIN2-code wordt bij bepaalde SIM-kaarten verstrekt en is nodig voor toegang
tot bepaalde functies, zoals kostentellers. Deze functies zijn alleen beschikbaar als
deze door uw SIM-kaart worden ondersteund.
U hebt de PUK-code (Personal Unblocking Key) nodig om een geblokkeerde PINcode te wijzigen. De PUK-code kan bij de SIM-kaart zijn verstrekt. Neem contact
op met uw netwerkexploitant als dit niet het geval is of als u de code kwijt bent.
PUK2-code (8 cijfers)
De PUK2-code wordt bij bepaalde SIM-kaarten verstrekt en is nodig voor het
wijzigen van een geblokkeerde PIN2-code. Neem contact op met uw netwerkexploitant als u de code kwijt bent.
Beschermkapje van de antenne-aansluiting
Aan de achterzijde van de telefoon onder de antenne bevindt zich een aansluiting
voor een externe antenne. Het is mogelijk dat de aansluiting wordt beschermd
met een rubberen kapje. Als dit het geval is, verwijdert u eerst het kapje voordat
u de externe antenne plaatst. Plaats het kapje opnieuw als u de antenne
verwijdert.
Opmerking: Houd het kapje buiten het bereik van kinderen.
Batterij
De volgende oplaadbare batterijen zijn goedgekeurd door de fabrikant en beschikbaar voor uw telefoon: NiMH-batterijen BMS-2V, BMS-2S en BMS-2; Li-Ionbatterijen BLS-2 en BLS-4.
• Uw telefoon wordt gevoed door een oplaadbare batterij.
• De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de
batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen!
• De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na
verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gebruiksduur (gesprekstijd en
standby-tijd) aanzienlijk korter is dan normaal, is het beter een nieuwe batterij
te kopen.
• Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de telefoon en laad de batterijen alleen op met de laadapparaten die zijn goedgekeurd door de fabrikant.
• Als u een laadapparaat niet gebruikt, moet u de stekker uit het stopcontact
halen. Laat de batterij nooit langer dan een week in een laadapparaat zitten
omdat de gebruiksduur van de batterij kan afnemen wanneer deze wordt overladen. Als een volledig opgeladen batterij niet wordt gebruikt, wordt deze na
verloop van tijd automatisch ontladen.
• NiMH-batterijen gaan langer mee en geven betere resultaten als u ze regelmatig volledig ontlaadt door de telefoon aan te laten staan totdat deze zichzelf uitschakelt (of door de batterijontlader van een goedgekeurd accessoire te gebruiken). Probeer de batterij
nooit op andere manieren te ontladen.
• Extreme temperaturen zijn van invloed op de oplaadcapaciteit van de batterij:
laat de batterij eerst afkoelen of warmer worden.
• Als de batterij bijna leeg is en er nog slechts enkele minuten gesprekstijd overblijven, hoort u een alarmtoon en wordt de tekst Batterijbijnaleeg kort
weergegeven. Als er geen gesprekstijd meer over is, verschijnt de tekst
Batterij opladen en hoort u eveneens een alarmtoon. De telefoon wordt
vervolgens automatisch uitgeschakeld.
Gebruik van de batterijen
• Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is.
• Gebruik nooit een beschadigde of versleten oplader of batterij.
• Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt tezamen met
een metalen voorwerp (zoals een munt, paperclip of pen) dat in direct contact
komt met de poolklemmen van de batterij (de metalen strips aan de achterzijde). Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of aan het voorwerp.
• De capaciteit en de levensduur van batterijen nemen af wanneer u deze in
extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgesloten auto
in de zomer of in de vrieskou). Probeer ervoor te zorgen dat de omgevingstemperatuur van de batterij altijd tussen de 15°C en 25°C ligt. Een telefoon met
een extreem warme of koude batterij kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar
zijn, zelfs wanneer de batterij volledig is opgeladen. De prestaties van NiMHbatterijen zijn beduidend minder in temperaturen onder de -10°C.
Gebruikte batterijen moeten worden aangeboden voor hergebruik of op
de voorgeschreven manier worden
afgevoerd.
Batterijen mogen niet bij het huisvuil worden gegooid!
Randapparatuur en batterijen
Dit apparaat mag alleen worden gevoed door stroom afkomstig van ACP-7, ACP9, LCH-9 en DCH-9. Toepassing van andere voedingsbronnen doet de goedkeuring
van dit apparaat vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Waarschuwing! Gebruik alleen batterijen, laders en
accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de telefoon voor
gebruik met dit type telefoon. Het gebruik van andere types doet de goedkeuring en de garantie vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires.
Als u het snoer van een accessoire losmaakt, moet u aan de stekker
trekken, niet aan het snoer.
Uw telefoon is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en geproduceerd. Ga
er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om aanspraak te blijven maken op
de geldende garantie en vele jaren plezier te hebben van dit product. Voor het gebruik van
de telefoon, batterij, lader OF eventuele accessoires geldt:
• Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen.
• Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en vloeistoffen bevatten mineralen die
corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken.
• Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige of vuile plaatsen.
De bewegende onderdelen kunnen worden beschadigd.
• Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen kunnen de
levensduur van elektronische apparaten bekorten, batterijen beschadigen en bepaalde
kunststoffen doen smelten of vervormen.
• Bewaar het apparaat niet op koude plaatsen. Wanneer de telefoon weer opwarmt (tot
de normale temperatuur), kan binnen de telefoon vochtvorming ontstaan, waardoor
elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
• Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling kan het apparaat
beschadigen.
• Laat het apparaat niet vallen en voorkom stoten en overmatig schudden. Een ruwe
behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen om het
apparaat schoon te maken. Veeg het apparaat af met een zachte doek die licht is
bevochtigd met een oplossing van water en zeep.
• Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende onderdelen van het apparaat blokkeren
en de werking belemmeren.
• Gebruik alleen de meegeleverde antenne of eventueel een goedgekeurde antenne ter
vervanging. Niet goedgekeurde antennes, veranderingen of aanvullingen kunnen de
telefoon beschadigen en kunnen voorschriften voor radiozendapparatuur schenden.
• Neem contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als de telefoon, batterij,
lader of een accessoire niet goed werkt. Het personeel daar zal u helpen en eventueel
zorgen voor onderhoud of reparatie.
Gebruik geen handtelefoon terwijl u een auto bestuurt. Als u een handtelefoon wilt gebruiken, moet u de auto eerst parkeren voordat u een gesprek begint. Bewaar
de telefoon altijd in de houder; leg de telefoon niet op de passagiersstoel of op een plaats
waar de telefoon los kan raken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Op openbare wegen is het gebruik van een waarschuwingsapparaat om de lichten of de
claxon van een auto te bedienen niet toegestaan.
Verkeersveiligheid heeft altijd voorrang!
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel de
telefoon altijd uit op plaatsen waar het verboden is deze te gebruiken of waar het gebruik
ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Wanneer u de telefoon of een accessoire op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen
ongeschikte producten aan.
Wij wijzen u erop dat het, net als bij andere mobiele radiozendapparatuur, voor de juiste
werking van het apparaat en voor de veiligheid van het personeel raadzaam is om alleen
normaal gebruik van de telefoon te maken (tegen het oor en met de antenne over de
schouder gericht).
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen radiofrequentiesignalen (RF-signalen). Het kan echter zijn dat bepaalde elektronische apparaten niet
beschermd zijn tegen de RF-signalen van de draadloze telefoon.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er een afstand van minimaal 20 cm moet worden
betracht tussen een draadloze handtelefoon en een pacemaker om mogelijke interferentie
met de pacemaker te voorkomen. Deze aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de aanbevelingen van Wireless Technology Research.
Mensen met pacemakers:
• Moeten de telefoon op meer dan 20 cm afstand houden van hun pacemaker als de tele-
foon is ingeschakeld;
• Moeten de telefoon niet in een borstzak dragen;
• Moeten het oor aan de andere zijde van het lichaam dan waar de pacemaker zich bevindt
gebruiken om de mogelijkheid tot interferentie te minimaliseren.
• Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de telefoon onmiddellijk
uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke interferentie, kunt u contact opnemen
met uw netwerkexploitant.
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van mobiele telefoons, kan interferentie
veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het apparaat
voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt.
Schakel de telefoon uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven
wordt. Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg kunnen gebruik maken
van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende beschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische
systemen voor brandstofinjectie, elektronische antislip-remsystemen (of antiblokkeerremsystemen), systemen voor elektronische snelheidsregeling, airbag-systemen).
Raadpleeg de fabrikant van uw voertuig of een vertegenwoordiger van de fabrikant voor
meer informatie. Raadpleeg ook de fabrikant van eventueel in uw auto geïnstalleerde apparatuur.
Borden
Schakel de telefoon uit in gebouwen waar dit door middel van borden wordt gevraagd.
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel de telefoon uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op zulke plaatsen een explosie of brand veroorzaken,
waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen.
Gebruikers wordt geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in benzinestations. Gebruikers worden gewezen op de noodzaak om zich te houden aan de beperkingen
van het gebruik van radio-apparatuur in brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt.
Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemarkeerd. Dergelijke
plaatsen zijn onder andere scheepsruimen, chemische overslag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of butaan), gebieden waar de lucht
chemicaliën of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of metaal bevat en andere plaatsen
waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te zetten.
De telefoon mag alleen door bevoegd personeel in een auto worden geïnstalleerd en onderhouden. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is doen vervallen.
Controleer regelmatig of de draadloze-telefoonapparatuur in uw auto nog op de juiste wijze
is gemonteerd en naar behoren functioneert.
Zorg ervoor dat de telefoon, telefoononderdelen of -accessoires zich niet in dezelfde ruimte
bevinden als brandbare vloeistoffen, gasvormige materialen of explosieven.
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt opgeblazen. Zet
geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze apparatuur, in de
ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet
goed is geïnstalleerd in de auto kan dit ernstige verwondingen veroorzaken als de airbag
wordt opgeblazen.
Schakel de telefoon uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig, het draadloze telefoonnetwerk
verstoren en bovendien illegaal zijn.
Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het gebruik van telefoondiensten wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen worden ondernomen.
Belangrijk! Zoals alle draadloze telefoons maakt ook deze telefoon gebruik van
radiosignalen, draadloze netwerken en kabelnetwerken en door de gebruiker
geprogrammeerde functies, waardoor verbindingen niet onder alle omstandigheden kunnen worden gegarandeerd. Het is daarom van groot belang dat u
nooit alleen vertrouwt op een draadloze telefoon voor het tot stand brengen van
essentiële communicatie (bijvoorbeeld bij medische noodgevallen).
U kunt alleen gesprekken voeren als de telefoon is ingeschakeld en u zich in een gebied
bevindt waar de ontvangst van het signaal sterk genoeg is. Het is mogelijk dat in sommige
draadloze telefoonnetwerken of wanneer bepaalde netwerkdiensten en/of telefoonfuncties
in gebruik zijn, geen
alarmnummers kunnen worden gebeld. Neem voor meer informatie contact op met de
exploitant van het desbetreffende netwerk.
Een alarmnummer kiezen:
1 Schakel de telefoon in als dat nog niet is gebeurd.
In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart noodzakelijk zijn.
2 Druk twee keer op de toets en houd deze telkens enkele seconden ingedrukt om
de telefoon gereed te maken voor oproepen.
3 Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt (bijvoorbeeld, 112 of een
ander officieel alarmnummer). Alarmnummers verschillen van land tot land.
Als bepaalde functies zijn ingeschakeld (bijvoorbeeld Toetsenblok, Vaste nummers, enz.), is
het mogelijk dat u deze functies eerst moet uitschakelen voordat u een alarmnummer kunt
kiezen. Voor meer informatie hierover raadpleegt u deze handleiding of de exploitant van
uw telefoonnetwerk.
Vergeet niet bij het bellen van een alarmnummer alle noodzakelijke informatie zo
nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Uw draadloze telefoon is mogelijk het enige communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk - verbreek de verbinding niet voordat u daarvoor
toestemming hebt gekregen.