Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt
om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk
letsel kan ontstaan. Volg alle veiligheidsaanwijzingen die
volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood
te voorkomen.
WAARSCHUWING geeft een potentiële gevaarlijke situatie
aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in de dood
of ernstig letsel.
LET OP geeft een potentiële gevaarlijke situatie aan die,
indien niet vermeden, kan resulteren in licht of middelzwaar
persoonlijk letsel.
LET OP gebruikt zonder waarschuwingssymbool geeft een
potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden,
kan resulteren in zaakschade.
Omdat Navman voortdurend verbeteringen aan dit product doorvoert, behouden we ons het recht
voor om te allen tijde veranderingen aan het product door te voeren, die niet worden weergegeven in
deze versie van de handleiding. Neem voor verdere hulp contact op met een Navman kantoor bij u in
de buurt.
Bepalende taal: Deze verklaring, instructiehandleidingen, gebruikersgidsen en andere informatie m.b.t.
het product (Documentatie) kunnen worden vertaald naar, of zijn vertaald uit een andere taal (Vertaling).
Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de Engelstalige versie van
de Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
2 Normaal gebruik ...................................................................................................................................................................... 12
17 Instelling van de 8120 ............................................................................................................................................................ 61
Appendix C Woordenlijst en navigatiedata .................................................................................................................................96
Appendix D Tegemoetkoming aan richtlijnen .............................................................................................................................98
8120 Installatie- en bedieningshandleiding5
Waarschuwing
Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit instrument en transducer(s) op zodanige
wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade
worden veroorzaakt. Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht.
De keuze, plaatsing, hoek en installatie van de transducers en andere componenten zijn
cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is. Raadpleeg in geval van twijfel
een Navman leverancier.
Om het risico van verkeerd gebruik of verkeerd begrijpen van dit instrument te verkleinen
dient de gebruiker deze installatie- en bedieningshandleiding in zijn geheel te lezen en
begrijpen. We raden ook aan alle functies te oefenen met de ingebouwde simulator voordat
het instrument op zee wordt gebruikt.
Global Positioning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden
door de regering van de VS, die verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en
onderhoud. Het GPS-systeem is onderhevig aan veranderingen welke de precisie en het
functioneren van alle GPS-apparatuur ter wereld zou kunnen beïnvloeden, inclusief dit
instrument.
Elektronische Landkaart: De elektronische landkaart die door dit instrument wordt
gebruikt is een navigatiehulp ter aanvulling op, niet ter vervanging van officiële nautische
kaarten. Alleen officiële nautische kaarten die worden aangevuld met notities voor
zeevarenden bevatten de informatie die nodig is voor veilige en zorgvuldige navigatie. Vul
de door het instrument geleverde informatie altijd aan met informatie van andere bronnen,
zoals observaties, dieptepeilingen, radar en handkompaspeilingen. Indien de informatie niet
overeenkomt, dan dient het verschil te worden opgelost voordat u verder gaat.
Sonar functioneren: De precisie van het sonardieptescherm wordt door verschillende
factoren beïnvloed, zoals het type en de locatie van de transducer en de watercondities.
Gebruik dit instrument niet om diepte of andere condities te meten voor zwemmen of
duiken.
Brandstofdata: Gebruik dit instrument niet als enige bron van informatie voor de
beschikbare brandstof aan boord. U dient de brandstofinformatie van dit instrument aan
te vullen met visuele of andere controles van de beschikbare brandstof. Dit is nodig i.v.m.
mogelijke bedieningsfouten, zoals vergeten de verbruikte brandstof te resetten na een
tankbeurt of het laten draaien van de motor terwijl het instrument niet is ingeschakeld, wat
foutieve informatie oplevert. Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de
lading van de boot en de condities op het water. Neem altijd voldoende brandstof mee aan
boord voor de voorgenomen tocht, plus een reserve voor onvoorziene omstandigheden.
Simulatiestand: Gebruik de simulatiestand nooit wanneer u op het water navigeert.
Het geen gevolg geven aan deze waarschuwingen kan leiden tot de dood, ernstig
persoonlijk letsel of zaakschade. Navman wijst elke aansprakelijkheid af voor
installatie of gebruik van dit product, dat de dood, persoonlijk letsel of zaakschade
tot gevolg heeft, of dat in strijd is met de wet.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding6
1 Introductie
Kort overzicht van ingebouwde en optionele functies:
FunctieTypeZieBenodigd
AlgemeenGebruik van de toetsen en de
De Navman 8120 is een compacte, stevige,
goed geïntegreerde chartplotter en
fishfinder. Het is eenvoudig te gebruiken en
heeft een groot, goed leesbaar en eenvoudig
te gebruiken kleurenbeeldscherm. Complexe
functies kunnen worden uitgevoerd met een
paar drukken op de toetsen, zodat navigeren
een stuk eenvoudiger wordt.
De beschikbare opties zijn afhankelijk van
de optionele sensoren en instrumenten die
geïnstalleerd zijn.
Voor het videovenster dient de 8120
video-informatie van een compatible
bron, zoals een camera te ontvangen.
Voor het radarvenster dient de 8120
radardata te ontvangen van een
compatible radar.
Voor brandstoffuncties is de installatie
van een of meer benzine- of diesel
brandstofsensor(en) nodig.
1-2 Schoonmaak en onderhoud
Het beeldscherm van het instrument
is bedekt met een gedeponeerde antireflectielaag. Om schade te voorkomen
dient het scherm, als het vies is, of bedekt
met zeezout, alleen met een vochtige
doek en een mild afwasmiddel te worden
schoongemaakt. Vermijd schuurmiddelen,
benzine en andere oplosmiddelen. Indien
een insteekkaart nat of vies wordt, maak deze
dan schoon met een vochtige doek of een
mild afwasmiddel.
Bedek of verwijder een spiegeltransducer
indien de romp geverfd wordt. Indien
Voor SmartCraft motorfuncties dient een
SmartCraft systeem geïnstalleerd te zijn.
Voor informatie over het gebruik van
SmartCraft, zie de SmartCraft Gateway
Installatie- en bedieningshandleiding.
Voor de DSC-/Maat zoeken-functies dient
een geschikte Navman DSC VHF-radio te
worden geïnstalleerd.
De 8120 kan data naar andere
instrumenten sturen, zoals een
automatische piloot, en data ontvangen
van andere instrumenten.
Voor informatie over installatieopties, zie
paragraaf 18-2.
Deze handleiding beschrijft hoe de 8120
geïnstalleerd en gebruikt dient te worden.
Speciale termen worden in Appendix C
uitgelegd. Voor meer informatie over dit
instrument en andere Navman-producten
verwijzen we naar onze website, www.
navman.com.
over een ‘door-de-romp’-transducer wordt
geverfd met anti-fouling verf, gebruik dan
slechts een laag. Verwijder eerdere antifouling verflagen door deze licht te schuren.
Voor optimaal functioneren dient niet over
de kabels gelopen te worden en dienen de
kabels en connectors niet bekneld te raken.
Houd de transducer vrij van wier, verf en
wrakhout. Gebruik geen hogedrukspuit op
het logwiel van een snelheidsensor omdat dit
de kogellagers kan beschadigen.
Plaats de stofkap over het beeldscherm als
het instrument is uitgeschakeld.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding9
1-3 Insteekkaarten
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
De 8120 kan twee soorten C-MAP™ SD-Kaart
C-map insteekkaarten gebruiken:
Landkaartkaarten hebben landkaartdetails
die nodig zijn voor navigatie in een
bepaalde regio. Als een landkaartkaart
wordt ingevoerd, verschijnen de
extra details automatisch op het
landkaartvenster. U kunt twee kaarten
tegelijkertijd invoeren. Indien de landkaart
een gebied weergeeft dat niet op een
landkaartkaart staat, dan geeft het een
eenvoudige ingebouwde wereldkaart
weer.
Een insteekkaart verwijderen
Gebruikerskaarten bewaren navigatiedata.
Een gebruikerskaart maakt het mogelijk
om navigatiedata van het ene naar het
andere instrument over te dragen (Zie
sectie 15).
Waarschuwing: Wees voorzichtig
met insteekkaarten. Bewaar ze in hun
beschermhoezen wanneer ze niet in de
8120 worden gebruikt.
Houd de 8120 Kaarthouder te allen
tijde dicht om te voorkomen dat het
kaartcompartiment vochtig wordt.
12
Schakel de 8120 uit
(zie paragraaf 2-2).
Open de kaarthouder aan
de rechterkant van het
beeldscherm.
Een insteekkaart insteken
1
Houd de nieuwe kaart vast
met de gouden contactjes
bij u vandaan.
Druk de kaart naar
beneden tot deze loslaat
en omhoog kan springen.
2
Duw de kaart in een leeg
contact, totdat het klikt.
3
Neem de kaart eruit.
Plaats de kaart in de hoes.
3
Doe de kaarthouder dicht.
Schakel de 8120 in (zie
paragraaf 2-2).
8120 Installatie- en bedieningshandleiding10
1-4 Verwijderen en herplaatsen van het beeldscherm
Indien de 8120 op een beugel is geplaatst
dan kan het eenvoudig verwijderd worden
om de kans op diefstal te verkleinen.
Verwijderen van het beeldscherm:
1 Schakel de 8120 uit (zie paragraaf 2-2) en
plaats de stofhoes erover.
2 Maak de knop van de bevestigingsbeugel
los en neem het instrument van de
beugel.
3 Neem de connectors uit de 8120; draai ze
stuk voor stuk tegen de klok in totdat u de
stekker eruit kunt nemen.
4 Bewaar de 8120 op een droge plaats.
Herplaatsen van het beeldscherm
1 Steek de connectors achterin het
Zorg dat de connectorkleur en de
Steek alle connectors in hun contact en
Er zal niets beschadigd worden als een
2 Houd de 8120 op zijn plaats op de
beeldscherm:
contactkleur met elkaar overeen komen.
draai de sluitmoer met de klok mee totdat
deze redelijk stevig is aangedraaid.
kabel per ongeluk in het verkeerde
contact wordt gestoken.
bevestigingsbeugel. Kantel voor het beste
overzicht en draai de knoppen dan met
de hand vast aan de bevestigingsbeugel.
Verwijder de stofkap.
Knop
Bevestigingsbeugel
8120 Installatie- en bedieningshandleiding11
2 Normaal gebruik
Toetsenoverzicht
Beeldscherm – Alle vensters en de datatitel/het kompas
Venster – Een deel van het beeldscherm waarin een bepaalde functie wordt weergegeven,
bijv. Het landkaartvenster op een Landkaart + Sonarbeeldscherm.
ESC
– Ga terug naar een eerder menu of venster. Alle
gemaakte veranderingen worden genegeerd. In de
landkaartstand wordt de landkaart gecentreerd rond de
boots positie.
DISPLAY
– Dit is een krachtige functietoets die u in staat stelt
om het beeldscherm op uw eigen manier in te stellen.
Hoofdbeeldschermen kunnen worden bewaard als favoriete
beeldschermen voor eenvoudige toegang via de -toets.
MENU
– Geeft een optiemenu weer voor het huidige actieve
venster.
ENTER
– Begin een actie of accepteer een verandering.
/
– Deze toets verandert het bereik in een venster, bv.
Landkaart of Sonarzoom
,
,
,
– Cursortoetsen, om de cursor of de
selectiemarkering te bewegen.
Het actieve venster wordt door een rode rand gemarkeerd.
favoriete beeldschermen te schakelen.
GOTO
AUTO
– Voor een navigatiebeeldscherm: Begin naar een punt,
waypoint of over een route te navigeren (zie paragraaf 3-4).
Voor sonarbeeldscherm: Selecteer een sonarbedieningsstand
(zie paragraaf 8-1).
SETUP
– De instellingstoets brengt u naar het instellingsmenu
dat uitgebreide configuratie van de 8120 biedt.
landkaartvenster.
achtergrondlicht aan (zie paragraaf 2-3).
13
1
2
5
6
3
4
7
8
9
– De toets selecteert met welk venster uw werkt.
10
– De -toets stelt u in staat om snel tussen uw
11
12
– Deze toets plaats een waypoint op het actieve
– Man overboord (MOB, zie paragraaf 2-3).
– Schakel instrument aan en uit (zie paragraaf 2-2); pas het
8120 Installatie- en bedieningshandleiding12
2-1 Gebruik van de toetsen
In deze handleiding betekent:
Drukken dat voor minder dan een
seconde op een toets wordt gedrukt.
Vasthouden dat de toets ingedrukt blijft.
De interne pieper piept wanneer een toets
wordt ingedrukt (om het piepvolume aan te
passen, zie paragraaf 19-1).
Gebruik van de menu’s
Bedien het instrument door items van
de menu’s te selecteren. Items kunnen
submenus, commando’s of data zijn.
Selectie van een submenu
Een na een menu geeft een submenu weer,
bijv. een Landkaart . Druk op
markering naar het submenu te verplaatsen
ENTER
en druk dan op
.
Beginnen van een commando
om de markering naar het
Druk op
of
commando te verplaatsen, bijv. Ga naar
cursor en druk dan op
ENTER
of
om de
.
Verandering van data
Druk eerst op
of
om de markering te
verplaatsen naar de te veranderen data en
vervolgens:
a) Om een aanvinkvakje te veranderen
betekent Aan of Ja
betekent Uit of Nee.
ENTER
of
Druk op
om het aanvinkvakje te
veranderen.
b) Om een optie te selecteren
ENTER
1 Druk op
om een lijst met opties
weer te geven.
2 Druk
of
om de markering te
verplaatsen naar de gewenste optie en
ENTER
druk vervolgens op
.
c) Om een naam of nummer te veranderen:
ENTER
1 Druk op
om naam of nummer weer
te geven:
om een letter of cijfer
2 Druk op
of
die/dat veranderd moet worden te
om een letter
selecteren. Druk op
of
of cijfer te veranderen.
Herhaal dit om andere letters of cijfers te
veranderen.
ENTER
3 Druk op
te accepteren. Of druk op
om de nieuwe waarde
ESC
om de
veranderingen te annuleren.
d) Om een glijdende waarde te veranderen
Druk op
om de waarde te verlagen of
om de waarde te verhogen.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding13
2-2 Auto-power in- en uitschakelen
CAUTION
!
!
WARNING
Handmatig inschakelen
Druk indien het instrument niet voorzien
is van auto-power-bedrading op om het
instrument in te schakelen. Pas indien nodig
het beeldscherm aan zodat het goed leesbaar
is (zie paragraaf 2-3).
Indien het instrument geen auto-power
bedrading heeft dan registreert het noch
motoruren noch brandstofverbruik, indien
niet ingeschakeld (zie paragraaf 18-4).
Handmatig uitschakelen
Indien het instrument niet voorzien is
van auto-power-bedrading of als de
contactschakelaar uit staat, houdt dan
ingedrukt totdat het beeldscherm inschakelt.
2-3 Achtergrondlicht en nachtstand
Druk om naar het achtergrondlichtscherm te
gaan kort op .
Achtergrondverlichting
Het beeldscherm en de toetsen zijn verlicht.
Selecteer, om het achtergrondlichtniveau te
veranderen Achtergrondlicht, druk dan op
om te dimmen of op voor feller licht.
ESC
Druk wanneer u klaar bent op
Tip: Druk twee keer op voor het felste
licht, met maximaal achtergrondlicht en de
nachtstand uitgeschakeld.
.
Auto-power
Indien het instrument voorzien is van autopower-bedrading (zie paragraaf 18-4), dan:
• Zal het instrument automatisch
inschakelen als het contact van de boot
ingeschakeld wordt.
• Kan het instrument niet worden
uitgeschakeld als het contact nog aan is.
• Indien Auto-power uit (zie paragraaf 17-1)
is , dan zal het instrument automatisch
uitschakelen wanneer het contact van de
boot uitgeschakeld wordt.
• Indien Auto-power uit (zie paragraaf 17-1)
is , dan zal het instrument automatisch
ingeschakeld blijven wanneer het contact
van de boot uitgeschakeld wordt. Het
instrument kan nu handmatig worden
uitgeschakeld.
Nachtstand
In de nachtstand wordt het palet voor alle
vensters ingesteld.
Normaal palet, voor overdag
Een palet dat is geoptimaliseerd voor ‘s
nachts.
Markeer Nachtstand om de stand te
veranderen en druk dan op of
alleen het landkaartpalet te veranderen, zie
paragraaf 17-2.
ENTER
. Om
8120 Installatie- en bedieningshandleiding14
2-4 Man overboord (MOB)
CAUTION
!
!
WARNING
CAUTION
!
!
WARNING
De MOB-functie bewaard de positie van de
boot en navigeert vervolgens terug naar dit
punt.
MOB functioneert niet indien het
instrument geen GPS-positie heeft.
1 Druk op
Het instrument bewaart de positie van de
boot als een waypoint, MOB genaamd.
2 Het instrument wisselt naar het
landkaartbeeldscherm, met het MOBwaypoint in het midden van de kaart.
De landkaart zoomt in voor accurate
navigatie. Indien de landkaart de
benodigde kleine schaal niet weer kan
geven, wisselt het instrument naar de
plotterstand (een wit beeldscherm met
kruisarcering zonder kaartdetails, zie
paragraaf 17-2).
3 Het instrument stelt het MOB-waypoint
in als de bestemming waar naar toe
genavigeerd moet worden.
Indien de NMEA-output (automatische
piloot) is uitgeschakeld (zie paragraaf
17-10) gebruik het instrument dan om
handmatig naar het MOB-bestemmingswaypoint te navigeren (zie paragrafen
3-1-1 en 3-1-2).
Indien de NMEA output (automatische
piloot) is ingeschakeld, dan vraagt het
instrument of de automatische piloot
actief is.
Selecteer:
Nee: Gebruik het instrument om
handmatig naar het MOBbestemmings-waypoint (zie paragrafen
3-1-1 en 3-1-2) te navigeren.
Ja: Het instrument vraagt of de boot naar
het MOB-waypoint dient te varen.
Selecteer:
Ja: om onmiddellijk te naar het MOB-
waypoint te gaan navigeren.
Dit kan resulteren in een plotselinge en
gevaarlijke draai.
Nee: schakel de automatische piloot uit en
gebruik het instrument om handmatig
naar het MOB-waypoint te varen (zie
paragrafen 3-1-1 en 3-1-2).
Om de MOB te annuleren of een andere
MOB in te stellen
1 Druk nogmaals op om een menu
weer te geven.
2 Selecteer een optie van het menu.
Tip: Het MOB-waypoint blijft op de
landkaart nadat de MOB is geannuleerd. Om
het MOB-waypoint te wissen, zie paragraaf
5-2-5.
2-5 Alarmen
Als het instrument een alarmconditie
waarneemt geeft het een
waarschuwingsboodschap weer op het
scherm, de interne pieper gaat af en externe
piepers en lichten treden in werking.
ESC
Druk op
om het alarm uit te
schakelen. Het alarm zal weer afgaan als de
alarmconditie zich opnieuw voordoet.
Het instrument heeft alarmen die door de
gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf
17-8).
8120 Installatie- en bedieningshandleiding15
2-6 Simulatiestand
CAUTION
!
!
WARNING
In de simulatiestand negeert het instrument
data van de GPS-antenne en andere
transducers en sensors. Het instrument
genereert deze data dan zelf. Voor de rest
functioneert het instrument normaal.
Er zijn twee simulatiestanden:
• Normaal: Stelt de gebruiker in staat om op
de wal aan het instrument te wennen.
• Demo: Simuleert een boot die zich over
een route beweegt en geeft automatisch
verschillende functies van het instrument
weer.
2-7 De hoofdvensters
Om een van de hoofdvensters in vol formaat
te zien, druk op
DISPLAY
en selecteer het venster.
Om de Simulatiestand te beginnen en
te eindigen en voor meer informatie,
zie paragraaf 17-14. In de simulatiestand
knipperen de woorden Simulatie of Demo
onder in beeld.
Gebruik de simulatiestand nooit terwijl u
op het water aan het navigeren bent.
Opmerking
1 De beschikbare vensters zijn afhankelijk
van de optionele sensoren en
instrumenten die zijn geïnstalleerd (zie
paragraaf 1-1).
2 Stel de meest gebruikte vensters in als
favorieten en druk op om tussen de
vensters heen en weer te schakelen (zie
paragraaf 2-7-2).
8120 Installatie- en bedieningshandleiding16
Om een van andere vensters over de volle
DISPLAY
breedte te zien, druk op
, selecteer
Meer... en selecteer het venster.
ESC
Druk op
om van een
van deze vensters terug te
keren naar het voorgaande
venster.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding17
2-7-1 Multi-venster beeldschermen
De 8120 kan vier vensters tegelijkertijd laten
zien, bijv. Landkaart, Sonar, Meters en Video:
Om een venster aan het beeldscherm toe
te voegen
DISPLAY
Druk op
en selecteer een venster dat toegevoegd
dient te worden. De 8120 herschikt het
beeldscherm automatisch zodat het
nieuwe venster wordt weergegeven.
Vensterformaat veranderen
1 Druk op
2 Druk op
vensters te veranderen. Indien de 8120
drie of vier vensters weergeeft, druk dan
op
te veranderen.
Opmerking: Sommige vensters hebben
een vast formaat.
3 Druk op
, selecteer venster toevoegen
DISPLAY
en selecteer splitsingsratio.
of
om de breedte van de
of
om de hoogte van de vensters
ENTER
.
Een venster van het beeldscherm
verwijderen
1 Druk op totdat het venster dat u wilt
wissen een rode rand heeft.
DISPLAY
2 Druk op
en selecteer het Wissen-
venster.
Twee vensters wisselen op het
beeldscherm
1 Druk op totdat het eerste venster
een rode rand heeft.
DISPLAY
2 Druk op
, selecteer Vervangen en
selecteer het tweede venster.
De 8120 verwisselt de twee vensters.
Een venster vervangen op het beeldscherm
1 Druk op totdat het venster dat u wilt
vervangen een rode rand heeft.
DISPLAY
2 Druk op
, selecteer vervangen en
selecteer een nieuw venster dat op dit
moment niet wordt weergegeven.
Opmerking
1 Sommige kleine vensters geven niet alle
informatie weer.
2 Stel de meest gebruikte vensters in als
favorieten en druk op om tussen de
vensters heen en weer te schakelen (zie
paragraaf 2-7-2).
8120 Installatie- en bedieningshandleiding18
Het actieve venster
Indien er meer dan een venster wordt
weergegeven, dan wordt het actieve venster
aangegeven door een rode rand. Om te
wisselen van het actieve venster naar het
volgende venster, druk op .
MENU
Door op
te drukken zal op het
beeldscherm het optiesmenu voor het
actieve venster verschijnen.
Druk op
Druk op
Landkaart is actief Sonar is actief
Rode rand
8120 Installatie- en bedieningshandleiding19
2-7-2 Favoriete beeldschermen
De 8120 heeft een lijst van veel gebruikte
beeldschermen, favoriete beeldschermen
genaamd. Er kunnen maximaal zes favoriete
beeldschermen zijn.
Elke beeldscherm heeft een of meer vensters
en een datatitel (zie paragraaf 2-7-3) en een
kompas (zie paragraaf 2-7-4). Stel favoriete
beeldschermen in voor gewone situaties, bijv.
voor het navigeren over een route, varen in
een haven of vissen.
Selecteer een favoriet beeldscherm
Om een andere favoriet te selecteren, druk
een of meerdere keren op . Bijvoorbeeld,
met zes favorieten:
Een favoriet beeldscherm aan de lijst
toevoegen
1 Stel het beeldscherm met het/de
gewenste venster(s) in de nieuwe favoriet
(zie paragrafen 2-7-1 en 2-7-4).
DISPLAY
2 Druk op
bewaren. De 8120 geeft de favorietenlijst
weer.
3 Selecteer waar de nieuwe favoriet dient
te worden toegevoegd aan de lijst. Indien
een bestaand favoriet beeldscherm wordt
geselecteerd, dan zal de nieuwe favoriet
de bestaande vervangen op de lijst.
en selecteer Beeldscherm
Een favoriet beeldscherm van de lijst
wissen
SETUP
1 Druk op
en selecteer favorieten.
2 Markeer het te wissen beeldscherm, druk
MENU
op
en selecteer Wissen.
De volgorde van de favorietenlijst
veranderen
SETUP
1 Druk op
en selecteer favorieten.
2 Markeer het weer te geven beeldscherm,
MENU
druk op
en selecteer Verplaats op of
Verplaats neer.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding20
2-7-3 Datatitel
De beeldschermen kunnen bovenaan data
weergeven, de datatitel genaamd.
Wanneer u een venster selecteert in het
beeldschermmenu (zie paragraaf 2-7)
dan geven de 8120 beeldschermen een
passende datatitel voor het venster.
Elk favoriete beeldscherm (zie paragraaf
2-7-2) heeft zijn eigen datatitel. Wanneer
u op drukt om een favoriet
beeldscherm nogmaals te zien, dan zal
de 8120 de datatitel van het favoriete
beeldscherm weergeven.
Instellen van de datatitel voor een
beeldscherm
DISPLAY
1 Druk op
2 Om de datatitel uit of in te schakelen:
i Selecteer Data.
ii Selecteer of .
3 Om het formaat van de data te selecteren:
i Selecteer Formaat.
ii Selecteer het weer te geven formaat.
4 Om de weergegeven data te veranderen:
i Selecteer Data-instelling.
ii Verander een dataveld:
a Druk op de cursortoetsen om
een veld te markeren.
b Druk op
data-items weer te geven.
c selecteer een data-item dat
beschikbaar is op het systeem of
selecteer Geen om het veld blank
te laten.
iii Herhaal bovenstaande stap om andere
datavelden in te stellen.
en selecteer datatitel.
ENTER
om een menu van
Tip: Indien alle velden op een lijn Geen zijn,
dan zal de lijn niet weergegeven worden
en de datatitel zal minder ruimte op het
beeldscherm in beslag nemen.
ESC
5 Druk op
.
Tip: De datatitel zal veranderen wanneer
u een ander beeldscherm kiest. Om een
datatitel in te stellen die u later nogmaals
kunt oproepen, dient u het datatiteldeel
onderdeel van een favoriet beeldscherm te
maken (zie onderstaand).
Favoriete beeldschermen en datatitels
Om een datatitel voor een favoriet
beeldscherm in te stellen, volgt u de stappen
om een favoriet toe te voegen (zie paragraaf
2-7-2 - Een favoriet beeldscherm toevoegen
aan de lijst). In stap 1 stelt u de datatitel voor
de favoriet in zoals bovenstaand beschreven.
2-7-4 Kompas
De landkaart- en snelwegvensters kunnen
bovenaan het scherm een kompas
weergeven.
Het kompas laat altijd de boots koers over
grond (COG) zien, een zwart symbool in het
midden. Wanneer de boot naar een punt
navigeert geeft het kompas ook de peiling
van de bestemming (BRG) weer, een rood
symbool.
In dit voorbeeld is BRG 205°M en COG 321°M.
Om het kompas in of uit te schakelen
MENU
1 Druk op
2 Stel kompas in op of .
en selecteer datatitel.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding21
3 Navigatie: Landkaart
Het kaartbeeldscherm geeft de landkaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer.
3-1 Introductie tot navigatie
Het instrument kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route.
3-1-1 Naar een punt navigeren
Wanneer het instrument naar een
punt navigeert geven de landkaart- en
snelwegvensters navigatiedata weer:
A De positie van de boot .
B Het punt van bestemming wordt met een
cirkel gemarkeerd.
C De boots geplotte koers naar de
bestemming.
D twee CDI-lijnen, parallel aan de boots
geplotte koers, die de maximaal
verwachte koersafwijking van de geplotte
koers weergeven.
Zie appendix C voor meer informatie.
Indien het instrument op een automatische
piloot is aangesloten, dan stuurt het
instrument data naar deze automatische
piloot om de boot naar de bestemming te
sturen. Start de automatische piloot voordat
de navigatie naar het punt begint.
Indien het instrument geen automatische
piloot heeft dient de boot handmatig
gestuurd te worden:
a gebruik de boots positie en bestemming
op het landkaart- of snelwegscherm
b of gebruik de navigatiedata die in
de datatitel wordt weergegeven (zie
paragraaf 2-7-3)
c of gebruik COG en BRG op het kompas (zie
paragraaf 2-7-4).
C
B
A
Opmerking:
1 Indien het XTE-alarm is ingeschakeld, dan
zal een alarm afgaan wanneer de boot te
veel afwijkt van haar voorgenomen koers
(zie paragraaf 17-8).
2 Indien het aankomstradiusalarm is
ingeschakeld, dan zal het alarm afgaan
om aan te geven dat de boot haar
bestemming heeft bereikt
(zie paragraaf 17-8).
3 Wanneer de bestemming wordt
bereikt dan verschijnt een
aankomstwaarschuwing met de optie
om de navigatie te annuleren (ganaar of
route). Ja de navigatie is geannuleerd,
nee de navigatie wordt voortgezet
maar XTE en snelweg worden niet meer
weergegeven.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding22
3-1-2 Naar een waypoint of een punt op de
CAUTION
!
!
WARNING
landkaart gaan
Waypoint - Een positie die ingesteld kan
worden op de instrument-landkaart, bijv. een
visplek of een punt op een route.
Naar een waypoint gaan vanuit het
landkaartbeeldscherm
1 Ga naar het landkaartbeeldscherm.
2 Beweeg de cursor naar het waypoint:
gebruik de cursortoetsen of de
zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).
GOTO
3 Druk op
AUTO
Naar een waypoint gaan vanuit het
waypointsbeeldscherm
1 Ga naar het waypointsbeeldscherm.
2 Druk op of
om het waypoint waar u
naar toe wilt te markeren.
MENU
3 Druk op
en selecteer Ganaar.
Naar een punt op de landkaart gaan
1 Verander naar het landkaartbeeldscherm.
2 Beweeg de cursor naar het punt van
bestemming: gebruik de cursortoetsen of
de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).
MENU
3 Druk op
en selecteer Ganaar
cursor.
Verzeker uzelf ervan dat de koers niet over
land of door gevaarlijk water gaat.
Navigeren
Het instrument navigeert naar het punt zoals
beschreven in paragraaf 3-1-1.
Navigatie annuleren
Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op
MENU
en selecteer Ganaar annuleren.
Tip: Creëer voordat u begint waypoints
op punten van belang. Creëer een waypoint
aan het begin van de tocht waarnaar terug
genavigeerd kan worden (zie paragraaf 6-2-1).
3-1-3 Een route volgen
Voorbereiding
Een route is een lijst met waypoints die de
boot kan volgen (zie paragraaf 7).
Om waypoints aan te maken voordat een
route wordt gecreëerd, zie paragraaf 6-2-1.
Om een route te creëren, zie paragraaf
7-2-1.
Een route starten vanuit het
landkaartvenster:
1 Ga naar het landkaartbeeldscherm.
MENU
2 Druk op
3 Druk op
markeren. Druk op
en selecteer Start Route
of
om de te volgen route te
ENTER
.
4 Het instrument vraagt in welke richting de
route gevolgd dient te worden.
Selecteer Vooruit (de volgorde waarin de
route gecreëerd werd) of Achteruit.
5 Het instrument geeft de landkaart weer
met de gemarkeerde route en begint te
navigeren vanaf het begin van de route.
Een route starten vanuit het routesvenster:
1 Ga naar het routesvenster.
2 Volg vervolgens stap 3 zoals in een route
starten vanuit het landkaartvenster
bovenstaand.
Navigeren
Het instrument navigeert achtereenvolgens
naar elk waypoint op de route zoals
beschreven in paragraaf 3-1-1.
Het instrument stopt navigatie naar het
waypoint aan het eind van de huidige etappe
en begint de volgende etappe van de route:
a) wanneer de boot binnen een straal van
0.025 nm van het waypoint komt
b) of wanneer de boot het waypoint passeert
c) of wanneer het waypoint wordt
overgeslagen.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding23
Een waypoint overslaan
CAUTION
!
Om een waypoint over te slaan, ga naar
MENU
kaartbeeldscherm, druk op
en selecteer
Overslaan. Het instrument begint
rechtstreeks naar het volgende waypoint op
de route te navigeren.
Het overslaan van een waypoint met de
automatische piloot kan resulteren in een
plotselinge koersverandering.
Een route annuleren
Wanneer de boot het laatste waypoint heeft
bereikt, of om de route die de boot volgt
te stoppen, dient de route geannuleerd te
worden. Ga naar een landkaartbeeldscherm,
MENU
druk op
en selecteer Route
annuleren.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding24
3-2 Landkaartvenster
CAUTION
!
!
WARNING
Om naar het Landkaartbeeldscherm te gaan:
DISPLAY
Druk op
en selecteer Landkaart
Een normaal kaartscherm geeft weer:
A
B
C
F
D
K
E
G
A Datatitel. Om de data in of uit te schakelen
of om te veranderen welke data wordt
weergegeven zie paragraaf 2-7-3
B Kompas (zie paragraaf 2-7-4)
C Landkaartschaal (zie paragraaf 3-2-3)
D Positie van de boot (zie paragraaf 3-2-1)
E Traject van de boot (zie paragraaf 3-5)
F Koers van de boot en CDI-lijnen (zie
Appendix C, CDI). De boot gaat naar een
waypoint, FISH6 genaamd
G Afstand en peiling van cursor vanaf de
boot
H Land
I Zee
J De cursor (zie paragraaf 3-2-1)
K Een normaal waypoint (zie paragraaf 6)
J
I
H
Opmerking:
Om de op de landkaart weergegeven
informatietypes te veranderen, zie paragraaf
17-2.
Om naar een perspectief overzicht van de
kaart te wisselen, zie paragraaf 3-2-6.
Indien het gebied op de landkaart
beschikbaar is op een landkaartkaart
dan wordt de informatie van deze kaart
automatisch op de landkaart weergegeven.
Indien het gebied niet beschikbaar is op een
landkaartkaart dan geeft het een eenvoudige
ingebouwde wereldkaart weer die geschikt
is voor het plannen van tochten en algemene
informatie.
De ingebouwde wereldkaart biedt niet
voldoende detail voor navigatie. Wanneer
u de 8120 gebruikt voor navigatie, gebruik
dan altijd een landkaartkaart voor de
regio.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding25
3-2-1 Landkaartstanden
CAUTION
!
!
WARNING
De landkaart heeft twee standen:
Boot in het midden-stand
Om naar de Boot in het midden-stand te
wisselen in het landkaartvenster, druk op
ESC
. De boot is in het midden van de landkaart.
Wanneer de boot door het water beweegt,
scrollt de landkaart automatisch om de boot in
het midden van de kaart te houden. De cursor
(zie onderstaand) is uitgeschakeld.
Cursorstand
De toetsen
en
worden
cursortoetsen genoemd. Houd, om op het
landkaartvenster naar de cursorstand te
wisselen, een cursortoets ingedrukt. De cursor
verschijnt en beweegt zich bij de boot
vandaan.
Druk op de toets die in de richting wijst
waarin de cursor zal bewegen; druk bijv. op
om de cursor naar beneden te bewegen.
Druk midden tussen twee cursortoetsen
om de cursor diagonaal te bewegen.
Houd een cursortoets ingedrukt om de
cursor over het venster te blijven bewegen.
In de cursorstand:
Worden afstand ( DST) en richting ( BRG)
van de cursor vanaf de boot weergegeven
in de linker benedenhoek van het venster.
Scrollt de landkaart niet als de boot
beweegt.
Zal de landkaart scrollen als de cursor de
rand van het venster bereikt.
Bijv.: Houd
ingedrukt om de cursor naar
de rechterkant van het venster te bewegen
en de kaart zal naar links scrollen.
3-2-2 Latitude en longitude
Latitude en longitude kunnen worden
weergegeven in de data-titel. Het venster, in
graden en minuten tot drie getallen achter de
komma, heeft een resolutie van ongeveer 2
m.Normaal gesproken is de positie de positie
van de boot en de latitude en longitude zijn
voorzien van een bootsymbool om dit aan te
geven:
36° 29.637’ N of Z Latitude
175° 09.165’ O of W Longitude
Als de cursor in de laatste 10 seconden
bewogen heeft, dan is de positie de
cursorpositie en de latitude en longitude zijn
voorzien van een cursorsymbool om dit aan
te geven:
36° 29.637’ N of Z Latitude
175° 09.165’ O of W Longitude
Wanneer u de bootpositie bekijkt,
verzeker uzelf er dan van dat deze positie
niet de cursorpositie is.
3-2-3 Landkaartschaal
Druk op
gebied op de kaart in meer detail weer te
geven. Druk op om uit te zoomen en een
groter gebied op de kaart in minder detail
weer te geven.
De landkaartschaal wordt weergegeven in de
linker bovenhoek van de kaart:
om in te zoomen en een kleiner
3-2-4 Landkaartsymbolen en -informatie
De kaart geeft verschillende symbolen weer,
zoals waypoints, havens, jachthavens, boeien
en bakens. Druk indien nodig op
een kaartschaal te kiezen waarop het symbool
wordt weergegeven.
Om opgeslagen informatie over een symbool
te zien:
1 Beweeg de cursor naar het symbool op de
kaart en wacht twee seconden
of gebruik Zoeken om de cursor naar een
symbool voor een haven of een dienst te
bewegen (zie paragraaf 3-2-5).
2 Onderaan het scherm verschijnt een
venster met informatie over het symbool.
of
om
8120 Installatie- en bedieningshandleiding26
3 Om meer details van een symbool te zien
of een lijst met items die bij het symbool
ENTER
horen, druk op
:
i Selecteer een weer te geven item.
Indien er meer items zijn dan in het
venster passen, druk op
of
om op
of neer te scrollen.
Selecteer een camera-icoon om een foto
van het item weer te geven. Indien de
foto niet in het venster past, druk op
,
of
om de foto te scrollen.
Selecteer Getijhoogte Station
om een getijdenkaart voor die positie
weer te geven (zie paragraaf 14).
ii Selecteer andere items of druk op
ESC
om naar de kaart terug te keren.
Om opgeslagen informatie over nabije
MENU
symbolen te zien, druk op
en selecteer
Kaartinfo. Volg dan bovenstaande stap 3.
3-2-5 Een kaartsymbool vinden
Om een kaartsymbool te vinden en weer te
geven:
MENU
1 Druk op
2 Selecteer het symbooltype: Waypoints,
Routes, Haven op naam, Havens &
voorzieningen of Getijdenstations.
en selecteer Zoeken.
3 Voor havens & voorzieningen: selecteer de
te vinden voorziening.
Voor havens op naam, druk op
,
,
of
om een naam of letter van
een havennaam in te voeren en druk
ENTER
vervolgens op.
.
4 Een lijst met items wordt weergegeven.
Indien er meer items zijn dan op het
beeldscherm passen, druk dan op
,
om een pagina omhoog of omlaag te
gaan.
Voor havens op naam: om naar een andere
havennaam te zoeken, druk op
Verander de naam en druk op
5 Selecteer het item en druk op
kaartbeeldscherm verandert om het item
in het midden van het scherm weer te
geven.
Om opgeslagen informatie over het item
ENTER
te zien, druk op
(zie paragraaf 3-2-4).
3-2-6 Perspectief overzicht
Het perspectief overzicht geeft de kaart
weer vanuit een schuine gezichtshoek, i.p.v.
recht erboven. Om het perspectief overzicht
in of uit te schakelen, druk op
Perspectief in op of .
MENU
ESC
ENTER
.
ENTER
. Het
en stel
of
.
3-3 Afstands- en peilingcalculator
De afstands- en peilingcalculator kan een
koers van een of meerdere etappes plotten
en de peiling en lengte van elke etappe laten
zien alsook de totale lengte van de koers. De
afgelegde koers kan worden veranderd in
een route.
Om een afstands- en peilingcalculator te
gebruiken:
1 Selecteer het landkaartvenster. Druk op
MENU
en selecteer Afstand.
2 Beweeg de cursor naar het begin van
de eerste etappe. Het maakt niet uit of
dit punt een waypoint is of niet. Druk op
ENTER
.
3 Beweeg, om een etappe aan een koers toe
te voegen, de cursor naar het eind van de
etappe. Het maakt niet uit of dit punt een
waypoint is of niet. Het beeldscherm geeft
de peiling en lengte van de etappe en ook
de totale lengte van de koers weer. Druk
ENTER
op
.
4 Om de laatste etappe van een koers te
MENU
verwijderen, druk op
en selecteer
Verwijderen.
5 Herhaal de bovenstaande twee stappen
om een complete koers in te voeren.
6 Om de nieuwe koers als route te bewaren,
MENU
druk op
en selecteer Bewaren.
Hierdoor worden ook nieuwe punten op
de koers bewaard als nieuwe waypoints
met standaardnamen. Indien nodig kan
de route worden aangepast (zie paragraaf
7-2-2) en ook waypoints kunnen later
worden aangepast (zie paragraaf 6-2-3).
ESC
7 Druk tot slot op
om terug te keren
naar het kaartbeeldscherm.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding27
3-4 Geprojecteerde koers
Indien Geprojecteerde koers wordt
ingeschakeld, dan zal het instrument
de geprojecteerde positie weergeven,
gebaseerd op de koers over grond (COG),
snelheid en een gespecificeerde tijd. Om
de Geprojecteerde koers-functie in en uit
te schakelen en om de tijd in te stellen, zie
paragraaf 17-2.
A Geprojecteerde positie
B Boots geprojecteerde koers
C Boots positie
3-5 Trajecten en traceren
Traceren houdt met regelmatige tussenpozen
de positie van de boot bij. Deze intervallen
kunnen zijn:
Tijdsintervallen
Of afstandsintervallen.
Het traject waar de boot langs is gevaren kan
worden weergegeven op de landkaart. Het
instrument kan een traject weergeven terwijl
een andere wordt opgeslagen.
Om met trajecten te werken, zie paragraaf
17-6.
Het instrument kan vijf trajecten bewaren:
Traject 1 kan maximaal 2000 punten
bewaren en is bedoeld om de normale
voortgang van de boot bij te houden.
Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal
500 punten bewaren en zijn bedoeld om
onderdelen van een reis bij te houden,
om later precies zo gevaren te kunnen
worden, bijvoorbeeld het binnenvaren
van een riviermonding.
Tip: Leg een referentietraject vast en
gebruik dit traject om dezelfde route later
nog eens te volgen. Leg bijvoorbeeld een
A
B
C
referentietraject vast bij het verlaten van een
haven. Als u dan later naar dezelfde haven
terugkeert en het zicht is slecht, selecteer
dan de landkaart en navigeer handmatig over
het referentietraject terug naar de haven.
Registreer referentietrajecten onder goede
omstandigheden.
Als een traject wordt opgeslagen en het
traject is vol, dan gaat het opslaan door en
de oudste punten op het traject worden
gewist. De maximale lengte van een traject is
afhankelijk van de trajectinterval; een kleine
interval geeft een korter, gedetailleerder
traject en een lange interval
geeft een langer, minder gedetailleerd
traject, zoals weergegeven in deze
voorbeelden:
Tijdintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3, 4 of 5
1 sec 33 minuten 8 minuten
10 sec 5.5 uur 1.4 uur
1 min 33 uur 8 uur
Afstandsintervallen
Interval Traject 1 Traject 2, 3, 4 of 5
0,01 20 5
1 2.000 500
10 20.000 5.000
De trajectlengte word t i n d e h uidige afstand seenheid
weergegeven, bijv. nm.
8120 Installatie- en bedieningshandleiding28
4 Videovenster
Het videovenster geeft een beeld weer
van een videoinstrument, zoals een
camera. Voor het videovenster dient een
videoinstrument geïnstalleerd te zijn. Druk,
om het videovenster te selecteren op
en selecteer Video.
De kleur van het videobeeld aanpassen
MENU
1 Druk op
2 Druk op
.
of
om een functie te
markeren, en druk vervolgens op
om de functie aan te passen.
3 Selecteer, om de kleuren weer op de
fabrieksinstelling in te stellen, Herstel fabr.
instelling
ESC
4 Druk op
.
DISPLAY
of
Het videobeeld veranderen
Druk op
zoomen.
om in te
Druk op
zoomen
om uit te
Druk op
het beeld zijwaarts te
bewegen
Druk op
het beeld op en neer te
bewegen.
Druk op
het hele beeld in het
venster te passen.
ESC
of
of
om
om
om
8120 Installatie- en bedieningshandleiding29
5 Navigatie: Snelwegvenster
CAUTION
!
!
WARNING
A
B
C
D
E
GF
Het snelwegvenster geeft een globaal
overzicht van de boots koers naar de
bestemming.
Om naar het waypointvenster te gaan, druk
DISPLAY
op
, selecteer Meer, en vervolgens
Snelweg.
6 Navigatie: Waypoints
Waypoint - Een positie die ingesteld kan
worden op de instrument-landkaart, bijv.
een visplek of een punt op een route. Het
instrument kan maximaal 3000 waypoints
bevatten. Een waypoint kan gecreëerd,
veranderd of verwijderd worden.
Een waypoint heeft:
Een naam (maximaal acht letters/cijfers).
Een icoon dat aangeeft wat voor soort
waypoint het is. Beschikbare iconen zijn:
Het snelwegvenster geeft weer:
A Optionele datatitel (zie paragraaf 2-7-3)
B Optioneel kompas (zie paragraaf 2-7-4)
C Bestemmings-waypoint
D Boots geplotte koers tot bestemming
E CDI-lijnen, parallel aan de boots geplotte
koers (zie Appendix C, CDI). De CDI-lijnen
zijn als een snelweg over het water
waarover de boot zich zal bewegen.
F CDI-schaal
G De positie van de boot is midden onderin
het beeld.
Het snelwegscherm geeft geen land,
gevaarlijk water of kaartsymbolen weer.
Een positie.
Een kleur voor het waypoint-symbool en
de naam op de landkaart.
Een type:
Normaal: Een normaal waypoint
waar naar toe kan worden genavigeerd,
of die in een route kan worden
opgenomen.
Gevaar: Een gevaar-waypoint dient
te worden vermeden. Indien de boot
binnen de gevaarradius van een
gevaar-waypoint komt, dan kan het
instrument een alarm af laten gaan
(zie paragraaf 17-8).
Een weergaveoptie:
Regelt hoe een waypoint op de kaart
wordt weergegeven (zie paragraaf 17-2):
8120 Installatie- en bedieningshandleiding30
Loading...
+ 70 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.